IX

De werkdag van zaterdag 21 september 1985 begon voor Vincke om vijf over acht met een telefoontje van Verstuyft naar zijn privé-adres.

‘Moet je nu 's wat weten?’ barstte Verstuyft los.

Vincke lag nog ‘wakker te worden’. Eva sliep als een roos.

Tussen hen lag boven op de deken Archibald lang uitgestrekt in een bodemloze slaap verzonken.

‘Mm…’ deed Vincke.

‘Kom ik een kwartier geleden op d' afdeling binnen. Wat ligt daar in jouw correspondentievak? Een droge melding van de heer Marivoet dat gisteravond om tien over elf een bakker uit de Korte Gasthuisstraat telefonisch heeft gemeld dat hij er absoluut zeker van is dat hij dezer dagen brood heeft verkocht aan Ledda!’

‘Korte Gasthuisstraat. Dat klopt dus alweer met jouw IRA-stafkaart van Antwerpen,’ constateerde Vincke, die langzaam ontwaakte.

‘Ik zwans niet, hé, Eric!’ zei Verstuyft gepikeerd.

‘Wat ga j'ermee doen?’ vroeg Vincke onverschillig. Hij glimlachte naar Eva die haar ogen opende en naar hem toe schoof. Haar lange zwarte haren lagen breeduit over het kussen. Ze vormde een kus met dikke lippen.

‘Wat ik godvernondedju ga doen? In meneer Marivoet zijn plaats gelijk ne zot naar de Korte Gasthuisstraat vliegen natuurlijk! Dankzij dien ezelskop hebben we negen uren kostbaren tijd verloren!’

‘Hij heeft het juiste adres toch genoteerd?’ vroeg Vincke spottend terwijl Eva op een bepaald plekje in zijn dijspier kneep. ‘Ai!’riep hij.

‘Wat zeg je?’

‘Ik had juist een pijnscheut in mijn rug.’

‘Kom je naar 't paleis?’

‘Ja, in de vroege namiddag. Doe de groeten aan de Zwarte Weduwe. En ik zal bij meneer Marivoet 's informeren of hij soms snot in z'n kop heeft in plaats van hersens,’ beloofde Vincke.

‘Doe er mijn complimenten bij,’ blafte Verstuyft en legde op.

‘Het was Freddy,’ zei Vincke, gaapte en kroop heel dicht bij Eva, snuffelde aan haar schouders, duwde zijn neus tegen de satijnen huid.

‘Jij ruikt naar een kilo gemalen amandelen in een nest jonge katjes,’ zei hij.

‘Konijn…’

‘Ja,’ antwoordde Vincke.

‘Kom nog 's in mij, heel zacht en heel traag en niet bewegen. Volgens de Khama Soetra.’

‘De Italianen noemen dat servire la donna…’

‘Om 't even, dan probeer ik klaar te komen zonder te bewegen.’

‘Ooooo…’ kreunde Vincke terwijl hij heel voorzichtig in haar gleed.

Om halfnegen legde BOB-adjudant Vermeersch de telefoon neer, wreef in zijn handen en mompelde met een valse blik in zijn ogen: ‘We hebben z' eindelijk ligge.’ Met ‘ze’ bedoelde hij de Gerechtelijke Politie. Zopas had hij van het District verkregen dat die de Directie Opdrachten Gerechtelijke Politie van de Hogere Directie Operaties van de Rijkswacht plus het Centraal Bureau voor Opsporingen zouden verzoeken het signalement van Ledda te ‘differentiëren’: dat de gevaarlijke opgespoorde, moordenaar van twee van onze mensen, ‘mogelijks’ zijn haar blond had laten verven. Er was bovendien een Beperkte Crisisstaf opgericht met aan het hoofd kapitein Van Hee, ‘tweede in bevel’ van het District Antwerpen.

Dat deze ‘differentiatie’ van het signalement strikt binnen het Korps van de Belgische Rijkswacht bleef en niet, zoals normaal zou zijn, doorgetelexed werd naar de Gerechtelijke Politie van de parketten, was een van de in andere landen onbestaande anomalieën van ons politiesysteem, een rechtstreeks gevolg van het rigide hiërarchische karakter van de Rijkswacht, die tegen elke efficiency in geregeld alles in het werk stelde om bepaalde kapitale informatie voor strikt eigen gebruik achter te houden. Deze typische militaire tendens, anderen te misleiden om er zelf voordeel uit te halen, werd de laatste jaren steeds meer aangemoedigd door de tolerante houding terzake van de voogdijministers van Defensie, Justitie en Binnenlandse Zaken, alledrie lieden van uitgesproken rechtse garnituur, die om zuiver partijpolitieke redenen, zo vaak ze konden, speculeerden op de ‘Veiligheid van Onze Bevolking’, die het best kon worden gegarandeerd door een goed georganiseerd Korps als de Rijkswacht, dat van deze uiterst gunstige constellatie gretig gebruik maakte om zich naar eigen goeddunken en ongecontroleerd uit te bouwen tot een machtsapparaat met angstaanjagende technische middelen.

