Hoofdstuk 1
DE JONGEN DIE BLEEF LEVEN
In de Ligusterlaan, op nummer 4, woonden meneer en mevrouw Duffeling. Ze waren er trots op dat ze doodnormaal waren en als er ooit mensen waren geweest van wie je zou denken dat ze nooit bij iets vreemds of geheimzinnigs betrokken zouden raken waren zij het wel, want voor dat soort onzin hadden ze geen tijd.
Meneer Duffeling was directeur van Drillings, een boormachinefabriek. Hij was groot en gezet en had bijna geen nek, maar wel een enorme snor. Mevrouw Duffeling was blond en mager en haar nek was twee keer zo lang als normaal, wat goed van pas kwam omdat ze vaak over de schutting gluurde om de buren te bespioneren. De Duffelings hadden een zoontje, Dirk, en ze wisten zeker dat er nog nooit zo'n fantastische baby was geweest.
De Duffelings hadden alles wat hun hartje begeerde, maar ze hadden ook een geheim en hun grootste angst was dat dat ontdekt zou worden. Ze zouden door de grond zakken van schaamte als iemand hoorde van de Potters. Mevrouw Potter was de zus van mevrouw Duffeling, maar ze hadden elkaar al jaren niet gezien; mevrouw Duffeling deed zelfs alsof ze helemaal geen familie had, omdat haar zus en haar nietsnut van een man zo on-Duffelingachtig waren als maar zijn kon. Bij de gedachte aan wat de buren zouden zeggen als de Potters ooit op bezoek kwamen, knepen de billen van de Duffelings samen. De Duffelings wisten dat de Potters ook een zoontje hadden, maar dat hadden ze nog nooit gezien. Dat zoontje was zelfs een extra reden om de Potters buiten de deur te houden; ze wilden niet dat Dirk met zo'n kind om zou gaan.
Toen meneer en mevrouw Duffeling wakker werden, op de duffe grijze dinsdag waarop ons verhaal begint, zou je bij het zien van de bewolkte hemel absoluut niet gezegd hebben dat die dag overal in het land vreemde en geheimzinnige dingen zouden gaan gebeuren. Meneer Duffeling zocht neuri�nd zijn saaiste das uit voor het werk
en mevrouw Duffeling roddelde er blij op los terwijl ze een krijsende Dirk in zijn kinderstoel wrong.
Ze zagen geen van allen een grote, geelbruine uil langs het raam fladderen.
Om halfnegen pakte meneer Duffeling zijn koffertje, gaf mevrouw Duffeling een kus op haar wang en probeerde Dirk ook een zoentje te geven, maar dat mislukte omdat Dirk net een woedeaanval had en zijn cornflakes tegen de muur smeet. 'Kleine rakker,' grinnikte meneer Duffeling. Hij stapte in zijn auto en reed achteruit de straat op.
Pas op de hoek van de straat zag hij voor het eerst iets vreemds een kat die op een plattegrond keek. Even drong dat niet tot meneer Duffeling door toen draaide hij zich met een ruk om en keek nog eens goed. Er stond inderdaad een cyperse kat op de hoek van de Ligusterlaan, maar die plattegrond was nergens te bekennen. Wat verbeeldde hij zich allemaal? Het was natuurlijk gezichtsbedrog geweest. Meneer Duffeling knipperde met zijn ogen en staarde naar de kat. De kat staarde terug. Terwijl meneer Duffeling de straat uitreed, keek hij in zijn spiegeltje. Nu las dat beest het bordje met Ligusterlaan of liever gezegd, ze beek ernaar; katten konden niet lezen, of het nou bordjes waren of plattegronden. Meneer Duffeling schudde zijn hoofd en zette de kat uit zijn gedachten. Op weg naar zijn werk dacht hij alleen nog aan boormachines en de grote order die hij binnen hoopte te halen, maar aan de rand van de stad werden die prettige mijmeringen wreed verstoord. Toen hij vastzat in de gebruikelijke file, viel het hem op dat er een hoop vreemdgeklede mensen rondliepen. Mensen met mantels aan. Meneer Duffeling had een bloedhekel aan lui met rare kleren de idiote dingen die je die jongeren van tegenwoordig zag dragen! Dit was vast ook weer zo'n stomme modegril. Hij trommelde met zijn vingers op het stuur en keek naar een zootje halvegaren dat vlak naast hem stond. Ze fluisterden opgewonden en meneer Duffeling merkte tot zijn woede dat een paar helemaal niet zo jong waren: die man daar, met die smaragdgroene mantel, was toch zeker ouder dan hij! Je moest maar durven! Plotseling besefte meneer Duffeling echter dat het natuurlijk een of andere idiote stunt was waarschijnlijk zamelden ze geld in voor een goed doel. Ja, dat moest het zijn. Het verkeer begon weer te rijden en een paar minuten later parkeerde meneer Duffeling op het terrein van Drillings, met alleen nog boormachines aan zijn hoofd.
Meneer Duffelings kantoor was op de negende verdieping en hij
zat altijd met zijn rug naar het raam. Als hij dat niet had gedaan, had het hem misschien meer moeite gekost om zich op boormachines te concentreren. Hij zag de uilen die op klaarlichte dag overvlogen niet, maar de mensen op straat wel; ze wezen en staarden met open mond omhoog, terwijl de ene uil na de andere overscheerde. De meesten hadden zelfs 's nachts nog nooit een uil gezien. Meneer Duffeling had een doodnormale, uilloze ochtend. Hij kafferde vijf verschillende mensen uit, pleegde diverse belangrijke telefoontjes en gaf nog een paar mensen de wind van voren. Hij was in een opperbest humeur, tot hij tussen de middag op het idee kwam om even de benen te strekken en iets lekkers te kopen bij de bakker aan de overkant.
Hij had helemaal niet meer aan de mensen met hun rare mantels gedacht, tot hij er een paar bij de bakker zag staan. In het voorbijgaan staarde hij hen nijdig aan, want ze maakten hem zenuwachtig, al wist hij niet goed waarom. Ook dit groepje fluisterde opgewonden en hij zag niet ��n collectebus. Toen hij hen op de terugweg opnieuw passeerde, met een zakje met een grote donut in zijn hand, ving hij een paar woorden op van hun gesprek.
'De Potters, ja, dat heb ik ook gehoord -'
'ja, hun zoon Harry -'
Meneer Duffeling bleef stokstijf staan. Bleek van angst keek hij achterom naar de fluisteraars, alsof hij iets wilde zeggen, maar hij bedacht zich.
Hij stak haastig de weg over, rende de trap op naar zijn kantoor, snauwde tegen zijn secretaresse dat hij niet gestoord wilde worden, greep de telefoon en had bijna zijn eigen nummer gedraaid toen hij zich opnieuw bedacht. Hij legde de hoorn weer op de haak, draaide aan zijn snor en bedacht dat... nee, hij haalde zich dingen in zijn hoofd. Potter was tenslotte geen ongebruikelijke naam. je had vast hordes Potters met een zoontje dat Harry heette. Nu hij er goed over nadacht, wist hij niet eens zeker of de naam van zijn neefje wel Harry was. Hij had die blaag per slot van rekening nooit gezien. Misschien heette hij wel Hans. Of Harold. Het had geen zin om mevrouw Duffeling van streek te maken: ze werd altijd zo snibbig als hij iets over haar zus zei. Niet dat hij haar dat kwalijk nam als hij zo'n zus had gehad... maar toch. die mensen met die mantels...
Het kostte hem die middag veel meer moeite om zich op boormachines te concentreren en toen hij om vijf uur naar huis ging, was hij nog steeds zo ongerust dat hij bij de uitgang pardoes tegen
iemand opbotste.
'Sorry,' gromde hij, toen het piepkleine mannetje struikelde en bijna viel. Het duurde even voor het tot meneer Duffeling doordrong dat het kereltje een lila mantel droeg. Hij was kennelijk helemaal niet boos dat hij bijna van de sokken was gelopen. Integendeel, hij glimlachte breed en zei met zo'n raar piepstemmetje dat diverse voorbijgangers hem aanstaarden: 'U hoeft zich niet te verontschuldigen, waarde heer, Vandaag kan niets me kwaad maken! Wees blij, want Jeweetwel is verdwenen! Zelfs Dreuzels als u zouden deze blije, blije dag moeten vieren!'
Het mannetje sloeg zijn armen om meneer Duffelings middel, omhelsde hem stevig en liep door.
Meneer Duffeling stond aan de grond genageld. Hij was geknuffeld door een wildvreemde en had ook zo'n idee dat hij was uitgescholden voor Dreuzel, wat dat dan ook zijn mocht. Het duizelde hem. Haastig liep hij naar zijn auto en reed naar huis, in de hoop dat hij zich het allemaal verbeeld had. Dat had hij nog nooit eerder gehoopt, want hij was tegen verbeelding.
Toen hij stopte bij nummer 4 viel zijn oog direct en dat maakte zijn humeur er niet beter op op de cyperse kat die hij 's ochtends ook had gezien. Nu zat ze op de tuinmuur. Hij wist zeker dat het dezelfde was; ze had een opvallende tekening rond haar ogen.
'Ksssjt!' zei meneer Duffeling luid.
De kat verroerde zich niet, maar keek hem alleen streng aan. Was dit normaal kattengedrag, vroeg meneer Duffeling zich af? Hij haalde een paar keer diep adem en deed de deur open, nog steeds vastbesloten om niets tegen zijn vrouw te zeggen.
Mevrouw Duffeling had een leuke, doodgewone dag gehad. Tijdens het eten vertelde ze uitgebreid over de problemen die Zij Van Hiernaast met haar dochter had en dat Dirk een nieuw woordje had geleerd ('Nietes!'J. Meneer Duffeling trachtte zich normaal te gedragen. Toen Dirk eindelijk sliep, was hij nog net op tijd terug in de woonkamer om het laatste stukje van het journaal te kunnen zien.
'En ten slotte melden overal vogelkenners dat de uilen in ons land zich vandaag buitengewoon vreemd gedragen. Uilen jagen meestal 's nachts en laten zich overdag vrijwel nooit zien, maar nu zijn er sinds zonsopgang al honderden gesignaleerd, die in alle richtingen vliegen. De experts kunnen de plotselinge verandering van hun slaappatroon niet verklaren.' De nieuwslezer grijnsde. 'Heel mysterieus. En nu naar Jim Hagelmans met het weer. Dreigen er vannacht nog meer uilenstormen, Jim?'
'Nou, dat weet ik niet, Ted,' zei de weerman, 'maar niet alleen de uilen gedragen zich vreemd. Kijkers uit het hele land, van Kent tot aan Yorkshire en Dundee, hebben gebeld om te zeggen dat het, in plaats van de regenbuien die ik gisteren had beloofd, alleen vallende sterren heeft geregend! Misschien hebben sommige mensen hun vuurwerk wat te vroeg afgestoken het is nog lang geen Oudjaar, beste kijkers! Maar ik kan wel beloven dat het een regenachtige nacht wordt.'
Meneer Duffeling zat als versteend in zijn luie stoel. Vallende sterren? Uilen op klaarlichte dag? Overal mysterieuze mensen met mantels? En gefluister, gefluister over de Potters...
Mevrouw Duffeling kwam binnen met twee kopjes thee. Meneer Duffeling kon zich niet langer inhouden. Hij moest iets zeggen. Nerveus schraapte hij zijn keel. 'Eh - Petunia -, schat je hebt de laatste tijd toch toevallig niet iets van je zus gehoord?'
Zoals hij had verwacht, reageerde mevrouw Duffeling geschokt en ontstemd. Normaliter deden ze tenslotte net alsof ze geen zus had.
'Nee,' zei ze nijdig. 'Hoezo?'
'Ik hoorde iets raars op het nieuws,' mompelde meneer Duffeling. 'Uilen... vallende sterren... en er liepen een hoop rare mensen in de stad...'
'Nou en?' snauwde mevrouw Duffeling.
'Ik dacht dat... dat het misschien... dat het iets te maken had met... je weet wel... haar vrienden.'
Mevrouw Duffeling nam met dunne lippen een zuinig slokje thee en meneer Duffeling vroeg zich af of hij durfde te zeggen dat hij de naam 'Potter' had gehoord. Hij besloot dat hij dat niet durfde. In plaats daarvan zei hij zo nonchalant mogelijk: 'Hun zoontje die zal ongeveer even oud zijn als Dirk, nietwaar?'
'Dat zal wel,' zei mevrouw Duffeling stijfjes.
'Hoe heet hij ook alweer? Henny of zo?'
'Harry. Echt zo'n lelijke, ordinaire naam.'
'Inderdaad,' mompelde meneer Duffeling, met een heel hol gevoel in zijn maag. 'Zeg dat wel, ja.'
Hij had het er de rest van de avond niet meer over, maar toen ze naar bed gingen en mevrouw Duffeling even in de badkamer was, sloop meneer Duffeling naar het slaapkamerraam en tuurde naar het voortuintje. De kat zat er nog steeds. Ze staarde de Ligusterlaan in alsof ze ergens op wachtte.
Haalde hij zich dingen in zijn hoofd? Kon dit alles iets te maken hebben met de Potters? Als dat zo was... als bekend werd dat ze familie waren van hij dacht niet dat hij dat zou overleven.
De Duffelings stapten in bed. Mevrouw Duffeling viel snel in slaap, maar meneer Duffeling bleef een hele tijd liggen piekeren. Zijn laatste, geruststellende gedachte voor hij in slaap viel was dat, zelfs als de Potters er inderdaad iets mee te maken hadden, dat nog niet betekende dat hij en mevrouw Duffeling er ook bij betrokken zouden raken. De Potters wisten maar al te goed wat de Duffelings dachten van hun soort... Het was onvoorstelbaar dat hij en Petunia in rare zaakjes verwikkeld zouden raken hij geeuwde en draaide zich om nee, gelukkig stonden zij er helemaal buiten.
Daar vergiste hij zich deerlijk in.
Meneer Duffeling sukkelde uiteindelijk in slaap, maar de kat die buiten op het muurtje zat was nog altijd klaarwakker. Ze zat zo stil als een standbeeld en hield haar blik strak op de hoek van de Ligusterlaan gericht. Ze vertrok geen spier toen iemand verderop met een autoportier sloeg en ook niet toen er twee uilen laag overvlogen. Pas tegen middernacht verroerde de kat zich.
Plotseling en zo stil dat het leek alsof hij uit de grond was opgerezen, verscheen er een man op de hoek die de kat zo nauwlettend in de gaten had gehouden. De kat sloeg met haar staart en kneep haar ogen half dicht.
Zo iemand had er nog nooit door de Ligusterlaan gelopen. De man was lang, mager en stokoud, te oordelen naar zijn zilvergrijze haar en baard, die zo lang waren dat hij ze allebei gemakkelijk in zijn broek kon stoppen. Hij droeg een lang gewaad, een paarse mantel die over de grond streek en laarzen met gespen en hoge hakken. Zijn heldere, lichtblauwe ogen twinkelden achter halfronde brillenglaasjes en zijn neus was lang en krom, alsof hij minstens twee keer gebroken was. Hij heette Albus Perkamentus.
Albus Perkamentus scheen niet te beseffen dat hij in een straat gearriveerd was waar alles aan hem ongewenst was, van zijn laarzen tot zijn naam. Hij zocht in de zakken van zijn mantel, maar besefte toen blijkbaar dat hij werd bekeken en wierp plotseling een blik op de kat, die hem nog steeds vanaf het andere einde van de straat aanstaarde. Om de een of andere reden vond hij die aanblik amusant, want hij grinnikte en mompelde: 'Ik had het moeten weten.'
In een binnenzak vond hij wat hij zocht: iets wat op een zilveren aansteker leek. Hij knipte het open, hield het omhoog en klikte
ermee. De dichtstbijzijnde straatlantaarn ging met een zacht, ploppend geluidje uit. Hij klikte opnieuw en een tweede lantaarn flakkerde en werd donker. Hij klikte twaalf keer met de Uitsteker, tot de enige lichtjes twee piepkleine, gloeiende puntjes waren: de ogen van de kat die hem aanstaarden. Zelfs als mevrouw Duffeling nu uit het raam had gekeken, zouden haar kraaloogjes niet hebben kunnen zien wat zich op het trottoir afspeelde. Perkamentus deed de Uitsteker weer in zijn zak, liep naar nummer 4 en ging naast de kat op het tuinmuurtje zitten. Hij keek niet naar het beest, maar zei na een paar tellen: 'Wat een toeval dat we elkaar hier treffen, professor Anderling.'
Hij keek de cyperse kat glimlachend aan, maar het dier was verdwenen en hij glimlachte tegen een streng uitziende vrouw met een vierkante bril, die precies dezelfde vorm had als de donkere strepen rond de ogen van de kat. Zij droeg ook een mantel, een smaragdgroene. Haar zwarte, strak achterovergekamde haar zat in een knotje en ze leek nogal gepikeerd.
'Hoe wist u dat ik het was?' vroeg ze.
'M'n beste professor, ik heb nog nooit een kat zo stijfjes zien zitten.'
'U zou ook stijf zijn als u de hele dag op een koude bakstenen muur had gezeten,' zei professor Anderling.
'De hele dag? Terwijl u ook feest had kunnen vieren? Op weg hierheen ben ik minstens tien feestjes gepasseerd.'
Professor Anderling snoof nijdig.
'Ja, iedereen zet de bloemetjes buiten,' zei ze ongeduldig. 'Je zou denken dat ze wat voorzichtiger zouden zijn, maar nee hoor - zelfs de Dreuzels merken dat er iets aan de hand is. Het was op hun journaal.' Ongeduldig gebaarde ze met haar hoofd naar de donkere woonkamer van de Duffelings. 'Ik heb het zelf gehoord. Zwermen uilen... vallende sterren... Ze zijn niet helemaal achterlijk, weet u. Zoiets moest opvallen. Vallende sterren in Kent - ik wil wedden dat Dedalus Diggel dat gedaan heeft. Die heeft nooit veel hersens gehad.'
'Je kunt het ze niet kwalijk nemen,' zei Perkamentus vergoelijkend. 'Tenslotte hebben we de afgelopen elf jaar bitter weinig te vieren gehad.'
'Dat weet ik,' zei professor Anderling ge�rriteerd. 'Maar dat is nog geen reden om alle remmen los te gooien. Onze mensen zijn onverantwoordelijk bezig. Ze komen op klaarlichte dag op straat, dragen niet eens Dreuzelkleren en roddelen er lustig op los.'
Ze keek Perkamentus vanuit haar ooghoeken aan, alsof ze hoopte dat hij haar iets zou vertellen, maar dat deed hij niet en ze vervolgde: 'Het zou een mooie boel zijn als, op de dag dat Jeweetwel eindelijk verdwenen schijnt te zijn, de Dreuzels van ons bestaan horen. Hij is toch echl verdwenen, Perkamentus?'
'Daar ziet het wel naar uit,' zei Perkamentus. 'We hebben veel om dankbaar voor te zijn. Wilt u een zuurtje?'
'Een wat?'
'Een zuurtje. Een soort Dreuzelsnoepje. Ik vind ze eerlijk gezegd erg lekker.'
'Nee, bedankt,' zei professor Anderling koeltjes, alsof dit niet het juiste moment was voor zuurtjes. 'Zoals ik al zei, zelfs als Jeweetwel inderdaad is verdwenen -'
'M'n beste professor, zo'n verstandig iemand als u kan hem toch wel bij zijn naam noemen? Altijd maar dat onzinnige "Jeweetwel" ik probeer al elf jaar om de mensen zover te krijgen dat ze hem bij zijn naam noemen: Voldemort.' Professor Anderling grimaste naar Perkamentus, die twee aan elkaar gekleefde zuurtjes los probeerde te krijgen, merkte dat niet. 'Het is zo verwarrend als iedereen steeds maar "Jeweetwel" roept. Ik heb nooit begrepen waarom het zo beangstigend is om Voldemorts naam uit te spreken.'
'Dat weet ik,' zei professor Anderling, half bewonderend en half ge�rgerd. 'Maar u bent anders, ledereen weet dat u de enige was voor wie jeweet nou, goed, voor wie Voldemort bang was.'
'U vleit me,' zei Perkamentus kalm. 'Voldemort bezat krachten waar ik nooit over zal beschikken.'
'Alleen omdat u te hoe zal ik het zeggen te nobel bent om ze te gebruiken.'
'Gelukkig is het donker. Ik heb niet meer zo gebloosd sinds madame Plijsterzei dat ze mijn nieuwe oorwarmers zo mooi vond.'
Professor Anderling keek hem scherp aan en zei: 'Die uilen zijn nog niets vergeleken bij de geruchten die de ronde doen. Weet u wat ze zeggen? Over de reden voor zijn verdwijning? Over wat hem uiteindelijk de das om heeft gedaan?'
Blijkbaar had professor Anderling het onderwerp aangesneden dat ze werkelijk wilde bespreken, de ware reden waarom ze de hele dag op die koude harde muur had zitten wachten, want noch als kat noch als vrouw had ze Perkamentus zo doordringend aangestaard als ze nu deed. Het was duidelijk dat, wat 'iedereen' ook zei, ze het pas zou geloven als Perkamentus het bevestigde. Maar Perkamentus pulkte nog een zuurtje los en gaf geen antwoord.
'Ze zeggen,' vervolgde ze, 'dat Voldemort gisteren plotseling in de Halvemaanstraat opdook. Dat hij het op de Potters had gemunt. Ze zeggen dat Lily en James Potter - dat ze - dat ze - dat ze dood zijn.'
Perkamentus boog zijn hoofd en professor Anderling snakte naar adem.
'Lily en James... ik kan het niet geloven... ik wilde het niet geloven... o Albus...'
Perkamentus klopte haar op haar schouder. 'Ik weet het... ik weet het...' zei hij mistroostig.
Met trillende stem vervolgde professor Anderling: 'En dat is nog niet alles. Ze zeggen dat hij ook geprobeerd heeft Harry te vermoorden, het zoontje van de Potters. Maar - dat kon hij niet. Hij kon dat jongetje niet vermoorden. Niemand weet hoe of waarom, maar ze zeggen dat, toen hij Harry Potter niet kon doden, zijn macht gebroken werd en dat hij daarom is verdwenen.'
Perkamentus knikte somber.
'Is dat is dat waar?' hakkelde professor Anderling. 'Na alles wat hij gedaan heeft... alle mensen die hij heeft vermoord... kon hij ��n klein jongetje niet aan? Het is gewoonweg verbijsterend... dat uitgerekend... maar hoe heeft Harry dat in 's hemelsnaam overleefd?'
'Daar kunnen we alleen maar naar gissen,' zei Perkamentus. 'Misschien zullen we het nooit echt weten.'
Professor Anderling pakte een kanten zakdoek en bette haar ogen onder haar brillenglazen. Met een luid, vochtig gesnuif haalde Perkamentus een gouden horloge uit zijn zak en keek erop. Het was een heel merkwaardig horloge. Het had twaalf wijzers, maar geen cijfers; in plaats daarvan draaiden aan de rand kleine planeetjes rond. Toch was het voor Perkamentus blijkbaar duidelijk, want hij deed het weer in zijn zak en zei: 'Hagrid is aan de late kant. Waarschijnlijk heeft hij gezegd dat ik hier zou zijn?'
'Ja,' zei professor Anderling. 'En u wilt zeker niet zeggen wat u komt doen?'
'Ik kom Harry afleveren bij zijn oom en tante. Ze zijn de enige familie die hij nog heeft.'
'U bedoelt toch niet nee, u kunt de mensen die hier wonen niet bedoelen,' riep professor Anderling, die overeind sprong en op nummer 4 wees. 'Professor Perkamentus dat kan gewoon niet. Ik houd dat huis al de hele dag in de gaten. U kunt zich geen twee mensen voorstellen die minder op ons lijken. En hun zoontje - ik heb hem zijn moeder schoppend en trappend door de straat zien sleuren, krijsend dat hij snoep wilde! En daar moet Harry Potter gaan wonen?'
'Dat is het beste voor hem,' zei Perkamentus gedecideerd. 'Zijn oom en tante kunnen alles uitleggen als hij ouder is. Ik heb ze een brief geschreven.'
'Een brief?' herhaalde professor Anderling zwakjes en ze ging weer op het muurtje zitten. 'Denkt u echt dat u alles kunt uitleggen in een brief? Die lui zullen nooit ��n snars van hem snappen! Hij wordt beroemd een legende - het zou me niks verbazen als deze dag later tot Harry Potterdag wordt uitgeroepen er worden vast boeken over Harry geschreven - elk kind in onze wereld zal zijn naam kennen!'
'Precies,' zei Perkamentus, die haar ernstig aankeek over zijn halfronde brilletje. 'Dat is voldoende om elke jongen het hoofd op hol te brengen. Wereldberoemd, nog voor hij kan lopen of praten! Beroemd om iets wat hij zich zelf niet eens zal kunnen herinneren! Snap je niet dat het veel beter voor hem is om ergens op te groeien waar hij daar niet steeds mee geconfronteerd wordt, tot hij het aankan?'
Professor Anderling deed haar mond open, bedacht zich, slikte en zei: 'Ja ja, u hebt gelijk. Maar hoe moet Harry hier komen?' Ze staarde naar zijn mantel, alsof ze dacht dat hij Harry daar misschien verborgen hield.
'Hagrid brengt hem.'
'Lijkt het u verstandig om zoiets belangrijks aan Hagrid toe te vertrouwen?'
'Ik vertrouw Hagrid blindelings,' zei Perkamentus.
'Ik zeg niet dat hij het hart niet op de juiste plaats heeft,' zei professor Anderling met tegenzin, 'maar u moet toegeven dat hij vaak onvoorzichtig is. Hij heeft de neiging om - wat is dat?'
Een laag, rommelend geluid verbrak de stilte in de straat. Het werd steeds harder en ze keken om zich heen of ze ergens een koplamp zagen. Het gerommel werd een gebulder, ze keken omhoog en plotseling kwam er een enorme motorfiets uit de lucht vallen, die vlak voor hen op de straat landde.
De motorfiets was dan misschien enorm, de bestuurder was nog veel groter. Hij was bijna twee keer zo lang als normaal en minstens vijf keer zo breed. Hij leek gewoon veel te groot om los rond te mogen lopen en bovendien was hij zo woest - zijn gezicht ging grotendeels schuil achter een zwarte baard en lange slierten zwart haar, hij had handen als vuilnisbakdeksels en zijn voeten, die in leren laarzen waren gestoken, leken wel babydolfijntjes. Hij hield een bundeltje dekens in zijn reusachtige, gespierde armen.
'Hagrid!' zei Perkamentus opgelucht. 'Daar ben je eindelijk. Hoe kom je aan die motor?'
'Geleend, professor Perkamentus,' zei de reus, die voorzichtig afstapte. 'Van die jonge Sirius Zwarts. Ik heb 'm, meneer.'
'Geen problemen, hoop ik?'
'Nee, meneer 't huis lag in puin, maar ik wist 'm naar buiten te krijgen voor die Dreuzels zich d'rmee gingen bemoeien. Hij viel in slaap toen we over Bristol vlogen.'
Perkamentus en professor Anderling bogen zich over het bundeltje en zagen een klein jongetje, dat sliep als een blok. Onder de lok pikzwart haar die over zijn voorhoofd hing bevond zich een merkwaardige snee, in de vorm van een bliksemschicht.
'Is dat waar-' fluisterde professor Anderling.
'Ja,' zei Perkamentus. 'Dat litteken zal hij altijd houden.'
'Kunt u daar niks aan doen, professor Perkamentus?'
'Zelfs als ik dat kon, zou ik het nog niet doen. Littekens zijn soms heel nuttig. Ik heb er zelf ook eentje, net boven mijn linkerknie en dat is precies de plattegrond van de Londense metro. Nou geef hem maar aan mij, Hagrid. Hoe eerder we dit achter de rug hebben hoe beter.'
Perkamentus pakte Harry aan en droeg hem naar het huis van de Duffelings.
'Ken ik - ken ik afscheid van 'm nemen, meneer?' vroeg Hagrid.
Hij boog zijn enorme, woeste hoofd en gaf Harry een zo te zien heel kriebelige en harige kus. Plotseling jammerde Hagrid als een geslagen hond.
'Ssst!' siste professor Anderling. 'Je maakt de Dreuzels nog wakker!'
'S-s-sorry,' snikte Hagrid, die zijn gezicht begroef in een grote, gespikkelde zakdoek. 'Maar ik k-ken d'r gewoon niet tegen Lily en James dood en nou mot dat arme kotertje bij een stel Dreuzels gaan wonen -'
'Ia ja, allemaal heel triest, maar verman je alsjeblieft, Hagrid. Dadelijk worden we nog betrapt,' fluisterde professor Anderling, die Hagrid voorzichtig op zijn arm klopte terwijl Perkamentus over de lage tuinmuur stapte en naar de voordeur liep. Hij legde Harry op de deurmat, haalde een brief uit zijn mantel, stopte die tussen Harry's dekentjes en liep terug naar de anderen. Wel een minuut lang staarden ze gedrie�n naar het bundeltje; Hagrids schouders schokten, professor Anderling knipperde driftig met haar ogen en de twinkelende lichtjes die meestal in Perkamentus' ogen dansten, schenen plotseling gedoofd te zijn.
'Nou,' zei Perkamentus uiteindelijk, 'dat was het dan. We hebben hier verder niets te zoeken, dus laten we ook maar gaan feesten.'
'Ja,' zei Hagrid met een heel klein stemmetje. 'Laat ik eerst effe die motor naar Sirius terugbrengen. Nou, trusten, professor Anderling professor Perkamentus.'
Hagrid veegde zijn betraande ogen af met de mouw van zijn jas, hees zich in het zadel van de motorfiets en trapte op de kickstarter; de motor steeg bulderend op en verdween in het duister.
'Ik zie u binnenkort weer, professor Anderling,' zei Perkamentus met een knikje. Professor Anderling snoot haar neus.
Perkamentus draaide zich om en liep de straat uit. Op de hoek bleef hij even staan en pakte zijn zilveren Uitsteker. Hij klikte ��n keer en twaalf lichtbollen schoten terug naar hun straatlantaarns, zodat de Ligusterlaan plotseling weer een zee van oranje licht was en hij een cyperse kat aan het andere uiteinde van de straat de hoek om zag glippen. Hij kon nog net het bundeltje op het stoepje van nummer 4 onderscheiden.
'Veel geluk, Harry,' mompelde hij, Hij draaide zich abrupt om en verdween met een zacht geruis van zijn mantel.
Een briesje ritselde in de keurige heggen van de Ligusterlaan, die stil en opgeruimd onder de inktzwarte hemel lag. Het was wel de allerlaatste straat waar je verbijsterende gebeurtenissen zou verwachten. Harry Potter draaide zich om in zijn dekentjes, maar werd niet wakker. Zijn kleine hand greep de brief beet en hij sliep verder, zonder te weten dat hij speciaal was, zonder te weten dat hij beroemd was, zonder te weten dat hij over een paar uur gewekt zou worden door het gekrijs van mevrouw Duffeling wanneer ze de voordeur opendeed om de lege melkflessen buiten te zetten en zonder te weten dat hij de komende weken aan ��n stuk door gepord en geknepen zou worden door zijn neef Dirk... hij kon niet weten dat er op dat moment, door het hele land, overal mensen in het geheim bijeenkwamen, die hun glazen hieven en zacht en vol ontzag zeiden; 'Op Harry Potter - de jongen die bleef leven!'
Hoofdstuk 2
HET VERDWENEN GLAS
Het was bijna tien jaar geleden sinds de Duffelings hun neefje op de deurmat hadden aangetroffen, maar de Ligusterlaan was nog exact hetzelfde. De opkomende zon bescheen dezelfde keurige voortuintjes, werd weerkaatst door dezelfde koperen 4 op de voordeur van de Duffelings en kroop voorzichtig hun woonkamer binnen, waarin ook vrijwel niets was veranderd sinds meneer Duffeling dat onheilspellende nieuwsbericht over die uilen had gezien. Alleen uit de foto's op de schoorsteenmantel bleek dat de nodige tijd verstreken was. Tien jaar geleden hadden er rijen foto's gestaan van iets wat veel op een grote roze strandbal met verschillend gekleurde, gebreide mutsen leek, maar Dirk Duffeling was geen baby meer en nu stonden er foto's van een dik blond jongetje dat op zijn eerste fiets reed, in een draaimolen zat, een computerspelletje speelde met zijn vader en geknuffeld en gekust werd door zijn moeder. Niets wees erop dat er nog een jongen in huis woonde.
Toch was Harry Potter er nog steeds. Hij sliep, maar dat zou niet lang meer duren. Zijn tante Petunia was al op en hij werd ruw gewekt door haar schrille stem. 'Eruit! Opstaan! Nu!'
Harry schrok wakker. Zijn tante bonsde weer op de deur.
'Eruit!' krijste ze. Harry hoorde haar naar de keuken lopen en de koekenpan op het vuur zetten. Hij ging op zijn rug liggen en probeerde zich te herinneren wat hij gedroomd had. Het was een fijne droom geweest, over een vliegende motorfiets. Vreemd genoeg had hij het gevoel dat hij dat al eerder had gedroomd.
Zijn tante stond weer voor de deur.
'Ben je al op?' vroeg ze.
'Bijna,' zei Harry.
'Nou, schiet een beetje op. Je moet het spek in de gaten houden. En waag het niet om het te laten aanbranden. Alles moet perfect zijn op Dirks verjaardag.'
Harry kreunde.
'Wat zei je?' snauwde zijn tante door de deur heen.
'Niets, niets...'
Dirks verjaardag hoe had hij dat kunnen vergeten? Harry kwam langzaam uit bed en zocht sokken. Hij vond een paar onder zijn bed en trok ze aan, na er een spin te hebben afgeveegd. Daar was Harry aan gewend, want het wemelde van de spinnen in de bezemkast onder de trap en daar sliep hij.
Toen hij zich had aangekleed, liep hij naar de keuken. De tafel bezweek bijna onder Dirks cadeautjes. Zo te zien had hij de nieuwe computer gekregen waar hij om gezeurd had, plus een tweede televisie en een racefiets. Het was Harry een raadsel waarom Dirk in vredesnaam een racefiets wilde, want hij was moddervet en had een bloedhekel aan alles wat op lichaamsbeweging leek, behalve als hij iemand kon slaan. Harry was Dirks favoriete boksbal, maar hij kreeg hem niet vaak te pakken. Je zou het op het eerste gezicht niet zeggen, maar Harry was razendsnel.
Misschien had het iets te maken met het feit dat hij in een donkere kast sliep, maar Harry was klein en mager voor zijn leeftijd. Hij leek nog kleiner en magerder doordat hij de afdankertjes van Dirk droeg en Dirk ongeveer vier keer zo dik was als hij. Harry had een smal gezicht, knokige knie�n, zwart haar en felgroene ogen. Hij droeg een ronde bril die van plakband aan elkaar hing, omdat Dirk hem zo vaak kapot had geslagen. Er was maar ��n ding dat Harry beviel aan zijn uiterlijk en dat was een dun litteken op zijn voorhoofd, in de vorm van een bliksemschicht. Hij had dat litteken altijd gehad en de allereerste vraag die hij aan tante Petunia had gesteld, voor zover hij zich kon herinneren, was hoe hij dat had opgelopen.
'Bij het auto-ongeluk waarbij je ouders zijn omgekomen,' had ze gezegd. 'En stel geen vragen.'
Stel geen vragen - dat was regel nummer ��n als je een enigszins rustig leven wilde leiden bij de Duffelings.
Oom Herman kwam de keuken binnen terwijl Harry het spek omkeerde.
'Kam je haar!' blafte hij, bij wijze van ochtendgroet.
Zo eens per week keek oom Herman even over de rand van zijn krant naar Harry en riep dan dat zijn haar geknipt moest worden. Harry's haar werd waarschijnlijk vaker geknipt dan dat van alle andere jongens in zijn klas bij elkaar, maar het hielp niet. Zijn haar groeide nu eenmaal zo alle kanten uit.
Harry was eieren aan het bakken toen Dirk binnenkwam met zijn moeder. Dirk leek erg op oom Herman. Hij had een groot, roze gezicht, bijna geen nek, kleine, waterige blauwe oogjes en dik blond haar dat sluik op zijn dikke, bolle hoofd lag. Tante Petunia zei vaak dat Dirk net een engeltje was Harry zei vaak dat Dirk net een varken met een toupetje was.
Harry zette borden eieren en spek op tafel, wat moeilijk was omdat er niet veel ruimte was. Ondertussen telde Dirk zijn cadeautjes. Zijn gezicht betrok.
'Zesendertig,' zei hij en hij keek zijn vader en moeder aan. 'Dat is twee minder dan vorig jaar.'
'Je hebt het cadeau van tante Margot niet meegeteld, schat. Kijk, daar ligt het, onder dat grote pak van pappie en mammie.'
'Nou, goed dan, zevenendertig,' zei Dirk, die rood aanliep. Harry, die zag dat er een enorme woedeaanval opkwam bij Dirk, schrokte zijn spek zo snel mogelijk naar binnen, voor het geval Dirk de tafel omgooide.
Tante Petunia zag dat gevaar blijkbaar ook, want ze zei gauw: 'En als we vandaag in de stad zijn, kopen we nog eens twee cadeautjes voor je. Wat zeg je daarvan, schattebout? Nog twee cadeautjes. Is dat goed?'
Dirk dacht even na. Dat leek de nodige moeite te kosten, maar uiteindelijk zei hij langzaam: 'Dan heb ik er dus zeven... nee, acht...'
'Negenendertig, schattebout,' zei tante Petunia.
'O.' Dirk plofte weer in zijn stoel neer en greep het dichtstbijzijnde pakje. 'Nou, goed dan.'
Oom Herman grinnikte.
'Die kleine rakker wil waar voor zijn geld, net als zijn vader. Zo mag ik het horen, Dirk, jongen.' Hij streek door Dirks haar.
Op dat moment ging de telefoon. Tante Petunia liep naar de gang om op te nemen en Harry en oom Herman keken hoe Dirk zijn racefiets uitpakte, een filmcamera, een vliegtuigje met afstandsbesturing, zestien nieuwe computerspelletjes en een videorecorder. Hij rukte net het papier van een gouden horloge toen tante Petunia weer binnenkwam. Ze keek zowel nijdig als bezorgd.
'Slecht nieuws, Herman,' zei ze. 'Mevrouw Vaals heeft haar been gebroken. Ze kan niet op hem passen.' Ze knikte naar Harry.
Dirks mond viel open van afschuw, maar Harry's hart sprong op. Elk jaar, op Dirks verjaardag, namen zijn ouders hem en een vriendje mee naar een pretpark, een hamburgertent of de bioscoop en elk jaar werd Harry gedumpt bij mevrouw Vaals, een gestoord oud mens dat twee straten verderop woonde. Harry vond het daar vreselijk. Het hele huis stonk naar bloemkool en mevrouw Vaals wilde per se dat hij haar albums bekeek met foto's van alle katten die ze ooit had gehad.
'Wat nu?' zei tante Petunia met een woedende blik op Harry, alsof hij het zo gepland had, Harry wist dat hij eigenlijk medelijden moest hebben met mevrouw Vaals omdat ze haar been had gebroken, maar dat was niet gemakkelijk toen hij bedacht dat het nu een heel jaar zou duren voor hij de portretten van Poekie, Witje, Pootjes en Pluimpje weer moest bekijken.
'We zouden Margot kunnen bellen,' opperde oom Herman.
'Doe niet zo achterlijk, Herman. Ze kan dat joch niet uitstaan.'
De Duffelings spraken vaak over Harry alsof hij er niet bij was of eigenlijk meer alsof hij iets weerzinwekkends was dat hen toch niet begreep, een slak of zo.
'En hoe heet ze ook weer, die vriendin van je, Yvonne?'
'Op vakantie in Majorca,' snauwde tante Petunia.
'Ik zou ook gewoon thuis kunnen blijven,' opperde Harry hoopvol (dan zou hij eindelijk op tv kunnen zien wat hij wilde en misschien zelfs een tijdje op Dirks computer kunnen spelen).
Tante Petunia keek alsof ze een citroen had ingeslikt.
'En dan ��n grote puinhoop aantreffen als we thuiskomen?' grauwde ze.
'Ik zou het huis heus niet opblazen,' zei Harry, maar ze luisterden niet.
'We zouden hem mee kunnen nemen naar de dierentuin,' zei tante Petunia langzaam, '... en hem dan in de auto laten zitten...'
'Die auto is gloednieuw! Ik wil niet dat hij ergens met zijn vingers aankomt...'
Dirk begon luidruchtig te huilen. Hij huilde niet echt, het was jaren geleden dat hij voor het laatst echt had gehuild, maar hij wist dat hij zijn zin zou krijgen als hij een gezicht trok en jammerde.
'Niet huilen, Dirkje, kleine schattebout! Mammie zorgt wel dat hij jouw speciale dag niet verpest!' riep ze en ze sloeg haar armen om hem heen.
'Ik... wil... niet... dat... hij... meegaat!' krijste Dirk, tussen de gierende, geveinsde snikken door. 'Hij v-verpest altijd alles!' Onder de armen van zijn moeder keek hij Harry gemeen grijnzend aan.
Op dat moment ging de bel. 'O, lieve hemel, ze zijn er al!' riep tante Petunia geagiteerd en een paar tellen later kwam Dirks beste vriend Pieter Pulking binnen, samen met zijn moeder. Als Dirk andere jongens sloeg hield Pieter, een mager ventje met een ratachtig gezicht, meestal hun armen op hun rug gedraaid. Dirk stopte meteen met doen alsof hij huilde.
Een halfuur later zat Harry, die gewoon niet kon geloven dat hij zo geboft had, samen met Pieter en Dirk achter in de auto van de Duffelings en was hij voor het eerst in zijn leven op weg naar de dierentuin. Zijn oom en tante hadden niet geweten wat ze anders met hem aanmoesten, maar voor ze op pad gingen had oom Herman hem even apart genomen.
'Ik waarschuw je, jongen,' had hij gezegd, met zijn grote, paarse gezicht vlak bij dat van Harry, 'ik waarschuw je als je streken uithaalt, het geeft niet wat, sluit ik je tot Kerstmis op in die bezemkast.'
'Ik doe heus niets,' zei Harry. 'Echt...'
Maar oom Herman geloofde hem niet. Niemand geloofde hem.
Het probleem was dat er vaak wonderlijke dingen gebeurden met Harry en het was onbegonnen werk om de Duffelings aan hun verstand te peuteren dat hij daar niets aan kon doen.
Op een keer was tante Petunia het zo beu geworden dat Harry's talloze bezoeken aan de kapper absoluut geen resultaat hadden dat ze de keukenschaar had gepakt en hem bijna helemaal kaal had geknipt. Ze had alleen zijn pony laten zitten 'om dat afschuwelijke litteken te verbergen'. Dirk had zich een breuk gelachen en Harry had geen oog dichtgedaan bij de gedachte aan de reacties op school, waar hij toch al het lachertje was door zijn slobberkleren en plakbandbril. Toen hij de volgende ochtend wakker werd, was zijn haar echter weer normaal en leek het alsof tante Petunia er nooit de schaar in had gezet. Dat was hem op een week eenzame opsluiting in zijn bezemkast komen te staan, ook al had hij geprobeerd uit te leggen dat hij niet kon uitleggen waarom het zo snel was aangegroeid.
Een andere keer had tante Petunia hem willen dwingen een weerzinwekkende oude trui van Dirk te dragen (bruin met oranje stippen). Hoe meer moeite ze deed om hem over zijn hoofd te trekken, hoe kleiner hij leek te worden, tot hij uiteindelijk alleen nog geschikt zou zijn geweest voor een handpop. Tante Petunia was tot de conclusie gekomen dat hij was gekrompen in de was en tot Harry's opluchting was hij niet gestraft.
Daarentegen had hij zich wel vreselijk in de nesten gewerkt door op het dak van de schoolkeuken te worden betrapt. Dirk en zijn vriendjes hadden hem op de hielen gezeten, zoals zo vaak, en plotseling had Harry daar op de schoorsteen gezeten. Harry was net zo verbaasd geweest als iedereen, maar de Duffelings hadden een boze brief gekregen van het schoolhoofd, waarin ze klaagde dat Harry op het dak van een schoolgebouw was geklommen. Maar het enige wat hij had gedaan (had hij oom Herman toegeschreeuwd door de deur van zijn bezemkast) was achter de vuilniscontainers bij de keukendeur springen. Harry vermoedde zelf dat hij midden in zijn sprong omhoog was geblazen door een plotselinge windvlaag.
Maar vandaag zou er niets misgaan. Het was zelfs het gezelschap van Pieter en Dirk waard om eindelijk eens een dag niet door te brengen op school, in zijn kast of in de bloemkoolwalm bij mevrouw Vaals.
Onder het rijden klaagde oom Herman aan ��n stuk door tegen tante Petunia. Hij klaagde graag, over van alles en nog wat: zijn werk, Harry, de gemeente, Harry, de bank en Harry waren enkele favoriete onderwerpen, maar die ochtend waren het motorfietsen.
'Scheuren als maniakken, die jonge vandalen,' zei hij toen ze werden ingehaald door een motor.
'Ik heb vannacht over een motorfiets gedroomd,' zei Harry, die zich dat plotseling herinnerde. 'Hij vloog.'
Oom Herman knalde bijna tegen de auto voor hem. Hij draaide zich om en schreeuwde met een gezicht als een reusachtige biet met een snor tegen Harry:
'MOTORFIETSEN KUNNEN NIET VLIEGEN!'
Dirk en Pieter gniffelden.
'Dat weet ik ook wel,' zei Harry. 'Het was maar een droom.'
Maar hij wou dat hij niets gezegd had. Als er ��n ding was waar de Duffelings een hekel aan hadden, nog meer dan aan vragen, dan was het wel als hij zei dat iets zich gedragen had op een manier die niet hoorde. Het deed er niet toe of dat in een droom of een tekenfilm was geweest - ze dachten blijkbaar dat hem dat op ongewenste idee�n zou kunnen brengen,
Het was een mooie, zomerse zondag en het wemelde van de gezinnen in de dierentuin. Bij de ingang kochten de Duffelings grote chocoladeijsjes voor Dirk en Pieter en omdat de vriendelijke dame in de ijskar Harry al had gevraagd wat hij wilde voor ze hem weg konden sleuren, kreeg hij een goedkoop citroenwaterijsje. Het smaakte helemaal niet slecht, dacht Harry likkend, terwijl hij naar een gorilla keek die op zijn kop krabde. Hij leek als twee druppels water op Dirk, alleen was hij niet blond.
Harry had de fijnste ochtend sinds tijden. Hij bleef zorgvuldig op een paar passen afstand van de Duffelings, zodat Dirk en Pieter, die al gauw genoeg begonnen te krijgen van de dieren, niet hun toevlucht zouden nemen tot hun favoriete tijdverdrijf, namelijk Harry slaan. Ze aten in het restaurant van de dierentuin en toen Dirk een woedeaanval kreeg omdat zijn bananasplit niet groot genoeg was, bestelde oom Herman een tweede en mocht Harry de rest van de eerste opeten.
Achteraf besefte Harry dat het allemaal te mooi was om lang te kunnen duren.
Na de lunch gingen ze naar het reptielenhuis. Hier was het koel en donker en in de muren zaten verlichte ramen. Achter het glas kropen en gleden allerlei soorten hagedissen en slangen over stukken hout en steen. Dirk en Pieter wilden enorme, giftige cobra's en dikke, mensenvermorzelende pythons zien en Dirk vond al gauw de grootste slang in het hele reptielenhuis. Die had zijn lijf twee keer om oom Hermans nieuwe auto kunnen wikkelen en hem tot een vuilnisbak kunnen pletten maar op dat moment leek hij daar weinig zin in te hebben. Hij sliep als een blok.
Dirk drukte zijn neus tegen het glas en staarde naar de glanzende bruine windingen.
'Laat hem bewegen,' zanikte hij tegen zijn vader. Oom Herman tikte op het glas, maar de slang verroerde zich niet.
'Nog eens,' commandeerde Dirk. Oom Herman klopte hard met zijn knokkels op het glas, maar de slang snurkte door.
'Wat een afgang,' schamperde Dirk en hij liep verder,
Harry ging voor het glas staan en keek aandachtig naar de slang. Het zou hem niets verbaasd hebben als die van pure verveling was doodgegaan - nooit eens ander gezelschap dan idioten die de hele dag met hun vingers op het glas tikten om hem wakker te maken. Het was nog erger dan zijn bezemkast, waar de enige bezoeker tante Petunia was, die 's ochtends op de deur bonsde. Hij mocht tenminste ook in de rest van het huis komen.
Plotseling deed de slang zijn kleine, donkere oogjes open. Langzaam, heel langzaam, hief hij zijn kop op tot zijn ogen op gelijke hoogte waren met die van Harry.
Hij knipoogde.
Harry staarde hem aan en keek toen snel om zich heen, maar verder had niemand het gezien. Hij keek de slang weer aan en knipoogde ook.
De slang gebaarde met zijn kop naar oom Herman en Dirk, sloeg zijn ogen ten hemel en wierp Harry een blik toe die duidelijk betekende: 'Dat doen ze nou altijd.'
'Weet ik,' mompelde Harry door het glas heen, hoewel hij niet zeker wist of de slang hem kon horen. 'Dat moet echt balen zijn.'
De slang knikte heftig.
'Waar kom je eigenlijk vandaan?' vroeg Harry. De slang prikte met zijn staart naar een bordje naast het glas. Harry las: Boa Constrictor, Brazili�. 'Was het daar leuk?'
De boa constrictor gebaarde opnieuw met zijn staart naar het bordje en Harry las: Specimen geboren in gevangenschap. 'O, dus je bent nog nooit in Brazili� geweest?'
Net toen de slang zijn kop schudde, klonk er een oorverdovend gebrul en maakten Harry en de slang een sprongetje van schrik:
'DIRK! MENEER DUFFELING! KIJK DIE SLANG EENS! NIET TE GELOVEN WAT HIJ DOET!'
Dirk waggelde zo snel mogelijk terug.
'Uit de weg, jij,' zei hij en hij gaf Harry een stomp in zijn ribben. Harry was verrast en viel met een smak op de betonnen vloer. Wat er daarna gebeurde ging zo snel dat niemand het precies kon volgen -het ene moment stonden Pieter en Dirk met hun neus tegen het glas gedrukt en het volgende sprongen ze krijsend van schrik achteruit.
Harry ging overeind zitten en snakte naar adem; het glas voor de kooi van de boa was verdwenen. De enorme slang ontrolde zich en gleed de kooi uit overal in het reptielenhuis sprintten gillende mensen naar de uitgangen.
Terwijl de slang langsglipte, had Harry kunnen zweren dat een lage, sissende stem zei: 'Brazzzili�, ik kom eraan... bedankt, amigo.'
De opzichter van het reptielenhuis verkeerde in shocktoestand.
'Maar het glas,' herhaalde hij steeds. 'Waar is het glas gebleven?'
De directeur van de dierentuin zette persoonlijk een kop sterke, zoete thee voor tante Petunia en maakte wel tien keer zijn excuses. Pieter en Dirk konden alleen brabbelen. Voor zover Harry had gezien, had de slang gewoon speels naar hun voeten gehapt toen hij langsgleed, maar tegen de tijd dat ze weer in oom Hermans auto zaten, beweerde Dirk dat het beest bijna zijn been had afgebeten en zwoer Pieter dat hij op een haar na was doodgedrukt. Maar het ergste, in elk geval voor Harry, was dat Pieter uiteindelijk voldoende kalmeerde om te zeggen: 'Harry praatte tegen hem. Ja toch, Harry?'
Oom Herman wachtte tot Pieter naar huis was voor hij Harry onder den nam. Hij was zo kwaad dat hij nauwelijks iets kon zeggen. Het enige wat hij kon uitbrengen was: 'Weg - bezemkast - blijf - geen eten!' Vervolgens plofte hij weer trillend in zijn stoel neer en moest tante Petunia gauw een groot glas cognac voor hem inschenken.
Een paar uur later lag Harry in zijn donkere kast en wilde maar dat hij een horloge had. Hij wist niet hoe laat het was en kon er daarom niet zeker van zijn dat de Duffelings al sliepen. Als ze nog op waren, durfde hij niet naar de keuken te sluipen om iets te eten te halen.
Hij woonde al bijna tien jaar bij de Duffelings, tien ellendige jaren, zolang hij zich kon herinneren, sinds zijn ouders waren omgekomen bij dat auto-ongeluk. Hij kon zich niet herinneren of hij zelf ook in die auto had gezeten toen zijn ouders waren verongelukt. Soms, als hij zijn geheugen pijnigde tijdens zijn lange uren in de bezemkast, had hij een vreemd visioen: een oogverblindende groene lichtflits en een brandende pijn op zijn voorhoofd. Dat was waarschijnlijk dat ongeluk geweest, hoewel hij zich niet kon voorstellen waar dat groene licht vandaan kwam. Van zijn ouders kon hij zich niets herinneren. Zijn oom en tante spraken nooit over zijn vader en moeder en hij mocht uiteraard niets vragen. Er waren geen foto's van hen in huis.
Toen Harry jonger was had hij vaak gedroomd dat een onbekend familielid hem zou komen halen, maar dat was nooit gebeurd; de Duffelings waren zijn enige familie. Toch dacht (of hoopte) hij dat wildvreemde mensen hem af en toe herkenden op straat. Heel vreemde wildvreemden. Een piepklein mannetje met een pimpelpaarse hoge hoed had voor hem gebogen toen hij boodschappen deed met tante Petunia en Dirk. Na woedend aan Harry te hebben gevraagd of hij die man kende, had tante Petunia hem de winkel uitgesleurd zonder iets te kopen. Een verwilderd uitziende oude vrouw, die van top tot teen in het groen was gehuld, had op een keer vrolijk naar hem gezwaaid in de bus. Een kale man met een lange paarse jas had hem laatst midden op straat een hand gegeven en was zonder een woord te zeggen weer doorgelopen. En het merkwaardigste was de manier waarop al die mensen plotseling leken te verdwijnen als Harry hen beter probeerde te bekijken.
Op school had Harry geen vrienden, iedereen wist dat Dirk en zijn maatjes die gekke Harry Potter, met zijn oude slobberkleren en kapotte bril, niet konden luchten of zien en niemand wilde het verbruien bij Dirk en zijn maatjes.
Hoofdstuk 3
DE BRIEF VAN NIEMAND
De ontsnapping van de Braziliaanse boa kwam Harry op de allerlangste straf van zijn leven te staan. Tegen de tijd dat hij de bezemkast uit mocht, was de zomervakantie begonnen en had Dirk zijn nieuwe filmcamera kapotgemaakt, zijn vliegtuigje met afstandsbesturing laten neerstorten en tijdens zijn allereerste ritje op zijn racefiets mevrouw Vaals van de sokken gereden, toen ze op krukken de Ligusterlaan overstak.
Harry was blij dat hij niet naar school hoefde, maar er viel niet te ontsnappen aan Dirks vrienden, die elke dag langskwamen. Pieter, Dennis, Mark en Cordon waren stuk voor stuk groot en dom, maar Dirk was de grootste en domste en daarom de leider. De anderen deden maar al te graag mee aan Dirks lievelingssport: Harry pesten.
Daarom bracht Harry zo veel mogelijk tijd buitenshuis door, rondslenterend en nadenkend over het einde van de vakantie. Dan zag hij een klein lichtpuntje, want in september zou hij naar de middelbare school gaan en voor het eerst van zijn leven verlost zijn van Dirk. Dirk was ingeschreven bij Ballings, oom Hermans oude school, net als Pieter Pulking, maar Harry ging naar het J.F. Treitercollege, de plaatselijke middelbare school. Dat vond Dirk heel grappig.
'Ze stoppen je kop in de plee op je eerste dag op het Treitercollege,' zei hij tegen Harry. 'Ga je mee naar boven om te oefenen?'
'Nee, bedankt,' zei Harry. 'Die arme plee heeft nog nooit zoiets smerigs als jouw kop hoeven verwerken - dadelijk wordt hij nog misselijk.' En hij nam snel de benen, voor Dirk begreep wat hij gezegd had.
In juli ging tante Petunia met Dirk naar Londen, om zijn Ballingsuniform te kopen. Harry werd bij mevrouw Vaals gedumpt, maar die was minder erg dan gewoonlijk. Ze had haar been gebroken doordat ze over een van haar katten was gestruikeld en ze was niet zo gek op die beesten als vroeger. Harry mocht tv kijken en ze gaf hem zelfs een plak chocoladecake, die ze zo te proeven al een paar jaar in huis had.
's Avonds paradeerde Dirk door de woonkamer in zijn splintereuwe uniform. Leerlingen van Ballings droegen een roodbruin jact een oranje drollenvanger en een platte strohoed, die daar een matelot werd genoemd. Bij het uniform hoorde ook een knoestige wandelstok, die de jongens gebruikten om elkaar te slaan als de leraren niet keken. Dat werd geacht karaktervormend te zijn.
Toen hij Dirk daar zag staan, in zijn nieuwe knickerbocker, zei oom Herman bruusk maar geroerd dat dat het mooiste moment van zijn leven was. Tante Petunia barstte in tranen uit en zei dat ze gewoon niet kon geloven dat dat haar lieve kleine Dirkje was, zo knap en volwassen zag hij eruit. Harry durfde niets te zeggen. Hij moest zijn lachen zo vreselijk inhouden dat hij bang was dat hij al twee ribben had gebroken.
Toen Harry de volgende ochtend in de keuken kwam, hing daar een doordringende stank, die afkomstig was uit een grote zinken teil in de gootsteen. Harry keek in de teil. Hij was gevuld met grijs water, waarin smerige lompen dreven.
'Wat is dat?' vroeg hij aan tante Petunia. Ze kneep haar lippen samen, zoals altijd wanneer hij het waagde om een vraag te stellen.
'Je nieuwe schooluniform.'
Harry keek nogmaals in de teil.
'O,' zei hij. 'Ik wist niet dat het zo nat moest zijn.'
'Doe niet zo stom,' snauwde tante Petunia. 'Ik verf een paar oude kleren van Dirk grijs. Als ik klaar ben, lijkt het net een normaal uniform.'
Dat betwijfelde Harry ten zeerste, maar het leek hem beter om er niet tegenin te gaan. Hij ging aan tafel zitten en probeerde er niet aan te denken wat voor indruk hij zou maken op zijn eerste dag op het Treitercollege waarschijnlijk zouden de andere leerlingen denken dat hij stukken gedroogde olifantshuid droeg.
Dirk en oom Herman kwamen binnen en trokken hun neus op bij et ruiken van Harry's nieuwe uniform. Oom Herman sloeg zijn krant open, zoals gewoonlijk en Dirk, die zijn Ballingsstok constant bij zich had, mepte ermee op tafel.
Ze hoorden de brievenbus klepperen en de post op de deurmat ploffen.
Haal de post even, Dirk,' zei oom Herman vanachter zijn krant.
'Laat Harry hem maar halen.'
'Haal de post even, Harry.'
'Laat Dirk hem maar halen.'
'Geef hem een klap met je Ballingsstok, Dirk.'
Harry ontweek de Ballingsstok en ging de post halen. Er lagen drie dingen op de mat: een ansicht van oom Hermans zus Margot, die met vakantie was op het eiland Wight, een bruine envelop die waarschijnlijk een rekening bevatte en een brief voor Harry.
Harry pakte de brief en keek ernaar, terwijl zijn hart op en neer danste als een reusachtig elastiek. Hij had nog nooit van zijn leven een brief gehad. Wie zou hem er tenslotte een sturen? Hij had geen vrienden en geen familie hij was niet eens lid van de bibliotheek en kreeg daarom zelfs geen onbeleefde briefjes omdat hij zijn boeken niet op tijd had ingeleverd. Maar toch had hij nu een brief, een brief die zo duidelijk geadresseerd was dat er geen twijfel mogelijk was:
De Heer H. Potter
De Bezemkast onder de Trap
Ligusterlaan 4
Klein Zanikem
Surrey
De envelop was dik en zwaar en van een soort gelig perkament en het adres was in smaragdgroene inkt geschreven. Er zat geen postzegel op.
Harry keerde de envelop met trillende handen om en zag een paars lakzegel, met een wapen erop: een leeuw, een raaf; een das en een slang, rond een grote letter 'Z'.
'Schiet een beetje op, jongen,' riep oom Herman vanuit de keuken. 'Controleer je soms of er bombrieven bij zijn?' Hij grinnikte om zijn eigen grap.
Harry liep naar de keuken, nog steeds naar zijn brief starend. Hij gaf oom Herman de rekening en de ansicht, ging zitten en maakte langzaam de gele envelop open.
Oom Herman scheurde de envelop met de rekening open, snoof vol walging en keerde de ansicht om.
'Margot is ziek,' zei hij tegen tante Petunia. 'Een verkeerde mossel gegeten of zo...'
'Pa!' riep Dirk plotseling. Pa. Harry heeft iets!'
Harry wilde net de brief openvouwen, die van hetzelfde zware perkament was als de envelop, toen oom Herman hem uit zijn hand griste.
Die is van mij'!' zei Harry en hij probeerde hem terug te pakken.
'Wie zou jou nou een brief schrijven?' zei oom Herman schamper. Hij schudde de brief met ��n hand open en las hem. Zijn gezicht veranderde sneller van rood in groen dan een stoplicht en daar bleef het niet bij: een paar tellen later had het de grijsachtig witte kleur van oude havermout.
'P-P-Petunia!' bracht hij moeizaam uit.
Dirk wilde de brief ook lezen en probeerde hem te grijpen, maar oom Herman hield hem hoog boven zijn hoofd, zodat hij er niet bij kon. Tante Petunia pakte de brief nieuwsgierig aan en las de eerste regel. Even leek het alsof ze zou flauwvallen. Ze greep naar haar keel en maakte een raar, gesmoord geluid.
'Herman! O, lieve hemel Herman!'
Ze staarden elkaar aan en schenen vergeten te zijn dat Dirk en Harry ook nog in de keuken waren. Dirk was het niet gewend om genegeerd te worden en hij gaf zijn vader een ferme tik op zijn hoofd met zijn Ballingsstok.
'Ik wil die brief ook lezen,' zei hij luid.
'Ik wil die brief lezen,' zei Harry woedend, 'want hij is van mij.'
'Naar buiten, allebei,' kraste oom Herman, die de brief haastig terug in de envelop propte. Harry bleef zitten.
'IK WIL MIJN BRIEF TERUG!' schreeuwde hij.
'Ik wil hem lezen!' zei Dirk op hoge toon.
'ERUIT!' bulderde oom Herman. Hij greep Harry en Dirk bij hun nekvel, gooide ze de gang op en smeet de keukendeur met een klap dicht. Harry en Dirk vochten een woedend maar geruisloos conflict uit over wie er aan het sleutelgat mocht luisteren; Dirk won en dus ging Harry, wiens bril aan ��n oor bengelde, plat op zijn buik liggen, zodat hij aan de spleet tussen de drempel en de deur kon luisteren.
'Herman,' zei tante Petunia met trillende stem, 'heb je dat adres gezien? Hoe weten ze in vredesnaam waar hij slaapt? Je denkt toch niet dat ze het huis in de gaten houden?'
'Spionnen - telelenzen - richtmicrofoons,' mompelde oom Herman verwilderd.
'Maar wat nu, Herman? Moeten we terugschrijven? Zeggen dat we niet willen dat -'
Harry zag de glimmende zwarte schoenen van oom Herman door de keuken ijsberen.
'Nee,' zei hij uiteindelijk. 'Nee, we negeren die brief gewoon. Als ze geen antwoord krijgen... ja, dat is het beste... gewoon niets doen...'
'Maar-'
'lk wil zo iemand niet in huis hebben, Petunia! Hebben we, toen we hem kregen, niet gezworen dat we dat soort gevaarlijke onzin de kop zouden indrukken?'
Toen oom Herman 's avonds thuiskwam van zijn werk, deed hij iets wat hij nog nooit eerder had gedaan; hij kwam naar Harry's bezemkast.
'Waar is mijn brief?' zei Harry zodra oom Herman zich naar binnen had gewrongen. 'Wie heeft me geschreven?'
'Niemand. Hij was verkeerd geadresseerd,' zei oom Herman kortaf. 'Ik heb hem verbrand.'
'Hij was niet verkeerd geadresseerd,' zei Harry kwaad. 'Mijn kast stond erop.'
'Zwiig!' bulderde oom Herman en er vielen een paar spinnen van het plafond. Hij haalde een paar keer diep adem en dwong zichzelf om te glimlachen. Zo te zien deed dat pijn.
'Eh - tja, Harry - wat die bezemkast betreft. Je tante en ik hebben het erover gehad... je wordt eigenlijk te groot... we dachten dat het misschien leuk zou zijn als je Dirks tweede slaapkamer kreeg.'
'Waarom?' zei Harry.
'Geen vragen!' snauwde zijn oom. 'Breng je spullen naar boven, nu meteen.'
De Duffelings hadden vier slaapkamers: eentje voor oom Herman en tante Petunia, een logeerkamer (die eigenlijk alleen werd gebruikt door oom Hermans zus Margot), eentje waar Dirk sliep en eentje waar Dirk al het speelgoed bewaarde dat hij niet in zijn eerste slaapkamer kwijt kon. Harry hoefde maar ��n keer heen en weer te lopen om zijn spullen te verhuizen van zijn bezemkast naar zijn nieuwe slaapkamer. Hij ging op bed zitten en keek om zich heen. Bijna alles in de kamer was kapot. De nog geen maand oude filmcamera lag op een kleine tank waarmee Dirk ooit over de hond van de buren was gewalst; in de hoek stond Dirks allereerste televisie, die hij kapot had geschopt toen zijn favoriete programma was vervallen; in die grote vogelkooi had een papegaai gezeten die Dirk op school had geruild voor een luchtbuks, die nu met verbogen loop op een plank lag omdat Dirk erop was gaan zitten. Andere planken stonden vol met boeken. Dat waren de enige dingen die zo te zien nooit met een vinger waren aangeraakt.
Beneden hoorde hij Dirk tegen zijn moeder bl�ren: 'Ik wil hem daar niet... ik heb die kamer nodig... zeg dat hij weg moet...'
Harry zuchtte en ging languit op bed liggen. Gisteren had hij nog alles willen geven om deze kamer te krijgen, maar nu had hij veel liever in zijn kast gezeten met die brief dan hierboven zonder.
De volgende ochtend heerste er een ongewone stilte aan de ontbijttafel. Dirk verkeerde in shocktoestand. Hij had gegild en gekrijst, zijn vader geslagen met zijn Ballingsstok, expres overgegeven, zijn moeder geschopt en zijn schildpad door het glas van de serre gegooid en toch had hij zijn kamer niet terug. Harry dacht aan gisterochtend en wenste vurig dat hij die brief in de hal had opengemaakt. Oom Herman en tante Petunia wierpen elkaar steeds duistere blikken toe.
Toen de post kwam zei oom Herman, die blijkbaar zijn best deed om aardig te zijn tegen Harry, dat Dirk die moest gaan halen. Ze hoorden hem met zijn Ballingsstok op allerlei dingen in de gang slaan en toen riep hij: 'Er is er weer een! De Heer H. Potter, De Kleinste Slaapkamer, Ligusterlaan 4 -'
Met een gesmoorde kreet sprong oom Herman overeind en rende naar de hal, met Harry op zijn hielen. Oom Herman moest Dirk op de grond gooien om de brief te kunnen afpakken, wat bemoeilijkt werd door het feit dat Harry hem van achteren bij zijn nek had gegrepen. Na veel onoverzichtelijk geworstel, waarbij iedereen een hoop klappen kreeg van de Ballingsstok, kwam oom Herman uiteindelijk hijgend overeind, met Harry's brief in zijn hand geklemd.
