IV

 

 

 

JIM EN RACHEL

 

Mevrouw Olivier zag er zeer gekleed uit in haar linnen mantelpakje met de grijsrode doek om haar hals.

‘Die kan ik over mijn hoofd leggen, ’ zei ze tot Laura Fleet, die lachte.

‘Niet nodig. De kerk is twaalfde eeuws maar de gemeente is uit de twintigste. ’

Rachel keek haar moeder verbaasd aan. Mevrouw Olivier deed kennelijk haar best, zich aan te passen.

Het stenen Normandische kerkje stond tussen de bomen van Raven Park, het grote huis dat eens eigendom was geweest van de familie Fleet en nu een school voor moeilijke kinderen was. Een groepje van deze jongens zong in het koor. Hun goedgewassen gezichten mochten dan wat dom kijken, ze mochten wat lastig zijn en in hun neus peuteren, als de muziekonderwijzeres juffrouw Pike eenmaal de beginaccoorden van de psalmen of liederen had gespeeld, voltrok zich een verandering in de kinderen. Het was lang geleden sinds mevrouw Olivier de schijnbaar moeiteloze zuiverheid van jongensstemmen had gehoord. Ze begrepen de liederen mogelijk niet, zongen als vogels zonder emotie, maar ze hadden er plezier in de hoge noten er zuiver uit te brengen. De witte en paarse seringen in de zilveren altaarvazen waren door Laura Fleet geschikt, de bijbeltekst werd door Sir Jasper met een krachtig effect gebracht en mevrouw Olivier was verbaasd toen ze Jims bariton hoorde, klankvol als een klok. Hij stond met opgeheven hoofd naast haar en zijn niet te temmen zwarte haar zat verward. Hij was een benige jonge man, een en al hoeken, en zijn handen op het psalmenboek fascineerden haar. Echte Rodinhanden, waarin het verleden en de toekomst stonden geschreven. Was ze bereid het leven van haar dochter in die handen te leggen? Ze keek langs Jim heen naar Rachel.

Ze zaten in de familiebanken vlak voor de lezenaar, en het licht, gefilterd door het gekleurde glas, stroomde neer op Rachels haar, dat zo blank was als rijpe gerst. Haar profiel met de neergeslagen ogen was devoot. Ze leek een stralende schelpachtige camee.

‘Laat haar gelukkig zijn, ’ bad mevrouw Olivier geluidloos en voegde eraan toe: ‘Bespaar haar de zorgen die ik heb gehad. Geef haar een eerlijke kans. Laat de zonden van anderen niet op dit kind neerkomen. ’

Gepolijste koperen en bronzen gedenkplaten glansden aan de wanden. Zij droegen de namen van in vroegere, koloniale en moderne wereldoorlogen gesneuvelde Fleets. Het klokkenspel was geschonken ter herinnering aan James Fleet, adelborst bij de marine en in de dagen van Nelson op zee vermist.

Tegen de tijd dat zij weer in het groen en zilver van de regenachtige ochtend stonden, had mevrouw Olivier een belangrijk besluit genomen. Kome wat wou, maar Rachel moest haar man krijgen. Zij voelde echter uit een formidabele hoek tegenstand. Ze wist zeer goed dat zij bij wijze van spreken hier op zicht was. Als ze voldeed aan de maatstaven die Sir Jasper aanlegde, zou haar dochter worden geaccepteerd. Anders niet. Mevrouw Olivier was intelligent genoeg om te weten dat er ernstige gapingen waren in haar verleden. Omtrent de boerderij vreesde ze niets. Als de Fleets de farm in Transvaal zouden bezoeken, zouden ze aangenaam verrast zijn. Het was een bezitting waarop iedereen trots kon zijn. Maar hier, in het land waar ze geboren was, kon ze kwetsbaar zijn. Ze had geen bridge gespeeld met de generaal zonder zijn taktiek te bestuderen. Hij speelde zijn kaarten met inachtneming van de psychologie van zijn tegenstanders en leerde evenveel van hun toon of aarzeling als van hun biedingen. Hij was, zoals hij toegaf, onbehaaglijk onberekenbaar. En ze kreeg de verontrustende indruk dat ze, ondanks zijn uitstekende manieren en aanmerkelijke charme, niet zo maar werd geaccepteerd. Hij was bezig haar waarde van verschillende gezichtspunten uit te taxeren. Ik moet voorzichtig zijn, dacht ze, hij is gevaarlijk. De lang vergeten gewoonte, op haar tellen te passen en op haar woorden te letten kwam terug en dat was meteen in haar ogen te lezen.

