Wiliam Swig vroeg: 'En u denkt dat het iets te betékenen heeft?' Het was net vier uur geweest en we zaten weer in zijn kantoor. Mi- lo's auto had weinig brandstof meer, dus was ik met hem naar Starkweather teruggereden.

Onderweg belde hij twee keer met zijn mobiele telefoon. Een poging om de sheriff van Treadway in Californië te bereiken, draaide erop uit dat we werden doorgeschakeld naar een particuliere beveiligingsfirma die Bunker Protection heette. Hij moest een paar minuten wachten, maar werd eindelijk doorverbonden. Na een kort gesprek schudde hij zijn hoofd. 'Weg,' zei hij. 'De sheriff?'

'Dat hele verrekte plaatsje. Tegenwoordig is het een gemeenschap van gepensioneerden en heet het Fairway Ranch. Bunker doet het be- wakingswerk. Ik had zo'n arrogante robocop aan de lijn. "Al dat soort vragen gaan via het hoofdkwartier in Chicago." ' Swig kreeg hij wel aan de lijn, maar toen we aan de poort van de inrichting stonden, bleek de bewaking nog niet op de hoogte. Na een tweede telefoontje naar Swigs kantoor werden we eindelijk binnengelaten, maar we moesten een poosje wachten voordat Frank Dollard verscheen om ons over het terrein te begeleiden. Deze keer groette hij amper. Het was namiddag, maar de warmte was er niet minder op geworden. Er waren nog maar drie mannen buiten. Een van hen was Chet die wilde gebaren maakte met zijn enorme handen en verhalen tegen de lucht afstak.

Zodra we door het laatste hek waren gelaten, liet Dollard ons aan ons lot over en konden we alleen naar binnen. Swig stond ons binnen op te wachten en ging ons haastig voor naar zijn kantoor. Nu zette hij zijn vingers tegen elkaar en wiegde in zijn bureaustoel. 'Een doos, ogen... Dat is natuurlijk psychotische wartaal. Waarom zou u dat serieus nemen, meneer Delaware?' 'Zelfs psychoten kunnen iets te zeggen hebben,' zei ik. 'O, ja? Ik kan niet zeggen dat dit mijn ervaring is.' 'Misschien is het geen belangrijke aanwijzing, meneer,' zei Milo, 'maar het verdient wel nadere inspectie.'

Swigs intercom zoemde. Hij drukte op een knopje en de stem van de secretaresse zei: 'Bill? Senator Tuck.' 'Zeg maar dat ik terugbel.' Rn weer tegen ons: 'Dus dit hebt u allemaal van Heidi Ott?' 'Is zij niet geloofwaardig?' vroeg Milo.

De zoemer ging weer. Swig drukte geërgerd op de knop. De secretaresse zei: 'Bill? Senator Tuck zei dat je niet terug hoefde te bellen; hij wilde je alleen herinneren aan het verjaarsfeestje van je tante aanstaande zondag.'

'Mooi. Even niet meer storen, alsjeblieft.' Swig reed een stukje naar achteren en sloeg zijn benen over elkaar waarbij hij een stukje van zijn enkel liet zien. Onder zijn broek droeg hij witte sportsokken en bruine sportschoenen met een rubberzooi. 'Senator Tuck is getrouwd met een zus van mijn moeder.' 'Dat zal handig zijn voor de fondsen,' zei Milo. integendeel. Senator Tuck is geen voorstander van deze inrichting. Hij wil alle patiënten eruit halen en tegen de muur zetten. In de verkiezingstijd wordt hij nog radicaler.' 'Dat moeten levendige familiefeestjes zijn.'

'Super,' zei Swig zuur. 'Waar was ik ook weer? O ja, Heidi. Wat u niet mag vergeten is dat Heidi een beginneling is. Beginnelingen kunnen beïnvloedbaar zijn. Misschien heeft ze iets gehoord, misschien ook niet, maar ik kan hoe dan ook niet geloven dat het van belang is.'