'Ga naar je kast - ik bedoel je kamer,' zei hij amechtig tegen Harry. 'Dirk, ga ga gewoon weg.'
Harry ijsbeerde door zijn nieuwe kamer. Iemand wist dat hij niet meer in de bezemkast woonde en blijkbaar ook dat hij die eerste brief niet had ontvangen. Dat betekende toch dat ze het dan opnieuw zouden proberen? En deze keer zou hij zorgen dat het niet misliep. Hij had een plan.
De volgende ochtend om zes uur ging de gerepareerde wekker. Harry zette hem snel uit en kleedde zich geruisloos aan, want hij wilde de Duffelings niet wakker maken. Zonder het licht aan te doen sloop hij de trap af.
Hij was van plan om de postbode op de hoek van de Ligusterlaan op te wachten en om de brieven voor nummer 4 te vragen. Met bonzend hart liep hij voorzichtig door de donkere gang naar de voordeur
'AAAAAUW!'
Harry sprong haast een meter de lucht in hij was op iets groots en sponzigs getrapt, iets wat op de deurmat lag iets levends!
Boven ging het licht aan en Harry zag tot zijn afschuw dat dat grote, sponzige ding het gezicht van zijn oom was. Oom Herman had in een slaapzak bij de voordeur gelegen, overduidelijk met de bedoeling om Harry's plannetje te dwarsbomen. Hij foeterde Harry een halfuur lang uit en zei toen dat hij thee moest gaan zetten. Harry sjokte ellendig en verslagen naar de keuken en tegen de tijd dat hij terugkwam, was de post al geweest en oom Herman letterlijk in de schoot geworpen. Harry zag drie brieven, die stuk voor stuk in groene inkt waren geadresseerd.
'Ik wil -' begon hij, maar oom Herman scheurde de brieven voor zijn ogen in piepkleine stukjes.
Oom Herman ging die dag niet naar zijn werk. Hij bleef thuis en spijkerde de brievenbus dicht.
'Kijk,' legde hij aan tante Petunia uit, met zijn mond vol spijkers, 'als ze die brieven niet kunnen bezorgen, geven ze het heus wel op.'
'Ik weet niet of dat wel werkt, Herman.'
'O, die lui hebben rare kronkels in hun hoofd, Petunia. Ze denken niet zoals jij en ik,' zei oom Herman, die een spijker probeerde in te slaan met de plak cake die tante Petunia net had gebracht.
Op vrijdag arriveerden er niet minder dan twaalf brieven voor Harry. Omdat ze niet door de brievenbus konden, waren ze onder de deur door geduwd en langs het kozijn naar binnen geschoven. Er waren er zelfs een paar door het raampje van het toilet op de benedenverdieping gefrommeld.
Oom Herman bleef opnieuw thuis. Na alle brieven te hebben verbrand, pakte hij zijn hameren spijkers weer en spijkerde de spleten langs de vooren achterdeur dicht, zodat niemand het huis nog inof uitkon. Terwijl hij hamerde neuriede hij 'Een eigen huis' en schrok hij op van plotselinge geluidjes.
Op zaterdag begon de boel echt uit de hand te lopen. Er bleken vierentwintig brieven voor Harry naar binnen te zijn gesmokkeld, opgerold en verborgen in elk van de twee dozijn eieren die de stomverbaasde melkboer door het raam van de woonkamer aan tante Petunia had aangegeven. Terwijl oom Herman woedend met het postkantoor en de melkcentrale belde, in een poging iemand te vinden om tegen te klagen, versnipperde tante Petunia de brieven in haar keukenmachine.
'Wie wil in vredesnaam zo dolgraag met jou in contact komen?' vroeg Dirk verbijsterd aan Harry.
Toen oom Herman zondag aan de ontbijttafel plaatsnam, leek hij weliswaar moe en afgetobd, maar ook gelukkig.
'Op zondag wordt geen post bezorgd,' zei hij blij terwijl hij jam op zijn krant smeerde. 'Eindelijk verlost van die verdomde brieven -'
Hij had dat nog niet gezegd of er kwam iets uit de schoorsteen suizen, dat met een klap tegen zijn achterhoofd ketste. Het volgende moment floten er wel dertig of veertig brieven als kogels uit de haard. De Duffelings doken weg, maar Harry sprong op en probeerde er een te grijpen -
'Eruit! ERUIT!'
Oom Herman greep Harry bij zijn middel en smeet hem de gang op. Toen tante Petunia en Dirk ook naar buiten waren gehold, met hun armen voor hun gezicht, trok oom Herman de keukendeur met een klap dicht. Binnen hoorden ze nog steeds brieven de kamer inzeilen en tegen de muren en de vloer ketsen.
'Dat was de laatste druppel!' zei oom Herman, die kalm probeerde te blijven maar tegelijkertijd grote plukken haar uit zijn snor trok. 'Ik wil dat jullie over vijf minuten klaarstaan. We gaan weg. Pak alleen wat kleren in. En geen tegenspraak!'
Hij zag er zo gevaarlijk uit, met zijn halve snor, dat niemand durfde te protesteren. Tien minuten later hadden ze de dichtgespijkerde deur opengewrikt en scheurden ze richting snelweg. Dirk zat zacht snikkend achterin; zijn vader had hem een paar draaien om zijn oren gegeven omdat hij zo traag was. Hij had verwoed geprobeerd om zijn tv, video en computer in zijn sporttas te proppen.
Ze reden. En reden. Zelfs tante Petunia durfde niet te vragen waar ze heen gingen. Om de zoveel tijd maakte oom Herman een scherpe bocht en reed dan een tijdje in de tegenovergestelde richting.
'Afschudden... kwijtraken,' mompelde hij dan.
Ze stopten niet ��n keer om iets te eten of te drinken. Toen het donker werd, zat Dirk te brullen. Hij had nog nooit zo'n afschuwelijke dag beleefd. Hij had honger, hij had vijf tv-programma's gemist die hij graag had willen zien en hij had nog nooit zo lang geen buitenaardse wezens afgeslacht op zijn computer.
Ten langen leste stopte oom Herman bij een naargeestig hotel aan de rand van een grote stad. Dirk en Harry deelden een kamer met twee eenpersoonsbedden, met muffe, vochtige lakens. Dirk snurkte, maar Harry sliep niet. Piekerend zat hij op de vensterbank en staarde naar de koplampen van passerende auto's.
De volgende ochtend kregen ze oude cornflakes en toost met koude tomaten uit blik voor het ontbijt. Ze waren net klaar met eten toen de eigenaresse van het hotel naar hun tafeltje kwam.
'Neem me niet kwalijk, maar is iemand van u soms meneer H. Potter? Er liggen hier een stuk of honderd van bij de receptie.'
Ze hield een brief omhoog, zodat ze het adres in groene inkt konden lezen:
De Heer H. Potter
Kamer 17
Hotel Spoorzicht
Cakeworth
Harry graaide naar de brief, maar oom Herman sloeg zijn hand weg. De vrouw staarde hen aan.
'Ik neem ze wel,' zei oom Herman, die snel opstond en meeliep naar de receptie.
Lijkt het je niet beter om gewoon naar huis te gaan, schat?' opperde tante Petunia een paar uur later schuchter, maar oom Herman hoorde haar niet eens. Niemand wist wat hij zocht. Hij was een bos ingereden, gestopt en uitgestapt, had even om zich heengekeken en zijn hoofd geschud en was toen weer ingestapt en doorgereden. Dat had hij herhaald op een grote, omgeploegde akker, halverwege een lange hangbrug en op het dak van een hoge parkeergarage.
'Papa is knettergek geworden, h�?' vroeg Dirk aan het eind van de middag op doffe toon aan tante Petunia. Oom Herman was ergens aan zee gestopt, had de anderen opgesloten in de auto en was verdwenen.
Het begon te regenen. Grote, dikke druppels roffelden op het dak van de auto. Dirk snotterde.
'Het is maandag,' zei hij tegen zijn moeder. 'Vanavond is de Grote Humberto! Ik wil ergens logeren waar ze tv hebben!'
Maandag. Dat deed Harry ergens aan denken. Als het inderdaad maandag was en wat dat aanging kon je meestal op Dirk vertrouwen, vanwege de tv was het morgen Harry's elfde verjaardag.
Uiteraard waren zijn verjaardagen nooit echt feestelijk - vorig jaar hadden de Duffelings hem een kleerhanger en een paar oude sokken van oom Herman gegeven. Maar toch, je werd niet iedere dag elf.
Oom Herman kwam terug, met een brede grijns op zijn gezicht. Hij had een lang, smal pak bij zich, maar gaf geen antwoord toen tante Petunia vroeg wat hij had gekocht.
'Ik heb het ideale vakantiehuisje gevonden!' zei hij. 'Kom op! Iedereen uitstappen!'
Builen was het ijskoud. Oom Herman wees op een grote rots in zee. Boven op de rots balanceerde het armzaligste hutje dat je je kon indenken. E�n ding was zeker: ze hadden daar geen tv.
'Voor vannacht wordt storm voorspeld!' zei oom Herman, die zich vergenoegd in zijn handen wreef. 'En deze heer is zo vriendelijk om ons zijn bootje te lenen.'
Een tandenloze oude man kwam naar hen toe sjokken en wees met een nogal boosaardige grijns op een oud roeibootje, dat op de staalgrauwe golven dobberde.
'Ik heb al rantsoen ingeslagen, dus aan boord allemaal!' zei oom Herman.
Het was niet te harden in het bootje. IJskoude regendruppels en stuivend zeewater liepen langs hun nek omlaag en een poolwind striemde hun gezicht. Na wat uren roeien leek kwamen ze eindelijk bij de rots. Oom Herman ging hen glibberend en uitglijdend voor naar het vervallen hutje.
Binnen was het helemaal vreselijk; het stonk er naar zeewier, de wind gierde door de kieren in de houten wanden en de haard was kil en vochtig. Er waren maar twee kamers.
Oom Hermans rantsoen bleek uit vier bananen en ��n zakje chips per persoon te bestaan. Hij probeerde vuur te maken, maar de lege chipszakjes rookten en verschrompelden alleen maar.
'Nu zouden die brieven goed van pas komen, h�?' zei hij opgewekt.
Hij was in een opperbest humeur. Blijkbaar was hij ervan overtuigd dat niemand enige kans maakte om daar in een vliegende storm brieven te bezorgen. Dat dacht Harry ook, maar die gedachte vrolijkte hem niet op.
Toen het donker werd, stak de beloofde storm op. Opspattend water van de torenhoge golven kletste tegen de muren en de smerige ramen klepperden in de wind. In de tweede kamer vond tante Petunia een paar schimmelige dekens en ze maakte een bed op voor Dirk op de mottige oude bank. Zij en oom Herman namen het hobbelige bed in de andere kamer in beslag en Harry mocht het zich gemakkelijk maken op het zachtste stukje vloer, onder de dunste en meest gerafelde deken.
In de loop van de avond werd de storm steeds woester. Harry deed geen oog dicht. Huiverend woelde en draaide hij, in een poging het zich ietsje behaaglijker te maken. Zijn maag rommelde van de honger. Dirks gesnurk werd overstemd door het verre gedonder van het onweer dat tegen middernacht was begonnen. Aan de lichtgevende wijzerplaat van Dirks horloge, dat aan zijn vette pols over de rand van de bank bungelde, zag Harry dat hij over tien minuten jarig zou zijn. Hij keek hoe zijn elfde verjaardag met elke tik dichterbij kwam en vroeg zich af of de Duffelings eraan zouden denken dat hij jarig was, en waar die briefschrijver nu was.
Nog vijf minuten. Harry hoorde buiten iets kraken. Hij hoopte dat het dak niet op het punt stond te bezwijken, hoewel hij het daar eigenlijk alleen maar warmer van kon krijgen. Nog vier minuten. Als ze terugkwamen, puilde het huis aan de Ligusterlaan misschien wel zo uit van de brieven dat hij er op de een of andere manier een kon stelen.
Nog drie minuten. Was dat de zee, die zo hard tegen het huisje beukte? En (nog twee minuten) wat was dat rare, krakende geluid? Brokkelde de rots af door de golven?
Nog ��n minuut en dan zou hij elf zijn. Nog dertig seconden... twintig... tien -negen misschien maakte hij Dirk wel wakker, alleen om hem te pesten - drie - twee - een - BOEM!
Het hele huisje trilde en Harry ging recht overeind zitten. Er stond iemand voor de deur, die binnengelaten wilde worden.
Hoofdstuk 4
DE SLEUTELBEWAARDER
Boem. Er werd opnieuw geklopt. Dirk schrok wakker. 'Was dat een kanon?' vroeg hij slaapdronken. In de andere kamer vielen allerlei dingen om en oom Herman kwam binnenstormen, met een geweer in zijn handen nu wisten ze wat er in dat lange, smalle pak had gezeten.
'Wie is daar?' schreeuwde hij. 'Ik waarschuw je - ik ben gewapend!'
Even was het stil en toen - KRAAK!
De deur kreeg zo'n geweldige klap dat de scharnieren finaal afscheurden en hij met een oorverdovende dreun op de grond viel.
Er stond een reus in de deuropening. Zijn gezicht ging bijna helemaal schuil achter zijn lange, verwilderde haar en verwarde, ongekamde baard, maar tussen al dat haar kon je nog net twee ogen zien, die glommen als zwarte torren.
De reus wurmde zich het hutje binnen en bleef halfgebukt staan, zodat zijn hoofd tegen het plafond streek. Hij raapte de deur op en drukte hem moeiteloos terug in het kozijn. Het geraas van de storm nam ietsje af. Hij draaide zich om en keek ze allemaal aan.
'Hebben jullie toevallig een koppie thee of zo? 't Was een hele reis...'
Hij liep met grote passen naar de bank, waar Dirk hem stokstijf van angst aanstaarde.
'Schuif es op, dikke papzak,' zei de vreemdeling.
Dirk maakte een piepend geluidje, schoot weg en verschool zich achter zijn moeder, die op haar beurt doodsbang ineengedoken zat achter oom Herman.
'En daar hebben we Harry!' schalde de reus.
Harry keek naar het woeste, harige gezicht van de indringer en zag lachrimpeltjes rond zijn kleine zwarte oogjes.
'De laatste keer dat ik je zag, was je nog maar een kotertje,' zei de reus. 'Je bent net je pa, maar je hebt de ogen van je ma.'
Oom Herman maakte een raar, raspend geluid.
'Ik eis dat u dit pand onmiddellijk verlaat, meneer!' zei hij. 'U maakt zich schuldig aan huisvredebreuk!'
'O, hou je kop toch, Duffeling, saaie drol die je d'r bent,' zei de reus. Hij boog zich over de rugleuning van de bank, trok het geweer uit oom Hermans handen, legde er net zo gemakkelijk een knoop in alsof het van rubber was gemaakt en gooide het in een hoek.
Oom Herman maakte nog een raar geluidje, alsof hij een muis was waarop werd getrapt.
'Hoe 't ook zij, Harry,' zei de reus, die de Duffelings de rug toekeerde, 'ik wens je een hartstikke fijne verjaardag. Ik heb wat voor je - misschien is ie een beetje geplet, maar hij smaakt vast nog tof.'
Uit een binnenzak van zijn zwarte overjas haalde hij een enigszins verfomfaaide kartonnen doos. Harry maakte hem met trillende vingers open en zag een grote, kleverige chocoladetaart met Fijne Verjaring Harry in letters van groen glazuur.
Harry keek de reus opnieuw aan. Hij wilde hem bedanken, maar op weg naar zijn mond verdwaalden die woorden en wat er uitkwam was: 'Wie bent u?'
De reus grinnikte.
'Klopt, ik heb me eigen nog niet voorgesteld. Rubeus Hagrid, Sleutelbewaarder en Terreinknecht van Zweinstein.'
Hij stak een gigantische hand uit en schudde Harry's hele arm.
'En hoe zit 't nou met die thee?' zei hij handenwrijvend. 'Trouwens, in wat sterkers spuug ik ook niet.'
Zijn blik viel op de lege haard en de verschrompelde chipszakjes. Hij snoof en boog zich over de haard; ze konden niet zien wat hij deed, maar toen hij een paar tellen later achteruit stapte, brandde er plotseling een laaiend vuur. De vochtige hut baadde in een flakkerend licht en Harry voelde de warmte over zich heen spoelen, alsof hij in een heet bad was gestapt.
De reus ging weer op de bank zitten, die doorboog onder zijn gewicht en begon allerlei dingen uit zijn jaszakken te halen: een koperen ketel, een platgedrukt pakje worstjes, een pook, een theepot, een stel gebutste bekers en een fles met een amberkleurige vloeistof, waar hij gauw een forse teug van nam voor hij thee ging zetten. Al gauw knapperden de worstjes boven het vuur en begon het heerlijk te ruiken in de hut. Niemand zei iets terwijl de reus in de weer was, maar toen hij de eerste zes dikke, sappige, lichtelijk aangebrande worstjes van de pook schoof, werd Dirk een beetje onrustig. 'Ik wil niet dat je iets van hem aanneemt, Dirk,' zei oom Herman scherp.
De reus grinnikte duister.
'Die dikke reuzelkop van een zoon van je hoeft heus niet verder vetgemest te worden, Duffeling, maak je maar geen zorgen.'
Hij gaf de worstjes aan Harry, die zo'n honger had dat hij nog nooit zoiets heerlijks had geproefd, maar toch kon hij zijn ogen niet van de reus afhouden. Uiteindelijk, omdat blijkbaar verder niemand van plan was iets uit te leggen, zei hij: 'Het spijt me vreselijk, maar ik weet nog steeds niet echt wie u bent.'
De reus nam een grote slok thee en veegde zijn mond af met de rug van zijn hand.
'Zeg maar Hagrid, dat doet iedereen,' zei hij. 'Zoals ik al zei, ben ik de sleutelbewaarder van Zweinstein Zweinstein ken je tuurlijk.'
'Eh - nee,' zei Harry.
Hagrid keek hem geschokt aan.
'Het spijt me,' zei Harry vlug.
'Spijt 't jou?' blafte Hagrid. Hij draaide zich om en staarde naar de angstige Duffelings, die zo ver mogelijk wegkropen in de schaduwen. 'Hullie mot 't spijten! Ik wist best dat je die brieven niet kreeg, maar ik had nooit gedacht dat je niet eens van Zweinstein wist. Jemig de pemig! Heb je je dan nooit niet afgevraagd waar je ouwelui al die dingen geleerd hebben?'
'Wat voor dingen?' vroeg Harry.
'WAT VOOR DINGEN?' bulderde Hagrid. 'Ho es effe, ho es effe!'
Hij sprong woedend overeind en leek het hele hutje te vullen. De Duffelings drukten zich tegen de wand.
'Willen jullie me wijsmaken,' gromde hij tegen de Duffelings, 'dat deze jongen - deze jongen! - niks weet van -van NIKS?'
Dat ging Harry te ver. Tenslotte ging hij naar school en waren zijn cijfers helemaal niet slecht.
'Ik weet wel iets,' zei hij. 'Ik ben best goed in wiskunde en zo.'
Dat wuifde Hagrid weg. 'Ik bedoel in onze wereld. Jouw wereld. Mijn wereld. De wereld van je ouwelui.'
'Wat voor wereld?'
Het was alsof Hagrid op het punt stond te ontploffen. 'DUFFELING!' brulde hij.
Oom Herman was doodsbleek geworden en mompelde iets wat veel op 'Mummelwummel' leek. Hagrid staarde Harry verbijsterd aan.
'Maar je weet toch wel van je ma en pa?' zei hij. 'Ik bedoel, die zijn beroemd. Jij bent beroemd.'
'Wat? M'n m'n vader en moeder waren toch niet echt beroemd?'
'Je weet 't niet je weet 't echt niet...' Hagrid haalde zijn vingers door zijn haar en staarde Harry verbouwereerd aan.
'Weel je niet wat je bent?' zei hij uiteindelijk.
Plotseling kreeg oom Herman zijn stem terug.
'Zwijg!' commandeerde hij. 'Geen woord meer! Ik verbied u om die jongen iets te vertellen!'
Een heel wat dapperder man dan Herman Duffeling zou het in zijn broek hebben gedaan bij het zien van Hagrids woedende blik; toen Hagrid eindelijk weer iets kon uitbrengen, trilde elke lettergreep van kwaadheid.
'Heb je dat nooit verteld? Nooit niet verteld wat er in die brief van Perkamentus stond? Ik was d'r zelf bij! Ik heb gezien dat Perkamentus die brief achterliet, Duffeling! En dat hebben jullie al die jaren geheim gehouden?'
'Wat hebben ze geheim gehouden?' vroeg Harry gretig.
'ZWIJG! IK VERBIED JE VERDER TE GAAN!' gilde oom Herman in paniek.
Tante Petunia snakte vol afschuw naar adem.
'O, steek je kop toch in de plee en trek door!' zei Hagrid. 'Harry je bent een tovenaar.'
Er viel een doodse stilte. Alleen de zee en de gierende wind waren nog te horen.
'Ik ben een wat?' bracht Harry ten slotte moeizaam uit.
'Een tovenaar, tuurlijk,' zei Hagrid. Hij plofte weer op de bank neer, die piepte en kraakte en nog verder doorboog. 'En een verdomd goeie ook, lijkt me, zodra je een beetje bent bijgespijkerd. Wat zou je anders kennen wezen, met zo'n ma en pa? En nou wordt 't hoog tijd dat je eindelijk die brief es leest.'
Harry stak zijn hand uit en nam ten langen leste de gelige envelop in ontvangst, die in smaragdgroene inkt geadresseerd was aan De Heer H. Potter, De Vloer, Hutje-op-de-Rots, De Zee. Hij haalde de brief eruit en las:
ZWEINSTEINS HOGESCHOOL VOOR HEKSERIJ & HOCUS-POCUS
Hoofd: Albus Perkamentus
(Commandeur in de Orde van Merlijn, Int. Tovergrootmeester, Heksenleider le Klas, Opperste Hotemetoot van de Wereldbond van Toverlieden)
Geachte heer Potter,
Het doet me genoegen u te kunnen mededelen dat u in aanmerking komt voor een plaats aan Zweinsteins Hogeschool voor Hekserij en Hocus-Pocus. Bijgaand treft u een lijst aan van schoolboeken en andere benodigdheden.
Het schooljaar begint op 1 september.
Gelieve v��r 31 juli per uil te reageren.
Hoogachtend,
Minerva Anderling,
Assistent-schoolhoofd
Er knetterde een vuurwerk aan vragen door Harry's hoofd en hij wist gewoon niet wat hij het eerst moest zeggen. Na een paar minuten stamelde hij: 'Hoe bedoelt ze, per uil?'
'Gatsakke, dat doet me eraan denken,' zei Hagrid, die zichzelf zo hard voor zijn hoofd sloeg dat een karrenpaard onderuit zou zijn gegaan Uit weer een andere jaszak haalde hij een uil - een echte, levende, nogal verfomfaaide uil - een lange ganzenveer en een rol perkament. Met zijn tong tussen zijn tanden krabbelde hij een briefje, dat Harry ondersteboven kon lezen:
Geachte meneer Perkamentus,
Heb Harry zijn brief gegeven. Ga morgen met hem zijn spullen kopen.
Weer is verschrikkelijk. Hoop dat u in goede gezondheid verkeert.
Hagrid
Hagrid rolde het briefje op en gaf het aan de uil, die het in zijn snavel klemde. Hij liep naar de deur, gooide de uil de stormwind in, kwam terug en ging weer zitten, alsof dat even normaal was als telefoneren.
Harry besefte dat zijn mond openhing en deed hem vlug weer dicht.
'Waar was ik gebleven?' zei Hagrid, maar op dat moment stapte oom Herman het flakkerende schijnsel van het haardvuur in. Hij was nog steeds asgrauw, maar zo te zien ook woedend.
'Hij gaat niet,' zei hij.
Hagrid gromde.
'Denk je dat zo'n dikke Dreuzel als jij hem ken tegenhouden?' zei hij.
'Een wat?' vroeg Harry ge�nteresseerd.
'Een Dreuzel,' zei Hagrid. 'Zo noemen we lui die niet kennen toveren, zoals hun. En helaas ben je grootgebracht door de allerstomste Dreuzels die ik ooit van me leven heb gezien.'
'Toen we hem in huis namen, hebben we gezworen dat we een eind zouden maken aan dat soort nonsens, dat we die eruit zouden rammen!' zei oom Herman. 'Tovenaar, m'n hoela!'
'Wisten jullie dat?' zei Harry. 'Wisten jullie dat ik dat ik een tovenaar was?'
'Of we dat wisten?' krijste tante Petunia plotseling. 'Of we dat wisten? Natuurlijk wisten we dat! Wat kon je anders zijn, met zo'n idiote zus als ik had? Zij kreeg net zo'n brief als jij en verdween naar die die school en kwam elke vakantie thuis met haar zakken vol kikkerdril en veranderde dan theekopjes in ratten. Ik was de enige die haar zag zoals ze werkelijk was - een monster! Maar voor mijn vader en moeder was het altijd Lily dit en Lily dat! Ze waren trots dat ze een heks in de familie hadden!'
Ze haalde diep adem en tierde toen verder, alsof ze dat jaren had opgekropt.
'En toen ontmoette ze die Potter en later trouwden ze en kreeg ze jou en natuurlijk wist ik dat jij net zo zo abnormaal zou zijn en toen werd ze ook nog eens opgeblazen en werden wij met jou opgescheept!'
Harry was doodsbleek geworden. Zodra hij weer kon praten zei hij: 'Opgeblazen? Jullie zeiden dat ze een auto-ongeluk hadden gehad.'
'AUTO-ONGELUK?' bulderde Hagrid, die zo woedend overeind sprong dat de Duffelings gauw terugrenden naar hun hoek. 'Hoe zouden Lily en James Potter omgekomen kennen wezen bij een autoongeluk? 't Is gewoon verschrikkelijk! Een schandaal! Harry Potter die niks van z'n eigen afweet, terwijl elk kind in onze wereld z'n naam kent!'
'Maar waarom dan? Wat is er gebeurd?' vroeg Harry dringend.
Hagrids woede verdween en hij keek plotseling ongerust.
Dit had ik nooit verwacht,' zei hij zacht en zorgelijk. 'Perkamentus zei dat 't niet mee zou vallen om je te pakken te krijgen, maar ik had geen idee dat je zo weinig wist. Ik weet niet of ik het aangewezen persoontje ben om 't te vertellen, Harry maar iemand mot 't doen -je ken niet naar Zweinstein als je van niks weet.'
Hij keek de Duffelings vuil aan.
'Nou, laat ik maar zoveel mogelijk vertellen - alles ken niet, want sommige dingen zijn nog steeds een groot mysterie...'
Hij ging zitten, staarde een paar tellen naar het vuur en zei toen: 't Begint allemaal, zou je kennen zeggen, met een zekere een zekere - 't is ongelooflijk dat je niet weet hoe ie heet, iedereen in onze wereld weet -'
'Wie?'
'Nou als 't effe ken, zeg ik z'n naam liever niet. Niemand, trouwens.'
'Waarom niet?'
'Alle slangen en serpenten op een stokkie, Harry, omdat de mensen nog steeds bang zijn. jemig de pemig, wat is dit moeilijk! Kijk, je had vroeger een tovenaar die... 't slechte pad opging. Zo slecht als maar zijn kon. Nog slechter dan slecht. En hij heette...'
Hagrid slikte moeizaam, maar er kwam geen geluid uit zijn mond.
'Kun je het niet opschrijven?' stelde Harry voor.
'Nee ik ken 't niet spellen. Nou, goed dan -Voldemort.' Hagrid huiverde. 'Laat me dat alsjeblieft niet nog een keer zeggen. Hoe dan ook, die die tovenaar ging zo'n twintig jaar geleden op zoek naar volgelingen. En die kreeg ie ook - sommigen waren bang en anderen wilden gewoon ook macht, want macht kreeg ie zeker, steeds meer. Donkere tijden, Harry. Je wist niet wie je vertrouwen kon, je durfde geen vriendschap te sluiten met vreemde heksen of tovenaars... d'r gebeurden vreselijke dingen. Hij was bezig de boel over te nemen. Tuurli jk verzetten sommige mensen zich en die vermoordde ie. Op een verschrikkelijke manier. Een van de weinige veilige plekkies was Zweinstein. Volgens mijn was Perkamentus de enigste voor wie Jeweetwel bang was. De school durfde ie niet aan te pakken, of in elk geval nog niet. Nou waren je ma en pa twee van de beste tovenaars die ik ooit gekend heb. Allebei hoofdmonitor toen ze op Zweinstein zaten! 't Grootste mysterie is dat Jeweetwel nooit eerder geprobeerd had ze in te palmen... hij wist vast dat ze te dik waren met Perkamentus om ook maar iets te maken te willen hebben met de Duistere Zijde. Misschien dacht ie dat ie ze toch kon overhalen... of misschien wilde ie ze gewoon uit de weg ruimen. We weten alleen dat ie tien jaar geleden in ene opdook in 't dorp waar jullie woonden, op Halloween. Jij was een jaar oud. Hij kwam naar jullie huis en - en -'
Hagrid haalde een smerige, gestippelde zakdoek te voorschijn en snoot zijn neus met een geluid als een misthoorn.
'Sorry,' zei hij. 'Maar 't is ook zo erg - ik kende je ma en pa en je kon je geen twee aardigere mensen indenken maar goed Jeweetwel vermoordde ze. En toen - en dat is 't grootste mysterie - probeerde ie jou ook om zeep te helpen. Waarschijnlijk wou ie drie vliegen in ��n klap slaan of misschien hield ie tegen die tijd gewoon van mensen mollen. Maar dat lukte 'm niet. Heb je je nooit afgevraagd hoe je aan dat litteken op je voorhoofd komt? Da's niet zomaar een snee. Dat krijg je als je getroffen wordt door een krachtige, boosaardige vloek - een vloek die 't einde betekende van je pa en ma en zelfs jullie huis - maar tegen jou werkte 't niet en daarom ben je zo beroemd. Niemand heb 't overleefd als ie besloten had 'm te vermoorden, behalve jij, en hij heb veel van de beste heksen en tovenaars uit die tijd koudgemaakt - de Magisters, de Biegels, de Protsers. lij was nog maar een baby en toch heb je 't overleefd.'
Er gebeurde iets heel pijnlijks in Harry's hoofd. Terwijl Hagrid zijn verhaal vertelde, zag hij die oogverblindende groene lichtflits weer, duidelijker dan ooit tevoren en voor het eerst herinnerde hij zich ook iets anders - een hoge, kille, wrede lach.
Hagrid keek hem triest aan.
'Ik heb je zelf onder 't puin vandaan gehaald, op bevel van Perkamentus en je afgeleverd bij dat stelletje daar...'
'Allemaal geleuter,' zei oom Herman. Harry maakte een sprongetje van schrik. Hij was bijna vergeten dat de Duffelings er ook nog waren. Oom Herman leek zijn strijdlust hervonden te hebben en hij keek Hagrid woedend aan, met gebalde vuisten.
'Nou moet je eens goed luisteren, jongeman,' snauwde hij. 'Ik geef toe dat er iets eigenaardigs aan je is, al had dat waarschijnlijk best verholpen kunnen worden door een flink pak rammel - en wat dat gezwets over je ouders betreft, nou, ik zal niet ontkennen dat dat inderdaad twee halvegaren waren. Volgens mij is de wereld beter af zonder dat soort lui - eigen schuld dikke bult, zogezegd, hadden ze zich maar niet met die tovenaarstypes moeten inlaten. Ik wist wel dat ze vervelend aan hun eind zouden komen, maar opgeruimd staat netjes en -'
Opeens sprong Hagrid overeind. Hij griste een verfomfaaide roze paraplu uit zijn jas, richtte die als een zwaard op oom Herman en zei: 'Ik waarschuw je, Duffeling - ik waarschuw je. Nog ��n woord...'
Oom Hermans moed zakte hem weer in de schoenen toen hij zag dat hij op het punt stond om aan een roze paraplu gespiest te worden door een harige reus; hij drukte zich tegen de muur en hield zijn mond.
'Da's beter,' zei Hagrid zwaar ademend en hij plofte weer op de bank neer, die tot op de grond was doorgezakt.
Harry had echter nog een heleboel vragen, honderden vragen.
'Maar wat is er dan gebeurd met Vol - sorry, met Jeweetwel?'
'Goeie vraag, Harry. Die is pleite. Spoorloos. Op dezelfde avond dat ie jou probeerde te mollen. Daardoor ben je nog beroemder. Da's namelijk 't allergrootste mysterie, snappie... hij werd alsmaar machtiger dus waarom zou ie dan opeens verdwijnen? Sommigen zeggen dat ie dood is. Geklets, als je 't mijn vraagt. Kweenie of ie nog wel voldoende mens in zich had om dood te kennen gaan. Anderen zeggen dat ie nog steeds ergens rondhangt en z'n kans afwacht, maar daar geloof ik ook niks van. Een hoop lui die aan zijn kant stonden, kwamen weer terug naar de onze. Bij sommigen was 't net alsof ze uit een soortement trance ontwaakten. Ik denk niet dat dat ze gelukt was als ie nog terug had kennen komen. De meesten denken dat ie nog ergens rondzwerft, maar al z'n macht kwijt is. Te zwak om door te gaan. Iets heb hem genekt, Harry. Er is die nacht iets gebeurd waar ie niet op had gerekend. Ik weet niet wat, dat weet niemand - maar iets aan jou heb hem de kop gekost.'
Hagrid keek Harry aan met ogen die gloeiden van trots en genegenheid, maar in plaats van zelf ook trots en blij te zijn, wist Harry zeker dat er een vreselijke vergissing was gemaakt. Een tovenaar? Hij? Dat was toch onmogelijk? Hij was zijn hele leven afgerammeld door Dirk en gekoeioneerd door tante Petunia en oom Herman; als hij echt een tovenaar was geweest, zouden ze toch direct in wratterige padden zijn veranderd als ze geprobeerd hadden hem op te sluiten in zijn bezemkast? Als hij de grootste tovenaar ter wereld had verslagen, waarom had Dirk hem dan altijd kunnen schoppen en trappen alsof hij een voetbal was?
'Hagrid,' zei hij zacht, 'ik denk dat je je vergist. Volgens mij kan ik geen tovenaar zijn.'
Tot zijn verbazing grinnikte Hagrid.
'Geen tovenaar, h�? Heb je nooit dingen laten gebeuren als je bang of boos was?'
Harry staarde naar het vuur. Nu hij erover nadacht... al die rare dingen waar zijn oom en tante woest om waren geworden, waren altijd gebeurd als hij overstuur of kwaad was geweest... toen hij achterna werd gezeten door Dirks vriendjes, was hij plotseling en op onverklaarbare wijze ontsnapt... toen hij er als een berg tegenop had gezien om met dat idiote kapsel naar school te gaan, was zijn haar in ��n nacht aangegroeid ... en had hij de laatste keer dat Dirk hem had geslagen geen wraak genomen, zonder dat zelf te beseffen? Had hij geen boa constrictor op hem afgestuurd?
Harry keek glimlachend naar Hagrid, die hem met een grijns van oor tot oor aanstaarde.
'Zie je wel?' zei Hagrid. 'Harry Potter geen tovenaar - wacht maar, je wordt nog beroemd op Zweinstein.'
Oom Herman gaf zich echter niet zomaar gewonnen.
'Ik heb toch gezegd dat hij niet gaat?' siste hij. 'Hij gaat naar het Treitercollege en daar mag hij blij mee zijn. Ik heb die brieven gelezen. Hij heeft allerlei onzin nodig boeken met spreuken en een toverstaf en -'
'Als ie wil gaan, zal zo'n duffe Dreuzel als jij 'm heus niet tegenhouden,' gromde Hagrid. 'De zoon van Lily en James Potter niet naar Zweinstein laten gaan! Je bent niet goed bij je bolle hoofd. Direct toen ie werd geboren, is ie al ingeschreven. Nee, hij gaat naar de beste school voor hekserij en hocus-pocus ter wereld. Na zeven jaar kent ie z'n eigen niet meer terug. Daar is ie voor de verandering tenminste es onder jongens en meissies van z'n eigen soort en 't beste schoolhoofd dat Zweinstein ooit heb gehad, Albus Perka -'
'IK WEIGER KAPITALEN UIT TE GEVEN ZODAT EEN OF ANDERE OUWE GEK HEM GOOCHELKUNSTJES KAN LEREN!' schreeuwde oom Herman.
Maar daarmee ging hij te ver. Hagrid greep zijn paraplu en liet die ronddraaien boven zijn hoofd. 'WAAG HET NIET ALBUS PERKAMENTUS TE BELEDIGEN IN MIJN BIJZIJN!' bulderde hij.
Hij liet de paraplu omlaag zwiepen en wees ermee op Dirk. Er volgden een paarse lichtflits, een geluid alsof er een rotje afging, een doordringende gil en een tel later sprong Dirk paniekerig krijsend op en neer, met zijn handen tegen zijn dikke achterwerk gedrukt. Toen hij zich omdraaide, zag Harry dat er een krullerige varkensstaart uit een gat in zijn broek stak.
Oom Herman brulde iets, duwde tante Petunia en Dirk de andere kamer in, wierp nog ��n doodsbenauwde blik op Hagrid en trok de deur met een klap dicht.
Hagrid staarde naar zijn paraplu en streek over zijn baard.
'Ik had me niet zo motten laten gaan,' zei hij spijtig, 'maar gelukkig werkte 't niet. Ik wou 'm in een varken veranderen, maar ik denk dat ie al zoveel op een varken leek dat er niet veel te veranderen was.'
Hij keek Harry aan van onder zijn borstelige wenkbrauwen.
'Ik zou 't fijn vinden als je d'r niks over zei op Zweinstein,' zei hij. 'Ik - eh - mag eigenlijk niet toveren, strikt gesproken. Ik mocht alleen wat dingetjes doen om je te kennen volgen en die brieven te bezorgen en zo - dat was een van de redenen waarom ik dat baantje zo graag wou -'
'Waarom mag je niet toveren?' vroeg Harry.
'Nou - kijk - ik heb zelf ook op Zweinstein gezeten, maar eh ik ben d'raf getrapt, om je de waarheid te zeggen. In me derde jaar Hun hebben me toverstaf in twee�n gebroken en meer van dat soort ongein. Maar van Perkamentus mocht ik blijven, als jachtopziener en terreinknecht. Een prachtkerel, die Perkamentus.'
'Waarom ben je eraf getrapt?'
"t Is laat en we hebben morgen een hoop te doen,' zei Hagrid luid. 'We motten naar de stad, boeken kopen en zo.'
Hij deed zijn dikke zwarte jas uit en gooide die naar Harry.
'Hier, slaap daar maar onder,' zei hij. 'En schrik niet als ie een beetje wriemelt. Volgens mij zitten d'r nog een paar hazelmuizen in een van de zakken.'
Hoofdstuk 5
DE WEG IS WEG
Harry werd de volgende ochtend vroeg wakker. Het was al licht, maar toch hield hij zijn ogen stijf dicht. 'Het was maar een droom,' sprak hij zichzelf toe. 'Ik droomde dat een reus die Hagrid heette kwam vertel-
len dat ik naar een school voor tovenaars mocht. Als ik mijn ogen opendoe, lig ik weer thuis in mijn kast.' Plotseling klonk er een luid getik.
'Tante Petunia, die op de kastdeur klopt,' dacht Harry mistroostig. Toch deed hij zijn ogen nog niet open. Het was zo'n fijne droom geweest.
Tik. Tik. Tik.
'Ja ja,' mompelde Harry. 'Ik sta al op.'
Hij ging overeind zitten en Hagrids dikke jas gleed van hem af. De zon scheen het hutje in, de storm was overgewaaid, Hagrid sliep op de ingezakte bank en een uil met een krant in zijn snavel tikte met zijn klauw op het raam.
Harry krabbelde vlug overeind. Hij voelde zich zo blij dat het net was alsof er een grote ballon werd opgeblazen in zijn binnenste. Hij wrikte het raam open. De uil klapwiekte naar binnen en liet de krant op Hagrid vallen, die niet wakker werd. De uil landde fladderend op de vloer en ging Hagrids jas te lijf.
'Hou op.'
Harry probeerde de uil weg te jagen, maar die pikte naar hem met zijn scherpe snavel en bleef aan de jas plukken. 'Hagrid!' riep Harry. 'Er zit een uil -'
'Betaal hem,' gromde Hagrid, met zijn gezicht in de kussens van de bank.
'Hij wil geld voor 't bezorgen van die krant. Kijk in de zakken.' Het leek alsof Hagrids jas alleen maar uit zakken bestond sleutelbossen, slakkenkorrels, klosjes touw, pepermuntjes, theezakjes...
Wat?'
uiteindelijk haalde Harry een handvol vreemde munten te voorschijn.
'Geef hem vijf Knoeten,' zei Hagrid slaperig. 'Knoeten?'
'Die kleine bronzen muntjes.'
Harry pakte vijf bronzen muntjes. De uil stak een poot met een klein Ieren zakje uit zodat Harry het geld erin kon doen en vloog weer weg door het open raam.
Hagrid geeuwde luid, ging overeind zitten en rekte zich uit.
'Laten we maar es gaan, Harry. We hebben een hoop te doen. We motten naar Londen, om spullen te kopen voor school.'
Harry bekeek de tovermunten. Hij had net iets bedacht en het was alsof die blije ballon in hem was lekgeprikt.
'Eh Hagrid?'
'Hmm?' zei Hagrid, die zijn reusachtige laarzen aantrok.
'Ik heb geen geld en je hebt oom Herman gehoord. Hij wil niet betalen zodat ik kan leren toveren.'
'Maak je geen zorgen,' zei Hagrid, die opstond en op zijn hoofd krabde. 'Dacht je soms dat je ouwelui je niks hadden nagelaten?'
'Maar als hun hele huis verwoest is -'
'Ze bewaarden hun goud niet thuis, jongen! Nee, we gaan eerst naar Goudgrijp. De tovenaarsbank. Hier, neem een worstje. Koud smaken ze ook niet slecht en ik zou trouwens geen nee zeggen tegen een stukkie verjaardagstaart.'
'Hebben tovenaars ook eigen banken?'
'Eentje maar. Goudgrijp. Wordt gerund door kobolden.'
Harry liet zijn worst vallen. Kobolden?'
'Klopt dus je zou wel maf wezen om die te beroven. Klooi nooit met kobolden, Harry. Goudgrijp is de veiligste plek ter wereld om iets te bewaren behalve misschien Zweinstein. Eerlijk gezegd mot ik sowieso naar Goudgrijp. Opdracht van Perkamentus. Iets voor Zweinstein.' Hagrid rekte zich trots uit. 'Dat soort belangrijke akkefietjes laat ie meestal aan mijn over. Jou zoeken dingen ophalen bij Goudgrijp hij weet dat ie me ken vertrouwen, snappie? Heb je alles? Dan gaan we.'
Harry volgde Hagrid naar buiten, de rots op. De lucht was helderblauw en de zee flonkerde. Het bootje dat oom Herman had gehuurd lag er neg, met een heleboel water onderin.
'Hoe ben je hier gekomen?' vroeg Harry, die keek of hij een andere boot zag.
'Gevlogen,' zei Hagrid.
'Gevlogen?'
'Ja maar we gaan terug met 't bootje. Ik mag eigenlijk niet toveren, nu jij d'rbij bent.'
Ze stapten in het bootje. Harry staarde naar Hagrid en probeerde hem in gedachten te zien vliegen.
'Wel balen om dat hele end te roeien,' zei Hagrid, die Harry opnieuw vanuit zijn ooghoeken aankeek. 'Als ik eh die schuit wat sneller laat gaan, zou je d'r dan je kop over willen houden op Zweinstein?'
'Natuurlijk,' zei Harry, die dolgraag nog meer toverkunsten wilde zien. Hagrid haalde zijn roze paraplu te voorschijn en tikte er twee keer mee op de zijkant van de boot, die snel in de richting van het land begon te varen.
'Waarom zou je wel gek zijn om Goudgrijp te willen beroven?' vroeg Harry.
'Spreuken bezweringen,' zei Hagrid, die zijn krant opensloeg. 'Ze zeggen dat de extra beveiligde kluizen worden bewaakt door draken. En eerst mot je 't zien te vinden Goudgrijp legt honderden kilometers onder Londen, snappie? Diep onder de ondergrondse. Zelfs als je wat te pakken kreeg, zou je doodhongeren voor je de weg terug had gevonden.'
Harry dacht daarover na terwijl Hagrid zijn krant, De Ochlendprofeet, las. Harry had van oom Herman geleerd dat mensen niet graag gestoord werden als ze de krant lazen, maar hij had zo ongelooflijk veel vragen dat dat heel moeilijk was.
"t Ministerie van Toverkunst heb weer es geblunderd, zoals gewoonlijk,' mompelde Hagrid, terwijl hij een pagina omsloeg.
'Heb je een Ministerie van Toverkunst?' flapte Harry er onwillekeurig uit.
'Ja, tuurlijk,' zei Hagrid. 'Ze wilden Perkamentus als minister, maar die verdomde 't om Zweinstein te verlaten en daarom hebben hun dat baantje maar aan die ouwe Cornelis Droebel gegeven. Over klunzen gesproken! Vandaar dat ie Perkamentus iedere ochtend bestookt met uilen, om raad te vragen.'
'Maar wat doet het Ministerie van Toverkunst?'
'Nou, voornamelijk voor de Dreuzels geheim houden dat er nog steeds overal heksen en tovenaars zijn.'
'Waarom?'
"Waarom? Jemig de pemig, Harry, anders zou iedereen magische
oplossingen willen voor z'n sores. Nee, we worden liever met rust gelaten.'
Op dat moment stootte de boot zachtjes tegen de kade. Hagrid vouwde zijn krant op en ze liepen de stenen trap op naar de straat.'
Hagrid werd veel aangestaard terwijl ze door het stadje naar het station liepen en dat kon Harry de voorbijgangers niet kwalijk nemen. Hagrid was niet alleen twee keer zo lang als iedereen, maar wees ook steeds op doodgewone dingen zoals parkeermeters en zei dan luid: 'Mot je dat nou toch es zien, Harry! Wat die Dreuzels allemaal niet verzinnen, h�?'
'Hagrid,' zei Harry een beetje hijgend, want hij moest hollen om hem bij te houden. 'Hebben ze echt draken bij Goudgrijp?'
'Nou ja, dat zeggen ze,' zei Hagrid. 'Jemig, wat zou ik graag een draak willen hebben.'
'Willen kebben?'
'Ja, al vanaf dat ik klein was we zijn d'r.'
Ze waren bij het station. Over vijf minuten ging er een trein naar Londen en Hagrid, die geen verstand had van 'Dreuzelgeld', zoals hij het noemde, gaf Harry wat bankbiljetten om kaartjes te kopen.
In de trein werden ze nog veel meer aangestaard. Hagrid nam twee plaatsen in beslag, haalde een breiwerkje te voorschijn en ging verder met iets wat veel van een kanariegele circustent weghad.
'Heb je die brief nog, Harry?' vroeg hij terwijl hij steken telde. Harry haalde de perkamenten envelop uit zijn zak.
'Mooi,' zei Hagrid. 'D'r zit een lijst bij van alles wat je nodig hebt.'
Harry vouwde een tweede papier open, dat hij gisteravond niet gezien had en las:
ZWE1NSTEINS HOGESCHOOL VOOR HEKSERH EN HOCUS-POCUS
UNIFORM
Eerstejaarsstudenten hebben nodig-.
1. Drie effen werkgewaden (zwart)
2. E�n effen puntmuts (zwart) voor schooltijd
3. Ee'n paar beschermende handschoenen [drakenhuid of soortgelijk)
4. Een wintermantel [zwart, met zilveren speld)
N.B.: Alle kledingstukken moeten van naamlabels zijn voorzien
VERPLICHTE LECTUUR Alle leerlingen moeten in hel bezit zijn van de volgende werken-.
Het Standaard Spreukenboek (Niveau II door Miranda Wiggeiaar
De Geschiedenis van de Toverkunst door Malhilda Belladonna
Theoretische Grondslagen der Magie door Adalbert Zwatel
Gedaanteverandering: een Boek voor Beginners door Emeric Morfo
Duizend Magische Kruiden en Paddestoelen door Philippa Zwam
Magische Brouwsels en Drankjes door Arsenius Grein
Fabeldieren en Waar Ze Te Winden door Spiritus Zalmander
De Zwarte Kunsten: Een Handboek voor Zelfbescherming door Quinlen Tondel
OVERIGE BENODIGDHEDEN
1 toverstaf
1 ketel (tin, standaardmaat 2)
1 set glazen of kristallen flesjes
1 telescoop
1 set koperen weegschalen
Leerlingen mogen tevens een uil Of een kat Of een pad meenemen.
Ouders worden eraan herinnerd dat eerstejaars geen eigen bezemstelen mogen bezitten.
'Kun je dat allemaal kopen in Londen?' vroeg Harry zich hardop af. 'Als je maar weet waar je wezen mot,' zei Hagrid.
Harry was nog nooit in Londen geweest en hoewel Hagrid blijkbaar wist waar hij zijn moest, was hij er duidelijk niet aan gewend om daar op een normale manier te komen. Hij kwam klem te zitten in het draaihek van de ondergrondse en klaagde luidkeels dat de stoelen te klein en de treinen te langzaam waren.
'Ik snap niet hoe die Dreuzels 't redden zonder toverkunst,' zei hij terwijl ze de defecte roltrap opliepen naar een drukke winkelstraat.
Hagrid was zo gigantisch dat iedereen haastig voor hem opzij ging: Harry hoefde alleen maar vlak achter hem te blijven. Ze passeerden boekwinkels en platenzaken, hamburgertenten en bioscopen, maar geen enkele winkel die eruitzag alsof je er een toverstaf kon kopen. Het was een doodgewone straat, vol doodgewone mensen. Konden er kilometers onder het wegdek werkelijk bergen betoverd goud verborgen zijn? Bestonden er echt winkels waar ze boeken met toverspreuken en bezemstelen verkochten? Was het allemaal niet gewoon ��n gigantische grap van de Duffelings? Als
Harry niet had geweten dat de Duffelings geen enkel gevoel voor humor hadden, zou hij dat misschien hebben gedacht, maar hoewel alles wat Hagrid hem tot dusver had verteld even ongeloofwaardig was, vertrouwde Harry hem om de een of andere reden toch.
'We zijn er,' zei Hagrid, die bleef staan. 'De Lekke Ketel. Een beroemde kroeg.'
Het was een piepklein, groezelig cafeetje. Als Hagrid er niet op had gewezen, had Harry het niet eens gezien. De mensen die haastig langsliepen, keurden het kroegje geen blik waardig. Hun ogen gleden van de grote boekenzaak aan de ene kant naar de platenwinkel aan de andere, alsof ze de Lekke Ketel helemaal niet zagen. Harry had het merkwaardige gevoel dat alleen hij en Hagrid het konden zien, maar voor hij daar iets over kon zeggen, had Hagrid hem al naar binnen geloodst.
Voor zo'n beroemde kroeg was het binnen heel donker en haveloos. Een paar oude vrouwtjes dronken in een hoek piepkleine glaasjes sherry. Eentje rookte een lange pijp. Een klein mannetje met een hoge hoed praatte met de oude barman, die zo kaal was als een biljartbal en nog het meest weghad van een verschrompelde walnoot. Toen ze binnenkwamen, verstomde het geroezemoes, ledereen scheen Hagrid te kennen; ze zwaaiden en lachten en de barman pakte een glas en zei: 'Het vaste recept, Hagrid?'
'Vandaag niet, Tom. Ik heb een klus voor Zweinstein,' zei Hagrid, die Harry een klap op zijn schouder gaf met zijn enorme hand, zodat Harry's knie�n haast bezweken.
'Lieve hemel,' zei de barman, die Harry aanstaarde. 'Is dat zou dat misschien -'
Het was plotseling doodstil geworden in de Lekke Ketel.
'Wel heb ik ooit,' fluisterde de oude barman. 'Harry Potter... wat een eer.'
Hij kwam achter de bar vandaan, liep haastig op Harry af en greep zijn hand, met tranen in zijn ogen.
'Blij u te zien, meneer Potter, blij u te zien.'
Harry wist niet wat hij moest zeggen, ledereen staarde hem aan. Het vrouwtje lurkte aan haar pijp zonder te beseffen dat hij uit was. Hagrid grijnsde trots.
Er klonk een luid geschraap van stoelen en een paar tellen later moest Harry opeens alle bezoekers van de Lekke Ketel een hand geven.
'Roos Kwekkeboom, meneer Potter. Ongelooflijk dat ik u nu in levenden lijve ontmoet.'
'Ik ben trots om u te leren kennen, meneer Potter, heel trots.' 'Ik heb u altijd al een hand willen geven ik ben er gewoon doodnerveus van.'
'Aangenaam, meneer Potter, bijzonder aangenaam. Mijn naam is Diggel. Dedalus Diggel.'
'Ik heb u al eerder ontmoet,' zei Harry. Dedalus Diggel was zo opgewonden dat zijn hoge hoed van zijn hoofd viel. 'U heeft ooit voor me gebogen in een winkel.'
'Dat weet hij nog!' riep Dedalus Diggel, die de anderen aankeek. 'Horen jullie dat? Hij weet het nog!'
Harry schudde talloze handen Roos Kwekkeboom bleef maar terugkomen.
Nerveus schuifelde een bleke jongeman met een zenuwtrek bij zijn oog naar Harry toe.
'Professor Krinkel!' zei Hagrid. 'Harry, dit is professor Krinkel, een van je leraren op Zweinstein.'
'P-P-Potter,' stotterde professor Krinkel, die Harry's hand greep. 'Een w-w-waar ge-genoegen!'
'Waar geeft u les in, professor Krinkel?'
'V-Verweer tegen de Z-Z-Zwarte Kunsten,' mompelde professor Krinkel, alsof hij daar zelf liever niet aan dacht. 'N-niet dat jij daar bbehoefte aan hebt, nietwaar P-Potter?' Hij lachte zenuwachtig. 'Je ggaat zeker s-spullen kopen? Ik k-kom zelf een nieuw b-boek over vampiers ophalen.' Alleen al die gedachte leek hem de stuipen op het lijf te jagen.
De anderen stonden echter niet toe dat professor Krinkel Harry te veel voor zichzelf opeiste. Het duurde bijna tien minuten om weg te komen, maar uiteindelijk slaagde Hagrid erin om zich verstaanbaar te maken.
'We motten gaan d'r is een hoop te doen. Kom, Harry.'
Roos Kwekkeboom gaf Harry voor het laatst een hand en toen nam Hagrid hem mee achter de bar, naar een klein, ommuurd binnenplaatsje, waar behalve een vuilnisbak en wat onkruid niets te zien was.
Hagrid keek Harry grijnzend aan.
'Ik zei 't toch? Ik zei toch dat je beroemd was? Zelfs professor Krinkel stond te trillen op z'n benen maar goed, dat doet ie meestal.'
'Is hij altijd zo nerveus?'
'Ja. Arme kerel. Een prima stel hersens. Alles ging goed zolang ie
gewoon uit boeken leerde, maar toen nam ie een jaar vrij om veldwerk te doen... Ze zeggen dat ie vampiers heb ontmoet in 't Zwarte Woud en d'r was ook trammelant met een feeks daarna is ie nooit meer de ouwe geweest. Bang voor z'n leerlingen, bang voor z'n eigen vak waar heb ik die plu ook weer gelaten?'
Vampiers? Feeksen? Het duizelde Harry. Ondertussen telde Hagrid de bakstenen in de muur boven de vuilnisemmer.
'Drie omhoog... twee naar rechts...' mompelde hij. 'Ok�, Harry, opgepast.'
Hij tikte drie keer met de punt van zijn paraplu op de muur.
De baksteen waar hij op getikt had trilde wriemelde in het midden verscheen een gaatje, dat groter en groter werd en een paar tellen later stonden ze voor een gebogen poort, die zelfs voor Hagrid ruim genoeg was, een poort die naar een met keien geplaveide straat leidde, die slingerend en kronkelend uit het zicht verdween.
'Welkom op de Wegisweg,' zei Hagrid.
Hij grijnsde bij het zien van Harry's verbijsterde gezicht. Ze liepen onder de poort door; Harry keek achterom en zag dat de poort direct weer ineenkromp tot een massieve muur.
De zon scheen glanzend op een grote stapel ketels voor de dichtstbijzijnde winkel. Ketels Alle Maten Koper, Roodfioper, Tin, Zilver Zelfroerend Opvouwbaar stond er op een bord.
'ja, je heb d'r een nodig, maar eerst gaan we je geld halen,' zei Hagrid.
Harry had nog een stuk of acht ogen erbij willen hebben. Hij keek constant om zich heen terwijl ze de straat uitliepen en probeerde alles tegelijk te zien: de winkels, de dingen die buiten stonden, de winkelende mensen. Voor de Apothekerij schudde een mollige vrouw haar hoofd en mompelde: 'Zijn ze nou helemaal gek geworden? Zeventien Sikkels vooreen onsje drakenlever!'
Er steeg een zacht gekras op uit een donker zaakje met het opschrift Braakbal's Uilenboeliek Bos-, Kerk-, Veld-, Ooren Sneeuwuilen. Diverse jongens van Harry's leeftijd stonden met hun neus tegen een etalage vol bezemstelen. 'Moet je die zien,' hoorde Harry er eentje zeggen. 'De nieuwe Nimbus 2000 de snelste ooit -' Je had winkels waar ze mantels verkochten, winkels vol telescopen en wonderlijke zilveren instrumenten die Harry nog nooit eerder had gezien, etalages die volgepakt waren met tonnen vol vleermuismilten en palingogen, wankele, torenhoge stapels boeken met toverspreuken, ganzenveren en rollen perkament, flesjes voor toverdrankjes, globes van de maan...
'Goudgrijp,' zei Hagrid.
Ze waren bij een sneeuwwit gebouw aangekomen dat hoog boven de andere winkeltjes uittorende. Naast de glanzend gepoetste bronzen deuren stond, in een vuurrood en goudkleurig uniform, een 'Ja, dat is een kobold,' zei Hagrid zacht terwijl ze het witte stenen bordes opliepen. De kobold was een kop kleiner dan Harry, met een schrander, donker gezicht, een puntbaardje en heei lange vingers en voeten. Hii boog toen ze naar binnen gingen. Nu stonden ze voor een tweede dubbele deur, van zilver, met een gegraveerde tekst:
Treed binnen, vreemdeling, maar sla achl. Op hel lol dat hier de hebzucht wacht. Wie neemt wal hij niet heeft verdiend Krijgt een hoge rekening ingediend. Wie diep in de aarde een schat opspoort, Die nooit aan hem heeft toebehoord, Is hierbij gewaarschuwd: dief, u sluit, Op meer dan alleen de verwachte buit\
'Zoals ik al zei, je zou wel maf wezen om die tent te beroven,' zei Hagrid.
Twee kobolden deden buigend de zilveren deuren open en ze kwamen in een reusachtige marmeren zaal, waar nog een stuk of honderd kobolden op hoge krukken aan een lange balie zaten en in dikke grootboeken krabbelden, munten afwogen met koperen weegschalen en edelstenen bestudeerden door een loep. De zaal had ontelbare deuren en weer andere kobolden loodsten mensen die deuren in en uit. Hagrid en Harry liepen naar de balie.
'Mögge,' zei Hagrid tegen een kobold die vrij was. 'We komen wat duiten uit de kluis van Harry Potter halen.'
'Heeft u de sleutel, meneer?'
'Mot ik ergens hebben,' zei Hagrid, die zijn zakken leegde op de balie. Hij gooide een handvol schimmelige hondenbrokken op het grootboek van de kobold, die zijn neus optrok. Harry keek naar de kobold rechts van hem, die robijnen afwoog die zo groot waren als gloeiende kolen.
'Hebbes,' zei Hagrid uiteindelijk en hij stak een piepklein gouden sleuteltje omhoog.
De kobold bekeek het aandachtig.
'Dat schijnt in orde te zijn.'
'En ik heb ook een brief van professor Perkamentus,' zei Hagrid gewichtig en hij stak zijn borst vooruit, "t Gaat om die Dinges in kluis 713.'
De kobold las de brief zorgvuldig door.
'Uitstekend,' zei hij en hij gaf hem terug aan Hagrid. 'Ik laat u door iemand naar de kluizen brengen. Grijphaak!'
Grijphaak was ook een kobold. Zodra Hagrid de hondenbrokken weer in zijn zak had gepropt, volgden hij en Harry Grijphaak naar een zijdeur.
'Wat is die Dinges in kluis 713?' vroeg Harry.
'Ken ik niet zeggen,' zei Hagrid mysterieus. 'Streng geheim 't Heb wat met Zweinstein te maken. Perkamentus heb me z'n vertrouwen gegeven. Als ik iets zou verklappen, vlieg ik d'ruit.'
Grijphaak hield de deur open en Harry, die verwacht had nog meer marmer te zien, zag tot zijn verbazing dat ze zich in een smalle stenen gang bevonden, die werd verlicht door vlammende toortsen. De gang liep steil omlaag en er zaten kleine spoorrails in de vloer. Grijphaak floot en er kwam een karretje aandenderen. Ze stapten In Hagrid met de nodige moeite en reden meteen weg.
Eerst raasden ze dooreen doolhof van kronkelende gangen. Harry probeerde zich hun route te herinneren: links, rechts, rechts, links, middelste vork, rechts, links, maar dat was onmogelijk. Het rammelende karretje scheen te weten waar het heen moest, want Grijphaak stuurde niet.
Harry's ogen prikten in de kille wind die langsgierde, maar toch hield hij ze wijd open. Op een bepaald moment dacht hij dat hij vuur zag oplaaien aan het eind van een gang en hij keek of dat misschien een draak was, maar hij was al te laat ze daalden steeds dieper en passeerden een ondergronds meer, waar reusachtige stalactieten en stalagmieten uit het plafond en de vloer groeiden.
'Ik weet nooit wat het verschil is tussen een stalagmiet en een stalactiet,' riep Harry boven het lawaai uit tegen Hagrid.
'Stalagmiet is met een "m",' zei Hagrid. 'En stel alsjeblieft geen vragen, want ik geloof dat ik niet goed word.'
Hij zag inderdaad erg groen en toen het karretje uiteindelijk stopte bij een kleine deur in de wand en Hagrid uitstapte, moest hij een tijdje tegen de muur leunen tot zijn knie�n niet meer trilden
Grijphaak maakte de deur open. Er kolkte groene rook naar buiten en toen die optrok, snakte Harry naar adem. Binnen zag hij bergen gouden munten. Grote stapels zilver. Hopen kleine bronzen Knoeten.
'Allemaal van jou,' zei Hagrid glimlachend.
Allemaal van Harry het was ongelooflijk. Daar hadden de Duffelings niets van geweten, anders hadden ze het ingepikt voor hij met zijn ogen kon knipperen. Ze klaagden altijd dat het een vermogen kostte om Harry op te voeden en de hele tijd had er diep onder Londen een klein fortuin op hem liggen wachten.
Hagrid hielp Harry om wat geld in een zak te doen.
'Die gouden munten zijn Galjoenen,' legde hij uit. 'E�n Galjoen is zeventien zilveren Sikkels en ��n Sikkel is negenentwintig Knoeten. Zo simpel als wat. Ok�, dat lijkt me genoeg voor een paar semesters. De rest bewaren we voor je.' Hij wendde zich tot Grijphaak. 'Kluis 713, en ietsje langzamer, graag.'
'Er is maar ��n snelheid,' zei Grijphaak.
Ze gingen nog dieper en nog sneller. De lucht werd kouder en kouder terwijl ze om scherpe bochten scheurden. Ze denderden over een ondergronds ravijn en Harry boog zich over de rand van de kar, om te kijken wat zich op de duistere bodem bevond, maar Hagrid kreunde en trok hem aan zijn nekvel terug.
Kluis 713 had geen sleutelgat.
'Opgepast!' zei Grijphaak gewichtig. Hij streek zacht met lange vingers over de deur en die smolt gewoon weg.
'Als iemand anders dan een kobold van Goudgrijp dat deed, zou hij door de deur gezogen worden en binnen opgesloten zitten,' zei Grijphaak.
Hoe vaak controleren jullie of er iemand binnen zit?' vroeg Harry.
'Zo eens in de tien jaar,' zei Grijphaak met een boosaardige grijns.
Harry was ervan overtuigd dat er iets heel speciaals in die extra beveiligde kluis moest liggen en hij boog zich gretig voorover, in de verwachting op zijn minst fabelachtige juwelen te zullen zien maar eerst dacht hij dat de kluis leeg was. Toen zag hij een klein, groezelig, in bruin papier gewikkeld pakje op de grond liggen. Hagrid raapte het op en stopte het diep in een jaszak. Harry wilde dolgraag weten wat het was, maar was wel zo verstandig om dat niet te vragen.
'Kom op, stap weer in die rotkar en zeg niks tegen me op de terugweg. Ik ken beter me mond dichthouden,' zei Hagrid.
Na een wilde terugrit stonden ze weer voor Goudgrijp, knipperend met hun ogen in het zonlicht. Harry wist niet waar hij eerst naartoe zou gaan, nu hij een zak vol geld had. Hij hoefde niet te weten hoeveel ponden er in een Galjoen gingen om te beseffen dat hij meer
geld had dan hij ooit in zijn leven had gehad meer geld dan zelfs Dirk ooit had gehad.
'Laten we eerst je uniform gaan halen,' zei Hagrid, met een knikje naar Madame Mallekin, Gewaden voor Alle Gelegenheden. 'Hoor es Harry, vind je 't erg als ik effe een hartversterkertje neem in de Lekke Ketel? Ik word altijd hondsberoerd van die karretjes van Goudgrijp.' Hij zag er inderdaad nog steeds wat onpasselijk uit, zodat Harry alleen en nogal nerveus de zaak van madame Mallekin binnenging.
Madame Mallekin was een gedrongen, opgewekte heks, die van top tot teen in het lila was gehuld.
'Is het voor Zweinstein, liefje?' zei ze toen Harry iets wilde zeggen. 'Ik heb alles op voorraad bij een andere leerling wordt net de maat opgenomen.'
Achter in de zaak stond een jongen met een bleek, spits gezicht op een krukje, terwijl een tweede heks zijn lange zwarte gewaad vastspeldde. Madame Mallekin zette Harry op een kruk naast hem, gooide een lang gewaad over zijn hoofd en begon het op de juiste lengte af te spelden.
'Hallo,' zei de jongen. 'Ga je ook naar Zweinstein?'
'Ja,' zei Harry.
'M'n vader is hiernaast boeken kopen en ma is verderop in de straat op zoek naar een goede toverstaf,' zei de jongen. Hij praatte lijzig en nogal bekakt. 'En daarna sleep ik ze mee om een paar wedstrijdstelen te bekijken. Ik snap niet waarom eerstejaars geen eigen bezemstelen mogen hebben. Ik denk dat ik net zo lang zeur tegen mijn vader tot hij er toch een koopt. Die weet ik dan heus wel naar binnen te smokkelen.'
Harry moest erg aan Dirk denken.
'Heb jij je eigen bezemsteel?' vervolgde de jongen.
