2
Communistisch China en de Koude Oorlog in Azië, 1945-53
Op 25 juni 1950 om vier uur ‘s ochtends begonnen Noord-Koreaanse troepen een verwoestende aanval op Zuid-Korea. Binnen een paar uur waren ze de 38e breedtegraad overgestoken. Dit was het begin van de Koreaanse Oorlog, die meer dan drie jaar zou duren, tot er op 27 juli 1953 uiteindelijk een wapenstilstand gesloten werd. Het is het enige conflict na 1945 geweest waarin de legers van twee grootmachten – de Verenigde Staten en China – op het slagveld tegenover elkaar stonden. De Koreaanse Oorlog veranderde de verhoudingen in Azië tussen de Verenigde Staten, de SovjetUnie en China, verhoudingen die de volgende twintig jaar door een verstard Koude-Oorlogdenken bepaald zouden worden.
Het Koreaanse schiereiland zelf nam een strategische positie in als brug tussen China en Japan, maar in 1950 was het een obscuur, politiek verdeeld en economisch achterlijk land, waaruit de Verenigde Staten en de SovjetUnie in het voorafgaande jaar hun bezettingstroepen hadden teruggetrokken. Om te begrijpen waarom de Koreaanse Oorlog zo’n grote rol speelde in de verhoudingen tussen oost en west, is het noodzakelijk om twee gebeurtenissen nader te bekijken: de overwinning van het communisme in China in 1949, en de pogingen van de Verenigde Staten om de containment-politiek ook in Azië toe te passen.
Mao Zedong en de overwinning van het communisme in China, 1949
In 1911 zetten de Chinese nationalisten, geleid door Sun Jat Sen, de Mandsjoe-dynastie af, en stichtten een republiek. Vervolgens werd China chronisch geteisterd door burgeroorlogen, omdat er niet één regering in staat bleek zijn autoriteit in meer dan een deel van het land te doen gelden. Na de dood van Sun Jat Sen in 1925, kwam er een dominante factie naar voren, de Kwomintang (KMT), ook wel de Nationalistische Partij genoemd, onder leiding van Tsjang Kaisjek.
Toen Japan in 1937 China aanviel, waarmee de oorlog in het Verre Oosten begon, werden Tsjang en de KMT zeer belangrijke bondgenoten van de Verenigde Staten in de strijd tegen Japan. Na 1945 was China voor president Roosevelt een aangewezen kandidaat om één van de ‘vier politieagenten’ te worden (samen met de Verenigde Staten, de SovjetUnie en Groot-Brittannië), die de wereldvrede moesten bewaren. Wat Roosevelt zich nimmer realiseerde, was dat de Verenigde Staten een bondgenootschap waren aangegaan met een corrupt, vervallen regime. Ondanks een enorme toevloed van Amerikaans geld en Amerikaanse wapens was het KMT-regime bezig de steun van de Chinese bevolking te verliezen. Er bestond in de Verenigde Staten een sterke lobby die Tsjang, en zijn in Amerika opgeleide echtgenote, madame Tsjang, als de grote leiders van het ‘vrije China’ zag.