'Ook al hebben we het over Ardis Peake?'

'Maakt niet uit over wie. Waar het om gaat, is dat hij hier zit. Veilig en wel opgeborgen.' Swig keek naar mij. 'Hij is teruggetrokken, ernstig sociaal gestoord, uitermate dyskinetisch, hij heeft een scheepslading negatieve symptomen en komt zelden van zijn kamer af. Sinds hij bij ons is, heeft hij nooit tekenen van hoog-risicogedrag vertoond.' 'Krijgt hij post?' vroeg Milo. ik betwijfel het.' 'Maar het kan.'

'Ik betwijfel het,' herhaalde Swig. 'Bij zijn opname zal hij vast wel de gebruikelijke rotzooi hebben gekregen, huwelijksaanzoeken van gestoorde vrouwen, dat soort dingen. Maar nu is hij al een oud relikwie. Obscuur, zoals het ook hoort. Ik zal u een ding vertellen: gedurende de vier jaar dat ik hier ben heeft hij nooit bezoek gekregen. Wat betreft de vraag of hij iets kan hebben afgeluisterd: hij heeft geen vrienden onder zijn medepatiënten, voor zover ik of wie ook van het personeel weet. Maar zo ja, wat dan nog? Als hij iemand heeft afgeluisterd, zou die persoon hier ook opgesloten zitten.' 'Tenzij er onlangs iemand is vrijgekomen.'

'Er is niemand vrijgekomen sinds Claire bij ons in dienst is gekomen. Dat heb ik nagetrokken.' 'Dat stel ik op prijs.'

'Geen probleem,' zei Swig. 'Ons doel blijft hetzelfde: hou de burgerij veilig. U kunt van mij aannemen dat Peake voor geen sterveling een bedreiging is.'

'U zult vast gelijk hebben,' zei Milo. 'Maar als hij brieven kreeg of verstuurde, zal niemand van het personeel die in de gaten gehouden hebben. Hetzelfde geldt voor telefoongesprekken...' 'Niemand zou de inhoud officiéél in de gaten houden tenzij Peake gekke dingen deed, maar...' Swig stak een vinger omhoog en drukte vier nummers op zijn telefoon in. 'Arturo? Met Swig. Weet jij of patiënt drie-acht-vier-vier-drie - Peake, Ardis - de laatste tijd post heeft gekregen? Brieven, pakjes, ansichten of zelfs maar reclamedrukwerk? Zeker weten? Ooit, voor zover je het je kunt herinneren? Hou het in de gaten wil je, Arturo? Nee, daar hoef je geen machtiging voor te hebben, laat gewoon maar weten als er iets opduikt. Dank je wel.'

Hij legde de hoorn neer. 'Arturo werkt hier al drie jaar. Peake krijgt geen post. Wat telefoongesprekken betreft, kan ik het niet aantonen, maar geloof me: niets. Hij komt zijn kamer niet af en praat niet.' 'Behoorlijk disfunctioneel.' 'Totaal.'

'Enig idee waarom dr. Argent met Peake werkte?' 'Dr. Argent werkte met een heleboel patiënten. Ik geloof niet dat ze specifieke belangstelling voor Peake had.' Zijn vinger ging weer omhoog. Hij sprong op, ging de kamer uit en trok de deur met een klap achter zich dicht.

Milo zei: 'Behulpzame knaap, al vindt hij het vreselijk.' 'Zoals Heidi al zei, hij ziet publiciteit als een kus des doods.' 'Ik vroeg me al af hoe zo'n jonge knaap hier de leiding had gekregen. Nu begrijp ik het. Oom senator mag deze inrichting misschien niet zien zitten, maar ik durf er iets om te verwedden dat hij de kruiwagen van zijn neef is geweest.'