'Nee,' zei Harry.
'Ben je een beetje goed in Zwerkbal?'
'Nee,' zei Harry opnieuw en hij vroeg zich af wat Zwerkbal in hemelsnaam was.
'Ik wel pa zegt dat het een schande zou zijn als ik niet in het afdelingsteam kom en dat ben ik met hem eens. Weet jij al op welke afdeling je komt?'
'Nee,' zei Harry, die zich met de minuut stommer begon te voelen.
'Nou ja, dat hoor je natuurlijk pas op school, maar ik weet al dat ik in Zwadderich kom daar heeft mijn hele familie gezeten. Stel je
voor dat je bij Huffelpuf komt! Dan ging ik net zo lief direct van school, jij ook niet?'
'Hmmm,' zei Harry, die graag iets interessanters had willen bedenken.
'Moet je die vent zien!' zei de jongen plotseling en hij knikte naar de etalage. Hagrid stond voor het raam. Hij keek Harry grijnzend aan en wees op twee grote ijsjes, om duidelijk te maken dat hij niet binnen kon komen.
'Dat is Hagrid,' zei Harry, blij dat hij eindelijk iets wist wat die jongen niet wist. 'Hij werkt op Zweinstein.'
'O ja,' zei de jongen. 'Ik heb wei eens van hem gehoord. Iemand van het personeel, nietwaar?'
'Hij is terreinknecht,' zei Harry, die een steeds grotere hekel aan de jongen begon te krijgen.
'Ja, dat bedoel ik. Hij is een soort wildeman, heb ik gehoord hij woont in een huisje op het terrein en om de zoveel tijd wordt hij dronken, probeert dan te toveren en steekt zijn bed in de fik.'
'Ik vind hem geweldig,' zei Harry koeltjes.
'Werkelijk?' zei de jongen schamper. 'Waarom is hij bij je? Waar zijn je ouders?'
'Die zijn dood,' zei Harry kortaf. Hij had geen zin om daar nu uitgebreid op in te gaan.
'O, sorry,' zei de ander, al klonk dat allesbehalve overtuigend. 'Maar ze waren toch wel ons soort mensen, hoop ik?'
'Ze waren tovenaars, als je dat bedoelt.'
'Ik vind echt dat ze die andere soort niet zouden moeten toelaten, jij wel? Die zijn gewoon anders. Ze hebben niet van jongs-af aan geleerd hoe het hoort, zoals wij. Sommigen horen voor het eerst van Zweinstein als ze die brief krijgen. Stel je voor! Nee, dat moet beperkt blijven tot de oude toverfamilies. Hoe heet je trouwens van je achternaam?'
Voor Harry antwoord kon geven zei madame Mallekin: 'Zo, ik ben klaar, liefje,' en Harry, die blij was dat hij een excuus had om niet langer met de jongen te hoeven praten, sprong snel van zijn kruk.
'Nou, dan zien we elkaar wel op Zweinstein,' zei de bekakte jongen.
Harry was nogal stil terwijl hij het ijsje opat dat Hagrid voor hem had gekocht (chocoladeen frambozenijs met nootjes). 'Wat is er?' zei Hagrid.
'Niets,' loog Harry. Ze gingen naar een winkel om perkament en
ganzenveren te kopen en Harry vrolijkte een beetje op toen hij een flesje inkt ontdekte dat van kleur veranderde tijdens het schrijven Buiten zei hij: 'Hagrid, wat is Zwerkbal?'
'lemig de pemig, Harry, ik vergeet steeds hoe weinig je weet dat je niet eens van Zwerkbal heb gehoord!'
'Maak het alsjeblieft niet nog erger,' zei Harry. Hij vertelde over de bleke jongen in de winkel van madame Mallekin.
' en hij zei dat kinderen uit Dreuzelgezinnen eigenlijk niet toegelaten zouden moeten worden -'
'Jij komt niet uit geen Dreuzelgezin. Als ie had geweten wie je was hij heb je naam van jongs af aan gehoord, want z'n eigen ouwelui zijn ook tovenaars je heb ze ontmoet in de Lekke Ketel. En wat weet hij d'r nou helemaal van? Sommigen van de beste tovenaars die ik ooit heb gezien kwamen uit een lang geslacht van Dreuzels kijk maar naar je eigen ma! Moet je zien wat die voor zus had!'
'Maar wat is Zwerkbal dan?'
'Da's onze sport. Tovenaarssport. Net zoiets net zoiets als voetbal bij de Dreuzels iedereen heb verstand van Zwerkbal 't wordt in de lucht gespeeld, op bezemstelen en met vier ballen de spelregels zijn een beetje moeilijk uit te leggen.'
'En wat zijn Zwadderich en Huffelpuf?'
'Verschillende afdelingen van de school. Je heb d'r vier. Ze zeggen dat op Huffelpuf alleen sukkels zitten, maar -'
'Ik wed dat ik bij Huffelpuf kom,' zei Harry somber.
'Huffelpuf is altijd nog beter dan Zwadderich,' zei Hagrid duister. 'Alle heksen en tovenaars die in de fout zijn gegaan, hebben op Zwadderich gezeten, Jeweetwel zelf ook, trouwens.'
'Heeft Vol sorry Jeweetwel op Zweinstein gezeten?'
'Jaren en jaren geleden,' zei Hagrid.
Ze kochten Harry's schoolboeken in het zaakje van Klieder & Vlek, waar de planken tot aan het plafond waren volgepakt met in leer gebonden boeken zo groot als stoeptegels; boeken zo klein als postzegels in zijden banden; boeken vol vreemde tekens en symbolen en een paar boeken waar helemaal niets in stond. Zelfs Dirk, die nooit las, zou hebben gepopeld om sommige van die boeken in handen te krijgen. Hagrid moest Harry bijna wegslepen bij Vervloekingen en legenvervloekingen (Betover uw Vrienden en Verwar uw Vijanden met de Nieuwste Wraaknemingen-. Haaruitval, Knikknie�n, Stotterstuipen en nog veel, veel meer) door professor Veninus Viridiaan.
'Ik keek alleen maar hoe ik Dirk kon vervloeken.'
'Ik zeg niet dat dat geen goed idee is, maar je mag nooit geen magie gebruiken in de Dreuzelwereld, behalve onder heel speciale omstandigheden,' zei Hagrid. 'En bovendien zouden die vervloekingen toch niet werken, je mot nog een hoop studeren voor je op dat niveau bent.'
Hagrid wilde ook niet dat Harry een massief gouden ketel kocht ('D'r staat tin op je lijssie'J, maar ze kochten wel een mooie weegschaal met gewichten, om de ingredi�nten voor toverdranken af te wegen en een opvouwbare koperen telescoop. Daarna gingen ze naar de Apothekerij, die zo fascinerend was dat ze de vreselijke stank haast vergaten: een mengeling van rotte eieren en overjarige kool. Op de grond stonden tonnen met slijmerige smurrie, aan de muren hingen planken vol potten met kruiden, gedroogde wortels en felgekleurde poeders en aan het plafond hingen bosjes veren, rissen slagtanden en met elkaar verwarde klauwen. Terwijl Hagrid de eigenaar om een voorraad basisingredi�nten voor toverdranken vroeg, staarde Harry naar de zilveren hoorns van eenhoorns, die eenentwintig Galjoenen per stuk kostten en naar minuscule, fonkelend zwarte keveroogjes (vijf Knoeten per schep).
Toen ze weer voor de Apothekerij stonden, keek Hagrid op Harry's lijst.
'Alleen nog je toverstaf o ja, en ik heb ook nog geen verjaarscadeautje voor je gekocht.'
Harry voelde dat hij rood werd. 'je hoeft echt niet -'
'Ik weet dat ik niet hoef. Weet je wat, ik koop een beessie voor je. Geen pad, die zijn al jaren uit de mode, dan zou iedereen je uitlachen en ik hou niet van katten, daar mot ik altijd van niesen. Je krijgt een uil. Alle leerlingen willen uilen, die zijn hartstikke nuttig. Ze bezorgen brieven en noem maar op.'
Twintig minuten later stonden ze weer voor Braakbals Uilenboetiek, die donker was geweest en vol geritsel en felle ogen die fonkelden als juwelen. Harry had een grote kooi bij zich met een prachtige sneeuwuil, die lekker zat te slapen met haar kop onder haar vleugel. Harry stamelde steeds bedankjes en klonk net als professor Krinkel.
'Ja, 't is goed,' zei Hagrid bruusk. 'Je zal niet veel cadeautjes hebben gehad van die Duffelings. Nou alleen nog effe naar Olivander-de beste zaak voor een toverstok en jij heb 't beste van 't beste nodig.'
Een toverstok... daar had Harry zich nu echt op verheugd.
De laatste winkel was smal en sjofel. Afbladderende gouden letters boven de deur vermeldden: Olivaiuter. Maker van Exclusieve Toverstokken sedert 382 voor Christus. In de stoffige etalage lag ��n enkele toverstok op een vaal paars kussen.
Ze gingen naar binnen en achter in de zaak klingelde een bel. In het piepkleine, schemerige winkeltje stond ��n gammele stoel, waar Hagrid op plaatsnam. Harry had het gevoel dat hij in een heel strenge bibliotheek was; hij slikte de vele nieuwe vragen die bij hem opkwamen in en staarde naar de duizenden smalle dozen die tot aan het plafond waren opgestapeld. Om de een of andere reden gingen zijn nekhaartjes overeind staan. Zelfs het stof en de stilte tintelden, vol verborgen magie.
'Goedemiddag,' zei een zachte stem en Harry maakte een sprongetje van schrik. Hagrid moest ook geschrokken zijn, want de gammele stoel kraakte luid en hij stond snel op.
Er stond een oude man voor hem, met grote, bleke ogen die glommen als manen in het duistere winkeltje.
'Hallo,' zei Harry opgelaten.
'Aha,' zei de man. 'Ja, ja. Ik dacht al dat ik u binnenkort zou zien. Harry Potter.' Het was geen vraag. 'U hebt de ogen van uw moeder. Ik herinner me als de dag van gisteren dat ze zelf haar eerste toverstaf kwam kopen. Zesentwintig centimeter, soepel, van wilgenhout. Een prima stok voor bezweringen.'
Meneer Olivander kwam een stap dichterbij en Harry hoopte dat hij met zijn ogen zou knipperen. Die zilverachtige, starende blik was nogal griezelig.
'Je vader, daarentegen, gaf de voorkeur aan een stok van mahonie. Zevenentwintig komma acht centimeter. Buigzaam. Iets meer kracht en prima voor gedaanteveranderingen. Ik zeg wel dat je vader daar de voorkeur aan gaf, maar uiteraard kiest de stok in feite de tovenaar.'
Meneer Olivander was nu zo dichtbij dat hij en Harry bijna neus aan neus stonden. Harry zag zijn eigen spiegelbeeld in die mistige ogen.
'Dus dat is waar...'
Meneer Olivander streek met een lange witte vinger over het bliksemvormige litteken op Harry's voorhoofd.
'Ik moet helaas bekennen dat ik de toverstok heb verkocht die daar verantwoordelijk voor is. Vierendertig komma zeven centimeter. Taxushout. Een krachtige toverstok, zeer krachtig, vooral in de
6 I
verkeerde handen... Als ik had geweten wat die stok later allemaal zou aanrichten...'
Hij schudde zijn hoofd en zag tot Harry's opluchting plotseling Hagrid staan.
'Rubeus! Rubeus Hagrid! Wat leuk om je weer eens te zien... eikenhout, veertig komma zes centimeteren redelijk buigzaam, nietwaar?'
'Klopt, meneer, klopt.'
'Dat was een goede staf. Maar ik neem aan dat ze hem gebroken hebben toen je van school werd gestuurd?' zei meneer Olivander, plotseling streng.
'Eh ja, inderdaad, meneer,' zei Hagrid, die met zijn voeten schuifelde. 'Maar ik heb de stukken nog steeds,' voegde hij er heel wat opgewekter aan toe.
'Maar je gebruikt ze hopelijk toch niet?' zei meneer Olivander scherp.
'Nee, tuurlijk niet, meneer,' zei Hagrid vlug. Harry merkte dat hij zijn roze paraplu heel stevig beetgreep toen hij dat zei.
'Hmmm,' zei meneer Olivander, die Hagrid doordringend aankeek. 'Goed meneer Potter. Eens even zien.' Hij haalde een lang meetlint met zilveren cijfers uit zijn zak. 'Wat is uw stafarm?'
'Eh nou, ik ben rechts,' zei Harry.
'Zoudt u uw arm willen uitsteken? Prima, dank u.' Hij nam Harry's maten: schouder tot vinger, pols tot elleboog, schouder tot vloer, knie tot oksel en als laatste de omtrek van zijn hoofd. Terwijl hij dat deed zei hij: 'Elke toverstok van Olivander bezit een kern van een krachtige, magische substantie. We gebruiken eenhoornharen, de staartveren van de feniks en het hartenbloed van draken. Geen twee toverstokken van Olivander zijn hetzelfde, net zoals ook geen twee eenhoorns, feniksen of draken hetzelfde zijn. En uiteraard bereikt u nooit zon goed resultaat met de stok van een andere tovenaar.'
Harry besefte plotseling dat het meetlint, dat nu de afstand tussen zijn neusgaten mat, dat uit zichzelf deed. Meneer Olivander schuifelde langs de planken en pakte dozen.
'Genoeg,' zei hij en het meetlint viel in een kluwen op de grond. 'Goed, meneer Potter. Probeert u deze eens. Berken en drakenbloed. Twee�ntwintighalve centimeter. Lekker flexibel. Pak hem gewoon en zwaai ermee.'
Harry pakte de toverstok en wuifde er wat opgelaten mee in het rond, maar meneer Olivander griste hem vrijwel meteen weer uit zijn hand.
'Esdoorn en feniksveer. Zeventieneenhalve centimeter. Heeft een fijne zwiep. Probeert u maar -'
Harry probeerde het maar hij had de stok nauwelijks opgeheven of meneer Olivander pakte hem weer af.
'Nee, nee alstublieft, ebbenhout en eenhoornhaar, eenentwintighalve centimeter, veerkrachtig. Vooruit, vooruit, probeer maar.'
Harry probeerde. En probeerde. Hij had geen idee waar meneer Olivander op wachtte. De stapel gebruikte toverstokken op de gammele stoel werd groter en groter, maar hoe meer stokken meneer Olivander van de planken haalde, hoe gelukkiger hij scheen te worden.
'Lastige klant, h�? Maakt u zich geen zorgen, we vinden de perfecte stok wel. Ik vraag me af ja, waarom niet? Een ongewone combinatie hulst en feniksveer, zevenentwintig komma acht centimeter, lekker soepel.'
Harry pakte de stok en kreeg plotseling een warm gevoel in zijn vingers. Hij hief de stok hoog op en liet hem omlaag zwiepen door de stoffige lucht. Een stroom rode en gouden vonken spoot als vuurwerk uit de punt van de stok en wierp dansende lichtplekjes op de muren. Hagrid juichte en klapte in zijn handen en meneer Olivander riep: 'Bravo! Geweldig! Ja, heel goed. Wel, wel, wel... wat vreemd... wat ontzettend vreemd...'
Hij deed Harry's stok terug in de doos, verpakte die in bruin papier en mompelde nog steeds: 'Vreemd... vreemd...'
'Neemt u me niet kwalijk, maar wat is er zo vreemd?' vroeg Harry.
Meneer Olivander keek Harry doordringend aan met zijn bleke ogen.
'Ik kan me elke stok herinneren die ik ooit heb verkocht, meneer Potter. Tot aan de laatste toe. Toevallig is er van de feniksstaart die in uw stok is verwerkt nog een veer afgekomen eentje maar. Het is echt heel merkwaardig dat u voorbestemd was voor deze stok, terwijl zijn broer terwijl u aan zijn broer dat litteken te danken hebt.'
Harry slikte.
'Ja, vierendertig komma zeven centimeter. Taxushout. Merkwaardig hoe dat soort dingen gebeurt. De staf kiest de tovenaar, laten we dat niet vergeten... ik denk dat we grootse dingen van u kunnen verwachten, meneer Potter.,. Tenslotte heeft Hij-Die-Niet-Genoemd-MagWorden ook grootse dingen verricht vreselijk, maar groots.'
Harry rilde. Hij wist niet zeker of hij meneer Olivander wel echt aardig vond. Hij betaalde zeven gouden Galjoenen voor zijn toverstok en meneer Olivander liet hen buigend uit.
De zon stond laag aan de hemel toen Harry en Hagrid terugslenterden over de Wegisweg. Ze gingen door de muur heen en liepen terug door de Lekke Ketel, die nu uitgestorven was. Harry zei niets terwijl ze de straat uitliepen; hij merkte niet eens dat hij aangegaapt werd in de ondergrondse, afgeladen met rare pakjes en met die slapende sneeuwuil op schoot. Ze gingen weer met een roltrap omhoog en stonden in Paddington Station; Harry besefte pas waar hij was toen Hagrid op zijn schouder tikte.
'We hebben nog tijd om een happie te eten voor je trein gaat,' zei
hij.
Hij trakteerde Harry op een hamburger, die ze opaten aan een tafeltje met plastic stoeltjes. Harry keek om zich heen. Alles leek om de een of andere reden heel vreemd.
'Alles ok�, Harry? je bent zo stil,' zei Hagrid.
Harry wist niet zeker of hij het kon uitleggen. Hij had de beste verjaardag van zijn leven achter de rug en toch hij kauwde op zijn hamburger en zocht naar woorden.
'ledereen vindt me heel speciaal,' zei hij ten slotte. 'Al die mensen in de Lekke Ketel, professor Krinkel, meneer Olivander... maar ik weet helemaal niets van toveren. Hoe kunnen ze nou grootse dingen van me verwachten? Ik ben beroemd, maar ik kan me niet eens herinneren waarom. Ik weet niet wat er is gebeurd toen Vol sorry, op de avond dat mijn ouders om het leven zijn gekomen.'
Hagrid boog zich over het tafeltje. Achter zijn verwarde baard en borstelige wenkbrauwen ging een heel vriendelijke glimlach schuil.
'Maak je niet druk, Harry. Je zal 't gauw genoeg leren. Op Zweinstein mot iedereen bij 't begin beginnen, dus dat zit wel snor.. Wees gewoon jezelf. Ik weet dat 't moeilijk is. Een bekende naam is altijd lastig, maar ik weet zeker dat je 't geweldig zal vinden op Zweinstein. Dat vond ik ook en nog steeds, om je de waarheid te zeggen.'
Hagrid bracht Harry naar de trein die hem terug zou brengen naar de Duffelings en gaf hem een envelop.
'Je treinkaartje voor Zweinstein,' zei hij. '1 September King's Cross Station 't staat er allemaal op. Als je heibel krijgt met de Duffelings, stuur dan je uil met een brief ze weet me wel te vinden... tot ziens, Harry.'
De trein begon te rijden. Harry wilde zo lang mogelijk naar Hagrid kijken, tot hij hem niet meer kon zien; hij ging op zijn knie�n op de bank zitten en drukte zijn neus tegen het raam, maar toen hij met zijn ogen knipperde, was Hagrid plotseling verdwenen.
Hoofdstuk 6
VERTREK VAN PERRON 9 3/4
Harry's laatste maand bij de Duffelings was bepaald geen pretje, ook al was Dirk zo bang voor Harry dat hij niet met hem in ��n kamer wilde zijn en sloten tante Petunia en oom Herman Harry niet meer op in zijn bezemkast. Ze schreeuwden ook niet meer tegen hem en dwongen hem geen vervelende karweitjes te doen ze zeiden helemaal niets meer tegen hem. Ze waren niet alleen woedend, maar ook doodsbang en deden alsof Harry onzichtbaar was. In veel opzichten was dat een vooruitgang, maar na een tijdje werd het nogal deprimerend.
Harry bleef op zijn eigen kamer, met alleen zijn uil als gezelschap. Hij had besloten haar Hedwig te noemen, een naam die hij was tegengekomen in Geschiedenis van de Toverkunst. Zijn schoolboeken waren heel interessant en vaak lag hij tot diep in de nacht te lezen, terwijl Hedwig kwam en ging door het open raam. Gelukkig stofzuigde tante Petunia zijn kamer niet meer, want Hedwig kwam steeds terug met dode muizen. Elke avond, voor het slapen, streepte Harry een datum af op het papiertje dat hij aan de muur had geprikt en telde hij de dagen af tot ��n september.
Op de laatste dag van augustus besloot hij dat hij nu echt met zijn oom en tante moest praten over hoe hij de volgende dag op het station in Londen moest komen. Hij ging naar de woonkamer, waar ze naar een kwis zaten te kijken en schraapte zijn keel, om te laten merken dat hij er was. Dirk rende krijsend de kamer uit.
'Eh oom Herman?'
Oom Heiman gromde, ten teken dat hij luisterde. 'Eh ik moet morgen op het station in Londen zijn om om de trein te nemen naar Zweinstein.' Oom Herman gromde opnieuw. 'Zoudt u me een lift kunnen geven?' Grom. Harry ging er maar vanuit dat dat ja betekende.
'Bedankt.'
Hij wilde net weer naar boven gaan toen oom Herman warempel iets zei.
'Rare manier om naar een toverschool te gaan. Hebben alle vliegende tapijten een lekke band of zo?' Harry zei niets. 'Waar is die school trouwens?'
'Weet ik niet,' zei Harry, die dat nu voor het eerst besefte. Hij haalde het kaartje dat Hagrid hem had gegeven uit zijn zak. 'Ik moet om elf uur de trein nemen van perron 9%,' las hij. Zijn oom en tante staarden hem aan. 'Perron wat?'
9%:
'Praat geen onzin,' zei oom Herman. 'Perron 9% bestaat niet.' 'Het staat op mijn kaartje.'
'Stapel,' zei oom Herman. 'Stapelkrankjorem, allemaal. Je zult zien. Wacht maar. Goed, we brengen je wel naar het station. Het is dat we morgen sowieso naar Londen moeten, anders had ik het niet gedaan.'
'Waarom moeten jullie naar Londen?' vroeg Harry, in een poging de sfeer vriendelijk te houden.
'We gaan met Dirk naar het ziekenhuis,' gromde oom Herman. 'Die verdomde staart moet eraf voor hij naar Ballings gaat.'
Harry werd de volgende ochtend om vijf uur wakker, te opgewonden en zenuwachtig om nog te kunnen slapen. Hij stond op en trok een spijkerbroek aan, omdat hij niet in tovenaarsgewaden naar het station wilde gaan hij zou zich wel in de trein verkleden. Hij controleerde zijn lijstje van Zweinstein voor de zoveelste keer, om er zeker van te zijn dat hij niets vergeten was, keek of Hedwig veilig in haar kooi zat en ijsbeerde ongeduldig door zijn kamer tot de Duffelings opstonden. Twee uur later was Harry's enorme, loodzware hutkoffer in de auto van de Duffelings gehesen, hadden tante Petunia en oom Herman Dirk na veel gepraat zover gekregen dat hij naast Harry durfde te zitten en gingen ze op weg.
Om halfelf waren ze er. Oom Herman smeet Harry's hutkoffer op een karretje en reed dat het station binnen. Dat vond Harry ongewoon vriendelijk, tot oom Herman met een hatelijke grijns bij de perrons bleef staan.
'Daar zijn we dan, jongen. Perron 9 perron 10. Jouw perron zou
er tussenin moeten zitten, maar volgens mij is het nog niet gebouwd.'
Hij had uiteraard gelijk. Boven het ene perron hing een grote plastic 9 en daarnaast een grote plastic 10, maarertussenin was niets te zien.
'Nou, veel plezier op school,' zei oom Herman met een nog hatelijkere grijns. Zonder verder een woord te zeggen vertrok hij. Harry keek om en zag de Duffelings wegrijden, schaterend van het lachen. Zijn mond voelde plotseling kurkdroog aan. Wat nu? Een hoop mensen keken hem verwonderd aan, omdat hij Hedwig bij zich had. Hij zou het aan iemand moeten vragen.
Hij klampte een passerende conducteur aan, maar durfde niet naar perron 9'/, te vragen. De conducteur had nog nooit van Zweinstein gehoord en toen bleek dat Harry niet eens wist in welk deel van het land zich dat bevond, werd hij kwaad, alsof hij dacht dat Harry hem in de maling nam. Harry begon wanhopig te worden en vroeg naar de trein die om elf uur vertrok, maar volgens de conducteur was die er niet. Uiteindelijk liep de man nijdig verder, iets mompelend over kleine ettertjes. Harry moest zijn best doen om niet in paniek te raken. Volgens de grote klok boven het bord met vertrektijden had hij nog tien minuten om de trein naar Zweinstein te vinden en hij had geen flauw idee hoe hij dat moest aanpakken. Hij was gestrand in een vreemd station, met een hutkoffer die hij nauwelijks kon tillen, een zak vol tovenaarsgeld en een grote uil.
Waarschijnlijk was Hagrid vergeten te zeggen dat hij iets moest doen, zoals op de derde baksteen van links tikken om op de Wegisweg te komen. Hij vroeg zich af of hij zijn toverstok te voorschijn moest halen en op het hokje van de kaartjescontroleur tussen perron 9 en 10 moest tikken.
Op dat moment passeerde een groepje mensen en hij ving een paar woorden op van hun gesprek.
' natuurlijk boordevol Dreuzels -'
Harry draaide zich haastig om en zag een mollige vrouw en vier jongens, stuk voor stuk met vuurrood haar. Ze hadden ook alle vier een karretje met net zon hutkoffer als die van Harry en een uil.
Harry volgde hen met bonzend hart. Ze bleven staan en Harry ook, zo dichtbij dat hij hen net kon verstaan.
'En, op welk perron moeten we zijn?' zei de moeder van de jongens.
'9'/i!' piepte een klein meisje, ook met rood haar, dat haar moe-
ders hand vasthield. 'Ma, waarom mag ik niet mee...'
'Je bent nog te jong, Ginny. Niet zeuren. Ok�, Percy, ga jij maar eerst.'
Zo te zien de oudste jongen liep met kordate passen naar perron
9 en 10. Harry keek en deed zijn best om niet met zijn ogen te knipperen, voor het geval hij weer iets miste maar net toen de jongen bij het hek tussen de twee perrons was, zwermde er een groep toeristen langs en tegen de tijd dat de laatste rugzak was verdwenen, was de jongen nergens meer te bekennen.
'Nu jij, Fred,' zei de mollige vrouw.
'Ik ben Fred niet, ik ben George,' zei de jongen. 'Noem jij jezelf onze moeder? Zie je dan niet dat ik George ben, mens?' 'Sorry, George, schat.'
'Ik maakte maar een grapje, ma. Ik ben Fred,' zei de jongen. Hij liep naar het hek en zijn tweelingbroer riep dat hij moest opschieten. Dat deed hij waarschijnlijk ook, want een paar tellen later was hij verdwenen. Hoe had hij hem dat geflikt?
Nu liep de derde broer gedecideerd naar het hek tussen de perrons hij was er bijna en toen was hij nergens meer.
Er zat niets anders op.
'Neemt u me niet kwalijk,' zei Harry tegen de mollige vrouw.
'Hallo, liefje,' zei ze. 'Ga je voor het eerst naar Zweinstein? Ron is ook nieuw.' Ze wees op haar vierde en jongste zoon. Hij was mager en slungelig, met sproeten, grote handen en voeten en een lange neus.
'Ja,' zei Harry. 'Ik weet alleen ik weet alleen niet goed -' 'Hoe je op het perron moet komen?' zei ze vriendelijk en Harry knikte.
'Maak je geen zorgen,' zei ze. 'Je hoeft alleen maar recht op het hek tussen perron 9 en i 0 af te lopen. Niet stoppen en ook niet bang zijn dat je ertegenop botst, dat is heel belangrijk. Als je het een beetje eng vindt, kun je het beter op een holletje doen. Vooruit, ga nu maar, voor Ron.'
'Eh ok�,' zei Harry.
Hij draaide zijn karretje om en staarde naar het hek, dat er heel solide uitzag.
Hij liep op het hek af. Mensen die op weg waren naar perron 9 en
10 stootten tegen hem aan. Harry begon sneller te lopen. Hij zou tegen het hokje van de kaartjescontroleur knallen en dan zouden de poppen aan het dansen zijn. Hij boog zich over zijn karretje en
begon moeizaam te hollen het hek kwam steeds dichterbij hij kon niet meer stoppen hij kon het karretje niet meer tegenhouden nog maar een halve meter hij kneep zijn ogen dicht en wachtte op de klap -
Die bleef uit... hij holde gewoon verder... hij deed zijn ogen open.
Aan een overvol perron stond een vuurrode stoomlocomotief. Op een bord boven zijn hoofd las hij Zweinsteinexpres, I I uur. Harry keek om en zag een boog van smeedijzer op de plaats waar het hokje van de kaartjescontroleur was geweest, met daarboven de woorden Perron 9\. Het was hem gelukt.
De rook van de locomotief dreef over de hoofden van de druk pratende mensen op het perron, terwijl katten in alle soorten en maten tussen hun benen zigzagden. Uilen krasten knorrig tegen elkaar, boven het geroezemoes en geschraap van zware hutkoffers uit.
De eerste rijtuigen zaten al vol. Sommige leerlingen hingen uit de raampjes om met hun familie te praten en anderen vochten om een plekje. Harry duwde zijn karretje verder, op zoek naar een plaatsje. Een jongen met een rond gezicht zei: 'Oma, ik ben m'n pad weer kwijt.'
'O, Marcel,' hoorde hij de oude vrouw zuchten. Een jongen met dreadlocks werd omringd door een groepje nieuwsgierige leerlingen.
'Laat eens zien, Leo. Vooruit.'
De jongen deed het deksel van de doos die hij in zijn armen hield en de omstanders krijsten en gilden toen er een lange, harige poot uit de doos stak.
Harry wurmde zich tussen de mensen door, tot hij bijna helemaal aan het eind van de trein een lege coup� ontdekte. Hij zette Hedwig binnen, begon zijn hutkoffer naar de deur van de trein te schuiven en probeerde hem het trapje op te hijsen, maar hij kon nauwelijks ��n kant van de grond krijgen en liet hem twee keer op zijn voet vallen.
'Moet ik helpen?' Het was een van de roodharige tweelingbroers, die hij was gevolgd door het hek.
'la, graag,' hijgde Harry.
'H�, Fred, kom eens helpen!'
Met behulp van de tweeling werd Harry's hutkoffer uiteindelijk veilig in een hoekje van de coup� gestouwd.
'Bedankt,' zei Harry, die zijn zweterige haar uit zijn gezicht streek.
'Wat is dat?' zei een van de broers plotseling en hij wees op Harry's bliksemvormige litteken.
'jeetje,' zei de ander. 'Ben jij toevallig ?'
'ja, hij is het,' zei zijn broer. 'Je bent het toch?' vroeg hij aan Harry. 'Wat?' zei Harry.
'Harry Potter,' zei de tweeling in koor.
'O, die,' zei Harry. 'Ik bedoel, ja, dat ben ik.'
De jongens gaapten hem aan en Harry voelde dat hij een kop als vuur kreeg, maar tot zijn opluchting klonk op dat moment buiten een stem.
'Fred? George? Zijn jullie daar?' 'We komen, ma.'
De broers wierpen een laatste blik op Harry en sprongen de trein
uit.
Harry ging aan het raampje zitten, waar hij halfverscholen naar het roodharige gezin kon kijken en kon horen wat ze zeiden. De moeder van de jongens had haar zakdoek te voorschijn gehaald.
'Je hebt iets op je neus, Ron.'
Haar jongste zoon probeerde weg te duiken, maar ze greep hem en wreef over het puntje van zijn neus. 'Ma hou op!' Hij wist zich los te rukken.
'Aah, had kleine Ronnieponnie dan iets op z'n neusje?' zei een van de tweelingbroers. 'Hou je kop,' zei Ron. 'Waar is Percy?' zei hun moeder. 'Daar komt hij.'
De oudste jongen kwam met grote passen aanlopen. Hij had zich al verkleed en droeg nu een wapperend zwart Zweinsteingewaad. Harry zag een glanzende zilveren speld met de letter K op zijn borst.
'Ik kan niet lang blijven, ma,' zei hij. 'Ik zit voorin. De klassenoudsten hebben twee coup�s voor zichzelf -'
'Wat, ben je klassenoudsle, Percy?' zei een van de tweelingbroers, alsof hij stomverbaasd was. 'Dat had je wel eens mogen vertellen. Wat een verrassing!'
'Wacht eens, ik geloof dat hij er iets over gezegd heeft,' zei zijn tweelingbroer. 'E�n keer, misschien -'
'Of twee -'
'Per minuut -'
De hele zomer lang -'
'O, hou je mond toch,' zei Percy de Klassenoudste. 'Waarom heeft Percy trouwens een nieuw gewaad?' zei een van de tweelingbroers.
'Omdat hij klassenoudsle is,' zei hun moeder trots. 'Nou, schat, veel plezier op school stuur een uil als je er bent.'
Ze kuste Percy op zijn wang en hij vertrok. Vervolgens wendde ze zich tot de tweeling.
'En jullie gedragen je dit jaar, hoor je? Als ik nog een keer een uil krijg omdat omdat jullie een toilet hebben opgeblazen of-'
'Een toilet opgeblazen? We hebben nooit een toilet opgeblazen.'
'Trouwens wel een prima idee. Bedankt, ma.'
'Dat is niet grappig. En pas een beetje op Ron.'
'Maak je maar niet ongerust, we zullen goed voor die lieve kleine Ronnieponnie zorgen.'
'Hou je kop,' zei Ron opnieuw. Hij was al bijna net zo lang als de tweeling en zijn neus was roze op de plaats die zijn moeder had schoongewreven.
'Zeg ma, raad eens? Raad eens wie we in de trein hebben ontmoet?'
Harry trok zijn hoofd snel terug, zodat ze hem niet konden zien kijken.
'Weet je nog wel, die jongen met dat zwarte haar, die vlak achter ons liep? Weet je wie dat is?' 'Wie dan?' 'Harry Polier!'
Harry hoorde het kleine meisje roepen: 'O ma, mag ik ook even de trein in, om hem te zien? Alsjeblieft...'
'Je hebt hem al gezien, Ginny. Die arme jongen is geen beest in de dierentuin, dat je ongestoord kunt aangapen. Is hij het echt, Fred? Hoe weet je dat?'
'We hebben het gevraagd. Zijn litteken gezien. Hij heeft er echt een net een bliksemschicht.'
'Arme schat geen wonder dat hij moederziel alleen was. Ik vroeg me al af waarom. Hij was o zo beleefd toen hij vroeg hoe hij op het perron moest komen.'
'Dat zal best, maar zou hij ook nog weten hoe Jeweetwel eruitziet?'
Hun moeder werd plotseling heel streng.
'Ik verbied je dat te vragen, Fred. Nee, waag het niet. Alsof hij daaraan herinnerd wil worden op zijn eerste schooldag.' 'Goed, goed, maak je niet dik.' Iemand blies op een fluit.
'Vooruit, schiet op!' zei hun moeder en de drie jongens stapten
haastig in. Ze leunden uit het raampje om haar een afscheidskus te geven en hun zusje begon te huilen.
'Niet janken, Ginny. We zullen vaak een uil sturen.'
'We sturen je wel een wc-bril.'
'GeorgeV
'Geintje, ma.'
De trein begon te rijden en Harry zag de moeder van de jongens zwaaien. Hun zusje probeerde half lachend, half huilend met de trein mee te hollen, tot hij uiteindelijk te snel ging en ze bleef staan en ook zwaaide.
De trein ging een bocht om en Harry keek hoe het meisje en haar moeder uit het zicht verdwenen. Huizen flitsten langs en Harry voelde een golf van opwinding. Hij wist niet wat hem te wachten stond maar het kon alleen maar beter zijn dan wat hij achterliet.
De deur van de coup� gleed open en de jongste roodharige broer kwam binnen.
'Zit hier iemand?' vroeg hij en hij wees op de bank tegenover Harry. 'Verder is alles vol.'
Harry schudde zijn hoofd en de jongen ging zitten. Hij wierp stiekem een blik op Harry, maar keek toen snel uit het raam en deed alsof hij helemaal niet nieuwsgierig was. Harry zag dat hij nog steeds een zwarte veeg op zijn neus had.
'H�, Ron.'
De tweeling kwam binnen.
'We gaan naar het midden van de trein Leo lordaan heeft een reuzentarantula bij zich.' 'Ok�,' mompelde Ron.
'Harry,' zei de andere tweelingbroer, 'hebben we ons al voorgesteld? Fred en George Wemel. En dat daar is Ron. Tot straks.'
'Dag,' zeiden Harry en Ron. De broers deden de deur van de coup� dicht.
'Ben jij echt Harry Potter?' flapte Ron eruit.
Harry knikte.
'O ik dacht dat het misschien een grap van Fred en George was,' zei Ron. 'En heb je echt ik bedoel...' Hij wees op Harry's voorhoofd.
Harry streek zijn pony weg, zodat hij het bliksemvormige litteken kon zien. Ron staarde ernaar. 'Dus dat is waar Jeweetwel -' 'Ja,' zei Harry, 'maar ik weet er niets meer van.'
'Niets?' zei Ron gretig.
'Nou ik herinner me nog een hoop groen licht, maar verder niets.'
'Wauw,' zei Ron. Hij staarde Harry een paar tellen aan, besefte toen blijkbaar dat dat onbeleefd was en keek snel weer uit het raam.
'Is iedereen in jouw familie een tovenaar?' vroeg Harry, die Ron net zo interessant vond als Ron hem.
'Eh ja, ik dacht het wel,' zei Ron. 'Ik geloof dat ma een achterneef heeft die boekhouder is, maar daar praten we nooit over.'
'Dan weet je waarschijnlijk al een hoop van toveren.'
De Wemels waren duidelijk een van die oude toverfamilies waar die bleke jongen op de Wegisweg het over had gehad.
'Ik heb gehoord dat je bij Dreuzels in huis moest,' zei Ron. 'Hoe zijn die?'
'Vreselijk nou, niet allemaal. Maar mijn oom en tante en neefje wel. Ik wou dat ik drie tovenaarsbroers had gehad.'
'Vijf,' zei Ron, die om de een of andere reden nogal somber keek. 'Ik ben de zesde die naar Zweinstein gaat en dat betekent dat ik een hoop moet waarmaken. Bill en Charlie zijn al afgestudeerd Bill was hoofdmonitor en Charlie aanvoerder van het Zwerkbalteam. En nu is Percy klassenoudste en halen Fred en George een hoop streken uit maar hebben ze ook goede cijfers en moet iedereen om ze lachen. Ze verwachten allemaal dat ik net zo goed zal zijn, maar als ik dat ben is het eigenlijk niks bijzonders, omdat zij het al eerder hebben gedaan. Als je vijf broers hebt, krijg je ook alleen maar afdankertjes. Ik heb Bills oude gewaden, Charlie's oude toverstok en Percy's oude rat.'
Ron stak zijn hand in de zak van zijn jasje en haalde een dikke, grijze, slapende rat te voorschijn.
'Hij heet Schurfie en je hebt niks aan hem. Hij wordt bijna nooit wakker. Percy heeft een uil gekregen van mijn vader toen hij klassenoudste werd, maar ze hadden geen gel ik bedoel, ik werd met Schurfie opgescheept.'
Rons oren werden rood. Hij vond blijkbaar dat hij zijn mond voorbij had gepraat, want hij staarde weer uit het raam, maar Harry vond het helemaal niet gênant dat je geen geld had voor een uil. Tenslotte had hij tot voor kort ook nooit ��n rooie cent gehad. Hij vertelde Ron dat hij altijd de oude kleren van Dirk had moeten dragen en nooit een echt verjaarscadeau had gekregen en daar vrolijkte Ron weer wat van op.
en tot Hagrid dat vertelde, wist ik niet dat ik een tovenaar was en ook niets van mijn ouders of Voldemort -' Ron hapte naar adem. 'Wat?' zei Harry.
']e zei de naam van jeweetwelV zei Ron, geschokt maar ook vol ontzag. 'Ik zou gedacht hebben dat juist jij -'
'lk probeer echt niet dapper te doen door die naam te zeggen,' zei Harry. 'Ik heb alleen nooit geweten dat dat niet hoort. Zie je wat ik bedoel? Ik moet nog zoveel leren.' Voor het eerst bracht hij iets onder woorden wat hem al een tijd dwarszat. 'Ik wil wedden dat ik de slechtste van de klas ben.'
'Vast niet. Er zijn altijd een hoop leerlingen uit Dreuzelgezinnen en die pikken het snel genoeg op.'
Terwijl ze praatten had de trein Londen verlaten en nu denderden ze langs velden vol koeien en schapen. Ze deden er een tijdje het zwijgen toe en keken naar de langsflitsende velden en weggetjes.
Zo rond halfeen klonk er een hoop gekletter op de gang. Een opgewekte, mollige vrouw met kuiltjes in haar wangen schoof de deur open en zei: 'Willen jullie iets van mijn karretje, jongens?'
Harry, die niet had ontbeten, sprong overeind, maar Rons oren werden weer rood en hij mompelde dat hij boterhammen had. Harry stapte het gangpad op.
Toen hij bij de Duffelings woonde, had hij nooit geld gehad voor snoep en nu zijn zakken rammelden van het goud en zilver, wilde hij net zo veel Marsen kopen als hij maar eten kon maar de vrouw verkocht geen Mars. Wat ze wel had waren Smekkies In Alle Smaken, Slobbers Beste Bubbelgum, Chocokikkers, Droptoverstokken, Pompoentaartjes, Ketelkoek en nog meer dingen die Harry nooit eerder had gezien. Omdat hij niets wilde missen, kocht hij van alles wat en betaalde de vrouw elf zilveren Sikkels en zeven bronzen Knoeten.
Ron staarde met grote ogen naar Harry toen hij dat allemaal meezeulde naar de coup� en op de bank neergooide. 'Heb je soms honger?'
'Ik rammel,' zei Harry, die een grote hap van een pompoentaartje nam,
Ron had een vormeloos pakje te voorschijn gehaald, dat vier dikke boterhammen bevatte. Hij trok een boterham van elkaar en zei: 'Ze vergeet altijd dat ik niet van cornedbeef hou.'
'Ruilen?' zei Harry, die hem een taartje aanbood. 'Vooruit -'
'je lust dat brood vast niet. Het is kurkdroog,' zei Ron. 'Ze heeft niet veel tijd,' voegde hij er haastig aan toe. 'Je weet wel, omdat we met z'n vijven zijn en zo.'
'Vooruit, neem een taartje,' zei Harry, die nog nooit iets had gehad om met een ander te delen en trouwens ook nooit iemand met wie hij iets kon delen. Het was prettig om daar zo te zitten met Ron en al die taartjes en koek naar binnen te werken (naar het brood keek niemand meer om).
'Wat zijn dit?' vroeg Harry, die een zakje Chocokikkers pakte. 'Toch geen echte kikkers, hoop ik?' Hij had zo langzamerhand het gevoel dat niets hem nog kon verbazen.
'Nee,' zei Ron. 'Maar kijk eens wat er voor plaatje bij zit. Ik heb Agrippa nog niet.'
'Wat?'
'O, dat weet je natuurlijk niet bij elke Chocokikker zit een plaatje, je weet wel, om te verzamelen. Beroemde heksen en tovenaars. Ik heb er een stuk of vijfhonderd, maar Agrippa en Ptolemeus ontbreken nog.'
Harry haalde de wikkel van zijn Chocokikker en keek op het plaatje. Hij zag een man met een halfrond brilletje, een grote, kromme neus, lang, zilvergrijs haar en een dito snor en baard. Onder de foto stond Albus Perkamentus.
'Dus dit is Perkamentus!' zei Harry.
'Je wilt toch niet zeggen dat je nog nooit van Perkamentus hebt gehoord?' zei Ron. 'Mag ik een kikker? Misschien zit Agrippa daarbij bedankt -'
Harry draaide het plaatje om en las:
Albus Perkamentus, het huidige Hoofd van Zweinstein, wordt door velen als de grootste tovenaar van de moderne tijd beschouwd. Hij is vooral beroemd door het verslaan van de duistere magi�r Grindelwald in 1945, door zijn ontdekking van de twaalf verschillende toepassingen van drakenbloed en door zijn onderzoek op het gebied van de alchemie met zijn partner, Nicolaas Flamel. Professor Perkamentus houdt van kamermuziek en bowlen.
Harry draaide het kaartje om en zag tot zijn verbijstering dat Perkamentus' gezicht was verdwenen.
'Hij is weg!'
'Je kan moeilijk verwachten dat hij de hele dag blijft rondhangen,' zei Ron. 'Hij komt we! weer terug. Nee, ik heb Morgana weer en daar heb ik er al een stuk of zes van... wil jij haar? je kunt ze ook gaan sparen.'
Rons blik dwaalde af naar de stapel onuitgepakte Chocokikkers.
'Pak maar,' zei Harry. 'Wist je trouwens dat bij de Dreuzels mensen gewoon altijd op foto's blijven staan?'
'Meen je dat? Blijven ze altijd doodstil staan?' zei Ron stomverbaasd. 'Idioot!'
Harry's mond viel haast open toen Perkamentus het plaatje weer binnenschuifelde en even glimlachte. Ron wilde veel liever kikkers eten dan naar Beroemde Heksen en Tovenaars kijken, maar Harry kon zijn ogen niet van hen afhouden. Al gauw had hij niet alleen Perkamentus en Morgana, maar ook Hengist de Heksenziener, Alberic, Oberon, Circe, Paracelsus en Merlijn. Uiteindelijk scheurde hij zijn blik los van de dru�de Cliodna, die aan haar neus krabde en maakte een zakje met Smekkies In Alle Smaken open.
'Daar moet je mee oppassen,' waarschuwde Ron. 'Met alle smaken bedoelen ze ook alle smaken er zitten heel gewone snoepjes tussen, die naar chocola of pepermunt of marmelade smaken, maar soms is het spinazie of lever of pens. George beweert dat hij er ooit een heeft gehad die naar snot smaakte!'
Ron pakte een groen snoepje, bekeek het achterdochtig en beet er een klein stukje af.
'Getver zie je wel? Spruitjes.'
Ze vermaakten zich een tijdje uitstekend met het verorberen.van Smekkies In Alle Smaken. Harry at snoepjes die naar toost, kokos, witte bonen, aardbeien, kerrie, gras, koffie en sardientjes smaakten en was zelfs zo dapper om een flintertje te proeven van een merkwaardig grijs snoepje waar Ron niets van moest hebben en dat naar peper bleek te smaken.
Het langsflitsende landschap werd steeds wilder: de keurige akkers en weiden hadden plaatsgemaakt voor bossen, kronkelende rivieren en donkergroene heuvels.
Er werd op de deur van hun coup� geklopt en de jongen met het ronde gezicht die Harry al eerder op perron 9% had gezien kwam binnen. Het huilen stond hem blijkbaar nader dan het lachen.
'Sorry,' zei hij, 'maar hebben jullie toevallig een pad gezien?'
Toen ze hun hoofd schudden jammerde hij: 'Ik ben hem kwijt! Hij gaat er steeds vandoor!'
'je vindt hem heus wel terug,' zei Harry.
'Ja,' zei de jongen mistroostig. 'Nou, als jullie hem zien...'
Hij ging weerweg.
'Ik snap niet waar hij zich zo druk om maakt,' zei Ron. 'Als ik een pad had, zou ik juist proberen hem zo snel mogelijk kwijt te raken. Maar laat ik maar niks zeggen, want ik zit tenslotte met Schurfie opgescheept.'
De rat lag nog steeds te snurken op Rons schoot.
'Als hij dood was zou je geen verschil zien,' zei Ron vol walging. 'Gisteren heb ik geprobeerd hem geel te maken, zodat hij wat interessanter zou worden, maar dat werkte niet. Kijk, ik zal het laten zien...'
Hij rommelde in zijn hutkoffer en haalde er een gehavende toverstok uit. Hier en daar waren er stukjes afgesprongen en aan het uiteinde glinsterde iets wits.
'Het eenhoornhaar puilt er bijna uit. Maar goed -'
Hij had net zijn stok opgeheven toen de coup�deur weer opengleed. De jongen zonder pad was terug, maar deze keer had hij een meisje bij zich. Ze had haar nieuwe Zweinsteingewaad al aan.
'Heeft iemand een pad gezien? Marcel is de zijne kwijt,' zei ze. Ze had een bazige stem, een hoop krullerig bruin haar en nogal grote voortanden.
'We zeiden net dat we die niet gezien hebben,' zei Ron, maar het meisje luisterde niet. Ze keek naar de toverstok in zijn hand. 'O, wilde je gaan toveren? Laat maar eens zien.' Ze ging zitten. Ron keek nogal geschokt. 'Eh ok�.'
Hij schraapte zijn keel.
'Boterbloemen, goud, zonlicht en banaan,
Maak die dikke, domme rat geel als saffraan.'
Hij zwaaide met zijn toverstok, maar er gebeurde niets. Schurfie bleef grijs en snurkte door.
'Weet je zeker dat dat een echte spreuk is?' zei het meisje. 'Dan is het niet zo'n beste, h�? Ik heb al een paar eenvoudige spreuken geprobeerd, gewoon om te oefenen en die werkten allemaal. Verder heeft niemand in mijn familie talent voortoveren, het was een enorme verrassing toen ik die brief kreeg, maar ik was dolblij ik bedoel, tenslotte is Zweinstein de allerbeste school voor hekserij en hocuspocus die er bestaat. Ik ken alle schoolboeken natuurlijk al uit mijn hoofd, ik hoop dat dat voldoende is en ik heet trouwens Hermelien
Griffel. Wie zijn jullie?'
Ze zei dat allemaal heel snel.
Harry keek even naar Ron en zag tot zijn opluchting aan zijn verbijsterde uitdrukking dat hij ook niet alle schoolboeken uit zijn hoofd had geleerd.
'Ron Wemel,' mompelde Ron.
'Harry Potter,' zei Harry.
'Meen je dat?' zei Hermelien. 'Ik weet natuurlijk alles van je afik heb wat extra boeken gehaald, voor de achtergrondinformatie en je staat in Moderne Magische Geschiedenis en De Opkomst en Ondergang van de Zwarte Kunst en in Grole Magische Gebeurtenissen van de Twintigste eeuw.'
'Oh ja?' zei Harry verbouwereerd.
'Lieve hemel, wist je dat niet eens? In jouw geval had ik dat al lang nagekeken,' zei Hermelien. 'Weten jullie al op welke afdeling jullie komen? Ik heb het zo hier en daar gevraagd en ik hoop dat ik bij Griffoendor kom, dat lijkt me de beste. Ik heb gehoord dat Perkamentus daar ook op heeft gezeten, maar misschien kan Ravenklauw er ook mee door... Afijn, laten we maar weer op zoek gaan naar Marcels pad. Jullie kunnen je beter verkleden, want we zijn er zo.'
Ze vertrok en nam de jongen zonder pad mee.
'Ik weet niet op wat voor afdeling ik kom, maar ik hoop dat het niet de hare is,' zei Ron. Hij smeet zijn toverstok weer in zijn koffer. 'Stomme spreuk ik heb hem van George, maar ik wed dat hij wist dat hij nep was.'
'Op welke afdeling zitten je broers?' vroeg Harry.
'Griffoendor,' zei Ron, die weer neerslachtig scheen te worden. 'Daar hebben ma en pa ook gezeten. Ik zal wat te horen krijgen als ik er niet op kom. Misschien valt Ravenklauw inderdaad wel mee, maar stel je voor dat ze me bij Zwadderich indelen!'
'Dat is toch de afdeling waar Vol ik bedoel Jeweetwel heeft gezeten?'
'Klopt,' zei Ron. Hij zakte somber onderuit.
'Weet je, volgens mij zijn de puntjes van Schurfie's snorharen inderdaad wat lichter,' zei Harry, in een poging Ron af te leiden. 'Wat doen je twee oudste broers eigenlijk nu ze van school zijn?'
Harry vroeg zich al een tijdje af wat een afgestudeerde tovenaar voor werk deed.
'Charlie zit in Roemeni� om draken te bestuderen en Bill is in Afrika. Daar doet hij iets voor Goudgrijp,' zei Ron. 'Heb je het trou-
wens gehoord van Goudgrijp? Er stonden zulke koppen in De Ochtendprofeet, maar die bezorgen ze waarschijnlijk niet bij Dreuzels. Iemand heeft geprobeerd een extra beveiligde kluis te kraken.'
Harry staarde hem aan.
'Meen je dat? Wat is er met ze gebeurd?'
'Niets, daarom is het juist zulk groot nieuws. Ze zijn ontsnapt. Ivlijn vader zegt dat alleen een machtige duistere magi�r Goudgrijp een loer zou kunnen draaien, maar blijkbaar hebben ze niets meegenomen. Dat is juist zo gek. Natuurlijk is iedereen extra bang als zoiets gebeurt, uit angst dat Jeweetwel erachter zou kunnen steken.'
Harry dacht over dat nieuws na. Iedere keer als jeweetwel ter sprake kwam, voelde hij nu een kleine tinteling van angst. Waarschijnlijk hoorde dat bij het opgenomen worden in de tovenaarswereld, maar het was veel prettiger geweest toen hij nog gewoon 'Voldemort' had kunnen zeggen zonder zich zorgen te hoeven maken.
'Wat is je favoriete Zwerkbalteam?' vroeg Ron.
'Eh ik ken er niet eentje,' biechtte Harry op.
'Wat!' Nu was Ron pas echt verbijsterd. 'O, dat is de mooiste sport ter wereld!' Hij begon uitgebreid te vertellen over de vier ballen en de posities van de zeven spelers en hij beschreef beroemde wedstrijden die hij samen met zijn broers had gezien en de bezemsteel die hij wilde kopen als hij geld had. Net toen hij Harry de subtielere aspecten van het spel duidelijk probeerde te maken, gleed de deur van de coup� weer open, maar deze keer was het niet Marcel de padzoeker of Hermelien Griffel.
Er kwamen drie jongens binnen en Harry herkende de middelste meteen: de bleke jongen uit de winkel van madame Mallekin. Hij bekeek Harry nu met heel wat meer belangstelling dan op de Wegisweg.
'Is het echt waar?' zei hij. 'ledereen zegt dat Harry Potter in deze coup� zit. Dus dat moet jij zijn. ja toch?'
'Ja,' zei Harry. Hij keek naar de andere jongens, die allebei zwaar van postuur waren en er bijzonder gemeen uitzagen. Ze leken wel lijfwachten, zoals ze daar aan weerszijden van de bleke jongen stonden.
'O ja, dit is Korzel en dat is Kwast,' zei de bleke jongen achteloos, toen hij Harry zag kijken. 'En ik heet Malfidus. Draco Malfidus.'
Ron kuchte een beetje, wat misschien bedoeld was om zijn gegrinnik te verbergen. Draco Malfidus keek hem aan.
'Vind je mijn naam grappig? Ik hoef niet te vragen wie jij bent. Mijn vader zei al dat de Wemels rood haar en sproeten hebben en meer kinderen dan ze zich kunnen veroorloven.'
Hij wendde zich weer tot Harry.
'je zult merken dat sommige tovenaarsfamilies beter zijn dan andere, Potter, je moet niet aanpappen met de verkeerde soort. Daar kan ik je bij helpen.'
Hij stak zijn hand uit, maar die pakte Harry niet aan.
'Ik kan heel goed zelf beslissen wie de verkeerde mensen zijn, dank je,' zei hij koeltjes.
Draco Malfidus werd niet echt rood, maar kreeg wel een soort blos op zijn bleke wangen.
'Ik zou maar oppassen als ik jou was, Potter,' zei hij langzaam, 'Als je niet wat beleefder wordt, vergaat het je net zo als je ouders. Die wisten ook niet wat goed voor ze was. Als je omgaat met schorem als de Wemels en die Hagrid, raak je zelf ook besmet.'
Zowel Harry als Ron stond op. Rons gezicht was even rood als zijn haar.
'Zeg dat nog eens!' zei hij.
'O, wou je vechten?' schamperde Malfidus.
'Tenzij jullie snel maken dat jullie wegkomen,' zei Harry heel wat dapperder dan hij zich voelde, want Korzel en Kwast waren een stuk groter dan hij en Ron.
'Maar we hebben geen zin om weg te gaan, nietwaar jongens? Wij hebben ons eten al op, maar ik zie dat jullie nog hebben.'
Kwast wilde een van de Chocokikkers pakken die naast Ron op de bank lagen en Ron sprong op hem af, maar voor hij Kwast met ��n vinger had aangeraakt, slaakte die al een oorverdovende kreet.
Schurfie de rat bengelde aan Kwasts vinger, met zijn scherpe tandjes diep in zijn vlees. Korzel en Malfidus sprongen haastig achteruit terwijl Kwast Schurfie krijsend rondzwiepte en toen Schurfie uiteindelijk losliet en tegen het raam knalde, namen ze alle drie snel de benen. Misschien dachten ze dat er nog meer ratten verstopt zaten tussen het snoepgoed of misschien hadden ze voetstappen gehoord, want een paar tellen later kwam Hermelien Griffel binnen.
'Wat is er hier aan de hand?' vroeg ze, met een blik op het snoepgoed waarmee de grond bezaaid was en op Ron, die Schurfie aan zijn staart oppakte.
'Ik geloof dat hij buiten westen is,' zei Ron tegen Harry. Hij bekeek Schurfie wat beter. 'Nee niet te geloven hij slaapt weer.'
Dat klopte.
'Kende je Malfidus al?'
Harry vertelde over hun ontmoeting op de Wegisweg.
'Ik heb van zijn familie gehoord,' zei Ron duister. 'Ze behoorden tot de allereersten die terugkeerden naar onze kant toen jeweetwel was verdwenen. Ze zeiden dat ze behekst waren, maar daar gelooft mijn vader niks van. Hij zegt dat Malfidus' vader maar al te graag bereid was om over te lopen naar de Duistere Zijde.' Hij keek Hermelien aan. 'Kunnen we iets voor je doen?'
'Ik zou maar gauw mijn gewaad aantrekken, als ik jullie was. Ik ben net helemaal voorin geweest en de machinist zegt dat we er bijna zijn. jullie hebben toch niet gevochten, h�? Dadelijk zitten jullie al in de nesten voor we goed en wel op school zijn.'
'Schurfie heeft gevochten, wij niet,' zei Ron nijdig. 'En zou je ons even alleen willen laten, zodat we ons kunnen verkleden?'
'Goed, goed ik kwam alleen maar binnen omdat veel mensen zich kinderachtig gedragen en op en neer rennen door de gangpaden,' zei Hermelien gepikeerd. 'En wist je trouwens dat je een veeg op je neus hebt?'
Ron keek haar woedend na, maar Harry staarde uit het raam. Het begon te schemeren en onder de donkerpaarse hemel zag hij bergen en bossen. Het was inderdaad alsof de trein langzamer begon te rijden.
Hij en Ron deden hun jasjes uit en trokken hun lange zwarte gewaden aan. Dat van Ron was iets te klein zijn sportschoenen staken eronderuit.
Er galmde een stem door de trein: 'Over vijf minuten arriveren we bij Zweinstein. Laat uw koffers alstublieft in de trein achter. De bagage wordt afzonderlijk naar school vervoerd.'
Harry's maag tolde van de zenuwen en hij zag dat Ron bleek was onderzijn sproeten. Ze propten de laatste zoetigheid in hun zakken en wrongen zich de overvolle gang op.
De trein ging steeds langzamer rijden en stopte uiteindelijk. Mensen drongen naar de deur en stapten een piepklein, donker perronnetje op. Harry rilde in de kille avondlucht. Plotseling danste er een lamp op en neer boven hun hoofden en hoorde Harry een vertrouwde stem: 'Eerstejaars! Eerstejaars hierheen. Alles kits, Harry?'
Hagrids grote, harige gezicht keek hem breed grijnzend aan over een zee van hoofden.
'Vooruit, volg mij maar nog meer eerstejaars? Pas op 't afstappie! Eerstejaars met mij mee!'
Uitglijdend en struikelend volgden ze Hagrid over een smal, steil pad. Aan weerszijden van het pad was het zo donker dat Harry vermoedde dat daar dichte bossen waren. Er werd niet veel gezegd. Marcel, de jongen die steeds zijn pad kwijt was, snikte een paar keer zacht.
'Zo dadelijk zien jullie Zweinstein voor 't eerst,' riep Hagrid over zijn schouder. 'Gelijk om het hoekie.' Er klonk een luid 'Oooooh!'
Het smalle pad kwam plotseling uit aan de oever van een groot, inktzwart meer. Hoog op een berg, aan de overkant van het meer, stond een enorm kasteel, met talloze torens en torentjes en ramen die fonkelend afstaken tegen de sterrenhemel.
'Niet meer dan vier per boot!' riep Hagrid en hij wees op een vloot kleine bootjes, die bij de oever in het water dobberden. Harry en Ron kregen in hun bootje gezelschap van Marcel en Hermelien.
'ledereen aan boord?' schreeuwde Hagrid, die een boot voor zich alleen had. 'Ok� VAREN!'
De bootjes voeren allemaal tegelijk weg en gleden stil over het spiegelgladde water. De kinderen staarden zwijgend naar het reusachtige kasteel dat boven hen uittorende en groter en groter werd naarmate ze de voet van de klif naderden.
'Koppen omlaag!' riep Hagrid toen de eerste bootjes bij de klif waren; ze bogen hun hoofd en de bootjes gleden door een gordijn van klimop, dat een grote opening bedekte. Ze dreven een donkere tunnel door, die blijkbaar tot onder het kasteel voerde en kwamen uit bij een ondergronds haventje, waar ze uitstapten op een strand van stenen en kiezels.
'H�, jij daar! Is dit jouw pad?' zei Hagrid, die de bootjes controleerde nadat de leerlingen waren uitgestapt.
'Willibrord!' riep Marcel opgetogen en hij stak zijn handen uit. Ze klauterden door een gang in de rotsen omhoog, achter het licht van Hagrids lamp aan en arriveerden uiteindelijk op een glad, vochtig grasveld in de schaduw van het kasteel.
Ze liepen een stenen bordes op en dromden samen bij de gigantische eiken deur.
'Is iedereen er? Heb jij je pad nog?'
Hagrid hief zijn enorme vuist op en bonsde drie keer op de deur van het kasteel.
Hoofdstuk 7
DE SORTEERHOED
De deur zwaaide meteen open en ze zagen een lange, zwartharige heks met een smaragdgroen gewaad. Ze had een streng gezicht en Harry besefte meteen dat je haar beter te vriend kon houden.
'De eerstejaars, professor Anderling,' zei Hagrid. 'Bedankt, Hagrid. Ik neem het wel over.'
Ze deed de deur wijd open. De hal was zo groot dat het hele huis van de Duffelings erin gepast zou hebben. De stenen muren werden verlicht doorvlammende toortsen, net als bij Goudgrijp, het plafond was zo hoog dat ze het niet eens konden zien en recht tegenover hen leidde een schitterende marmeren trap naar de bovenverdiepingen.
Ze volgden professor Anderling over de hardstenen vloer. Harry hoorde het geroezemoes van honderden stemmen opklinken uit een deuropening rechts de overige leerlingen waren er blijkbaar al maar professor Anderling ging de eerstejaars voor naar een leeg kamertje dat aan de hal grensde en ze dromden naar binnen. Ze stonden heel wat dichter op elkaar dan ze anders gedaan zouden hebben en keken nerveus om zich heen.
'Welkom op Zweinstein,' zei professor Anderling. 'Zo dadelijk begint het banket om het begin van het nieuwe schooljaar te vieren, maar voor jullie plaatsnemen in de Grote Zaal, worden jullie verdeeld over de verschillende afdelingen. Die Indelingsceremonie is belangrijk, want tijdens je verblijf hier fungeert je afdeling min of meer als je familie, jullie volgen lessen met de rest van de afdeling, slapen op de afdelingsslaapzaal en brengen je vrije tijd door in jullie eigen leerlingenkamer. De vier afdelingen zijn Griffoendor, Huffelpuf, Ravenklauw en Zwadderich. Elke afdeling heeft zijn eigen, nobele geschiedenis en heeft opmerkelijke heksen en tovenaars voortgebracht. Tijdens jullie verblijf op Zweinstein leveren eventuele triomfen afdelingspunten op en worden bij overtreding van de regels punten afgetrokken. Aan het eind van het schooljaar wordt
aan de afdeling met de meeste punten een beker toegekend. Ik hoop dat iedereen zijn of haar afdeling eer zal bewijzen. De Indelingsceremonie begint zo, in aanwezigheid van de overige leerlingen en leraren. Ik stel voor dat jullie je een beetje opknappen terwijl jullie wachten.'
Haar blik bleef even op Marcels mantel rusten, die onder zijn linkeroor was vastgeknoopt en op de zwarte veeg op Rons neus. Harry probeerde zenuwachtig zijn haar glad te strijken.
'Ik kom jullie halen als we zover zijn,' zei professor Anderling. 'Maak alsjeblieft geen herrie terwijl jullie wachten.'
Ze vertrok en Harry slikte.
'Hoe verdelen ze ons precies over die afdelingen?' vroeg hij aan Ron.
'Een soort test, geloof ik. Fred zei dat het erg pijnlijk is, maar volgens mij hield hij me voor de gek.'
Harry kreeg een hol gevoel in zijn maag. Een test? In het bijzijn van de hele school? Maar hij wist niets van toveren wat zou hij in vredesnaam moeten doen? Hij had niet verwacht dat ze direct na aankomst al aan de bak zouden moeten. Ongerust keek hij om zich heen en zag de anderen ook benauwd kijken. Niemand zei iets, behalve Hermelien Griffel, die iets fluisterde over de toverspreuken die ze allemaal geleerd had en zich afvroeg welke ze zou moeten gebruiken. Harry probeerde niet naar haar te luisteren. Hij was nog nooit zo zenuwachtig geweest, zelfs niet toen hij ooit een briefje van school aan de Duffelings had moeten laten zien omdat hij het toupetje van een leraar op de een of andere manier blauw had gekleurd. Hij staarde naar de deur. Ieder moment kon professor Anderling binnenkomen en dan kon hij het wel schudden.
Plotseling sprong hij bijna een halve meter de lucht in en een hoop andere kinderen gilden.
'Wat krijgen we -'
Hij snakte naar adem, net als de andere leerlingen. Zo'n twintig spoken kwamen door de achtermuur drijven. Ze waren parelachtig wit en doorschijnend en gleden druk pratend door het vertrek. Ze keurden de nieuwelingen geen blik waardig en waren blijkbaar in een heftige discussie verwikkeld. De geest van een kleine dikke monnik zei: 'Je moet vergeten en vergeven, zeg ik altijd maar. We zouden hem nog een kans moeten geven -'
'M'n beste Broeder, we hebben Foppe al meer dan genoeg kansen gegeven. Hij bezorgt ons een slechte reputatie en bovendien is
hij niet eens een echt spook h�, wat doen jullie hier?'
Een spook met een kanten kraag en een kniebroek zag plotseling de eerstejaars staan.
Niemand zei iets.
'Nieuwe leerlingen!' zei de Dikke Monnik, die glimlachend omkeek, 'jullie worden dadelijk ingedeeld, neem ik aan?' Een paar kinderen knikten zwijgend.
'Ik hoop jullie terug te zien in Huffelpuf!' zei de Monnik. 'Dat was mijn afdeling.'
'Vooruit, doorzweven!' zei iemand pinnig. 'De Indelingsceremonie gaat beginnen.'
