7
9 EN 10 UUR ‘S OCHTENDS
09:00
CTU-hoofdkwartier, Los Angeles
Jack Bauer parkeerde zijn terreinwagen op het parkeerterrein van de ctu en gaapte. Het gedwongen nietsdoen tijdens de rit vanuit Culver City brak hem op. Zonder nieuwe adrenalinestoten voelde hij hoe moe hij was. Bovendien had hij honger en voelde hij zich vies. Hij had nog steeds het gevechtspak aan dat hij had aangetrokken voor de overval op de Greater Nation. Hierin had hij vanochtend dus al drie vuurgevechten doorstaan.
Het kon hem niet schelen. Hij had gelijk. Hij had aldoor gelijk gehad. Er zat een terreurcel in Amerika. Rafizadeh had geweten dat zijn zoon leefde. Jack had woedend kunnen zijn en over een uurtje of twee zou hij ook woedend zijn, maar op dit moment was hij vooral opgelucht dat zijn naam gezuiverd was. Zijn verbanning was onrechtvaardig geweest. Hij had het bij het rechte eind gehad.
Met een zwiep haalde Jack zijn badge door de scanner, stak zijn hand op naar de wacht en liep de controlepost door. In de grote zaal zocht hij naar Richard Walsh, tot hij zich herinnerde dat zijn vriend en mentor in Washington zat. Tony Almeida knikte zonder iets te zeggen. Jack had een schoorvoetend respect voor Almeida, maar betwijfelde of dat wederzijds was. Dat knikje gaf ongeveer aan hoe hun contact verliep. Een van de analisten zwaaide even.
‘Weer een saaie dag op kantoor,’ zuchtte hij.
Hij had geen kantoor; dat privilege was voorbehouden aan de special agent die de leiding had over de veldagenten en aan het hoofd van de administratie, die verantwoordelijk was voor de analisten en het technische werk. Jack ging regelrecht naar de kleedkamer en borg zijn wapens op in zijn locker. Hij had graag willen douchen, maar daar was geen tijd voor. Vlug kleedde hij zich uit, spetterde wat water over zijn gezicht en borst, en droogde zich af. Vervolgens trok hij een zwarte spijkerbroek aan, zwarte sneakers en een blauw overhemd. Hij gespte zijn schouderholster om, haalde zijn SigSauer uit zijn locker en klikte die op zijn plaats. In de spiegel bekeek hij het resultaat.
‘Van Deltacommando tot ordehandhaver in drie simpele stappen,’ mompelde hij tegen zijn spiegelbeeld.
Met een paar petsen in zijn gezicht probeerde hij de slaap te verdrijven. Straks zou hij met Brett Marks moeten gaan praten en dan moest hij alert zijn.
Toen hij bij zijn werkplek kwam, knipperde er een lampje op zijn scherm: dringend bericht. Hij opende het en zag dat Kelly Sharpton hem onmiddellijk wilde spreken. Jack hees zichzelf weer uit zijn stoel en marcheerde de trap op. Sharpton had hem al gezien en stond te wachten. Hij keek bezorgd.
Jack liep naar binnen en deed de deur achter zich dicht. ‘Hoor ‘ns, als het over vanochtend gaat, sorry, dat meen ik echt. Maar jij weet ook dat je soms initiatieven moet nemen…’
‘Daar gaat het niet om,’ onderbrak Kelly hem. ‘Ben je al met Marks bezig geweest?’
‘Nee, dat wilde ik net…’
‘Goed. Ik heb wat informatie voor je.’ Jack was aangenaam verrast. Hij had erop gerekend dat hij de wind van voren zou krijgen, of op zijn minst een waarschuwing. Het laatste wat hij verwachtte, was medewerking. Sharpton had hem wel vaker verbaasd. Hij was net zo dol op regeltjes als Ryan Chappelle, maar deed qua competentie niet onder voor mannen als, nou ja, als Jack zelf.
‘Justitie wist van die tip van de Greater Nation, over terroristen,’ begon Kelly. ‘De minister zelf was ervan op de hoogte. Maar de tip is gewist uit alle andere systemen, als hij überhaupt al ergens geregistreerd is. De minister was op de hoogte, maar heeft er niets mee gedaan.’