De deur zwaaide open en Swig stevende naar binnen met een bruine kartonnen map. Hij liep langs Milo, gaf hem aan mij en ging zitten. Peakes klinische status. Dunner dan ik zou hebben verwacht. Twaalf bladzijden, voornamelijk medicatienotities, getekend door diverse psychiaters en een paar aantekeningen over de tardieve dyskinesia: T.D. Geen verandering. - T.D. neemt toe, meer linguale prolaps. - T.D. Onvast ter been. Meteen na zijn opname in Starkweather was

Peake op thorazine gezet en dat medicijn had hij inmiddels vijftien jaar gebruikt. Hij had ook diverse medicijnen tegen de bijverschijnselen gekregen: lithiumcarbonaat, tryptofan, Narcan. Geen verbetering. Geen gedragsver. Alles behalve de thorazine was geschrapt. De laatste twee bladzijden bevatten vier maanden lang wekelijks bijna identieke aantekeningen in een klein, keurig handschrift. Indiv. Sess. om spr. en soc. te beoord; herz. gedr. plan. H. Ott as- sist. Dr. C. Argent. Ik gaf de status aan Milo.

'Zoals u ziet, bestudeerde dr. Argent zijn spraak. Ze behandelde hem niet,' zei Swig. 'Waarschijnlijk bekeek ze zijn reactie op de medicatie of zoiets.'

'Hoeveel patiënten volgde ze?' vroeg Milo.

Swig zei: 'Ik weet niet hoeveel in totaal en ik kan u ook geen specifieke namen geven zonder uitgebreide beoordelingsprocedure.' Hij stak zijn hand uit naar de map. Milo bladerde hem even door en gaf hem terug.

Hij vroeg: 'Had dr. Argent specifieke belangstelling voor ernstig gestoorde patiënten?'

Swig rolde naar voren, zette zijn ellebogen op het bureau en stootte een kort lachje uit alsof hij rook uithoestte. 'In tegenstelling tot? Wij herbergen hier geen lichte neuroten.' 'Dus Peake is gewoon een van de velen.'

'Niemand in Starkweather is een van de velen. Het zijn stuk voor stuk gevaarlijke heerschappen. We behandelen ze als individuen.' 'Oké,' zei Milo. 'Bedankt voor uw tijd. Kan ik nu met Peake spreken?' Swig liep rood aan. 'Waarvoor? We hebben het over iemand die amper functioneert.'

'In dit stadium van het onderzoek neem ik met alles genoegen, meneer,' glimlachte Milo.

Swig stootte dat lachje weer uit. 'Hoor eens, ik begrijp dat u opgaat in uw werk, maar ik kan niet toestaan dat u hier om de haverklap binnenkomt om een theorie te toetsen. Dat is allemaal veel te ontwrichtend, en zoals ik u gisteren al zei, ligt het voor de hand dat de moord op dr. Argent niets met Starkweather te maken heeft.' 'Ontwrichten is het laatste wat ik wil, meneer, maar als ik dit over het hoofd zou zien, zou ik me aan plichtsverzuim schuldig maken.' Swig schudde zijn hoofd, pulkte aan een moedervlek en probeerde het dons op zijn kale hoofd glad te strijken. 'We zullen het kort houden, meneer Swig.'

Swig drukte een nagel in zijn hoofdhuid. Op de glimmende witte huid verscheen een halvemaanvormige afdruk. 'Als ik de indruk had dat we hierna van u verlost zouden zijn, zou ik zeggen: ga uw gang. Maar ik krijg duidelijk het gevoel dat u met alle geweld de oplossing hier wilt zoeken.'

'Helemaal niet, meneer. Ik wil alleen grondig zijn.' 'Goed dan,' zei Swig opeens nijdig. Hij stond met een ruk op. Nadat hij wat aan zijn das had gefriemeld, haalde hij een chromen ring met sleutels te voorschijn.

'Welaan,' zei hij luidruchtig rammelend. 'Laten we dan maar een kijkje bij meneer Peake gaan nemen.'

In de lift naar boven vroeg Milo: 'We hebben Heidi Ott toch niet in moeilijkheden gebracht, meneer?'