Het was professor Anderling. De spoken zweefden een voor een door de muur.
'Ga in de rij staan en volg me,' zei professor Anderling tegen de eerstejaars.
Harry, die het merkwaardige gevoel had dat zijn benen plotseling van lood waren, ging achter een jongen met rossig haar staan, met Ron weer achter hem. Zo liepen ze de kamer uit, staken de hal over en gingen door dubbele deuren de Grote Zaal binnen.
Zelfs in zijn verbeelding had Harry zich nog nooit zo'n wonderbaarlijke en magnifieke ruimte voorgesteld. Hij werd verlicht door duizenden en nog eens duizenden kaarsen, die boven vier lange tafels zweefden waaraan de overige leerlingen zaten. De tafels waren gedekt met glanzende gouden borden en bekers en aan het uiteinde van de zaal stond een lange tafel waaraan de leraren zaten. Professor Anderling liet de eerstejaars halthouden tegenover de andere leerlingen, met de leraren achter zich. De honderden starende gezichten leken net bleke lantaarns in het flakkerende kaarslicht. Hier en daar zaten spoken tussen de leerlingen, dof glanzend als beslagen zilver. Voornamelijk om die starende blikken niet te hoeven zien, keek Harry omhoog en zag een fluweelachtig zwart plafond, dat bezaaid was met sterren. 'Daar heb ik over gelezen in Een Beknopte Beschrijving van Zweinstein,' hoorde hij Hermelien fluisteren. 'Het plafond is behekst, zodat het net de buitenlucht lijkt.'
Het was moeilijk te geloven dat er inderdaad een plafond was en dat het dak van de Grote Zaal niet gewoon open was.
Harry keek snel weer omlaag toen professor Anderling zwijgend een kruk met vier poten neerzette. Op de kruk legde ze een puntige tovenaarshoed, die gerafeld en ontzettend smerig was en vol opgenaaide stukken zat. Tante Petunia zou hem direct in de vuilnisbak hebben gegooid.
Misschien moest hij proberen een konijn uit die hoed te toveren, dacht Harry verwilderd. Daar begon het tenminste naar uit te zien. Hij zag dat de hele zaal naar de hoed staarde en keek er daarom zelf ook naar. Een paar tellen heerste er doodse stilte, maar toen bewoog de hoed een beetje. Een scheur bij de rand ging open, net als een mond en de hoed begon te zingen:
tk ben misschien wal sjofel, Maar dal is de buitenkant, Niemand weet zo goed als ik, Wan de hoed en van de rand. Op gebreide mutsen kijk ik neer, En ook op hoge hoeden, \k ben de Sorteerhoed van de school. En weet meer dan je zou vermoeden. Al puilen de geheimen uit je hoofd, De Sorteerhoed ziet ze vast, Dus zet me op, dan zeg ik je, Wal het beste bij je past. Misschien hoor je bij Griffoendor, Bekend om zijn dapperheid, \a, ridderlijkheid en durf en lef, Is wat Griffoendor onderscheidt. Misschien hoor je bij Huffelpuf, Vind je hard werken ok�, Huffelpuffers blinken uit door (route, Eu hebben geduld voor twee. En bij het wijze Ravenklauw, Winden mensen met verstand, Die geleerd en bij de pinken zijn, Altijd wel een geeslverwant. Misschien voel je je pas werkelijk thuis, Als je naam bij Zwadderich prijkt. Die sluwe lui schuwen echt niets, Als hun doel maar wordt bereikt. Dus raak vooral niet in paniek, Zet me rustig op je kop, Al ben ik een hoed, ik heb van jou, Wast een vrij hoog petje op\
De zaal barstte in spontaan applaus uit toen de hoed was uitgezongen. Hij boog naar de vier tafels en verroerde zich niet meer.
'Dus we hoeven alleen die hoed op te zetten!' fluisterde Ron tegen Harry. 'Ik vermoord Fred! Hij zei dat we met een trol moesten vechten.'
Harry glimlachte flauwtjes. Ja, die hoed opzetten was heel wat beter dan toverspreuken doen, maar toch wenste hij vurig dat er niet zo veel mensen toe zouden kijken. De hoed scheen nogal veel te verlangen; Harry voelde zich helemaal niet dapper of sluw of wat dan ook. Als de hoed had gezongen over een afdeling voor leerlingen die zich een beetje misselijk voelden, zou die geknipt voor hem zijn geweest.
Professor Anderling stapte naar voren, met een rol perkament in haar hand.
'Als ik je naam zeg, zetten jullie de hoed op en gaan op het krukje zitten om ingedeeld te worden,' zei ze. 'Albedil, Hannah!'
Een meisje met een roze gezicht en blonde vlechten liep haast struikelend naar de kruk en ging zitten. Ze zette de hoed op, die over haar ogen zakte en even viel er een stilte -
'HUFFELPUF!' riep de hoed.
De leerlingen rechts juichten en klapten toen Hannah aan de tafel van Huffelpuf ging zitten. Harry zag dat de geest van de Dikke Monnik vrolijk naar haar zwaaide.
'Bonkei, Suzanne!'
'HUFFELPUF!' riep de hoed opnieuw en Suzanne ging haastig naast Hannah zitten. 'Bootsman, Terry!' 'RAVENKLAUW!'
De tweede tafel van links applaudisseerde en diverse Ravenklauwen stonden op om Terry een hand te geven.
'Brokkeling, Amanda' werd ook ingedeeld bij Ravenklauw, maar 'Broom, Belinda' werd de eerste Griffoendor en de meest linkse tafel barstte in luid gejuich uit; Harry zag Rons tweelingbroers joelen en roepen.
'Bullemans, Margriet' werd de eerste Zwadderich. Misschien was het verbeelding, maar na alles wat Harry over Zwadderich had gehoord, vond hij het maar een misselijk stelletje.
Harry begon zich steeds akeliger te voelen. Hij moest aan zijn oude school denken, als tijdens gymles teams werden gekozen. Hij werd altijd als laatste gekozen, niet omdat hij er niets van kon, maar
omdat niemand wilde dat Dirk zou denken dat ze hem aardig vonden. 'Flets-Frimel, loost!' 'HUFFELPUF!'
Harry merkte dat de hoed soms vrijwel direct riep welke afdeling het zou worden, maar soms ook even de tijd nam. 'Filister, Simon', de jongen met het rossige haar die naast Harry in de rij stond, moest bijna een minuut op het krukje blijven zitten voor de hoed ten slotte besloot dat hij een Griffoendor was.
'Griffel, Hermelien!'
Hermelien rende bijna naar het krukje en drukte de hoed gretig op haar hoofd.
'GRIFFOENDOR!' riep de hoed en Ron kreunde.
Plotseling kwam er een gruwelijke gedachte op bij Harry, zoals gruwelijke gedachten wel vaker doen als je zenuwachtig bent. Stel dat hij helemaal niet werd gekozen? Stel dat hij daar gewoon minutenlang bleef zitten, met die hoed over zijn ogen, tot professor Anderling hem ongeduldig van zijn hoofd plukte en zei dat er blijkbaar een vergissing was gemaakt en dat hij beter met de eerste de beste trein weer naar huis kon gaan?
Marcel Lubbermans, de jongen die steeds zijn pad kwijt was, struikelde en viel bijna toen hij naar het krukje liep en de hoed deed er heel lang over om de knoop door te hakken. Toen hij uiteindelijk 'GRIFFOENDOR' riep, holde Marcel gauw terug zonder de hoed af te zetten en moest hij onder daverend gelach terugsjokken om hem aan 'Maanzaat, Melissa' te geven.
Toen Malfidus aan de beurt was, liep hij met grote, arrogante passen naar het krukje; de hoed had zijn hoofd nauwelijks aangeraakt of hij krijste al: 'ZWADDERICH!'
Zelfvoldaan ging Malfidus weer bij zijn maatjes Korzel en Kwast zitten.
Er waren niet veel leerlingen over.
'Molm... 'Noot'... 'Park'... twee tweelingzusjes, 'Patil' en 'Patil'... 'Pekel, Sally... en toen, ten langen leste 'Potter, Harry!'
Harry liep naar de kruk en plotseling klonk overal gefluister in de zaal, als kleine, sissende brandjes. 'Zei ze Polter?' 'De Harry Potter?'
Het laatste wat Harry zag voor de hoed over zijn ogen zakte, was een zaal vol mensen die hem reikhalzend aankeken. Een tel later
staarde hij naar de donkere binnenkant van de hoed. Hij wachtte af.
'Hmmm,' zei een stemmetje in zijn oor. 'Moeilijk. Heel moeilijk. Meer dan voldoende moed, zie ik. En een goed stel hersens. Talent heb je ook, lieve hemel, ja en een sterke drang om je te bewijzen. Heel interessant... Waar zal ik je indelen?'
Harry greep de rand van de kruk beet en dacht: 'Niet bij Zwadderich, niet bij Zwadderich!'
'Niet bij Zwadderich, h�?' zei het stemmetje. 'Weet je dat zeker? Je zou grootse dingen kunnen doen, weet je. Het zit allemaal in je hoofd en Zwadderich zou je helpen om groot te worden, dat staat vast nee? Nou, als je het echt zeker weet, houden we het maar op -GRIFFOENDOR!'
Harry hoorde dat laatste woord door de hele zaal galmen. Hij deed de hoed af en liep met knikkende knie�n naar de tafel van Griffoendor. Hij was zo blij dat hij niet bij Zwadderich was ingedeeld dat hij nauwelijks merkte dat hij het luidst werd toegejuicht van iedereen. Percy de klassenoudste stond op om hem een hand te geven en zijn tweelingbroers schreeuwden: 'Wij hebben Potter! Wij hebben Potter!' Harry ging tegenover het spook met de kanten kraag zitten dat hij eerder op de avond had gezien. Het spook klopte hem op zijn arm, waardoor Harry het afschuwelijke gevoel kreeg dat hij zijn arm plotseling in een emmer met ijswater had gestoken.
Nu kon hij de Oppertafel zien. Aan het dichtstbijzijnde uiteinde zat Hagrid. Hun blikken kruisten elkaar en Hagrid stak zijn duim op. Harry grijnsde. En daar, aan het midden van de tafel, zat Albus Perkamentus, in een grote gouden stoel. Harry herkende hem meteen, van het plaatje dat bij die Chocokikker had gezeten. Perkamentus' zilverkleurige haar was het enige in de zaal dat net zo helder glansde als de spoken. Harry zag ook professor Krinkel, de zenuwachtige leraar uit de Lekke Ketel. Hij zag er heel eigenaardig uit, met een grote paarse tulband op.
Er moesten nog maar drie mensen ingedeeld worden. 'Turpijn, Lisa' werd een Ravenklauw en toen was Ron aan de beurt. Tegen die tijd zag hij lichtgroen. Harry duimde voor hem onder tafel en een tel later riep de hoed: 'GRIFFOENDOR!'
Harry klapte haast nog luider dan de rest toen Ron naast hem neerplofte.
Percy Wemel boog zich voor Harry langs. 'Goed zo, Ron, uitstekend,' zei hij pompeus. 'Zabini, Bella,' kwam bij Zwadderich en vervolgens rolde professor Anderling haar perkament op en nam de -orteerhoed mee.
Harry keek naar zijn lege gouden bord en besefte opeens dat hij rammelde van de honger. Het leek eeuwen geleden dat hij die pompoentaartjes had gegeten.
Albus Perkamentus stond op. Hij glimlachte en spreidde zijn armen, alsof hij nog nooit zoiets moois had gezien als de aanblik van al die leerlingen.
'Welkom!' zei hij. 'Welkom op Zweinstein, aan het begin van een nieuw schooljaar. Voor het feestmaal begint, zou ik graag een paar woorden willen zeggen. En dit zijn ze: Domkop! Blubber! Kleinood! Kriel! Dank u.'
Hij ging weer zitten. Iedereen klapte en juichte, maar Harry wist niet of hij moest lachen.
'Is hij een beetje getikt?' vroeg hij onzeker aan Percy.
'Getikt?' zei Percy luchtig. 'Hij is een genie! De grootste tovenaar ter wereld. Maar hij is inderdaad getikt. Wil je aardappels, Harry?'
Harry's mond viel open. De schalen waren plotseling afgeladen met eten. Hij had nog nooit zo veel dingen gezien die hij lekker vond: rosbief, gebakken kip, varkensen lamskarbonaadjes, worstjes, spek, biefstuk, gekookte aardappelen, gebakken aardappelen, patat, pasteitjes, erwtjes, worteltjes, jus, ketchup en, om de een of andere onnaspeurbare reden, pepermuntballetjes.
De Duffelings hadden Harry niet echt laten verhongeren, maar hij had ook nooit zo veel mogen eten als hij wilde. Alles wat Harry lekker vond had Dirk gauw opgeschrokt, zelfs als hij er misselijk van werd. Harry laadde zijn bord vol met van alles en nog wat, behalve pepermuntballetjes en begon te eten. Het smaakte allemaal heerlijk.
'Dat ziet er echt lekker uit,' zei het spook met de kanten kraag triest, terwijl hij keek hoe Harry zijn biefstuk kleinsneed.
'Kunt u niet -'
'Ik heb al bijna vijfhonderd jaar niet meer gegeten,' zei het spook. 'Dat is natuurlijk ook niet nodig, maar ik mis het wel. Mag ik me even voorstellen? Heer Hendrik van Malkontent tot Maling, tot uw dienst. Inwonend spook van de Griffoendortoren.' '
'Ik weet wie u bent!' zei Ron plotseling. 'Mijn broer heeft over u verteld u bent Haast Onthoofde Henk!'
'Eerlijk gezegd heb ik liever dat jullie me heer Hendrik van Malkontent noemen -' begon het spook stijfjes, maar hij werd in de rede gevallen door Simon Filister.
'Haast Onthoofd? Hoe kan je nou haast onthoofd zijn?'
Heer Hendrik keek nogal gepikeerd, alsof het gesprek niet verliep zoals hij wilde.
Op deze manier!' zei hij ge�rriteerd. Hij pakte zijn linkeroor en trok. Zijn hele hoofd klapte opzij en viel op zijn schouder, alsof het aan een scharnier zat. Het was duidelijk dat iemand geprobeerd had hem te onthoofden, maar daar niet helemaal in geslaagd was. Haast Onthoofde Henk genoot van hun verbijsterde gezichten. Hij gooide zijn hoofd weer op zijn nek, kuchte even en zei: 'Zo nieuwe Griffoendors! Ik hoop dat jullie ons dit jaar het afdelingskampioenschap gaan bezorgen? Griffoendor heeft nog nooit zo lang niet gewonnen. Zwadderich heeft zes jaar achter elkaar de beker in de wacht gesleept! De Bloederige Baron wordt zo langzamerhand onuitstaanbaar dat is het spook van Zwadderich.'
Harry keek naar de tafel van Zwadderich en zag een afschuwelijk spook zitten, met uitdrukkingsloze, starende ogen, een uitgemergeld gezicht en een gewaad dat bespetterd was met zilverachtig bloed. Hij zat naast Malfidus, die, zo zag Harry tot zijn genoegen, niet echt blij leek met zijn tafelgenoot.
'Hoe komt al dat bloed op zijn kleren?' vroeg Simon nieuwsgierig.
'Dat heb ik nooit gevraagd,' zei Haast Onthoofde Henk tactvol.
Toen iedereen zich te barsten had gegeten, verdwenen de etensrestjes vanzelf en waren de borden plotseling weer brandschoon. Een tel later verschenen de toetjes. Ijs in alle smaken die je maar bedenken kon, appeltaart, stroopwafels, moorkoppen, jamdonuts, vla, aardbeien, drilpudding, rijstpudding...
Harry pakte een stroopwafel en het gesprek ging over op hun families.
'Ik ben half en half,' zei Simon. 'M'n pa is een Dreuzel. Ma vertelde pas dat ze een heks was toen ze getrouwd waren. Dat was wel even schrikken.'
De anderen lachten.
'En jij, Marcel?' zei Ron.
'Nou, ik ben opgevoed door mijn oma en die is heks,' zei Marcel, 'maar mijn familie dacht heel lang dat ik honderd procent Dreuzel was. Mijn oudoom Alfred probeerde me steeds te verrassen, om zo een beetje toverkracht uit me los te wringen hij heeft me zelfs een keer van de pier in Blackpool geduwd en toen ben ik bijna verdronken maar er gebeurde helemaal niets, tot m'n achtste. Oudoom Alfred kwam thee bij ons drinken en hij hield me net aan mijn enkels uit het zolderraam toen oudtante Edna riep dat er schuimtaartjes Waren en hij me per ongeluk losliet. Maar ik stuiterde dwars dooide tuin en zo de straat op. ledereen was dolblij. Oma huilde zelfs, zo
gelukkig was ze. En je had hun gezichten moeten zien toen ik die brief van school kreeg ze dachten dat ik misschien niet voldoende tovertalent had om in aanmerking te komen. Oudoom Alfred was zo blij dat hij die pad voor me heeft gekocht.'
Aan de andere kant van Harry hadden Percy Wemel en Hermelien het over de lessen ('Ik hoop echt dat ze direct beginnen, want er is zoveel te leren. Ik ben vooral ge�nteresseerd in Transfiguratie, je weet wel, dingen van gedaante laten veranderen, ledereen zegt dat dat heel moeilijk is, maar-'; 'Je begint met kleine dingetjes, lucifers in naalden veranderen en zo.'J.
Harry, die zich warm en soezerig begon te voelen, keek opnieuw naar de Oppertafel. Hagrid nam een grote slok uit zijn beker. Professor Anderling praatte met professor Perkamentus. Professor Krinkel, met zijn idiote tulband, sprak met een leraar met vettig zwart haar, een kromme neus en een tanige huid.
Het gebeurde totaal onverwacht. De leraar met de kromme neus keek Harry recht in de ogen en er schoot een scherpe, stekende pijn door het litteken op Harry's voorhoofd.
'Auw!' Harry drukte zijn hand tegen zijn hoofd.
'Wat is er?' vroeg Percy.
'N-niets.'
De pijn verdween even snel als hij gekomen was, maar het gevoel dat Harry aan de blik van die leraar had overgehouden, bleef heel wat langer hangen het gevoel dat hij Harry absoluut niet mocht.
'Wie is die leraar die met professor Krinkel praat?' vroeg hij aan Percy.
'Oh, ken je Krinkel al? Geen wonder dat hij zo nerveus is. Dat is professor Sneep. Hij geeft les in Toverdranken, maar eigenlijk tegen zijn zin iedereen weet dat hij op Krinkels baantje uit is. Sneep weet ontzettend veel van de Zwarte Kunsten.'
Harry hield Sneep een tijdje in de gaten, maar die keek hem niet meer aan.
Uiteindelijk verdwenen de toetjes ook en stond professor Perkamentus weer op. Het werd stil in de zaal.
'Ahum nog even een paar mededelingen aan het begin van het schooljaar, nu we gedrenkt en gevoederd zijn. Vooral de eerstejaars moeten weten dat het bos op het schoolterrein verboden gebied is. Die waarschuwing moeten sommige oudere leerlingen zich trouwens ook nog maar eens goed inprenten.'
Perkamentus' twinkelende ogen keken even naar de broertjes Wemel.
Meneer Vilder, de conci�rge, heeft me verzocht om jullie eraan te herinneren dat er tussen de lessen niet getoverd mag worden op de gangen. In de tweede week van het schooljaar worden er proefwedstrijden gehouden voor de Zwerkbalteams. Leerlingen die voor hun afdeling willen spelen, moeten contact opnemen met madame Hooch. En ten slotte wil ik jullie op het hart drukken dat de rechtergang op de derde verdieping dit jaar verboden terrein is voor iedereen die geen uiterst pijnlijke dood wil sterven.'
Harry lachte, maar hij was een van de weinigen.
"Dat meent hij toch niet?' mompelde hij tegen Percy.
'Ik denk het wel,' zei Percy, die Perkamentus fronsend aankeek. 'Vreemd. Meestal geeft hij een reden waarom we ergens niet mogen komen het bos zit vol gevaarlijke dieren, dat weet iedereen. Hij had het best aan de klassenoudsten mogen vertellen, vind ik.'
'En laten we nu, voor we naar bed gaan, uit volle borst het schoollied zingen!' riep Perkamentus. Harry zag de glimlachjes van de andere leraren verstrakken.
Perkamentus zwaaide met zijn toverstok, alsof hij een vlieg wilde wegjagen die op het uiteinde zat en er vloog een lang gouden lint uit, dat boven de tafels bleef zweven en kronkelend woorden vormde.
'ledereen mag zijn of haar lievelingsmelodie zingen,' zei Perkamentus. 'En van je ene, twee�!' De hele zaal brulde:
Zweinstein, Zweinstein, Zwijnig Zweinstein,
Leer ons toch volop.
Of we nu oud en kaal zijn.
Of jong met een puistenkop.
Prop onze hoofden vol mei weetjes,
Hopelijk voelen ze zich daar thuis,
Want nu zijn ze leeg en tochtig,
Vo/ vliegjes, stof en gruis.
Leer ons wat het weten waard is,
Maak ons ietsje minder dom,
Doe je best, dan doen wij de resl,
En studeren onze hersens krom'.
Niemand was op hetzelfde moment klaar. Uiteindelijk zongen alleen de tweelingbroertjes Wemel nog, op een heel trage, treurmarsachti-
ge manier. Perkamentus dirigeerde hun laatste regels met zijn toverstok en toen ze waren uitgezongen, klapte hij het luidst van iedereen.
'Ah, muziek!' zei hij en hij veegde zijn ogen af. 'Een grotere betovering dan al onze armzalige pogingen hier! En nu naar bed. Vooruit met de geit!'
De eerstejaars van Griffoendor volgden Percy door de druk kletsende massa's leerlingen. Ze verlieten de Grote Zaal en liepen de marmeren trap op. Harry's benen voelden weer loodzwaar aan, maar alleen omdat hij moe was en zo veel had gegeten. Hij was zelfs te slaperig om zich erover te verbazen dat de mensen op de portretten in de gangen fluisterden en wezen toen ze langskwamen of dat Percy hen twee keer voorging door deuren die waren verborgen achter wandkleden en schuivende panelen in de lambrisering. Geeuwend sjokten ze nog meer trappen op en Harry vroeg zich net af hoe ver het nog was toen ze plotseling bleven staan.
Vlak voor hen zweefde een bos wandelstokken in de lucht en toen Percy nog een stap deed, vlogen die op hem af.
'Foppe,' fluisterde Percy tegen de eerstejaars. 'Een klopgeest.' 'Foppe.' zei hij met stemverheffing, 'laat je zien.'
Er klonk een luid, onbeleefd geluid, alsof de lucht uit een ballon ontsnapte.
'Moet ik het tegen de Bloederige Baron zeggen?'
Ze hoorden een knalletje en er verscheen een klein mannetje met een brede mond en boosaardige, donkere ogen, dat in kleermakerszit door de lucht zweefde, met de wandelstokken in zijn hand.
'Ooooo!' zei hij venijnig grinnikend. 'Kleine eerstejaartjes! Dat wordt lachen!'
Hij schoot op hen af en ze doken haastig weg.
'Maak dat je wegkomt of ik zeg het tegen de Baron, Foppe. Ik meen het!' blafte Percy.
Foppe stak zijn tong uit, liet de wandelstokken op Marcels hoofd vallen en verdween. Ze hoorden hem door de gang scheren en tegen de harnassen kletteren.
'Met Foppe moet je oppassen,' zei Percy terwijl ze doorliepen. 'De Bloederige Baron is de enige die hem een beetje in de hand heeft. Zelfs van de klassenoudsten trekt hij zich niets aan. We zijn er.'
Helemaal aan het einde van de gang hing een portret van een dikke dame in een roze zijden jurk.
Wachtwoord?' zei ze.
Caput Draconis,' zei Percy. Het portret zwaaide opzij en onthulde een rond gat in de muur. Ze klauterden erdoor Marcel moest een kontje krijgen en kwamen in de leerlingenkamer van Griffoendor, een gezellig, rond vertrek vol gemakkelijke, vormeloze stoelen. Percy wees de meisjes op een deur die naar hun slaapzaal leidde en de jongens op een andere. Boven aan een wenteltrap ze bevonden zich duidelijk in een van de torens troffen ze eindelijk hun bedden aan: vijf hemelbedden met donkerrode, fluwelen gordijnen. Hun koffers waren al naar boven gebracht. Ze waren te moe om nog veel te praten en trokken direct hun pyjama's aan en ploften in bed.
'Het eten is echt eersteklas, h�?' mompelde Ron door de gordijnen heen. 'Ga weg, Schurfie! Hij zit aan mijn lakens te knagen.'
Harry wilde Ron vragen of hij ook stroopwafels had genomen, maar hij viel vrijwel direct in slaap.
Misschien had Harry iets te veel gegeten, want hij had een heel eigenaardige droom. Hij droeg de tulband van professor Krinkel, die tegen hem praatte en zei dat hij direct moest overstappen naar Zwadderich, omdat dat zijn lot was. Harry zei tegen de tulband dat hij niet naar Zwadderich wilde en die werd zwaarder en zwaarder; hij probeerde hem van zijn hoofd te rukken, maar hij werd pijnlijk strak. Plotseling hoorde hij Malfidus lachen terwijl hij met de tulband worstelde en toen veranderde Malfidus in Sneep, die leraar met de kromme neus, wiens lach hoog en kil was. Harry zag een groene lichtflits en werd zwetend en trillend wakker.
Hij draaide zich om en viel weer in slaap en toen hij de volgende ochtend wakker werd, kon hij zich de droom niet meer herinneren.
Hoofdstuk 8
DE TOVERDRANK MEESTER
'Kijk, daar.'
'Waar?' 'Naast die lange slungel met dat rode haar.' 'Met die bril.' Heb je z'n gezicht gezien?'
'En zijn litteken?'
Vanaf het moment dat Harry 's ochtends de slaapzaal verliet, werd hij achtervolgd door gefluister. Leerlingen die op weg waren naar hun lessen keken hem reikhalzend na, liepen expres terug om hem opnieuw te passeren op de gang en staarden hem dan nieuwsgierig aan. Harry was daar niet echt blij mee, want het kostte hem al genoeg moeite om de leslokalen te vinden.
Er waren 142 trappen in Zweinstein: brede, statige trappen; smalle, gammele trappen, trappen die op vrijdag plotseling naar een heel andere verdieping voerden en trappen met halverwege een verdwijnende tree, waar je vooral niet moest vergeten overheen te springen. Bovendien had je deuren die alleen open wilden gaan als je het beleefd vroeg, of ze op precies de juiste plaats-kietelde en deuren die helemaal geen deuren waren, maar massieve muren die deden alsof. Het was moeilijk om je te herinneren waar iets was, omdat veel dingen zich leken te verplaatsen. De mensen op de portretten gingen soms bij elkaar op bezoek en Harry was ervan overtuigd dat de harnassen konden lopen.
De spoken maakten het er ook niet makkelijker op: je schrok je een ongeluk als er eentje geluidloos door een deur gleed die jij net probeerde open te krijgen. Haast Onthoofde Henk was altijd bereid om nieuwe Griffoendors de weg te wijzen, maar Foppe de Klopgeest was erger dan twee gesloten deuren en een neptrap als je hem tegenkwam en al te laat was voor je les. Hij liet prullenmanden op je hoofd vallen, trok vloerkleden onder je voeten vandaan, bekogelde je met krijtjes of dook opeens geruisloos achter je rug op, pakte je
dan bij je neus en krijste: 'HEBBES!'
Argus Vilder, de conci�rge, was zo mogelijk nog erger dan Foppe. Harry en Ron wisten het al de eerste ochtend bij hem te verbruien. Ze werden door Vilder betrapt toen ze probeerden een deur open te krijgen die helaas precies naar de gang op dc derde verdieping leidde die tot verboden gebied was verklaard. Hij geloofde niet dat ze verdwaald waren en dreigde met eenzame opsluiting in de kerkers, maar gelukkig werden ze gered door professor Krinkel, die toevallig langskwam.
Vilder had een kat, mevrouw Norks, een mager, stofkleurig beest met uitpuilende, lichtgevende ogen, net als die van Vilder zelf. Ze patrouilleerde vaak in haar eentje door de gangen en als ze zag dat je iets deed wat niet mocht, als je ook maar ��n streepje over de schreef ging, schoot ze direct weg om Vilder te halen, die dan twee tellen later hijgend en piepend kwam aansjokken. Vilder kende de geheime gangen van de school beter dan iedereen (behalve misschien de broertjes Wemel) en kon even onverwacht opduiken als welk spook dan ook. De leerlingen konden zijn bloed wel drinken en hoopten vurig dat ze mevrouw Norks ooit nog eens een fikse schop zouden kunnen verkopen.
En als je dan eindelijk het lokaal had weten te vinden, had je de lessen zelf nog. Toveren had heel wat meer om het lijf dan alleen met een toverstok zwaaien en rare woorden uitkramen, merkte Harry al gauw.
Elke woensdag om middernacht bestudeerden ze de hemel door hun telescopen en leerden de namen van de sterren en de bewegingen van de planeten. Drie keer per week gingen ze naar de kassen achter het kasteel voor hun lessen Kruidenkunde onder leiding van professor Stronk, een kleine, gezette heks. Van haar leerden ze hoe ze voor al.die bijzondere planten en zwammen moesten zorgen en waar ze voor gebruikt werden. Verreweg het saaiste vak was de Geschiedenis van de Toverkunst, het enige onderwerp dat gedoceerd werd door een spook. Professor Kist was stokoud geweest toen hij op een avond voor het haardvuur in de docentenkamer in slaap viel, en de volgende ochtend had hij zijn lichaam achtergelaten toen hij was opgestaan om les te geven. Kist neuzelde maar door tiet zijn monotone stem, terwijl ze namen en jaartallen neerkrabbelden en zich steeds vergisten tussen Emeric de Wraakzuchtige en Uric het Warhoofd.
Professor Banning gaf les in Spreuken en Bezweringen en was een
piepklein tovenaartje dat op een stapel boeken moest gaan staan om over zijn bureau heen te kunnen kijken. Toen hij aan het begin van hun eerste les hun namen oplas en bij die van Harry kwam, piepte hij van opwinding, viel van zijn boeken en verdween uit het zicht.
Professor Anderling was weer anders. Harry had terecht de indruk gekregen dat je haar beter te vriend kon houden. Ze was streng en intelligent en zei tijdens hun eerste les direct waar het op stond,
'Transfiguratie behoort tot de ingewikkeldste en gevaarlijkste takken van magie die jullie op Zweinstein zullen leren,' zei ze. 'Wie zich tijdens de les misdraagt, kan opkrassen en hoeft niet meer terug te komen, jullie zijn gewaarschuwd.'
Vervolgens veranderde ze haar bureau in een varken en weer terug. Iedereen was diep onder de indruk en popelde om aan de slag te gaan, maar ze merkten al gauw dat het nog lang zou duren voor zij ook meubels in dieren konden veranderen. Na een hoop lastige aantekeningen te hebben gemaakt, kregen ze opdracht om een lucifer in een naald te veranderen. Aan het eind van de les was alleen de lucifer van Hermelien Griffel ietsje veranderd; professor Anderling liet zien dat hij zilverkleurig en puntig was geworden en trakteerde Hermelien op een zeldzame glimlach. Het vak waar iedereen zich op had verheugd was Verweer Tegen de Zwarte Kunsten, maar het bleek dat Krinkels lessen niet helemaal serieus konden worden genomen. In zijn lokaal hing een doordringende knoflookwalm die volgens de geruchten bedoeld was om een vampier af te weren met wie hij het in Roemeni� aan de stok had gehad en die hem, zo vreesde hij, ooit nog eens te grazen zou komen nemen. Hij vertelde dat hij zijn tulband cadeau had gekregen van een Afrikaanse prins, omdat hij hem van een lastige zombie had verlost, maar ze wisten niet zeker of ze dat geloofden. Ten eerste werd Krinkel rood en begon hij over het weer te praten toen Simon Filister gretig vroeg hoe hij die zombie had verslagen en ten tweede merkten ze dat de tulband vreemd rook. Volgens de broertjes Wemel had Krinkel die ook volgepropt met knoflook, zodat hij altijd en overal beschermd zou zijn.
Tot zijn opluchting merkte Harry dat hij geen straatlengte achterlag op de anderen. Veel leerlingen kwamen uit Dreuzelgezinnen en hadden, net als hij, geen flauw idee gehad dat ze hekseri en tovenaars waren. Er was zon hoop te leren dat zelfs iemand als Ron eigenlijk niet veel voorsprong had.
Vrijdagochtend was een belangrijk moment voor Harry en Ron,
want toen wisten ze eindelijk in de Grote Zaal te komen zonder ��n keer te verdwalen.
'Wat staat er voor vandaag op het programma?' vroeg Harry, terwijl Ron suiker over zijn havermout strooide.
'Een blokuur Toverdranken met de Zwadderaars,' zei Ron. 'Sneep is hoofd van Zwadderich en ze zeggen dat hij ze altijd voortrekt. Nu kunnen we mooi kijken of dat waar is.'
'Ik wou dat Anderling ons ook voortrok; verzuchtte Harry. Professor Anderling was hoofd van Griffoendor, maar had hen gisteren desondanks met een enorme berg huiswerk opgezadeld.
Op dat moment arriveerde de post. Harry was er inmiddels aan gewend, maar de eerste ochtend was hij zich doodgeschrokken. Tijdens het ontbijt was de Grote Zaal volgestroomd met wel honderd uilen, die om de tafels bleven cirkelen tot ze hun baasjes zagen en brieven en pakjes op hun schoot hadden laten vallen.
Tot dusver had Harry nog niets gekregen van Hedwig. Af en toe knabbelde ze even aan zijn oor en at een stukje toost, voor ze met de andere schooluilen ging slapen in de Uilenvleugel. Deze keer landde ze echter fladderend tussen de marmelade en de suikerpot en liet een briefje op Harry's bord vallen. Harry scheurde het direct open.
Beste Harry, stond er in slordige hanenpoten, ik weet dal je vrijdagmiddag vrij heb, dus heb je zin om rond een uur of drie thee te komen drinken? \k wil welen hoe je eerste week op school is geweest. Stuur een briefje terug met Hedwig. Hagrid
Harry leende Rons ganzenveer, krabbelde ]a graag, tot vanmiddag achter op het briefje en stuurde Hedwig weer weg.
Het was maar goed dat Harry zich kon verheugen op thee bij Hagrid, want de Toverdrankles was het ergste dat hij tot dusver had meegemaakt.
Bij het feestmaal aan het begin van het schooljaar had Harry de indruk gekregen dat professor Sneep een hekel aan hem had. Na de eerste Toverdrankles wist hij dat dat niet zo was. Sneep had geen hekel aan Harry hij haatte hem.
De Toverdranklessen vonden plaats in de kerkers. Het was daar kouder dan in de rest van het kasteel en het zou er al griezelig
genoeg zijn geweest zonder al die schappen vol glazen potten met dieren op sterk water.
Net als Banning begon Sneep met het oplezen van de namen en net als Banning pauzeerde hij even toen hij bij Harry's naam kwam.
'Ah,' zei hij zacht. 'Harry Potter. Onze nieuwe beroemdheid.'
Draco Malfidus en zijn maatjes Korzel en Kwast gniffelden. Sneep las de rest van de namen op en keek de leerlingen aan. Zijn ogen waren zwart, net als die van Hagrid, maar hadden niets van Hagrids hartelijkheid. Sneeps ogen waren kil en leeg en deden aan donkere tunnels denken.
'lullie zijn hier om de subtiele wetenschap en exacte kunst van het toverdrankbrouwen te leren,' begon hij Sneep fluisterde bijna, maar toch verstonden ze elk woord net als professor Anderling kon Sneep moeiteloos orde houden. 'Omdat daar weinig hersenloos stokgezwaai bij komt kijken, zullen velen van jullie nauwelijks geloven dat dit ook toverkunst is. Ik verwacht niet dat jullie de schoonheid van een zacht pruttelende ketel zullen waarderen, van de kringelende damp, de delicate kracht van vloeistoffen die door de menselijke aderen kruipen en de geest bedwelmen, de zintuigen begoochelen... ik kan jullie leren hoe jullie roem kunnen brouwen, glorie kunnen destilleren en zelfs de dood kunnen bottelen als jullie tenminste niet zulke grote reuzelkoppen zijn als de meeste leerlingen.'
Er volgde opnieuw een stilte na dat toespraakje. Harry en Ron keken elkaar met opgetrokken wenkbrauwen aan. Hermelien Griffel zat op het puntje van haar stoel en wilde blijkbaar dolgraag bewijzen dat zij geen reuzelkop was.
'Potter!' zei Sneep plotseling. 'Wat krijg ik als ik gemalen affodilwortel toevoeg aan een aftreksel van alsem?'
Gemalen wortel van wal aan een aftreksel van wal? Harry keek naar Ron, die net zo verbijsterd leek, maar Hermelien had haar hand opgestoken.
'Geen idee, meneer,' zei Harry. Sneeps mondhoeken krulden schamper. 'Wel, wel roem is blijkbaar niet alles.' Hij negeerde Hermeliens opgestoken hand.
'Laten we het nog eens proberen, Potter. Waar zou je zoeken als ik om een bezoar vroeg?'
Hermelien stak haar hand zo hoog mogelijk op, maar Harry had geen flauw idee wat een bezoar was. Hij probeerde niet naar Malfidus, Korzel en Kwast te kijken, die schudden van het lachen.
'Ik zou het niet weten, meneer.'
'je dacht zeker dat jij het niet nodig had om voor het begin van het schooljaar je boeken eens in te kijken, Potter?'
Harry dwong zichzelf om recht in die kille ogen te kijken. Hij had zijn boeken wel degelijk ingekeken bij de Duffelings, maar verwachtte Sneep soms dat hij Duizend Magische Kruiden en Paddestoelen nu al uit zijn hoofd kende?
Sneep negeerde Hermeliens trillende hand nog steeds.
'Wat is het verschil tussen monnikskap en akoniet?'
Hermelien stond op en haar vingers kwamen bijna tegen het plafond van de kerker.
'Geen idee,' zei Harry kalm. 'Maar ik geloof dat Hermelien het weet. Waarom vraagt u het niet aan haar?'
Een paar leerlingen lachten; Harry's blik kruiste die van Simon en die knipoogde, maar Sneep kon het minder waarderen.
'Ga zitten!' snauwde hij tegen Hermelien. 'Voor je informatie, Potter: uit affodil en alsem brouwen we een slaapdrank die zo krachtig is dat hij ook bekend staat als de Drank van de Levende Dood. Een bezoar is een steen uit een geitenmaag, die beschermt tegen de meeste soorten vergif. Monnikskap en akoniet zijn ��n en dezelfde plant. Nou? Waarom schrijven jullie dat niet op?'
Plotseling werd haastig naar ganzenveren en perkament gezocht. Boven het lawaai uit zei Sneep: 'En Griffoendor krijgt een punt aftrek omdat je zo brutaal was, Potter.'
De rest van de les verliep ook niet bepaald gunstig voor de Griffoendors. Sneep verdeelde hen in paren en ze moesten een eenvoudig drankje mengen om zweren te genezen. Hij beende door de kerker in zijn lange zwarte gewaad en keek hoe ze gedroogde brandnetels afwogen en slangentanden fijnstampten. Op iedereen had hij wel iets aan te merken, behalve op Malfidus, die hij blijkbaar mocht. Net toen hij tegen de rest van de klas zei dat ze moesten kijken hoe perfect Malfidus zijn gehoornde slakken had gekookt, klonk er een luid gesis en kolkten er wolken gifgroene rook door de kerker. Marcel was er op de een of andere manier in geslaagd om de ketel van Simon in een verwrongen klomp metaal te veranderen en hun toverdrank gutste over de stenen vloer en brandde gaten in de schoenen van de leerlingen. Binnen een paar tellen stond de hele klas op hun krukjes. Marcel, die doordrenkt werd toen de ketel het begaf, kreunde van pijn. Zijn armen en benen waren overdekt met kloppende rode zweren.
'Idioot!' snauwde Sneep, die de gemorste toverdrank opruimde
met ��n zwaai van zijn stok. 'je hebt de stekelvarkensstekels er zeker bij gedaan zonder de ketel van het vuur te nemen?'
Marcel jammerde zacht, terwijl er nu ook grote zweren verschenen op zijn neus.
'Breng hem naar de ziekenboeg!' snauwde Sneep tegen Simon en hij richtte zijn aandacht op Harry en Ron, die naast Marcel bezig waren geweest.
'jij daar Potter. Waarom heb je niet gezegd dat hij die stekels er nog niet bij moest doen? Je dacht zeker dat jij extra goed voor de dag zou komen als hij er een rotzooitje van maakte, h�? Dat kost Griffoendor nog een punt.'
Die beschuldiging was zo oneerlijk dat Harry zijn mond opendeed om te protesteren, maar Ron schopte hem achter hun ketel.
'Hou je gedeisd,' mompelde hij. 'Ik heb gehoord dat je aan Sneep een hele kwaaie kunt hebben.'
Toen ze een uur later de kerker verlieten, voelde Harry zich verward en somber. In zijn eerste week had hij Griffoendor al twee punten gekost. Waarom had Sneep zo'n vreselijke hekel aan hem?
'Kop op,' zei Ron. 'Sneep trekt ook altijd punten af bij Fred en George. Mag ik mee naar Hagrid?'
Om vijf voor drie verlieten ze het kasteel en staken het terrein over. Hagrid woonde in een klein houten huisje aan de rand van het verboden bos. Buiten, bij de deur, lagen een paar overschoenen en een kruisboog.
Toen Harry klopte, hoorden ze binnen een wild gekrabbel en een oorverdovend geblaf. 'Af, Muil «ƒ,' bulderde Hagrid.
De deur ging op een kier open en Hagrids grote, harige gezicht verscheen.
'Wacht effe,' zei hij. 'Af, Muil.'
Hij liet hen binnen terwijl hij met moeite een reusachtige zwarte wolfshond in bedwang hield.
Het huis bestond uit ��n enkele ruimte. Aan het plafond hingen hammen en fazanten, boven het haardvuur borrelde een koperen ketel en in de hoek stond een enorm bed met een lappendeken.
'Doe alsof jullie thuis zijn,' zei Hagrid, die Muil losliet. De hond sprong op Ron af en begon zijn oren te likken. Blijkbaar was Muil, net als Hagrid, niet zo woest als hij er uitzag.
'Dit is Ron,' zei Harry tegen Hagrid, die kokend water in een grote theepot schonk en krentenbollen op een bord deed.
'Alweer een Wemel, h�?' zei Hagrid, met een blik op Rons sproe-
4105
ten. 'Ik ben me halve leven bezig om je tweelingbroers uit 't bos te jagen.'
De krentenbollen waren zo hard dat ze er hun tanden bijna op braken, maar Harry en Ron deden alsof ze lekker waren en vertelden Hagrid over hun eerste lessen. Muil legde zijn kop op Harry's knie en kwijlde zijn gewaad onder.
Tot genoegen van Harry en Ron omschreef Hagrid Vilder als 'die ouwe zak'
'En wat die kat betreft, die mevrouw Norks, die zou ik graag es voorstellen aan Muil. Weet je dat ze me altijd overal volgt als ik in de school ben? Ik ken d'r gewoon niet afschudden dat moet ze van Vilder.'
Harry vertelde over de eerste les van Sneep. Net als Ron zei Hagrid dat Harry zich geen zorgen moest maken en dat Sneep bijna niet ��n leerling aardig vond.
'Maar het is net alsof hij mij echt haat.'
'Onzin!' zei Hagrid. 'Waarom in vredesnaam?'
Desondanks had Harry de indruk dat Hagrid hem niet echt wilde aankijken.
'Hoe gaat 't met je broertje Charlie?' vroeg Hagrid aan Ron. 'Ik mocht hem graag hij kon goed met beesten overweg.'
Harry vroeg zich af of Hagrid opzettelijk van onderwerp was veranderd. Terwijl Ron vertelde over Charlie's werk met draken, pakte Harry een stukje papier dat half onder de theemuts lag. Het was een knipsel uit De Ochlendprojeet:
LAATSTE NIEUWS INBRAAK GOUDGRIJP Hef onderzoek naar de inbraak bij Goudgrijp op 31 juli, die voor het werk van cnbekende, Duistere heksen o\ tovenaars wordt gehouden, duurt voort.
Kobolden van Goudgrijp benadrukten vandaag dat er niets ontvreemd was. De doorzochte kluis was juist die dag geleegd. 'Maar we zeggen toch niet wal erin zal, dus hou je erbuiten, als je weet wat goed voor je is,' verklaarde de zegskobold van Goudgrijp.
Harry herinnerde zich dat Ron hem in de trein had verteld dat land geprobeerd had Goudgrijp te beroven, maar hij had niets Sezegd over de datum.
'Hagrid!' zei hij. 'Die inbraak bij Goudgrijp was op mijn verjaar-
dag! Misschien wel net toen wij er ook waren!'
Nu was het overduidelijk dat Hagrid hem niet wilde aankijken. Hij gromde en liet de krentenbollen nogmaals rondgaan. Harry las het artikeltje nog eens over. De doorzochte kluis was juist die dag geleegd. Hagrid had kluis 713 leeggehaald, als je dat tenminste legen kon noemen. Er had alleen een groezelig pakje in gezeten. Hadden de dieven dat gezocht?
Toen Harry en Ron tegen etenstijd terugliepen naar het kasteel, met hun zakken vol krentenbollen die ze uit beleefdheid niet hadden willen afslaan, bedacht Harry dat geen enkele les hem tot dusver zo veel stof tot nadenken had gegeven als hun bezoek aan Hagrid. Had Hagrid dat pakje net op tijd opgehaald? Waar was het nu? En wist Hagrid iets over Sneep, iets wat hij niet aan Harry wilde vertellen?
Hoofdstuk 9
DUEL OM MIDDERNACHT
Harry had nooit gedacht dat hij nog eens iemand zou ontmoeten aan wie hij een grotere hekel had dan aan Dirk, maar dat was voor hij Draco Malfidus leerde kennen. Gelukkig deden de Griffbendors alleen toverdranken samen met Zwadderich en hadden ze weinig last van Malfidus, maar dat veranderde toen ze een briefje in de leerlingenkamer zagen hangen. Ze lazen het en kreunden hartgrondig. Op donderdag begonnen de vlieglessen en Griffoendor was bij Zwadderich ingedeeld.
Typisch,' zei Harry duister. 'Precies wat ik altijd gewild heb. Compleet voor gek zitten op een bezem waar Malfidus bij is.' Hij had zich juist zo verheugd op leren vliegen. 'Je weet niet of je voor gek zult staan,' zei Ron sussend. 'Malfidus leutert altijd maar dat hij zo goed is in Zwerkbal, maar volgens mij is dat grootspraak.'
Malfidus praatte inderdaad veel over vliegen. Hij klaagde luidkeels over het feit dat eerstejaars niet in aanmerking kwamen voor het Zwerkbalteam en vertelde lange, opschepperige verhalen, die er altijd mee eindigden dat hij op het nippertje ontsnapte aan Dreuzels in helicopters. Hij was trouwens niet de enige: als je Simon Filister mocht geloven, had hij het grootste gedeelte van zijn kindertijd op een bezem doorgebracht. Zelfs Ron vertelde aan iedereen die maar wilde luisteren over die keer dat hij bijna tegen een hangglider was geknald op Charlie's oude bezem, ledereen die uit een tovenaarsfamilie kwam had het constant over Zwerkbal. Ron had al een fikse ruzie over voetbal gehad met Daan Tomas, die bij hen op de zaal sliep. Ron snapte niet wat er zo spannend was aan een spel met ��n bal, waarbij niemand mocht vliegen. Harry had Ron met een stok tegen Daans poster van West Ham zien porren, in een poging de voetballers te later, bewegen.
Marcel had nog nooit van zijn leven op een bezemsteel gezeten,
omdat zijn grootmoeder dat streng verboden had. Eerlijk gezegd vond Harry dat ze daar groot gelijk in had gehad, omdat Marcel ook als hij met beide benen op de grond stond al een onevenredig groot aantal ongelukken veroorzaakte.
Hermelien Griffel was bijna net zo zenuwachtig als Marcel als het om vliegen ging. Dat kon je niet uit boeken leren al had ze dat wel geprobeerd. Donderdagochtend, na het ontbijt, verveelde ze iedereen dood met tips die ze had opgepikt uit een boek uit de bibliotheek, Zwerkbal Voor Beginners. Marcel hing aan haar lippen, want hij greep alles gretig aan wat hem kon helpen om op zijn bezemsteel te blijven zitten, maar de anderen waren dolblij toen Hermeliens gezeur onderbroken werd door de komst van de post.
Harry had niet ��n brief meer gekregen sinds het kattenbelletje van Hagrid en dat was Malfidus uiteraard ook opgevallen. Malfidus' uil bracht constant pakken snoep van thuis, die hij handenwrijvend openmaakte aan de tafel van Zwadderich.
Een kerkuil bracht een klein pakje van Marcels grootmoeder. Opgewonden maakte hij het open en liet de anderen een glazen bal zien, zo groot als een stuiter en gevuld met witte rook.
'Een Geheugensteen1' zei hij. 'Oma weet dat ik vaak dingen vergeet hieraan kun je zien of je iets vergeten bent. Kijk, je houdt hem stevig in je hand en als hij rood wordt o...' Zijn gezicht betrok, want de Geheugensteen kreeg plotseling een vuurrode kleur, '... dan ben je iets vergeten...'
Marcel probeerde zich net te herinneren wat hij vergeten was toen Draco Malfidus langs de tafel van Griffoendor liep en de Geheugensteen uit zijn hand griste.
Harry en Ron sprongen overeind. Ze hoopten half en half dat ze Malfidus te lijf zouden kunnen gaan, maar professor Anderling, die van alle leraren het snelst zag wanneer er iets aan de hand was, stond in een oogwenk aan hun tafel.
'Wat gebeurt hier?'
'Malfidus heeft mijn Geheugensteen, professor.' Met een nijdig gezicht gooide Malfidus de Geheugensteen weer op tafel.
'Ik wou alleen even kijken,' zei hij en hij sjokte verder, met Korzel en Kwast op zijn hielen.
Om half vier 's middags liepen Harry, Ron en de andere Griffoendors haastig het bordes af voor hun allereerste vliegles in het park. Het
was een mooie, windeiige dag en het gras golfde onder hun voeten terwijl ze over de zacht glooiende gazons naar het oefenveld liepen. De bomen van het verboden bos, helemaal aan de andere kant van het terrein, zwaaiden duister heen en weer.
De Zwadderaars waren er al en twintig bezemstelen lagen in een keurige rij op de grond. Harry had Fred en George Wemel horen klagen over de schoolbezems. Ze zeiden dat sommige begonnen te trillen als je te hoog steeg of een kleine afwijking naar links hadden.
Hun vlieginstructrice, madame Hooch, arriveerde ook. Ze had kort grijs haar en gele ogen, als een havik.
'Waar wachten jullie op?' blafte ze. 'ledereen naast een bezemsteel. Vooruit, schiet op.'
Harry keek naar zijn bezem. Hij was oud en sommige takjes staken alle kanten uit.
'Hou je rechterhand boven je bezem en zeg "Omhoog!" riep madame Hooch, die voor de leerlingen stond.
'OMHOOG!' riep iedereen.
Harry's bezem sprong meteen in zijn hand, maar hij was een van de weinigen. Die van Hermelien was alleen omgerold en die van Marcel had helemaal niet bewogen. Misschien voelden bezems, net als paarden, of hun berijder bang was, dacht Harry; aan de trilling in Marcels stem hoorde je duidelijk dat hij zijn voeten veel liever stevig op de grond hield.
Vervolgens deed madame Hooch voor hoe je moest opstappen zonder van je bezem te glijden en liep langs de leerlingen om hun greep te corrigeren. Tot hun genoegen hoorden Harry en Ron haar tegen Malfidus zeggen dat hij het al jaren verkeerd deed.
'Als ik op mijn fluitje blaas, zetten jullie je hard af tegen de grond,' zei madame Hooch. 'Hou je bezem recht, stijg ongeveer een meter en daal dan weer door je iets naar voren te buigen. Wacht op mijn fluitje! Drie twee -'
Maar Marcel, die nerveus en onrustig was en bang was dat hij als enige op de grond zou blijven staan, zette zich nog voor madame Hooch het fluitje naar haar mond had gebracht al uit alle macht af.
'Kom terug, jongen!' riep ze, maar Marcel schoot omhoog, als een kurk uit een fles vier meter zes meter. Harry zag zijn angstige, leke gezicht omlaag kijken, naar de grond die in de diepte verween. Hij zag hem naar adem happen, van zijn bezem glijden en BENG een dreun, een lelijk gekraak en Marcel lag slap op de §fond, met zijn gezicht in het gras. Zijn bezemsteel rees hoger en
hoger, dreef langzaam in de richting van het verboden bos en verdween uit het zicht.
Madame Hooch boog zich over Marcel, met een gezicht dat net zo bleek was als het zijne.
'Gebroken pols,' hoorde Harry haar mompelen. 'Vooruit, jongen het valt mee. Sta op.'
Ze wendde zich tot de overige leerlingen.
'Niemand verroert een vin terwijl ik deze jongen naar de ziekenboeg breng! jullie blijven van die bezems af, of jullie vliegen nog sneller van Zweinstein dan je "Zwerkbal" kunt zeggen. Kom maar, jong.'
Marcel hobbelde met een betraand gezicht en zijn andere hand om zijn gebroken pols met madame Hooch mee, die haar arm om zijn schouders had.
Zodra ze buiten gehoorsafstand waren, barstte Malfidus in lachen uit.
'Zag je zijn smoel? Wat een ongelooflijke kluns!'
De andere Zwadderaars lachten ook.
'Hou je kop, Malfidus,' snauwde Parvati Patil.
'Ooo, nemen we het op voor Lubbermans?' zei Patty Park van Zwadderich, een meisje met een nors gezicht. 'Ik had nooit gedacht dat jij van dikke kleine huilebalken hield, Parvati.'
'Kijk!' zei Malfidus, die iets van de grond griste. 'Daar heb je dat stomme ding dat zijn grootmoeder heeft gestuurd.'
Hij hield de Geheugensteen omhoog, die glom in het zonlicht.
'Geef hier, Malfidus,' zei Harry zacht. Iedereen hield op met praten.
Malfidus glimlachte venijnig.
'Ik denk dat ik hem ergens opberg, zodat Lubbermans hem later kan ophalen wat dacht je van boven in een boom?'
'Geef hier!' schreeuwde Harry, maar Malfidus was al op zijn bezem gesprongen en opgestegen. Hij had niet gelogen; hij kon inderdaad goed vliegen. Hij bleef bij de hoogste takken van een eik zweven en riep; 'Kom maar halen, Potter!'
Harry greep zijn bezem.
'Neel' riep Hermelien Griffel. 'Madame Hooch zei dat we ons niet mochten verroeren je werkt ons nog allemaal in de nesten.'
Harry negeerde haar. Het bloed bonsde in zijn oren. Hij stapte op zijn bezem, zette zich hard af en schoot omhoog. De lucht suisde door zijn haar, zijn gewaad wapperde achter hem aan en in een flits
van vreugde besefte hij dat hij iets had ontdekt waar hij goed in was zonder dat hij het hoefde te leren vliegen was een makkie, vliegen was fantastisch. Hij trok de bezem iets verder omhoog, om extra te stijgen en hoorde de meisjes beneden angstig gillen en Ron bewonderend joelen.
Hij maakte een scherpe bocht en bleef recht tegenover Malfidus zweven, die zo te zien zijn ogen niet kon geloven.
'Geef hier,' riep Harry, 'of ik trap je van je bezem!'
'O ja?' zei Malfidus, die schamper probeerde te doen maar nogal ongerust leek.
Harry wist op de een of andere manier precies wat hij moest doen. Hij boog zich voorover, greep de bezemsteel met beide handen vast en schoot als een speer op Malfidus af, die hem op het nippertje wist te ontwijken. Harry maakte opnieuw een scherpe bocht en bleef zweven. Een paar mensen applaudisseerden.
'Nu heb je geen Korzel en Kwast om je hachje te redden, Malfidus,' riep Harry.
Die gedachte was blijkbaar ook bij Malfidus opgekomen.
'Pak hem dan, als je kan!' riep hij. Hij gooide de glazen bal in de lucht en schoot naar de grond.
Harry zag de bal opstijgen en vallen, alsof het in slowmotion gebeurde. Hij boog zich voorover, drukte zijn bezemsteel omlaag en dook naar beneden, sneller en sneller, in een poging de bal te grijpen. De wind floot in zijn oren, de leerlingen gilden, hij strekte zijn hand uit en nog geen halve meter boven de grond ving hij de bal op en kon hij de bezem nog net op tijd rechttrekken. Hij plofte zacht op het gras, met de Geheugensteen in zijn vuist.
'HARRY POTTER!'
Zijn vreugde daalde nog sneller dan zijn bezem had gedaan. Professor Anderling kwam aanrennen. Trillend krabbelde Harry overeind.
'Nog nooit in al de tijd dat ik lesgeef op Zweinstein -' Professor Anderling was bijna sprakeloos van schrik en haar brillenglazen flitsten woedend. 'Hoe durf je je had je nek wel kunnen breken -'
'Het was zijn schuld niet, professor-' 'Hou je mond, Patil.' 'Maar Malfidus -'
'Genoeg, Wemel. Kom mee, Potter.'
Harry zag de triomfantelijke gezichten van Malfidus, Korzel en
Kwast terwijl hij versuft achter professor Anderling aansjokte, die niet grote passen naar het kasteel liep. Hij wist zeker dat hij van school zou worden gestuurd. Hij wilde iets zeggen, zichzelf verdedigen, maar het was alsof hij iets aan zijn stembanden had. Professor Anderling marcheerde verder, zonder om te kijken; hij moest hollen om haar bij te houden. Hij had het verknald Hij had het nog geen twee weken uitgehouden. Over tien minuten zou hij bezig zijn zijn koffers te pakken. Wat zouden de Duffelings zeggen als hij plotseling weer op de stoep stond?
Ze liepen het bordes en de marmeren trap op en nog steeds zei professor Anderling niets. Ze rukte deuren open en beende door de gangen, met een ellendige Harry in haar kielzog. Misschien bracht ze hem naar Perkamentus. Hij dacht aan Hagrid, die ook van school was gestuurd maar had mogen aanblijven als terreinknecht. Misschien kon hij Hagrids hulpje worden. Zijn maag draaide om bij die gedachte: Ron en de anderen die volleerde tovenaars werden, terwijl hij over het terrein sjokte en Hagrids tas droeg.
Professor Anderling stopte bij een lokaal en stak haar hoofd om de deur.
'Neemt u me niet kwalijk, professor Banning, maar rnag ik Plank even?'
Plank? dacht Harry verbijsterd. Bedoelde ze een stuk hout, om hem mee af te ranselen?
Plank was echter een mens, een gespierde vijfdeklasser, die nogal verbaasd de gang opkwam.
'Kom mee,' zei professor Anderling en ze liepen de gang uit. Plank keek Harry nieuwsgierig aan.
'Hierheen.'
Professor Anderling loodste hen naar een lokaal dat leeg was, op Foppe na, die vieze woorden op het schoolbord kalkte.
'Maak dat je wegkomt, Foppe!' blafte ze. Foppe gooide het krijtje met een klap in de prullenbak en scheerde vloekend naar buiten. Professor Anderling smeet de deur dicht en keek de twee jongens aan.
'Potter, dit is Olivier Plank. Plank ik heb een Zoeker voor je.' Planks uitdrukking veranderde van verwarring in verrukking. 'Meent u dat, professor?'
'Absoluut,' zei professor Anderling. 'Die jongen is een natuurtalent. Ik heb nog nooit zoiets gezien. Was dat de eerste keer dat ie op een bezemsteel zat, Potter?'
Harry knikte zwijgend. Hij had geen flauw idee wat het allemaal te betekenen had, maar kennelijk zou hij niet direct van school worden gestuurd en hij kreeg weer wat gevoel in zijn benen.
'Hij ving dat ding na een duikvlucht van meer dan vijftien meter,' zei professor Anderling. 'En hij had geen schrammetje. Dat zou zelfs Charlie Wemel hem niet hebben nagedaan.'
Plank keek alsof al zijn dromen waren uitgekomen. 'Heb je ooit een Zwerkbalwedstrijd gezien, Potter?' vroeg hij opgewonden.
'Plank is aanvoerder van het team van Griffoendor,' legde professor Anderling uit.
'En hij heeft ook precies de goede bouw voor een Zoeker,' zei Plank, die om Harry heen liep. 'Licht behendig we moeten wel een fatsoenlijke bezem voor hem zien te versieren, professor een Nimbus 2000 of een Helleveeg 7, lijkt me.'
'Ik zal het er met professor Perkamentus over hebben en kijken of er niet te sjoemelen valt met die eerstejaarsregel. We hebben dringend behoefte aan een beter team dan vorig jaar. In die laatste wedstrijd zijn we werkelijk afgemaakt door Zwadderich. Ik durfde Severus Sneep wekenlang niet recht in het gezicht te kijken...'
Professor Anderling staarde Harry streng aan over de rand van haar bril.
'Ik wil wel horen dat je hard traint, Potter. Anders kom ik misschien terug op mijn besluit om je niet te straffen.' Plotseling glimlachte ze.
'Je vader zou trots op je zijn geweest,' zei ze. 'Hij was zelf ook een uitstekende Zwerkballer.'
'Dat meen je nietl?'
Het was etenstijd en Harry had net aan Ron verteld wat er gebeurd was toen hij was afgevoerd door professor Anderling. Ron had een stuk pastei aan zijn vork, maar scheen dat totaal vergeten te zijn.
'Zoeker?' zei hij. 'Maar eerstejaars worden nooit je moet de jongste speler zijn in zon -'
'Honderd jaar,' zei Harry, die zijn mond volpropte met pastei. Hij had extra veel honger na al die opwinding. 'Dat zei Plank tenminste.'
Ron was zo verbijsterd, zo onder de indruk dat hij Harry alleen maar kon aangapen.
'Volgende week begint de training,' zei Hairy. 'Maar zeg het ver-
der tegen niemand. Plank wil het nog geheim houden.'
Fred en George Wemel kwamen de zaal binnen, zagen Harry zitten en liepen naar hem toe.
'Goed gedaan,' zei George zacht. 'We hoorden het van Plank. Wij zitten ook in de ploeg als Drijvers.'
'Ik weet zeker dat wij dit jaar de Zwerkbalcup winnen,' zei Fred. 'Dat is ons niet meer gelukt sinds het vertrek van Charlie, maar dit jaar hebben we een fantastisch team. Je moet wel erg goed zijn, Harry. Plank maakte zo ongeveer een vreugdedansje toen hij het vertelde.'
'Afijn, we moeten weer gaan. Leo lordaan beweert dat hij een nieuwe geheime gang naar buiten heeft ontdekt.'
'Vast die gang achter het beeld van Gregorius de Kruiper, die wij in onze eerste week al hebben gevonden. Tot ziens.'
Fred en George waren nauwelijks weg toen er een heel wat minder welkome bezoeker verscheen: Malfidus, geflankeerd door Korzel en Kwast.
'Aan je galgenmaal bezig, Potter? Wanneer neem je de trein terug naar de Dreuzels?'
'Je bent heel wat dapperder als je vaste grond onder je voeten hebt en je kleine vriendjes bij je hebt,' zei Harry koel. Korzel en Kwast waren allesbehalve klein, maar de Oppertafel zat vol met leraren en ze konden alleen maar met hun vingers knakken en Harry vuil aankijken.
'Ik neem het zo in m'n eentje tegen je op,' zei Malfidus. 'Vanavond nog, als je dat wilt. F.en tovenaarsduel. Alleen toverstokken geen lichamelijk contact. Wat is er? Zeker nog nooit van een tovenaarsduel gehoord?'
'Natuurlijk wel,' zei Ron, die zich snel omdraaide. 'Ik ben zijn secondant. Wie neem jij?'
Malfidus keek schattend naar Korzel en Kwast.
'Korzel.' zei hij. 'Wat dacht je van middernacht? In de prijzenkamer, die is nooit op slot.'
Nadat Malfidus was vertrokken, keken Harry en Ron elkaar aan.
'Wat is een tovenaarsduel?' zei Harry. 'En hoe bedoel je dat je mijn secondant bent?'
'Nou, een secondant neemt de boel over als de duellist het loodje legt,' zei Ron nonchalant en hij stak eindelijk zijn hap koude pastei in zijn mond. Toen hij Harry's gezicht zag voegde hij er haastig aan toe: 'Maar mensen gaan alleen dood in echte duels, je weet wel,
29
tussen echte tovenaars. Jij en Malfidus kunnen elkaar hoogstens met vonken besproeien. Jullie kennen niet voldoende toverkunst om echt schade aan te richten. En ik wed trouwens dat hij dacht dat je zou weigeren.'
'Maar als ik nou met mijn toverstok zwaai en er gebeurt niets?' Dan gooi je je stok weg en geef je hem een dreun,' suggereerde Ron.
'Neem me niet kwalijk.'
Ze keken op en zagen Hermelien Griffel.
'Kun je hier niet eens rustig eten?' zei Ron.
Hermelien negeerde hem en zei tegen Harry: 'Ik hoorde toevallig wat jij en Malfidus zeiden -'
'Heel toevallig, ja,' mompelde Ron.
'en je mag niet 's nachts door school zwerven. Denk eens aan de punten die Griffoendor kwijtraakt als je betrapt wordt en je wordt vast betrapt. Je bent heel erg ego�stisch bezig.'
'En bemoei jij je alsjeblieft met je eigen zaken,' zei Harry.
'Tot over heel lang,' zei Ron.
Desondanks was het niet bepaald het volmaakte einde van de dag, bedacht Harry toen hij later wakker lag en luisterde naar het gesnurk van Daan en Simon (Marcel was nog niet terug uit de ziekenboeg). Ron had hem de hele avond goedbedoelde raad gegeven, zoals: 'Ik zou wegduiken als hij je probeert te vervloeken, want ik kan me niet herinneren hoe je vloeken moet blokkeren.' Ze liepen grote kans om betrapt te worden door Vilder of mevrouw Norks en Harry had het gevoel dat hij zijn geluk wel erg op de proef stelde door op ��n dag de regels twee keer te overtreden. Aan de andere kant zag hij het smalende gezicht van Malfidus steeds opdoemen uit het duister. Dit was zijn grote kans om Malfidus in een eerlijk duel een lesje te leren en die kon hij niet voorbij laten gaan.
'Halftwaalf,' mompelde Ron uiteindelijk. 'Laten we gaan.'
Ze trokken hun ochtendjas aan, pakten hun toverstokken en slopen naar de wenteltrap. In de leerlingenkamer smeulde het haardvuur nog na, zodat de fauteuils gebochelde zwarte schimmen leken. Ze waren bijna bij het portretgat toen uit de dichtstbijzijnde stoel een stem opklonk. 'Ik kan gewoon niet geloven dat je dit echt wilt doorzetten, Harry.'
Een lamp flakkerde en ze zagen Hermelien Griffel, met een roze ochtendjas en een nijdig gezicht.
'Jij!' zei Ron woedend. Ga terug naar bedi'
'Het heeft maar weinig gescheeld of ik had het tegen je broer gezegd,' snauwde Hermelien. 'Percy is klassenoudste die zou er wel een stokje voor hebben gestoken.'
Harry kon gewoon niet geloven dat iemand zo'bemoeizuchtig kon zijn.
