DEEL 3
Hij die één enkel
leven redt, beeft gehandeld alsof hij de hele wereld heeft
gered;
hij die één enkel leven vernietigt, handelt alsof hij de hele
wereld heeft verwoest.
TALMUD
Raid 1 van de Speciale Mobiele Compagnie
Codenaam ARGUS
20 juli - 06 augustus 1959
... Het is niet voor niets dat wij de codenaam ARGUS aan onze eerste raid hebben gegeven, zo sprak kapitein S2 Duvivier gemoedelijk in de pluralis majestatis, hij leidde heel alleen de briefing op 1959 20 juli te 0400 Hr, buiten was het nog stikdonker, de kolonne voertuigen, volledig bepakt met jerrycans, tenten, ammunitie, ravitaillering, reservestukken, kit-bags, camoeflagenetten, stond klaar: vooraan de jeep met kogelvrij windscherm, echter zonder dubbelloopsmitrailleur, de achterbank vervangen door een bakbeest van een radiozender-ontvanger BE / GRC 1009, op de vloer in een olijfkleurige canvas zak de antenne van zes meter in zeven stukken van 1 yard, achter de jeep drie Dodge drietons-trucks met aanhangwagen, aandrijving op de achterwielen, vier banden, British Army 1944, ten slotte twee G.M.C.-drietons-trucks U.S. Army, de laatste met een waterciterne, oersterke tuigen, aandrijving op drie assen, tien wielen, met gereviseerde motoren die op de weg zestig liter per honderd kilometer verbruikten, ik had een aanvraag gedaan bij de Intendance om winches met dertig meter kabel op het chassis van de vijf trucks te laten monteren, maar de kapitein die aan het hoofd stond van de dienst, had geen materiële, maar administratieve bezwaren, het organisatiereglement voorzag namelijk trucks zonder winches, hoewel ik in de stocks een hele rij G.M.C. 6x6 trucks met kabelwinches had zien staan, buiten in weer en wind, verroest onder verstikte zwarte zeilen, de raid ARGUS bestaat er inderdaad in, ging kapitein S2 Duvivier opgewekt voort, af en toe een streepje trekkend onder een belangrijk woord op zijn keurig getypt briefingrapport, eerst en vooral Mov te doen naar Luluabourg met de reglementaire snelheid van 030 Km/Hr, afstand tussen de voertuigen one houndred meter, met figures three rustpozen van figures one uur om te eten, vertrek Mov te 0500 Hr, aankomst in garnizoen F.P..-Luluabourg voorzien te 2300 Hr, installatie in gebouwen, warme maaltijd, en de volgende dag mag u vooral niet vergeten dat het Nationale Feestdag is, dit wil zeggen plechtige parade met defilee te 0730 Hr, smiddags cocktail en korpsdiner in de garnizoensmess, natuurlijk service dress verplicht, wit hemd, zwarte das, gevlochten schouderstukken, decoraties, degen en witte handschoenen, en dat is alles wat ik u vandaag te zeggen heb, zijn er nog problemen?, het is nu 0412 Hr, besloot kapitein S2 Duvivier, op zijn polshorloge kijkend, automatisch zette ik de mijne op 0412 Hr en kon de eerste seconden van verbazing geen woord uitbrengen, ten slotte zei ik: en de Opdracht, de Orders, de Inlichtingen, de Radiocodenamen, Logistiek en Coördinatie?, oo, antwoordde hij, qua Inlichtingen mag ik u alleen het volgende toevertrouwen, en hij keek in zijn papieren, weersvoorspelling: droog, middagtemperatuur onder thermometerhut : 31°-33° Celsius, zonsopgang te 0437 Hr, zonsondergang te 1752 Hr, en de Opdracht met de Orders, Radiocodenamen enzovoort zult u te gelegener tijd ontvangen van de officier S3 van het garnizoen F.P.-Luluabourg, toen zei ik: er is wel één probleem, ik bezit namelijk geen degen, geen witte handschoenen of gevlochten schouderstukken, kapitein S2 Duvivier keek me toen werkelijk perplex aan, ik moest me inhouden om niet in een gekke lach te schieten, maar iedere officier bezit dat toch! riep hij uit, ik zei: leen me dan zolang jouw spullen, maar Duvivier was radeloos, hij had ze zelf nodig voor de 21 juli-parade op de Basis, ten slotte zei ik: trek het je niet aan, Jacques, ik zal het wel organiseren, want ik had al iets uitgebroed dat met het zogenaamde probleem van degens en gevlochten schouderstukken definitief schoon schip zou maken, ik tekende voor ontvangst van de som van zegge negenentwintigduizendtweehonderdveertig frank voor de aankoop van voedingsmiddelen a rato van veertig frank per kop per dag, stak de envelop met geld in mijn kaartenhouder en stond op, maar hoe ga je dat in godsnaam organiseren? vroeg Duvivier, want dat was het enige waar hij zich werkelijk zorgen over maakte, ik vroeg: waarom heet de eerste raid nu eigenlijk ARGUS, want daar heb je nog altijd geen antwoord op gegeven?, dat is heel eenvoudig, antwoordde hij, omdat je vooral langs visuele weg Inlichtingen ter plaatse zult moeten inwinnen, dat is het enige wat ik je mag verklappen, Argus is zoals je wel weet de honderdogige wachter uit de klassieke mythologie, het symbool van de Waakzaamheid, en toen kreeg ik opeens vreselijk de pest in en ik moest zo vlug mogelijk weg, anders had ik zeker stommiteiten begaan, ik liep de trappen van het stafgebouw af en schreeuwde: sergeant-majoorMwembu! pelotonscommandanten !, ze kwamen aangerend en ik zei kort: motoren starten, onmiddellijk vertrek, Duvivier onderbrak me en zei: het is toch nog geen 0500 Hr, maar ik gaf hem vlug een hand, klopte hem vriendschappelijk op de schouder en liep naar mijn jeep, de chauffeurs van de G.M.C.-trucks lieten de uitlaatgassen sportief brullen, Lisangi zat aan het stuur van mijn jeep, het windscherm neergeklapt, de stofbril reeds op, hij reikte de mijne aan in de vlucht, ik sprong op de motorkap en liet me met een bons naast hem op de voorbank vallen, schreeuwde: Jâââ! en weg waren we, ik wuifde nog eens naar Duvivier die ons in de halve duisternis nakeek, en even buiten het grondgebied van de Basis hielden we halt, ik riep Mwembu uit de eerste Dodge bij me en hield een briefing, ik vroeg hem of de Kanioko-stam vriendelijke mensen waren, jawel, zei hij, ze zijn vooral bekend wegens hun gastvrijheid, nou Jean, dat hebben we net nodig, is korporaal Katumbwa geen Kanioko?, ja, zei Mwembu, wel, roep hem dan, hij schreeuwde: korporaal Joseph Katumbwa!, er kwam iemand aangerend, een kleine zwaargebouwde kerel, hij die nota bene de commando-adjudant bijna de strot had afgebeten, korporaal, zei ik, wat is de naam van jouw dorp?
- Kasumbu Wibiyaye, luitenant, gewest Kanda-Kanda.
- Is het een groot dorp met een machtig opperhoofd?
- Zeshonderd sterke mannen, luitenant, en het dorpshoofd heeft een medaille van de Mbula Matari.
- Mooi, en zijn er geiten, kippen en meisjes in je dorp, korporaal?
- Héél, héél veel, luitenant, haha...
- Hier is vierduizend frank, korporaal, je zorgt er voor, als we straks aankomen, dat er vlees is, rijst, groenten, drank enzovoort, voor de hele compagnie, je laat de tenten opzetten, neem de eerste grote camion, ligt het dorp aan de grote weg?
- Neen, luitenant, een eindje in het binnenland.
- Hoe ver?
- Niet zo heel ver, luitenant.
- Je plaatst een schildwacht aan de grote weg om ons op te vangen, begrepen, korporaal? Neem de mannen van het A peloton
- Begrepen, luitenant.