'Waarom?'

'Omdat ze me iets over Peake heeft verteld.'

Swig zei: 'U bedoelt of ik wraakzuchtig ga doen? Jezus, nee hoor. Zij heeft alleen maar haar burgerplicht gedaan. Wat kan ik anders dan trots op haar zijn?' 'Meneer...'

'Maakt u zich geen zórgen, rechercheur Sturgis. Te veel zorgen is slecht voor de ziel.'

We stapten op Afdeling c uit de lift. Swig maakte de dubbele deuren open en we liepen door.

'Kamer 15-1,' zei hij. Het was nog steeds druk op de gang. Een aantal patiënten deed een stap opzij toen we eraan kwamen. Swig besteedde er geen aandacht aan en liep snel door. Halverwege de gang bleef hij staan om zijn sleutelring te inspecteren. Hij had een hemd met korte mouwen aan en ik zag hoe gespierd zijn onderarmen waren. Het waren eerder de forse, .pezige armen van een arbeider dan van een bureaucraat.

De deur had een dubbele vergrendeling. Het luikje zat ook op slot. Milo vroeg: 'Vijftien-i. Een isoleercel?'

'Niet omdat hij het nodig heeft,' zei Swig, die nog steeds naar de sleutel zocht. 'De isoleercellen zijn kleiner, dus als een patiënt alleen woont, gebruiken we die soms. Hij woont alleen omdat zijn hygiëne niet altijd optimaal is.' Swig begon de sleutels aan de ring te verschuiven. Uiteindelijk vond hij wat hij zocht en stak sleutels in de twee sloten. Het mechanisme klikte open, hij duwde de deur een centimeter of vijftien open en wierp een blik naar binnen. Toen duwde hij hem helemaal open en zei: 'Gaat uw gang.'

Hen-tachtig bij een-tachtig. In tegenstelling tot de gang een vrij hoog plafond, een meter of drie. Meer een koker dan een kamer.

Hoog aan de muur zaten dikke metalen ringen om kettingen aan te bevestigen die nu als een soort technosculptuur tegen het pleisterwerk opgerold waren.

Zachte, witroze muren bedekt met een dof soort schuim. Vage schaaf- sporen duidden erop dat het onverwoestbaar was. Schemerlicht. Het enige licht dat naar binnen viel kwam via een klein plastic raampje; een smal rechthoekje net als de vorm van de kamer. Twee ronde, ingebouwde plafondlampen met een dikke plastic be- schermkap waren uitgeschakeld. Geen lichtschakelaar, behalve een in de gang. In een hoek stond een plastic toilet zonder bril. De grond was bezaaid met voorgesneden stroken wc-papier. Geen nachtkastje of meubilair, alleen twee plastic laden in de zachte muur. Voorgevormd. Geen ijzerwaar.

Ergens uit het plafond klonk muziek. Suikerzoete violen en schel klinkend koper. Een lang vergeten liedje uit de jaren veertig in majeur gespeeld door een band die het weinig kon schelen. Op een dun matras op een verhoogd plastic platform zat... iets. Ontbloot bovenlijf.

Zijn blauw geaderde huid had de kleur van wei en er zat geen haar op. Zijn ribben tekenden zich zo sterk af dat hij me aan een kalkoen na Thanksgiving deed denken.

Aan zijn onderlijf droeg hij een kaki broek. Hij slobberde om zijn spillebenen en over knieën die zo knokig waren als een met de hand gesneden wandelstok. Hij had geen schoenen aan zijn vieze voeten en zijn bruine nagels waren ongeknipt en verhoornd. Zijn hoofd was kaalgeschoren. Kin en wangen waren bedekt met zwarte stoppels. De paar stoppels bovenop verrieden dat hij vrijwel kaal was. Zijn hoofd had merkwaardige contouren: van boven was het heel breed.. De kale kruin was plat en hier en daar gegroefd alsof kindervingers sporen in witte stopverf hadden getrokken. Onder de uitpuilende wenkbrauwen gingen zijn ogen schuil in kassen als maankra- ters. Grauwe oogleden, ingevallen wangen. Onder de jukbeenderen liep hét hele gezicht heel taps toe als een potlood dat te scherp is geslepen.