'Vooruil,' zei hij tegen Ron. Hij duwde het portret van de Dikke Dame opzij en klom door het gat.
Hermelien was niet van plan om zich zo gemakkelijk gewonnen te geven. Ze volgde Ron door het gat en siste als een boze gans: 'Geven jullie dan niks om Griffoendor? jullie denken alleen aan jezelf. Ik wil niet dat Zwadderich de beker wint en door jullie raken we nu vast alle punten kwijt die ik van professor Anderling heb gekregen omdat ik die spreuken wist bij Wisselvloeken.'
'Ga weg.'
'Goed, maar ik heb jullie gewaarschuwd! Morgen, als jullie in de trein naar huis zitten, denken jullie vast nog vaak aan wat ik gezegd heb. Jullie zijn zo -'
Ze kwamen er nooit achter wat ze waren, want toen Hermelien aan de Dikke Dame wilde vragen om weer binnengelaten te worden, zag ze een leeg schilderij. De Dikke Dame was bij iemand op nachtbezoek en Hermelien kon de toren van Griffoendor niet meer in.
'Wat nu?' vroeg ze schril.
'Dat is jouw probleem,' zei Ron. 'Wij moeten gaan, anders komen we te laat.'
Nog voor ze aan het einde van de gang waren, werden ze al ingehaald door Hermelien. 'Ik ga mee,' zei ze. 'Vergeet het maar!'
'Denk je soms dat ik hier blijf staan tot ik gesnapt word door Vilder? Als hij ons alle drie betrapt, vertel ik wat er aan de hand is. Dan zeg ik dat ik jullie probeerde tegen te houden en kunnen jullie dat bevestigen.'
'Je hebt wel lef-' begon Ron luid.
'Hou alsjeblieft je mond!' zei Harry scherp. 'Ik hoor iets.' Het was een soort gesnuif.
'Mevrouw Norks?' fluisterde Ron, die door het duister tuurde.
Het was mevrouw Norks niet, maar Marcel. Hij lag te snurken op de grond, maar schrok wakker toen ze naar hem toe slopen.
'Godzijdank! Ik lig hier al uren. Ik weet het nieuwe wachtwoord niet meer.'
I 16
Niet zo hard, Marcel. Het wachtwoord is "varkenssnuit" maar Jaar heb je nu niets aan. De Dikke Dame is pleite.' Hoe is het met je arm?' vroeg Harry.
'prima,' zei Marcel, die zijn arm liet zien. 'Madame Plijster had hem binnen een minuut genezen.'
'Goed zo nou, hoor eens, Marcel, we moeten gaan, maar we komen later-'
'Laat me niet alleen!' zei Marcel, die haastig overeind krabbelde. 'Ik wil niet in m'n eentje achterblijven. De Bloederige Baron is al twee keer langsgeweest.'
Ron keek op zijn horloge en wierp een woedende blik op Hermelien en Marcel.
'Als we door jullie toedoen worden gesnapt, zal ik niet rusten voor ik de Vloek van de Druipneus heb geleerd waar Krinkel over vertelde en ik die tegen jullie heb gebruikt.'
Hermelien deed haar mond open, misschien om Ron te vertellen hoe de Vloek van de Druipneus precies ging, maar Harry siste dat ze haar mond moest houden en wenkte.
Ze draafden door gangen waar het maanlicht in banen door de hoge ramen viel. Bij elke hoek verwachtte Harry dat ze Vilder of mevrouw Norks tegen het lijf zouden lopen, maai ze hadden geluk. Ze holden de trap op naar de derde verdieping en slopen op hun tenen naar de prijzenkamer.
Malfidus en Korzel waren er nog niet. De kristallen vitrines schitterden in het maanlicht. Bekers, schilden, schalen en beeldjes glansden zilveren goudkleurig in het schemerduister. Ze schuifelden langs de muur en hielden de deuren aan beide kanten in de gaten. Harry pakte zijn toverstok, voor het geval Malfidus onverwacht binnenkwam en hem direct te lijf ging. De minuten kropen voorbij.
'Hij is laat. Misschien durft hij niet,' fluisterde Ron.
Plotseling hoorden ze een geluid in de aangrenzende kamer en maakten ze een sprongetje van schrik. Harry hief net zijn toverstok op toen ze een stem hoorden en niet die van Malfidus.
'Ruik maar eens goed, m'n liefje. Misschien veischuilen ze zich in een hoek.'
Het waren Vilder en mevrouw Norks. Vol afschuw gebaarde Harry dat de anderen hem moesten volgen; snel en geruisloos repten ze zich naar de andere deur. Marcels gewaad was nog maar net om de hoek gefladderd toen ze Vilder de prijzenkamer binnen hoorden komen.
'Ze moeten hier zijn,' hoorden ze hem mompelen. 'Waarschijnlijk houden ze zich ergens schuil.'
'Hierheen!' fluisterde Harry tegen de anderen en hoewel ze verstijfd waren van schrik, slopen ze toch haastig door een lange galerij vol harnassen. Ze hoorden Vilder dichterbij komen. Plotseling maakte Marcel een angstig, piepend geluidje en zette het op een lopen. Hij struikelde, greep Ron om zijn middel en viel tegen een harnas.
Er volgde voldoende geratel en gekletter om het hele kasteel wakker te maken.
'LOPEN!' schreeuwde Harry en ze sprintten de galerij uit, zonder te kijken of Vilder hen volgde. Ze zwaaiden om de deurpost heen en holden door de ene gang na de andere. Harry ging voorop, ook al had hij geen idee waar ze waren. Ze doken onder een wandkleed door, merkten dat ze zich in een geheime gang bevonden, renden die zo snel mogelijk door en kwamen uit bij het Bezweringenlokaal, dat een heel eind van de prijzenkamer was.
'Volgens mij zijn we hem kwijt,' hijgde Harry, die tegen de kille muur leunde en zijn voorhoofd afveegde. Marcel stond dubbelgebogen uit te blazen.
'Ik zei 't toch,' pufte Hermelien, die haar hand tegen haar zij drukte. 'Ik zei 't toch.'
'We moeten zo snel mogelijk terug naar onze eigen toren,' zei Ron.
'Malfidus heeft je beetgenomen,' zei Hermelien tegen Harry. 'Dat snap je toch wel? Hij was helemaal niet van plan om te komen opdagen Vilder wist dat er iemand in de prijzenkamer zou zijn. Waarschijnlijk heeft hij een tip gekregen van Malfidus.'
Harry dacht dat ze waarschijnlijk gelijk had, maar hij was niet van plan om dat toe te geven.
'Laten we gaan.'
Zo eenvoudig was het niet. Na hoogstens tien passen rammelde er een deurknop en kwam er iets uit een lokaal schieten.
Het was Foppe. Hij slaakte een kreetje van verrukking toen hij hen zag.
'Hou alsjeblieft je mond, Foppe dadelijk worden we nog van school gestuurd.' Foppe grinnikte.
'Stiekem rondsluipen in het holst van de nacht? Kleine eerstejaartjes? Foei, foei, foei. Stouterdjes, stouterdjes. Wie weet worden jullie wel gesnapt.'
Niet als je ons niet verraadt. Alsjeblieft, Foppe.'
Eigenlijk zou ik het tegen Vilder moeten zeggen,' zei Foppe met zijn braafste stem, maar met een boosaardige schittering in zijn ogen. 'Het is voor jullie eigen bestwil, weet je.'
'Uit de weg!' snauwde Ron, die uithaalde naar Foppe en dat was een grote vergissing.
'LEERLINGEN UIT BED!' brulde Foppe. 'LEERLINGEN UIT BED OP DE BEZVVERINGENGANG!'
Ze doken onder Foppe door en renden voor hun leven. Helemaal aan het eind van de gang kwamen ze bij een deur en die zat op slot.
'We zijn er geweest!' kreunde Ron terwijl ze hulpeloos tegen de deur duwden. 'We kunnen het wel schudden! Zeg maar dag met je handje!'
Ze hoorden voetstappen: Vilder die haastig op het geschreeuw van Foppe afkwam.
'Opzij!' snauwde Hermelien. Ze greep Harry's toverstok, tikte op het slot en fluisterde: 'klohomoraV
Het slot klikte en de deur zwaaide open. Ze sprongen naar binnen, deden de deur dicht, drukten hun oren ertegen en luisterden.
'Waar zijn ze, Foppe?' zei Vilder. 'Vooruit, zeg op. Snel.'
'Eerst "alsjeblieft" zeggen.'
'Hou op met dat gedonder, Foppe! Waar zijn ze?'
'Ik zeg toch niet niks als jij niet alsjeblieft zegt!' zei Foppe, met zijn irritante, zangerige stem.
'Nou, goed dan alsjeblieft.'
'NIKS! Ha ha! Ik zei toch dat ik niet niks zou zeggen als jij niet alsjeblieft zei! Ha ha! Haaaa!' Ze hoorden Foppe wegsuizen en Vilder woedend vloeken.
'Hij denkt dat deze deur op slot is,' fluisterde Harry. 'Nu redden we het wel hou op, Marcel!' Marcel zat al minstens een minuut aan de mouw van Harry's ochtendjas te plukken. 'Wat is er nu weer?'
Harry draaide zich om en zag maar al te goed wat er was. Even dacht hij dat hij in een nachtmerrie verzeild was geraakt het was gewoon te veel, na alles wat ze al hadden meegemaakt.
Ze stonden niet in een kamer, zoals hij eerst had gedacht, maar in een gang. De verboden gang op de derde verdieping. En nu begreep hij waarom hij verboden was.
Ze keken recht in de ogen van een monsterlijke hond, een hond die zo groot was dat zijn rug tegen het plafond schraapte. Hij had
drie koppen. Drie paar rollende, krankzinnige ogen; drie neuzen, die trillend en snuivend in hun richting wezen; drie kwijlende bekken, vol enorme gele tanden en slijmerige speekseldraden.
De hond staarde hen roerloos aan, met al zijn zes ogen en Harry besefte dat ze alleen nog niet dood waren omdat het beest verrast was door hun plotselinge verschijning. Aan zijn oorverdovende gegrom te horen, kwam hij echter snel over zijn verbazing heen.
Harry tastte naar de deurknop als hij moest kiezen tussen Vilder en een pijnlijke dood, viel de keuze toch op Vilder.
Ze struikelden naar buiten, Harry smeet de deur met een klap dicht en ze holden haastig de gang uit. Waarschijnlijk was Vilder ergens anders gaan zoeken, want ze zagen hem niet, maar dat kon hen eigenlijk niets meer schelen. Ze wilden alleen nog zo ver mogelijk van dat monster vandaan zien te komen. Ze hielden pas op met rennen toen ze bij het portret van de Dikke Dame op de zevende verdieping waren.
'Waar zijn jullie in vredesnaam geweest?' vroeg ze, met een blik op hun openhangende ochtendjassen en rode, zweterige gezichten.
'Doet er niet toe varkenssnuit, varkenssnuit,' hijgde Harry en het portret klapte weg. Ze klauterden door het gat en ploften trillend neer in de stoelen in de leerlingenkamer.
Het duurde een tijdje voor iemand iets zei en het zag er zelfs naar uit dat Marcel zijn mond nooit meer open zou doen.
'Waarom denk je dat zo'n beest opgesloten zit in een school?' zei Ron uiteindelijk. 'Als er ooit een hond nodig uitgelaten moet worden, is hij het wel.'
Hermelien was weer op adem en had ook haar slechte humeur terug.
'Hebben jullie eigenlijk wel ogen in je hoofd?' beet ze hen toe. 'Zagen jullie niet waar hij op stond?'
'De vloer?' opperde Harry. 'Ik keek eigenlijk niet naar zijn poten. Ik had het te druk met zijn koppen.'
'Nee, niet op de vloer. Hij stond op een luik. Het is duidelijk dat hij iets bewaakt.'
Ze stond op en keek de anderen woedend aan.
'Ik hoop dat jullie blij zijn. We hadden allemaal opgevreten kunnen worden of nog erger, van school gestuurd. Als jullie het niet erg vinden, ga ik nu naar bed.'
Ron staarde haar met open mond na.
'Nee, dat vinden we helemaal niet erg,' zei hij. 'Je zou nog denken dat we haar hadden gedwongen om mee te gaan!
Hermelien had Harry echter stof tot nadenken gegeven. Dus die hond bewaakte iets, dacht hij terwijl hij in bed stapte. Wat had Hagrid ook alweer gezegd? Goudgrijp was de allerveiligste plek ter wereld als je iets wilde bewaren op Zweinstein na.
Het zag ernaar uit dat Harry had ontdekt waar dat groezelige pakje uit kluis 713 was gebleven.
Hoofdstuk 10
HALLOWEEN
Malfidus kon zijn ogen niet geloven toen Harry en Ron de volgende dag nog op school waren en er weliswaar moe uitzagen, maar verder heel opgewekt waren, 's Ochtends dachten Harry en Ron zelfs dat hun ontmoeting met de driekoppige hond een geweldig avontuur was geweest en popelden ze om opnieuw zoiets mee te maken. Onder het ontbijt vertelde Harry over het pakje dat blijkbaar vanuit Goudgrijp naar Zweinstein was gebracht en ze vroegen zich vaak en lang af wat er in hemelsnaam zo zwaar bewaakt moest worden.
'Het moet ongelooflijk kostbaar of ongelooflijk gevaarlijk zijn,' zei Ron.
'Of allebei,' zei Harry.
Ze wisten echter alleen dat het geheimzinnige voorwerp zo'n vijf centimeter lang was. Daardoor was het onmogelijk te raden wat het was, tenzij ze meer aanwijzingen wisten te vinden.
Hermelien en Marcel hadden geen enkele belangstelling voor wat zich onder de hond en het luik bevond. Marcel wilde alleen nog maar zo ver mogelijk bij het beest uit de buurt blijven. '
Hermelien praatte niet meer tegen Harry en Ron, maar ze was zo bazig en betweterig dat ze dat als een zegen beschouwden. Ze zonnen op een manier om wraak te nemen op Malfidus en tot hun genoegen werd er een week later een pakje bezorgd dat daar heel geschikt voor leek.
De Grote Zaal stroomde 's ochtends vol met uilen, zoals gewoonlijk, maar iedereen keek naar een lang, dun pak dat werd gedragen door zes grote oehoes. Harry, die net zo nieuwsgierig was als de anderen, zag tot zijn verbijstering dat de uilen plotseling neerdaalden en het pak bij hem op tafel gooiden, zodat zijn spek op de grond viel. Ze waren nog maar nauwelijks weggefladderd toen een andere uil een brief op het pak liet vallen.
Harry scheurde eerst de brief open en dat was maar goed ook,
want er stond:
OPEN DIT PAK NIET AAN TAFEL.
Het bevat je nieuwe Nimbus 2000, maar ik wil niet dal de
anderen zien dat ie een bezem hebt gekregen, anders willen ze
er allemaal een. Olivier Plank verwacht je vanavond om zeven
uur op het Zwerkbalveld voor je eerste training.
Professor M. Anderling
Harry kon zijn blijdschap nauwelijks verbergen. Hij gaf het briefje aan Ron.
'Een Nimbus 2000!' kreunde Ron jaloers. 'Ik heb er zelfs nooit eentje aangeraakt!'
Ze gingen snel naar hun slaapzaal, want ze wilden de bezem uitpakken voor de eerste les begon, maar in de hal versperden Korzel en Kwast hun de weg naar de trap. Malfidus griste het pak uit Harry's hand en voelde eraan.
'Dat is een bezem,' zei hij en hij gooide het pak terug naar Harry, met een mengeling van afgunst en venijn. 'Nu kun je het wel schudden, Potter. Eerstejaars mogen geen bezems hebben.'
Ron kon zich niet inhouden.
'Het is niet zomaar een bezem,' zei hij. 'Het is een Nimbus 2000. Wat hadden jullie thuis ook alweer, Malfidus? Een Komeet 260?' Ron grijnsde tegen Harry. 'Kometen zien er flitsend uit, maar ze halen het niet bij een Nimbus.'
'Wat weet jij daarvan, Wemel? Je zou nog niet eens de helft van de steel kunnen betalen,' snauwde Malfidus. 'Jij en je broertjes sparen zeker twijgje voor twijgje bij elkaar?'
Voor Ron kon reageren, verscheen plotseling professor Banning.
'Jullie hebben toch geen ruzie, hoop ik?' piepte hij.
Potter heeft een bezem, professor,' zei Malfidus vlug.
'Ja. Ja, dat klopt,' zei professor Banning, die breed glimlachte tegen Harry. 'Professor Anderling heeft me over de speciale omstandigheden verteld. Wat is het voor model?'
'Een Nimbus 2000, meneer,' zei Harry, die zijn uiterste best moest doen om niet in lachen uit te barsten bij het zien van Malfidus' ontsteltenis. 'En eigenlijk heb ik het aan Malfidus te danken dat ik die gekregen heb,' voegde hij eraan toe.
Harry en Ron gingen gauw naar boven, gniffelend om Malfidus' woede en verwarring.
'Het is toch waar?' grinnikte Harry toen ze boven aan de marmeren trap waren. 'Als hij Marcels Geheugensteen niet had gestolen, zat ik nu niet in het team.'
'Dus je vindt dat een beloning omdat je de regels aan je laars hebt gelapt?' zei een nijdige stem. Hermelien stampte ook de trap op en keek afkeurend naar het pak.
'Ik dacht dat je niet meer met ons praatte?' zei Harry.
'Ja, ga daar alsjeblieft mee door,' zei Ron. 'Het was juist zo lekker rustig.'
Hermelien liep pinnig verder, met haar neus in de lucht.
Het kostte Harry die dag veel moeite om bij de les te blijven. Zijn gedachten dwaalden steeds af naar de slaapzaal, waar zijn splinternieuwe bezemsteel onder zijn bed lag of naar het Zwerkbalveld, waar hij 's avonds zou leren spelen. Hij schrokte zijn avondeten op zonder te merken wat hij at en holde toen samen met Ron naar boven, om eindelijk de Nimbus 2000 uit te pakken.
'Wauw!' zuchtte Ron toen de bezem op Harry's sprei rolde.
Zelfs Harry, die geen verstand had van de verschillende soorten bezemstelen, vond hem prachtig. Hij was rank en glanzend, met een mahonie steel en een lange staart van keurige, rechte twijgjes. Nimbus 2000, stond er in gouden letters boven aan de steel.
Tegen zevenen verliet Harry het kasteel en ging in de schemering op weg naar het Zwerkbalveld. Hij was nog nooit in het stadion geweest. Het veld werd omringd door hoge tribunes met honderden zitplaatsen, zo hoog dat de toeschouwers het spel goed konden volgen. Aan beide zijden van het veld stonden drie gouden palen met hoepels erop. Ze deden Harry aan de plastic stokjes denken die Dreuzelkinderen gebruikten om bellen te blazen, alleen waren deze ruim vijftien meter hoog.
Harry wilde zo graag opnieuw vliegen dat hij geen zin had om op Plank te wachten. Hij stapte op zijn bezem en zette zich af. Wat een gevoel hij scheerde tussen de doelpalen door en zigzagde over het veld. De Nimbus 2000 draaide ongelooflijk soepel en reageerde op de minste of geringste aanraking.
'H�, Potter! Kom naar beneden!'
Olivier Plank was gearriveerd, met een grote houten krat onder zijn arm. Harry landde naast hem.
'Heel goed,' zei Plank, met fonkelende ogen. 'Ik snap wat Anderling bedoelde... je bent inderdaad een natuurtalent. Ik zal vanavond eerst de spelregels uitleggen en dan train je voortaan drie keer per week met ons mee.'
Hij deed de krat open, die vier ballen van verschillende afmetingen bevatte.
' 'Ok�,' zei Plank. 'Kijk, Zwerkbal is gemakkelijk te begrijpen, maar moeilijk te spelen. Een ploeg bestaat uit zeven spelers. Drie daarvan heten lagers.'
'Drie Jagers,' herhaalde Harry terwijl Plank een felrode bal uit de krat haalde, die ongeveer zo groot was als een voetbal.
'Deze bal heet de Slurk,' zei Plank. 'De jagers gooien de Slurk naar elkaar en proberen hem door een van die ringen te krijgen. Elke keer als de Slurk door zo'n ring gaat, levert dat tien punten op. Kun je me een beetje volgen?'
'De jagers gooien de Slurk door die ringen om te scoren,' herhaalde Harry, 'Eigenlijk lijkt het op basketbal op bezemstelen met zes netten, h�?'
'Wat is basketbal?' vroeg Plank nieuwsgierig.
'Laat maar,' zei Harry haastig.
'Elk team heeft ook een speler die de Wachter heet ik ben de Wachter van Griffoendor en ik vlieg rond onze ringen, om te voorkomen dat de andere ploeg scoort.'
'Drie lagers, ��n Wachter,' zei Harry, vastbesloten om niets te vergeten. 'En ze spelen met de Slurk. Ok�, dat snap ik. Maar waar zijn die dan voor?' Hij wees op de andere ballen in de krat.
'Dat zal ik laten zien,' zei Plank. 'Hier, pak aan.'
Hij gaf Harry een kleine knuppel, die wel iets weghad van een afgezaagde honkbalknuppel.
'Ik zal je laten zien wat de Beukers doen,' zei Plank. 'Dit zijn de Beukers.'
Hij wees op twee identieke ballen, pikzwart en iets kleiner dan de rode Slurk. Het was net alsof ze probeerden te ontsnappen aan de riemen waarmee ze waren vastgebonden.
'Achteruit,' waarschuwde Plank. Hij bukte zich en maakte een van de Beukers los.
De zwarte bal schoot direct omhoog en suisde op Harry's gezicht af. Harry sloeg hem weg met de knuppel, zodat hij zijn neus niet zou breken en de bal zigzagde door de lucht, zoefde om hun hoofden en schoot op Plank af, die er bovenop sprong en hem tegen de grond wist te drukken.
'Zie je wel?' hijgde Plank, die de tegenstribbelende Beuker weer ln de krat duwde en stevig vastbond. 'De Beukers schieten rond en proberen spelers van hun bezems te slaan. Daarom heeft elke ploeg twee Drijvers; bij ons zijn dat de broertjes Wemel die hun ploeggenoten beschermen tegen de Beukers en ze naar het andere team proberen te slaan. Begrijp je dat?'
'Drie Jagers proberen te scoren met de Slurk; de Wachter verdedigt de doelen; de Drijvers houden de Beukers weg bij hun ploeggenoten,' dreunde Harry op.
'Prima,' zei Plank.
'Eh hebben de Beukers wel eens iemand doodgebeukt?' vroeg Harry, die hoopte dat hij nonchalant klonk.
'Niet op Zweinstein. Af en toe loopt iemand een gebroken kaak op, maar meer niet. Ok�, de laatste speler van de ploeg is de Zoeker. Dat ben jij. Jij hoeft je geen zorgen te maken om de Slurk of de Beukers -'
'Tenzij ze mijn hoofd tot moes beuken.'
'Maak je niet ongerust, de Wemels kunnen de Beukers gemakkelijk aan; ik bedoel, het zijn zelf net twee wandelende Beukers.'
Plank haalde de vierde en laatste bal uit de krat. Vergeleken met de Slurk en de Beukers was hij piepklein Hij was blinkend goud, zo groot als een forse walnoot en had kleine, fladderende, zilveren vleugeltjes.
'Dit,' zei Plank, 'is de Gouden Snaai en de belangrijkste bal van allemaal. Hij is moeilijk te pakken, omdat hij zo snel en zo lastig te zien is. Het is de taak van de Zoeker om de Snaai te grijpen. Je zigzagt tussen Jagers, Drijvers, Beukers en Slurk door en probeert hem eerder te pakken dan de Zoeker van de andere ploeg, want de Zoeker die de Snaai bemachtigt, scoort honderdvijftig punten voor zijn team, dat daardoor vrijwel altijd wint. Vandaar dat er zo veel gemene overtredingen worden gemaakt tegen Zoekers. Een Zwerkbalwedstrijd eindigt pas als de Snaai is veroverd en kan daarom eindeloos duren; ik geloof dat het record drie maanden is. Ze moesten steeds reserves inzetten, zodat de andere spelers een uurtje konden slapen. Nou, dat is het zo'n beetje. Heb je nog vragen?'
Harry schudde zijn hoofd. Hij begreep precies wat hij doen moest, maar het ook echt doen was een ander verhaal.
'We oefenen vandaag nog niet met de Snaai,' zei Plank, die hem weer zorgvuldig opborg in de krat. 'Het is te donker, misschien raken we hem wel kwijt. Laten we eerst oefenen met deze.'
Hij haalde een tasje met doodgewone golfballen uit zijn zak en een paar minuten later scheerden hij en Harry door de lucht. Plank smeet de golfballen in alle richtingen en Harry moest ze zien te vangen.
Harry miste er niet eentje en Plank was opgetogen. Na een halfuur werd het echt donker en moesten ze ophouden.
'Dit jaar winnen wij de Zwerkbalcup,' zei Plank terwijl ze terugliepen naar het kasteel. 'Het zou me niets verbazen als jij nog beter wordt dan Charlie Wemel en die had voor Engeland kunnen spelen, aJs hij niet zo nodig op drakenjacht had gemoeten.'
Misschien was hel omdat hij het zo druk had, nu hij naast al zijn huiswerk ook drie avonden per week trainde met het Zwerkbalteam, maar Harry kon nauwelijks geloven dat hij al twee maanden op Zweinstein zat. Het kasteel was veel meer een thuis voor hem dan de Ligusterlaan ooit was geweest en de lessen werden ook steeds interessanter, nu ze de basisprincipes onder de knie hadden.
Toen ze wakker werden op de ochtend van Halloween, dreef de heerlijke geur van gebakken pompoen door de gangen. Nog beter dan die geur was de Bezweringles en professor Bannings mededeling dat ze er klaar voor waren om dingen te laten vliegen, iels waar ze allemaal naar hadden uitgekeken nadat hij Marcels pad door het lokaal had laten zoeven. Professor Banning verdeelde de leerlingen in paren om te oefenen. Harry's partner was Simon Filister (een hele opluchting, omdat Marcel verwoede pogingen had gedaan om zijn aandacht te trekken), maar Ron moest samenwerken met Hermelien Griffel. Het was moeilijk te zeggen wie nijdiger was: Ron of Hermelien. Ze had geen woord meer met Harry en Ron gewisseld nadat Harry's bezemsteel was gearriveerd.
'Denk vooral aan de soepele zwaaibeweging die we hebben geoefend!' piepte professor Banning, die zoals gewoonlijk op een stapel boeken stond. 'Het moet uit de polsen komen, denk daaraan. Uit de polsen. En de spreuk correct uitspreken is ook heel belangrijk denk aan tovenaar Baruffio, die "s" zei in plaats van "f" en plotse''ng op de grond lag met een buffel op zijn borst.'
Het was heel moeilijk. Harry en Simon maakten de mooiste polsbewegingen, maar de veer die eigenlijk omhoog moest dwarrelen bleef gewoon op de lessenaar liggen. Simon werd op het laatst zo ongeduldig dat hij de veer een por gaf met zijn toverstok en hem in
rand stak Harry moest hem gauw doven met zijn hoed. Aan het tafeltje naast hen verging het Ron niet veel beter. V/ihgardium Leviosa'.' riep hij en maaide met zijn lange armen. Ie spreekt het verkeerd uit,' zei Hermelien bits. 'Het is Wing-gar-dium Levi-o-sa, met de klemtoon op "gar".'
'Doe jij het dan, als je het zo goed weet!' gromde Ron.
Hermelien rolde de mouwen van haar gewaad op, zwaaide met haar toverstok en zei: 'Wmgardium Leviosa.'
De veer steeg op en bleef ruim een meter boven hun hoofden zweven.
'Goed zo!' riep professor Banning en hij klapte. 'Kijk eens, het is juffrouw Griffel gelukt!'
Na afloop van de les was Ron in een pesthumeur.
'Geen wonder dat iedereen zo'n hekel aan haar heeft,' zei hij tegen Harry terwijl ze zich door de drukke gang wrongen. 'Ze is onuitstaanbaar, echt.'
Iemand kwam haastig langs en stootte tegen Harry aan. Het was Hermelien. Harry ving een glimp op van haar gezicht en zag tot zijn verbazing dat ze huilde.
'Volgens mij heeft ze je gehoord.'
'Nou en?' zei Ron, maar hij leek niet echt op zijn gemak. 'Ze zal zelf ook wel gemerkt hebben dat ze geen vrienden heeft.'
Hermelien kwam niet opdagen voor de volgende les en liet zich de hele middag niet meer zien. Op weg naar de Grote Zaal, voor het Halloweenbanket, hoorden Harry en Ron Parvati Patil tegen haar vriendin Belinda zeggen dat Hermelien zat te huilen op de meisjes-wc's en met rust gelaten wilde worden. Ron keek nog ongemakkelijker toen hij dat hoorde, maar een paar tellen later waren ze in de Grote Zaal, die zo schitterend versierd was dat ze Hermelien vergaten.
Duizend levende vleermuizen hingen fladderend aan de muren en het plafond en duizend andere scheerden in zwarte zwermen over de tafels, zodat de kaarsen in de pompoenen flakkerden. Het feestmaal verscheen plotseling op de gouden borden, net als bij het banket aan het begin van het schooljaar.
Harry schepte net een gepofte aardappel op toen professor Krinkel de zaal binnenstormde. Hij zag er doodsbang uit en zijn tulband zat scheef, ledereen staarde hem aan terwijl hij zich overeind hield aan de tafel waar professor Perkamentus zat en hijgde: 'Trol in de kerkers ik dacht, laat ik het even zeggen.'
Hij viel flauw en stortte op de grond.
Er ontstond een geweldig rumoer. Pas nadat professor Perkamentus paarse voetzoekers uit zijn toverstaf had laten knallen, wist hij de leerlingen stil te krijgen.
'Klassenoudsten, breng jullie afdelingen terug naar de slaapzalen!' gromde hij.
Percy was in zijn element.
'Volg me! Eerstejaars, bij elkaar blijven, Jullie hoeven niet bang te i voor die trol, als jullie precies doen wat ik zeg! Blijf bij me! Opzij, laat die eerstejaars passeren! Neem me niet kwalijk, ik ben klassenoudste!'
'Hoe is die trol binnengekomen?' vroeg Harry terwijl ze de trap opliepen.
'Geen idee. Ze zeggen dat trollen oerstom zijn,' zei Ron. 'Misschien heeft Foppe hem binnengelaten, voor de grap.'
Ze passeerden andere groepen leerlingen, die haastig in verschillende richtingen liepen. Toen ze zich door een massa verwarde Huffelpufs wrongen, greep Harry Ron plotseling bij zijn arm.
'Ik bedenk me net - Hermelien.'
'Wat is er met haar?'
'Ze weet niet van die trol.'
Ron beet op zijn onderlip.
'Nou, goed dan,' zei hij nijdig. 'Maar zorg dat Percy ons niet ziet.'
Ze bukten, sloten zich aan bij de Huffelpufs, die de andere kant opgingen, glipten een verlaten zijgang in en holden naar de meisjes-wc's. Net toen ze de hoek om waren, hoorden ze haastige voetstappen.
'Percy!' siste Ron, die Harry snel achter een grote stenen griffioen trok.
Ze gluurden voorzichtig om het beeld heen en zagen niet Percy, maar Sneep. Hij liep de gang uit en verdween uit het zicht.
'Wat doet die hier?' fluisterde Harry. 'Waarom is hij niet in de kerkers, samen met de andere leraren?'
'Al sla je me dood.'
Zo stil mogelijk slopen ze door de gang, achter het wegstervende geluid van Sneeps voetstappen aan.
'Hij gaat richting derde verdieping,' zei Harry, maar Ron stak zijn hand op.
'Ruik je niets?'
Harry snoof en rook een smerige stank: een mengeling van oude zweetsokken en een openbaar toilet dat nooit wordt schoongemaakt.
Ze hoorden nu ook geluiden een zacht gegrom en het geschuifel van enorme voeten. Ron wees en aan het einde van een gang aan hun linkerkant zagen ze iets gigantisch bewegen. Het kwam hun richt'ng uit. Ze trokken zich terug in de schaduwen en zagen het ding een plas maanlicht instappen.
Het was een afschuwelijk gezicht. De trol was vier meter lang, met een doffe, granietgrijze huid. Zijn enorme, knobbelige lijf was net een rotsblok waar een klein, kaal hoofdje op balanceerde, als een soort kokosnoot. Hij had korte beentjes, zo dik als boomstammen en grote, eeltige platvoeten. De stank die hij uitwasemde was niet te harden. Hij had een kolossale houten knots in zijn hand, die over de vloer sleepte omdat zijn armen zo lang waren.
De trol bleef bij een deuropening staan en tuurde naar binnen. Hij klapperde met zijn lange oren, terwijl hij zijn kleine hersentjes pijnigde in een poging te besluiten of hij naar binnen zou gaan of niet. Uiteindelijk sjokte hij traag de kamer binnen.
'De sleutel zit in het slot,' mompelde Harry. 'We kunnen hem opsluiten.'
'Goed idee,' zei Ron nerveus.
Ze schuifelden naar de deur, met kurkdroge monden en biddend dat de trol niet opeens naar buiten zou komen. Met een grote sprong greep Harry de kruk, sloeg de deur dicht en draaide de sleutel om.
'Gelukt!'
Met rode, triomfantelijke hoofden holden ze terug, maar op de hoek van de gang hoorden ze iets waardoor ze verstijfden van schrik een hoge, doodsbange gil, uit de ruimte die ze net op slot hadden gedaan.
'O nee!' zei Ron, even bleek als de Bloederige Baron. 'Dat waren de meisjestoiletten!' hijgde Harry. 'Hermelien!.' riepen ze in koor.
Het laatste wat ze wilden was teruggaan, maar wat hadden ze voor keus? Ze sprintten terug en draaiden de sleutel om, wat in hun paniek nog veel moeite kostte. Harry gooide de deur open en ze renden naar binnen.
Hermelien stond tegen de muur gedrukt en zag eruit alsof ze elk moment kon flauwvallen. De trol liep op haar af en sloeg in het voorbijgaan de wasbakken van de muur.
'Leid hem af!' zei Harry wanhopig tegen Ron. Hij greep een losliggende kraan en gooide die zo hard mogelijk tegen de muur.
De trol bleef op nog geen meter afstand van Hermelien staan en draaide zich log om, met dom knipperende, gemene oogjes, om te zien wat dat geluid was. Hij zag Harry, aarzelde even, hief zijn knots op en kwam nu op hem af.
'H�, reuzelkop!' riep Ron vanaf de andere kant en hij gooide een metalen pijp naar de trol. Die leek niet eens te voelen dat de pijp tegen zijn schouder kwam, maar hij hoorde Ron wel roepen en bleef opnieuw staan. Nu richtte hij zijn lelijke smoelwerk op Ron, zodat Harry om hem heen kon hollen.
'Vooruit, rennen! Rennen!' schreeuwde Harry tegen Hermelien. Hij probeerde haar mee te slepen naar de deur, maar ze kon zich niet verroeren. Ze stond nog steeds tegen de muur gedrukt, met haar mond open van angst.
Al dat geschreeuw en die echo's leken de trol razend te maken. Brullend ging hij op Ron af, die het dichtstbij was en niet kon ontsnappen.
Toen deed Harry iets wat heel dapper maar ook heel dom was: hij nam een aanloop, maakte een grote sprong en sloeg zijn armen van achteren om de nek van de trol. Die merkte niet eens dat Harry daar hing, maar zelfs een trol voelt iets als je plotseling een lange stok in zijn neus steekt. Harry had zijn toverstaf nog in zijn hand gehad toen hij sprong en die was recht in een neusgat van de trol gegaan.
De trol krijste van de pijn en maaide met zijn knots. Harry klampte zich wanhopig vast; elk moment kon de trol hem afschudden of hem een verschrikkelijke klap met zijn knots geven.
Hermelien was uit pure doodsangst op de grond gezakt en Ron pakte zijn eigen toverstok. Hij wist niet wat hij ermee wilde doen, maar hoorde zichzelf plotseling de eerste de beste spreuk schreeuwen die in zijn hoofd opkwam: "Ningardium Leviosa]'
De knots vloog uit de hand van de trol, rees hoog op, kantelde langzaam en smakte met een doffe dreun op het hoofd van zijn eigenaar. De trol wankelde even en viel toen plat op zijn gezicht, met zo'n klap dat de hele ruimte trilde.
Harry krabbelde overeind, bevend en buiten adem. Ron stond daar nog met opgeheven toverstok en staarde naar de trol.
Hermelien verbrak de stilte.
'Is hij dood?'
'Volgens mij niet,' zei Harry. 'Ik geloof dat hij alleen buiten westen is.'
Hij bukte zich en trok zijn toverstok uit de neus van de trol. Hij was overdekt met iets wat op klonterige grijze lijm leek. 'Getvertrollensnot.'
Hij veegde zijn stok af aan de broek van de trol. Plotseling klonken luide voetstappen en sloegen er deuren. Ze keken op. Ze hadden niet beseft wat een kabaal ze hadden gemaakt, maar natuurlijk hadden de leraren dat gedreun en het gebrul van de trol gehoord. Een paar tellen later kwam professor Anderling de toiletten binnenhollen, op de voet gevolgd door Sneep en op wat grotere afstand door Krinkel. Krinkel wierp ��n blik op de trol, jammerde zacht, drukte zijn hand tegen zijn hart en ging gauw op een wc zitten.
Sneep boog zich over de trol en professor Anderling keek Harry en Ron aan. Harry had haar nog nooit zo kwaad gezien. Haar lippen waren bleek en Harry's hoop dat hij vijftig punten had verdiend voor Griffoendor werd de bodem ingeslagen.
'Wat doen jullie hier in vredesnaam?' zei professor Anderling vol kille woede. Harry keek naar Ron, die daar nog steeds met opgeheven toverstok stond, 'jullie mogen van geluk spreken dat jullie niet dood zijn. Waarom zijn jullie niet op jullie slaapzaal?'
Sneep wierp een snelle, doordringende blik op Harry, die naar de vloer staarde en hoopte dat Ron zijn toverstok zou laten zakken.
Opeens klonk uit de schaduwen een klein stemmetje op.
'Ze zochten mij, professor Anderling.'
'Juffrouw Griffel!'
Hermelien was eindelijk overeind gekrabbeld.
'Ik was op zoek gegaan naar die trol omdat omdat ik dacht dat ik hem in mijn eentje aan zou kunnen. Ik heb er namelijk veel over gelezen, snapt u.'
Ron liet zijn stok abrupt zakken. Hermelien Griffel die loog tegen een lerares?
'Als zij me niet hadden gevonden, zou ik er nu geweest zijn. Harry stak zijn toverstok in zijn neus en Ron sloeg hem bewusteloos met zijn eigen knots. Ze hadden geen tijd om er iemand bij te halen. Hij wilde me net doodslaan toen zij kwamen.'
Harry en Ron probeerden te kijken alsof ze dat verhaal niet voor de eerste keer hoorden.
'Nou in dat geval...' zei professor Anderling, die hen aanstaarde. 'Dat was ongelooflijk dom van u, juffrouw Griffel. Wilde u werkelijk in uw eentje een bergtrol te lijf gaan?'
Hermelien liet haar hoofd hangen. Harry was stomverbaasd Hermelien zou nooit iets doen wat verboden was, maar nu deed ze alsof ze alle regels aan haar laars had gelapt om hem en Ron te helpen. Het was alsof Sneep de hele klas plotseling op snoep getrakteerd had.
'Dit kost Griffoendor vijf punten, juffrouw Griffel,' zei professor Anderling. 'Ik ben erg teleurgesteld in u. Als u niet gewond bent, zou ik maar gauw teruggaan naar de toren van Griffoendor. De rest van het feestmaal wordt geserveerd in de leerlingenkamer.' Hermelien vertrok.
Professor Anderling wendde zich tot Harry en Ron.
'Ik blijf erbij dat jullie geluk hebben gehad, maar niet veel eerstejaars zouden het hebben opgenomen tegen een volwassen bergtrol. Jullie hebben allebei vijf punten verdiend voor Griffoendor. Ik zal zorgen dat professor Perkamentus ervan hoort. Ga nu maar.'
Ze gingen haastig naar buiten en zeiden pas weer iets toen ze twee verdiepingen hoger waren. Nog afgezien van al het andere, was het een opluchting om de stank van die trol niet meer te hoeven ruiken.
'We hadden meer dan tien punten moeten krijgen,' mopperde Ron.
'Vijf, bedoel je, na aftrek van die van Hermelien.'
'Aardig van haar om ons uit de puree te helpen,' gaf Ron toe. 'Al hebben wij natuurlijk wel haar leven gered.'
'Misschien had ze helemaal niet gered hoeven worden als wij die trol niet hadden opgesloten,' zei Harry.
Ze kwamen bij het portret van de Dikke Dame.
'Varkenssnuit,' zeiden ze en ze gingen naar binnen.
Het was druk en lawaaierig in de leerlingenkamer, iedereen smulde van het feestmaal dat naar boven was gebracht, maar Hermelien wachtte hen bij de deur op. Er viel een opgelaten stilte en toen mompelden ze alle drie 'Bedankt', zonder elkaar aan te kijken en haalden gauw een bord.
Maar vanaf dat moment was Hermelien Griffel hun vriendin. Sommige dingen kun je niet samen doen zonder elkaar aardig te gaan vinden en een daarvan is een vier meter lange bergtrol buiten westen slaan.
Hoofdstuk 11
ZWERKBAL
Begin november werd het kouder. De bergen rond de school werden ijzig en grijs en het meer leek wel kil, grauw staal. Elke ochtend was de grond berijpt. Vanuit de ramen op de bovenverdieping zagen ze Hagrid 's ochtends de bezemstelen ontdooien op het Zwerkbalveld, goed ingepakt in een lange overjas van mollenvel, handschoenen van konijnenbont en reusachtige laarzen van bevervacht.
Het Zwerkbalseizoen was begonnen. Zaterdag zou Harry, na weken van training, zijn eerste wedstrijd spelen: Griffoendor tegen Zwadderich. Als Griffoendor won, stegen ze naar de tweede plaats in het afdelingskampioenschap.
Vrijwel niemand had Harry zien spelen, omdat Plank had besloten dat hij hun geheime wapen was en daarom ook geheim moest blijven. Maar het nieuws dat hij Zoeker was, was op de een of andere manier toch uitgelekt en Harry wist niet wat erger was de mensen die zeiden dat hij een doorslaand succes zou zijn of de mensen die zeiden dat ze op de grond zouden meehollen met een matras.
Gelukkig was Harry nu goede maatjes met Hermelien, want zonder haar hulp had hij, door alle extra trainingen die Plank had ingelast, nooit zijn huiswerk afgekregen. Bovendien had ze hem Zwerkbal Moor Beginners geleend, dat heel interessant bleek te zijn.
Harry las dat er zevenhonderd verschillende overtredingen bestonden, die allemaal waren begaan tijdens een wedstrijd om de Wereldbeker in 1473; dat Zoekers gewoonlijk de kleinste en snelste spelers waren en meestal ook de ernstigste blessures opliepen; dat fatale ongelukken zeldzaam waren bij Zwerkbal, maar dat scheidsrechters wel af en toe spoorloos verdwenen en dan maanden later werden teruggevonden in de Sahara.
Hermelien had iets minder moeite met het overtreden van de regels nadat Harry en Ron haar van die bergtrol hadden gered en daardoor was ze een stuk aardiger geworden. De dag voor Harry's
eerste wedstrijd liepen ze in de pauze met zijn drie�n over de ijskoude binnenplaats. Hermelien had een felblauwe vlam te voorschijn getoverd, die je kon bewaren in een jampotje. Ze stonden er ^et hun rug naartoe en hadden het lekker warm toen Sneep naar buiten kwam. Harry zag meteen dat Sneep hinkte. Harry, Ron en Hermelien gingen dicht om het vuur staan, want ze wisten z�ker dat dat verboden zou zijn. Helaas zag Sneep aan hun schuldige gezichten dat er iets niet in de haak was en hij hinkte naar hen toe. Hij had het vuur niet gezien, maar zocht blijkbaar een excuus om straf uit te delen.
'Wat heb je daar, Potter?'
Het was Zwerkbal Voor Beginners. Harry liet het boek zien.
'Boeken uit de bibliotheek mogen niet buiten de schoolgebouwen worden meegenomen,' zei Sneep. 'Geef hier. En Griffoendor krijgt vijf punten aftrek.'
'Hij heeft die regel vast net verzonnen,' mompelde Harry nijdig terwijl Sneep weghinkte. 'Wat zou hij aan zijn been hebben?'
'Geen idee, maar ik hoop dat het goed zeer doet,' zei Ron bitter.
Het was die avond erg rumoerig in de leerlingenkamer van Griffoendor. Harry, Ron en Hermelien zaten bij het raam. Hermelien keek het Bezweringenhuiswerk van Harry en Ron na. Ze wilde niet dat ze iets van haar overschreven ('Hoe moeten jullie het dan ooit leren?'), maar als ze vroegen of ze het door wilde lezen, leverde dat toch de goede antwoorden op.
Harry was rusteloos. Hij wilde Zwerkbal Voor Beginners terug, om zijn gedachten af te leiden van de wedstrijd van morgen. Waarom was hij eigenlijk bang voor Sneep? Hij stond op en zei tegen Ron en Hermelien dat hij zijn boek terug ging vragen.
'Jij liever dan ik,' zeiden ze in koor, maar Harry had zo'n idee dat Sneep niet zou weigeren ais er andere leraren bij waren.
Hij liep naar de docentenkamer en klopte. Hij hoorde niets en klopte nogmaals. Niets.
Had Sneep het boek misschien binnen laten liggen? Het was het proberen waard. Hij deed de deur op een kier open, stak zijn hoofd naar binnen en zag een angstaanjagend tafereel.
Alleen Sneep en Vilder waren in de kamer. Sneep had zijn gewaad tot boven zijn knie�n opgetrokken en een van zijn benen zat onder net bloed. Vilder reikte Sneep verband en pleisters aan.
'Rotbeest,' zei Sneep. 'Hoe kun je in godsnaam drie koppen tegelijk in de gaten houden?'
Harry probeerde de deur stilletjes dicht te doen, maar
'POTTER!'
Sneep liet snel zijn mantel vallen om zijn gewonde been te verbergen, met een gezicht dat vertrokken was van woede. Harry slikte moeizaam.
'Ik kwam alleen vragen of ik mijn boek terug mag.'
'ERUIT! ERUIT!'
Harry vertrok haastig, voor Sneep nog meer punten kon aftrekken van Griffoendor. Hij sprintte naar boven.
'En, heb je het?' vroeg Ron toen Harry binnenkwam.
'Wat is er aan de hand?'
Fluisterend vertelde Harry wat hij gezien had.
'Begrijpen jullie wat dat betekent?' besloot hij ademloos. 'Op Halloween heeft hij geprobeerd langs die hond met die drie koppen te komen. Daar ging hij natuurlijk heen toen we hem zagen hij heeft het gemunt op wat die hond bewaakt! En ik durf er m'n bezem om te verwedden dat hij die trol heeft binnengelaten, als afleidingsmanoeuvre!'
Hermelien keek hem met grote ogen aan.
'Nee dat zou hij niet doen,' zei ze. 'Ik weet dat hij niet aardig is, maar hij zou nooit iets stelen wat Perkamentus veilig heeft opgeborgen.'
'Allemachtig, Hermelien, denk je soms dat alle leraren heiligen zijn of zo?' zei Ron bits. 'Nee, ik ben het met Harry eens. Sneep is tot alles in staat. Maar wat zoekt hij? Wat bewaakt die hond?'
Harry ging naar bed, maar diezelfde vraag bleef door zijn hoofd malen. In tegenstelling tot Marcel, die luid snurkte, kori Harry de slaap niet vatten. Hij probeerde nergens aan te denken hij moest slapen, want over een paar uur begon zijn eerste Zwerkbalwedstrijd maar de uitdrukking op Sneeps gezicht toen Harry zijn been zag, kon hij maar moeilijk vergeten.
De volgende ochtend was het helder en koud. In de Grote Zaal hing de heerlijke geur van gebakken worstjes en klonk het geroezemoes van leerlingen die zich verheugden op een goed potje Zwerkbal
'Je moet iets eten.'
'Ik heb geen trek.'
'Alleen een stukje toost dan,' drong Hermelien aan. Ik heb geen honger.'
Harry voelde zich vreselijk. Over een uur zouden de teams het veld opkomen.
'Je moet op krachten blijven, Harry,' zei Simon Filister. 'Zoekers worden altijd als eerste uit de wedstrijd geschopt.'
'Bedankt, Simon,' zei Harry, terwijl Simon ketchup over zijn worstjes goot.
Tegen elven was het alsof de hele school rond het Zwerkbalveld zat. Veel leerlingen hadden hun telescopen bij zich. De tribunes waren weliswaar hoog, maar toch was het af en toe moeilijk om te zien wat er precies gebeurde.
Ron en Hermelien gingen op de bovenste rij zitten, bij Marcel, Simon en Daan de West Hamsupporter. Als verrassing voor Harry hadden ze een groot spandoek gemaakt van een laken dat Schurfie kapot had geknaagd, met Poffer for President erop. Daan, die goed kon tekenen, had een grote leeuw geschilderd, het wapen van Griffoendoren na een lastig klein spreukje van Hermelien flitste de verf in alle kleuren van de regenboog.
Ondertussen hulden Harry en de rest van het team zich in de kleedkamer in hun vuurrode Zwerkbalgewaden (Zwadderich speelde in het groen).
Plank schraapte zijn keel, om de spelers tot stilte te manen.
'Ok�, mannen,' zei hij.
'En vrouwen,' zei lager Angelique lansen.
'En vrouwen,' beaamde Plank. 'Dit is de beslissende match.'
'Erop of eronder,' zei Fred Wemel.
'De dood of de gladiolen,' zei George.
'We kennen Oliviers toespraak uit ons hoofd,' zei Fred tegen Harry. 'Vorig jaar zaten we ook in het team.'
'Hou je mond,' zei Plank. 'Griffoendor heeft het beste team sinds jaren. We gaan winnen. Dat voel ik gewoon.'
Hij keek de spelers nijdig aan, alsof hij wilde zeggen: 'Of anders.' 'Ok�. Het is tijd. Veel succes, allemaal.'
Harry volgde Fred en George naar buiten en hoopte dat zijn knie�n het niet zouden begeven. Onder luid gejuich kwamen ze het veld op.
Madame Hooch was scheidsrechter. Ze wachtte de ploegen bij de middenstip op, met haar bezem in haar hand.
'Ik verwacht een leuke, sportieve wedstrijd,' zei ze zodra ze om haar heen stonden. Harry dacht dat ze het vooral tegen Marcus Hork had, de aanvoerder van Zwadderich. Hork was vijfdejaars en Harry verdacht hem ervan dat hij trollenbloed in zijn aderen had. Uit z'Jn ooghoek zag hij hoog op de tribune het spandoek wapperen.
Polier for President, flitsten de letters. Zijn hart sprong op en hij voelde zich plotseling een stuk moediger.
'Bestijgt uw bezems.'
Harry klom op zijn Nimbus 2000,
Madame Hooch liet haar zilveren fluitje snerpen.
Vijftien bezems stegen op. De wedstrijd was begonnen.
'En de Slurk wordt onmiddellijk veroverd door Angelique lansen van Griffoendor wat is dat meisje toch een uitstekende lager, en nog leuk om te zien ook -'
'JORDAAN!'
'Sorry, professor.'
Leo lordaan, de vriend van de broertjes Wemel, gaf commentaar, nauwlettend in het oog gehouden door professor Anderling.
'Ze gaat er als een speer vandoor, een mooie pass naar Alicia Spinet, een prima vondst van Olivier Plank, die vorig jaar nog reserve was terug naar lansen en nee, Zwadderich heeft de Slurk Aanvoerder Marcus Hork heeft de Slurk veroverd en ligt op snelheid
- Hork schiet als een adelaar op het doel af hij gaat sco nee, uitstekend getackled door Plank, de Wachter van Griffoendor, dat opnieuw in Slurkbezit is lager Katja Bell van Griffoendor duikt mooi om Hork heen, een sprint over de lengte van het veld en AUW dat doet pijn, vol op het achterhoofd geraakt door een Beuker
- de Slurk is in het bezit van Zwadderich Adriaan Punnik rukt op richting doel, maar wordt geblokt door een tweede Beuker, die op hem af werd gestuurd door Fred of George Wemel, ik kan niet zien welke van de twee in elk geval een fraai staaltje Drijverskunst van Griffoendor en lansen heeft de Slurk weer. Ze heeft een leeg veld voor zich en gaat richting doel ze ligt op volle snelheid ontwijkt een aanstormende Beuker ze nadert het doel kom op, Angelique
- Wachter Wildeling duikt mist GRIFFOENDOR SCOORT!'
Luid gejuich van de Griffoendors en gekreun en gejoel van de Zwadderaars galmde door de koude lucht. 'H�, schuif es een stukkie op.' 'Hagrid!'
Ron en Hermelien kropen bijna bij elkaar op schoot, zodat Hagrid zich tussen hen in kon wurmen.
'Ik zat te kijken vanuit me huissie,' zei Hagrid en hij klopte op een grote verrekijker die om zijn nek hing, 'maar da's toch nooit 'tzelfde als in 't stadion. De Snaai is nog nergens te bekennen, h�?'
'Nee,' zei Ron. 'Harry heeft nog niet veel te doen gehad.'
'Maar hij is ook niet in de problemen gekomen. Das tenminste iets,' zei Hagrid, die door zijn verrekijker naar het kleine vlekje tuurde dat Harry heette.
Harry zweefde hoog boven de spelers en tuurde rond of hij de Snaai zag. Dat hoorde bij de tactiek die hij en Plank hadden uitgestippeld.
Blijf op afstand tot je de Snaai ziet,' had Plank gezegd. 'We willen niet dat je wordt aangevallen als het niet nodig is.'
Toen Angelique scoorde, had Harry een paar salto's gemaakt om zijn vreugde af te reageren, maar nu was hij weer op zoek naar de Snaai. Op een bepaald moment dacht hij dat hij een gouden flits zag, maar dat was het zonlicht dat weerkaatste van het horloge van een van de Wemels. Ook kwam een keer een Beuker op hem afstormen, die veel weghad van een kanonskogel, maar Harry ontweek hem en Fred Wemel dreef de bal snel weg. Hij had nog net tijd om: 'Alles ok�, Harry?' te schreeuwen terwijl hij de Beuker furieus in de richting van Marcus Hork sloeg.
'Zwadderich in Slurkbezit,' zei Leo lordaan. 'lager Punnik ontwijkt twee Beukers, twee Wemels en lager Bell en scheurt naar de wacht eens even was dat de Snaai?'
Er klonk geroezemoes onder de toeschouwers en Adriaan Punnik liet de Slurk vallen, zo druk had hij het met achterom kijken naar de gouden flits die langs zijn oor was gesuisd.
Harry zag het ook. Hij voelde een golf van opwinding en dook achter de gouden flits aan, net als Zoeker Andr� Hilarius van Zwadderich. Nek aan nek spurtten ze naar de Snaai de andere spelers vergaten waar ze mee bezig waren en bleven zweven om te kijken.
Harry was sneller dan Hilarius hij zag het kleine balletje voor zich uitschieten, met wild fladderende vleugeltjes hij perste er een extra sprint uit BENG! De Griffoendors op de tribunes brulden van woede Marcus Hork had H arry opzettelijk geblokt en zijn bezem vloog tollend uit de koers. Het kostte Harry de grootste moeite om te blijven zitten.
'Overtreding!' gilden de Griffoendors.
Hork kreeg een uitbrander van madame Hooch, die Griffoendor een vrij schot op doel gaf, maar in de verwarring was de Gouden Snaai uiteraard weer verdwenen.
Op de tribune schreeuwde Daan Tomas: 'Stuur die vent eraf, scheids! Rode kaart!'
'Dit is geen voetbal,' herinnerde Ron hem eraan. 'Je kunt geen mensen van het veld sturen bij Zwerkbal en wat is een rode kaart?' Hagrid was het echter met Daan eens.
'Ze mosten de regels veranderen! Hork had Harry wel van z'n bezem kennen slaan!'
Het kostte Leo Jordaan moeite om niet partijdig te worden.
'Goed na dat flagrante en weerzinwekkende staaltje valsspelerij -'
'Jordaan!' gromde professor Anderling.
'Ik bedoel, na die overduidelijke en smerige overtreding -'
'Jordaan, ik waarschuw je!'
'Ok�, ok�. Hork helpt de Zoeker van Griffoendor bijna om zeep, wat iedereen kan gebeuren, neem ik aan, zodat Griffoendor een strafschot krijgt. Spinet neemt het... ja, die zit. En het spel gaat verder, met Griffoendor nog steeds in Slurkbezit.'
Net toen Harry wegdook voor een andere Beuker, die gevaarlijk dicht langs zijn hoofd suisde, gebeurde het. Zijn bezem maakte plotseling een angstaanjagende, steigerende beweging. Even dacht hij dat hij zou vallen. Hij greep de steel met handen en knie�n beet. Zoiets had hij nog nooit gevoeld.
Het gebeurde opnieuw. Het leek wel alsof de bezem hem af wilde gooien. Maar een Nimbus 2000 besloot niet plotseling om zijn berijder zomaar af te gooien. Harry probeerde terug te vliegen naar het doel van Griffoendor; hij was half en half van plan om Plank te vragen een time-out te nemen maar toen besefte hij dat hij geen controle meer had over zijn bezem. Hij kon hem niet draaien. Hij kon er helemaal niets meer mee. Hij zigzagde door de lucht en maakte zulke heftige, zwiepende bewegingen dat hij er bijna afviel.
Leo gaf nog steeds commentaar.
'Zwadderich is in Slurkbezit Hork heeft de Slurk passeert Spinet passeert Bell krijgt een Beuker in zijn gezicht ik hoop dat hij zijn neus heeft gebroken grapje, professor Zwadderich scoort o nee...'
De Zwadderaars juichten. Niemand scheen gemerkt te hebben dat Harry's bezem zich raar gedroeg. Langzaam dreef hij steeds verder weg van het spel, hoger en hoger, rukkend en zwiepend.
'Kweenie waar Harry denkt dat ie mee bezig is,' mompelde Hagrid, die door zijn verrekijker staarde. 'Als ik niet beter wist, zou ik denken dat ie de controle over z'n bezem kwijt was... maar dat ken natuurlijk niet...'
Plotseling wezen overal op de tribunes mensen naar Harry. Zijn bezem rolde nu om en om en het kostte hem de grootst mogelijke moeite om te blijven zitten. Opeens stokte de adem van de toeschouwers. De bezem had zo'n wilde zwiep gemaakt dat Harry eraf was gevallen. Hij had zich nog net met ��n hand beet weten te grijpen en bengelde nu onder aan de bezem.
'Is er iets met die bezem gebeurd toen Hork hem blokte?' fluisterde Simon.
'Ken niet,' zei Hagrid met trillende stem. 'Niks ken een bezem onklaar maken, behalve krachtige Zwarte Kunst en niet ��n leerling zou zoiets uit kennen halen met een Nimbus 2000.'
Toen ze dat hoorde, greep Hermelien Hagrids verrekijker. Ze keek niet naar Harry, maar zocht de rijen toeschouwers af.
'Wat doe je?' kreunde Ron, met een asgrauw gezicht.
'Ik wist het wel,' zei Hermelien ontzet. 'Kijk Sneep.'
Ron greep de verrekijker. Sneep zat op de tribune tegenover hen, op de middelste rij. Hij keek strak naar Harry en mompelde onophoudelijk.
'Hij doet iets de bezem beheksen of zo.' 'Wat nu?'
'Laat dat maar aan mij over.'
Voor Ron iets kon zeggen was Hermelien al verdwenen. Ron richtte de verrekijker weer op Harry. Zijn bezem trilde zo erg dat hij zich onmogelijk nog lang kon blijven vastklampen. Alle toeschouwers waren overeind gesprongen en keken angstig toe, terwijl de Wemels naar Harry toe vlogen in een poging hem op hun eigen bezem te hijsen. Dat lukte niet steeds als ze in de buurt kwamen, schoot Harry's bezem verder omhoog. Ze daalden en cirkelden onder hem rond, blijkbaar in de hoop hem te kunnen vangen als hij viel. Marcus Hork greep de Slurk en scoorde vijf keer, zonder dat iemand het merkte.
'Kom op, Hermelien,' mompelde Ron wanhopig.
Hermelien had zich door de mensenmassa's naar de tribune gewrongen waar Sneep stond en holde nu over de rij achter hem; ze bleef niet eens staan om haar excuses te maken toen ze tegen professor Krinkel botste, die met een smak op de rij daaronder viel. Toen ze bij Sneep was hurkte ze, pakte haar toverstok en fluisterde een paar welgekozen woorden. Felblauwe vlammen schoten vanuit haar toverstok op de zoom van Sneeps gewaad.
Het duurde misschien dertig seconden voor Sneep besefte dat hij in brand stond. Aan een plotselinge, angstige kreet hoorde Hermelien dat haar plannetje was geslaagd. Gauw stopte ze het vuur weer in haar jampotje, deed dat in haar zak en liep haastig terug Sneep zou nooit weten wat er gebeurd was.
Het was voldoende. Hoog in de lucht was Harry plotseling weer in staat om op zijn bezem te klimmen.
'Je kunt weer kijken, Marcel!' zei Ron. Marcel zat al vijf minuten snikkend met zijn gezicht tegen Hagrids jas gedrukt.
Harry scheerde naar de grond, maar opeens zagen de toeschouwers hem zijn hand tegen zijn mond drukken, alsof hij moest overgeven. Hij plofte op handen en knie�n op het gras neer hoestte en er viel iets goudkleurigs in zijn hand.
'Ik heb de Snaai!' schreeuwde hij en hij zwaaide ermee. De wedstrijd eindigde in ��n grote chaos,
'Hij heeft hem niet gevangen, hij heeft hem bijna ingeslikt,' brulde Hork twintig minuten later nog steeds, maar dat haalde niets uit Harry had geen regels overtreden en Leo lordaan riep luid en opgetogen het resultaat om Griffoendor had gewonnen, met 170 punten tegen 60. Dat hoorde Harry niet, want hij was in het huisje van Hagrid, die een kop sterke thee voor hem maakte. Ron en Hermelien waren er ook.
'Het kwam door Sneep,' legde Ron uit. 'Hermelien en ik hebben hem gezien. Hij behekste je bezemsteel. Hij mompelde iets en staarde je alsmaar strak aan.'
'Onzin,' zei Hagrid, die niets had gezien van wat zich allemaal op de andere tribune had afgespeeld. 'Waarom zou Sneep dat doen?'
Harry, Ron en Hermelien keken elkaar aan en vroegen zich af wat ze moesten zeggen. Harry besloot de waarheid te vertellen.
'Ik ben iets over hem te weten gekomen,' zei hij tegen Hagrid. 'Met Halloween heeft hij geprobeerd langs die driekoppige hond te komen en die heeft hem gebeten. We denken dat hij wil hebben wat die hond bewaakt.'
Hagrid liet de theepot vallen.
'Hoe weten jullie van Pluisje?' zei hij,
'Pluisje?'
'Ja hij is van mij ik heb 'm vorig jaar in de kroeg gekocht van een of ander Grieks type en ik heb 'm aan Perkamentus geleend, als bewaker van -'
'ja?' zei Harry gretig.
'Vraag me alsjeblieft niks meer,' zei Hagrid kortaf. 'Da's streng geheim.'
Maar Sneep probeert het te stelen.'
-nzjn,' herhaalde Hagrid. 'Sneep is docent aan Zweinstein. Die doet zoiets niet.'
'Waarom probeerde hij Harry dan te vermoorden?' riep Hermelien.
Door de gebeurtenissen van die middag was ze blijkbaar heel anders gaan denken over Sneep.
'Ik weet heus wel wanneer iemand een ander probeert te beheksen, Hagrid! Daar heb ik veel over gelezen. Je moet oogcontact houden en Sneep heeft niet ��n keer met zijn ogen geknipperd! Ik heb het zelfgezien!'
'Jullie hebben het mis, zeg ik!' zei Hagrid verhit. 'Ik weet niet waarom Harry's bezem opeens zo raar deed, maar Sneep zou nooit proberen een leerling om zeep te helpen! Nou motten jullie es goed luisteren, alle drie jullie bemoeien je met zaken die jullie niks aangaan. Da's gevaarlijk. Vergeet die hond en vergeet wat ie bewaakt! Dat gaat alleen professor Perkamentus en Nicolaas Flamel wat aan -'
'Aha!' zei Harry. 'Dus er is een zekere Nicolaas Flamel bij betrokken?'
Hagrid kon zich wel voor zijn kop slaan.
Hoofdstuk 12
DE SPIEGEL VAN NEREGEB
(De leerlingen werden) 's ochtends wakker en zagen dat Zweinstein bedekt was met bijna een halve meter sneeuw. Het meer vroor dicht en de broertjes Wemel kregen straf omdat ze sneeuwballen hadden behekst, die Krinkel overal volgden en tegen zijn tulband stuitten. De weinige uilen die zich een weg wisten te banen door het noodweer om post te bezorgen, moesten eerst een tijdje bij Hagrid aansterken voor ze voldoende hersteld waren om terug te kunnen vliegen.
ledereen wachtte vol ongeduld op het begin van de kerstvakantie. In de leerlingenkamer van Griffoendor en in de Grote Zaal brandden weliswaar laaiende haardvuren, maar de tochtige gangen waren ijskoud en de ramen van de lokalen klapperden in de ijzige wind. Het ergst waren de lessen van Sneep. In de kerkers vormde hun adem witte dampwolken en ze bleven zo dicht mogelijk bij hun warme ketels.
'Ik heb echt medelijden met die arme stakkers die met Kerstmis op school moeten blijven omdat ze thuis niet gewenst zijn,' zei Malfidus tijdens een Toverdrankles.
Hij keek naar Harry en Korzel en Kwast grinnikten. Harry, die gemalen stekel van schorpioenvis afwoog, deed alsof hij het niet hoorde. Malfidus was nog veel etteriger geworden na de Zwerkbalwedstrijd. Hij kon niet verkroppen dat Zwadderich had verloren en had geprobeerd Harry voor gek te zetten door te zeggen dat hij bij de eerstvolgende wedstrijd vervangen zou worden door een breedbekkikker, maar dat had niemand grappig gevonden omdat iedereen onder de indruk was geweest van de manier waarop Harry op zijn steigerende bezem was blijven zitten. Daarom was Malfidus jaloers en nijdig Harry maar weer eens gaan pesten met het feit dat hij geen echte familie had.
Het klopte dat Harry in de kerstvakantie niet terugging naar de
Ligusterlaan. Professor Anderling had een week eerder een lijst opgesteld van leerlingen die tijdens de vakantie zouden overblijven en Harry had direct zijn naam opgegeven. Hij vond het helemaal niet erg om te blijven; waarschijnlijk zou het de fijnste Kerstmis worden die hij ooit had gehad. Ron en zijn broers bleven ook op school, omdat hun ouders naar Roemeni� gingen om Charlie op te zoeken.
Toen ze na afloop van de Toverdrankles de kerker uitkwamen, werd de gang geblokkeerd door een grote kerstboom. Aan de enorme voeten die eronder uitstaken en het luide gepuf en gehijg, merkten ze dat hij werd voortgesleept door Hagrid.
