2. Lot in mijn handen

 

De volgende ochtend staan we om half acht op. Ik zou wel vroeger willen vertrekken, maar zelfs rond deze tijd maakt Michiel nog de indruk zichzelf overal heen te moeten slepen. Voor hem is vakantie uitslapen. En daarna maar verder zien.

 

Alles eenmaal ingepakt, wil ik eigenlijk het liefst meteen weg. Om de maalstroom voor te zijn. De avond tevoren, wanneer ik me niet meer kan bezighouden met alles nog net een slagje preciezer op de motor te pakken, begint het al. Beelden over wat er allemaal mis kan gaan. Ellendige schuivers, met volle bepakking en Michiel achterop, glijdend over asfalt en tegen het harde scherpe metaal van een vangrail. En ‘s nachts zwetend wakker worden met maar één vraag: waarom? Waarom blijf ik niet gewoon thuis.

 

Gewoon maar vertrekken is het enige dat erop zit. Hoe vroeger hoe liever. We moeten die eerste dag een flink stuk rijden, voornamelijk over de snelweg, want we gaan eerst naar Boulogne sur Mer, een kilometer of vijftig ten zuiden van Calais. Vandaar rijden we via een kustroute die eigenlijk voor fietsers is bedacht, in twee weken terug naar Delft. Zo’n lange snelwegrit vind ik eigenlijk maar niks met Michiel achterop. Ik weet hoe vermoeiend het is, met het geraas van het verkeer en de wind om je helm. Ik heb nog nooit eerder samen met hem een motortocht gemaakt en ik weet niet hoe hij zich zal houden. En of ik zelf geen fouten zal maken. Bij motorrijden zijn de risico’s nooit weg. Er komt nooit een moment van de automatische piloot. Op twee wielen, met een gewicht van rond de driehonderd kilo en snelheden van boven de honderd kilometer per uur, blijft een kwetsbare balans. Vooral tussen verkeer dat daar weinig van begrijpt en je ook nog makkelijk over het hoofd ziet. Spanning dus, zeker in het begin. Voor we vertrekken neem ik alles nog eens met Michiel door.

“Kijk, hier achter je zitten twee handvaten. Die kun je vastpakken bij het remmen, als je voelt dat je naar voren schuift. Tijdens het rijden kun je mij vasthouden, gewoon hier”, zeg ik en sla mezelf op mijn heupen.

“Jahaa”, antwoordt Michiel en kijkt in lichte wanhoop naar een plek ergens ver boven mijn hoofd.

“Als er iets is, of als je te moe wordt of wat dan ook, klop je me stevig op mijn heup en dan wijs je naar de kant van de weg. Dan weet ik dat je wilt stoppen.”

“Ja, Jos”, zucht hij vermoeid.

“Weet je hoe motorrijders die samen rijden elkaar signalen geven?” vraag ik.

Hij kijkt nu een beetje geïnteresseerd. Wie wil nou geen motorrijder zijn?

“Dan gaan ze even naast elkaar rijden en dan doen ze zo.” Ik maak het gebaar van drinken. “Of zo”, zeg ik en ik wijs op de tank. “Benzine betekent dat.”

“En hebben ze ook iets voor gewoon stoppen?”, wil Michiel dan graag precies weten.

“Als je echt zo snel mogelijk wilt stoppen, zet je even je knipperlicht aan en wijs je naar de kant van de weg. Dan weet de ander dat je zo snel mogelijk van de weg af wilt.”

“Doen ze het echt zo?”

“Ja echt.”

Hij knikt tevreden.

 

De buren komen ons uitzwaaien en maken een foto wanneer we met zijn tweeën tussen onze bagage op de motorfiets zitten. Wanneer ik Michiel later vertel dat ik op zulke momenten nogal gespannen op de motor zit, kijkt hij me verbaasd aan. Zijn lot op de motor, legt hij volkomen in mijn handen. De weg vinden niet. Wanneer ik meteen aan het einde van de straat al de verkeerde kant opga, duwt hij in mijn zij en schreeuwt: “Je moet naar Rotterdam! Niet naar Den Haag.” Ik steek mijn hand op om hem te bedanken en maak bij de verkeerslichten een u-bocht. Wanneer ik even achterom kijk, zie ik een grijns op zijn gezicht. Op de snelweg klemt Michiel zich stevig aan mij vast en legt zijn hoofd tegen mijn rug. Het is mooi weer en niet al te druk op de weg. Ik merk nauwelijks dat ik iemand achterop heb, zo licht en soepel beweegt Michiel mee in de bochten. Toch rijd ik veel voorzichtiger dan anders. Hij weegt dan wel niet veel, maar dan praat je alleen over kilo’s.

 

In de buurt van Breda wordt aan de weg gewerkt. Ik zie de file voor me en draai me om naar Michiel.

“Vind je het eng als ik er tussendoor rijd?” roep ik naar achteren.

“Nee”,  schreeuwt hij terug, met iets van verbazing over zo’n vraag.