- En zeg tegen de chauffeur, niet meer dan zestig per uur!
- Begrepen, luitenant, niets meer tot uw orders, luitenant?
- Dank u, korporaal.
Mwembu keek me een beetje beduusd aan, luitenant, weet u dan niet dat het morgen vingt-et-un juillet is? de manschappen hebben hun paradetenue bij zich... natuurlijk weet ik dat, Jean, zei ik, maar heb jij niet meer zin om de Nationale Feestdag gezellig door te brengen, motoren start-eun!, en vooraan reed ik vijftig per uur vóór een enorme rode stofwolk, om kwart voor elf hield een soldaat van het A peloton ons wuivend tegen, hij sprong boven op de radio van mijn jeep en daar gingen we, veel langzamer, want de weg verkeerde in een vreselijke toestand, en we reden zeker tien kilometer diep het binnenland in, en daar kwamen we opeens uit op een reusachtig dorpsplein met opvallend propere rechthoekige hutten, witgekalkt met kleurige fresco's op de lemen wanden, er heerste een grote bedrijvigheid van mannen, vrouwen en kinderen, de G.M.C. stond zorgvuldig gecamoefleerd achter een rij hutten, de vier pelotonstenten waren reeds opgezet, de slaapzakken, de uitrusting enzovoort keurig op stapeltjes, ik zei tegen de pelotonscommandant van het A peloton dat het goed was, en gaf een teken aan Lisangi die de antenne ineenschroefde, het plaatselijk opperhoofd, een oude magere vent in een kaki rokkostuum en een geruite Engelse pet, kwam me groeten met zijn clanoversten, hij sprak de welkomsrede uit en verklaarde dat er twee varkens, acht geiten en een honderdtal kippen gevangen waren om te slachten, dat er rijst, maniok, bananen, spinazie, palmwijn enzovoort in overvloed was en dat er veel warmte in zijn hart was gestegen wegens de grote eer die we zijn dorp bewezen, en toen braken we de traditionele kolanoot en dronken een glas jonge palmwijn, korporaal Katum-bwa was in zijn nopjes, hij kwam me groeten en zei dat alles klaar was voor het feest van die avond, dat er al meisjes van de omliggende dorpen op weg waren en dat ook hij de warmte naar zijn hart voelde stijgen, en toen zette ik de radio aan, liet de lampen een beetje warm worden en riep F.P.-Luluabourg op over channel 3, zonder de codenaam omdat ik er geen had, het eerste wat de radiotelegrafist daar vroeg, was of ik hun codenaam niet meer kende, wij zijn nog altijd LIMA 607! riep hij, en toen zei ik:
- LIMA six zero seven, this is ARGUS, over.
- ARGUS, this is LIMA six zero seven, geef plaatsbepaling, over.
- LIMA six zero seven, plaatsbepaling, coördinaten figures... (en ik gaf een fictieve plaats op ergens in het noordelijk gedeelte van het gewest Kamina en ik meldde dat 'figures one voertuig defect was, met vermoedelijke reparatieduur van figures one four uur') en ik besloot: hangen operationeel en logistisch van u af, wat zijn uw orders, over.
- ARGUS, this is LIMA six zero seven, wait out, en zeker tien minuten was er alleen maar geruis en gekraak in de radio te horen, en toen weerklonk de stem van de officier S3 van het garnizoen:
- ARGUS, this is BLUE BIRD from LIMA six zero seven, handel naar eigen initiatief, over.
- This is ARGUS, wilco out, antwoordde ik opgelucht en zette de radio af, mijn vermoeden bleek juist, in F.P.-Luluabourg zaten ze liever niet met vijfenveertig eenheden supplementair opgescheept op de vooravond van het Nationale Feest, ik zette de ontvanger op channel 8, en het opgewekte ritme van jazzmuziek pour les auditeurs congolais van radio Leopoldstad weerklonk luid over het dorpsplein, de grieten begonnen te joelen, kwamen luidkeels lachend aangelopen en dromden rond de jeep, waar Lisangi trots de radio bediende, ik riep de kok en beval hem voor Mwembu en mij als de weerlicht een flinke portie kip met rijst en pikante palmoliesaus klaar te maken, ik liet vervolgens de vuurwapens, machetes, japkillers en bajonetten bij de ammunitie in de tweede G.M.C. opslaan en sloot persoonlijk het canvas dak met een Yale hangslot...
... Het voltallige officierenkorps van F.P.-Luluabourg plus echtgenotes trof ik omstreeks 1830 Hr 1959 juli 21 strontlazerus in de garnizoensmess aan, waar de pousse-café na het korpsdiner waarschijnlijk eindeloos had geduurd, ze waren er alleszins veel slechter aan toe dan ik met m'n zware kater, het feest bij de vriendelijke Kanioko's was zoals verwacht in alle opzichten een zwijnepan geworden, gelukkig zonder bloedige incidenten, het enige wat ik zo vlug mogelijk wilde doen was slapen, veiligheidshalve had ik de manschappen bevolen de tenten in de grassavanne naast het vliegveld op te slaan, en dit bleek een goede ingeving, want in F.P.-Luluabourg was men ons compleet vergeten, de korpscommandant kon nauwelijks nog op zijn benen staan en was één en al vriendelijkheid, hij klopte me op de schouder als een oude schoolkameraad en offreerde me een drink, waarop ik me excuseerde en naar mijn tent reed, de vestiaire van de officiersmess hing vol degens, en ik moest me uit alle macht bedwingen om er geen mee te pikken, die van de korpscommandant bij voorbeeld was een prachtexemplaar warempel met goud ingelegd, ik had tegen Mwembu gezegd dat hij naar het eerste hanegekraai moest luisteren en appèl blazen, ik wilde namelijk één ding: de ochtend daarop onberispelijk op de parade verschijnen, en dat deden we, mijn eenheid was een juweel in vergelijking met de F.P.-soldaten en ik was erg trots op mijn mannen, de paradedrill was heel slordig naar onze maatstaven, en sergeant-majoor Mwembu gaf duidelijk lucht aan zijn grenzeloos misprijzen, de officier S3, met een gezicht als een uitgewrongen dweil van de nachtelijke uitspattingen in de mess, leidde de briefing en kapitein S2 Duvivier van de metropolitane Basis te Kamina had godnogantoe gelijk gehad: onze Opdracht bestond eruit, de algemene volkstelling van de stam der Bene Lulua te coördineren in de gewesten Luebo, Tshikapa, Demba, Kazumba en Luluabourg, in nauwe samenwerking met de gewestbeheerders en hun administratief personeel, in de praktijk zou mijn Opdracht eruit bestaan, met de hele compagnie rond te klossen om ter plaatse vast te stellen of de volkstelling naar wens verliep, dit was dus werkelijk de Bewakingsopdracht waar kolonel S.B.H.P. op gezinspeeld had, toen ik aan de S3 vroeg of de resultaten van de volkstelling mij zouden worden meegedeeld, antwoordde hij dat dit een zaak van de administratie was, maar waarom hebt u die cijfers nodig? vroeg hij, o eigenlijk voor niets, antwoordde ik, want dadelijk rook ik dat de hele affaire hem dwars zat, mij trouwens ook, maar om een heel andere reden, ik rekende uit hoeveel honderden kilometer we zouden moeten afleggen met vijf trucks en een jeep, de defecte organisatie van de Speciale Mobiele Compagnie bleek zonneklaar vanaf het eerste ogenblik dat ze operationeel werd, ik besloot na de terugkeer in de Basis met de vuist op tafel te slaan en de hele boel grondig op zijn kop te zetten, in mijn notitieboekje schreef ik: - ORGANISATIE: 1 jeep per peloton + VRQ-3-radio, instructie radioprocedure pelotonscommandanten, 1 VRQ-3 radio per G.M.C.