'Hoi, Hagrid. Moeten we helpen?' vroeg Ron, die zijn hoofd door de takken stak.
'Nee, 't lukt wel, Ron. Bedankt.'
'Zou je even opzij willen gaan?' zei Malfidus' kille, lijzige stem. 'Probeer je wat bij te verdienen, Wemel? je wilt zeker ook terreinknecht worden als je van school komt dat hutje van Hagrid lijkt waarschijnlijk een paleis, vergeleken met wat je thuis gewend bent.'
Ron sprong op Malfidus af, net toen Sneep de trap opkwam.
'WEMEL!'
Ron liet Malfidus' gewaad los.
'Hij werd uitgedaagd, professor Sneep,' zei Hagrid, die zijn grote, harige gezicht door de takken stak. 'Malfidus beledigde z'n familie.'
'Dat zal best, Hagrid, maar vechten is tegen de regels,' zei Sneep gladjes. 'Vijf punten aftrek voor Griffoendor, Wemel en wees blij dat het niet meer is. Vooruit, doorlopen.'
Malfidus, Korzel en Kwast wrongen zich voldaan grijnzend langs de boom en strooiden naalden in het rond.
'Ik krijg hem nog wel,' zei Ron, die Malfidus knarsetandend nakeek. 'Op een dag neem ik hem te grazen -'
'Ik weet niet aan wie ik een grotere hekel heb,' zei Harry. 'Malfidus of Sneep.'
'Vooruit, kop op, 't is bijna kerst,' zei Hagrid. 'Weet je wat, ga effe mee naar de Grote Zaal. Das echt een plaatje.'
Ze volgden Hagrid en zijn boom naar de Grote Zaal, waar professor Anderling en professor Banning druk bezig waren met de kerstversieringen.
'Ah, Hagrid, de laatste boom zou je hem daar in de hoek willen zetten?'
De zaal zag er schitterend uit. Overal hingen guirlandes van hulst maretak en er stonden niet minder dan twaalf enorme kerstbomen. In sommige fonkelden piepkleine ijspegeltjes en in andere flakkerden honderden kaarsjes.
'Hoeveel dagen nog voor de vakantie begint?' vroeg Hagrid.
'Eentje,' zei Hermelien. 'En dat doet me eraan denken, Harry en Ron we hebben nog een halfuurtje voor het middageten. Eigenlijk zouden we in de bibliotheek moeten zijn.'
'Je hebt gelijk; zei Ron. Hij scheurde zijn blik los van professor Banning, die gouden bellen uit zijn toverstok liet borrelen en die over de takken van de laatste boom drapeerde.
'De bieb?' zei Hagrid, die ook naar buiten ging. 'Op jullie laatste schooldag? Jullie zijn wel fanatiek, h�?'
'O, het is geen schoolwerk; zei Harry opgewekt. 'Maar sinds jij de naam Nicolaas Flamel hebt laten vallen, proberen wij erachter te komen wie dat is.'
'Wat?' zei Hagrid geschokt. 'Hoor es effe ik zei toch dat jullie je d'r niet mee mogen bemoeien? 't Gaat jullie niks an wat die hond bewaakt.'
'We willen alleen weten wie Flamel is,' zei Hermelien.
'Of jij moet dat nu direct zeggen en ons een hoop moeite besparen,' voegde Harry eraan toe. 'We hebben al honderden boeken doorgekeken en kunnen hem nergens vinden. Vooruit, geef eens een hint. Ik weet zeker dat ik zijn naam ergens gelezen heb.'
'Ik zeg niks' zei Hagrid kortaf.
'Dan moeten we het zelf maar uitvissen,' zei Ron. Ze gingen haastig naar de bibliotheek en lieten een humeurige Hagrid achter.
Ze waren inderdaad druk op zoek naar de naam Flamel, sinds Hagrid die er per ongeluk had uitgeflapt. Hoe moesten ze er anders achterkomen wat Sneep probeerde te stelen? Het probleem was dat ze niet wisten waar ze moesten zoeken, omdat ze geen idee hadden waarom Flamel in de boeken vermeld zou kunnen zijn. Hij stond in elk geval niet in Crole Tovenaars van de Twintigste Eeuw of Opmerkelijke Magi�rs van ons Tijdsgewricht en was ook niet te vinden in Belangrijke Moderne Magische Ontdekkingen of Een Overzicht van Recente Ontwikkelingen in de Toverkunst. En daar kwam de omvang van de bibliotheek dan nog eens bij: tienduizenden boeken; duizenden planken; honderden kasten.
Hermelien had een lijst met onderwerpen en titels die ze systematisch naliep, terwijl Ron naar een willekeurige kast ging en lukraak boeken van de planken haalde. Harry slenterde naar de Verboden Afdeling. Hij vroeg zich al een tijdje af of Flamel daar niet te vinden
zou zijn Helaas had je een speciaal, door een leraar ondertekend briefje nodig om een verboden boek in te mogen kijken en hij wist dat hij dat nooit zou krijgen. Die boeken bevatten krachtige Duistere Magie, die nooit werd onderwezen op Zweinstein en alleen werd bestudeerd door oudere leerlingen, die bezig waren met Verweer tegen de Zwarte Kunsten voor Gevorderden.
'Wat zoek je, jongen?'
Niets,' zei Harry.
Madame Rommella, de bibliothecaresse, wuifde met haar plumeau naar hem.
'Dan zou ik maar gaan. Vooruit opgehoepeld!'
Nijdig op zichzelf omdat hij niet wat sneller een smoes had kunnen verzinnen verliet Harry de bibliotheek. Hij, Ron en Hermelien hadden afgesproken om niet aan madame Rommella te vragen waar Flamel te vinden was. Dat zou ze ongetwijfeld weten, maar dan liepen ze het risico dat Sneep erachter kwam wat ze in hun schild voerden
Harry wachtte buiten op de gang, om te horen of de anderen iets gevonden hadden, maar erg hoopvol was hij niet. Ze zochten nu al twee weken, maar hadden slechts af en toe een halfuurtje vrij tussen de lessen en het was niet vreemd dat ze niets gevonden hadden. Ze hadden eigenlijk een lekker lange, ongestoorde speurtocht nodig, zonder op hun vingers gekeken te worden door madame Rommella.
Vijf minuten later kwamen Ron en Hermelien hoofdschuddend naar buiten en gingen ze eten.
'Je blijft toch zoeken als ik weg ben, h�?' zei Hermelien. 'En stuur een uil als je iets vindt.'
'Misschien kan jij thuis vragen of ze weten wie Flamel is,' zei Ron. 'Het is vast wel veilig om dat aan je ouders te vragen.'
'Heel veilig, want ze zijn allebei tandarts,' zei Hermelien.
Zodra het eenmaal vakantie was, hadden Ron en Harry veel te veel lol om nog vaak aan Flamel te denken. Ze hadden de slaapzaal voor zich alleen en de leerlingenkamer was veel leger dan anders, zodat ze de beste stoelen bij de haard konden nemen. Ze zaten uren bij het vuur, aten alles wat ze maar aan een lange vork konden roosteren-brood, krentenbollen, marshmallows en bedachten manieren om Malfidus van school gestuurd te krijgen. Waarschijnlijk zouden die niet werken, maar het was leuk om over te praten.
Ron leerde Harry ook toverschaken. Dat was precies als Dreuzelschaken, alleen leefden de stukken, waardoor het veel leek op soldaten commanderen tijdens een gevecht. Rons schaakspel was oud en haveloos en net als zijn andere spullen een afdankertje van een familielid in dit geval zijn grootvader. Oude schaakstukken waren echter geen nadeel. Ron kende ze zo goed dat ze altijd direct deden wat hij vroeg.
Harry gebruikte schaakstukken die hij van Simon Filister had geleend, maar die hadden geen greintje vertrouwen in hem. Hij speelde nog niet zo best en ze schreeuwden steeds allerlei raadgevingen, wat nogal verwarrend was: 'Stuur me daar niet heen, zie je zijn loper dan niet? Stuur h�m maar, hem kunnen we missen.'
Toen Harry de avond voor Kerstmis naar bed ging, verheugde hij zich wel op veel lekker eten en veel lol, maar verwachtte hij geen cadeautjes. Zodra hij de volgende ochtend zijn ogen opendeed, zag hij echter een stapeltje pakjes aan zijn voeteneinde liggen.
'Vrolijk kerstfeest,' zei Ron slaperig, terwijl Harry haastig uit bed sprong en zijn ochtendjas aantrok.
Jij ook,' zei Harry. 'Moet je zien! Ik heb cadeautjes gekregen!'
'Wat dacht je dan dat je zou krijgen? Suikerbieten?' zei Ron. Hij liep naar zijn eigen stapel, die heel wat groter was dan die van Harry.
Harry maakte eerst het bovenste pakje open, dat in dik bruin papier was verpakt. In grote hanenpoten stond er Voor Harry van Hagrid op. Het bevatte een ruw gesneden houten fluit, die Hagrid duidelijk zelf had gemaakt. Harry blies erop het klonk een beetje als het krassen van een uil.
In een tweede, piepklein pakje zat een briefje.
We nebben je boodschap ontvangen en sluiten je kerstcadeau bij. Oom Herman en tante Petunia. Aan het briefje was met plakband een munt van vijftig pence bevestigd.
'Heel aardig van ze,' zei Harry.
Ron was gefascineerd door de achthoekige munt van vijftig pence.
'Idioot gewoon!' zei hij. 'Die vorm! Is dat geld?'
'Hou maar,' zei Harry, die moest lachen toen hij zag hoe blij Ron was. 'Hagrid, mijn oom en tante wie hebben deze dan gestuurd?'
'Ik denk dat ik weet van wie dit is,' zei Ron, die rood werd en op een groot, bobbelig pak wees. 'Mijn moeder. Ik heb geschreven dat je geen cadeautjes verwachtte en o nee,' kreunde hij. 'Ze heeft een Wemel-trui voor je gebreid.'
Harry scheurde het pak open en zag een dikke, gebreide, smaragdgroene trui en een grote doos zelfgemaakte karamels.
'Ze breit elk jaar een trui voor ons,' zei Ron, die zijn eigen trui uitpakte, 'en de mijne is altijd kastanjebruin.'
'Dat is echt aardig van haar,' zei Harry. Hij proefde een karamel, die heel lekker was.
Zijn volgende pakje bevatte ook snoep een grote doos Chocokikkers van Hermelien.
Er was nog maar ��n pakje over Harry voelde eraan. Het was erg licht. Hij pakte het uit.
Er glibberde iets glads en zilverachtigs op de grond, dat in glanzende plooien bleef liggen. Ron hapte naar adem.
'Daar heb ik over gehoord,' zei hij zacht en hij liet de doos met Smekkies In Alle Smaken die hij van Hermelien had gekregen vallen. 'Als dat is wat ik denk dat het is, dan is het zeldzaam en heel erg kostbaar.'
'Wat is het dan?'
De glimmende, zilverachtige stof voelde wonderlijk aan, als water dat tot textiel was geweven.
'Volgens mij is het een onzichtbaarheidsmantel,' zei Ron vol ontzag. 'Ik weet het trouwens wel zeker pas hem maar eens.'
Harry sloeg de mantel om en Ron slaakte een kreet.
'Ja, zie je wel! Kijk maar omlaag!'
Harry keek naar zijn voeten, maar die waren verdwenen. Hij holde naar de spiegel en inderdaad, alleen zijn hoofd zweefde in de lucht. De rest van zijn lichaam was volkomen onzichtbaar. Hij trok de mantel over zijn hoofd en ook zijn laatste stukje spiegelbeeld verdween.
'Er zit een briefje bij!' zei Ron plotseling. 'Er viel een briefje uit!'
Harry deed de mantel af en pakte het briefje. Het was geschreven in een smal, krullerig handschrift dat hij nog nooit eerder had gezien:
Je vader heeft dit bij mij in bewaring gegeven voor zijn dood. Het wordt tijd dat jij het terugkrijgt. Maak er goed gebruik van. Een Heel Vrolijk Kerstfeest
Het was niet ondertekend. Harry staarde naar het briefje, terwijl Ron de mantel bewonderde.
'Ik zou alles geven voor zo'n ding,' zei hij. 'Alles. Wat is er?'
Niets,' zei Harry. Hij voelde zich heel vreemd. Wie had hem die mantel gestuurd? En was hij werkelijk van zijn vader geweest?
Voor hij iets anders kon zeggen of bedenken, vloog de deur van de slaapzaal open en kwamen Fred en George Wemel binnenstormen. Harry stopte de mantel gauw weg. Hij had nog geen zin om hem met iemand anders te delen.
'Vrolijk kerstfeest!'
'H�, kijk Harry heeft ook een Wemel-trui!'
Fred en George droegen blauwe truien, eentje met een grote F erop en eentje met een G.
'Maar die van Harry is mooier,' zei Fred, die Harry's trui omhoog hield. 'Het is duidelijk dat ze beter haar best doet als je geen familie bent.'
'Waarom heb je jouw trui niet aan, Ron?' vroeg George. 'Vooruit - ze zijn heerlijk warm.'
'Ik haat kastanjebruin,' kreunde Ron, die de trui over zijn hoofd trok.
'Jij hebt geen letter op je trui,' zei George. 'Ze denkt zeker dat jij je eigen naam niet vergeet. Maar wij zijn heus niet stom, hoor we weten best dat we Gred en Forge heten.'
'Wat is dat voor herrie?'
Percy Wemel stak afkeurend zijn hoofd om de deur. Blijkbaar was hij ook bezig geweest zijn cadeautjes uit te pakken, want hij had een dikke, bobbelige trui over zijn arm, die Fred meteen greep.
'De K van Klassenoudste! Vooruit, Percy, trek aan. Wij dragen onze truien ook. Zelfs Harry heeft er een.'
'Ik wil niet -' zei Percy gesmoord, terwijl zijn tweelingbroertjes de trui over zijn hoofd trokken, zodat zijn bril scheef kwam te hangen.
'En je gaat vandaag ook niet bij de andere klassenoudsten zitten,' zei George. 'Kerstmis vier je samen met je familie.'
Ze grepen Percy, die zijn armen niet kon bewegen omdat ze klem zaten onder zijn trui en sleepten hem mee naar buiten.
Harry had nog nooit zo'n kerstmaaltijd gezien. Wel honderd grote, geroosterde kalkoenen, bergen gebakken en gekookte aardappels, schalen vol worstjes, terrines vol erwten met boter, juskommen vol dikke, smakelijke jus en veenbessensaus en om de meter lagen er stapels fantastische, magische knalbonbons. Die waren totaal anders dan de armzalige, Dreuzelige knalbonbons die de Duffelings kochten, met hun gammele stukjes plastic speelgoed en armetierige papieren feestmutsjes. Harry trok met Fred een knalbonbon kapot.
Die gaf niet gewoon een knalletje, maar ging af met een dreun als een kanonslag en hulde iedereen in blauwe rookwolken, terwijl er een admiraalssteek en een stel levende witte muizen uitvielen. Aan de Oppertafel had Perkamentus zijn puntige tovenaarshoed verwisseld voor een papieren bloemetjesmuts en hij grinnikte vrolijk om een grap die professor Banning had verteld.
De kalkoen werd gevolgd door geflambeerde kerstpudding. Percy brak zijn kiezen bijna op een zilveren Sikkel die in zijn stuk was meegebakken en Harry zag Hagrid roder en roder worden terwijl hij meer en meer wijn dronk. Ten slotte kuste hij professor Anderling op haar wang, die tot Harry's verbazing giechelde en bloosde, met haar hoge hoed scheef op haar hoofd.
Toen Harry uiteindelijk opstond van tafel, had hij een hele lading cadeautjes die in de knalbonbons had gezeten, waaronder een zak lichtgevende ballonnen die niet konden klappen, een Kweek-)eEigen-Wrattenset en een splinternieuw toverschaakspel. De witte muizen waren verdwenen en Harry had het akelige gevoel dat die zouden eindigen als kerstmaal van mevrouw Norks.
Harry en de Wemels brachten een heerlijke middag door met een fanatiek sneeuwballengevecht in het park. Koud, nat en buiten adem keerden ze ten slotte terug naar het haardvuur in de leerlingenkamer van Griffoendor, waar Harry zijn nieuwe schaakstukken inwijdde door spectaculair van Ron te verliezen. Hij vermoedde dat hij niet zo ingemaakt zou zijn als Percy hem wat minder goedbedoelde raad had gegeven.
Na het avondeten, dat bestond uit broodjes kalkoen, cake, pudding en kersttaart, was iedereen zo vol en slaperig dat eigenlijk niemand nog iets wilde doen, behalve kijken hoe Percy Fred en George achterna zat door de toren omdat ze zijn klassenoudstespeld hadden gestolen.
Het was Harry's allerbeste kerstfeest geweest, maar toch had er de hele dag iets aan hem geknaagd. Pas toen hij in bed stapte, besefte hij wat dat was: de onzichtbaarheidsmantel en wie die gestuurd had.
Ron, die propvol kalkoen en taart zat en niet geplaagd werd door mysteries, viel vrijwel direct nadat hij de gordijnen van zijn hemelbed had dichtgedaan in slaap. Harry boog zich over de rand van zijn bed en haalde de onzichtbaarheidsmantel te voorschijn.
Zijn vader... hij was van zijn vader geweest. Hij liet de stof door zijn vingers glijden, gladder dan zijde en zo licht als lucht. Maak er goed gebruik van, had er in het briefje gestaan.
Hij moest hem uitproberen, nu meteen. Hij glipte uit bed en sloeg de mantel om. Toen hij naar zijn benen keek, zag hij alleen maanlicht en schaduwen. Dat was een heel raar gevoel.
Maak er goed gebruik van.
Plotseling was Harry klaarwakker. Heel Zweinstein lag voor hem open als hij die mantel droeg. Hij voelde een golf van opwinding terwijl hij daar stond, in duisternis en stilte. Hij kon gaan en staan waar hij wilde, zonder dat Vilder ook maar iets zou merken.
Ron kreunde even in zijn slaap. Harry vroeg zich af of hij hem wakker moest maken, maar iets weerhield hem. Zijn vaders mantel hij had het gevoel dat hij die deze keer de eerste keer alleen wilde gebruiken.
Hij sloop de trap af, stak de leerlingenkamer over en klom door het portretgat.
'Wie is daar?' piepte de Dikke Dame. Harry zei niets, maar liep snel de gang uit.
Waar zou hij heen gaan? Hij bleef met bonkend hart staan en dacht na. Plotseling schoot het hem te binnen: de Verboden Afdeling van de bibliotheek. Hij kon nu lezen zolang hij wilde, zolang hij maar nodig had om erachter te komen wie Flamel was. Hij sloeg de onzichtbaarheidsmantel om zich heen en ging op pad.
Het was aardedonker en griezelig in de bibliotheek. Harry pakte een lamp, om te kunnen zien waar hij liep. Het was net alsof de lamp zweefde en hoewel Harry voelde dat zijn arm hem ondersteunde, kreeg hij er toch koude rillingen van.
De Verboden Afdeling bevond zich helemaal achter in de bibliotheek. Harry stapte voorzichtig over het touw dat hem van de rest van de bieb scheidde en hield zijn lamp omhoog, om de titels te kunnen lezen.
Daar werd hij niet veel wijzer van. De bladderende, vale gouden letters op de ruggen spelden woorden in talen die Harry niet begreep. Sommige boeken hadden helemaal geen titel en op ��n boek zat een donkere vlek die akelig veel op bloed leek. Harry's nekharen gingen overeind staan. Misschien was het verbeelding, maar hij dacht dat er een zacht gefluister opsteeg uit de boeken, alsof ze wisten dat er een indringer was.
Hij moest ergens beginnen. Voorzichtig zette hij de lamp op de grond en keek of hij op de onderste plank iets interessants zag. Zijn oog viel op een groot, zwartzilveren boek. Hij haalde het er met moeite tussenuit, want het was loodzwaar, legde het op zijn knie en liet het openvallen.
Een doordringend, bloedstollend gekrijs verscheurde de stilte het boek gilde! Harry sloeg het met een klap dicht, maar het gegil ging door, ononderbroken, snerpend en oorverdovend. Hij struikelde paniekerig achteruit en stootte de lamp om, die meteen uitging. Hij hoorde voetstappen op de gang snel propte hij het krijsende boek terug tussen de andere en zette het op een lopen. Hij passeerde Vilder bijna in de deuropening; zijn bleke, verwilderde ogen keken dwars door hem heen. Harry dook onder zijn uitgestrekte arm door en sprintte de gang uit, terwijl het gekrijs van het boek nagalmde in zijn oren.
Bij een groot harnas bleef hij staan. Hij had zo graag uit de bibliotheek willen ontsnappen dat hij niet had gekeken waar hij heen ging. Misschien kwam het omdat het zo donker was, maar hij herkende de plek waar hij nu was totaal niet. Hij wist dat er een harnas in de buurt van de keukens stond, maar hij moest minstens vijf verdiepingen hoger zijn.
'U vroeg of ik u direct wilde waarschuwen als er iemand 's nachts rondsloop, professor. Daarnet is er iemand in de bibliotheek geweest op de Verboden Afdeling.'
Harry voelde het bloed uit zijn gezicht wegtrekken. Hij wist niet waar hij was, maar Vilder had blijkbaar een kortere weg genomen, want zijn zachte, onderdanige stem klonk heel dichtbij en tot Harry's afschuw was het Sneep die antwoord gaf.
'De Verboden Afdeling, h�? Nou, dan kunnen ze niet ver zijn. Die vinden we wel.' i
Harry stond aan de grond genageld terwijl Vilder en Sneep ietsje verderop de hoekom kwamen. Ze konden hem natuurlijk niet zien, maar het was een smalle gang en als ze nog dichterbij kwamen, zouden ze tegen hem opbotsen ondanks die mantel was hij nog steeds van vlees en bloed.
Hij schuifelde zo geruisloos mogelijk achteruit. Links van hem stond een deur op een kier en dat was zijn enige kans. Met ingehouden adem wrong hij zich door de opening en probeerde de deur niet te laten bewegen. Tot zijn opluchting wist hij naar binnen te Slippen zonder dat ze iets merkten: ze liepen voorbij en Harry leunde diep ademend tegen de muur en luisterde naar hun wegstervende voetstappen. Dat had weinig gescheeld, h��l weinig. Het duurde een paar seconden voor hij in staat was om de kamer in zich op te nemen.
Zo te zien bevond hij zich in een ongebruikt klaslokaal. Tegen de muren zag hij de donkere omtrekken van opgestapelde stoelen en lessenaars en een omgekeerde prullenbak maar recht tegenover hem, tegen de muur, stond iets wat daar niet thuishoorde, iets wat blijkbaar was neergezet door iemand die het uit de weg wilde hebben.
Het was een schitterende spiegel, zo hoog als het plafond, met een rijkversierde gouden lijst en twee klauwpoten. Aan de bovenkant van de lijst was een spreuk uitgesneden: Neregeb jiz law ra anmeiz nesnem tawi einno otki.
Harry's paniek verdween nu hij Vilder en Sneep niet meer hoorde en hij liep naar de spiegel. Hij wilde zichzelf opnieuw bekijken en niets zien. Hij ging voor de spiegel staan.
Hij moest zijn handen tegen zijn mond drukken om niet te gillen. Bliksemsnel draaide hij zich om, met een hart dat nog veel harder bonkte dan toen het boek gegild had want hij had niet alleen zichzelf gezien, maar ook een hele groep mensen, die vlak achter hem stond.
Er was niemand in de kamer. Langzaam maar snel ademend keek hij weer in de spiegel.
Daar was zijn spiegelbeeld, doodsbleek en bang en vlak achter hem stonden minstens tien mensen. Harry keek over zijn schoudermaar zag nog steeds niemand. Waren die anderen ook onzichtbaar? Was hij in een kamer vol onzichtbare mensen en was het bijzondere van die spiegel dat hij ze toch kon zien?
Hij keek opnieuw. Vlak achter hem stond een vrouw, die glimlachte en zwaaide. Hij stak zijn hand uit en voelde achter zich. Hun spiegelbeelden stonden zo dicht bij elkaar dat hij haar gevoeld zou hebben als ze er werkelijk was geweest, maar hij voelde alleen lucht zij en die anderen bestonden alleen in de spiegel.
Het was een heel knappe vrouw. Ze had donkerrood haar en haar ogen haar ogen zijn net de mijne, dacht Harry, die nog iets dichter naar het glas schuifelde. Felgroen en met precies dezelfde vorm maar toen zag hij dat ze huilde; ze lachte, maar huilde tegelijk. Naast haar stond een lange, magere man, die zijn arm om haar heen sloeg. Hij droeg een bril en had verward zwart haar, dat aan de achterkant in pieken omhoogstak, net als dat van Harry.
Harry stond nu zo dicht bij de spiegel dat zijn neus bijna tegen het glas kwam.
'Ma?' fluisterde hij. 'Pa?'
Ze keken hem alleen maar glimlachend aan. Langzaam bekeek Harry de gezichten van de andere mensen in de spiegel en zag nog meer groene ogen, andere neuzen die op de zijne leken en zelfs een oud mannetje dat zo te zien Harry's knobbelknie�n had. Voor het eerst in zijn leven zag Harry zijn familie.
De Potters lachten en zwaaiden en Harry staarde gretig, met zijn handen tegen het glas gedrukt, alsof hij hoopte dat hij er doorheen zou vallen, zodat hij bij hen kon zijn. Hij voelde een overweldigende, pijnlijke emotie, half vreugde en half snijdend verdriet.
Hij wist niet hoe lang hij daar bleef staan. De spiegelbeelden vervaagden niet en hij staarde en staarde tot hij uiteindelijk in de verte een geluid hoorde en uit zijn trance ontwaakte. Hij kon daar niet eeuwig blijven; hij moest de weg naar de slaapzaal terug zien te vinden. Hij scheurde zijn blik los van het gezicht van zijn moeder, fluisterde: 'Ik kom terug,' en ging haastig naar buiten.
'Je had me wel wakker kunnen maken,' zei Ron gepikeerd.
'Je kunt vanavond mee. Ik ga opnieuw. Ik wil je die spiegel laten zien.'
'Ik zou je vader en moeder graag zien,' zei Ron gretig. 'E
n ik wil al jouw familie zien, alle Wemels. Je andere broers en zo.'
'Die kun je zien wanneer je wilt,' zei Ron. 'Dan hoef je van de zomer alleen maar bij ons te komen logeren. En misschien kun je er trouwens uitsluitend dode mensen in zien. lammer trouwens dat je Flamel niet hebt gevonden. Vooruit, neem ook wat spek. Waarom eet je niets?'
Harry kon geen hap door zijn keel krijgen. Hij had zijn ouders gezien en zou ze vanavond opnieuw zien. Flamel was hij al bijna vergeten. Het leek ook niet belangrijk meer. Wat kon het hem schelen wat die driekoppige hond bewaakte? Wat kon het hem eigenlijk schelen of Sneep het inpikte of niet?
'Voel je je wel goed?' zei Ron. Je ziet er een beetje raar uit.'
Harry was vreselijk bang dat hij de kamer met de spiegel niet zou unnen terugvinden. Met Ron ook in zijn mantel gewikkeld ging het eJ wat langzamer. Ze probeerden Harry's route vanuit de biblioe* opnieuw te volgen en zwierven bijna een uur door de donkere gangen.
'Ik bevries zowat,' zei Ron. 'Laten we teruggaan.'
'Nee!' siste Harry. 'Het moet hier ergens zijn.'
Ze passeerden de geest van een lange heks, die de andere kant uitzweefde, maar kwamen verder niemand tegen. Net toen Ron begon te klagen dat zijn voeten bevroren waren, zag Harry het grote harnas.
'Hier is het - hierzo ja!'
Ze duwden de deur open. Harry liet de mantel van zijn schouders glijden en rende naar de spiegel.
Ze waren er weer! Zijn vader en moeder glimlachten breed toen ze hem zagen.
'Zie je wel?' fluisterde Harry.
'Ik zie niks.'
'Kijk! Moet je ze zien... het zijn er een heleboel...' 'Ik zie alleen jou.'
'Kijk dan goed. Vooruit, ga hier staan.'
Harry stapte opzij, maar toen Ron voor de spiegel stond, kon hij zijn familie niet meer zien, alleen Ron in zijn gestreepte pyjama. Ron staarde gefascineerd naar zijn spiegelbeeld. 'Moet je mij zien!' zei hij. 'Zie jij ook je hele familie?'
'Nee ik ben alleen maar ik ben anders ik zie er ouder uit en ik ben hoofdmonitor!'
'Wat?'
'Ik - ik heb een speld op, net als Bill vroeger en ik heb de afdelingsbeker in mijn hand en de Zwerkbalcup en ik ben aanvoerder van het Zwerkbalteam!'
Ron wendde zijn blik even van dat opwindende tafereel af en keek Harry opgewonden aan.
'Denk je dat die spiegel de toekomst laat zien?'
'Hoe kan dat nou? Mijn hele familie is dood - laat mij nog eens kijken -'
'Jij hebt hem gisteren de hele avond voor jezelf gehad. Laat mij nou ook even.'
'Jij houdt alleen de Zwerkbalcup vast. Wat is daar zo interessant aan? Ik wil mijn ouders zien.'
'Niet duwen -'
Hun discussie werd afgekapt door een geluid op de gang. Ze hadden niet beseft hoe hard ze praatten. 'Vlug!'
Ron gooide de mantel over hen heen, precies op het moment dat de lichtgevende ogen van mevrouw Norks om de deur keken Ron en Harry bleven stokstijf staan en dachten allebei precies hetzelfde - werkte die mantel ook bij katten? Na wat wel een eeuwigheid leek, draaide ze zich om en ging weer weg.
'Dit wordt link - misschien gaat ze Vilder halen. Ik wil wedden dat ze ons gehoord heeft. Kom op.'
Ron sleepte Harry mee naar buiten.
De volgende ochtend was de sneeuw nog steeds niet gesmolten. 'Wil je een potje schaken, Harry?' vroeg Ron.
'Nee.'
'Zullen we bij Hagrid langsgaan?'
'Nee... ga jij maar...'
'Ik weet waar je aan denkt. Harry. Aan die spiegel. Ga vanavond niet.'
'Waarom niet?'
'Ik weet niet. Ik heb een slecht voorgevoel en bovendien ben je al te vaak op het nippertje ontsnapt. Vilder, Sneep en mevrouw Norks sluipen daar ook rond. Misschien kunnen ze je niet zien, maar wat dan nog? Stel dat ze tegen je opbotsen? Of dat je zelf iets omstoot?'
'Je lijkt Hermelien wel.'
'Ik meen het, Harry. Ga niet.'
Maar Harry had slechts ��n wens en dat was opnieuw voor die spiegel staan. Rons bezwaren zouden hem heus niet tegenhouden.
De derde avond vond hij de kamer heel wat sneller dan eerst. Hij liep zelfs zo snel dat hij meer geluid maakte dan verstandig was, maar hij kwam niemand tegen.
En daar stonden zijn vader en moeder weer te lachen en een van zijn opa's knikte blij. Harry ging voor de spiegel op de grond zitten. Niets kon hem ervan weerhouden om de hele nacht bij zijn familie te blijven. Helemaal niets.
Behalve -
'Zo weer terug, Harry?'
Harry had het gevoel dat zijn binnenste in ijs was veranderd. Hij keek om. Op een van de lessenaars tegen de muur zat niemand minder dan Albus Perkamentus. Harry moest regelrecht langs hem heen ziin gelopen, maar hij had zo graag in de spiegel willen kijken dat hij hem niet eens gezien had.
'Ik - ik zag u niet, meneer.'
'Merkwaardig hoe bijziend je wordt van onzichtbaar zijn,' zei Perkamentus en tot Harry's opluchting glimlachte hij.
'Zo,' zei Perkamentus, die zich van de lessenaar liet glijden en naast Harry op de grond ging zitten. 'Dus net als honderden anderen heb je de verlokkingen van de Spiegel van Neregeb ontdekt.'
'Ik wist niet dat hij zo heette, meneer.'
'Maar je beseft inmiddels wel wat hij doet?'
'Hij - nou ik zie mijn familie -'
'En je vriend Ron zag zichzelf als hoofdmonitor.'
'Hoe weet u dat?'
'Ik heb geen mantel nodig om onzichtbaar te zijn,' zei Perkamentus vriendelijk. 'Snap je nu wat de Spiegel laat zien?' Harry schudde zijn hoofd.
'Ik zal het uitleggen. De gelukkigste man ter wereld zou de Spiegel van Neregeb kunnen gebruiken als een normale spiegel. Met andere woorden: hij zou zichzelf precies zo zien als hij was. Begrijp je het nu?'
Harry dacht na en zei toen langzaam: 'Hij laat zien wat we willen... alles wat we willen...'
'Ja en nee,' zei Perkamentus. 'Hij toont onze diepste, meest brandende verlangens, niets meer, niets minder. Jij hebt nooit familie gehad en ziet al je verwanten om je heen. Ronald Wemel is altijd overschaduwd door zijn broers en ziet zichzelf eenzaam aan de top staan, de beste van allemaal. Toch biedt deze spiegel ons geen kennis en ook geen waarheid. Er zijn mensen voor weggekwijnd, betoverd door wat ze zagen, en anderen zijn krankzinnig-geworden, omdat ze niet wisten of wat ze zagen echt of zelfs maar mogelijk was.
Morgen verhuist de Spiegel naar een nieuw onderkomen en ik vraag je om er niet meer naar op zoek te gaan, Harry. Mocht je hem onverhoopt nog eens tegenkomen, dan weet je wat je kunt verwachten. Het is niet goed om je te laten begoochelen door dromen en te vergeten om te leven. En nu zou ik die fraaie mantel maar weer omdoen en naar bed gaan, als ik jou was.'
Harry stond op.
'Meneer professor Perkamentus? Mag ik u iets vragen?'
'Dat heb je zojuist gedaan,' zei Perkamentus glimlachend. 'Maar je mag nog ��n extra vraag stellen.'
'Wat ziet u als u in die spiegel kijkt?'
'Ik? Ik zie gewoon mezelf, met een paar dikke, wollen sokken in mijn hand.'
Harry gaapte hem aan.
'Een mens kan nooit genoeg sokken hebben,' zei Perkamentus. 'Kerstmis is weer voorbij en ik heb niet ��n paar gekregen. Iedereen geeft me altijd maar boeken.'
Pas toen hij weer in bed lag, besefte Harry dat Perkamentus mischien niet helemaal de waarheid had gesproken. Maar het was dan ook een vrij persoonlijke vraag geweest, dacht hij terwijl hij Schurfie van zijn kussen duwde.
Hoofdstuk 13
NICOLAAS FLAMEL
Perkamentus had Harry overtuigd dat hij niet opnieuw op zoek moest gaan naar de Spiegel van Neregeb en de rest van de kerstvakantie bleef de onzichtbaarheidsmantel keurig opgevouwen in zijn hutkoffer liggen. Kon Harry wat hij in de spiegel had gezien maar net zo makkelijk van zich af zetten, maar dat was onmogelijk. Hij kreeg last van nachtmerries. Keer op keer droomde hij dat zijn ouders verdwenen in een groene lichtflits, terwijl een hoge stem kakelend lachte.
'Zie je wel? Perkamentus heeft gelijk. Je kan inderdaad gek worden door die spiegel,' zei Ron, toen Harry hem over zijn dromen vertelde.
Hermelien, die op de laatste vakantiedag terugkwam, dacht daar heel anders over. Aan de ene kant was ze ontzet omdat Harry drie nachten achter elkaar door de school had gezworven ('Stel dat Vilder je had betrapt!' en aan de andere kant was ze teleurgesteld omdat hij er niet achter was gekomen wie Nicolaas Flamel was.
Ze hadden de hoop om Flamel ooit nog eens in een bibliotheekboek tegen te komen al bijna opgegeven, ook al was-Harry ervan overtuigd dat hij zijn naam ergens gelezen had. Zodra de school begon, moesten ze weer genoegen nemen met tien minuten boeken doorbladeren in de pauze. Harry had nog minder tijd dan de anderen, omdat de Zwerkbaltraining weer was begonnen.
Plank beulde zijn ploeg nog erger af dan eerst. Zelfs de onophoudelijk neergutsende regen, die de sneeuw had verdreven, kon zijn enthousiasme niet bekoelen. De Wemels klaagden dat hij een echte slavendrijver was, maar Harry was het met Plank eens. Als ze de wedstrijd tegen Huffelpuf wonnen, zouden ze voor het eerst in zeven jaar boven Zwadderich staan. Nog afgezien van het feit dat hij graag wilde winnen, merkte Harry ook dat hij minder last van nachtmerries had als hij uitgeput was na een zware training.
Tijdens een uitzonderlijk natte en modderige training had Plank een vervelend nieuwtje voor zijn ploeg. Hij was net woest geworden op de Wemels, die duikbommenwerpertje speelden en deden alsof ze van hun bezems vielen.
'Hou op met dat gedonder!' schreeuwde hij. 'Dat is nou precies wat ons de wedstrijd kan kosten! Sneep fluit en die popelt vast om punten af te trekken van Griffoendor!'
Toen hij dat hoorde, viel George Wemel echt van zijn bezem.
'Is Sneep scheidsrechter?' sputterde hij met zijn mond vol modder. 'Heeft hij ooit eerder een Zwerkbalwedstrijd gefloten? Ik denk niet dat hij erg onpartijdig zal zijn als hij bang is dat we Zwadderich inhalen.'
De andere spelers landden naast George om ook hun beklag te doen.
'Ik kan het ook niet helpen," zei Plank. 'We moeten gewoon zorgen dat we geen overtredingen maken en Sneep geen aanleiding geven om ons te grazen te nemen.'
Dat was leuk en aardig, dacht Harry, maar hij had nog een andere reden om niet in de buurt van Sneep te willen zijn als hij Zwerkbal speelde...
Na de training bleef de rest van het team nog even napraten, zoals gewoonlijk, maar Harry ging regelrecht naar de leerlingenkamer van Griffoendor, waar Ron en Hermelien zaten te schaken. Schaken was het enige waarbij Hermelien af en toe verloor en dat vonden Ron en Harry heel goed voor haar.
'Even niks zeggen,' zei Ron toen Harry naast hem ging zitten. 'Ik moet me concen -' Hij zag Harry's gezicht. 'Wat heb je? Je ziet er vreselijk uit.'
Zachtjes, zodat de anderen het niet zouden horen, vertelde Harry over Sneeps plotselinge en sinistere verlangen om een Zwerkbalwedstrijd te fluiten.
'Speel dan niet,' zei Hermelien.
'Zeg dat je ziek bent,' zei Ron.
'Doe alsof je je been hebt gebroken,' suggereerde Hermelien.
'Breek je been echt,' zei Ron.
'Dat kan niet,' zei Harry. 'We hebben geen reserve-Zoeker. Als ik me terugtrek, kan Griffoendor niet spelen.'
Op dat moment smakte Marcel op de vloer van de leerlingenkamer. Het was een raadsel hoe hij door het portretgat had kunnen klimmen, want zijn benen waren aan elkaar gekleefd, zo te zien met behulp van de Vloek van Beentjeplak. Hij moest helemaal naar de foren van Griffoendor zijn gehopt.
Iedereen rolde over de grond van het lachen, behalve Hermelien, die gauw de tegenvloek uitsprak. Marcels benen schoten los en hij krabbelde overeind.
'Wat is er gebeurd?' vroeg Hermelien, die hem naast Harry en Ron neerpootte.
'Malfidus,' zei Marcel trillerig. 'Ik kwam hem tegen bij de bieb. Hij zei dat hij iemand zocht om op te oefenen.'
'Ga naar professor Anderling!' drong Hermelien aan. 'Ga klagen!'
Marcel schudde zijn hoofd.
'Ik wil niet nog meer problemen,' mompelde hij.
'Je moet van je afbijten, Marcel!' zei Ron. 'Hij is eraan gewend om over mensen te lopen, maar dat is nog geen reden om braaf te gaan liggen en het hem gemakkelijk te maken.'
'Je hoeft me heus niet te vertellen dat ik niet dapper genoeg ben voor Griffoendor. Dat heeft Malfidus al gedaan,' zei Marcel gesmoord.
Harry haalde een Chocokikker uit zijn zak, de allerlaatste uit de doos die Hermelien hem voor Kerstmis had gegeven. Hij gaf hem aan Marcel, die zo te zien op het punt stond om in tranen uit te barsten.
'Jij bent twaalf Malfidussen waard, Marcel,' zei Harry. 'De Sorteerhoed heeft je toch bij Griffoendor ingedeeld? En waar zit Malfidus? Bij dat smerige Zwadderich.'
Marcel glimlachte flauwtjes terwijl hij de kikker uitpakte.
'Bedankt, Harry... ik denk dat ik maar naar bed ga... wil jij het plaatje? Je spaart ze toch?'
Marcel sjokte weg en Harry keek naar het kaartje met Beroemde Tovenaars.
'Alweer Perkamentus,' zei hij. 'Dat was het allereerste plaatje dat
ik - '
Hij snakte naar adem, staarde naar de achterkant van het kaartje en keek toen naar Ron en Hermelien.
'Ik heb hem gevonden!.' fluisterde hij. 'Ik heb Flamel gevonden! Ik zei toch dat ik die naam ergens had gelezen? Dat was in de trein, op weg naar Zweinstein. Luister maar: "Professor Perkamentus is vooral beroemd door het verslaan van de duistere magi�r Grindelwald in 1945, door zijn ontdekking van de twaalf verschillende toepassingen van drakenbloed en door zijn onderzoek op het gebied van de alchemie met zijn partner Nicolaas Flamel"'.'
Hermelien sprong overeind. Ze was niet meer zo opgewonden geweest sinds ze hun cijfers hadden gekregen voor hun allereerste proefwerk.
'Blijf hier!' zei ze en ze sprintte naar de meisiesslaapzaal. Harry en Ron hadden nauwelijks tijd om elkaar verbaasd aan te kijken voor ze alweer terugkwam, met een enorm oud boek in haar armen.
' Ik heb er nooit aan gedacht om hierin te zoeken!' fluisterde ze. 'Ik heb het weken geleden uit de bieb gehaald, omdat ik iets luchtigs wilde lezen.'
'Iets luchtigs?' zei Ron, maar Hermelien zei dat hij zijn mond moest houden omdat ze iets wilde opzoeken. Opgewonden mompelend begon ze te bladeren.
Uiteindelijk vond ze wat ze zocht.
'Ik wist het! Ik wist het!'
'Mogen we nu iets zeggen?' vroeg Ron knorrig, maar Hermelien negeerde hem.
'Nicolaas Flamel,' fluisterde ze dramatisch, 'is de enige bekende maker van de Steen der Wijzen!'
Dat had niet het effect waarop ze gehoopt had. 'De Steen der wat?' zeiden Harry en Ron.
'Allemachtig! Lezen jullie echt nooit iets? Hier, kijk dan daar.' Ze schoof het boek naar hen toe en Harry en Ron lazen:
De aloude studie der alchemie houdt zich voornamelijk bezig met het vervaardigen van de Steen der Wijzen, een legendarische substantie met verbluffende eigenschappen. De Steen verandert ieder metaal in zuiver goud en produceert het Levenselixer, dat de drinker onsterfelijk maakt.
In de loop der eeuwen is veel gezegd en geschreven over de Steen der Wijzen, maar de enige Steen die momenteel beslaat is in het bezit van de heer Nicolaas Flamel, de befaamde alchemist en operaliefhebber. Meneer Flamel, die vorig jaar zijn 665-ste verjaardag vierde, leidt een teruggetrokken bestaan in Devon met zijn vrouw Perenelle (658).
'Zie je wel?' zei Hermelien toen Harry en Ron waren uitgelezen. 'Die hond bewaakt de Steen der Wijzen! Ik wil wedden dat Flamel aan Perkamentus heeft gevraagd om erop te passen, omdat ze vrienden zijn en hij wist dat iemand het op die Steen gemunt had. Daarom is hij weggehaald bij Goudgrijp!'
'Een steen die goud maakt en waar je onsterfelijk van wordt!' zei Harry. 'Geen wonder dat Sneep hem zo graag wil hebben! Wie zou dat niet willen?'
'En geen wonder dat we Flamel niet konden vinden in dat Overzicht van Recente Ontwikkelingen in de Toverkunst,' zei Ron. 'Iemand van 665 kun je moeilijk recent noemen, nietwaar?'
De volgende ochtend, toen ze tijdens hun les in Verweer tegen de Zwarte Kunsten aantekeningen maakten over de verschillende behandelingen van weerwolf beten, hadden Harry en Ron het er nog steeds over wat ze zouden doen als ze zelf een Steen der Wijzen hadden. Pas toen Ron zei dat hij zijn eigen Zwerkbalteam zou kopen, dacht Harry weer aan Sneep en de komende wedstrijd.
'Ik ga wel spelen,' zei hij tegen Ron en Hermelien. 'Als ik dat niet doe, denken de Zwadderaars nog dat ik bang ben voor Sneep. Ik zal ze wat laten zien... als we winnen, vegen we die zelfvoldane grijns van hun smoel.'
'Als we jou maar niet hoeven op te vegen,' zei Hermelien.
Naarmate de wedstrijd naderde werd Harry steeds zenuwachtiger, ook al hield hij zich groot tegenover Ron en Hermelien. De rest van het team was ook niet echt kalm. De gedachte dat ze misschien voor het eerst in zeven jaar Zwadderich zouden inhalen op de ranglijst was geweldig, maar zouden ze wel een eerlijke kans krijgen met zo'n partijdige scheidsrechter?
Harry wist niet of het verbeelding was, maar het leek alsof hij Sneep overal tegen het lijf liep. Soms dacht hij zelfs dat Sneep hem volgde en hem stiekem ergens op probeerde te betrappen. De Toverdrankles was een wekelijkse marteling geworden,zo hatelijk deed Sneep tegen Harry. Was hij er op de een of andere manier achter gekomen dat ze wisten van de Steen der Wijzen? Dat leek Harry onmogelijk maar af en toe had hij het afschuwelijke gevoel dat Sneep gedachten kon lezen.
Toen Ron en Hermelien hem de volgende middag veel succes wensten bij de deur van de kleedkamer, wist Harry dat ze zich afvroegen of ze hem nog levend terug zouden zien, wat niet bepaald geruststellend was. Harry hoorde bijna geen woord van Planks peptalk terwijl hij zijn Zwerkbalgewaad aantrok en zijn Nimbus 2000 pakte.
Intussen zochten Ron en Hermelien een plaatsje op de tribune, naast Marcel die niet snapte waarom ze zo grimmig en ongerust keken of waarom ze hun toverstok hadden meegenomen. Zelfs Harry
wist niet dat Ron en Hermelien heimelijk de Vloek van Beentjeplak hadden geoefend. Ze waren op dat idee gekomen doordat Malfidus die vloek had gebruikt tegen Marcel en ze waren klaar om hem in te zetten tegen Sneep, zodra het ernaar uitzag dat hij Harry iets wilde doen.
'Denk eraan, de spreuk is Locomotor Mortis,' mompelde Hermelien tegen Ron, die zijn toverstok verborg in zijn mouw.
'Weel ik,' snauwde Ron. 'Zeur niet zo.'
In de kleedkamer had Plank Harry even apart genomen.
'Ik wil je niet nog meer onder druk zetten, Potter, maar als het ooit belangrijk is geweest om de Snaai vroeg buit te maken, is het nu wel. Beslis de wedstrijd voor Sneep Huffelpuf al te erg voor kan trekken.'
'Zo'n beetje de hele school zit in het stadion!' zei Fred Wemel die even om de deur keek. 'Zelfs - jeetje - zelfs Perkamentus is er!'
Harry's hart sprong op.
'Perkamentus?' zei hij en hij holde naar de deur om zelf te kijken. Fred had gelijk. Die zilverkleurige baard zou je uit duizenden herkennen.
Harry had zin om hardop te lachen, zo opgelucht was hij. Hij was veilig. Sneep zou nooit iets durven doen als Perkamentus op de tribune zat.
Misschien keek Sneep daarom wel zo nijdig toen de teams het veld opkwamen. Dat zag Ron ook.
'Ik heb Sneep nog nooit zo vals zien kijken,' zei hij tegen Hermelien. 'Kijk ze zijn begonnen. Auw!'
Ron was door iemand tegen zijn achterhoofd geschopt. Door Malfidus.
'O, sorry, Wemel. Ik zag je niet.'
Malfidus grijnsde breed tegen Korzel en Kwast.
'Hoe lang zou Potter deze keer op zijn bezem blijven zitten? Wil iemand wedden? Jij misschien, Wemel?'
Ron gaf geen antwoord; Sneep had Huffelpuf net een strafschot toegekend omdat George Wemel een Beuker in zijn richting had geslagen. Hermelien, die met haar handen op haar schoot als een razende zat te duimen, staarde strak naar Harry, die als een havik boven de andere spelers rondcirkelde, op zoek naar de Snaai.
'Weet je hoe ze spelers kiezen bij Griffoendor?' zei Malfidus een Paar minuten later luid, toen Sneep opnieuw zonder enige aanleiding een strafschot gaf aan Huffelpuf. 'Ze nemen alleen mensen met wie ze medelijden hebben. Kijk maar: Potter heeft geen ouders, de Wemels hebben geen geld - jij zou eigenlijk ook in het team moeten zitten, Lubbermans. Tenslotte heb jij geen hersens.'
Marcel werd vuurrood. Hij draaide zich om en keek Malfidus aan.
'Ik ben twaalf van jouw soort waard, Malfidus,' stotterde hij.
Malfidus, Korzel en Kwast bulderden van het lachen, maar Ron, die zijn blik nog steeds niet durfde af te wenden van het spel, zei: 'Goed zo, Marcel. Bijt van je af.'
'Lubbermans, als hersens goud waren zou je nog armer zijn dan Wemel en dat wil wat zeggen.'
Rons zenuwen waren al tot het uiterste gespannen omdat hij zo ongerust was over Harry.
'Ik waarschuw je, Malfidus nog ��n woord -'
'Ron!' zei Hermelien plotseling. 'Harry!'
'Wat? Waar?'
Harry maakte plotseling een spectaculaire duik. De toeschouwers juichten en snakten naar adem. Hermelien stond op, met haar vingers in haar mond, terwijl Harry als een kogel op de grond afsuisde.
'Je boft, Wemel. Ik geloof dat Potter geld heeft zien liggen!' zei Malfidus.
Ron verloor zijn zelfbeheersing. Voor Malfidus wist wat er gebeurde, was Ron op hem afgesprongen en had hem op de grond gegooid. Marcel aarzelde even, maar klom toen over de rugleuning van zijn stoeltje om te helpen.
'Vooruit, Harry!' gilde Hermelien, die op haar eigen stoeltje sprong terwijl Harry recht op Sneep afschoot. Ze merkte niet eens dat Malfidus en Ron onder haar stoel rolden en hoorde niets van de kreten en klappen van Marcel, Korzel en Kwast, die alleen nog uit een kluwen maaiende vuisten leken te bestaan.
Hoog in de lucht keerde Sneep net op tijd zijn bezemsteel om iets roods langs te zien schieten, dat hem op een haar na miste en een tel later be�indigde Harry zijn duikvlucht en trok zijn bezem recht, met de Snaai triomfantelijk in zijn opgestoken hand.
Er ging een oorverdovend gejuich over de tribunes; dat moest een record zijn. Niemand kon zich herinneren dat de Snaai ooit zo snel was buitgemaakt.
'Ron! Ron! Waar ben je? De wedstrijd is afgelopen! Harry heeft gewonnen! Wij hebben gewonnen! Griffoendor gaat aan de leiding! krijste Hermelien, die op en neer danste op haar stoel en Parvati Patil omhelsde, die een rij lager zat.
Harry sprong een halve meter boven de grond van zijn bezem. Hij kon het gewoon niet geloven. Het was hem gelukt de wedstrijd was afgelopen en had nauwelijks vijf minuten geduurd. De Griffoendors bestormden het veld en Sneep landde naast hem, met een doodsbleek gezicht en een strakke mond. Opeens voelde Harry een hand op ziin schouder. Hij keek in Perkamentus' glimlachende gezicht.
'Goed zo,' zei Perkamentus zacht, zodat alleen Harry hem kon verstaan. 'Ik ben blij dat je niet te veel hebt gepiekerd over die spiegel - je bent druk bezig geweest... uitstekend...'
Sneep spuwde verbitterd op de grond.
Een tijdje later verliet Harry in zijn eentje de kleedkamer om de Nimbus 2000 terug te brengen naar de bezemstalling. Hij kon zich niet herinneren dat hij zich ooit zo gelukkig had gevoeld. Hij had iets gedaan waar hij trots op kon zijn niemand kon nu nog beweren dat hij alleen een beroemde naam had. De avondlucht had nog nooit zo lekker geroken. Hij liep over het vochtige gras en herbeleefde het afgelopen uur. Het was allemaal ��n groot, gelukzalig waas: aanstormende Griffoendors die hem op de schouders namen; Ron en Hermelien die in de verte op en neer sprongen; Ron die luid juichte ondanks zijn bloedneus.
Harry kwam bij de stalling. Hij leunde tegen de houten deur en keek naar Zweinstein. De ramen gloeiden rood in het licht van de ondergaande zon. Griffoendor lag op kop. Hij had het hem gelapt! Hij had Sneep een poepje laten ruiken.
En over Sneep gesproken...
Een in mantel en kap gehulde gedaante kwam het bordes voor het kasteel af. Hij wilde blijkbaar niet gezien worden en liep zo snel mogelijk in de richting van het verboden bos. Harry's overwinningsroes verdween terwijl hij de gedaante nakeek. Hij herkende die grote, roofzuchtige passen: Sneep, die stiekem het bos inglipte terwijl de anderen zaten te eten. Wat voerde hij in zijn schild?
Harry sprong weer op zijn Nimbus 2000 en steeg op. Geruisloos dreef hij over het kasteel en zag Sneep haastig het bos binnengaan. Harry volgde hem.
De bomen stonden zo dicht op elkaar dat hij niet kon zien waar Sneep was gebleven. Hij cirkelde rond, lager en lager, tot hij haast langs de bovenste takken streek en uiteindelijk stemmen hoorde. Hij gleed in de richting van het geluid en landde stilletjes in een hoge beuk.
Voorzichtig klom hij over een tak, met zijn bezem stevig in zijn hand en probeerde door de bladeren omlaag te kijken.
Beneden, op een schemerige open plek, stond Sneep, maar hij was niet alleen. Krinkel was er ook. Harry kon zijn gezicht niet zien, maar hij stotterde erger dan ooit. Harry deed zijn uiterste best om hen te kunnen verstaan.
'S-snap niet w-waarom je me per se h-hier wilde ontmoeten, Severus...'
'O, ik dacht dat we dit beter onder ons konden houden,' zei Sneep ijzig. Tenslotte mogen de leerlingen niet van de Steen der Wijzen weten.'
Harry boog zich voorover. Krinkel mompelde iets, maar Sneep viel hem in de rede. 'Weet je al hoe je langs dat beest van Hagrid moet komen?'
'M-maar, Severus, ik-'
'Je kunt mij beter te vriend houden, Krinkel,' zei Sneep, die een stap in zijn richting deed.
'Ik w-weet niet w-wat je -'
'Je weet heel goed wat ik bedoel.'
Een uil kraste luid en Harry viel bijna uit de boom van schrik, maar hij greep zich nog net op tijd beet en hoorde Sneep zeggen: 'Je kleine stukje hocus-pocus. Vooruit, vertel op.'
'M-maar ik w-weet niet -'
'Goed dan,' onderbrak Sneep hem. 'Binnenkort maken we opnieuw een praatje, als je eens rustig hebt nagedacht en hebt besloten aan wiens kant je eigenlijk staat.'
Hij sloeg zijn mantel weer om zich heen en liep met grote passen weg. Het was bijna donker, maar Harry zag dat Krinkel stokstijf bleef staan, alsof hij in steen was veranderd.
'Harry, waar was je?' piepte Hermelien.
'We hebben gewonnen! Jij hebt gewonnen! We hebben gewonnen!' riep Ron, die Harry op zijn rug beukte. 'En ik heb Malfidus een blauw oog geslagen en Marcel heeft het in zijn eentje tegen Korzel en Kwast opgenomen! Hij is nog steeds buiten westen, maar madame Plijster zegt dat het weer goed komt - over wraak op Zwadderich gesproken! Iedereen wacht op je in de leerlingenkamer. We gaan een feestje bouwen! Fred en George hebben een paar taarten en dat soort dingen gejat uit de keuken.'
'Dat doet er even niet toe,' zei Harry buiten adem. 'Laten we eerst een leeg lokaal opzoeken. Als jullie dit horen...'
Na te hebben gekeken of Foppe niet ergens rondhing deed hij de deur dicht en vertelde wat hij gezien en gehoord had.
'Dus we hadden gelijk. Het gaat inderdaad om de Steen der Wijzen en Sneep wil Krinkel dwingen om hem te helpen dat ding te bemachtigen. Hij vroeg of hij wist hoe hij langs Pluisje kon komen en zei iets over Krinkels 'hocus-pocus'. Ik vermoed dat die steen niet alleen door Pluisje wordt bewaakt, maar waarschijnlijk ook door allerlei betoveringen. Krinkel heeft vast een of andere bezwering tegen de Zwarte Kunsten uitgesproken, die Sneep moet zien te doorbreken.'
'Bedoel je dat die Steen alleen veilig is zolang Krinkel niet toegeeft aan Sneep?' vroeg Hermelien geschrokken. 'Dan is hij morgen verdwenen,' zei Ron.
Hoofdstuk 14
NORBERT DE NOORSE bultrug
Krinkel moest echter moediger zijn dan ze dachten, want hij werd wel steeds bleker en magerder, maar gaf zich blijkbaar niet gewonnen. (???)Elke keer als ze langs de gang op de derde verdieping kwamen, luisterden Harry, Ron en Hermelien aan de deur, om te controleren of Pluisje nog binnen zat te grommen. Sneep beende met zijn gebruikelijke rothumeur door de gangen, wat vast betekende dat de Steen nog veilig was. Als Harry Krinkel nu tegenkwam, glimlachte hij bemoedigend en Ron las mensen de les die Krinkel uitlachten omdat hij zo stotterde.
Hermelien had meer dingen aan haar hoofd dan alleen de Steen der Wijzen. Ze was studieschema's aan het opstellen en had al haar aantekeningen van kleurcoderingen voorzien. Dat zouden Ron en Harry niet zo erg hebben gevonden, als ze maar niet bleef zeuren dat zij dat ook moesten doen.
'Hermelien, het duurt nog eeuwen voor de tentamens beginnen.'
'Tien weken,' beet Hermelien hem toe. 'Dat zijn geen eeuwen, maar een tel voor iemand als Nicolaas Flamel.'
'Maar wij zijn geen zeshonderd jaar oud,' herinnerde Ron haar eraan. 'En waarom zou je trouwens nog studeren? Je weet alles al.'
'Waarom ik zou studeren? Ben je wel goed wijs? Besef je dat we deze tentamens moeten halen om over te gaan? Ze zijn ontzettend belangrijk en ik had eigenlijk al een maand geleden moeten beginnen. Ik weet niet wat er in me is gevaren...'
Helaas dachten de leraren er blijkbaar net zo over als Hermelien. Ze zadelden hun leerlingen met zulke bergen huiswerk op dat de paasvakantie lang niet zo leuk was als de kerstvakantie. Het was moeilijk om je te ontspannen als Hermelien naast je zat en de twaalf toepassingen van drakenbloed opsomde of toverstokbewegingen oefende. Harry, Ron en Hermelien brachten het grootste gedeelte van hun vrije tijd in de bibliotheek door, kreunend en geeuwend, in een poging al het extra werk af te krijgen.
'Dat krijg ik nooit allemaal in mijn hoofd gestampt,' foeterde Ron op een middag. Hij smeet zijn ganzenveer neer en staarde smachtend uit het raam van de bieb. Het was de eerste mooie dag sinds maanden. De lucht was helder, vergeetmijnietjes-blauw en je voelde dat het lente werd.
Harry, die net 'Vuurwerkplant' opzocht in Duizend Magische Kruiden en Paddestoelen, keek pas op toen Ron zei: 'Hagrid! Wat doe jij in de bieb?'
Hagrid schuifelde naar hun tafeltje. Hij hield iets op zijn rug en viel heel erg uit de toon, met zijn lange jas van mollenvel.
'Alleen effe kijken,' zei hij ontwijkend, zodat hun nieuwsgierigheid meteen gewekt werd. 'En wat voeren jullie in je schild?' Hij keek hen wantrouwig aan. 'Zijn jullie nog steeds op zoek naar die Nicolaas Flamel?'
'O, we weten al lang wie dat is,' zei Ron gewichtig. 'En we weten ook wat die hond bewaakt: de Steen der -'
'Ssst!' Hagrid keek om zich heen, om te zien of er iemand luisterde. 'Schreeuw 't alsjeblieft niet van de daken! Voel je je wel goed?'
'Eigenlijk wilden we je een paar dingen vragen,' zei Harry. 'Waardoor die Steen nog meer bewaakt wordt, behalve Pluisje -'
'SSST!' zei Hagrid opnieuw. 'Hoor es kom later effe bij me langs. Ik ken niet beloven dat ik wat zeg, maar zit er hier alsjeblieft niet over te wauwelen. De leerlingen horen d'r niks van te weten. Dadelijk denken hun nog dat jullie 't van mijn hebben.'
'Tot vanmiddag, dan,' zei Harry. Hagrid schuifelde weg.
'Wat hield hij op zijn rug?' zei Hermelien bedachtzaam. 'Denken ze dat het iets te maken had met de Steen?'
'Even kijken bij welk onderwerp hij zocht,' zei Ron, die genoeg gestudeerd had. Een paar minuten later kwam hij terug met een stapel boeken, die hij op tafel smeet.
'Draken' fluisterde hij. 'Hagrid heeft dingen opgezocht over draken! Hier, moet je zien: De draken van Groot-Brittanni� en Ierland en Van El(???) Een Praktisch Handboek voor Drakenfokkers.'
'Hagrid heeft altijd al een draak willen hebben. Dat heeft hij bij onze allereerste ontmoeting gezegd,' zei Harry.
Maar dat is tegen de wet,' zei Ron. 'Drakenfokken is verboden oor de Heksenmeestersconventie van 1709. Dat weet iedereen.
Het
'Is moeilijk om niet opgemerkt te worden door Dreuzels als je een draak in je schuurtje hebt en bovendien kun je draken niet temmen, dat is vee! te gevaarlijk. Je zou de schroeiplekken eens moeten zien die Charlie in Roemeni� heeft opgelopen.'
'Maar er zijn toch zeker geen draken meer in Engeland?' zei Harry.
'Natuurlijk wel,' zei Ron. 'De Gewone Groene Huisdraak uit Wales en de Schotse Zwartkop. Het Ministerie van Toverkunst heeft er een dagtaak aan om dat te verdoezelen, dat kan ik je verzekeren. Ze moeten constant Dreuzels betoveren die draken hebben gezien, zodat ze dat weer vergeten.'
'Wat voert Hagrid in vredesnaam in zijn schild?' zei Hermelien.
Toen ze een uur later op de deur van Hagrids huisje klopten, zagen ze tot hun verbazing dat de gordijnen dicht waren. Hagrid riep eerst: 'Wie is daar?' en sloeg de deur gauw dicht toen ze binnen waren.
Het was bloedheet in het huisje. Buiten was het warm, maar in de haard brandde een laaiend vuur. Hagrid zette thee en bood broodjes bunzing aan, die ze beleefd afsloegen.
'Dus jullie wilden wat vragen?'
'Ja,' zei Harry. Het had geen zin om eromheen te draaien. 'We vroegen ons af of jij weet waar de Steen nog meer door bewaakt wordt, behalve Pluisje.'
Hagrid keek hem fronsend aan.
'Dat ken ik tuurlijk niet zeggen,' zei hij. 'Ten eerste weet ik 't zelf niet en ten tweede weten jullie al veels te veel, dus ga ik dat echt niet aan jullie neus hangen. Die Steen legt daar niet zonder reden. Ze hebben 'm op een haar na gejat bij Goudgrijp - dat hebben jullie ondertussen wel begrepen, toch? Ik snap trouwens nog steeds niet hoe jullie van Pluisje weten.'
'Kom nou, Hagrid. Misschien wil je het niet zeggen, maar natuurlijk weet je het best. Jij weet tenslotte alles wat er hier gebeurt,' zei Hermelien hartelijk en vleiend. Hagrids baard bewoog en ze zagen dat hij glimlachte. 'We vroegen ons eigenlijk meer af wie verder voor de bewaking heeft gezorgd,' vervolgde Hermelien. 'We waren benieuwd of Perkamentus nog meer mensen voldoende vertrouwt om ze te laten helpen, behalve jij.'
Hagrid glom van trots en Harry en Ron keken Hermelien bewonderend aan.
'Nou, 't ken geen kwaad om dat te vertellen... es effe kijken... hij heb Pluisje van me geleend... en toen heb een stel leraren betoveringen uitgesproken... professor Stronk - professor Banning - professor Anderling...' Hij telde op zijn vingers. Professor Krinkel en Perkamentus heb zelf tuurlijk ook wat gedaan. Wacht effe, ik vergeet iemand. O ja, professor Sneep.'
'Sneep?'
'Ja zijn jullie daar nog steeds over bezig? Hoor es, Sneep heb geholpen die Steen te beschermen. Dan zal ie hem zekers niet gappen.'
Harry wist dat Ron en Hermelien hetzelfde dachten als hij. Als Sneep had geholpen de Steen te beschermen, moest het een fluitje van een cent zijn geweest om erachter te komen hoe de andere docenten hem hadden beveiligd. Waarschijnlijk wist hij alles al behalve de spreuk van Krinkel en hoe hij langs Pluisje moest komen.
'Jij bent de enige die weet hoe je Pluisje moet bedwingen, h� Hagrid?' zei Harry ongerust. 'Dat zou je toch verder tegen niemand zeggen? Zelfs niet tegen een leraar?'
'Verder weet niemand niks, enkelt Perkamentus en ik,' zei Hagrid trots.
'Nou, dat is tenminste iets,' mompelde Harry tegen de anderen. 'Hagrid, mag er een raam open? Ik smelt zowat.'
'Sorry, Harry, dat gaat niet,' zei Hagrid. Harry merkte dat hij even naar het haardvuur keek en dat deed Harry ook.
'Hagrid wat is dat?'
Maar hij wist al wat het was. Onder de waterketel, in het hart van het vuur, lag een enorm zwart ei.
'Dat?' zei Hagrid, die nerveus met zijn baard speelde. 'Dat is - eh...'
'Hoe kom je daaraan, Hagrid?' zei Ron, die zich over het vuur boog om het ei beter te bekijken. 'Dat moet een fortuin hebben gekost.'
'Ik heb 't gewonnen,' zei Hagrid. 'Gisteravond ging ik effe wat drinken in de kroeg in 't dorp en toen heb ik een paar potjes gekaart met een vreemdeling. Volgens mijn was ie blij dat ie 't kwijt was, om je de waarheid te zeggen.'
'Maar wat wil je ermee doen als het is uitgekomen?' vroeg Hermelien.