De invloedrijke persmagnaat Henry Luce, uitgever van de tijdschriften Time en Life, plaatste in 1945 Tsjang vaker op de omslag van zijn bladen dan welk andere wereldleider ook. Een journalist die voor Time-Life werkte, T.H. White, werd door Luce ontslagen toen hij weigerde de donkere kanten van Tsjangs regering onder het vloerkleed te vegen. Hij kwam terug uit China om een boek te schrijven, Thunder over China, dat in 1946 op slag een bestseller werd. White was ooggetuige geweest van de hongersnood in Honan in 1943, en dat had hem ervan overtuigd dat Tsjangs dagen als leider van China waren geteld. Tsjang Kaisjeks regering was er niet in geslaagd tegenstand te bieden aan de Japanse aanval, noch had ze de enorme binnenlandse problemen, corruptie en armoede, weten aan te pakken. White schreef later: ‘Als ik een boer uit Honan was geweest had ik precies hetzelfde gedaan wat zij een jaar later deden, namelijk, overlopen naar de Japanners, die ze hielpen hun eigen Chinese troepen te verslaan. En ik zou, net als zij, in 1948 naar de zegevierende communisten zijn overgelopen.’[12]
De Chinese Communistische Partij (CCP) was in 1921 opgericht door Mao Zedong en een kleine groep volgelingen. Nadat Tsjang in 1927 in Shanghai duizenden communisten had laten afslachten, begonnen Mao en zijn volgelingen aan hun legendarische ‘Lange Mars’. De overlevenden hiervan kwamen in de noordwestelijke provincie Shensi terecht.[13] Van daaruit begonnen de communisten een guerrillaoorlog tegen de Japanners, waarbij ze een groot leger van boeren wisten op te bouwen. Toen de Japanners zich in 1945 overgaven, beschikten de communisten over bijna een miljoen man, bezetten ze een kwart van China, en bestuurden ze bijna 100 miljoen mensen. Hoe is dit keren van de kansen van communisten en nationalisten tussen 1937 en 1945 te verklaren? Een van de redenen was het verschil in de manier waarop beide partijen reageerden op de Japanse invasie. Vanaf 1937 bezette Japan het oostelijke deel van China, dat zich uitstrekte van Peking tot Kanton en een derde van heel China besloeg. De strategie van de KMT was een terugtocht naar het afgelegen westelijke hoofdkwartier in Tsunking aan de Jangtse, waarbij gebied werd ingeruild voor tijd. Tsjang maakte zich grotere zorgen over de binnenlandse dan over de buitenlandse vijand: ‘De Japanners zijn een huidziekte, de communisten een ziekte aan het hart’, zei hij ooit.[14] Tsjang slaagde er niet in de boeren in hun dorpen voor zich te winnen, omdat hij weigerde landhervormingen door te voeren. Hij was bang de steun van de landeigenaren te verliezen. Bovendien weigerde hij tegen de Japanners te vechten. Dit betekende dat de communisten, en niet de nationalisten, naar voren kwamen als de meest enthousiaste patriotten. Paradoxaal genoeg waren het nationalistische gevoelens en niet de communistische ideologie die de communisten populair maakten.
De communistische revolutie op het platteland werd door de Amerikaanse politieke leiders niet of nauwelijks opgemerkt. Voor de Amerikaanse publieke opinie betekende China automatisch Tsjang en de KMT. De Chinese Communistische Partij werd genegeerd of gezien als onderdeel van een wereldwijde communistische samenzwering onder leiding van de SovjetUnie. Deze diepgaande misinterpretatie van de gebeurtenissen in China zou catastrofale gevolgen hebben voor zowel de Chinees-Amerikaanse als de Sovjet-Amerikaanse verhoudingen.
De capitulatie van Japan op 14 augustus 1945 betekende het einde van de Tweede Wereldoorlog en gaf de aanzet tot een bloedige burgeroorlog in China. De KMT-troepen, die enorme steun van de Verenigde Staten ontvingen, bezetten de meeste steden in het noorden. De communistische guerrilla wist het platteland onder controle te krijgen. President Truman deed een poging de burgeroorlog te voorkomen. In december 1945 stuurde hij generaal Marshall naar China om te proberen de KMT en de CCP te bewegen tot een wapenstilstand. Marshalls pogingen om te bemiddelen tussen de twee partijen mislukte een jaar later definitief, deels omdat de Verenigde Staten de KMT materieel bleven steunen.
De Amerikaanse politiek ten opzichte van China werd in de daaropvolgende fase gekenmerkt door wat Dean Acheson omschreven heef als ‘wachten tot de stofwolken zijn opgetrokken’. Het voordeel dat de KMT aanvankelijk had ten opzichte van hun communistische tegenstanders, zowel in aantal manschappen als in uitrusting, werd als snel verspeeld. Het moreel van de KMT-troepen was laag en de officieren vervreemdden de bevolking van zich door staatseigendommen ten eigen bate aan te wenden. Tegen 1948 hadden de communistische legers in Mandsjoerije en Noord-China het militaire initiatiefin handen gekregen. Marshall, inmiddels minister van Buitenlandse Zaken, weigerde op het verzoek om meer militaire steun van de Nationalistische Regering in te gaan, en verklaarde Tsjang slechts te blijven ondersteunen ‘zolang hij ondersteunbaar was’[15] In 1949 was dat niet langer het geval. De KMT trok zich terug op het eiland Taiwan (Formosa), en Mao Zedong kondigde op 1 oktober 1949 formeel de nieuwe communistische regering af.