-truck -ik was razend, ik moest gedurende veertien godverdommese dagen de boy van de officier S2 van de Basis spelen om inlichtingen te verzamelen die hij eigenlijk al lang had moeten hebben als solide vertrekbasis, daarbij moest ik de veiligheid van een hoop territoriale ambtenaren verzekeren, die niet genoeg autoriteit meer bezaten om het zelf te doen, het was gewoonweg beschamend, en toen op het eind van de briefing de radiocodenamen gegeven werden, deed één me bijna in lachen uitbarsten, namelijk BANZAI in geval van contact Vijand, het enige verzetje zouden de twee Slidex-codeberichten per dag zijn, één te 1000 Hr en één te 1700 Hr, nou en daar gingen we dan, de eerste dag met de administrateur van Luluabourg zelf, die een pakje boterhammen en een thermosfles in zijn wagen meenam en vóór onze kolonne reed om de weg te tonen, naar vier plaatsen waar hij de volkstelling coördineerde, maar op die vier plaatsen zaten zijn klerken met hun duimen te draaien: of er kwam helemaal niemand opdagen, of alleen enkele kinderen van de missie, zwangere vrouwen en oude venten die waarschijnlijk als verbindingsagenten fungeerden, ik kreeg de lijst van de dorpen met de bevolking van het jaar 1958, en daaruit bleek dat ongeveer zes procent gevolg had gegeven aan de oproep, de dorpen waren leeg, verlaten, vervallen, de bevolking zat veilig in de savanne, gewapend, verschanst, althans in het gunstigste geval, over de kans dat een gedeelte al uitgemoord was of op strooptocht tegen de Baluba van het zuiden, repte ik geen woord, want de administrateur was een typische diplomaat en met zulke mensen praten is gewoon je kostbare tijd verspillen, nadat ik afscheid van hem had genomen, reed ik nog dezelfde avond door naar Demba op de spoorweg, haalde de administrateur om elf uur uit zijn bed en we zouden de dag daarop om vier uur vertrekken, want het probleem was daar precies hetzelfde, die nacht in de tent even buiten de staatspost Demba in de savanne, praatte ik tot één uur met mijn bloedbroeder Mwembu, en we besloten unaniem de knoop door te hakken en inlichtingen op de zwarte markt te verkrijgen, de dag daarop zou hij in Demba blijven en een beetje rondneuzen, in burgerkleren wel te verstaan, ik zou twee dagen met de kolonne rondrijden en tegen die tijd zou hij de zaak wel gefikst hebben, daar durfde ik mijn kop om te verwedden, ik voelde dat de mannen zich stierlijk begonnen te vervelen, ze waren kwaad omdat ze gedurende tien weken een beestachtige trainingsperiode hadden doorlopen, ze waren paraat voor actie en daar moesten ze honderden kilometer als maf over rotwegen darren, ik zei tegen Mwembu dat hij een plan moest uitbroeden om daar zo vlug mogelijk een eind aan te maken, hij begon te lachen en beloofde dat er gauw leven in de brouwerij zou komen, we reden praktisch het hele godvergeten gewest Demba plat, en daar was het nog veel erger gesteld, ongeveer twee procent presenteerde zich en een oude vent verschafte me ongevraagd de inlichtingen die ik broodnodig had: een dorp van 386 mannen, vrouwen en kinderen was de week tevoren tijdens een nachtelijke raid volledig uitgemoord door ongeveer honderd Baluba-krijgers, hij was de enige overlevende, per geluk was hij wildstrikken gaan nakijken op een halve dag lopen van het dorp en toen hij terugkeerde rook hij al van ver de brandlucht, vertelde hij met starende ogen, ik zag in de verte de rook en de vlammen en ik wist wat het betekende, ik heb me twee dagen en twee nachten verstopt in een moeras en toen ben ik gaan kijken, het dorp was helemaal platgebrand, er schoot niets meer van over dan wat palen en as, en het lag er vol lijken van clanbroeders, de armen, benen, koppen hadden ze afgehakt, de soka van de mannen hadden ze afgesneden en meegenomen, en ook stukken vlees om op te eten, één van mijn dochters was zwanger en ik heb ze gevonden, ze hadden haar buik opengesneden en het kind eruitgehaald, commandant, en toen vond ik mijn andere zes kinderen en mijn twee vrouwen, allemaal dood... ik vroeg aan de administrateur welk gevoel het gaf, een gewest te besturen dat totaal stuurloos was geworden, leeg, platgebrand en half uitgemoord... ach ja, zei hij, het zal niet meer zo lang duren en dan zijn ze onafhankelijk, dat zij het dan maar organiseren, moi je m'en balance, ik moest me bedwingen om hem geen pak slaag te geven, maar eigenlijk had hij gelijk, zelfs de topambtenaren van het provinciebestuur vertoonden hetzelfde defaitisme, ik vroeg hem of hij niet in opstand kwam tegen die onbegrijpelijke houding, neen, zei hij, ik volg de instructies van hogerhand, en hierin had hij ook gelijk, op 24 juli 1959 in de late namiddaguren kwamen we compleet uit elkaar geschokt en vol stof in Demba aan, de manschappen kregen vrijaf om te zwemmen en ik nam een bad bij de administrateur, Mwembu bracht rapport uit, hij had een Moluba omgekocht, die ons naar een belangrijke klandestiene Luluanederzetting zou brengen, ongeveer twintig kilometer van de grote weg, ze telde ongeveer duizend mannen, vrouwen en kinderen, er waren drie opperhoofden die de boel stevig in handen hielden, en dat was ongeveer alles wat de Moluba wist, ik praatte erover met de administrateur van Demba en zei hem dat ik van plan was om 's een kijkje ter plaatse te gaan nemen, goed, zei hij, en toen ik vroeg of hij me niet wilde vergezellen, antwoordde hij dat de chef de région van de bedoelde onderafdeling met ons mee zou gaan, ik nam afscheid na een uitgebreide koude lunch en wees zijn voorstel van de hand om in zijn huis te logeren, hij gaf me een brief mee voor de chef de région en met een tikje ironie in zijn stem wenste hij me veel sukses, de volgende ochtend vóór dag en dauw reden we naar Tshimbumbula, waar de chef de région nog in zijn bed lag en ons verbaasd ontving, hij scheurde de brief van zijn baas open en begon te vloeken, daar zullen zware palavers uit voortkomen! riep hij uit, let op mijn woorden, daar zullen zware palavers uit voortkomen!, ik antwoordde dat hij zich daar niets van hoefde aan te trekken, omdat ik de verantwoordelijkheid droeg in geval van zware palavers, en toen begon hij te mopperen over de lange afstand te voet en dat hij net herstelde van een malaria-aanval enzoverder enzovoort, ik kreeg het toen op de zenuwen want ik had nog niet ontbeten en zei dat, als hij binnen het halfuur niet kant en klaar was, ik zonder hem zou vertrekken, en daar schrok hij van wakker, ik had besloten de nederzetting even vóór zonsopgang van de volgende dag te omsingelen, de drie opperhoofden uit hun nest te halen en ze te verzoeken, indien nodig onder bedreiging van wapens, hun onderhorigen kalm en gedisciplineerd te laten aantreden op het dorpsplein, en daarna? vroeg de chef de région, die krijgshaftig een stengun over de schouder droeg, daarna zullen we zien, antwoordde ik en de kolonne zette zich in beweging, ik at rijdend een K-rantsoen en net toen ik met smaak de melkchocolade met nootjes verorberde reed de eerste Dodge vast in de smeerlapperij van een drassig stuk op een dijk door een moeras, ik reed achteruit en zag dadelijk dat er geen enkele kans was dat hij er op eigen kracht uit zou komen, we koppelden de aanhangwagen af en met veertig man moesten we anderhalf uur zwoegen als beesten om hem vlot te krijgen, zijn eigen kabel was veel te kort, we koppelden drie kabels aan elkaar, maakten hem vast aan de tweede Dodge en de eerste trok de tweede erdoor, dan de tweede de derde, de mannen hingen van top tot teen vol modder en toen ik de proef op de som wilde en de volgeladen G.M.C.'s verplichtte er in low gear traction op de drie assen door te malen, ging dit zonder moeite, door een belachelijk stuk modder van nog geen tien meter hadden we meer dan drie uren verspild, bibberend