Jack wachtte op de rest. ‘Dat zegt niets. Die lui van de Greater Nation zijn een stel paranoïde schizofrenen. Wat zij beweren, zou ik ook met een korreltje zout nemen.’
‘En wat vind je hier dan van? Justitie had een mannetje binnen de Greater Nation, ongeveer tegelijk met jou. Frank Newhouse heet hij.’
Jack bleef stokstijf staan, de gewone reactie van een geheim agent die gevaar bespeurt. Allerlei vragen schoten door zijn hoofd en hij pikte de meest relevante eruit. ‘Waarom zou Justitie daar een eigen man op afsturen? Hebben ze eigenlijk wel eigen mensen?’
Kelly begon te lachen. ‘Nou, ze hebben de fbi, de dea voor drugszaken, de atf voor alcohol, tabak en vuurwapens, en de Special Operations Group van de US Marshalls, maar dat is het wel zo’n beetje.’
‘Ja, oké, maar waarom zouden ze daar iemand neerzetten zonder iets tegen ons te zeggen? Ik dacht dat het tegenwoordig de bedoeling was dat we allemaal informatie zouden uitwisselen.’
‘Dat heb ik ook in de krant gelezen,’ antwoordde Kelly. ‘Maar ze laten ons gewoon stikken. Ik kan zelfs nergens een dossier vinden over Frank Newhouse. Ben jij hem ooit tegengekomen toen je undercover was?’
‘Een paar keer,’ zei Jack droog. ‘Vraag Lzolski maar eens wat zij van hem vindt.’ Vlug vertelde Jack over zijn twee aanvaringen met Frank Newhouse. De man was beslist goed opgeleid. Maar ook had hij beide keren andere levens in gevaar gebracht. ‘Als hij undercover is, doet hij dat heel overtuigend. Weet je zeker dat hij van de fbi is?’
Kelly knikte.
‘Bedankt,’ besloot Jack. ‘Hier kan ik wat mee.’
Nadat Jack was vertrokken pakte Kelly de telefoon en toetste een nummer in. Een uur geleden had hij gezworen dat hij dat nummer nooit meer zou bellen. Natuurlijk had hij diezelfde belofte de afgelopen paar jaar al vijf of tien keer eerder gedaan zonder zich eraan te houden.
‘Drexler.’
‘Hé, Deb. Laat dat zakelijke toontje maar zitten.’
‘Kelly!’ Haar stem klonk veel lichter dan twee uur geleden. ‘De vorige keer klonk je nogal boos.’
‘Nou ja, dat was ik ook. Ben ik nog steeds. Volgens mij zit ik nu tot mijn nek klem in dit gedoe. Maar als ik ergens aan begin, dan maak ik het ook af. Daarom moet jij nu iets voor mij doen.’ Ze begon te lachen. Op de televisie lachte ze zelden, wat jammer was, want ze had een levendige lach die klaterde als een fontein. ‘Zo ken ik je weer. Waar gaat het om?’
‘Ik heb informatie nodig over iemand die undercover voor Justitie werkt. Hij heet Frank Newhouse. Ik vermoed dat hij voor de fbi werkt, maar met al die overlappingen van tegenwoordig kan hij net zo goed ergens anders bij horen.’
Haar lach stierf weg. ‘Dat meen je niet. Je zit bij de ctu! Jij kan overal achter komen.’
‘Pas wanneer de nieuwe privacywet erdoor is,’ snoof hij. ‘Even serieus, ik weet niets over die vent. Ik vermoed dat er ergens wel een geheim dossier van hem bestaat. Jij zit in de permanente veiligheidscommissie van de Senaat. Volgens mij ken jij de nodige mensen.’
‘Kelly,’ begon ze. ‘Dat is onwettig. Dat zou je als verraad kunnen opvatten.’
Onmiddellijk betreurde ze die woorden. ‘Dat moet jij nodig zeggen!’ snauwde hij. Hij besefte dat hij het leuk vond om tegen haar tekeer te gaan. ‘Wat denk je dat ik verdomme net voor jou heb gedaan!’