Het vertrek stonk. Zuur zweet, scheten, verbrand rubber. Iets doods. De muziek speelde door; een vrolijke, ritmische dansmelodie in driekwartsmaat. 'Ardis?' zei Swig.

Peake bleef omlaag kijken. Ik zakte door mijn knieën om een blik op zijn hele gezicht te kunnen werpen. Klein pruimenmondje zonder lippen. Opeens vulde het zich: een donker nat tongpuntje verscheen als een leverkleurige ovaal. De tong verdween weer. Kwam weer naar buiten. Peake blies zijn wangen op; ze zakten weer in, ze bolden weer op. Hij bewoog zijn nek naar links. De ogen waren dicht en de mond hing open. Er ontbrak een groot aantal tanden. Swig deed een stap dichterbij en stond nu nog geen meter van het bed. Peake liet zijn hoofd zakken en keek weer naar de grond. Hij had een korte, heel smalle neus. Weinig meer dan een wigje kraakbeen dat naar links en omhoog wees. Nog meer stopverf; het kind had er grillige groeven in getrokken. Grote vleermuisoren zonder lelletjes. Smalle handen met dikke aderen en vingers als tentakels lagen over zijn knieën gekruld.

Een levend skelet. Ergens had ik al eerder zo'n gezicht gezien... Peakes tong gleed weer naar buiten. Hij begon te wiegen. Bewoog zijn hoofd van links naar rechts. Draaide met zijn nek. Knipperde spastisch met zijn ogen. De tong schoot nog een paar keer naar buiten. De mond was plat, tweedimensionaal geworden. Nat van het speeksel verschenen de lippen: een donkerrode kerf midden in de driehoek die vurig afstak tegen de deegkleurige huid.

De mond ging weer open en nu kwam de tong helemaal naar buiten: dik, paars, gevlekt als de een of andere grotslak. Hij hing in de lucht. Krulde op. Vloog van links naar rechts. Schoot weer terug.

Weer naar buiten. En weer terug. Nog meer gedraai met zijn nek.

Ik wist opeens waar ik dat gezicht had gezien. Op een poster uit mijn studententijd. De Schreeuw van Edvard Munch. Een kale, smeltende man die van geestelijke oerpijn naar zijn hoofd grijpt. Peake kon ervoor geposeerd hebben.

Zijn handen bleven op schoot liggen, maar zijn bovenlijf zwaaide heen en weer, beefde, sidderde een paar keer en leek bijna te kapseizen. Toen hield het op en ging hij weer rechtop zitten. Keek naar ons.

Hij had de familie Ardullo op zijn negentiende afgeslacht, dus moest hij nu vijfendertig zijn. Hij zag er stokoud uit. 'Ardis?' vroeg Swig.

Geen reactie. Peake staarde weliswaar onze kant op, maar maakte geen contact. Hij deed zijn ogen dicht. Draaide met zijn hoofd. Opnieuw twee minuten tardief ballet.

Swig keek er vol walging naar en maakte een gebaar alsof hij zeggen wilde: 'U hebt erom gevraagd.'

Milo negeerde hem en deed een stap dichterbij. Peake begon harder te wiegen en zijn lippen af te likken. Zijn tong kwam naar buiten, krulde op en verdween weer. Een paar tenen van zijn linkervoet schokten omhoog. Zijn linkerhand fladderde. 'Ardis, ik ben het, meneer Swig. Er is bezoek voor je.' Niets.

Swig zei: 'Ga uw gang, rechercheur.' Geen reactie op 'rechercheur'.