van de zenuwen en razend op de kolonel en zijn klootzak van een Intendance-officier schreef ik in mijn notitieboekje: de 3 Dodge vervangen door 3 G.M.C. zonder aanhangwagen mét winches!!!, (ook doorboorde stalen platen van Duits leger op zij spanten vastmaken voor naderend regenseizoen, ook supplementaire schoppen, bijlen, boomzagen, voorhamers, stalen staven), met de bedoeling eventuele Lulua-wachtposten om de tuin te leiden, reden we twintig kilometer verder dan het jachtpaadje dat we moesten inslaan, de trucks werden onder bomen geparkeerd en de camoeflagenetten erover gehangen, de vijf chauffeurs liet ik achter als schildwachten, hoewel ze veel liever aan de actie hadden deelgenomen, alleen Lisangi mocht mee, de chef de région riep uit: en moeten we nu dat hele stuk te voet terug, maar dat is toch al te gek! ik antwoordde hem dat ik het veel gekker zou vinden als het nest bij onze aankomst door een stommiteit onzentwege verlaten zou zijn, dus betekent dit dat we meer dan zestig kilometer te voet zullen moeten afleggen, als ik me niet vergis, zei hij met grote radeloosheid in zijn blik, inderdaad, u vergist zich niet, antwoordde ik, en als het moet kunnen we die zestig kilometer in minder dan acht uur geforceerde mars afleggen, wat zegt u daarvan? jullie zijn stapelgek! riep hij uit, ja, zei ik, soms begin ik dat ook te geloven, ik gaf hem een pakje druivensuiker en wat rozijnen, de manschappen aten snel een K-rantsoen, vulden hun veldflessen aan de citerne met gefiltreerd water en hesen de zware rugzakken op hun schouders, uit veiligheidsoverwegingen had ik verkenningsprocedure Nr 1 bevolen en de chef de région had geluk, want dat was de traagste van allemaal, links en rechts van de weg door het hoge gras slopen afwisselend manschappen van de fuselierssecties gebukt naar termietenheuvels, beklommen ze en zochten de omgeving af met verrekijkers, als ze na zorgvuldige waarneming die volgens een strenge drill geschiedde, niets zagen, staken ze de hand op en de compagnie vorderde dan in geforceerde marsorde tot vijfhonderd meter verder, waar iedereen opnieuw in het gras dook en de waarnemers opnieuw de omgeving afzochten, de chef de région wilde tijdens een rustpauze een sigaret opsteken, ik had het niet gezien maar ik hoorde Mwembu heftig tegen hem uitvaren, en ik vertelde hem dat het geen kwestie was van brandgevaar zoals hij dacht, maar dat de rook van een sigaret door inboorlingen met gunstige wind tot op vijf kilometer afstand kan worden waargenomen, oo, zei hij, excuseer, ik geloof dat jullie professionelen zijn, en op de plek waar we het jachtpaadje in moesten slaan naar de nederzetting, wilde de Moluba ons hartelijk danken voor het gezelschap, maar Mwembu zei hem een beetje spottend dat we zijn diensten nog broodnodig hadden, en toen hij bevend begon te smeken hem te laten gaan, begonnen de manschappen hem uit te lachen en hij kreeg de bijnaam van hond-met-speen-zonder-kloten, ik zei hem dat hij zou mogen terugkeren op het ogenblik dat ik de drie opperhoofden in mijn bezit had, en hij knikte want hij besefte dat we hem, als het moest, met alle plezier even door elkaar hadden geschud, en te middernacht werd er fluisterend, hurkend briefing gehouden na een stevige boerenmaaltijd five in one op alcoholpitjes in kuilen wegens het strenge verduisteringsvoorschrift, alles verliep in de grootste stilte, ik had echter vier mannen speciaal op het hart gedrukt, de Moluba in het oog te houden en hem, als het nodig was, enkele flinke meppen tegen zijn dikke kop te geven, en als hij dan moet gaan zitten, luitenant?, vroeg er een, want hij heeft vreselijk de schijterij, en ze begonnen allemaal te sniklachen, de loeders, ze waren opgewonden als pubers die in een mosterdglas masturberen om te zien wie het meeste zaad heeft, maar het was precies de geest die nodig was voor een hondsbrutale raid als deze, ik had op één zaak biezonder de nadruk gelegd, namelijk niet te schieten zonder bevel-van-mij-persoonlijk, en de maan rees in het eerste kwartier, de hemel stond vol sterren van het zuidelijk halfrond, het was fris en vochtig, en gedurende drie en een half uur was alleen het doffe, klikkende geluid te horen van de militaire uitrustingen-tijdens-een-mars, af en toe bedwongen gekuch, een verbeten vloek als er één struikelde of uitgleed in de modder, iedereen was kletsnat tot aan de heupen van de dauw in het rietgras en stipt om vier uur meldden twee verkenners enigszins nerveus dat ze tot aan de rand van de nederzetting geslopen waren en dat er geen schildwachten stonden, ik kon haast niet geloven dat ze zo onvoorzichtig konden zijn, maar Lulua waren veel dommer en nonchalanter dan hun vijanden, daarom misschien begingen ze zo'n onvergeeflijke fouten, ik beval de manschappen zich in V-vorm te verspreiden tot aan de eerste hutten, de rugzakken allemaal bij elkaar te zetten en in de looppas achter de hutten door, het geheel te omsingelen, dat de vorm had van een hoefijzer rond een rechthoekig plein, Mwembu, ikzelf, Lisangi, de chef de région die doodmoe was, en de Moluba, die ziek was van angst, liepen het dorpsplein op in de ochtendschemering, links en rechts de zwarte silhouetten van de hutten, de Moluba leidde ons naar een grote hut, wees naar de deur en knikte, Mwembu opende geluidloos de deur en stak een kleine zaklantaarn aan, er volgde enig gestommel, gedempt gepraat en hij kwam naar buiten met een grote halfnaakte kerel aan de hand, die verbaasd keek en slaapdronken wankelde, binnen gilde een vrouw kort, maar hij riep iets en er volgde stilte, ik greep hem bij de pols en fluisterde: de andere chef!... hij zag Mwembu en Lisangi, vermoedde andere soldaten achter de hutten en besefte dat hij beter niet kon tegenstribbelen, de Moluba was spoorloos, het opperhoofd aarzelde, bleef staan en keek even in het rond, maar Mwembu gaf hem een vuistslag in het gezicht die aankwam als een golfstick tegen een bal, hij sloeg achterover tegen de grond, kwam moeizaam overeind, veegde het bloed van zijn lippen en liep naar een andere hut, hij riep gedempt een naam en zei iets, een andere halfnaakte vent kwam naar buiten en volgde ons zwijgend, en de derde leverde evenmin moeilijkheden op, toen duwde Mwembu zijn Thompson in de rug van de eerste en beval hem de mannen, vrouwen en kinderen naar buiten te roepen zodra de zon licht genoeg gaf om alles duidelijk te kunnen zien en een kwartier stonden we zwijgend te wachten tegen een hut en toen ging de zon op, de savanne, de bomen werden rose, geel, lichtgroen, oranje, prachtig, overal glinsterden dauwdruppels, in de bomen begonnen de vogels te fluiten, dit was voorwaar een blijde zomerochtend in het eeuwige kosmische bestel, en toen begonnen de drie opperhoofden eentonig maar luid te roepen, één voor één gingen de deurtjes van de hutten open, en mannen, vrouwen en kinderen kwamen in hun ogen wrijvend, geeuwend naar buiten, ze liepen gewillig naar het midden van het plein, waar ze op de grond moesten gaan zitten, rillend in dunne dekens, een jonge kerel sprong als een haas tussen twee hutten door, maar hij werd opgevangen door mijn soldaten en kreeg enkele harde klappen van de geweerkolf zodat hij bloedend op de grond viel en op handen en voeten naar het plein kroop, toen de opperhoofden bevestigden dat iedereen buiten was, zeker duizend man, liet ik twintig manschappen met geveld