‘Het spijt me. Het spijt me. Je hebt gelijk,’ zei ze deemoedig. ‘Alleen was dat voor een gerechtvaardigde zaak…’
‘Klets niet. Dat was om jouw hachje te redden,’ antwoordde hij. ‘Zo zijn we nooit met elkaar omgegaan, Deb. Om je gerust te stellen: dit doel is net zo nobel. Islamitische terroristen, binnenlands terrorisme en geheime agenten. Doet het prachtig met de vlag op de achtergrond, als je daar gevoelig voor bent. Wat mij betreft, ik wil gewoon voorkomen dat er iemand doodgaat, of althans ervoor zorgen dat de juiste mensen doodgaan. Ik moet alleen weten wie die vent is en liefst vandaag nog.’ Hiermee hing hij op.
Wat een klotedag, dacht hij. Erger moet het niet worden.
Zijn deur ging open en Ryan Chappelle beende naar binnen, twee potige beveiligingsagenten in zijn kielzog. ‘Special agent Sharpton, u bent gearresteerd.’
09:38
CTU-hoofdkwartier, Los Angeles, verhoorkamer 2
Naam: |
Marks, Brett J. |
Geboortedatum: |
11 november 1951 |
Geboorteplaats: |
Lansing, Michigan |
Geslacht: |
M |
Opleiding: |
Basisschool Champlain |
Militaire academie West Point, 1973 |
|
Economie, Wharton Business School, 1990 |
|
Militaire dienst: |
Landmacht, US Army |
Commando’s |
|
usasoc, 75e commandoregiment |
|
Detachering: |
Grenada, Panama, Haïti, Somalië, Irak |
Het dossier van Marks ging nog even door. Militaire onderscheidingen (twee Purple Hearts en een Bronze Star), psychologische rapporten waarin hij beschreven werd als geboren leider, ‘Bla bla bla,’ mompelde Jack.
‘Zal ik je eens wat zeggen,’ merkte Brett Marks op vanaf de andere kant van de metalen tafel, ‘ik zit hier, je kunt het me ook gewoon vragen.’
Jack keek op. De ruwe aanpak waar Jack opdracht voor had gegeven was Marks niet aan te zien. Zijn haar zat keurig en zijn ogen stonden nog net zo helder als om drie uur vannacht. Hij zat rechtop op zijn stoel. De handboeien om zijn polsen waren aan het onderstel van de tafel geketend.
‘Weet ik, maar dit is zo mooi geschreven,’ antwoordde Jack. Hij was blij, ook al liet hij dat niet merken. Hij had gehoopt dat Marks uit zichzelf zou gaan praten. Tot zijn verrassing deed hij dat ook. ‘Vind jij het niet zorgwekkend,’ vroeg Marks, terwijl hij met zijn ene geboeide hand op zijn dossier wees, ‘dat je regering haar onderdanen bespioneert?’
Jack legde het dossier neer en leunde achterover. Hij haalde zijn schouders op. ‘We bespioneren alleen degenen die grote wapens verzamelen en proberen om natriumcyanide te kapen. Als mensen de moeite nemen om zo’n enorme hoeveelheid gif te stelen, komen ze misschien in de verleiding om daar naderhand iets mee te gaan doen. Misschien gek, maar daar zijn we wat huiverig voor.’ Marks knikte. Hij zag er schuldbewust en tegelijkertijd vastberaden uit. Zijn schouders gingen gebukt onder de last van de verantwoordelijkheid. ‘Misschien zijn een paar van mijn mensen wel erg fanatiek geweest. Dat is zo. Maar, Jack, de regering die jij dient, houdt zich niet aan de wet. Een heleboel van wat ze de laatste tijd doen, mag helemaal niet. Waar we nu zitten, de Counter Terrorist Unit, hoort die bij de federale overheid? Is dit van de fbi, de cia?’
Jack gaf geen antwoord. ‘Volgens de grondwet mag de federale overheid er namelijk geen geheime organisaties op nahouden om haar eigen onderdanen te bespioneren. Daarvoor hebben we gevochten, in de onafhankelijkheidsoorlog van 1776. De mensen van tegenwoordig staan daar niet bij stil.’