Met een kilometertje of veertig tuf ik rustig tussen de auto’s door. Af en toe steek ik mijn hand even op om automobilisten te bedanken die nog eens extra opzij gaan om ons door te laten. Zelfs grote vrachtwagencombinaties zie je vanaf de motor soms opeens met een grote zwaai ruimte voor je maken. Michiel krijgt het principe snel in de gaten. Wanneer de volgende vriendelijke automobilist opzij zwenkt, zie ik ook zijn hand in een bedankje omhoog gaan. Ik aai hem over zijn knie.

 

Het rijden op de snelweg is vermoeiend en na ruim een uur rijden stoppen we even voor Antwerpen om uit te rusten en lekkere Belgische koffiebroodjes te eten. Michiel duwt zijn leren handschoenen in zijn helm, klikt de kinband dicht en loopt alsof hij het al jaren gewend is met de helm luchtigjes aan zijn hand naar een tafeltje. Het koffiehuis is meteen al echt buitenland, met broodjes die we niet kennen en een mevrouw die ‘awel’ zegt.

“Hoe gaat het?” vraag ik aan Michiel.

“Nou goed”, zegt hij.

“Veel herrie achterop?”

“Helemaal niet.”

“Zag je die klootzak, die zo vlak achter ons reed?”

Hij kijkt me niet begrijpend aan.

“Bij Rotterdam”, zeg ik, “dat stuk waar het zo druk was. Ik reed links en er zat een auto voor ons, dus ik kon helemaal niet harder. Komt zo’n lul vlak op ons achterwiel hangen. Die wilde er zeker door of zo. Achterlijke idioot. Eigenlijk zou je een lasergeleide kanon achterop moeten hebben. Pssss, paf, weg klootzak. Rot op bij mijn jongen.”

Er glipt een glimlach over zijn lippen.

“Hoe vind je het, op de motor?”

“Nou, goed.”

 

Mooi motorverhalen
titlepage.xhtml
mooiemotorverhalen_split_000.htm
mooiemotorverhalen_split_001.htm
mooiemotorverhalen_split_002.htm
mooiemotorverhalen_split_003.htm
mooiemotorverhalen_split_004.htm
mooiemotorverhalen_split_005.htm
mooiemotorverhalen_split_006.htm
mooiemotorverhalen_split_007.htm
mooiemotorverhalen_split_008.htm
mooiemotorverhalen_split_009.htm
mooiemotorverhalen_split_010.htm
mooiemotorverhalen_split_011.htm
mooiemotorverhalen_split_012.htm
mooiemotorverhalen_split_013.htm
mooiemotorverhalen_split_014.htm
mooiemotorverhalen_split_015.htm
mooiemotorverhalen_split_016.htm
mooiemotorverhalen_split_017.htm
mooiemotorverhalen_split_018.htm
mooiemotorverhalen_split_019.htm
mooiemotorverhalen_split_020.htm
mooiemotorverhalen_split_021.htm
mooiemotorverhalen_split_022.htm
mooiemotorverhalen_split_023.htm
mooiemotorverhalen_split_024.htm
mooiemotorverhalen_split_025.htm
mooiemotorverhalen_split_026.htm
mooiemotorverhalen_split_027.htm
mooiemotorverhalen_split_028.htm
mooiemotorverhalen_split_029.htm
mooiemotorverhalen_split_030.htm
mooiemotorverhalen_split_031.htm
mooiemotorverhalen_split_032.htm
mooiemotorverhalen_split_033.htm
mooiemotorverhalen_split_034.htm
mooiemotorverhalen_split_035.htm
mooiemotorverhalen_split_036.htm
mooiemotorverhalen_split_037.htm
mooiemotorverhalen_split_038.htm
mooiemotorverhalen_split_039.htm
mooiemotorverhalen_split_040.htm
mooiemotorverhalen_split_041.htm
mooiemotorverhalen_split_042.htm
mooiemotorverhalen_split_043.htm
mooiemotorverhalen_split_044.htm
mooiemotorverhalen_split_045.htm
mooiemotorverhalen_split_046.htm
mooiemotorverhalen_split_047.htm
mooiemotorverhalen_split_048.htm
mooiemotorverhalen_split_049.htm
mooiemotorverhalen_split_050.htm
mooiemotorverhalen_split_051.htm
mooiemotorverhalen_split_052.htm
mooiemotorverhalen_split_053.htm
mooiemotorverhalen_split_054.htm
mooiemotorverhalen_split_055.htm
mooiemotorverhalen_split_056.htm
mooiemotorverhalen_split_057.htm
mooiemotorverhalen_split_058.htm
mooiemotorverhalen_split_059.htm
mooiemotorverhalen_split_060.htm
mooiemotorverhalen_split_061.htm
mooiemotorverhalen_split_062.htm
mooiemotorverhalen_split_063.htm
mooiemotorverhalen_split_064.htm
mooiemotorverhalen_split_065.htm
mooiemotorverhalen_split_066.htm