geweer de troep bewaken, drie machinegeweren stonden aan de uitgangen van het dorp opgesteld en blokkeerden het volledig, toen moesten de mannen en vrouwen per groepen van ongeveer vijftig onder leiding van clanoversten hun hutten leeg halen en alle huisraad buiten op een hoop gooien, alle wapens, speren, machetes, messen, voorladers werden verzameld, de lopen van de voorladers werden krom geslagen tegen hutpalen, de speren en andere handwapens werden in bundeltjes gebonden met lianen, het duurde lang en als er één probeerde te lijntrekken, kreeg hij een paar opdonders en dat hielp wel, op het dorpsplein huilden de vrouwen monotoon en zeurden de kinderen, het werd acht uur, de zon gaf reeds warmte en de manschappen werden nerveus van de honger, het laatst van al doorzochten we de hutten van de dorpshoofden en toen gebeurde wat moest gebeuren, maar het was zo onverwacht dat ik het eerst niet kon geloven, uit de eerste hut haalden we twee rechthoekige houten kisten met in elk een splinternieuw BRNO-machinegeweer, plus twaalf ijzeren kistjes met ieder duizend patronen 7,62 mm, ook een kist met vijftig reservemagazijnen, in de tweede hut stonden tien kisten met in elk vierentwintig Russische standaardhandgranaten, ze leken goed op de Duitse van Wereldoorlog II, maar de steel was van ijzer en uit de derde hut haalden we vijftig repetitiegeweren M-1930, eveneens van Russische makelij, splinternieuw en dik onder het vet, met tienduizend patronen 7,62 mm, bevend van opwinding liet ik alles keurig in een rij zetten vóór de drie opperhoofden, die zonder een spier te vertrekken in de verte staarden, ik gaf een teken aan Mwembu en die vroeg in het Tshiluba waar die wapens vandaan kwamen, geen antwoord, Mwembu herhaalde de vraag, geen antwoord, hij keek me aan en ik knikte, hij legde zijn Thompson op de grond, liep toe op de middelste van de drie en trof hem hard met een karate-slag tegen de slaap zodat hij op zijn knieën ging zitten en naar zijn kop tastte, Mwembu greep zijn linkerarm en ontwrichtte de schouder met één korte ruk, de man begon te blaffen van de pijn, maar Mwembu bleef aan de arm rukken, toen kwam het eerste opperhoofd naar voren, stak zijn arm op om de menigte te kalmeren en zei: de wapens werden verleden week naar hier gebracht door tien zwarte mannen uit Stanleystad met witte hemden en lange broeken, vergezeld van dertig dragers en een andere man die de wapens leverde, hij was geen blanke maar ook geen zwarte, hij had een vale huid en heel kleine ogen en hij praatte raar Français met de mannen uit Stanleystad, ze beloofden volgende maand terug te komen om ons te leren schieten met de wapens, ik bleef vriendelijk en vroeg hem waar die mannen nu waren, maar hij antwoordde dat hij het niet wist en ik geloofde hem, toen gaf ik een kort teken aan de manschappen, ze haalden lucifers te voorschijn, liepen naar de hutten en staken één voor één de rieten daken in brand, overal begon het te walmen, te knetteren en de vlammen likten langs het riet en sloegen ten slotte hoog op en overal dreef zwarte rook, enkele vrouwen begonnen over de grond te rollen en luid te jammeren, maar Mwembu, die paniek vreesde, snauwde de opperhoofden toe dat er stilte moest zijn en dat ieder voor zich zoveel mogelijk huisraad op zijn rug moest laden en in een lange rij langs het jachtpaadje naar de grote weg moest lopen, ik hield de opperhoofden in mijn nabijheid, maar ze verzekerden dat alles rustig zou blijven, ze zeiden dat ze niets liever verlangden dan naar hun dorpen terug te keren, maar dat het er niet meer veilig was, waarom kunnen de gewestbeheerders ons niet meer beschermen tegen de Honden? vroeg het opperhoofd met de ontwrichte schouder in het ijle, de verpleger had de schouder zonet in het gelid getrokken, ik had eigenlijk medelijden met hem, hij was het slachtoffer van een reusachtige val die tachtig jaar geleden door ons was opgesteld en die nu onherroepelijk dicht zou klappen, dertig sterke mannen droegen de buitgemaakte vuurwapens aan jonge boompjes op hun schouders, achter ons stegen rookwolken hoog op, de lucht was vol zwarte asvlokjes, de chef de région had al die tijd zijn mond niet opengedaan, maar toen hij de lange rij mannen, vrouwen en kinderen, honden, koeien, geiten, in het gelid zag staan met manden en kisten op hun rug, de vrouwen het zwaarst beladen, diep voorover gebogen, vroeg hij wat we met heel die bende zouden aanvangen, ik zei dat ik het met de beste wil van de wereld niet wist en dat eigenlijk alleen de wapens me interesseerden, maar dat, als we nog een tiental dergelijke operaties uitvoerden, de Lulua-bevolking van het gewest Demba wel weer ongeveer compleet zou zijn, en dat hij dan met de volkstelling kon beginnen, in dit geval zou hij zeker te weten komen hoeveel er intussen al kapotgemaakt waren, maar hij reageerde niet, hij was moe en keek zuur, hij zou heel die bende eigenlijk moeten veroordelen tot zeven dagen gevangenis voor het niet beantwoorden van de oproep tot volkstelling, en dat karweitje scheen hem niet bijster te bevallen, ik had een vreselijke hekel aan hem want hij was een laffe hond en een luilak, twee dingen die ik verafschuw in een mens, nou en toen gingen we op weg, door de brandende zon, nu bleek hoe formidabel de training van mijn mannen was geweest, we zongen onderweg en enkele groepen dorpelingen zongen mee, op het laatst waren we volop met hen aan het gekscheren en het gelach was niet van de lucht, dat is het verschil tussen zwart en blank, Afrikanen kennen zelden rancune, we hadden hun hutten in brand gestoken, maar dat waren ze al vergeten, ze leefden totaal in het ogenblik, de chef de région echter berokkende ons nog het meest last, wel driemaal moest hij langs de weg gaan zitten en hij klaagde over hoofdpijn en vermoeidheid, uitgeput bereikte hij de grote weg helemaal aan de staart van de kolonne, we zouden de kisten met wapens en drie schildwachten bij hem achterlaten, hij dronk al het water van de manschappen op, hij zag geelbleek en zweette als een spons, hij zei dat hij malaria had, en toen maakten we een geforceerde mars met rugzak op de nek tot aan de voertuigen, waar we omstreeks vijf uur bezweet en kapot aankwamen, ik beval een warme maaltijd klaar te maken en Lisangi zette de channel op 3, ik was te moe om het bericht in Slidex-code om te zetten en meldde in klare taal wat er gebeurd was, ze waren zo geïnteresseerd in Luluabourg dat de korpscommandant in hoogsteigen persoon aan de micro kwam en zelfs geen opmerking maakte over mijn inbreuk op het voorschrift, toen ik nauwkeurig het merk en het aantal buitgemaakte vuurwapens spelde, geloofden ze me eerst niet en vroegen bevestiging-radiobericht, ik confirmeerde het en toen het bericht uitgezonden was, aten we uitgebreid en dronken bijna de hele citerne leeg met veel citruspoeder om de chloraminesmaak weg te krijgen, we slikten de zoutpillen en toen was het al donker, net vóór de snelle Mov naar de plek waar de wapens op de weg lagen, liet ik avondappèl houden, Mwembu beval de geef achthouding, maakte onberispelijk rechtsomkeert ter plaatse en schreeuwde reglementair: 'Effectief Compagnie niet compleet, luitenant, A peloton min soldaat tweede klasse Kanza Antoine, tot uw orders, luitenant'... 'Dank u, sergeantmajoor', zei ik en tastte voor de eerste maal die dag naar de zilveren Scorpio aan de ketting op mijn borst...