'Nou, kijk, ik heb d'r 't nodige over gelezen,' zei Hagrid, die een groot boek onder zijn kussen vandaan haalde. 'Dit heb ik uit de bieb: Drakenfokken als Broodwinning en Tijdverdrijf. 't Is tuurlijk een beetje verouderd, maar alles staat erin. Je mot 't ei in 't vuur leggen omdat de moeder erop ademt, snappie, en als 't uitkomt mot je 'm elk half-uur een emmer cognac met kippenbloed geven. Kijk, hier staat hoe je de verschillende soorten eieren ken herkennen - mijnes is een Noorse bultrug. Die zijn hartstikke zeldzaam.'
Hagrid leek echt in zijn schik, maar Hermelien niet.
'Maar Hagrid, je woont in een houten(?) huis,' zei ze.
Hagrid luisterde niet. Hij neuriede een vrolijk wijsje en stookte het vuur nog hoger op.
Dus nu hadden ze er nog een zorg bij: wat er met Hagrid zou gebeuren als bekend werd dat hij een illegale draak in zijn huisje verborgen hield.
'Ik vraag me af hoe het is om een vredig leventje te leiden,' zuchtte Ron op een avond, nadat ze zich door hun extra huiswerk heen hadden geploegd. Hermelien maakte nu ook studieschema's voor Harry en Ron en die werden daar stapelgek van.
Op een dag, tijdens het ontbijt, bracht Hedwig een briefje voor Harry. Er stonden maar drie woorden op: Het komt uit.
Ron stelde voor de les Kruidenkunde over te slaan en direct naar Hagrid te gaan, maar daar wilde Hermelien niets van weten.
'Hermelien, hoe vaak zien we nog een drakenei uitkomen?'
'We hebben les, we komen in de problemen en dat is nog niets vergeleken met de problemen die Hagrid krijgt als ze merken wat hij -'
'Hou je mond!' fluisterde Harry.
Malfidus kwam net langs en was op nog geen meter afstand blijven staan om te luisteren. Wat had hij gehoord? De uitdrukking op zijn gezicht beviel Harry helemaal niet.
Ron en Hermelien maakten tot aan de kruidenkassen ruzie en uiteindelijk stemde Hermelien ermee in om tijdens de pauze gauw even bij Hagrid langs te gaan. Toen aan het eind van de les de bel ging, lieten ze hun plantschopjes direct vallen en liepen haastig naar de bosrand. Hagrid deed rood van opwinding open.
''t Is al bijna uitgekomen!' Ze gingen snel naar binnen.
Het ei lag op tafel en zat vol barsten. Er bewoog iets in de schaal en er klonk een gek, klikkend geluid.
Ze gingen aan tafel zitten en keken met ingehouden adem toe.
Plotseling hoorden ze gekraak. Het ei barstte open en de babydraak plofte op tafel. Je kon hem moeilijk mooi noemen; Harry vond hem nog het meest op een verfomfaaide zwarte paraplu lijken. Zijn stekelige vleugels waren reusachtig, vergeleken met zijn magere, gitzwarte lichaam, hij had een lange snuit met grote neusgaten twee hoornstompjes en uitpuilende oranje ogen.
Hij nieste en er vlogen een paar vonken uit zijn snuit.
'Is 't geen plaatje?' murmelde Hagrid. Hij stak zijn hand uit om de kop van de draak te strelen en die hapte naar zijn vingers, zodat zijn lange, scherpe tanden blootkwamen.
'Ach, 't schatje! Kijk, hij kent z'n baasje!' zei Hagrid.
'Hagrid,' zei Hermelien, 'hoe snel groeien Noorse bultruggen eigenlijk?'
Hagrid wilde net antwoord geven toen zijn gezicht plotseling lijkbleek werd. Hij sprong overeind en rende naar het raam. 'Wat is er?'
'Iemand gluurde tussen de gordijnen door een of ander joch - hij holt gauw terug naar school.'
Harry sprintte naar de deur en keek naar buiten. Zelfs op die afstand was de gedaante onmiskenbaar.
Malfidus had de draak gezien.
Harry, Ron en Hermelien werden heel zenuwachtig van de glimlach die de weck daarna constant om Malfidus' lippen speelde. Ze brachten het grootste gedeelte van hun vrije tijd in Hagrids huisje door, in een poging hem tot rede te brengen.
'Laat hem gewoon gaan,' drong Harry aan. 'Laat hem vrij.'
'Dat ken niet,' zei Hagrid. 'Hij is nog veels te klein, dan gaat ie dood.'
Ze keken naar de draak. In ��n week tijd was hij drie keer zo lang geworden en er kringelde constant rook uit zijn neusgaten. Hagrid verwaarloosde zijn werk als terreinknecht omdat het verzorgen van de draak zo veel tijd in beslag nam. De vloer was bezaaid met lege cognacflessen en kippenveren.
'Ik heb besloten 'm Norbert te noemen,' zei Hagrid, die de draak met wazige, sentimentele ogen aanstaarde. 'Hij kent me, kijk maar. Norbert! Norbert! Waar is baasje?'
'Hij is echt niet goed bij zijn hoofd,' fluisterde Ron in Harry's oor.
'Hagrid,' zei Harry luid, 'over twee weken is Norbert even lang als je huis. En Malfidus kan elk moment naar Perkamentus stappen.'
Hagrid beet op zijn onderlip.
'Ik ik weet best dat ik 'm niet altijd ken houden, maar ik ken 'm toch ook niet zomaar aan z'n lot overlaten? Dat ken ik niet over me hart verkrijgen.'
Harry keek Ron aan. 'Charlie,' zei hij.
'Ik geloof dat jij ook niet helemaal fris meer bent,' zei Ron. 'Ik heet Ron, weet je nog?'
'Nee Charlie je broer, Charlie. In Roemeni�. Die bestudeert toch draken? We zouden Norbert naar hem toe kunnen sturen. Charlie kan voor hem zorgen en hem vrijlaten als hij groot genoeg is!'
'Briljant!' zei Ron. 'Wat vind je, Hagrid?'
Uiteindelijk gaf Hagrid toestemming om een uil te sturen aan Charlie, om het te vragen.
De week daarna kroop voorbij. Op woensdagavond zaten Hermelien en Harry alleen in de leerlingenkamer, want verder was iedereen al naar bed. De wandklok had net middernacht geslagen toen het portretgat opensprong. Ron verscheen uit het niets terwijl hij Harry's onzichtbaarheidsmantel afgooide. Hij had Hagrid geholpen met het voeren van Norbert, die nu hele kratten dode ratten naar binnen werkte.
'Hij heeft me gebeten!' zei hij en hij liet zijn hand zien, die in een bebloede zakdoek was gewikkeld. 'Ik kan een week lang geen ganzenveer vasthouden! Ik zweer je, die draak is het vreselijkste beest dat ik ooit heb gezien, maar als je Hagrid hoort, zou je denken dat het een donzig konijntje was. Toen hij me beet, kreeg ik een uitbrander omdat ik hem zou hebben laten schrikken. En toen ik wegging, zong Hagrid een slaapliedje voor hem!'
Er werd op het donkere venster getikt.
'Hedwig!' zei Harry, die haar gauw binnenliet. 'Ze heeft vast antwoord van Charlie!'
Met hun hoofden bij elkaar lazen ze het briefje:
Beste Ron,
Alles goed met je? Bedankt voor je brief - ik wil die Noorse Bultrug graag hebben, maar het zal niet eenvoudig zijn om hem hier te krijgen. Het beste lijkt me dat jullie hem meegeven aan een paar vrienden van me, die volgende week komen logeren. Het probleem is dat ze niet betrapt mogen worden op het smokkelen van een illegale draak. Zouden jullie de Bultrug zaterdag om middernacht boven in de hoogste toren kunnen krijgen? Dan kunnen ze hem meenemen als het nog donker is. Stuur zo snel mogelijk antwoord. Groetjes, Charlie
Ze keken elkaar aan.
'We hebben de onzichtbaarheidsmantel,' zei Harry. 'Het lijkt me niet al te moeilijk die mantel is groot genoeg voor twee van ons plus Norbert.'
Hoe vreselijk de afgelopen week geweest was bleek nog het duidelijkst uit het feit dat de anderen geen bezwaar maakten. Ze waren tot alles bereid om van Norbert af te komen en Malfidus.
Er was echter een probleem. De volgende ochtend was Rons gebeten hand twee keer zo dik en hij wist niet of het wel veilig was om naar madame Plijster te gaan - zou ze een drakenbeet herkennen? Tegen de middag zat er echter niets anders op. De wond had een akelige groene kleur gekregen; blijkbaar had Norbert giftanden.
Na afloop van de lessen gingen Harry en Hermelien gauw naar de ziekenboeg. Ron lag in bed en was er slecht aan toe.
'Dat komt niet alleen door die hand,' zei hij. 'Ook al heb ik het gevoel dat die er elk moment af kan vallen. Malfidus zei tegen madame Plijster dat hij een boek van me wilde lenen, zodat hij me lekker kon komen uitlachen. Hij dreigde steeds dat hij zou verklappen waar ik echt door gebeten ben - ik zei dat het een hond was, maar volgens mij geloofde ze daar niks van. Ik had hem niet moeten slaan tijdens die Zwerkbalwedstrijd. Nu probeert hij wraak te nemen.'
Harry en Hermelien trachtten Ron te sussen.
'Zaterdag om middernacht is het voorbij,' zei Hermelien, maar dat kalmeerde Ron niet. Integendeel, hij ging overeind zitten en begon te zweten.
'Zaterdag om middernacht!' zei hij schor. 'O nee - o nee - nu weet ik het weer. Charlie's brief zat in het boek dat Malfidus heeft meegenomen! Nu weet hij dat we proberen Norbert dan weg te smokkelen!'
Harry en Hermelien konden geen antwoord geven, want madame Plijster kwam binnen en zei dat ze moesten opkrassen, zodat Ron kon slapen.
'Het is te laat om van plan te veranderen,' zei Harry tegen Hermelien. 'We hebben geen tijd om Charlie nog een uil te sturen en dit is misschien onze enige kans om Norbert kwijt te raken. We moeten het er maar op wagen. En per slot van rekening hebben we de onzichtbaarheidsmantel. Dat weet Malfidus niet.'
Muil de wolfshond zat buiten, met zijn staart in het verband, toen ze het aan Hagrid gingen vertellen. Die deed het raam open om met hen te praten.
'Ik laat jullie maar niet binnen,' hijgde hij. 'Norbert is op een moeilijke leeftijd - niet dat ik 't niet aanken, hoor.'
Toen ze hem vertelden over Charlie's brief sprongen de tranen in zijn ogen, al was dat misschien ook omdat Norbert hem in zijn been beet.
'Aaauw! O nee, 't valt mee. Hij heb alleen me laars te pakken. Hij is nog zo speels, h�? Tenslotte is 't maar een baby.'
De baby sloeg met zijn staart tegen de muur en de ramen klapperden. Harry en Hermelien liepen terug naar het kasteel met het gevoel dat het niet gauw genoeg zaterdag kon zijn.
Als ze zich niet zo ongerust hadden gemaakt, zouden ze misschien medelijden hebben gehad met Hagrid toen het tijd was om afscheid te nemen van Norbert. Het was een stikdonkere, bewolkte nacht en ze waren iets te laat bij Hagrids huisje, omdat ze eerst hadden moeten wachten tot Foppe was opgekrast, die squash had gespeeld tegen de muur van de hal.
Hagrid had Norbert al klaarstaan, in een grote kist.
'Hij heb ratten zat en een sloot cognac voor onderweg,' zei Hagrid gesmoord. 'En ik heb z'n teddybeertje ingepakt, voor als ie zich eenzaam voelt.'
Uit de krat klonken scheurende geluiden, die Harry het idee gaven dat teddy's hoofdje werd afgerukt.
'Dag Norbert. Dag schatje!' snikte Hagrid, terwijl Harry en Hermelien de onzichtbaarheidsmantel over de kist gooiden en er zelf ook onder kropen. 'Baasje zal je nooit vergeten!'
Het was een raadsel hoe ze erin slaagden om de kist naar het kasteel te zeulen. Middernacht kwam steeds dichterbij terwijl ze Norbert de marmeren trap ophesen en door de donkere gangen sleepten. Nog een trap op en nog een ze sneden een stuk af door een geheime gang die Harry kende, maar zelfs dat maakte het er niet veel gemakkelijker op.
'We zijn er bijna!' hijgde Harry toen ze bij de gang onder de hoogste toren waren.
Plotseling zagen ze iets bewegen en lieten de kist bijna vallen. Ze vergaten dat ze onzichtbaar waren en deinsden terug in de schaduwen, starend naar twee donkere silhouetten die op een meter of drie afstand in een worsteling verwikkeld waren. Opeens ging er een lamp aan.
Professor Anderling, met een haarnetje en een geruite ochtendjas, had Malfidus bij zijn oor.
'Straf!' riep ze. 'En dit kost Zwadderich twintig punten! In het holst van de nacht door het kasteel zwerven! Hoe durf je -'
'U begrijpt het niet, professor. Harry Potter komt zo - hij heeft een draak!'
'Wat een onzin! Hoe durf je zulke leugens uit te kramen! Vooruit, kom mee hier zal professor Sneep van horen, Malfidus!'
De steile wenteltrap naar de top van de toren leek daarna een fluitje van een cent. Pas toen ze de kille nachtlucht waren ingestapt gooiden ze de mantel af, blij dat ze weer normaal konden ademhalen. Hermelien maakte een vreugdedansje.
'Malfidus is erbij! Ik zou wel kunnen zingen!'
'Liever niet,' raadde Harry haar aan.
Gniffelend om Malfidus wachtten ze af, terwijl Norbert tegen de wanden van zijn kist beukte. Zo'n tien minuten later kwamen er vier bezems aanzoeven door het duister.
Charlie's vrienden waren een vrolijk stel. Ze lieten Harry en Hermelien het ge�mproviseerde tuig zien waarmee ze Norbert tussen zich in konden hangen en ze hielpen allemaal om Norberts kist stevig vast te gespen. Harry en Hermelien gaven de anderen een hand en bedankten hen hartelijk.
Eindelijk! Norbert steeg op... hij verdween... hij was weg!
Ze glipten naar beneden met handen die even licht aanvoelden als hun gemoed, nu ze Norbert kwijt waren. Geen draak meer Malfidus die straf had wat kon de avond nog bederven?
Het antwoord op die vraag wachtte onder aan de trap. Toen ze de gang instapten, doemde het gezicht van Vilder plotseling op uit de duisternis.
'Wel, wel, wel,' fluisterde hij. 'Zijn wij er even gloeiend bij!' Ze hadden de onzichtbaarheidsmantel boven laten liggen.
Hoofdstuk 15
HET VERBODEN BOS
Ze hadden moeilijk nog dieper in de puree kunnen zitten. Vilder bracht hen naar de studeerkamer van professor Anderling, waar ze zonder een woord tegen elkaar te zeggen wachtten. Hermelien zat te trillen. Smoezen, alibi's en onwaarschijnlijke verklaringen maalden door Harry's hoofd, de een nog zwawer dan de ander. Hij wist niet hoe ze deze keer onder een fikse stratTrtf zouden kunnen komen. Ze waren op heterdaad betrapt. Hoe hadden ze zo stom kunnen zijn om de mantel te vergeten? Professor Anderling zou geen enkel excuus accepteren voor het feit dat ze in het holst van de nacht door de school hadden gezworven en ook nog eens in de hoogste toren waren geweest, die verboden gebied was voor de leerlingen, behalve tijdens astronomielessen. Als je daar Norbert en de onzichtbaarheidsmantel aan toevoegde, konden ze misschien beter direct hun koffers pakken.
Dacht Harry dat ze moeilijk nog dieper in de puree hadden kunnen zitten? Dan had hij het mis. Toen professor Anderling binnenkwam, had ze Marcel bij zich.
'Harry!' flapte Marcel eruit, zodra hij de anderen zag. 'Ik wilde jullie waarschuwen. Ik hoorde Malfidus zeggen dat hij jullie erbij wilde lappen, dat jullie een draak -'
Harry schudde zijn hoofd, om Marcel de mond te snoeren, maar professor Anderling had het gezien. Ze leek nog meer op een vuurspuwende draak dan Norbert, terwijl ze dreigend boven hen uittorende.
'Dit had ik echt nooit van jullie gedacht. Meneer Vilder zegt dat jullie in de astronomietoren waren. Het is ��n uur 's nachts. Wat deden jullie daar?'
Voor het eerst had Hermelien geen antwoord op een vraag van een leraar. Roerloos staarde ze naar haar pantoffels.
'Ik denk dat ik wel weet wat hier aan de hand is,' zei professor Anderling. 'Je hoeft echt geen genie te zijn om dat uit te knobbelen. Jullie hebben Draco Malfidus een of ander flauwekulverhaal over een draak op de mouw gespeld, om hem uit bed en in de problemen te krijgen. Ik heb hem al betrapt. Jullie vonden het zeker wel leuk dat Lubbermans dat verhaal ook geloofde?'
Harry keek naar Marcel, die verbijsterd en gekwetst leek en probeerde hem zwijgend duidelijk te maken dat dat niet waar was. Die arme, onhandige Marcel - Harry wist wat een moeite het hem gekost moest hebben om hen te vinden in het pikkedonker, om hen te waarschuwen.
'Ik ben geschokt,' zei professor Anderling. 'Vier leerlingen uit bed op ��n nacht! Dat heb ik nog nooit meegemaakt! Ik dacht dat u verstandiger was, juffrouw Griffel. En ik dacht dat Griffoendor meer voor u betekende, meneer Potter. Jullie krijgen alle drie straf - ja, u ook, meneer Lubbermans. Niets geeft jullie het recht om 's nachts door de school te zwerven, vooral nu niet. Dat is levensgevaarlijk. En dit kost Griffoendor vijftig punten!'
'Vijftig?' bracht Harry moeizaam uit - dan waren ze in ��n klap hun voorsprong kwijt, de voorsprong die hij had behaald tijdens de laatste Zwerkbalwedstrijd.
'Vijftig punten per persoon,' zei professor Anderling, zwaar ademend door haar lange puntneus.
'Maar professor, alstublieft -'
'U kunt niet -'
'Probeer me niet te vertellen wat ik wel en niet kan doen, Potter. En nu naar bed! Ik heb me nog nooit zo geschaamd voor leerlingen van Griffoendor.'
Honderdvijftig punten! Daardoor kwam Griffoendor op de laatste plaats. In ��n nacht hadden ze Griffoendors kansen om de afdelingsbeker te winnen de grond ingeboord. Harry had een hol gevoel in zijn maag. Hoe konden ze dit ooit goedmaken?
Harry deed die nacht geen oog dicht. Hij hoorde Marcel urenlang snikken in zijn kussen, maar kon niets bedenken om hem te troosten. Hij wist dat Marcel, net als hij, als een berg opzag tegen de nieuwe dag. Wat zou er gebeuren als de rest van Griffoendor merkte wat ze hadden aangericht?
Eerst dachten de Griffoendors die langs de reusachtige zandlopers kwamen waarop de afdelingspunten werden bijgehouden dat er een vergissing was gemaakt. Hoe konden ze plotseling honderdvijftig punten minder hebben dan gisteren? Maar toen begon het verhaal de ronde te doen: Harry Potter, de beroemde Harry Potter, de held van de laatste twee Zwerkbalwedstrijden, had Griffoendor al die punten gekost, samen met een paar andere achterlijke eerstejaars.
Van een van de populairste en meest bewonderde leerlingen op school, werd Harry plotseling de meest gehate. Zelfs Ravenklauwen en Huffelpufs moesten niets meer van hem hebben, omdat iedereen had gehoopt dat Zwadderich naast de beker zou grijpen. Overal werd Harry nagewezen en niemand nam de moeite om te fluisteren als ze hem beledigden. Zwadderaars, daarentegen, klapten en floten en juichten als hij langsliep. 'Bedankt, Potter! We staan bij je in het krijt!'
Alleen Ron bleef hem steunen.
'Over een paar weken zijn ze het weer vergeten. Fred en George hebben Griffoendor ook massa's punten gekost, maar iedereen vindt ze nog steeds aardig.'
'Maar ze hebben nooit in ��n klap honderdvijftig punten aftrek gekregen, of wel?' zei Harry mistroostig.
'Eh nee, dat niet,' moest Ron toegeven.
Het was een beetje laat om de schade te herstellen, maar Harry nam zich plechtig voor om zich nooit meer te bemoeien met zaken die hem niets aangingen. Hij was het rondsluipen en spioneren beu. Hij schaamde zich zo dat hij Plank aanbood om zich terug te trekken uit het Zwerkbalteam.
'Terugtrekken?' bulderde Plank. 'Wat schieten we daarmee op? Hoe moeten we ooit punten terugkrijgen als we niet eens kunnen winnen met Zwerkbal?'
Maar zelfs Zwerkbal was niet leuk meer. De rest van de ploeg praatte niet meer met Harry en als ze iets over hem moesten zeggen, noemden ze hem 'de Zoeker'.
Hermelien en Marcel leden er ook onder. Ze hadden het niet zo zwaar als Harry. omdat ze minder bekend waren, maar ook zij werden doodgezwegen. Hermelien probeerde niet meer de aandacht te trekken tijdens de les, maar werkte met gebogen hoofd en in stilte.
Harry was haast blij dat het bijna examentijd was. Al dat studeren leidde zijn gedachten tenminste af van zijn ellende. Ron, Hermelien en hij bemoeiden zich verder met niemand en werkten tot 's avonds laat door, in een poging de ingredi�nten van ingewikkelde toverdrankjes erin te stampen, bezweringen en formules uit hun hoofd te leren en de jaartallen van magische ontdekkingen en koboldopstanden in hun geheugen te prenten.
Ongeveer een week voor het begin van de tentamens werd Harry's voornemen om zich niet meer te bemoeien met dingen die hem niet aangingen onverwacht danig op de proef gesteld. Toen hij op een middag terugkwam uit de bibliotheek, hoorde hij een zacht gejammer in een lokaal verderop en toen hij dichterbij kwam, herkende hij de stem van Krinkel.
'Nee nee niet weer alstublieft -'
Zo te horen werd hij bedreigd. Harry liep dichter naar de deur.
'Goed dan - goed dan -' hoorde hij Krinkel snikken.
Een paar tellen later kwam Krinkel naar buiten. Zijn tulband zat scheef, hij was bleek en het was alsof hij elk moment in tranen kon uitbarsten. Hij liep de gang uit; Harry dacht dat Krinkel hem waarschijnlijk niet eens had gezien. Hij wachtte tot zijn voetstappen waren weggestorven en keek toen het lokaal in. Dat was verlaten, maar aan de andere kant stond een deur op een kier. Harry was halverwege het lokaal voor hij zich herinnerde dat hij zich had voorgenomen om zich niet meer met dingen te bemoeien.
Desondanks had hij er twaalf Stenen der Wijzen om willen verwedden dat Sneep zojuist het lokaal had verlaten en te oordelen naar wat Harry had gehoord, had Sneeps tred nu een nieuwe veerkracht - het zag ernaar uit dat Krinkel overstag was.
Harry ging terug naar de bibliotheek, waar Hermelien Ron overhoorde over Astronomie. Hij vertelde wat hij gehoord had.
'Dan is het Sneep gelukt!' zei Ron. 'Als hij weet hoe hij Krinkels spreuk tegen de Zwarte Kunsten kan omzeilen -'
'Je hebt altijd Pluisje nog,' zei Hermelien.
'Misschien weet Sneep ook wel hoe hij langs die hond kan komen zonder het aan Hagrid te vragen,' zei Ron, die naar de duizenden boeken staarde. 'Er staat hier vast wel een boek waarin je kunt opzoeken hoe je een driekoppige hond te slim af moet zijn. Wat nu, Harry?'
Er schitterde een avontuurlijk licht in Rons ogen. Harry wilde antwoord geven, maar Hermelien was hem voor.
'We gaan naar Perkamentus. Dat hadden we direct moeten doen. Als we nog een keer iets op eigen houtje ondernemen, worden we vast van school geschopt.'
'Maar we hebben geen bewijs'.' zei Harry. 'Krinkel is veel te bang om ons verhaal te bevestigen. Sneep hoeft alleen maar te zeggen dat hij niet weet hoe die trol is binnengekomen met Halloween en dat hij helemaal niet op de derde verdieping is geweest - wie denk je dat ze dan zullen geloven, hem of ons? Het is niet bepaald een geheim dat we een bloedhekel hebben aan Sneep. Dan denkt Perkamentus natuurlijk dat we dat verhaal verzonnen hebben om Sneep te laten ontslaan. Vilder helpt ons nooit van z'n leven. Hij is veel te dikke maatjes met Sneep en vindt het prachtig als er leerlingen van school worden getrapt. En vergeet niet dat we eigenlijk niets af horen te weten van die Steen of van Pluisje. Dat is ook moeilijk uit te leggen.'
Hermelien leek overtuigd, maar Ron minder. 'Als we nou gewoon wat rondneuzen -'
'Nee,' zei Harry kortaf. 'We hebben genoeg rondgeneusd.' Hij trok een kaart van Jupiter naar zich toe en begon de namen van de manen uit zijn hoofd te leren.
De volgende ochtend, tijdens het ontbijt, ontvingen Harry, Hermelien en Marcel alle drie hetzelfde briefje:
Jullie straf vindt om elf uur vanavond plaats. Wacht in de hal op meneer Vilder. Prof. M. Anderling
In al die heisa om de verloren punten was Harry vergeten dat ze ook nog gestraft moesten worden. Hij verwachtte half en half dat Hermelien zou klagen dat dat haar een hele avond studeren kostte, maar ze zei niets. Net als Harry dacht ze waarschijnlijk dat het hun verdiende loon was.
Om elf uur namen ze in de leerlingenkamer afscheid van Ron en gingen samen met Marcel naar de hal. Vilder stond hen al op te wachten net als Malfidus. Harry was vergeten dat Malfidus ook strafwerk had gekregen.
'Volg me,' zei Vilder, die een lamp aanstak en naar buiten ging.
'Jullie bedenken je nu wel twee keer voor jullie de regels nog eens overtreden, h�?' voegde hij er met een onaangename grijns aan toe. 'Jazeker... hard werken en pijn zijn nog steeds de beste leermeesters, als je het mij vraagt... doodzonde dat ze de oude straffen hebben afgeschaft... een paar dagen aan je polsen aan het plafond hangen en zo. Ik bewaar de kettingen nog steeds op m'n kantoortje en ik zorg dat ze goed geolied zijn, voor het geval ze zich bedenken... laten we gaan en probeer er niet tussenuit te knijpen, want dan maak je het er alleen maar erger op.'
Ze marcheerden over het donkere terrein. Marcel snikte zachtjes. Harry vroeg zich af wat voor straf ze zouden krijgen. Het moest iets vreselijks zijn, anders zou Vilder niet zo opgewekt klinken.
De maan scheen helder, maar voorbijdrijvende wolkenflarden zorgden steeds voor duisternis. In de verte zag Harry de verlichte ramen van Hagrids huisje en hoorde toen Hagrid roepen:
'Ben jij dat, Vilder? Schiet es op, ik wil aan de gang.'
Harry voelde zich plotseling een stuk opgeluchter; als ze iets met Hagrid moesten doen, was het vast niet al te erg. Waarschijnlijk was zijn opluchting op zijn gezicht te lezen, want Vilder zei: 'Je denkt zeker dat het een gezellig avondje wordt, h�, met die grote pummel? Nou, vergeet het maar, jongen jullie gaan het bos in en ik denk niet dat jullie er heelhuids uitkomen.'
Toen Marcel dat hoorde kreunde hij zacht en Malfidus bleef stokstijf staan. 'Het bos in?' zei hij en hij klonk niet zo koeltjes als normaal. 'We kunnen 's nachts het bos niet in - dan lopen er allerlei beesten los - weerwolven en zo.'
Marcel greep Harry's mouw en maakte een gesmoord geluid.
'Dat is jullie probleem,' zei Vilder, wiens stem haast oversloeg van pret. 'Had je maar aan die weerwolven moeten denken voor je jezelf in de nesten werkte.'
Hagrid kwam met grote passen aanlopen, met Muil op zijn hielen. Hij had een kruisboog in zijn hand en een koker met pijlen over zijn schouder.
'H� h�, eindelijk,' zei hij. 'Ik wacht al een halfuur. Alles kits, Harry? Hermelien?'
'Ik zou maar niet zo vriendelijk zijn, Hagrid,' zei Vilder kil. 'Tenslotte komen ze om gestraft te worden.'
'O, ben je daarom zo laat?' zei Hagrid, die Vilder fronsend aankeek. 'Zekers een preek gehouden? Da's jouw taak niet. Ok�, je werk zit erop. Ik neem 't nu wel over.'
'Ik kom jullie met zonsopgang halen,' zei Vilder. 'De overlevenden dan,' voegde hij er boosaardig aan toe en hij liep terug naar het kasteel. Zijn lamp verdween dansend in het duister.
Malfidus keek Hagrid aan.
'Ik ga dat bos niet in,' zei hij en tot zijn genoegen.hoorde Harry paniek doorklinken in zijn stem.
'O jawel, als je tenminste op Zweinstein wil blijven,' zei Hagrid fel. 'Jullie hebben wat verkeerds gedaan en nou motten jullie boeten.'
'Maar dat is iets voor het personeel, niet voor de leerlingen. Ik dacht dat we strafregels zouden moeten schrijven of zo. Als mijn vader dit hoort, dan zou hij -'
'zeggen dat 't nou eenmaal zo gaat op Zweinstein,' gromde Hagrid. 'Strafregels! Daar heb niemand niks an. Of je doet wat nuttigs of je rot maar op. Als je denkt dat je ouweheer liever heb dat je van school wordt getrapt, ga je maar terug naar 't kasteel om je koffers te pakken. Nou, ga dan!'
Malfidus verroerde zich niet. Hij keek Hagrid woedend aan, maar sloeg zijn ogen toen neer.
'Goed zo,' zei Hagrid. 'En nou effe goed luisteren, want we gaan iets gevaarlijks doen en ik wil niet dat iemand risico's neemt. Kom mee.'
Hij ging hen voor naar de bosrand, hield zijn lamp omhoog en wees op een smal zandpad, dat kronkelend tussen de duistere bomen verdween. Hun haar woei op in een zacht briesje.
'Kijk,' zei Hagrid. 'Zien jullie dat glanzende spul op de grond? Dat zilverachtige spul? Da's eenhoornbloed. D'r loopt een eenhoorn in 't bos die door iets of iemand ernstig verwond is. 't Is al de tweede in een week. Woensdag heb ik d'r eentje dood gevonden. We motten 't arme beest zien te vinden. Misschien motten we 'm wel uit z'n lijden verlossen.'
'En als wat die eenhoorn heeft aangevallen ons nou eerst vindt?' zei Malfidus, die de trilling in zijn stem niet kon onderdrukken.
'Niks in dat bos zal jullie wat maken als ik of Muil erbij ben,' zei Hagrid. 'En als jullie op 't pad blijven. Ok�, we splitsen ons in twee groepen en volgen 't pad in verschillende richtingen. Overal leg bloed, dus dat beest mot al minstens sinds gisteravond rondwankelen.'
'Ik wil met Muil mee,' zei Malfidus snel, met een blik op Muils lange tanden.
'Ok�, maar 't is een lafaard, ik waarschuw je,' zei Hagrid. 'Dan gaan Harry, Hermelien en ik de ene kant op en Draco, Marcel en Muil de andere. Als iemand die eenhoorn vindt, spuit ie groene vonken, ok�? Pak je toverstokkie en oefen effe - prima en als iemand in de penarie komt, spuit ie rooie vonken en dan komen we je te hulp. Nou, pas goed op en laten we gaan.'
Het was aardedonker en doodstil in het bos. Na een klein eindje lopen kwamen ze bij een splitsing van het pad. Harry, Hermelien en Hagrid gingen linksaf en Malfidus, Marcel en Muil rechts.
Ze zeiden geen woord en hielden hun blik op de grond gericht. Om de zoveel tijd scheen de maan tussen de takken door en verlichtte een blauwachtig-zilveren bloedvlek op de gevallen bladeren.
Harry vond dat Hagrid heel ongerust leek.
'Zouden die eenhoorns inderdaad gedood kunnen zijn door een weerwolf?' vroeg Harry.
'Die zijn niet snel genoeg,' zei Hagrid. "t Is niet eenvoudig om een eenhoorn te vangen. Het zijn machtige magische wezens. Ik heb nog nooit eerder meegemaakt dat d'r eentje gewond was.'
Ze passeerden een bemoste boomstronk. Harry hoorde stromend water, dus moesten ze in de buurt zijn van een stroompje of beekje. Hier en daar zagen ze plasjes eenhoornbloed op het kronkelpad.
'Alles ok�, Hermelien?' fluisterde Hagrid. 'Maak je geen zorgen, hij ken niet ver gekomen zijn als ie zo zwaar gewond is en dan kennen We vlug, achter die boom!'
Hagrid greep Harry en Hermelien en zette hen snel achter een torenhoge eik naast het pad. Hij pakte een pijl, deed die op zijn kruisboog en hief hem op, klaar om te schieten. Ze luisterden. Vlakbij glibberde iets over de dode bladeren; het klonk als de zoom van een mantel die over de grond sleepte. Hagrid tuurde naar het duistere pad, maar na een paar tellen stierf het geluid weg.
Ik wist 't,' mompelde hij. 'D'r sluipt iets rond wat hier niet thuishoort.'
'Een weerwolf?' suggereerde Harry.
'Dat was geen weerwolf en ook geen eenhoorn,' zei Hagrid grimmig. 'Ok�, volg me, maar wees voorzichtig.'
Ze liepen nu langzamer, met hun oren gespitst op het minste of geringste geluid. Opeens zagen ze verderop iets bewegen, aan de rand van een open plek.
'Wie is daar?' riep Hagrid. 'Kom te voorschijn - ik ben gewapend!'
En op de open plek verscheen een mens, of was het een paard? Tot aan zijn middel was het een mens, met rood haar en een rode baard, maar daaronder zagen ze het glanzende, roodbruine lijf van een paard, met een lange, rossige staart. Harry en Hermelien staarden met open mond.
'O, ben jij 't, Ronan,' zei Hagrid opgelucht. 'Hoe gaat ie?'
Hij liep naar de centaur en gaf hem een hand.
'Goedenavond, Hagrid,' zei Ronan met een diepe, melancholieke stem. 'je wilde me toch niet neerschieten, hoop ik?'
'We motten voorzichtig zijn, Ronan,' zei Hagrid, die op zijn kruisboog klopte. 'D'r sluipt iets gevaarlijks rond in 't bos. Dit zijn Harry Potter en Hermelien Griffel, tussen haakies. Twee leerlingen van school. En dit is Ronan. Hij is een centaur.'
'Dat hadden we gezien, ja,' zei Hermelien flauwtjes.
'Goedenavond,' zei Ronan. 'Leerlingen, h�? En leren jullie veel, daar op school?'
'Eh -'
'Een beetje,' zei Hermelien verlegen.
'Een beetje? Dat is beter dan niets,' zuchtte Ronan. Hij staarde naar de hemel. 'Mars is helder vannacht.'
'Ja,' zei Hagrid. 'Hoor es effe, Ronan, ik ben blij dat we je tegenkomen, want d'r mot ergens een gewonde eenhoorn rondlopen heb jij wat gezien?'
Ronan gaf niet direct antwoord. Hij staarde omhoog en zuchtte opnieuw. 'De onschuldigen zijn altijd de eerste slachtoffers,' zei hij. 'Zo is het altijd geweest en zo is het ook nu weer.'
'Ja,' zei Hagrid, 'maar heb je toevallig iets gezien, Ronan? Iets ongewoons?'
'Mars is helder vannacht,' herhaalde Ronan, terwijl Hagrid hem ongeduldig aanstaarde. 'Ongewoon helder.'
'Ja, maar ik bedoel eigenlijk ietsje dichter bij huis,' zei Hagrid. 'Heb je niks vreemds gezien?'
Ronan nam opnieuw de tijd voor hij antwoord gaf. Uiteindelijk zei hij: 'In het bos schuilen vele geheimen.'
Er bewoog iets tussen de bomen achter Ronan en Hagrid hief zijn kruisboog weer op, maar het was een tweede centaur, met zwart haar en een zwarte vacht. Hij zag er wat wilder uit dan Ronan.
'Hallo, Ban,' zei Hagrid. 'Alles kits?'
'Goedenavond, Hagrid. Is alles goed met je?'
'Ik ken niet klagen. Hoor es, ik vroeg net aan Ronan of jullie de afgelopen dagen iets vreemds hebben gezien in 't bos. D'r is een eenhoorn gewond - weten jullie daar wat van?'
Ban ging naast Ronan staan en staarde ook omhoog.
'Mars is helder,' zei hij.
'Dat hadden we al gehoord,' zei Hagrid knorrig. 'Nou, als jullie iets zien, laat 't me dan weten, ja? Dan stappen we maar weer es op.'
Harry en Hermelien volgden hem, maar bleven over hun schouder naar Ronan en Ban staren tot de open plek achter de bomen verdween.
'Probeer nooit geen simpel antwoord los te krijgen uit een centaur' zei Hagrid ge�rriteerd. 'Stomme sterrenwichelaars. Niet ge�nteresseerd in wat dichterbijer is dan de maan.'
Wonen er veel centaurs in het bos?' vroeg Hermelien.
'O, aardig wat... ze zijn nogal op zichzelf, maar als ik ze moet hebben, komen hun meestal wel opdagen, 't Zijn diepe denkers, hoor, die centaurs... ze weten een hoop... alleen laten ze 't niet blijken.'
'Denk je dat we daarnet ook een centaur hoorden?' vroeg Harry.
'Klonk dat als hoefgetrappel? Nee, als je 't mijn vraagt was dat wat die eenhoorn heb gedood - ik heb nog nooit zoiets gehoord.'
Ze liepen verder door het dichte, donkere bos. Harry keek steeds nerveus achterom. Hij had het akelige gevoel dat ze in de gaten werden gehouden en was blij dat ze Hagrid en zijn kruisboog bij zich hadden. Net toen ze om een bocht in het pad waren gegaan, greep Hermelien Hagrid bij zijn arm.
'Hagrid! Kijk! Rode vonken! De anderen zijn in gevaar!'
'Wachten jullie hier!' riep Hagrid. 'Blijf op 't pad, dan kom ik jullie halen.'
Met veel gekraak en gestamp stormde hij door het kreupelhout. Harry en Hermelien keken elkaar doodsbang aan, tot ze ten slotte alleen nog het geritsel van bladeren hoorden.
'Denk je dat er iets met ze gebeurd is?' fluisterde Hermelien.
'Malfidus kan me niet schelen, maar als Marcel iets is overkomen... het is onze schuld dat hij hier is.'
De minuten kropen voorbij. Hun gehoor leek scherper dan normaal en het was alsof Harry elk zuchtje wind en elk krakend takje kon horen. Wat gebeurde er? Waar waren de anderen?
Uiteindelijk kondigde een luid gekraak de terugkeer van Hagrid aan. Hij had Maifidus, Marcel en Muil bij zich. Hagrid was woest. Blijkbaar had Malfidus Marcel voor de grap beslopen en hem plotseling beetgegrepen en had Marcel in paniek rode vonken afgeschoten.
'We hebben mazzel als we nog iets vinden, na al die rotherrie! Ok�, we doen 't anders Marcel, jij blijft bij Hermelien en mij en Harry, jij gaat met Muil en die idioot mee. 't Spijt me,' fluisterde Hagrid tegen Harry, 'maar jij laat je niet zo gauw bang maken en we motten deze klus klaren.'
Vandaar dat Harry samen met Muil en Malfidus verderging. Ze liepen bijna een halfuur, dieper en dieper het bos in, tot ze het pad nauwelijks nog konden zien omdat de bomen zo dicht op elkaar
stonden. Harry had.de indruk dat er meer bloed lag. De wortels van ��n bepaalde boom zaten onder de vlekken, alsof het arme Leest daar had liggen spartelen. Iets verderop, door de takken van een oeroude eik, zag hij een open plek.
'Kijk -' mompelde hij en hij stak zijn hand uit om Malfidus tegen te houden.
Er lag iets op de grond, iets wits en glanzends. Heel behoedzaam slopen ze naderbij.
Het was de eenhoorn en hij was dood. Harry had nog nooit zoiets moois en triests gezien. Zijn lange, ranke benen staken alle kanten uit en zijn manen lagen parelachtig wit uitgespreid over de donkere bladeren, waar hij was neergevallen.
Harry had net ��n stap naar voren gedaan toen hij een glibberend geluid hoorde en verstijfde. Een struik aan de rand van de open plek trilde... uit de schaduwen dook plotseling een in mantel en kap gehulde gedaante op, die over de grond kroop als een dier dat zijn prooi besloop. Harry, Malfidus en Muil keken als versteend toe. De gedaante bereikte de eenhoorn, boog zijn hoofd over de wond in de flank van het dier en begon zijn bloed te drinken.
' AAAAAAAAARG!'
Malfidus slaakte een vreselijke kreet en nam de benen, net als Muil. De gestalte hief zijn hoofd op en keek Harry aan van onder zijn kap. Eenhoornbloed sijpelde over zijn mantel. Hij sprong overeind en kwam op Harry af, die verstijfd was van angst.
Opeens voelde hij een stekende pijn in zijn hoofd, erger dan ooit tevoren. Het was alsof zijn litteken in brand stond - verblind wankelde hij achteruit. Hij hoorde hoefgetrappel en er sprong iets over hem heen, iets wat op de gedaante afstormde.
De pijn in Harry's hoofd was zo erg dat hij op zijn knie�n neerviel. Pas na een minuut of wat werd het iets minder en toen hij eindelijk weer opkeek, was de gedaante verdwenen. Er stond een centaur naast hem, maar niet Ronan of Ban; deze leek jonger en had witblond haar en een roomkleurig lijf.
'Is alles in orde?' vroeg de centaur, die Harry overeind hielp.
'Ja, dank u - wat was dat?'
De centaur gaf geen antwoord. Hij had verbazend blauwe ogen, als bleke saffieren. Hij keek Harry aandachtig aan en zijn blik bleef op het litteken op zijn voorhoofd rusten, dat rood en gezwollen was.
'Je bent die jongen van Potter,' zei hij. 'Je kunt beter teruggaan naar Hagrid. Het is op het moment niet veilig in het bos -vooral niet voor jou. Kun je rijden? Dat gaat sneller. Ik heet Firenze,' voegde hij eraan toe en hij liet zich op zijn knie�n zakken, zodat Harry op zijn rug kon klimmen.
Plotseling klonken er nog meer galopperende hoeven, aan de andere kant van de open plek. Ronan en Ban stormden tussen de bomen door, met zwoegende, bezwete flanken.
Firenze!' riep Ban woedend. 'Wat moet dat? Je hebt een mens op je rug! Heb je geen schaamte? Ben je een ordinaire muilezel?'
Weet je wel wie dit is?' zei Firenze. 'Dit is die jongen van Potter. Hoe eerder hij het bos uit is, hoe beter'
'Wat heb je tegen hem gezegd?' gromde Ban. 'Vergeet niet dat we gezworen hebben ons niet tegen de wil van de hemel te verzetten, Firenze. Hebben we niet in de bewegingen van de planeten gelezen wat komen gaat?'
Ronan schraapte nerveus met zijn voorhoeven over de grond.
'Firenze deed vast wat hem het beste leek,' zei hij met zijn sombere stem.
Ban schopte woedend met zijn achterbenen. 'Het beste! En wat hebben wij daarmee te maken? Centaurs bekommeren zich alleen om wat voorspeld is! Het is onze taak niet om als ezels achter mensen aan te hollen die verdwaald zijn in ons bos!'
Firenze steigerde plotseling van woede en Harry moest hem bij de schouders beetgrijpen om niet te vallen.
'Zie je die eenhoorn dan niet?' bulderde Firenze tegen Ban. 'Snap je niet waarom hij is gedood? Of hebben de planeten dat soms niet aan je onthuld? Ik verweer me tegen wat zich in dit bos schuilhoudt, Ban. Zonodig met behulp van mensen!'
Firenze draaide zich abrupt om en draafde tussen de bomen door, terwijl Harry zich zo goed mogelijk vastklampte.
Harry snapte er niets van.
'Waarom is Ban boos?' vroeg hij. 'En wat was dat ding waar je me voor hebt gered?'
Firenze vertraagde zijn pas en zei dat Harry zijn hoofd omlaag moest houden en moest oppassen voor laaghangende takken, maar hij gaf geen antwoord op zijn vraag. Ze liepen zo lang zwijgend verder dat Harry dacht dat Firenze niet meer wilde praten, maar in een uitzonderlijk dicht stukje bos bleef de centaur plotseling staan.
'Harry Potter, weet je waar eenhoornbloed voor dient?'
'Nee,' zei Harry, verbaasd door die rare vraag. 'Op Toverdrankles gebruiken we alleen de hoorn en de staartharen.'
'Dat komt omdat het monsterlijk is om een eenhoorn te doden,' zei Firenze. 'Alleen iemand die niets te verliezen heeft en alles te winnen, is bereid zon misdaad te begaan. Het bloed van een eenhoorn houdt je in leven, zelfs als je op sterven na dood bent, maar tegen een vreselijke prijs. Je hebt iets reins en weerloos gedood om je armzalige ik te redden en daarom leid je vanaf het moment dat dat bloed je lippen raakt nog maar een half leven, een vervloekt leven.'
Harry staarde naar Firenze's achterhoofd, dat zilverkleurig gevlekt leek in het maanlicht.
'Maar wie zou zo wanhopig zijn?' vroeg hij zich hardop af. 'Als je eeuwig vervloekt zult zijn kun je toch beter dood zijn, of niet?'
'Inderdaad,' beaamde Firenze, 'tenzij je slechts lang genoeg in leven wilt blijven om iets anders te drinken iets waardoor je je oude macht en kracht terugkrijgt iets waardoor je onsterfelijk wordt. Harry Potter, weet je wat erop dit moment verborgen is in jullie school?'
'De Steen der Wijzen! Ja, natuurlijk het Levenselixer! Maar ik snap niet wie -'
'Kun je niemand bedenken die al jaren probeert om zijn macht te herwinnen, die zich wanhopig vastklampt aan het leven terwijl hij zijn kans afwacht?'
Het was alsof een ijzeren vuist zich om Harry's hart sloot. Boven het geruis van de bomen uit hoorde hij wat Hagrid had gezegd toen ze elkaar voor het eerst ontmoetten: 'Sommigen zeggen dat ie dood is. Geklets, als je 't mijn vraagt. Kweenie of ie nog wel voldoende mens in zich had om dood te kennen gaan.'
'Bedoel je,' kraste Harry, 'dat dat Vol-'
'Harry! Harry, is alles goed met je?'
Hermelien holde naar hem toe, gevolgd door een hijgende en puffende Hagrid.
'Ja, prima,' zei Harry, die nauwelijks wist wat hij zei. 'Die eenhoorn is dood, Hagrid. Hij ligt een eind verderop, op een open plek.'
'Dan neem ik hier afscheid van je,' prevelde Firenze, terwijl Hagrid haastig vertrok om de eenhoorn te onderzoeken. 'Je bent nu veilig.'
Harry liet zich van zijn rug glijden.
'Het allerbeste, Harry Potter,' zei Firenze. 'De wil der planeten is al eerder verkeerd uitgelegd, zelfs door centaurs. Ik hoop dat dat nu ook het geval is.'
Hij draaide zich om en draafde weg door de bomen, met achterlating van een trillende Harry.
Ron, die had zitten wachten in de donkere leerlingenkamer, was in slaap gevallen en riep iets over een Zwerkbalovertreding toen Harry hem ruw wakker schudde. Een paar tellen later was hij echter klaarwakker en vertelde Harry hem wat er in het bos gebeurd was.
Harry kon niet stilzitten. Hij ijsbeerde heen en weer voor de haard en trilde nog steeds.
'Sneep probeert die Steen te pakken te krijgen voor Voldemort... en Voldemort wacht in het bos... en de hele tijd dachten we dat Sneep gewoon rijk wilde worden...'
'Zeg die naam niet steeds!' fluisterde Ron doodsbang, alsof Voldemort hen kon horen.
Harry luisterde niet.
'Firenze heeft me gered, maar dat was eigenlijk verkeerd van hem... Ban was woedend... hij zei dat hij tegen de wil van de planeten inging... Ze weten waarschijnlijk dat Voldemort terugkeert... Ban vindt dat Firenze niet had moeten ingrijpen toen Voldemort me wilde vermoorden.. Dat zal ook wel in de sterren geschreven staan.'
Zeg die naam toch niet steedsl' siste Ron
'Dus ik hoef alleen maar te wachten tot Sneep de Steen steelt en dan kan Voldemort terugkomen en me om zeep helpen,' vervolgde Harry koortsachtig. 'Nou, dan is in elk geval Ban blij.'
Hermelien was ook doodsbenauwd, maar had toch een kleine geruststelling voor Harry.
'Iedereen zegt dat Perkamentus de enige is voor wie Jeweetwel ooit bang is geweest, Harry. Zolang Perkamentus in de buurt is, durft Jeweetwel niks te doen. En wie zegt trouwens dat die centaurs gelijk hebben? Wat zij doen lijkt me meer waarzeggerij en dat is volgens professor Anderling een heel onnauwkeurige tak van de toverkunst.'
Het werd buiten al licht voor ze eindelijk waren uitgepraat. Uitgeput en met zere kelen gingen ze naar bed, maar de verrassingen waren nog niet voorbij.
Toen Harry de lakens wegtrok, zag hij zijn keurig opgevouwen onzichtbaarheidsmantel liggen. Er was een briefje opgespeld:
Voor het geval dat.
Hoofdstuk 16
DOOR HET LUIK
Jaren later kon Harry zich niet meer goed herinneren hoe hij ooit door zijn tentamens heen had weten te komen, terwijl hij elk moment verwachtte dat Voldemort binnen zou komen stormen. De dagen kropen voorbij, maar Pluisjes deur was nog steeds op slot en hijzelf was zo te horen springlevend en in goede conditie.
Het was bloedheet, vooral in het grote lokaal waar ze het schriftelijk deden. Speciaal voor het examen kregen ze nieuwe ganzenveren, die behekst waren met een Anti-Spiekspreuk.
Voor het praktijkexamen moesten ze een voor een bij professor Banning in de klas komen en een ananas laten tapdansen op zijn bureau. Professor Anderling keek toe hoe ze een muis in een snuifdoos veranderden; een erg mooie doos leverde extra punten op, maar als hij nog snorharen had kregen ze aftrek. Sneep maakte iedereen doodnerveus door over hun schouders mee te kijken terwijl ze zich probeerden te herinneren wat er in Vergetelheidsdrank ging.
Harry deed zo goed mogelijk zijn best en probeerde de stekende pijn in zijn voorhoofd te negeren. Na hun avontuur in het bos had hij daar constant last van. Marcel dacht dat Harry aan een ernstige vorm van examenvrees leed, omdat hij niet kon slapen, maar in werkelijkheid schrok hij steeds wakker door zijn oude nachtmerrie. Die was nu erger dan ooit, omdat er ook een in een mantel gehulde, bloedbevlekte gedaante in voorkwam.
Misschien was het omdat ze niet hadden gezien wat Harry in het bos had gezien of omdat ze geen kloppende littekens op hun voorhoofd hadden, maar Ron en Hermelien maakten zich lang niet zo veel zorgen om de Steen als Harry. Ze vonden de gedachte aan Voldemort natuurlijk wel angstaanjagend, maar hij spookte niet door hun dromen en ze hadden het zo druk met leren dat ze weinig tijd hadden om te piekeren over de snode plannetjes die Sneep of wie dan ook smeedde.
Hun laatste tentamen ging over de Geschiedenis van de Toverkunst. Nog een uur lang vragen beantwoorden over geschifte oude tovenaars die zelfroerende ketels hadden uitgevonden en dan zouden ze vrij zijn, een heerlijke week lang, tot de uitslag van de tentamens bekend werd. Toen de geest van professor Kist zei dat ze hun ganzenveren moesten neerleggen en hun perkament oprollen, juichte Harry ondanks alles met de anderen mee.
'Het viel ontzettend mee, vond ik,' zei Hermelien toen de leerlingen het zonnige park instroomden. 'Ik had al die dingen over de Gedragscode voor Weerwolven uit 1637 of de opstand van Elfric de Grijpgrage helemaal niet hoeven leren.'
Hermelien nam na afloop van een tentamen de vragen graag nog eens door, maar Ron zei dat hij daar misselijk van werd en daarom slenterden ze naar het meer en ploften onder een boom neer. De broertjes Wemel en Leo lordaan kietelden de tentakels van een reuzeninktvis, die in het ondiepe water van het zonnetje genoot.
'Eindelijk niet meer leren!' zuchtte Ron gelukzalig en hij strekte zich uit in het gras. 'Kijk niet zo somber, Harry. Het duurt een hele week voor we horen hoe slecht we het gedaan hebben, dus maak je alsjeblieft geen zorgen.'
Harry wreef over zijn voorhoofd.
'Ik wou dat ik wist wat dit betekent!' zei hij nijdig. 'M'n litteken doet steeds pijn. Dat is al eerder gebeurd, maar nog nooit zo vaak als nu.'
'Ga dan naar madame Plijster,' suggereerde Hermelien.
'Ik ben niet ziek,' zei Harry. 'Volgens mij is het een waarschuwing... dat er gevaar op de loer ligt...'
Het was zo warm dat Ron zich niet echt druk kon maken.
'Ontspan je, Harry. Hermelien heeft gelijk. De Steen is veilig zolang Perkamentus in de buurt is. Bovendien hebben we geen enkel bewijs dat Sneep ooit heeft uitgevogeld hoe hij langs Pluisje moet komen. De laatste keer is zijn been bijna afgebeten en ik denk niet dat hij het gauw opnieuw zal proberen. En het lijkt me waarschijnlijker dat Marcel Zwerkbal speelt voor Engeland dan dat Hagrid Perkamentus verraadt.'
Harry knikte, maar toch hield hij het knagende gevoel dat hij iets vergeten was. Iets belangrijks. Toen hij dat probeerde uit te leggen zei Hermelien: 'Dat komt door al dat leren. Gisteren werd ik plotseling wakker en pas toen ik de helft van mijn aantekeningen voor Transfiguratie had doorgewerkt, bedacht ik dat we dat tentamen al gehad hadden.'
Harry wist zeker dat dat onrustige gevoel niets met de tentamens te maken had. Hij zag een uil door de felblauwe hemel naar de school fladderen, met een briefje in zijn snavel. Hagrid was de enige die hem ooit briefjes schreef. Hagrid zou Perkamentus nooit verraden. Hagrid zou nooit tegen iemand zeggen hoe ze Pluisje in de luren moesten leggen... nooit... maar-
Harry sprong overeind.
'Waar ga jij heen?' zei Ron slaperig.
'Er schiet me iets te binnen,' zei Harry doodsbleek. 'We moeten naar Hagrid, nu meteen.'
'Waarom?' zei Hermelien hijgend. Ze moest moeite doen om hem bij te houden.
'Vind je het ook niet gek dat Hagrid, die altijd dolgraag een draak heeft willen hebben, plotseling een wildvreemde tegen het lijf loopt die een drakenei op zak heeft?' zei Harry, die tegen de met gras begroeide helling opklauterde. 'Hoeveel mensen lopen met drakeneieren rond, terwijl dat verboden is? Wel heel toevallig dat hij net Hagrid ontmoette, nietwaar? Waarom heb ik dat niet eerder beseft?'
'Wat klets je toch?' zei Ron, maar Harry sprintte in de richting van het bos en gaf geen antwoord.
Hagrid zat buiten, in een gemakkelijke stoel. Hij had zijn mouwen en broekspijpen opgerold en was erwten aan het doppen, die hij in een grote kom gooide.
'Hallo,' zei hij glimlachend. 'Zitten de tentamens d'rop? Motten jullie wat drinken?'
'Ja, graag,' zei Ron, maar Harry viel hem in de rede.
'Nee, Hagrid, we hebben haast. Ik wilde je alleen iets vragen. Weet je nog, die avond toen je Norbert hebt gewonnen? Hoe zag die vreemdeling met wie je gekaart hebt eruit?'
'Kweenie,' zei Hagrid nonchalant. 'Hij wou z'n mantel niet uitdoen.'
Hij zag hun verbijsterde blikken en trok zijn wenkbrauwen op.
'Da's echt niet zo mal, hoor. Je komt een hoop rare lui tegen in de Zwijnskop das de kroeg in 't dorp. 't Zal wel een drakendealer zijn geweest. Ik heb z'n gezicht niet gezien, want hij hield z'n kap op.'
Harry plofte neer op het gras, naast de kom met erwten.
'Waar hebben jullie over gepraat, Hagrid? Heb je het over Zweinstein gehad?'
'Zou best es ter sprake kennen zijn gekomen,' zei Hagrid, die zijn voorhoofd fronste en zich dat probeerde te herinneren. 'Ja... hij vroeg wat ik dee en ik zei dat ik terreinknecht en jachtopziener was... Hij vroeg voor wat voor beesten ik zorg en dat heb ik verteld... en toen zei ik dat ik altijd al graag een draak had willen hebben... en toen... es effe denken... 't is een beetje vaag, want hij gaf steeds rondjes... effe kijken... o ja, toen zei ie dat ie een drakenei had en dat ie daar best om wilde kaarten... alleen wilde ie wel zeker weten dat ik d'rvoor kon zorgen en dat ie een goed tehuis zou krijgen... en toen zei ik dat een draak een makkie zou zijn na Pluisje...'
'En was hij leek hij ge�nteresseerd in Pluisje?' vroeg Harry, die probeerde zijn stem niet te laten trillen.
'Nou ja. Ik bedoel, hoe vaak kom je een driekoppige hond tegen, zelfs op Zweinstein? Dus ik vertelde dat Pluisje een eitje is, als je maar weet hoe je hem aan mot pakken. Gewoon een stukkie muziek spelen, dan valt ie als een blok in slaap -'
Hagrid keek hen vol ontzetting aan.
'Dat had ik niet motten zeggen!' flapte hij eruit. 'Vergeet dat ik dat gezegd heb! H�, waar gaan jullie heen?'
Harry, Ron en Hermelien deden er het zwijgen toe tot ze in de hal van de school stonden, die kil en somber leek na het zonnige park.
'We moeten het tegen Perkamentus zeggen,' zei Harry. 'Hagrid heeft die vreemdeling verteld hoe hij langs Pluisje kan komen en onder die mantel moet Sneep of Voldemort hebben gezeten - het moet een fluitje van een cent zijn geweest, zodra hij Hagrid dronken had gevoerd. Ik hoop alleen maar dat Perkamentus ons gelooft. Misschien wil Firenze getuige zijn, als Ban hem tenminste niet tegenhoudt. Waar is Perkamentus' kantoor?'
Ze keken om zich heen, alsof ze hoopten dat ze een bordje zouden zien dat in de juiste richting wees. Ze hadden nooit gehoord waar Perkamentus' kamers waren en kenden ook niemand die ooit bij hem had moeten komen.
'Dan moeten we gewoon -' begon Harry, maar plotseling galmde een stem door de hal.
'Wat doen jullie binnen?'
Het was professor Anderling. Ze had een grote stapel boeken bij zich.
'We wilden professor Perkamentus spreken,' zei Hermelien, wat Harry en Ron nogal dapper van haar vonden.
'Professor Perkamentus spreken?' herhaalde professor Anderling, alsof dat iets heel verdachts was. 'Hoezo?'
Harry slikte wat nu?
'Eigenlijk is het min of meer geheim -' begon hij, maar daar kreeg hij meteen spijt van, want professor Anderling sperde haar neusgaten nijdig open.
'Professor Perkamentus is tien minuten geleden vertrokken,' zei ze kil. 'Hij kreeg een dringende uil van het Ministerie van Toverkunst en is direct naar Londen gevlogen.'
'Is hij weg?' zei Harry geagiteerd. 'N�?'
'Professor Perkamentus is een groot tovenaar, Potter. Er wordt vaak een beroep op hem gedaan.'
'Maar dit is belangrijk.'
'Is wat jij te zeggen hebt belangrijker dan het Ministerie van Toverkunst?'
'Luister, professor,' zei Harry, die alle voorzichtigheid overboord zette, 'het gaat om de Steen der Wijzen -'
Hij wist niet wat professor Anderling verwacht had te horen, maar dit in elk geval niet. Ze liet haar boeken vallen, maar raapte ze niet op.
'Hoe weten jullie ?' sputterde ze.
'Professor, ik denk nee, ik weet dat Sn- dat iemand van plan is die Steen te stelen. Ik moet professor Perkamentus spreken!'
Ze staarde hem geschokt en achterdochtig aan.
'Professor Perkamentus komt morgen terug,' zei ze uiteindelijk. 'Ik weet niet hoe jullie van die Steen hebben gehoord, maar ik verzeker je dat hij onmogelijk gestolen kan worden. Hij wordt veel te streng bewaakt.'
'Maar professor -'
'Potter, ik weet waar ik het over heb,' zei ze kortaf. Ze bukte zich en raapte haar boeken op. 'Het lijkt me beter dat jullie naar buiten gaan en van het mooie weer genieten.'
Dat deden ze echter niet.
'Vanavond gaat het gebeuren,' zei Harry, zodra professor Anderling buiten gehoorsafstand was. 'Vanavond gaat Sneep door dat luik. Hij weet nu wat hij weten moet en Perkamentus is er niet. Sneep heeft vast dat briefje gestuurd. Ik wil wedden dat ze stomverbaasd zijn op het Ministerie van Toverkunst als Perkamentus opeens op de stoep staat.'
'Maar wat kunnen wij -'
Hermelien snakte naar adem en Harry en Ron draaiden zich snel om.
Sneep stond op een paar meter afstand.
'Goeiemiddag,' zei hij gladjes. Ze staarden hem aan.
'Jullie horen buiten te zijn, met dat mooie weer,' zei hij met een eigenaardige, verwrongen glimlach.
'We gingen -' begon Harry, zonder enig idee wat hij eigenlijk wilde zeggen.
'Ik zou maar voorzichtig zijn,' zei Sneep. 'Je zou nog denken dat jullie iets in je schild voeren, als je jullie zo ziet rondhangen. En Griffoendor kan het zich niet veroorloven om nog meer punten kwijt te raken, nietwaar?'
Harry werd rood. Ze wilden naar buiten gaan, maar Sneep riep hen terug.
'Ik waarschuw je, Potter nog meer nachtelijke omzwervingen en ik zorg er persoonlijk voor dat je van school wordt gestuurd. Een fijne dag verder.'
Hij liep met grote passen naar de docentenkamer.
Buiten, op het stenen bordes, keek Harry de anderen aan.
'Ok�, dan doen we het zo,' fluisterde hij. 'Eentje houdt Sneep in de gaten, wacht hem in de buurt van de docentenkamer op en volgt hem als hij naar buiten komt. Dat kun jij het beste doen, Hermelien.'
'Waarom ik?'
'Dat lijkt me duidelijk,' zei Ron. 'je kunt altijd doen alsof je op professor Banning wacht.' Met een hoog stemmetje zei hij: 'O professor Banning, ik maak me toch zo ongerust! Volgens mij heb ik vraag 4b niet helemaal goed beantwoord...'
'Hou je mond,' zei Hermelien, maar ze was bereid om Sneep in de gaten te houden.
'En dan bewaken wij de gang op de derde verdieping,' zei Harry tegen Ron. 'Kom op.'
Maar hun plannetje mislukte faliekant. Ze waren nauwelijks bij de deur die Pluisje van de rest van de school scheidde toen professor Anderling weer langskwam en deze keer werd ze echt kwaad.
'Jullie denken zeker dat jullie moeilijker te passeren zijn dan een hele lading betoveringen!' zei ze woedend. 'Genoeg onzin! Als ik jullie hier nog ��n keer zie, trek ik opnieuw vijftig punten af van Griffoendor! Ja, Wemel, van mijn eigen afdeling!'
Harry en Ron gingen terug naar de leerlingenkamer. Harry zei net: 'Nou, in elk geval wordt Sneep geschaduwd door Hermelien,' toen het portret van de Dikke Dame openzwaaide en Hermelien binnenkwam.
'Het spijt me zo, Harry!' jammerde ze. 'Sneep kwam naar buiten en vroeg wat ik deed en toen ik zei dat ik op Banning wachtte, ging Sneep hem halen. Ik heb net weg weten te komen, maar ik weet niet waar Sneep is gebleven.'
'Nou, dan hebben we geen keus,' zei Harry.
De anderen staarden hem aan. Hij was bleek en zijn ogen fonkelden.
'Vanavond probeer ik om die Steen als eerste te pakken te krijgen.'
'Je bent gek!' zei Ron.
'Dat kan niet!' zei Hermelien. 'Na wat Anderling en Sneep gezegd hebben? Je wordt van school gestuurd!'
'EN WAT DAN NOG?' schreeuwde Harry. 'Snappen jullie het dan niet? Als Sneep de Steen te pakken krijgt, keert Voldemort terug! Hebben jullie niet gehoord hoe het was toen hij de boel probeerde over te nemen? Dadelijk is er geen school meer om afgestuurd te worden! Hij verandert Zweinstein in een berg puin of in een school voor de Zwarte Kunsten! Het doet er niets meer toe hoeveel punten we verliezen, begrijpen jullie dat niet? Denk je dat hij jullie met rust zal laten als Griffoendor de beker wint? Als ik betrapt word voor ik de Steen vind, nou, dan moet ik terug naar de Duffelings en daar afwachten tot Voldemort me vindt. Dat betekent alleen dat ik ietsje later doodga dan anders, want ik loop nooit over naar de Duistere Zijde! Nooit! Vanavond ga ik door dat luik heen en niets wat jullie zeggen kan me tegenhouden! Voldemort heeft mijn ouders vermoord, weten jullie nog wel?'
Hij staarde hen woedend aan.
'Je hebt gelijk, Harry,' zei Hermelien met een klein stemmetje. 'Ik zal de onzichtbaarheidsmantel gebruiken,' zei Harry. 'Een geluk dat ik die terug heb gekregen.'
'Maar is hij groot genoeg voor ons drie�n?' zei Ron.
'Ons - ons drie�n?'
'Kom nou! Je dacht toch niet dat wij je in je eentje laten gaan?'
'Nee, natuurlijk niet,' zei Hermelien gedecideerd. 'Denk je dat je die Steen te pakken zou kunnen krijgen zonder onze hulp? Ik ga gauw even mijn boeken doorkijken. Misschien staat er iets in wat van pas komt...'
'Maar als we worden gesnapt, worden jullie ook van school gestuurd.'
'Dat lijkt me sterk,' zei Hermelien grimmig. 'Banning heeft me in vertrouwen verteld dat ik een score van honderdtwaalf procent heb behaald. Ik denk niet dat ze me dan nog gauw van school zullen trappen.'
Na het avondeten ging het drietal nerveus een beetje apart zitten in de leerlingenkamer. Niemand viel hen lastig; tenslotte praatten de andere Griffoendors niet meer met Harry. Dit was de eerste keer dat hij dat niet vreselijk vond. Hermelien nam vlug haar aantekeningen door, in de hoop dat ze een betovering tegen zou komen die ze dadelijk misschien zouden moeten overwinnen. Harry en Ron zeiden niet veel. Ze dachten aan wat hen te wachten stond.
Langzaam ging de ene na de andere leerling naar bed en liep de kamer leeg.
'Ik zou de mantel maar halen,' mompelde Ron, toen Leo Jordaan eindelijk geeuwend en rekkend opstond. Harry holde de trap op naar hun donkere slaapzaal. Hij pakte de mantel en zijn blik viel op de fluit die Hagrid hem voor kerst had gegeven. Hij stak hem in zijn zak, om hem tegen Pluisje te gebruiken hij had niet veel zin om te zingen.