Het zogenaamde ‘verlies’ van China zond schokgolven door de Verenigde Staten. Zelfs voor Mao’s overwinning had de regering-Truman al scherpe kritiek gekregen omdat ze zich te ‘zacht’ zou opstellen tegenover het communisme. Trumans regering was het slachtoffer van haar eigen succes van de containment-politiek in Europa. Tussen 1947 en 1949 hadden de Truman-doctrine, het Marshall-plan en de Navo de opmars van het communisme in West-Europa tot staan gebracht. De vele aanhangers van Tsjang Kaisjek binnen en buiten het Congres vroegen zich af waarom het communisme in China niet net zo krachtig bestreden werd. De regering-Truman kon deze vraag nooit overtuigend beantwoorden, en bleef dus kwetsbaar voor voortdurende kritiek van haar tegenstanders.
Het debat over het ‘verlies van China’ kreeg niet de kans om te verstommen, hoewel het vaak weinig met de gebeurtenissen in China zelf te maken had. In de verkiezingen van november 1948 behaalde Truman een verrassende overwinning op zijn Republikeinse tegenstander, Thomas Dewey. De Republikeinen, verbitterd omdat ze sinds 1933 niet meer aan de macht waren geweest, staakten hun steun aan Trumans buitenlandse politiek. In augustus liet de SovjetUnie zijn eerste atoombom ontploffen, waarmee het Amerikaanse atoommonopolie doorbroken was. De strategische situatie was hiermee ingrijpend veranderd.
In februari 1950 sloot het nieuwe communistische regime in China een verdrag met de SovjetUnie. In dezelfde maand verklaarde een senator uit Wisconsin, Joseph McCarthy, in een toespraak in West-Virginia: ‘Ik heb 57 gevallen in handen van individuen (in het State Department) die lid schijnen te zijn van de communistische partij, of er in ieder geval loyaal aan zijn, en die desondanks onze buitenlandse politiek mede bepalen.’[16] De Republikeinen beschikten nu over een kwestie die hen na twintig jaar weer aan de macht kon brengen—‘twintig jaar van verraad’ zoals McCarthy het noemde. De binnenlandse consequenties van McCarthy’s heksenjacht kunnen hier buiten beschouwing blijven. Voor het buitenlandse beleid had het McCarthyisme twee gevolgen, een specifiek en een algemeen. Ten eerste, doordat McCarthy de schuld van het ‘verlies’ van China in de schoenen van de Afdeling Verre Oosten van het State Department schoof, werd een hele generatie China-experts verdreven uit het State Department, dat daardoor beroofd werd van kennis over een gebied dat van vitaal belang was voor de buitenlandse politiek. Ten tweede drong het McCarthyisme de regering-Truman in het defensief, en werd het voor de president buitengewoon moeilijk een ‘beperkte oorlog’ in Korea te voeren terwijl grote delen van de bevolking om een totale overwinning riepen.
De Koreaanse Oorlog: het ‘Pearl Harbor’ van de Koude Oorlog
Na de nederlaag van Japan in 1945 werd Korea langs de 38e breedtegraad verdeeld, waarbij de SovjetUnie het noorden controleerde en de Verenigde Staten het zuiden. In 1948 was Noord-Korea een communistische staat geworden onder leiding van een stevig in het zadel zittende Kim II Sung. De SovjetUnie trok zijn troepen terug. Zuid-Korea, onder leiding van Syngman Rhee, was bang voor de superieure strijdkrachten van het noorden. Niettemin trokken de Amerikaanse troepen zich in juni 1949 terug, en verklaarde Dean Acheson in juni 1950 dat Zuid-Korea buiten de Amerikaanse ‘verdedigingslinie’ in de Pacific lag.
De wereld werd verrast toen Noord-Koreaanse troepen in juni 1950 de 38e breedtegraad overstaken. Historici zijn het nog steeds niet eens over het antwoord op de vraag wat de Noord-Koreaanse troepen nu precies tot hun aanval op het zuiden aanzette.[17] China kan geen motief gehad hebben voor het veroorzaken van de oorlog in Korea. De CCP hield zich bezig met binnenlandse economische problemen, en Mao wilde in ieder geval de positie van Kim II Sung niet versterken, want Kim was een bondgenoot van de SovjetUnie, niet van China.