Achter de rug van adjudant Vermeersch was er zelfs een majoor van de Hogere Directie Operaties op weg naar de States om ter plekke contact op te nemen met de autoriteiten ten einde ‘bepaalde ontbrekende parameters’ te verzamelen. De majoor sprak vlot Engels. Hij had indertijd als luitenant samen met commandant Francois in Washington stage gelopen in Drugbestrijding, had het beruchte proces zonder kleerscheuren doorstaan (was er zelfs niet moeten verschijnen) en onderhield in Brussel hartelijke contacten met de ‘intelligence people’ van de Amerikaanse ambassade.

Tien uur. Vincke en Eva zaten in hun tuin onder een witte Japanse parasol te ontbijten. Eva at knappend verse broodjes met abrikozenjam. Vincke tarwebrood met spek-en-eieren. Ze dronken sterke Cona Coffee, geschonken uit een bolvormige glazen percolator. Het was prachtig weer. Archibald kreeg stukjes kaas van Eva, en Marcus hapte de brokjes spek die Vincke hem toewierp zonder één keer te missen als een cirkusartist uit de lucht. Eva had een wit T-shirtje aan met in grote zwarte letters CAT LOVER erop, die ze van hun vriend Eddy gekregen had.

‘Moet je nou per se naar het paleis, konijn? Het is echt zo'n dag om niks te doen en samen in de tuin te liggen. De champagne staat al af te koelen,’ zei Eva en keek hem aan met ‘Syrische ogen’ zodat hij zich helemaal week voelde worden.

‘Na de middag loop ik even langs. Freddy maakt een filmreportage van een religieuze plechtigheid. Het kan misschien iets opleveren… ik hoop het tenminste…’

Doe jij dat werk nou echt graag?’ vroeg ze opeens en ze hield op met eten.

‘Soms en soms niet, zoals iedereen. Het voornaamste van een job is, dat je je identiteit er niet bij verliest. En dat je min of meer je eigen ritme kunt bepalen.’

‘Mm…’

‘En dat is bij mij gelukkig nog het geval.’

‘In deze verloederde tijden is dat heelwat.’

‘Wat je zegt.’

‘Schiet het onderzoek op?’ vroeg ze, ‘in 't begin van de week zag j'eruit als een levend lijk. Tenminste als ik je te zien kreeg.’

‘We rekenen op onze twee patroonheiligen.’

‘Geduld en Geluk.’ Ze moest glimlachen.

‘Geduld is een kwestie van oefening en Geluk zit meestal verscholen in een element van het onderzoek zelf.’

‘Zoals in de zaak Boumans…’*

‘Een ouwe kwezel komt mijn kamer binnen, gaat op haar dikke kont zitten en zegt doodgemoedereerd dat ze uit respect voor het biechtgeheim een volle maand lang kapitale informatie heeft achtergehouden. Zo simpel is dat.’

‘Of een telefoontje van een informant of een plotseling opduikende kroongetuige.’

‘Dat is voor een TV-serie.’

‘Heb j'al een idee over de dader?’

‘Min of meer. Het is een uiterst zeldzaam geval. Een professional, al dan niet een Amerikaan met een enorme dosis lef en koelbloedigheid. Een echte killer. Iemand voor wie het zelfs niet nodig is dat hij zijn slachtoffer kent om het uit de weg te ruimen.’

‘Een abnormale…’

‘Zelfs psychiaters weten het niet. Het hangt van allerlei factoren af. Maar in elk geval heel gevaarlijk en moeilijk om te pakken te krijgen. Het is genoeg dat hij er morgen mee ophoudt en onderduikt of…’

‘Waarom heel gevaarlijk?’

‘Omdat er geen motief is. Daardoor zijn ze heel onberekenbaar.’

‘Wat zou je doen als hij ineens voor ons stond?’

‘Wensen dat Freddy mee aan tafel zat.’

‘Een van de weinig goeie kanten van een schietmaniak.’