Ik hurkte zodat ik op Peakes ooghoogte kwam. Milo volgde mijn voorbeeld. Peakes ogen waren dicht gebleven. Kleine golfjes op zijn grijze oogleden. De oogballen rolden heen en weer. Zijn borst was wit en kaal en bezaaid met mee-eters. Grijze tepels, net een stel nietige bergjes as. Van dichtbij was de brandgeur sterker. Milo zei verrassend vriendelijk: 'Hé.'

Een paar nieuwe schoudertics en nog wat tongbewegingen. Peake rolde met zijn hoofd, hief zijn rechterhand op. Hij bleef even in de lucht hangen en plofte weer neer.

'Hé,' herhaalde Milo. 'Ardis.' Zijn gezicht was vlak bij dat van Peake.

Ik schoof zelf ook wat dichterbij. Ik rook de brandgeur nog steeds maar voelde geen lichaamswarmte van Peake.

'Ik heet Milo. Ik wil je iets over dr. Argent vragen.'

Peakes bewegingen gingen onverstoorbaar door, verstoken van elke bedoeling.

'Claire Argent, Ardis. Je psycholoog. Ik ben rechercheur moordzaken, Ardis. Moord.' Hij knipperde niet eens met zijn ogen. Milo zei heel hard: 'Ardis!'

Niets. Er ging ruim een minuut voorbij voordat de oogleden omhooggingen. Eerst half. Daarna zagen we de ogen helemaal. Zwarte gleuven. Kleine lichtpuntjes in het midden, maar geen onderscheid tussen oogwit en iris.

'Claire Argent,' herhaalde Milo. 'Dr. Argent. Slechte ogen in een doos.'

De ogen klapten dicht. Peake draaide met zijn hoofd, zijn tong tastte de lucht af. Een teen sprong omhoog, ditmaal aan de rechtervoet. 'Slechte ogen,' zei Milo. Hij fluisterde bijna, maar zijn stem was gespannen en ik wist dat hij zijn best moest doen om het volume te bedwingen.

'Slechte ogen in een doos, Ardis.'

Tien seconden, vijftien... dertig.

'Een doos, Ardis. Dr. Ardis in een doos.'

Peakes neuropathische ballet ging ongewijzigd door.

'Slechte ogen,' zei Milo sussend.

Ik keek in Peakes ogen, op zoek naar het geringste blijk van een ziel. Vlak en zwart, het licht was uit.

Ik moest denken aan een wrede tekst voor een geestesstoornis: 'Niemand thuis.'

Heel lang geleden had hij in grote haast en met wellust als een een- manspest een heel gezin uitgemoord. Hij had ogen verwijderd.

Nu waren zijn ogen dubbele patrijspoorten van een schip op weg naar nergens. Niemand thuis.

Alsof iemand of iets de bedrading tussen lichaam en ziel had doorgeknipt.

Zijn tong schoot weer naar buiten. Zijn mond ging open maar er kwam geen geluid uit. Ik bleef naar hem staren in een poging iets van een reactie los te krijgen. Hij keek dwars door me heen. Nee, zelfs dat niet: dat zou nog te veel inspanning vergen. Hij was. Ik was. Geen contact. Geen van beiden was er werkelijk.

Zijn mond vormde een krater alsof hij wilde gapen. Maar het was geen geeuw, alleen maar een gapend gat. De mond bleef zo terwijl hij zijn hals uitrekte. Het deed me denken aan een blind, pasgeboren knaagdier op zoek naar zijn moeders tepel.

De muziek uit het plafond schakelde over op een veel te traag uitgevoerd 'Perfidia'. Opdringerig slagwerk dat de blèrende trompetten niet leek te kunnen bijbenen.

Milo probeerde het nog een keer, nog zachter, nog dringender. 'Dr. Argent, Ardis. Slechte ogen in een doos.'

De tardieve bewegingen zetten zich willekeurig en zonder enig ritme voort.

Milo stond met krakende kniegewrichten op. Ik stond ook op en zag de ketting aan de muur. Opgerold als een slapende python. De kamer stonk nog erger, Peake had er geen erg in. Geen gedr. verandering.