Welke rol speelde de SovjetUnie in de Noord-Koreaanse aanval? Destijds waren de meeste Westerse deskundigen van mening dat Kim II Sung niet meer dan een marionet van de SovjetUnie was, en dat Stalin het brein was achter de aanval op Zuid-Korea. Recent bewijs wijst in de richting van een cruciale rol van Kim II Sung bij het veroorzaken van de oorlog. De Amerikaanse historicus Bruce Cumings beweert dat Kim II Sung in juni niet Stalins orders opvolgde, maar handelde uit een diepe nationalistische overtuiging dat het land herenigd moest worden, en dat er in het zuiden een revolutie moest worden ontketend.[18]
Het blijft nog steeds een raadsel, gezien de desastreuze gevolgen van de Koreaanse Oorlog voor de Sovjet-Amerikaanse betrekkingen, waarom Stalin toestemming gaf voor de aanval. Normaal gesproken was hij erg voorzichtig in zijn buitenlandse politiek. Hoewel hij liever gezien zou hebben dat heel Korea door een communistisch regime zou worden bestuurd, kan de hereniging van het hele schiereiland door het noorden voor hem geen prioriteit hebben gehad. Dit wordt bevestigd door zijn beslissing, een week na het begin van de oorlog, om alle Sovjetpiloten en -adviseurs uit Noord-Korea terug te trekken om betrokkenheid van de SovjetUnie te voorkomen.
De Amerikanen reageerden onmiddellijk en beslist op de Noord-Koreaanse aanval. De zaak werd voorgelegd aan de VN-veiligheidsraad, die de aanval met negen stemmen voor en nul tegen veroordeelde. Dit was een vreemde, unieke beslissing, die mogelijk was omdat de SovjetUnie de Veiligheidsraad sinds januari 1950 boycotte. De boycot was ingesteld omdat de VN weigerden de Volksrepubliek China een zetel te geven. De afwezigheid van de SovjetUnie bood de Verenigde Staten een riante kans de grote morele autoriteit van de VN in te schakelen om zijn eigen actie te steunen.
De Verenigde Staten hadden het voordeel dat ze reageerden op overduidelijke agressie, die voor de hele wereld zichtbaar was. Het ging hier niet om een geleidelijke, verwarde, stalinistische overname in Oost-Europa, waar het onmogelijk was te bepalen wat er precies gebeurd was. Over wie de agressor en wie het slachtoffer waren kon geen verwarring bestaan – het was een herhaling van Pearl Harbor.
De Koreaanse Oorlog en %i/n gevolgen in Azië en Europa
President Truman benoemde generaal Douglas McArthur, held uit de Tweede Wereldoorlog, tot bevelhebber van de VN-troepen in Korea. Tijdens de eerste maanden van de oorlog verdreef McArthur de Noord-Koreanen uit het zuiden door middel van een serie briljante tegenoffensieven. In oktober kreeg McArthur de vrije hand de oorlog ten noorden van de 38e breedtegraad voort te zetten. Dit bracht China ertoe zijn eigen troepen de rivier de Yalu over te sturen, Korea in. Eind november hadden bijna 300.000 Chinezen de VN-troepen teruggedreven, de lange terugtocht van de VN werd pas even ten zuiden van de 38e breedtegraad tot staan gebracht.
De regering-Truman stond voor een dilemma. Generaal McArthur riep op tot het gebruik van atoombommen om de toevloed van Chinese troepen naar Korea te doen stoppen. Geruchten over een eventueel gebruik van atoombommen door de Verenigde Staten in Korea leidden ertoe dat de Britse premier, Clement Attlee, zich naar Washington haastte, om zijn verzet tegen dergelijke plannen duidelijk te maken. Bovendien werd in Washington algemeen aangenomen (naar later bleek ten onrechte) dat de Chinezen op aandrang van de SovjetUnie gehandeld hadden, en bestond er een algemene angst dat een rechtstreekse aanval op China automatisch de SovjetUnie bij de oorlog zou betrekken, dit op grond van het Chinees-Sovjet verdrag van februari 1950.