‘We zouden Freddy nog 's moeten inviteren. Hij zit elke avond moederziel alleen op zijn triestig flatje in Hoboken te blokken als een bezetene. Hij is eigenlijk een eenzame jongen, weet je?’

‘Okee, maak maar een afspraak, maar geen rechtse praat, dat is de voorwaarde.’

‘Van verdraagzaamheid gesproken. Ik dacht dat jij links was.’

‘Pardon, ik zal op mijn kop laten zitten.’

‘Na zijn stage bij de Staatsveiligheid is zijn nieuwe hobby de anti-terreuracties.’

‘Niet meer te recupereren. Een geboren politieman, maar ik vind hem sympathiek. Eigenlijk nog heel onvolwassen.’ ‘Hij heeft goeie perspectieven. Hij is intelligent, systematisch, onvermoeibaar, vasthoudend en ambitieus. Meer heb je bij ons niet nodig.’

‘Plus een flinke dosis geluk, zoals jij.’

‘Ja,’ zei Vincke gevleid, ‘geluk is niet te versmaden. Hij keek naar een grote bosduif die vanuit het dennenbos op het gazon neerstreek en dapper voortstapte op zoek naar eikels. Hij voelde zich gelukkig. Eva stond op, liep naar de percolator en gaf hem terloops een kus in zijn nek.

Om twee uur kwam Vincke, gekleed in een gestreept grijs zijden kostuum en geassorteerd paars overhemd van Versace afdeling R binnen. Alle ramen stonden open. Slechts twee mannen waren aanwezig, allebei in sporthemd. Er hing een zomerse sfeer.

‘Hoi,’ zei Vincke en hij stak zijn hand op naar Verstuyft en De Leenheer.

De Leenheer had het prachtige pak van Vincke meteen in de gaten, maar hield op typische Vlaamse wijze zijn mond.

Verstuyft stond op en klopte vriendschappelijk op een videorecorder met minischerm, die hoorde bij de Video 8 camera.

‘Heeft het iets opgeleverd?’ vroeg Vincke, die ging zitten.

‘Zet 'm maar aan, Charlie,’ zei Verstuyft en hij wreef in zijn handen.

De Leenheer stak de video-cassette in de recorder en drukte op een knop. Na enkele heen en weer flikkerende witte strepen kwam er een duidelijk, goed gecadreerd filmbeeld van de plechtigheid in de Kristus Koningkerk.

‘Met een vijf maal zoomlens vanuit een gedekte positie,’ verduidelijkte De Leenheer fluisterend.

‘We hebben ons beperkt tot de offerande. De mis zelf bevatte geen interessante elementen,’ zei Verstuyft, ‘en ze duurde veel te lang.’

Vincke volgde aandachtig het ceremonieel: een rond gouden plaatje vastgehouden door een oude pastoor, die een zware kazuivel torste waaronder hij bijna verdween, geflankeerd door twee even oude diakens, van wie er een schuddebolde alsof zijn hoofd los stond. Het ritueel was monotoon: plaatje tegen de mond van de gelovige drukken, het even afvegen met een doekje, geld in de schaal, een doodsprentje krijgen, de volgende.

‘Het priesterbestand in Vlaanderen is nodig aan verjonging toe,’ merkte Vincke op, die de gezichten van de offergangers in de gaten hield.

‘Heb jij al iemand herkend?’ vroeg Verstuyft.

‘Zo te zien niet.’

‘Mm…’

‘Haha, daar hebben we de Zwarte Weduwe,’ riep Vincke, ‘heb je gezien wat een prachtige tailleur ze aan heeft, Freddy? Een feest om naar te kijken.’

Verstuyft bewoog geen spier.

‘Een godverdommese knappe bie als ge 't mij vraagt,’ zei De Leenheer, ‘met een koppel ogen die 'm zo uit uw broek halen.’

‘Charlie, waar heb jij zo goed leren filmen?’ vroeg Vincke, die het werk met de zoomlens zat te bewonderen.

‘In mijne vrijen tijd, meneer,’ antwoordde De Leenheer bescheiden.

‘Dat is meneer Paul Scheldeman als ik mij niet vergis,’ zei Verstuyft op een verslaggeverstoon.

‘De Grote Wegenbouwer,’ zei Vincke, ‘een gangster van eerste categorie. Tijdens de gouden jaren zestig heeft hij aan een van onze ministers van Verkeerswezen op onze kosten een dikke bankrekening in Zwitserland bezorgd.’