Hij rende terug naar de leerlingenkamer.
'Laten we die mantel vast omdoen en kijken of hij ons helemaal bedekt -stel je voor dat Vilder een losse voet door de gang ziet zweven.'
'Wat doen jullie daar?' zei een stem uit een hoek van de kamer. Marcel kwam achter een stoel vandaan, met Willibrord de pad in zijn hand, die blijkbaar opnieuw een poging had gedaan om zijn vrijheid te herwinnen.
'Niets, Marcel, niets,' zei Harry, die de mantel gauw op zijn rug hield.
Marcel staarde naar hun schuldige gezichten. 'Jullie gaan weer op pad,' zei hij.
'Nee, nee, nee,' zei Hermelien. 'Nee, echt niet. Ga maar lekker slapen, Marcel.'
Harry keek naar de staande klok naast de deur. Ze hadden geen tijd meer te verliezen; misschien was Sneep al bezig om Pluisje in slaap te spelen.
'Jullie mogen niet weg,' zei Marcel. 'Jullie worden vast weer gesnapt en dan komt Griffoendor nog erger in de problemen.'
'Je begrijpt het niet, Marcel,' zei Harry. 'Dit is belangrijk.' Maar Marcel had blijkbaar al zijn moed bijeengeschraapt en was van plan krasse maatregelen te nemen.
'Ik laat jullie niet gaan,' zei hij en hij ging haastig voor het portretgat staan. 'Dan dan zullen jullie met me moeten vechten!'
'Marcel,' siste Ron woedend, 'ga opzij, idioot -'
'Noem me geen idioot!' zei Marcel. 'Jullie mogen de regels niet meer overtreden. En jij zei zelf dat ik van me af moest bijten!'
'Ja, maar niet tegen ons,' zei Ron ge�rgerd. 'Marcel, je weet niet wat je doet.'
Hij deed een stap naar voren en Marcel liet Willibrord de pad vallen, die haastig wegsprong.
'Vooruit, probeer me maar te slaan,' zei Marcel, die zijn vuisten ophief. 'Ik ben klaar!'
Harry wendde zich tot Hermelien.
'Doe iets,' zei hij wanhopig.
Hermelien stapte naar voren. 'Marcel,' zei ze, 'dit spijt me heel, heel erg.'
Ze hief haar toverstok op. 'Petrificus Tolalus!' riep ze en wees met haar stok op Marcel.
Marcels armen schoten tegen zijn zijden. Zijn benen klapten tegen elkaar en zijn hele lichaam verstarde. Hij zwaaide even heen en weer en viel toen plat op zijn gezicht, zo stijf als een plank.
Hermelien rende naar hem toe en draaide hem om. Marcels kaken waren op elkaar geklemd, zodat hij niets kon zeggen. Alleen zijn ogen konden nog bewegen en staarden haar vol afschuw aan.
'Wat heb je gedaan?' fluisterde Harry.
'De Totale Verstijving,' zei Hermelien mistroostig. 'O, Marcel, het spijt me zo!'
'We moesten wel, Marcel. We hebben geen tijd om het uit te leggen,' zei Harry.
'Later zul je het begrijpen, Marcel,' zei Ron, terwijl ze over hem heen stapten en de onzichtbaarheidsmantel omsloegen.
Het feit dat ze Marcel daar roerloos achterlieten, leek echter geen best voorteken. Ze waren zo zenuwachtig dat elke schaduw van een standbeeld op Vilder leek en elk zacht gefluister van de wind net Foppe was die op hen afschoot.
Bij de eerste trap zagen ze mevrouw Norks, die bij de bovenste trede op de loer lag.
'Laten we haar nu eindelijk eens een goeie schop geven,' fluisterde Ron in Harry's oor, maar Harry schudde zijn hoofd en ze liepen voorzichtig om haar heen. Mevrouw Norks keek hen wel aan met haar
bolle, lichtgevende ogen, maar deed niets.
Verder kwamen ze niemand tegen, tot ze bij de trap naar de derde verdieping waren. Foppe dobberde halverwege op en neer en maakte de loper los, zodat mensen zouden struikelen.
'Wie is daar?' zei hij terwijl ze de trap opliepen. Hij kneep zijn boosaardige zwarte oogjes half dicht. 'Ik weet dat je er bent, ook al kan ik je niet zien. Ben je een spook of zo'n kliertje van een vervelend scholiertje?'
Hij rees hoger op en staarde omlaag.
'Eigenlijk moet ik Vilder erbij halen, als er 's nachts iets onzichtbaars rondsluipt.'
Harry kreeg een plotselinge inval.
'Foppe,' zei hij op schorre fluistertoon, 'de Bloederige Baron heeft zo zijn redenen om onzichtbaar te zijn.'
Van schrik viel Foppe bijna uit de lucht. Hij wist nog net op tijd op te trekken en bleef een halve meter boven de trap zweven.
'Het spijt me vreselijk, uwe Bloederigheid,' zei hij kruiperig. 'Mijn fout, mijn fout ik zag u niet uiteraard niet, want u bent onzichtbaar, vergeef die arme oude Foppe! Het was maar een grapje.'
'Ik heb wat zaakjes te regelen, Foppe,' kraste Harry. 'Blijf hier vannacht uit de buurt.'
'Jazeker, baron, daar kunt u van op aan,' zei Foppe, die weer opsteeg. 'Veel succes met uw zaakjes, baron. U zult geen last van me hebben.'
En hij zoefde snel weg.
'Briljant, Harry!' fluisterde Ron.
Een paar tellen later waren ze bij de gang op de derde verdieping en de deur stond op een kier.
'Zie je wel?' zei Harry zacht. 'Sneep heeft Pluisje al betoverd.'
Toen ze die open deur zagen, beseften ze pas wat hen te wachten stond. Harry keek de anderen aan.
'Als jullie terug willen gaan, neem ik jullie dat niet kwalijk,' zei hij. 'Jullie kunnen de mantel nemen. Die heb ik nu toch niet meer nodig.'
'Doe niet zo achterlijk; zei Ron.
'Wij gaan mee,' zei Hermelien.
Harry duwde tegen de deur.
Die zwaaide krakend open en ze hoorden een diep, donderend gegrom. Pluisjes drie neuzen snoven driftig in hun richting, ook al kon hij hen niet zien.
'Wat ligt daar bij zijn poten?' fluisterde Hermelien.
'Het lijkt wel een harp,' zei Ron. 'Die zal Sneep wel hebben laten liggen.'
'Waarschijnlijk wordt hij wakker zodra je stopt met spelen,' zei Harry. 'Nou, daar gaat hij...'
Hij zette Hagrids fluit aan zijn lippen en blies. Het was niet echt een melodie, maar na de eerste toon werden de oogleden van de hond al zwaar. Harry durfde nauwelijks adem te halen. Langzaam werd het gegrom minder. De hond wankelde, zakte door zijn knie�n en plofte op de grond, diep in slaap.
'Blijf spelen,' waarschuwde Ron terwijl ze de mantel af lieten glijden en naar het luik slopen. Ze voelden de hete, stinkende adem van de hond toen ze bij zijn drie reusachtige koppen waren.
'Ik denk dat we het luik wel open kunnen krijgen,' zei Ron, die over Pluisjes rug tuurde. 'Wil jij eerst, Hermelien?'
'Nee!'
'Goed dan.' Ron schraapte zijn moed bijeen en stapte voorzichtig over de poten van de hond. Hij bukte zich en trok aan de ring van het luik, dat omhoog zwaaide.
'Wat zie je?' vroeg Hermelien ongerust.
'Niks alleen donker. Ik zie geen trap of ladder of zo. We moeten ons gewoon laten vallen.'
Harry, die nog steeds op de fluit speelde, zwaaide naar Ron om zijn aandacht te trekken en wees op zichzelf.
'Jij eerst? Weet je dat zeker?' zei Ron. 'Ik heb geen idee hoe diep het is. Geef de fluit aan Hermelien, dan kan zij dat beest in slaap houden.'
Harry overhandigde de fluit. In die paar tellen stilte begon de hond te grommen en met zijn poten te trekken, maar zodra Hermelien ging spelen viel hij weer als een blok in slaap.
Harry klom over de hond en keek door het luik. Hij zag geen bodem.
Hij liet zich zakken tot hij alleen nog aan zijn vingertoppen hing, keek omhoog en zei tegen Ron: 'Als er iets met me gebeurt, volg me dan niet. Ga regelrecht naar de Uilenvleugel en stuur Hedwig naar Perkamentus. Begrepen?'
'Ja, goed,' zei Ron.
'Tot zo, hoop ik...'
Harry liet los. Kille, vochtige lucht ruiste langs zijn oren terwijl hij viel en viel en viel pof. Met een gekke, doffe dreun landde hij op iets zachts. Hij ging overeind zitten en tastte om zich heen, want zijn
ogen waren nog niet aan het schemerduister gewend. Zo te voelen zat hij op een soort plant.
'Alles ok�!' riep hij naar het lichtplekje, zo groot als een postzegel, dat het open luik was. 'Je landt zacht, dus laat je maar vallen!'
Ron volgde direct. Hij landde naast Harry, in een wirwar van armen en benen.
'Wat is dat voor spul?' was het eerste wat hij zei.
'Geen idee. Een of andere plant. Waarschijnlijk groeit die hierom je val te breken. Kom maar, Hermelien!'
De ververwijderde muziek hield op en de hond blafte plotseling luid, maar Hermelien was al gesprongen. Ze landde aan de andere kant van Harry.
'We moeten mijlenver onder de school zijn,' zei ze.
'Gelukkig dat hier planten groeien,' zei Ron.
'Gelukkig'.' krijste Hermelien. 'Moet je jezelf eens zien!'
Ze sprong overeind en sleepte zich moeizaam naar een vochtige muur. Dat ging zo moeizaam omdat de plant, zodra ze geland was, dunne, soepele ranken om haar enkels had gewonden. De benen van Harry en Ron waren al omwikkeld met taaie slierten, zonder dat ze iets gemerkt hadden.
Hermelien had zich weten te bevrijden voor de plant haar echt had kunnen beetgrijpen. Vol ontzetting keek ze hoe de jongens de ranken van zich af probeerden te trekken, maar hoe meer ze zich verzetten, hoe strakker en sneller de plant zich om hen heen wond.
'Verroer je niet!' commandeerde Hermelien. 'Ik weet wat het is - Duivelsstrik!'
'O, wat ben ik blij dat we weten hoe het heet! Dat is een hele troost!' snauwde Ron, die zo ver mogelijk achterover leunde om te voorkomen dat de plant zich om zijn hals slingerde.
'Hou je mond! Ik probeer me te herinneren hoe je hem moet bestrijden,' zei Hermelien.
'Schiet op! Ik krijg bijna geen lucht meer!' zei Harry, die de ranken om zijn borst weg probeerde te trekken.
'Duivelsstrik, Duivelsstrik... wat zei professor Stronk ook alweer? hij houdt van donkere, vochtige omstandigheden -'
'Maak dan vuur!' zei Harry, naar lucht happend.
'Ja, natuurlijk maar ik heb geen hout!' riep Hermelien handenwringend.
'BEN JE GEK GEWORDEN?' bulderde Ron. 'BEN JE EEN HEKS OF NIET?'
'O ja, natuurlijk!', zei Hermelien. Ze pakte snel haar toverstok, zwaaide ermee, mompelde iets en sproeide dezelfde helderblauwe vlammen die ze ook tegen Sneep had gebruikt over de plant. Al na een paar tellen voelden de jongens de knellende ranken losser worden, terwijl de plant probeerde te vluchten voor het licht en de hitte. Kronkelend en zwiepend wonden de slierten zich los en uiteindelijk wisten ze zich te bevrijden.
'Gelukkig dat jij oplet bij Kruidenkunde, Hermelien,' zei Harry, die naast haar kwam staan en het zweet van zijn gezicht veegde.
'Ja,' zei Ron, 'en gelukkig raakt Harry niet in paniek in een crisis. "Maar ik heb geen hout". Allemachtig!'
'Deze kant op,' zei Harry en hij wees op een stenen gang. Ze konden nergens anders heen.
Het enige wat ze hoorden, behalve hun voetstappen, was het zachte gedruppel van water dat langs de muren sijpelde. De gang liep glooiend omlaag en Harry moest aan Goudgrijp denken. Geschrokken herinnerde hij zich de draken die de kluizen van de tovenaarsbank bewaakten. Als ze hier een draak tegenkwamen, een volwassen draak Norbert was al erg genoeg geweest.
'Hoor je iets?' fluisterde Ron.
Harry luisterde. In de verte klonk een zacht geritsel en gerinkel.
'Denk je dat het een geest is?'
'Geen idee... het klinkt meer als vleugels.'
'Verderop brandt licht ik zie iets bewegen.'
Aan het eind van de gang zagen ze een felverlichte, hoge, gewelfde ruimte. Het wemelde van de kleine vogels, flonkerend als juwelen, die door de kamer fladderden en zigzagden. Aan de overkant zagen ze een zware houten deur.
'Denk je dat ze ons aanvallen als we de kamer oversteken?' zei Ron.
'Waarschijnlijk wel,' zei Harry. 'Ze zien er niet erg gevaarlijk uit, maar als ze met z'n allen op je neerduiken... nou, er zit niets anders op... daar gaat hij.'
Hij haalde diep adem, sloeg zijn armen voor zijn gezicht en sprintte naar de deur. Hij verwachtte elk moment scherpe, pikkende en krabbende snavels en klauwen te voelen, maar er gebeurde niets en hij kwam ongedeerd bij de deur. Hij draaide aan de knop, maar de deur zat op slot.
De anderen volgden hem. Ze trokken en duwden, maar de deur zat potdicht. Zelfs Hermeliens Alohomoraspreuk hielp niet.
'En nu?' zei Ron.
'Die vogels... die zijn er vast niet alleen voor de sier,' zei Hermelien.
Ze keken naar de vogels die hoog boven hun hoofd rondcirkelden, flonkerend flonkerend?
'Het zijn geen vogels!' zei Harry plotseling. 'Het zijn sleutels! Gevleugelde sleutels zie je wel? Dat betekent...' Hij liet zijn blik door de kamer gaan, terwijl de anderen naar de zwerm sleutels staarden, 'ja kijk! Bezemstelen! We moeten de sleutel van die deur vangen!'
'Maar het zijn er honderden'.'
Harry bekeek het slot.
'We zoeken een grote, ouderwetse sleutel waarschijnlijk van zilver, net als de knop.'
Ze pakten alle drie een bezem, zetten zich af en vlogen naar de zwerm sleutels. Ze grepen en graaiden, maar de betoverde sleutels doken en draaiden zo snel dat het bijna onmogelijk was om er een te vangen.
Harry was echter niet voor niets de jongste Zoeker van de eeuw. Hij zag dingen die anderen niet zagen. Na een paar minuten door de zwerm van bonte veren te hebben gezigzagd zag hij een grote, zilveren sleutel met een verbogen vleugel, alsof hij al eerder gevangen was en ruw in het sleutelgat gestopt.
'Die daar!' riep hij. 'Die grote daar nee, die met die knalblauwe vleugels de veren aan de ene kant zijn helemaal verfomfaaid.'
Ron vloog in de richting die Harry aanwees, knalde tegen het plafond en viel haast van zijn bezem.
'We moeten hem in een hoek drijven!' riep Harry, die zijn ogen geen moment van de sleutel met de beschadigde vleugel afwendde. 'Ron, duik jij van boven op hem neer en blijf jij eronder zodat hij niet kan dalen, Hermelien. Dan probeer ik hem te grijpen. Ok� -NU!'
Ron dook en Hermelien schoot omhoog, maar de sleutel ontweek hen. Harry spurtte achter de sleutel aan, die naar de muur racete. Harry boog zich voorover en drukte hem met een akelig krakend geluid met ��n hand tegen de stenen. Het gejuich van Ron en Hermelien galmde door de hoge ruimte.
Ze landden snel en Harry holde naar de deur, terwijl de sleutel zich probeerde los te rukken. Hij ramde hem in het slot en draaide hem om hij paste! Zodra het slot was opengeklikt, vloog de sleutel
weer weg. Hij zag er heel gehavend uit nu hij twee keer was gevangen.
'Klaar?' vroeg Harry aan de anderen, met zijn hand op de deurknop. Ze knikten en hij trok de deur open.
In de volgende ruimte was het zo donker dat ze geen hand voor ogen konden zien, maar zodra ze over de drempel stapten ging het licht aan en zagen ze een verbluffend tafereel.
Ze stonden aan de rand van een gigantisch schaakbord, achter de zwarte stukken, die groter waren dan zij en zo te zien uit zwarte steen waren gehouwen. Een heel eind verderop, aan de andere kant van de kamer, stonden de witte stukken. Harry, Ron en Hermelien huiverden de kolossale witte schaakstukken hadden geen gezichten.
'Wat moeten we nu?' fluisterde Harry.
'Dat lijkt me duidelijk,' zei Ron. 'We moeten al schakend de kamer oversteken.'
Achter de witte stukken zagen ze een tweede deur. 'Hoe dan?' zei Hermelien nerveus.
'Ik denk dat we schaakstukken moeten worden,' zei Ron.
Hij liep naar een zwart paard en raakte zijn flank aan. Onmiddellijk kwam de steen tot leven. Het paard schraapte met zijn hoeven en de ridder op zijn rug draaide zijn gehelmde hoofd en staarde op Ron neer.
'Moeten we eh met jullie meedoen om aan de andere kant te komen?'
De ridder knikte en Ron wendde zich tot de anderen.
'Eens goed nadenken...' zei hij. 'Ik neem aan dat we de plaats van drie zwarte stukken moeten innemen...'
Harry en Hermelien keken zwijgend toe terwijl Ron nadacht. Uiteindelijk zei hij: 'Ik wil jullie niet beledigen, maar jullie zijn niet van die beste schakers -'
'We zijn niet beledigd,' zei Harry snel. 'Zeg jij maar wat we moeten doen.'
'Ok�. Harry, neem jij de plaats in van die loper en ga jij naast hem staan, Hermelien, op de plaats van die toren.' 'En jij?'
'Ik word paard,' zei Ron.
Blijkbaar hadden de schaakstukken geluisterd, want zodra hij dat zei keerden een paard, een loper en een toren de witte stukken de rug toe en verlieten het bord, zodat er drie lege vakken overbleven, waar Harry, Ron en Hermelien gingen staan.
'Wit is altijd eerst aan zet,' zei Ron, die naar de overkant van het bord staarde. 'Ja... kijk...'
Een witte pion schoof twee vakken naar voren.
Ron nam de leiding over de zwarte stukken over, die zich zwijgend naar de vakken begaven die hij aanwees. Harry's knie�n trilden. Stel dat ze verloren?
'Harry diagonaal vier vakken naar rechts.'
De eerste echte schok kwam toen hun andere paard werd geslagen. De witte dame beukte hem tegen de grond en sleurde hem van het bord, waar hij doodstil en met zijn gezicht omlaag bleef liggen.
'Dat kon niet anders,' zei Ron, die ook nogal geschokt leek. 'Nu kun jij die loper slaan, Hermelien. Vooruit, ga je gang.'
Als er een zwart stuk werd geslagen, toonden de witte stukken geen enkel mededogen en al gauw lag er een stapel slappe, roerloze zwarte gedaanten tegen de muur. Ron merkte twee keer net op tijd dat Harry en Hermelien ook gevaar liepen. Zelf schoot hij over het bord heen en weer en sloeg hij bijna net zo veel stukken als zwart had verloren.
'We zijn er bijna,' mompelde hij plotseling. 'Even denken even denken...'
De witte dame keek hem aan met haar gezichtsloze hoofd. 'Ja...' zei Ron zacht. 'Dat is de enige oplossing... ik moet mezelf laten slaan.'
'NEE!' schreeuwden Harry en Hermelien.
'Zo gaat dat met schaken,' beet Ron hen toe. 'Soms moet je stukken opofferen! Als ik ��n vak opschuif, slaat ze me en dan kun jij de koning schaakmat zetten, Harry!'
'Maar -'
'Wil je Sneep tegenhouden of niet?' 'Ron -'
'Hoor eens, als we niet opschieten heeft hij de Steen al te pakken!'
Er zat niets anders op.
Klaar?' riep Ron, bleek maar vastberaden. 'Daar ga ik en blijf niet rondhangen als we eenmaal gewonnen hebben.'
Hij stapte naar voren en de witte dame sprong op hem af. Ze sloeg Ron hard tegen zijn hoofd met haar stenen arm en hij viel met een smak op de grond Hermelien gilde maar bleef op haar vak staan en de witte dame sleepte Ron van het bord Zo te zien was hij buiten westen.
Trillend ging Harry drie vakken naar links.
De witte koning nam zijn kroon af en gooide die aan Harry's voeten. Ze hadden gewonnen! De resterende stukken gingen opzij en bogen, zodat de weg naar de deur vrij was. Met een laatste, wanhopige blik op Ron renden Harry en Hermelien naar de deur en holden de volgende gang uit.
Stel dat hij -'
'Het komt heus wel goed met hem,' zei Harry, die zichzelf probeerde te overtuigen. 'Wat zou er nu komen?'
'Stronks bezwering hebben we gehad, dat was die Duivelsstrik Banning moet die sleutels hebben betoverd Anderling heeft die schaakstukken behekst, zodat ze leven dus dan hebben we de bezwering van Krinkel nog en die van Sneep...'
Ze waren weer bij een deur aangeland.
'Klaar?' fluisterde Harry.
'Ga je gang.'
Harry duwde de deur open.
Ze werden overspoeld dooreen weerzinwekkende stank en drukten gauw hun gewaden tegen hun neus. Met tranende ogen zagen ze een trol op de grond liggen. Hij was nog groter dan de trol met wie zij het aan de stok hadden gehad, maar hij had een bloederige bult op zijn hoofd en was bewusteloos.
'Ik ben blij dat we niet met hem in de clinch hoeven,' fluisterde Harry terwijl ze voorzichtig over zijn reusachtige benen stapten. 'Snel, ik krijg haast geen adem.'
Hij deed de volgende deur open en durfde haast niet te kijken wat hen nu weer te wachten stond maar dat was niet erg angstaanjagend, gewoon een tafel met zeven flessen, die allemaal verschillend van vorm waren,
'Dit is het werk van Sneep,' zei Harry. 'Wat moeten we doen?'
Ze stapten naar binnen en onmiddellijk schoot er in de deuropening een gordijn van vlammen omhoog. Het waren geen gewone vlammen, maar paarse. Op hetzelfde moment laaiden er in de deuropening die naar het volgende vertrek leidde zwarte vlammen op. Ze zaten in de val.
'Kijk!' Hermelien greep een rol perkament die naast de flessen lag en Harry las over haar schouder mee:
(???) je de veiligheid en voor je het gevaar.
Twee van ons die helpen je bij het zoeken naar
Wat je ook zoekt-, eentje maakt dat je verder kunt.
Een ander voert de drinker terug naar zijn uitgangspunt.
Twee van ons bevatten slechts dovenetelwijn,
Drie van ons zijn dodelijk maar welke zouden 't zijn?
Kies, want anders blijf je hier tot aan de jongste dag.
We geven je vier hints, die je gebruiken mag.
E�n-, al verbergt het dodelijk venijn zich nog zo slinks,
Altijd slaat gif naast netelwijn en wel altijd links.
Twee: anders zijn de flessen aan de uiteinden van de rij,
Maar wie verder komen wil, heeft niets aan allebei.
Drie: zoals je ziet, verschillen onze maten erg.
]e zult de dood niet vinden in de reus of in de dwerg.
Vier: de tweede fles van links en rechts lijken niet op elkaar,
Maar wie de inhoud proeft die merkt: hij is verwisselbaar.
Hermelien slaakte een diepe zucht en Harry zag tot zijn verbazing dat ze glimlachte. Dat was wel het laatste waar hij zin in had.
'Briljant,' zei Hermelien. 'Dit is geen toverkunst, dit is logica een puzzel. Vaak zijn de beste tovenaars ook de grootste warhoofden. Die zouden hier eeuwig vastzitten.'
'Net als wij.'
'Nee, natuurlijk niet,' zei Hermelien. 'Alle aanwijzingen staan op dat papier. Zeven flessen: drie bevatten vergif; twee wijn; eentje zorgt dat we veilig het zwarte vuur kunnen passeren en met de ander kunnen we terug door het paarse vuur.'
'Maar hoe weten we welke flessen we moeten nemen?'
'Even denken.'
Hermelien las het papier een paar keer door. Ze liep mompelend en wijzend langs de flessen en klapte uiteindelijk in haar handen.
'Ik weet het,' zei ze. 'Het kleinste flesje voert je door het zwarte vuur naar de Steen.'
Harry keek naar het piepkleine flesje.
'Dat is niet genoeg voor ons allebei,' zei hij. 'Er zit nauwelijks ��n slok in.'
Ze keken elkaar aan.
'Met behulp van welke fles kun je terug door de paarse vlammen?' Hermelien wees op een ronde fles rechts, aan het uiteinde van de rij.
'Drink jij die dan,' zei Harry. 'Nee, luister ga terug, haal Ron en pak twee bezems uit de kamer met de vliegende sleutels, dan kun je op die manier terug door het luik en langs Pluisje. Ga regelrecht naar de Uilenvleugel en stuur Hedwig naar Perkamentus. We hebben hem nodig. Misschien kan ik Sneep een tijdje tegenhouden, maar ik ben niet echt tegen hem opgewassen.'
'Maar Harry stel dat Jeweetwel er ook is?'
'Nou ik heb al een keer geluk gehad, nietwaar?' zei Harry, die op zijn litteken wees. 'Misschien heb ik dat opnieuw.'
Hermeliens onderlip trilde. Plotseling stormde ze op Harry af en omhelsde hem.
'Hermelien!'
'Harry je bent echt een groot tovenaar!'
'Ik ben niet zo goed als jij,' zei Harry opgelaten, terwijl ze hem weer losliet.
'Ik!' zei Hermelien. 'Ik heb alles uit boeken! En ik kan goed leren. Er zijn belangrijkere dingen vriendschap en moed en o Harry, wees voorzichtig!'
'Drink jij eerst,' zei Harry. 'Je weet toch zeker dat dat de goede zijn, h�?'
'Heel zeker,' zei Hermelien. Ze nam een slok uit de ronde fles en huiverde.
'Het is toch geen vergif?' zei Harry ongerust.
'Nee maar het is net ijs.'
'Vooruit, ga snel, voor het uitgewerkt is.'
'Succes en wees voorzichtig -'
'Ga!'
Hermelien draaide zich om en liep regelrecht door de paarse vlammen.
Harry haalde diep adem en pakte het kleinste flesje. Hij keek naar de zwarte vlammen.
'Daar ga ik dan,' zei hij en hij goot de inhoud in ��n keer naar binnen.
Het was inderdaad net alsof zijn hele lichaam in ijs veranderde. Hij zette het flesje neer, schraapte zijn moed bijeen en liep naar het vuur; hij zag de zwarte vlammen om zijn lichaam likken, maar kon ze niet voelen. Even zag hij alleen donker vuur en toen was hij aan de andere kant, in de laatste kamer.
Er was al iemand maar niet Sneep. Het was zelfs Voldemort niet.
Hoofdstuk 17
DE MAN MET DE TWEE GEZICHTEN
Het was Krinkel.
'U!' bracht Harry moeizaam uit.
Krinkel glimlachte. Al zijn zenuwtrekken waren verdwenen.
'Ik,' zei hij kalm. 'Ik vroeg me al af wanneer je zou verschijnen, Potter.'
'Maar ik dacht - Sneep -'
'Severus?' Krinkel lachte; niet zijn gebruikelijke, onzekere gehinnik maar een kille, scherpe lach. 'Ja, Severus lijkt geknipt voor die rol, h�? De ideale afleiding. Wie zou die arme s-stotterende p-professor Krinkel verdenken terwijl Sneep rondscheert als een reusachtige vleermuis?'
Harry kon het niet geloven. Dat kon niet waar zijn, dat was onmogelijk.
'Maar Sneep heeft geprobeerd me te vermoorden!'
'Nee, nee, ik heb geprobeerd je te vermoorden. Juffrouw Griffel liep me per ongeluk omver toen ze Sneep in brand wilde steken tijdens die Zwerkbalwedstrijd en daardoor verbrak ze mijn oogcontact met jou. Nog een paar tellen en ik had je van die bezem gegooid. Dat was me al veel eerder gelukt als Sneep geen tegenbezwering had gemompeld, in een poging je te redden.'
'Probeerde Sneep mij te redden?'
'Ja, natuurlijk,' zei Krinkel koeltjes. 'Waarom denk je dat hij per se de volgende wedstrijd wilde fluiten? Hij wilde voorkomen dat ik opnieuw iets zou uithalen. Grappig eigenlijk... hij had zich die moeite kunnen besparen. Ik kon toch niets doen met Perkamentus erbij. De andere leraren dachten dat Sneep wilde verhinderen dat Griffoendor zou winnen. Hij heeft zich heel impopulair gemaakt... en allemaal verspilde moeite, want zo meteen zal ik je helaas toch moeten doden.'
Krinkel knipte met zijn vingers. Uit het niets verschenen touwen, die zich strak om Harry's lichaam wikkelden.
'Je bent te nieuwsgierig om te blijven leven, Potter. Stiekem door de school sluipen met Halloween! Ik was bang dat je me misschien had zien terugkomen nadat ik was gaan kijken hoe die Steen werd bewaakt.'
'Hebt u die trol binnengelaten?'
'Jazeker. Ik heb een speciale gave wat trollen betreft - je hebt zeker wel gezien wat ik met dat exemplaar hiernaast heb gedaan? Iedereen ging halsoverkop op zoek naar die trol, maar Sneep, die me al verdacht, rende regelrecht naar de derde verdieping, om me voor te zijn en mijn trol slaagde er niet alleen niet in om jullie dood te slaan, maar die driekoppige hond wist Sneeps been niet eens af te bijten. En hou nu je mond, Potter. Ik wil deze interessante spiegel beter bekijken.'
Pas toen besefte Harry wat er achter Krinkel stond: de Spiegel van Neregeb.
'Deze spiegel is de sleutel tot het vinden van de Steen,' prevelde Krinkel, die op de lijst tikte. 'Echt iets voor Perkamentus om zoiets te verzinnen... maar gelukkig zit hij in Londen... tegen de tijd dat hij terug is, ben ik heel ver weg...'
Het enige wat Harry kon bedenken was Krinkel aan de praat houden, zodat hij zich niet op de spiegel kon concentreren.
'Ik heb u samen met Sneep in het bos gezien -' flapte hij eruit.
'Ja,' zei Krinkel achteloos en hij liep om de spiegel heen om de achterkant te bekijken. 'Tegen die tijd had hij me door. Hij probeerde uit te vissen hoe ver ik gekomen was. Hij verdacht me al een tijd en probeerde me bang te maken alsof hij dat zou kunnen, terwijl ik de steun genoot van Heer Voldemort...'
Krinkel kwam achter de spiegel vandaan en staarde er gretig naar.
'Ik zie de Steen... ik bied hem aan mijn meester aan... maar waar is de Steen?'
Harry worstelde, maar de touwen gaven niet mee. Hij moest voorkomen dat Krinkel zijn volle aandacht op de spiegel richtte, 'Maar ik dacht dat Sneep een hekel aan me had.'
'Dat is ook zo,' zei Krinkel terloops. 'O jee, ja. Hij heeft samen met je vader aan Zweinstein gestudeerd, wist je dat niet? Ze konden elkaar niet luchten of zien. Maar hij heeft nooit je dood gewild.'
'Maar ik hoorde u een paar dagen geleden snikken - ik dacht dat Sneep u bedreigde...'
Voor het eerst was er iets van angst zichtbaar op Krinkels gezicht. 'Soms is het moeilijk om de opdrachten van mijn meester uit te voeren,' zei hij. 'Hij is een groot tovenaar en ik ben zwak -'
'Bedoelt u dat hij ook in dat lokaal was?' vroeg Harry verbijsterd.
'Hij vergezelt me overal,' zei Krinkel kalm. 'Ik ontmoette hem voor het eerst toen ik een reis rond de wereld maakte. Ik was een jonge dwaas, vol belachelijke idee�n over goed en kwaad. Heer Voldemort maakte me duidelijk hoe lachwekkend die waren. Er is geen goed of kwaad, alleen macht en mensen die te zwak zijn om die te grijpen. Sindsdien heb ik hem trouw gediend, maar ook vaak teleurgesteld. Hij heeft me soms hard moeten aanpakken.' Krinkel huiverde. 'Hij vergeeft niet snel. Toen het me niet lukte om de Steen te stelen bij Goudgrijp, was hij heel erg kwaad. Hij heeft me gestraft... besloten me nauwlettender in het oog te houden...'
Krinkels stem stierf weg. Harry dacht aan zijn uitstapje naar de Wegisweg. Hoe had hij zo stom kunnen zijn? Hij had Krinkel daar notabene met eigen ogen gezien, hij had hem een hand gegeven in de Lekke Ketel!
Krinkel vloekte zacht.
'Ik snap er niets van... zit de Steen in de Spiegel? Moet ik hem kapotslaan?'
Harry's gedachten gingen razendsnel.
Wat ik op dit moment het allerliefst wil is de Steen vinden voor Krinkel hem te pakken krijgt, dacht hij. Dus als ik in de Spiegel kijk, zie ik waarschijnlijk dat ik de Steen vind. Betekent dat dan dat ik zie waar hij verborgen is? Maar hoe kan ik kijken zonder dat Krinkel me doorheeft?
Hij probeerde naar links te schuifelen, om zo voor de spiegel te komen zonder dat Krinkel het merkte, maar de touwen om zijn enkels waren te strak: hij struikelde en viel. Krinkel negeerde hem. Hij mompelde nog steeds in zichzelf.
'Hoe werkt die spiegel? Hoe werkt hij? Wat moet ik doen, meester?'
Tot Harry's afschuw antwoordde een stem, die uit Krinkel zelf scheen te komen: 'Gebruik de jongen... gebruik de jongen...'
'Ja Potter - kom hier.'
Hij klapte ��n keer in zijn handen en de touwen vielen van Harry af. Hij kwam langzaam overeind.
'Kom hier,' herhaalde Krinkel. 'Kijk in de spiegel en zeg wat je ziet.'
Harry liep naar hem toe.
'Ik moet liegen,' dacht hij wanhopig. 'Ik moet kijken en liegen over wat ik zie.'
Krinkel ging vlak achter hem staan. Harry rook een vreemde geur, die onder zijn tulband vandaan scheen te komen. Hij kneep zijn ogen dicht, ging voor de spiegel staan en deed zijn ogen weer open.
Hij zag zijn spiegelbeeld, dat eerst bang en bleek was maar een paar tellen later glimlachte, zijn hand in zijn zak stak en een bloedrode steen te voorschijn haalde. Zijn spiegelbeeld knipoogde en deed de Steen weer in zijn zak en op hetzelfde moment voelde Harry iets zwaars in zijn echte zak vallen. Het was ongelooflijk, maar op de een of andere manier had hij de Steen in zijn bezit gekregen.
'En?' zei Krinkel ongeduldig. 'Wat zie je?'
Harry schraapte zijn moed bijeen.
'Ik zie dat Perkamentus me een hand geeft,' verzon hij. 'Ik ik heb de afdelingsbeker veroverd voor Griffoendor.' Krinkel vloekte opnieuw.
'Uit de weg!' zei hij. Harry stapte opzij en voelde de Steen der Wijzen tegen zijn been stoten. Durfde hij het op een lopen te zetten?
Hij had echter nog geen vijf stappen gedaan toen hij een hoge stem hoorde, hoewel Krinkels lippen niet bewogen. 'Hij liegt... hij liegt...'
'Potter, kom terug!' schreeuwde Krinkel. 'Ik wil de waarheid weten. Wat heb je gezien?'
'Ik wil hem zelf spreken... ik wil hem zien...'
'Meester, u bent niet sterk genoeg!'
'Ik heb voldoende kracht... om dit te doen...'
Harry had het gevoel dat hij omwikkeld was met Duivelsstrik. Hij kon geen vin verroeren. Verstijfd zag hij Krinkel zijn tulband afwinden. Wat gebeurde er? De lap viel af en zonder die tulband leek Krinkels hoofd merkwaardig klein. Langzaam draaide hij zich om.
Harry wilde gillen, maar kon geen geluid uit zijn keel krijgen. Waar Krinkels achterhoofd had moeten zitten zat een gezicht, het vreselijkste gezicht dat Harry ooit had gezien. Het was krijtwit, met grote, woedende rode ogen en spleetvormige neusgaten, als een slang.
'Harry Potter...' fluisterde het gezicht.
Harry probeerde achteruit te deinzen, maar zijn benen weigerden dienst.
'Zie je wat er van me geworden is?' zei het gezicht. 'Ik besta alleen nog uit schaduw en damp... ik kan uitsluitend vorm aannemen als ik een lichaam kan delen... maar gelukkig zijn er altijd mensen bereid me in hun hart en hoofd toe te laten... de afgelopen weken heeft eenhoornbloed me nieuwe kracht gegeven... je hebt mijn trouwe Krinkel dat zien drinken in het bos... maar zodra ik het Levenselixer heb, kan ik weer een eigen lichaam cre�ren... dus geef me de Steen die je in je zak hebt!'
Hij wist het! Harry kreeg plotseling het gevoel terug in zijn benen en strompelde achteruit.
'Doe niet zo stom,' snauwde het gezicht. 'Je kunt beter je eigen leven redden en je bij me aansluiten... anders vergaat het je net zo als je ouders! Die stierven terwijl ze om genade smeekten...'
'LEUGENAAR!' schreeuwde Harry plotseling.
Krinkel liep achteruit op Harry af, zodat Voldemort hem kon blijven aankijken. Het boosaardige gezicht glimlachte.
'Ontroerend...' siste het. 'Moed kan ik altijd waarderen... Ja, jongen, je ouders waren moedig... ik heb je vader eerst gedood en die verweerde zich dapper... maar je moeder had niet hoeven sterven... ze probeerde jou te beschermen... En geef me nu die Steen, tenzij je wilt dat ze vergeefs gestorven is.'
'NOOIT!'
Harry sprintte naar het vlammende portaal, maar Voldemort krijste: 'GRIIP HEM!' en Harry voelde Krinkels hand om zijn pols sluiten. Meteen ging er een messcherpe, stekende pijn door zijn litteken; het was alsof zijn hoofd in twee�n spleet. Hij gilde en spartelde uit alle macht tegen en tot zijn verrassing liet Krinkel hem inderdaad los en nam de pijn in zijn hoofd af. Hij keek verwilderd om zich heen, om te zien waar Krinkel gebleven was, die ineengedoken naar zijn vingers staarde terwijl Harry keek, zag hij brandblaren opkomen.
'Grijp hem! GRIJP HEM!' gilde Voldemort opnieuw. Krinkel sprong op Harry af, gooide hem tegen de grond en plofte boven op hem, met zijn handen om zijn nek. Harry werd bijna verblind door de pijn in zijn litteken, maar toch hoorde hij Krinkel ook krijsen van pijn.
'Meester, ik kan hem niet aanraken - mijn handen - mijn handen!'
En hoewel Krinkel Harry met zijn knie�n tegen de grond bleef drukken, liet hij zijn hals los en staarde verbijsterd naar zijn handpalmen. Harry zag dat ze verbrand waren rauw, rood en glanzend.
'Dood hem dan, dwaas! Maak er een eind aan!' krijste Voldemort.
Krinkel hief zijn hand op om een dodelijke vloek uit te spreken maar Harry stak instinctief zijn eigen handen uit en greep Krinkels gezicht -
'AAAAAAH!'
Krinkel rolde van hem af. Zijn gezicht zat nu ook onder de blaren en Harry besefte dat Krinkel zijn huid niet kon aanraken zonder vreselijke pijn te lijden - zijn enige kans was om Krinkel vast te blijven houden, zodat hij die vloek niet kon uitspreken.
Harry sprong overeind en greep Krinkels arm. Krinkel gilde en probeerde Harry af te schudden - de pijn in Harry's hoofd werd ondraaglijk - hij kon niets meer zien - hij hoorde alleen nog het gekrijs van Krinkel en Voldemort die 'DOOD HEM! DOOD HEM!' riep en andere stemmen, misschien alleen in Harry's hoofd, die 'Harry! Harry!' schreeuwden.
Hij voelde dat Krinkels arm uit zijn handen werd gerukt, besefte dat alles verloren was en zonk weg in een diepe duisternis... dieper... dieper...
Vlak boven zijn gezicht glinsterde iets goudkleurigs. De Snaai! Hij probeerde hem te grijpen, maar zijn armen waren te zwaar.
Hij knipperde met zijn ogen. Het was de Snaai niet, maar een bril. Wat vreemd.
Hij knipperde opnieuw. Langzaam nam het glimlachende gezicht van Albus Perkamentus vorm aan.
'Goeiemiddag, Harry,' zei Perkamentus.
Harry staarde hem aan en opeens kwam alles weer bij hem terug. 'Meneer! De Steen! Krinkel heeft hem! Hij heeft de Steen! Vlug, vlug -'
'Kalm, beste jongen. Je loopt een beetje achter,' zei Perkamentus. 'Krinkel heeft de Steen niet.'
'Wie dan wel? Ik - '
'Kalm, Harry, of madame Plijster schopt me eruit.'
Harry slikte en keek om zich heen. Hij lag in het hospitaal, in een bed met witte lakens en naast hem stond een tafel waar zo te zien een halve snoepwinkel op was uitgestort.
'Blijken van waardering van je vrienden en bewonderaars,' zei Perkamentus met een brede glimlach. 'Wat zich in de kerkers tussen jou en professor Krinkel heeft afgespeeld is strikt geheim, vandaar dat de hele school op de hoogte is. Ik geloof dat twee van je vrienden, Fred en George Wemel, geprobeerd hebben je een wc-bril te sturen. Ze dachten waarschijnlijk dat dat je zou opbeuren, maar helaas leek het madame Plijster niet erg hygi�nisch en daarom heeft ze hem in beslag genomen.'
'Hoe lang lig ik hier al?'
'Drie dagen. Ronald Wemel en juffrouw Griffel zullen opgelucht zijn dat je eindelijk bent bijgekomen, want ze maakten zich grote zorgen.'
'Maar de Steen -'
'Ik zie dat je je niet laat afleiden. Goed dan, de Steen. Professor Krinkel slaagde er niet in om die af te pakken. Ik arriveerde net op tijd om dat te verhinderen, hoewel ik moet zeggen dat je het zelf ook niet slecht deed.'
'Was u hier? Heeft u Hermeliens uil ontvangen?'
'Ik denk dat we elkaar in de lucht gekruist zijn. Zodra ik in Londen was, werd me duidelijk dat ik eigenlijk op de plaats moest zijn die ik zojuist had verlaten. Ik arriveerde nog net op tijd om Krinkel van je af te trekken -'
'Was u dat?'
'Ik was bang dat ik al te laat was.'
'Het scheelde weinig. Ik had hem niet veel langer van de Steen af kunnen houden.'
'Ik bedoel niet de Steen, jongen, maar jou je verzet had zo veel kracht gekost dat je bijna dood was. E�n vreselijk moment was ik bang dat ik inderdaad te laat was. En wat de Steen betreft: die is vernietigd.'
'Vernietigd?' zei Harry verbouwereerd. 'Maar uw vriend dan Nicolaas Flamel?'
'O, weet je van Nicolaas?' zei Perkamentus, die echt in zijn nopjes leek. 'Jullie hebben het grondig aangepakt, h�? Nou, Nicolaas en ik hebben het erover gehad en hij is het met me eens dat het beter is zo.'
'Maar dat betekent toch dat hij en zijn vrouw doodgaan?'
'Ze hebben voldoende Levenselixer om hun zaken te regelen, maar dan gaan ze inderdaad dood, ja.'
Perkamentus glimlachte bij het zien van Harry's verbijsterde gezicht.
'Zo'n jong iemand kan zich dat natuurlijk niet voorstellen, maar voor Nicolaas en Perenelle is het net alsof ze naar bed gaan na een heel, heel lange dag. Voor de goedgeordende geest is de dood tenslotte gewoon het volgende grote avontuur. Eigenlijk was die Steen helemaal niet zo fantastisch, weet je. Net zo veel geld en leven als je maar wilt! Precies de twee dingen die de meeste mensen zouden kiezen het probleem is alleen dat de meeste mensen nou net die dingen kiezen die het slechtst voor ze zijn.'
Harry was even sprakeloos. Perkamentus neuriede en staarde naar het plafond.
'Meneer?' zei Harry. 'Ik bedenk net de Steen is dan misschien vernietigd, maar Vol - ik bedoel Jeweetwel -'
'Noem hem Voldemort, Harry. Noem dingen altijd bij hun naam. De angst voor een naam vergroot je angst voor het ding op zich.'
'Ja, meneer. Ik bedoel, Voldemort zal nu misschien proberen om op een andere manier terug te keren. Hij is niet voorgoed verslagen, h�?'
'Nee, Harry, dat is hij niet. Hij zwerft nog steeds ergens rond, op zoek naar een ander lichaam dat hij kan delen... omdat hij niet werkelijk leeft, kan hij ook niet worden gedood. Hij heeft Krinkel in de steek gelaten en laten sterven; hij heeft even weinig mededogen met zijn volgelingen als met zijn tegenstanders. Misschien heb je zijn greep naar de macht alleen uitgesteld, Harry, maar de volgende keer hoeft ook alleen iemand op te staan die bereid is een op het eerste gezicht verloren strijd aan te gaan en als hij steeds maar wordt gedwarsboomd, slaagt hij er misschien nooit meer in om aan de macht te komen.'
Harry knikte, maar hield daar gauw mee op omdat zijn hoofd pijn begon te doen. 'Ik zou graag een paar dingen willen weten en misschien kunt u me die vertellen,' zei hij. Dingen waarvan ik de waarheid wil weten...'
'De waarheid is iets prachtigs en vreselijks en moet met de grootst mogelijke omzichtigheid worden behandeld,' verzuchtte Perkamentus. 'Ik zal je vragen beantwoorden, tenzij ik een gegronde reden heb om dat niet te doen en in dat geval hoop ik dat je me zult vergeven. Ik zal uiteraard niet liegen.'
'Nou... Voldemort zei dat hij mijn moeder alleen heeft gedood omdat ze probeerde te verhinderen dat hij mij zou vermoorden. Maar waarom wilde hij mij zo graag dood hebben?'
Perkamentus zuchtte diep.
'Helaas is je eerste vraag er meteen een die ik niet kan beantwoorden. Niet vandaag. Niet nu. Op een dag zul je het weten... maar zet het voorlopig uit je gedachten, Harry. Als je ouder bent... ik weet dat dat vreselijk klinkt... als je er klaar voor bent, zul je het weten.'
Harry wist dat het geen zin had om te protesteren.
'Waarom kon Krinkel me niet aanraken?'
'Je moeder heeft haar leven voor je gegeven. Als Voldemort iets niet begrijpt, is het liefde. Hij besefte niet dat een liefde die zo sterk is als die van je moeder een teken achterlaat. Geen litteken of iets dat van buiten zichtbaar is... als iemand zo van je heeft gehouden, blijft dat altijd een soort bescherming geven, ook als die persoon er niet meer is. Het dringt door tot in je huid. Daarom kon Krinkel, die verteerd werd door haat, hebzucht en ambitie en zijn ziel deelde met Voldemort, je niet aanraken. Het was een kwelling voor hem om iemand aan te raken die doordrongen was van zo veel goeds.'
Perkamentus had plotseling veel belangstelling voor een vogel op het raamkozijn, zodat Harry de tijd had om zijn ogen af te vegen aan het laken. Toen hij weer kon praten zei Harry: 'En die onzichtbaarheidsmantel weet u wie die gestuurd heeft?'
'Eh die had je vader toevallig bij mij in bewaring gegeven en ik dacht dat jij hem misschien zou willen hebben,' zei Perkamentus, wiens ogen schitterden van plezier. 'Een nuttig kledingstuk, zo'n mantel... je vader gebruikte hem vooral om eten uit de keuken te pikken toen hij hier studeerde.'
'Er is nog iets...'
'Vraag maar op.'
'Krinkel zei dat Sneep -'
'Professor Sneep, Harry.'
'Ja, die Krinkel zei dat hij me niet kan uitstaan omdat hij mijn vader niet kon uitstaan. Is dat zo?'
'Ze hadden inderdaad een vrij gigantische hekel aan elkaar. Zoiets als jij en meneer Malfidus. En bovendien heeft je vader iets gedaan wat Sneep hem nooit heeft kunnen vergeven.'
'Wat dan?'
'Hij heeft zijn leven gered.'
'Wat?'
'Ja...' zei Perkamentus dromerig. 'De menselijke geest heeft wonderlijke kronkels, nietwaar? Professor Sneep kon het niet uitstaan dat hij bij je vader in het krijt stond... ik geloof echt dat hij het afgelopen schooljaar zijn uiterste best heeft gedaan om jou te beschermen, omdat hij het idee had dat hij en je vader dan quitte zouden zijn. Dan kon hij de herinnering aan je vader tenminste weer rustig haten...'
Harry probeerde het te begrijpen, maar zijn hoofd ging weer bonzen en daarom staakte hij die poging maar. 'Er is nog ��n ding, meneer...'
'Eentje maar?'
'Hoe heb ik de Steen uit de spiegel gekregen?'
'Aha. Ik ben blij dat je dat vraagt. Dat was een van mijn briljantere idee�n en onder ons gezegd en gezwegen wil dat wat zeggen. Kijk, alleen iemand die de Steen wilde vinden vinden maar niet gebruiken kon hem inderdaad in handen krijgen. Anders zouden ze toch alleen maar goud maken of Levenselixer drinken. Soms verbaast mijn eigen genialiteit me... En nu, genoeg vragen! Ik stel voor dat je aan die enorme berg zoetigheid begint. Ah! Smekkies In Alle Smaken! Helaas heb ik in mijn jonge jaren ooit een snoepje met braakselsmaak gegeten en daarna heb ik er nooit meer echt met volle teugen van kunnen genieten maar aan eentje met toffeesmaak kan ik me geen buil vallen, nietwaar?
Hij glimlachte en stak het goudbruine snoepje in zijn mond. Een tel later kokhalsde hij en zei: 'Helaas! Oorsmeer!'
Madame Plijster, de hoofdzuster, was aardig maar ook streng. 'Vijf minuutjes maar,' smeekte Harry. 'Geen sprake van.'
'Maar u heeft professor Perkamentus ook binnengelaten.' 'Ja, natuurlijk, maar hij is het schoolhoofd. Dat is iets heel anders. Je moet rusten.'
'Maar ik rust nu ook, kijk maar, ik lig plat op mijn rug. Alstublieft, madame Plijster...'
'Nou, goed dan,' zei ze. 'Maar niet meer dan vijf minuten!'
Ze liet Ron en Hermelien binnen.
'Harry]'
Zo te zien popelde Hermelien om hem opnieuw te omhelzen, maar Harry was blij dat ze zich inhield, want zijn hoofd deed nog steeds behoorlijk pijn.
'O Harry, we dachten echt dat je Perkamentus was zo ongerust -' 'De hele school praat erover,' zei Ron. 'Wat is er nou echt gebeurd?'
Het was een van die zeldzame gelegenheden waarbij de waarheid nog onwaarschijnlijker en opwindender is dan de wildste geruchten. Harry vertelde alles: over Krinkel, de spiegel, de Steen en Voldemort. Ron en Hermelien waren goede luisteraars; ze snakten op precies de juiste momenten naar adem en toen Harry vertelde wat er onder Krinkels tulband had gezeten, gilde Hermelien het uit.
'Dus de Steen is vernietigd?' zei Ron uiteindelijk. 'En Flamel gaat nu gewoon dood?'
'Dat zei ik ook al, maar volgens Perkamentus is wat zei hij ook alweer? "voor de goedgeordende geest is de dood gewoon het volgende grote avontuur".'
'Ik heb altijd al gezegd dat hij niet goed snik is,' zei Ron, die blijkbaar diep onder de indruk was van de verregaande krankzinnigheid van zijn held.
'En hoe is het jullie vergaan?' vroeg Harry.
'Nou, ik wist zonder problemen terug te komen,' zei Hermelien. 'Eerst moest ik Ron bijbrengen dat duurde een tijdje en we waren net op weg naar de Uilenvleugel om Perkamentus op de hoogte te brengen toen we hem tegenkwamen in de hal. Hij wist alles al. Hij zei alleen: "Harry is achter hem aan, h�?" en rende direct naar de derde verdieping.'
'Denk je dat hij wilde dat je dat zou doen?' zei Ron. 'Omdat hij je vaders mantel heeft gestuurd en zo?'
'Allemachtig!' riep Hermelien verontwaardigd. 'Als dat zo is ik bedoel dat is gewoon vreselijk het had je dood kunnen zijn!'
'Nee, het is niet vreselijk,' zei Harry bedachtzaam. 'Perkamentus is een zonderlinge man. Ik denk dat hij me een kans wilde geven. Volgens mij weet hij zon beetje alles wat er op school gebeurt. Hij besefte waarschijnlijk heel goed dat we een poging zouden wagen en in plaats van ons tegen te houden, leerde hij ons net voldoende om ons te helpen. Ik denk niet dat het toeval was dat ik erachter kwam hoe die spiegel werkte. Het is alsof hij vond dat ik het recht had om het tegen Voldemort op te nemen...'
'Ja, Perkamentus is echt knetter,' zei Ron trots. 'Hoor eens, je moei morgen naar het eindejaarsfeest komen. De punten zijn verdeeld en Zwadderich heeft uiteraard gewonnen je hebt de laatste Zwerkbalwedstrijd gemist, zonder jou zijn we ingemaakt door Ravenklauw maar het eten is in elk geval lekker.'
Op dat moment kwam madame Plijster binnen.
'Jullie hebben bijna een kwartier de tijd gehad, wegwezen!' zei ze gedecideerd.
Na goed te hebben geslapen, voelde Harry zich de volgende dag weer bijna de oude.
'Ik wil naar het feest,' zei hij tegen madame Plijster, die zijn vele dozen met snoepgoed rechtzette. 'Dat mag toch, of niet?'
'Professor Perkamentus zegt dat je mag gaan,' zei ze lichtelijk gepikeerd, alsof ze vond dat Perkamentus niet goed besefte hoe gevaarlijk feestmaaltijden konden zijn. 'En je hebt bezoek.'
'O, leuk,' zei Harry. 'Wie?'
Terwijl hij dat zei, kwam Hagrid binnenschuifelen. Zoals altijd als hij binnen was, leek Hagrid gewoon te groot om los te lopen. Hij ging aan Harry's bed zitten, keek hem aan en barstte in tranen uit.
"t Is allemaal mijn stomme rotschuld!' snikte hij met zijn handen voor zijn gezicht. 'Ik heb aan die smeerlap verklapt hoe ie Pluisje in de luren kon leggen! Dat heb ik zelf verteld! 't Enigste wat ie nog niet wist en ik heb 't hem verteld! 't Had je dood wel kennen wezen! En allemaal voor zon achterlijk drakenei! Ik raak geen druppel drank meer aan! Eigenlijk mosten ze me op straat schoppen en me als Dreuzel laten leven'
'Hagrid!' zei Harry geschokt. Hagrid schudde van verdriet en berouw en grote, dikke tranen rolden over zijn baard. 'Hij was er heus wel op de een of andere manier achtergekomen, Hagrid. We hebben het tenslotte over Voldemort. Hij was er echt wel achtergekomen, ook als jij niets had gezegd.'
't Had je dood kennen wezen!' snikte Hagrid. 'En zeg die naam niet!'
'VOLDEMORT!' brulde Harry en Hagrid was zo geschokt dat hij ophield met huilen. 'Ik heb hem nu zelf gezien en ik noem hem bij zijn naam! Niet zo treurig, Hagrid! We hebben de Steen gered en die is vernietigd, zodat hij hem niet meer kan gebruiken. Vooruit, neem een Chocokikker, ik heb dozen vol...'
Hagrid veegde zijn neus af met de rug van zijn hand en zei: 'Da's waar ook. Ik heb wat voor je.'
'Toch geen broodje bunzing, h�?' zei Harry ongerust en eindelijk grinnikte Hagrid zwakjes.
'Nee. Perkamentus heb me gisteren vrijaf gegeven om 't te regelen. Tuurlijk had ie me d'r eigenlijk uit motten keilen, maar afijn, ik heb dit voor je...'
Het leek een fraai, in leer gebonden boek. Harry deed het nieuwsgierig open. Het was volgeplakt met toverfoto's. Op elke pagina keken zijn vader en moeder hem lachend en zwaaiend aan.
'Ik heb alle ouwe schoolmakkers van je ouwelui een uil gestuurd en om kiekjes gevraagd... Ik wist dat je die niet had... Vind je 't mooi?'
Harry kon niets zeggen, maar Hagrid begreep het. Harry liep die avond in zijn eentje naar de Grote Zaal voor het eindejaarsfeest. Hij was aan de late kant, omdat madame Plijster hem met alle geweld nog een laatste keer had willen onderzoeken voor hij wegging, dus de zaal zat al vol. Hij was versierd met groen en zilver, de kleuren van Zwadderich, dat voor het zevende achtereenvolgende jaar de afdelingsbeker had gewonnen. Achter de Oppertafel hing een enorm spandoek met de slang van Zwadderich.
Toen Harry binnenkwam viel er even een stilte en daarna begon iedereen luid te praten. Harry ging tussen Ron en Hermelien zitten, aan de tafel van Griffoendor en deed net alsof hij niet merkte dat overal mensen waren opgestaan om hem beter te kunnen bekijken.
Gelukkig kwam Perkamentus een paar tellen later binnen. Het geroezemoes verstomde.
'Alweer een jaar voorbij!' zei Perkamentus opgewekt. 'En voor we onze tanden in dit verrukkelijke feestmaal zetten, moet ik jullie even vervelen met het amechtige gezwets van een oude man. Het is me het jaartje wel geweest! Hopelijk zijn jullie hoofden ietsje voller dan eerst... jullie hebben de hele zomer om ze weer lekker leeg te maken... Maar goed, ik heb begrepen dat de afdelingsbeker moet worden toegekend en de stand is als volgt: op de vierde plaats Griffoendor met 312 punten; op de derde plaats Huffelpuf met 352; Ravenklauw heeft 426 punten en Zwadderich 472.'
Er ging een orkaan van gejuich op aan de tafel van Zwadderich. Harry zag Draco Malfidus met zijn beker op tafel slaan en voelde zich even niet goed.
'Ja, ja, goed gedaan, Zwadderich,' zei Perkamentus. 'Maar we moeten de recente gebeurtenissen nog in de stand verwerken.'
Het werd doodstil in de zaal. De grijnzen van de Zwadderaars verflauwden.
'Ahum,' zei Perkamentus. 'Ik moet nog wat laatste puntjes toekennen. Eens kijken. Ja... Ten eerste de heer Ronald Wemel. '
Ron kreeg een kop als vuur; hij leek net een radijs die te lang in de zon had gelegen.
'Voor de beste pot schaak die Zweinstein in jaren heeft gezien, geef ik Griffoendor vijftig punten.'
Het gejuich aan de tafel van Griffoendor blies het betoverde plafond haast van de zaal; het was alsof de sterren trilden boven hun hoofd. Ze hoorden Percy trots tegen de andere klassenoudsten zeggen: 'Dat is mijn broertje! Mijn jongste broer! Heeft gewonnen van Anderlings reuzenschaakspel!'
Uiteindelijk werd het weer stil in de zaal.
'Ten tweede juffrouw Hermelien Griffel. Wegens gebruik van kille logica onder vuur, ken ik Griffoendor vijftig punten toe.'
Hermelien begroef haar gezicht in haar armen; Harry vermoedde dat ze in tranen was uitgebarsten. De tafel van Griffoendor was buiten zichzelf ze waren honderd punten gestegen!
'Ten derde de heer Harry Potter, ' zei Perkamentus. Het werd doodstil in de zaal. 'Wegens pure lef en uitzonderlijke moed, ken ik Griffoendor zestig punten toe.'
Het lawaai was oorverdovend. Degenen die nog konden tellen terwijl ze hun kelen schor schreeuwden, wisten dat Griffoendor nu 472 punten had precies evenveel als Zwadderich. De stand was gelijk - als Perkamentus Harry nou ��n puntje meer had gegeven...
Perkamentus stak zijn hand op en geleidelijk werd het stil.
'Er bestaan vele vormen van dapperheid,' zei Perkamentus glimlachend. 'Er is veel moed voor nodig om het op te nemen tegen je vijanden, maar evenveel moed om het op te nemen tegen je vrienden. Daarom ken ik tien punten toe aan de heer Marcel Lubbermans.'
Iemand die buiten had gestaan, zou misschien gedacht hebben dat er een explosie had plaatsgevonden in de Grote Zaal, zo gigantisch was het kabaal dat opsteeg aan de tafel van Griffoendor. Harry, Ron en Hermelien sprongen gillend en juichend overeind en Marcel, die doodsbleek zag van schrik, werd begraven onder bergen mensen, die hem allemaal wilden omhelzen. Hij had nog nooit ook maar ��n puntje binnengehaald voor Griffoendor. Al juichend gaf Harry Ron een por in zijn zij en wees op Malfidus. Als plotseling de vloek van de Totale Verstijving over hem was uitgesproken, zou hij nog niet zo verbijsterd en ontzet hebben gekeken.
'En dat betekent,' riep Perkamentus boven het stormachtige applaus uit, want zelfs Huffelpuf en Ravenklauw vierden de val van Zwadderich, 'dat de versieringen moeten worden aangepast.'
Hij klapte in zijn handen. In een oogwenk werden de groene guirlandes rood en veranderde het zilver in goud; de enorme slang van Zwadderich verdween en zijn plaats werd ingenomen door een al even gigantische leeuw van Griffoendor. Sneep gaf professor Anderling een hand, met een afschuwelijke, geforceerde glimlach. Zijn blik kruiste die van Harry en die besefte dat Sneep nog altijd een even grote hekel aan hem had, maar daar kon hij zich niet meer druk om maken. Het zag ernaar uit dat het leven na de vakantie weer normaal zou zijn, of zo normaal als het leven ooit was op Zweinstein.
Het was de beste avond van Harry's leven, nog beter dan winnen met Zwerkbal of trollen buiten westen slaan... hij zou die avond nooit, nooit vergeten.
Het was Harry bijna ontschoten dat ze de uitslag van hun examen nog moesten krijgen, maar uiteraard kregen ze die. Tot zijn verbazing gingen zowel hij als Ron met goede cijfers over; Hermelien was vanzelfsprekend de beste van alle eerstejaars. Zelfs Marcel haalde het, met de hakken over de sloot; zijn goede cijfer voor Kruidenkunde compenseerde zijn zware onvoldoende voor Toverdranken. Ze hadden gehoopt dat Kwast, die even stom als gemeen was, misschien van school zou worden gestuurd, maar helaas was hij ook over. Het was jammer, maar, zei Ron, je kon nu eenmaal niet alles krijgen in het leven.
En plotseling waren hun kleerkasten leeg en hun koffers gepakt, werd Marcels pad gevonden in een hoekje van de toiletten en kregen alle leerlingen een briefje waarin ze werden gewaarschuwd dat ze tijdens de vakantie geen toverkunst mochten gebruiken ('Ik hoop altijd dat ze die briefjes zullen vergeten,' zei Fred Wemel triest). Hagrid bracht hen naar de bootjes en ze voeren naar de andere kant van het meer; ze stapten in de Zweinsteinexpres; ze lachten en praatten terwijl het landschap netter en groener werd; ze aten Smekkies In Alle Smaken terwijl ze langs Dreuzelsteden denderden-, ze trokken hun gewaden uit en truien en jassen aan en stopten uiteindelijk bij perron 9 3/4 op King's Cross Station.
Het duurde een tijdje voor ze het perron hadden verlaten. Bij het kaartjeshokje stond een verschrompelde oude controleur, die hen in groepjes van twee of drie door het draaihek liet gaan, zodat ze niet de aandacht zouden trekken of de Dreuzels zouden laten schrikken door plotseling in een grote horde uit het niets te verschijnen.
'Jullie moeten van de zomer komen logeren,' zei Ron. 'Allebei ik stuur wel een uil.'
'Bedankt,' zei Harry. 'Ik heb iets nodig om me op te verheugen.'
Ze werden door allerlei mensen aangestoten terwijl ze naar het hek liepen dat naar de Dreuzelwereld leidde. Sommigen riepen:
'Dag Harry!'
'Tot ziens, Potter!'
'Je bent nog steeds beroemd,' zei Ron grijnzend. 'Niet waar ik nu heen ga, dat verzeker ik je,' zei Harry.
Hij, Ron en Hermelien passeerden gezamenlijk het hek. 'Daar heb je hem,ma, kijk, daar heb je hem!' Het was Ginny Wemel, Rons jongste zusje, maar ze wees niet op Ron.
'Harry Potter!' piepte ze. 'Kijk, ma! Ik zie -' 'Stil, Ginny. Het is onbeleefd om te wijzen.' Mevrouw Wemel keek hem glimlachend aan. 'Een druk jaar gehad?' zei ze.
'Heel druk,' zei Harry. 'Bedankt voor de trui en de karamels, mevrouw Wemel.'
'O, dat was niets, liefje.'
'Ben je zover?'
Het was oom Herman, nog steeds met snor, nog steeds met een paars gezicht en nog steeds even woest omdat Harry het lef had om in een station vol doodnormale mensen met een uil in een kooi rond te lopen. Achter hem stonden tante Petunia en Dirk, wiens knie�n al begonnen te knikken toen hij Harry alleen maar zag.
'U bent zeker de familie van Harry!' zei mevrouw Wemel.
'In zekere zin,' zei oom Herman. 'Haast je, jongen. We hebben niet de hele dag de tijd.' Hij liep weg.
Harry wisselde een paar laatste woorden met Ron en Hermelien.
'Dan zie ik jullie van de zomer wel.'
'Een eh fijne vakantie,' zei Hermelien. Ze keek oom Herman onzeker na, geschokt dat iemand zo onbeleefd kon zijn.
'O, dat denk ik wel,' zei Harry en ze keken verbaasd naar zijn grijnzende gezicht. 'Zij weten niet dat we in de vakantie niet mogen toveren. Ik denk dat ik van de zomer een hoop lol ga beleven met Dirk...'
Colofon
Harry Potter en de Steen der Wijzen van J.K. Rowling werd in opdracht van Uitgeverij De Harmonie te Amsterdam gedrukt door Drukkerij Haasbeek Alphen aan den Rijn.
Het bindwerk werd verzorgd dooi Boekbinderij van Wijk b.v., Utrecht. Oorspronkelijke titel: Harry Potter and the Philosopher's Stone (Bloomsbury Publishing Plc, London). Omslagillustratie: Ien van Laanen, Amsterdam. Grafische verzorging: Anne Lammers, Amsterdam.
© Copyright Joanne Rowling 1997.
© Copyright Nederlandse vertaling 1998 Uitgeverij De Harmonie, Amsterdam.
Harry Potter, names, characters and related indicia are copyright and trademark Warner Bros., 2000.
Eerste druk augustus 1998 Achttiende druk maart 2001
Voor Belgi�: Standaard Uitgeverij, Antwerpen ISBN 9076174083 D 1998/0034/336 NUGI 221