My / 06 - 21 augustus 1959
... Ze vloog in mijn armen en kuste me onophoudelijk, en ik geloof dat ik nooit in mijn leven een vrouw zo heb gekust, teder, wild, mateloos, met heel mijn huid, we gaven elkaar alle namen, en ze vroeg met een nat gezichtje tegen mijn hals of ik naar haar had verlangd en of ik veel zaad had, en ze zei dat haar lichaam veertien dagen als dood was geweest, ze praatte de hele tijd koortsachtig en lachte en streelde en kuste, we dronken champagne en aten snackjes en zonder het te weten handelde ik zoals een Neptunus-man volgens duizendjarige astrologische wetten moet handelen met een Scorpio-vrouw, ik zei dat ik ieder ogenblik krankzinniger van haar werd, ze kreeg een schok en hield haar adem in, greep mijn gezicht met twee handjes, keek me in de ogen en zei: jij bent de enige man die ik zou willen verzorgen als hij ziek is, toen nam ik haar in mijn armen tot ze geen adem meer kon krijgen en voor het eerst na Mbala huilde ik bij een vrouw, zonder schaamte of schuld, de opgedrongen ziekte van mijn verleden, ik dacht, hoe is het mogelijk dat theologen zich in de achtste eeuw nog steeds afvroegen of de vrouw wel een ziel had, met het uur walgde ik bewuster van hun Heilige Leer die reeksen generaties ongelukkig had gemaakt, en na de liefde, heel langzaam, heel teder, Indisch geraffineerd, waarbij ze me voor het eerst tot bloedens toe beet, mijn zachte wezel, zaten we op de barza in de avondkoelte, dicht tegen elkaar aan en we dronken de tweede fles champagne op, en ze was heel benieuwd naar wat ik tijdens de raid allemaal beleefd had, en hoewel kapitein S2 Duvivier onbegrijpelijk genoeg strenge geheimhouding op erewoord had bevolen omtrent inlichtingen die minstens vijfenveertig man al lang wisten, vertelde ik haar alles en ook het feit dat Gils me al had voorbereid op een stormachtig interview met de baas, ben je niet ongerust?, vroeg ze, neen, zei ik, sedert mijn zestiende jaar ben ik niet meer bang van mensen, hoe komt dat?, vroeg ze, dat dank ik aan een vrouw, een jodin die me de liefde heeft geleerd op een leeftijd dat liefde mij streng verboden werd en ik alleen God mocht liefhebben met heel mijn hart, met heel mijn ziel en met al mijn krachten, en na dat moment bij die vrouw was ik nooit meer bang, omdat de lieden die me altijd angst hadden ingespoten voor allerlei dingen, plotseling eindeloos belachelijk en onbenullig leken, vanaf dat moment begon ik ook de leugen te haten als nooit tevoren, en ik negeerde God, begrijp je me?, ja, ik begrijp je, ik begrijp je altijd... en ik vertelde haar wat er na die eerste raid-te-voet naar de klandestiene Lulua-nederzetting gebeurd was, want een tweede soortgelijke operatie was mij uitdrukkelijk verboden in een moeizaam ontcijferd Slidex-radiobericht vanwege Sunray dat luidde: 214897 objectief bunkers gevangen vliegtuig actie duikboten zeggen 3421 hond & kat gebouwen Cooper vlucht Rayvac Sullivan, nou na dat bericht was ik opnieuw verplicht hetzelfde lullige routinegedoe-op-bevel in dienst van de territoriale administratie dag na dag te hernemen met telkens hetzelfde resultaat, dat wil zeggen niks nope zero, ik vroeg aan Sunray, een kompasmars te mogen doen om de spieren van mijn mannen een beetje los te maken, het antwoord was negatief, maar de voorlaatste dag vóór onze terugkeer naar de Basis daagde Mwembu, die ik voortdurend op inlichtingen uitstuurde, met iets bruikbaars op, de groep die de wapens aan de nederzetting had geleverd, verbleef ergens in de inlandse wijk van Luluabourg, Mwembu was op de een of andere manier het adres te weten gekomen en beloofde me, de leider van de groep aan me voor te stellen pour un p'tit entretien intime, en hij lachte even toen hij dit zei in slecht Frans, ik vroeg hem of ze zijn gezicht op bedoeld adres al gezien hadden, denk je dat ik zo etota ben, broeder?, zei hij, hij was inderdaad een geboren spion en veel meer waard dan de bureaucraat die het Inlichtingenbureau van de Basis te Kamina bestuurde, we dronken een glas bier in de bungalow die F.P.-Luluabourg me ter beschikking stelde, de manschappen logeerden in een stenen gebouw, erg tegen hun zin maar het bevel was formeel, het was dus zondag, de rustdag van de administratie, mijn werkgever, die avond zou de man in kwestie op bezoek komen, Mwembu zei dat het drieduizend frank had gekost, ik betaalde hem uit mijn eigen zak, maar ik vertrouwde hem dermate dat ik toch even schrok toen ik de bezoeker die avond thuis besteld kreeg met een prop in zijn mond, bebloed, gebonden, amper gekleed, gedragen door drie woestelingen, Mwembu zelf, halfdronken, met een wilde blik in de ogen, in verhakkeld hemd en lendendoek, een echte Bokoi van het Evenaarswoud, ging naast me zitten als gold het een rechtszitting, verzocht hij de drie andere kerels (bloedbroeders, zei hij, ik drukte hen de hand op de rituele manier, we aten kolanoten en ik haalde bier uit de ijskast), de gevangene los te maken, het was een kerel met een puntbaardje van een jaar of vijfentwintig uit Stanleystad, hij begon in het Frans te jammeren, maar hij kreeg van Mwembu een oplawaai tegen zijn kop dat hij bijna door het raam vloog, ik verzocht hem, een beetje kalmer aan te doen, maar Mwembu, die waarschijnlijk hennep in zijn lijf had, begon vreselijk te schelden en snauwde de jonge kerel toe dat hij exactement deux minutes kreeg om te vertellen waar de wapens van de Bene Lulua vandaan kwamen, aan welke dorpen ze geleverd werden, de namen van de leden van de groep enzovoort, maar de ander zweeg als vermoord, hij keek radeloos naar alle kanten en bibberde en zweette van angst, hij zag geen uitweg maar toch bleef hij zwijgen, ik was benieuwd wat Mwembu zou uitvinden om hem aan het praten te krijgen, en hij haalde een prikkeldraadtang tevoorschijn uit het compagniesmaterieel, en riep iets in het Ekoi tegen de andere drie, die gooiden de kerel met een harde smak op de vloer zodat hij kreunde als een beest, ze spreidden zijn benen, grepen zijn penis en Mwembu klemde het lid tussen de gesperde messen van de prikkeldraadtang, de ander begon met zijn lichaam te rukken, zijn ogen puilden uit zijn kop van angst en hij noemde een hele reeks namen en adressen die ik zorgvuldig opschreef, ook de namen van de dorpen waar ze wapens geleverd hadden, en toen hij alles had gezegd, gaf ik hem een stoel en een sigaret en toen hij vertrouwen had gekregen, begon hij te kletsen en hij gebruikte letterlijk de terminologie van Mao-Tse-Toeng, hij zei dat de Bene Lulua boeren waren die voor de grond van hun vaderen streden die hen was afgenomen door het kolonialistisch schrikbewind, en dat ze vochten voor de heiligste rechten van de mens, de eerlijkste zaak om voor te vechten, en dat het een oorlog zou worden van de luipaard tegen de olifant, als de olifant gaat liggen om te rusten, dan springt de luipaard op zijn rug, rukt er enkele stukken vlees uit en verdwijnt, de olifant zal sterven van uitputting en angst, zei hij en hij zei ook dat de Lulua zonder aarzelen hun leven zouden offeren voor hun zaak, ieder uur sterven er duizenden mensen, de dood van enkele Lulua voor de zaak is van geen enkel belang, zei de jonge kerel nerveus, met gloeiende ogen, hij was een idealist, ik vroeg hem of hij dan soms een Lulua