Tegen vijf uur scheen de zon. De familie verzamelde zich in de tuinkamer voor een late thee. Jim en Rachel waren er het eerst. Ze keek uit over het grasveld dat uitgespreid lag onder de brede paraplu van een reusachtige kastanjeboom.

‘Wat hou ik toch van deze kamer! ’

‘Het heeft iets van een broeikas, ’ zei hij. ‘Vroeger was het een open zonterras, mijn grootvader heeft de glazen wanden laten aanbrengen. ’

De zoldering was ook van glas, naar verkiezing konden lichte bamboe blinden over de ruiten worden getrokken. Openslaande deuren leidden naar het grasveld, dat omgeven was door een hoge muur van verweerde stenen. Tegen deze muur waren fruitboompjes geleid en een uitbundige rand bloemen bloeide onder zijn beschutting. Daarachter stonden seringen. Een pauwin stapte deftig over het gras, haar poten met kieskeurige zorg neerzettend. Haar mannetje kwam plotseling van de muur af in een kruising tussen een sprong en een vlucht. Hij kwam zwaar neer en stootte een geluid uit als van een ouderwetse autohoorn.

Laura Fleet had zich bij Jim en Rachel gevoegd. Ze schonk haar aandacht aan het theeblad. ‘We zullen maar niet op Jasper en mevrouw Olivier wachten. Ze zijn naar de goudfazanten gaan kijken. ’

‘Die vind ik nog fascinerender dan pauwen, ’ zei Rachel. ‘Je blijft maar kijken naar al die wonderbaarlijke kleuren. ’ Jim keek toe terwijl zijn stiefmoeder thee inschonk. ‘Mijn vader heeft een wonderlijke smaak - exotische vogels en een boerinnetje. ’ ‘Klets jij maar, ’ zei Laura. ‘Hier, geef Rachel deze kop thee. En daar komen de anderen. ’

Mevrouw Olivier en de generaal kwamen door de tuinpoort aangelopen en bleven even staan kijken naar het liefdesspel dat de pauw ten gerieve van zijn wederhelft opvoerde. De pauwin negeerde het preuts. Toen ze de tuinkamer inkwamen, zei Sir Jasper:

‘Mevrouw Olivier bewondert de pracht van onze pauwen, maar ze houdt niet van hun vroege ochtend concerten. ’ ‘Hebben ze u wakker gemaakt? ’ vroeg Laura.

Mevrouw Olivier glimlachte. ‘Toen de zon opging. Ik heb nog nooit zulk klagend gekrijs gehoord. ’

Ze zonk in een leunstoel en Jim zette een kop thee naast haar neer. Ze schudde haar hoofd tegen de aangeboden sandwich. ‘Ik wil niets eten, dank je. ’

‘Ik ben zo aan dat geluid gewend, dat ik het niet meer hoor, ’ zei Laura ‘Maar het is gruwelijk, dat is waar. ’

Jim zei: ‘Net als bij katten zou je niet zeggen dat ze verliefd waren, maar vermoord werden. ’

‘Elk mens vermoordt wat hij lief heeft, ’ zei de generaal. ‘Dat is Oscar Wilde. ’

Mevrouw Olivier had een sigaret uit haar koker genomen en terwijl Jim die voor haar aanstak, zag hij dat haar gezicht bleek en strak stond en haar hand beefde.

‘Moe? ’ zei hij. ‘Vader laat zijn gasten lopen tot ze erbij neervallen. ’

‘Morgen zullen we haar een paard geven, ’ stelde Sir Jasper vriendelijk voor. ‘Dan kan ze rijden. ’

‘Ik heb geen rijkleren bij me, ’ zei ze, ‘en bovendien gaan we vanavond terug. ’

Laura schonk haar kopje nog eens vol.

‘Ik zal u een blouse en rijbroek lenen. En waarom gaat u zo gauw terug? Blijf tot dinsdag, dan kunt u met mij naar de stad gaan. Ik moet tegen lunchtijd in Londen zijn. Ik houd van gezelschap als ik rijd. ’

‘Ja, waarom niet, moeder? Ik geef mevrouw Meadows wel een boodschap. ’ Rachels toon was overredend en mevrouw Olivier grinnikte. Haar gezicht had weer wat kleur gekregen.

‘Jullie zullen in ieder geval zonder mij gemakkelijker zitten in het sportwagentje. Dank u, Lady Fleet, dan blijf ik graag. ’ ‘Zeg liever Laura. ’

‘Graag. Mijn naam is Ann. ’

‘Ann, een echte oude Engelse naam, ’ merkte de generaal op. ‘Ik bén Engelse, ’ zei mevrouw Olivier.