‘O, dus nu ben je George Washington?’
‘De president van de Verenigde Staten wordt zwaar overschat,’ antwoordde Marks. ‘Kijk maar naar de vent die nu in het Witte Huis zit. Iedereen heeft het over de nieuwe privacywet en hoe hij zal stemmen. Misschien een veto, misschien ook niet. Terwijl de meerderheid van de bevolking ertegen is! De media doen alsof de regering het voor het zeggen heeft. Maar dat is niet zo. De beslissing ligt bij ons. Wij hebben per slot van rekening de macht om een veto uit te spreken over alles wat de federale regering zegt of doet. Daarom hebben de grondleggers van onze republiek gekozen voor dit systeem. Ze wilden geen herhaling van de overheid die hun door de Britten werd opgelegd.’
Marks zweeg even. ‘Neem jou nu bijvoorbeeld.’ Marks leunde voorover en liet zijn kin op zijn handen rusten. ‘Wat voor verhaal heb je ook al weer opgehangen om de Greater Nation binnen te komen? Je bent toch militair? Of althans ex-militair.’
Weer antwoordde Jack niet. Ondervragers beantwoorden geen vragen, tenzij dat nuttig is om hun doel te bereiken. Marks leek echter geen behoefte te hebben aan een antwoord. ‘Ja, dat wist ik wel. Waarschijnlijk ex-militair. Zo van een of andere commando-eenheid overgestapt naar de overheid, toch? Ze halen je uit je uniform om de possenwet te omzeilen, maar sturen je net zo goed achter Amerikaanse burgers aan. Zo kunnen ze geen last krijgen met de wet, denken ze. Maar dat is niet zo. Heb jij het Amerikaanse wetboek wel eens gelezen? Ik wel. Ik weet wat er in paragraaf 242 staat. Dat hoor jij ook te weten.’
Dit was het verschil tussen Marks en al die andere gekken. Hij was geen bierzuipende boerenpummel in een afgezakte spijkerbroek en evenmin een langharige pseudo-messias met meerdere vrouwen. Met zijn Boss-pakken en zijn parate kennis van de grondwet deed Marks denken aan een evangelist die preekte over bevrijding van de tirannie der overheid. Met de possenwet bedoelde hij de wet die Amerikaanse militairen verbiedt om zich te mengen in politiehandelingen op Amerikaans grondgebied. Deze wet was een voortvloeisel uit de afschuw voor de Britse soldaten die door de straten van het koloniale Amerika marcheerden.
Marks eiste en kreeg oogcontact met de man die hem had ingerekend. ‘Het was tegen de wet dat ze jou als spion op ons af stuurden.’
Jack lachte, niet onder de indruk. ‘O ja? Dan ben ik benieuwd wat je hiervan vindt.’ Hij leunde voorover en bracht zijn gezicht vlak bij dat van Marks. Marks deed hem denken aan zijn vriend Walsh, maar zonder de snor. Met zachte stem zei Jack: ‘Die Frank Newhouse van jullie is een undercoveragent voor het ministerie van Justitie.’
Het gezicht van Marks maakte een reeks pirouetten een prima ballerina waardig. Zijn wenkbrauwen gingen omhoog en zakten toen verward omlaag. Hij glimlachte ongelovig en fronste vervolgens toen hij de mogelijkheid overdacht. Uiteindelijk nam zijn gezicht een neutrale uitdrukking aan. ‘Dat bestaat niet.’
Jack voelde een immense voldoening omdat hij het pantser van Marks had doorbroken. ‘Een regering als die van ons is overal toe in staat,’ pareerde hij.
Marks bestudeerde Jack. Zijn blik gleed over het landschap van zijn gezicht, de houding van zijn handen en schouders, het ritme van zijn ademhaling. De militieleider leek zich geheel onbewust van het feit dat hij de ander zat aan te staren en reageerde niet toen Jack fel terugkeek. Vanaf de tafel kroop zijn blik weer omhoog, tot zijn ogen die van Jack ontmoetten. De stilte had bijna een volle minuut geduurd.