was, neen, zei hij, ik ben een Motetela, ik behoor tot de stam van Patrice Emery Lumumba, de bevrijder van Kongo, we zetten nu de Grote Opstand voort die jaren geleden tegen de eerste blanken werd begonnen, maar hij is mislukt omdat we geen vuurwapens hadden, mooi, u bent vreselijk bedankt, monsieur, zei ik, maar een laatste vraag die ik u nog wilde stellen: wat is de nationaliteit van de man die de wapens levert, ik herinnerde me de beschrijving van het Lulua-opperhoofd, de jonge kerel uit Stanley stad zweeg, maar één beweging met de prikkeldraadtang bracht hem prompt tot andere gedachten, en toen werden mijn vermoedens bevestigd, c'est un chinois de Dar-es-Salaam, en hij zou de maand daarop met een nieuwe lading Russische wapens overkomen... en daarna?, vroeg My, die aan mijn lippen hing, ja, daarna hebben ze hem opnieuw gebonden, de prop in zijn bek geduwd en hem naar buiten gedragen naar een verhakkelde stationwagen... en daarna?, toen zijn ze weggereden... doe niet zo onnozel, je weet wel wat ik bedoel - ik zal eerlijk op je vraag antwoorden, meisje, toen hebben Mwembu en zijn broeders de jongeman hartelijk bedankt, hem op zijn adres in de cité afgezet en aan zijn collega's verteld dat ze hem alle inlichtingen over wapens en zo met een grote tang tegen zijn lul hadden afgeperst in aanwezigheid van de blanke commandant uit Kamina... -dus hebben ze hem kapotgemaakt, Jef? - natuurlijk, meisje, wat dacht je anders? - en weet Roger iets van die zaak af? -denk je dat ik zo etota ben, nee hoor, ik betaal mijn inlichtingen te duur om ze aan anderen te verklappen, te gelegener tijd zal ik de resultaten onder hun neus duwen en dan zullen ze wel even raar opkijken, maar hoe ik het heb gedaan is strikt genomen mijn zaak - vreselijk is dat, maar toch ben ik trots op je, omdat je bewezen hebt dat het reglementair systeem van Kamina kaduuk is - je moet je okselharen laten staan, meisje, dat maakt me wild - en jij moet rijlaarzen en een rijbroek in drill laten maken bij Ahmed Bornou in Kaniama, en je moet je excentriek kleden, met handschoenen en een bamboestokje en kleurige sjaaltjes die ik voor je zal kopen, en uniformen in heel fijne stof, je moet sporen dragen, en een leren koppel met een schouderriem en een degen en decoraties, ik wil trots op je zijn en voor mijn part mag je zoveel mensen laten kapotmaken als je wilt, op voorwaarde dat je het mij nadien vertelt, en dan zal ik je vragen om onmiddellijk met me te paren, en je moet je dolk bij mij laten en ik zal een armband voor je vlechten van mijn haren, en ik vertelde haar wat er daarna in Luluabourg gebeurd was, op een zaterdagavond, toen mijn soldaten uitgaansverlof hadden gekregen, tot middernacht notabene, was het in een bar tot een incident gekomen, wegens een hoertje uit de cité dat met één van mijn mannen had aangepapt, een sergeant van het garnizoen F.P.-Luluabourg had ruzie gezocht en hem 'het militair bevel' gegeven, het grietje aan hem af te staan, mijn soldaat had de sergeant vierkant uitgelachen en die was op hem toe gevlogen, maar toen bleek hoe vruchtbaar de close-combattraining van de vorige maanden was geweest, de sergeant had een mes getrokken na de eerste klap tegen zijn kop, maar het mes was na een vlugge greep op de vloer van de bar gevallen en toen twee verplegers de sergeant met een ambulancewagen kwamen ophalen, had hij een ontwrichte schouder en zijn gezicht was één open wond, de korpscommandant van F.P.-Luluabourg had mijn krachtpatser veertien dagen cachot gegeven en was brutaal tegen mij uitgevaren, dat ik de aanvoerder was van een troep bandieten, maar ik antwoordde hem dat, om met enige kans op sukses bandieten te bevechten, je met koorknapen niet veel kunt beginnen, ja, toen zei hij dat ik de typische mentaliteit van een reserve-officier paracommando had, ik werd nijdig en zei dat ik mijn plaats beschikbaar stelde voor een beroepsofficier, razend antwoordde hij dat in het Belgisch leger dezelfde gewoonte in ere werd gehouden als in the British Army, namelijk dat beroepsofficieren zich nooit als vrijwilliger voor iets aanmelden, ik antwoordde hem dat ik, gezien de heel biezondere constellatie, dat heel goed kon begrijpen, maar hield me gelukkig in, toen hij vroeg wat ik daarmee bedoelde, ik had toen al een zwaar rapport aan mijn been met copie aan het Hoofdkwartier Leopoldstad, en toen aten My en ik een koude maaltijd, met kaarsen en bloemen op tafel, wat een genot weer eens lekkere dingen te kunnen eten aan een verzorgde tafel, ze zat me met glanzende ogen aan te kijken, mijn Nachtvogel, eenmaal stond ze op om mijn handen te kussen, straks na het bad zal ik je nagels verzorgen, zei ze, en je schrammen met zuurstofwater ontsmetten, m'n arme lieve vent moet door zijn wijfje wat opgekalefaterd worden, en toen, na de whisky en de koffie, viel ik in slaap op de canapee, ze maakte me omstreeks elf uur wakker en we namen een warm bad, en die nacht sliep ik gewoon in haar armen, de dag daarop verwachtte Gils me om mijn raidrapport te bespreken en te 1500 Hr werd ik verwacht bij kolonel S.B.H.P.—
... Nou, en wat wist de grote baas allemaal te vertellen? vroeg My me die avond, ze schonk whisky in en kwam naast me zitten, dadelijk was er tussen ons die halo van vertrouwelijkheid, gekoppeld aan het elkaar begrijpen met een half woord, creatief praten met grillige gedachtensprongen, de onontbeerlijke basis van een passie, die groeide, groeide, en toen begon ik te vertellen: Het verbaast je natuurlijk niet dat ik bijna omviel van schrik toen Roger me vanmorgen na de breakfast met een stralend gezicht een brief van het Hoofdkwartier liet zien, die hem de Bevoegdheid verleende om alle Organisatorische, Logistische en Disciplinaire Initiatieven te nemen, die hij nodig achtte voor de goede gang van zaken, vanaf de datum van 7 augustus 1959, deze Initiatieven zouden -luister goed - achteraf door De Hogere Echelon Beoordeeld worden, ik zei tegen hem: wat is dat nou voor ouwewijvenpraat, je neemt een Initiatief en achteraf moet je op de Beoordeling wachten, ik begrijp er de ballen van! jongen, zei Roger, ik zie dat je nog een heleboel moet leren, in militaire taal wil dat zeggen, dat we praktisch 100% de handen vrij hebben, behalve natuurlijk als er notoire tegenslagen geconstateerd worden door bovengenoemde Initiatieven, dus vraag ik je één ding: in godsnaam geen stommiteiten, want in dat geval nemen ze dadelijk terug wat ze ons gegeven hebben, tot uw orders, majoor, zei ik, en toen hebben we tot twee uur gezwoegd als paarden aan het opstellen van de reeks Initiatieven, die volgens mij Dringend moesten worden genomen, eerst en vooral het afschaffen van die tijdrovende Slidex-radiocode plus beperking tot één enkel avondbericht als ik op dat uur aanwezig was bij de jeep, uitzondering bij contact Vijand waarbij de plaatsbepaling zou worden gegeven in verhouding tot checkpoints en transversalen in het nederlands want de radiotelegrafist van Luluabourg was een Mechelaar, het monteren van de dubbelloopsmitrailleur .30 op mijn jeep plus een dotatie van tweeduizend schoten per loop, vrij budget ter plaatse om voedsel te kopen, Roger had tijdens mijn eerste raid een ijskast in een vrachtwagen gemonteerd, maar de vlam van de petroleumwiek