‘Wie was die minister,’ polste Verstuyft, ‘een socialist?’

‘Wat 'n volkske,’ zei De Leenheer, ‘ik heb er meer dan duizend geteld.’

‘Zou je later bij gelegenheid ook zo'n begrafenis willen, Charlie?’ vroeg Vincke.

De Leenheer grijnsde schaapachtig.

‘Tot nu toe niks dat de moeite waard is,’ zei Vincke.

‘Wacht maar,’ zei Verstuyft met een geheimzinnig lachje.

De camera gleed over de rij personen die langzaam vorderde, bijna allemaal de handen gevouwen voor hun buik, de gezichten in een ernstige plooi.

‘Ze doen me denken aan een schitterende coverfoto van Paris Match,’ zei Vincke, ‘paus Paulus de Zesde die zijn handen beschermend voor zijn onderbuik hield. Daar is in Frankrijk wat mee afgelachen.’

‘Hier begint het,’ zei Verstuyft, die zijn bic en blocnootje klaar hield.

‘Ik zie een paar kopstukken van het VEV,’ zei Vincke, ‘enkele dikkenekken van het VBO. De Antwerp Footballclub, de Kredietbank. Het bekende trio. Ik zie de heren Van der Mensbrugghe en Pilaet in de schaduw van hun respectieve ministers. Die de gelegenheid even te baat nemen om God te danken voor de ramp waaraan ze ontsnapt zijn. Lucassen van Sidinvest. Het schepencollege van de stad Antwerpen. Allemaal uiterst linkse figuren…’

‘Wacht maar,’ herhaalde Verstuyft vergenoegd.

‘De Hoge Raad voor Diamant, hoe is dàt verdomme mogelijk!’ riep Vincke, terwijl hij een en ander noteerde, ‘de hoofdvertegenwoordiger van Mercedes. En die met zijn rood gezicht is een failliete aannemer die op een kasteel in de Provence woont…’

De camera gleed even over de middenbeuk van de kerk en vatte een kleine oude heer in het zwart achter een boom van een kerel die met hoofd en schouders boven de anderen uitstak.

‘Sla me dood, maar dat is staatsminister De Haeck!’ bracht Vincke uit. In zijn hersens begonnen de gedachten heen en weer te flitsen.

‘Ja, maar kijk 's wie er voor en achter hem staan,’ zei Verstuyft met vrolijk dichtgeknepen ogen.

‘Een kleerkast, een magere bleekscheet en een seminarist met een brilleke op,’ zie Vincke.

‘Charlie, leg het beeld eens stil,’ zei Verstuyft. Hij ging vlakbij het videoscherm staan en wees naar de eerste figuur.

‘Die kleerkast is meneer Lemmens die maandenlang lijfwacht van de eerste minister is geweest nadat het CVP-bureau in Gent zogenaamd door de CCC in de lucht werd geblazen,’ zei Verstuyft, ‘die bleekscheet ken ik niet, maar die seminarist met zijn brilleke op is adjudant Opdebeek, instructeur karate tweede Dan van de rijkswacht en lid van de Groep Dyane. Als je tijdens de bewegende film uit je ogen had gekeken, zou je gezien hebben dat deze drie heren in realiteit de lijfwachten zijn van meneer Gustave De Haeck, ons allen welbekend.’

De Leenheer spoelde even terug tot op het moment dat de drie personen uit het beeld waren en liet de film doorspelen.

‘Inderdaad,’ mompelde Vincke, die langzaam de conclusies trok waar hij nooit op had durven hopen.

‘Papa De Haeck, wiens zoon enkele dagen geleden door Ledda werd vermoord, verschijnt op de begrafenis van Albert Arts, die enkele dagen geleden door Ledda werd vermoord, geflankeerd door drie leden van de Groep Dyane,’ zei Verstuyft theatraal, ‘de vraag is: waarom?’

‘Omdat papa De Haeck zich niet veilig voelt.’

‘Allicht. Maar waarom voelt hij zich niet veilig?’

‘Weet jij het soms?’ vroeg Vincke gepikeerd.

‘Zelfs iemand met de relaties van baron De Haeck maakt niet drie leden van de Groep Dyane los voor de kloten van de paus. Daar moet iets héél héél serieus achter steken.’

‘Don 't jump to conclusions, Freddy.’

‘Ernstige bedreigingen…’ ging Verstuyft koppig door.

‘Is er nog iets interessants te zien?’

‘De rest zijn hoofdzakelijk vrouwen,’ zei De Leenheer.