Op het moment dat de regering-Truman gekozen had voor een beperkte oorlog, was de positie van McArthur onhoudbaar geworden. McArthur streefde namelijk naar een totale overwinning, en in april 1951 werd hij door Truman ontslagen. De man die de ‘Amerikaanse Caesar’ werd genoemd keerde terug naar de Verenigde Staten, waar hij als een held ontvangen werd. De bondgenoten van de Verenigde Staten slaakten een zucht van verlichting. Het ontslag was belangrijk in het verloop van de Koude Oorlog, omdat dit het einde betekende van het verzet tegen het idee van een beperkte oorlog en de doctrine van containment.[19]
Het wordt vaak vergeten dat de aanvankelijke beslissing om de 38e breedtegraad over te steken niet door militairen, maar door burgers, namelijk Truman en Acheson, genomen werd. 80% van alle Amerikaanse verliezen werden geleden nadat de VN-troepen die breedtegraad waren overgestoken. Het is gemakkelijk de militairen, en vooral McArthur, de schuld te geven van de moeilijkheden die de Verenigde Staten in Korea ondervonden, maar alle belangrijke beslissingen werden door de president en de minister van Buitenlandse Zaken genomen. Ondanks een vijandige publieke opinie bleef Truman bij zijn mening dat Korea niet de plaats was om een totale oorlog met het communisme uit te vechten. McArthurs roep om kernwapens was militair gezien misschien plausibel, maar het gebruik ervan zou het aanzien en de geloofwaardigheid van de Verenigde Staten in de wereld, misschien wel onherstelbaar, beschadigd hebben.
De Koreaanse oorlog sleepte zich nog twee jaar voort, waarbij geen van beide partijen een beslissend voordeel wist te behalen. Vlak nadat hij zijn ambt had opgenomen, in januari 1953, waarschuwde president Eisenhower China indirect, via de Indiase ambassadeur, dat de Verenigde Staten het gebruik van een atoombom zouden overwegen als er geen voortgang geboekt werd op de vredesbesprekingen in Panmunjom. Het is onmogelijk na te gaan wat het gevolg van deze boodschap was. In maart 1953 overleed Stalin, en in juli 1953 werd er een wapenstilstandsovereenkomst getekend, waarbij de demarcatielijn tussen noord en zuid even ten noorden van de 38e breedtegraad werd vastgesteld.
De Koreaanse oorlog is omschreven als ‘het gemeenste oorlogje van de eeuw.’[20] ‘Oorlogje’ is een relatief begrip. Het aantal doden en vermisten aan Amerikaanse kant bedroeg 33.000, het aantal gewonden 105.000. Zuid-Korea verloor 415.000 mensen, 429.000 raakten gewond. Geschat wordt dat er meer dan 1.5 miljoen Chinezen en Noord-Koreanen omkwamen. Op het schiereiland zelf bezegelde de oorlog de verdeling tussen noord en zuid, en liet hij een erfenis van grote verbittering en spanning tussen de twee landen na.
Buiten Korea waren de gevolgen van de oorlog groot. Voor de oorlog was de NAVO niet meer dan een beginselverklaring, erna was het een volledig militair bondgenootschap. Voor de oorlog had Truman geweigerd het beroemde beleidsdocument NSC-68 uit te voeren. Hierin werd opgeroepen tot een verdrievoudiging van de defensie-uitgaven van de Verenigde Staten om de Sovjetdreiging waar ook ter wereld het hoofd te kunnen bieden. Na het uitbreken van de oorlog was dat precies wat Truman deed: in 1951 verhoogde hij het defensiebudget tot 50 miljard dollar, vergeleken met 13.5 miljard zes maanden eerder. In 1952 werden er plannen opgesteld om het aantal NAVO-divisies op te voeren van veertien naar vijftig, en werden er overeenkomsten gesloten over het stationeren van Amerikaanse leger-, marine- en luchtmacht-eenheden op bases in Europa. Als gevolg van de Koreaanse Oorlog richtten de Verenigde Staten hun militaire kracht op het hart van Europa.