‘Je liegt niet,’ constateerde Marks. ‘Jij gelooft dat het waar is.’
‘Ik wéét dat het waar is,’ zei Jack.
Brett zette grote ogen op. Dat is de eerste keer dat ik hem echt verbaasd zie, dacht Jack. Dit is de eerste bres in zijn barricade. Vanaf dit moment zou alles op rolletjes lopen. Het ondervragen van gevangenen was net als het afbikken van een muur. Als het metselwerk intact is, vormt de specie een hechte, stevige massa. Zodra er een stukje af is, valt het hele brok uit elkaar.
En jawel, Marks sloeg zijn ogen neer. Toen hij opkeek, had hij iets te zeggen. Iets dat Jack niet had verwacht. ‘Dan heeft hij zeker alles al aan jullie gerapporteerd? Alles wat we weten over die terroristen. Gaan jullie ze tegenhouden?’
Jack rolde met zijn ogen. ‘Jezus christus, de enige terroristen hier zijn jullie! Snap je het nou echt niet? Ramin had alleen maar een gerucht gehoord. Zo’n flutverhaal als we elke dag van internet plukken. Er ís geen terreurcel.’ Hij schudde zijn hoofd. ‘Jullie met je idiote militie, laat het speurwerk liever over aan de echte speurders.’
Marks krabde aan zijn neus en leunde achterover. ‘Je zal wel gelijk hebben. Dan weet je zeker ook alles over het onderduikadres.’
‘O ja, jullie onderduikadres hebben we gevonden.’
‘Niet dat van ons. Van de terroristen.’
Opeens was Jack op zijn hoede. ‘Wat bedoel je?’
‘Onderduikadres. Dat heeft Frank Newhouse toch wel verteld, als hij bij jullie hoort?’
Jack bewoog zo snel naar voren dat zijn stoel naar achteren schoof. ‘Doe eens alsof ik niets weet over dat onderduikadres. Vertel op.’
Marks probeerde aan zijn kin te krabben, maar de handboeien hielden hem tegen. Hij lachte erom. ‘Weet je, volgens mij heb je gelijk over die slapende terreurcel. Het is waarschijnlijk gewoon een valstrik. Natuurlijk.’ Marks kreeg een peinzende blik in zijn ogen en Jack kon de radertjes in zijn brein haast zien draaien. ‘Eigenlijk is het heel simpel. De overheid schept een behoefte, de bevolking voelt de behoefte, de overheid drukt stiekem haar wil door. Ligt voor de hand. Ach, laat ook maar zitten.’
‘Als je wat zinnigs te melden hebt, ga dan gerust je gang,’ grauwde Jack.
De militieleider richtte zijn blik weer op Jack. ‘Waarschijnlijk is er niets om je zorgen over te maken, Jack. Waarschijnlijk wilde de redering ons er gewoon inluizen. Volgens jou was het verhaal van die Iraanse knul nep, dus de aanwijzingen die we hebben gekregen over een terroristische aanslag van de week zijn waarschijnlijk ook nep. Gevaar verstopt in een geschenk. De regering verzint een nep-terreurcel om angst te creëren. Dan komen ze met het geschenk van een nieuwe wet die iedereen moet redden. Maar verborgen in dat geschenk zit juist hetgeen dat iedereen vreest: het verlies van hun vrijheid.’
Jack stond op en schudde zijn hoofd. ‘Waarom zien jullie toch altijd overal een samenzwering in?’
Bretts antwoord was simpel. ‘Omdat de overheid samenzweert tegen ons.’
‘Vertel nu maar over dat onderduikadres. Vertel me over die aanslag die de terroristen van plan zijn.’
‘Vraag het maar aan Newhouse.’
‘Ik vraag het aan jou!’
De leider van de Greater Nation haalde zijn schouders op. ‘Het maakt me eigenlijk niet uit. Daar hebben we een deel van onze informatie vandaan. De naam van Ramin bijvoorbeeld. We kregen het idee dat ze binnenkort in het groot gaan toeslaan. Het gaat om een flat in de buurt van Exposition. Ga zelf maar kij…’
Jack was de deur al uit.