‘Wat leuk moet het zijn, na twintig jaar je oude vrienden weer te zien, ’ zei Laura. ‘Geeft het een onprettige schok? ’ Er viel een vreemde stilte en Rachel, die naar de pauwen was gaan kijken, wendde zich om en nam haar moeder op. Een doodgewone vraag en toch wist ze dat haar moeder die moeilijk te beantwoorden zou vinden. Ze voelde het bloed naar haar wangen stijgen.

‘Het is niet gemakkelijk, de draden weer op te pakken, ’ zei Mevrouw Olivier. ‘Thuiskomen na zo’n lange tijd is een vreemde sensatie. Sommige mensen zijn vertrokken, bij anderen vind je geen contactpunten meer. ’

‘Rachel zegt dat u van geboorte een rasechte Londense bent, ’ zei Sir Jasper terwijl hij zijn pijp stopte.

‘Ja, mijn ouders woonden in Bloomsbury. Mijn vader was arts. ’

‘Was? ’

‘Ze - mijn vader en moeder zijn bij een luchtaanval omgekomen. Ik was toen in het vrouwelijk hulpkorps, ook in Londen. ’

‘Wat naar, wat verschrikkelijk voor je, ’ riep Laura, onthutst door deze herleving van tragische herinneringen. Sir Jasper trok aan zijn pijp. ‘Mevrouw Olivier heeft heel wat gevaren doorstaan. Iedereen die in Londen bleef om daar het werk te doen, nam risico’s. Ik heb eerbied voor ze. ’

‘De allerlaatste oorlog! ’ De ogen van Jim brandden in hun diepe kassen. ‘Al die offers - en nu groeit onze generatie weer op in de schaduw van de bom. ’

‘En is dat een excuus om niets te doen, ’ beet zijn vader hem toe.

‘Voor sommigen, niet voor velen. We voelen de behoefte om te leven vóór we sterven. Zo voelen de meesten van ons het, ' Rachel zag Jim bleek worden. De generaal ging erop door, ‘Als je nou zei iets presteren, dan. zou ik meer onder de indruk zijn. Leven is voor mij een te vage term. ’

Laura kwam tussenbeide. ‘Wat ik zeggen wou, hoe laat denken Rachel en jij vanavond te vertrekken? ’

‘Na het eten, we hebben geen haast, Hoe later hoe beter, dan is het minder druk op de weg. ’

Maar de generaal liet zich niet afleiden. ‘Dan kun je dus gas geven. Snelheid, dat is het voornaamste in het leven, veronderstel ik. ’

Jim had zijn goede humeur teruggekregen. ‘Vader, ’ zei hij, ‘u bent dwars. Ik neem Rachel mee de tuin in en laat haar de vogelnesten zien. ’

Ze slenterden door de zachte avond weg, de poort door en de heuvel op.

‘Hij maakt me altijd kwaad, ’ zei Jim.

‘Hij doet het met opzet, hij vindt het prettig als je je opwindt. ’

‘Iets presteren... Wat kun je nou in de stad presteren? ’

‘Je kon je fortuin maken en dat in Ravenswood stoppen, ’ ‘Daar zeg je zo iets, ’

 

Het zomervakantieseizoen was nog niet echt begonnen en het gele gevaar schoot snel op over de wegen van Sussex. Op lange tochten reed Jim. Hij reed snel maar goed en hij had de wagen altijd in zijn macht. Toen hij de grote weg bereikte, gaf hij vol gas. Bij het meer van Ripley ging er een rilling door Rachel heen. Ze sloot haar ogen en probeerde het beeld van de verwrongen motor en het gebroken menselijk lichaam te verjagen.

‘Arme Tom, ’ zei Jim.

‘Arme Liz. ’

‘Zouden ze zijn gaan trouwen? ’

‘Ik betwijfel het. Ik kan Tom niet zien als echtgenoot en huisvader. ’

'Zo zie ik mezelf wel, ’ zei Jim, Na een poosje zei ze: ‘Merkwaardig. Moet ik dat opvatten, als een huwelijksaanzoek? ’

‘Dat kon wel eens zijn. Dat is het ook, ' ‘Jim, stop even, ’

‘Nee, '

Ze lachte zacht en legde haar hoofd op zijn schouder. Zijn handen lieten het stuurwiel niet los, zijn ogen bleven op de weg gericht. Zo reden ze voort tot ze de Fulham Road bereikten en het huizenblok waar Rachel woonde.

Onder de plataan zette hij de motor af. Hij sprong de wagen uit, hield de deur voor Rachel open en pakte haar koffertje van de achterbank. Hij bracht haar tot de deur. Terwijl ze met trillende vingers de sleutel in het slot stak, fluisterde hij in haar oor; ‘Ik, hou van je, Ray, ik hou van je. ’