De gevolgen van de oorlog in het Verre Oosten waren niet minder dramatisch. De oorlog leidde tot een uitbreiding van de Koude Oorlog over het hele bassin van de Stille Oceaan. Naast Zuid-Korea, waar Amerikaanse troepen gelegerd bleven, sloten de Verenigde Staten een verdrag met de Filippijnen (augustus 1951), waarin het recht op zee- en luchtmachtbases herbevestigd en de defensie van de Filippijnen gegarandeerd werd. In september 1951 sloten de Verenigde Staten, Australië en Nieuw-Zeeland een drieledig veiligheidspact (het Anzus-pact), waarmee de Verenigde Staten de traditionele Britse rol als beschermer van het gebied overnamen.
De belangrijkste aanwinst van de Amerikaanse verdedigingszone in Azië was Japan. De militaire bezetting van Japan was, net als die van Duitsland, oorspronkelijk bedoeld om te voorkomen dat het verslagen land ooit nog een bedreiging voor zijn buren zou kunnen vormen. Maar de Sovjet-Amerikaanse confrontatie leidde ertoe dat Washington de Japanse economie weer zo snel mogelijk opbouwde, zodat het geen verleidelijk doel voor communistische subversie zou worden. De Koreaanse oorlog veranderde Japan van een verarmde vijand in een welvarende bondgenoot. De Verenigde Staten gingen Japan als tegenwicht voor de Chinese en Sovjetmacht in het Verre Oosten op waarde schatten. In september 1951 tekenden de Verenigde Staten en achtenveertig andere naties een vredesverdrag met Japan. Op dezelfde dag sloten Washington en Tokio een veiligheidspact, waarmee de Amerikaanse militaire aanwezigheid voor onbeperkte duur gegarandeerd werd, en waarmee het eiland Okinawa een belangrijke militaire basis werd.
De Koreaanse Oorlog betekende voor de Nationalistische Regering van Tsjang Kaisjek in Taiwan dat de banden met de Verenigde Staten werden aangehaald. De economische en militaire steun aan Tsjangs regering in ballingschap werd hervat en zou de gehele jaren vijftig en daarna voortduren. De Zevende Vloot van de Verenigde Staten bleef aanwezig in de Straat van Taiwan, geplaatst tussen het Chinese vasteland en Tsjang Kaisjeks regime. In 1954 gingen de Verenigde Staten nog een stap verder, en sloten ze een defensieverdrag met Taiwan. De Nationalistische Regering van Tsjang, en niet de communistische regering van Mao, werd door de meeste niet-communistische landen erkend als de ‘Republiek China’, en hield haar zetel in de Verenigde Naties. De Koreaanse Oorlog leidde ertoe dat de Chinees-Amerikaanse betrekkingen twintig jaar lang zouden worden gedomineerd door haat en wederzijds onbegrip.
Het is bijna onmogelijk de invloed van de Koreaanse Oorlog op het verloop van de Koude Oorlog te overschatten. De oorlog maakte een einde aan het onsamenhangende karakter dat de Amerikaanse buitenlandse politiek tussen 1946 en 1950 gekenmerkt had. In 1951 waren alle karakteristieken die we inmiddels met de Koude Oorlog associëren aanwezig: hoge defensiebudgetten, een gemilitariseerde NAVO, een Chinees-Sovjet blok in opkomst, en het geloof dat alle gebeurtenissen in de wereld zo nauw met elkaar verbonden waren, dat een communistische overwinning waar ook ter wereld de vitale belangen van de Verenigde Staten zou bedreigen.
De Koreaanse Oorlog was ook belangrijk omdat hij een precedent schiep voor het voeren van een beperkte oorlog in het nucleaire tijdperk. Het ontslag van generaal McArthur door president Truman deed het idee postvatten dat een ‘overwinning’ niet het enige doel van het militaire beleid hoefde te zijn. De Koreaanse Oorlog was de eerste belangrijke oorlog in de recente Amerikaanse geschiedenis die geen kruistocht was, dat wil zeggen, die niet gericht was op de fysieke vernietiging of ideologische transformatie van de vijand. De Koreaanse Oorlog was de oorlog van Truman, niet die van McArthur. Het was een beperkte, en geen totale oorlog. In die zin weerspiegelde de oorlog de realiteit van de internationale politiek in het nucleaire tijdperk.