‘De mannen sterven, de vrouwen worden oud en gaan bij elke gelegenheid naar de kerk,’ zei Vincke, die de pointe niet zo geslaagd vond.

‘De connectie waar we zo lang naar hebben gezocht, valt dankzij een triomf van de elektronica in onze schoot als een rijpe peer,’ zei Verstuyft, rukte het vel uit zijn blocnote en vouwde het dubbel.

‘Alleen de connectie Seynaeve ontbreekt nog, maar dat zou àl te mooi zijn,’ zei Vincke peinzend. Hij dacht aan iets.

‘Mag ik mijne winkel opdoeken?’ vroeg De Leenheer.

‘Maandag opnieuw. In de kerk van de vrijzinnigen,’ zei Verstuyft.

‘Hahaha,’ lachte De Leenheer.

‘Wat vertelde die bakker uit de Korte Gasthuisstraat?’ vroeg Vincke.

‘Een maand of zo geleden kwam Ledda – als hij het was tenminste – om de twee dagen een stokbrood kopen. Ze noemden hem onder elkaar den Amerikaanse gangster. Maar de laatste tijd hebben z' hem niet meer gezien. Wat gaan we doen?’

‘Als er maandag geen nieuwe elementen zijn, moeten er mannen met zijn foto alle winkels aflopen in de zone die op jouw kaart staat afgebakend.’

Verstuyft noteerde de opdracht.

‘Weet je nog niet wanneer De Haeck junior begraven wordt?’ vroeg Vincke.

‘In de gazetten staat er geen letter over. Misschien houen ze 't stil.’

‘Na een langdurige en pijnlijke ziekte is onze dierbare zoon, echtgenoot en vader in den Heer ontslapen,’ zei Vincke, keek rond alsof ergens in de afdeling de oplossing voor het grijpen lag en besloot: ‘Ik ga proberen wat te genieten van de laatste zon van het jaar vijfentachtig. Stoor mij alleen als het niet anders kan. Goei weekend, mannen.’

‘Hetzelfde, patron.’

Vincke verliet afdeling R, bleef in de gang staan en aarzelde. Toen liep hij naar kamer 312, waar hij het nummer draaide van het AZ. De telefonist verbond hem door met de morgue. Hij maakte zich bekend en vroeg de bediende, of die kon zeggen wanneer het stoffelijk overschot van een zekere Jean De Haeck, die na de autopsie zoals gewoonlijk naar de centrale morgue van het AZ was overgebracht, zou worden opgehaald voor de begrafenis. De bediende vroeg Vincke een beetje verbaasd of hij nog niet op de hoogte was. Vincke antwoordde van neen. De bediende zei dat de dag tevoren het lijk al werd afgehaald met een briefje, ondertekend door een zekere A. Bracke, eerste advocaat-generaal. Vincke z'n adem stokte even toen hij dat hoorde. Hij vroeg of de bediende wist of het lijk al vrijgegeven was voor begrafenis. Die antwoordde dat het parket nog geen enkel dokument had gestuurd. Hij wist evenmin waarheen het lijk was vervoerd. Vincke dankte de bediende en legde met een strak gezicht de telefoon neer. Enkele minuten lang bleef hij in gedachten verzonken zitten, ging naar de koelkast en schonk een tonic in. Dronk met kleine teugjes. Toen het glas leeg was, keek hij op zijn horloge, stond hoekig op en verliet de kamer. Hij nam de lift, verliet het gebouw, liep de Justitiestraat in, zette zijn zonnebril op en bereikte via de Anselmostraat de Britselei, die hij overstak. In café ‘Ciro's’ belde hij Pierre Reynaud op. Hij verzocht hem, alle mogelijke informatie over Gustave De Haeck, staatsminister en lid van de Raad der Wijzen te verzamelen. Reynaud begon kirrend te lachen.

‘Exactement ce que j'avais pensé,’ zei hij.

‘Ah, et ce sera pour quand?’

‘Erique vieux, n'oublie pas que c'est la débandade: toute la Belgique fait panse en l'air au littoral. Lundi soir a huit heures, d'ac?’

‘D'ac. Bye, Pierre.’

‘Bye, Erique.’

Vincke dronk nog inderhaast een kop espresso, betaalde en verliet het café. Hij liep de Tolstraat in, waar de Mitsubishi van Eva geparkeerd stond. Onderweg besloot hij onderzoeksrechter Santens en procureur Leboucq niet op te bellen.

________________________

* Zie De trap.