was al na een kwartier uitgegaan van het hotsen en de zaak van de ijskast moest ik met permissie maar op mijn kont schrijven, zei hij, de pelotonscommandanten kregen hun radio-jeep, de Base Load ammunitie werd met de helft verhoogd, maar Mills 36-handgranaten waren absoluut uitgesloten, ook valschermspringen voor de mannen kon niet, de verzekeringspremie was te hoog, nou goed, ik had niet te klagen, de volgende week zou de bloedgroep van de manschappen door de dokter worden bepaald en ik vroeg aan Roger of het niet mogelijk was dit onder de linkerarm te laten tatoueren zoals bij zijn collega's van de SS-Panzerdivision 'Das Reich', maar hij deed alsof hij het niet hoorde, er was vooral een diepgaande organisatieverandering gepland, zei hij, inzake Voertuigen, dank zij de persoonlijke tussenkomst van Kapitein S.B.H. du B. de V., Liaison Officer van de generaal, die een polytechnicus was, vandaar zijn belangstelling voor motoren en zo, je weet wel die magere snijboon van de laatste briefing bij de baas, zozo, zei ik tegen Roger, ik begin zelfs indruk te maken op de lage Belgische adel, maak je maar geen illusies, jongen, zei Roger, je pelotonscommandanten zullen verschrikkelijk moeten blokken om de procedure-plus-bediening in veertien dagen onder de knie te krijgen, ook Mwembu moet er maar aan meedoen, ik zei dat ik channel 7 zou willen blokkeren voor een automatisch s.o.s.-sein in geval van nood, maar hij knikte zonder veel enthoesiasme, ik zei dat de vijf G.M.C.-trucks moesten worden uitgerust met winches plus ieder tien doorboorde stalen platen van Duitse makelij die ik naast startbaan 220 op het vliegveld in het gras had zien liggen rotten, plus de mogelijkheid benzine bij te tanken bij F.P.-Luluabourg, in de zaak van de Voertuigen heb je mijn onvoorwaardelijke steun, zei hij, want Dodge's 2x4 met aanhangwagen op de Kongolese wegen sturen is pure waanzin, ook de Rode Kruis jeep met twee verplegers en dubbele brancard werd aangevraagd, maar radio's op de vrachtwagens werd door Roger verworpen, omdat hij uit ervaring wist dat zwarte soldaten dolgraag de radio gebruiken om allerlei nonsens te melden die bij eventueel contact de zaken alleen maar in de war sturen, ook mijn verzoek om iedere dag een helicopter vanuit Luluabourg te laten landen bij de compagnie was organisatorisch niet mogelijk, de blanke piloten waren getrouwde beroepsonderofficieren en hun mutatie was niet verantwoord in vredestijd, de individuele muskietnetjes voor de slaapzakken waren er al en ik vroeg Australische hoeden voor de manschappen, maar dat ging niet, alleen blanken mogen die dragen, zou je niet doodvallen... nou, ik mocht in alle opzichten van geluk spreken, maar toen vroeg ik hem hoe de baas gereageerd had op mijn bericht over die Russische wapens, een feit dat de 'vredelievende bedoelingen van de volksstammen in kwestie' wel in een duidelijk daglicht stelde, ik vroeg hem aan te dringen op een Base Load van vier Millshandgranaten per kop, want tegen automatische wapens ben je zonder eieren de sigaar... ik zou het niet doen, zei Roger, je vraagt al meer dan genoeg en één ding te veel vragen is in deze omstandigheden een falikante vergissing because in Leo zijn ze vrij vlug op hun tenen getrapt en uit ervaring weet ik dat ze dan in de andere aanvragen beginnen te hakken, nou goed dan, en hoe reageerde de baas bij het radiobericht?, ik weet het niet, zei Roger, hij heeft niets losgelaten, maar Duvivier werd dadelijk ontboden en hij is wel een uur in zijn bureau geweest en toen hij na het onderhoud bij mij kwam om stoom af te blazen, zag hij er niet erg happy uit, meer weet ik niet, hij is ook zo'n geleerde op het gebied van de volkenkunde haha, maar er is ook een rapport van de Eerwaarde Heer Aalmoezenier van de Basis, zei Roger met een scheef gezicht, deze man Gods beschikt óók al over ultra geheime Informatiebronnen vrees ik, hij heeft namelijk vernomen dat jullie daar in het hoge noorden niet één keertje naar de mis zijn geweest, laat staan ter Heilige Tafel zijn genaderd, zelfs niet op die bewuste zondag met de beschadigde sergeant toen jullie in het garnizoen op rust waren, ik vroeg hem van wie die inlichting kwam, ik was opeens razend, My, nou, zei hij, van de missie in Luluabourg natuurlijk, van wie anders denk jij?, ach ja, we zullen wel zien, maak je maar geen zorgen, ten slotte moet die man ook zijn job doen, ik heb de indruk dat Q.G. je honderd procent zal dekken op voorwaarde dat je binnen zekere perken blijft en dat is heel wat, laat de baas maar 's uitvliegen, hij heeft het lelijk op de zenuwen, want verleden week zijn de trimestriële bevorderingen bekend gemaakt, en hij was er niet bij, houd je dus koest, hij is niet zo kwaad als hij eruit ziet, hij houdt alleen maar vast aan zijn ideeën zoals de meeste mensen trouwens, en vergeet niet dat hij ten slotte drie sterren boven een dikke balk heeft en jij niet, ja, en toen hebben we op ons dooie gemak getchopt in de mess en klokslag drie uur stonden we keurig als parade-officieren voor de baas, die er opvallend moe uitzag, zijn gezicht was nog geler dan gewoonlijk en hij wreef alsmaar over zijn ogen, hij beloofde het door ons opgestelde rapport met de aanvragen naar Q.G. door te sturen en intussen mochten we alle initiatieven nemen die we nodig achtten, want G 2. van Q.G. was nogal geschrokken van het aantal en de herkomst der buitgemaakte wapens, maar het klonk niet overtuigd, het was alsof iemand anders in zijn plaats sprak, hij zei tegen mij dat hij geen artiesten nodig had, maar loyale, betrouwbare medewerkers, het genie moest van hogerhand komen, zei hij, ik knikte verbaasd, Roger zei geen stom woord en zat naar het plafond te kijken, ik dacht, nu gaat het komen, en toen kwam het: vier officiële blamen, de eerste voor notoir wangedrag der manschappen in een drankgelegenheid te Luluabourg-cité, insubordinatie van soldaat eerste klasse Panda Camille, met tot gevolg zes weken hospitaal voor sergeant huppeldepup, tweede blaam voor het niet aanvragen van raid-te-voet die vijandelijke vuurwapens heeft opgeleverd, het in brand steken van 'inboorlingenwoningen' en hooghartige houding jegens de plaatselijke territoriale agent, niet het resultaat van een operatie telt, luitenant, zei hij, wel het feit of ze reglementair werd uitgevoerd, derde blaam: het verwaarlozen van slidex-radiocode op datum van 26 juli 1959 te 1700 Hr en het nalaten van radiorapport op dezelfde datum te 1000 Hr, vierde blaam: het naast zich neerleggen van het verzoek van de Eerwaarde Heer Aalmoezenier van de Basis, belofte op erewoord-van-officier dat de manschappen minstens éénmaal per week de H.Mis zouden bijwonen, nou, dat was het dan, en ik wilde mijn mond opendoen om me te verdedigen, maar Roger schudde neen in mijn richting met een pijnlijk gezicht, want het sterkste moest nog komen: ik kreeg acht dagen kamerarrest, maar niet effectief, alleen op mijn persoonlijk confidentieel dossier, omdat Q.G. post factum mijn initiatieven had goedgekeurd wegens de belangrijke inlichtingen die ik verkregen had, feit dat bepaalde vermoedens van G 2 trouwens bevestigde, de straf zou op mijn dossier met rode inkt worden geschrapt, maar de tekst zou leesbaar blijven, ik was toen al dermate onverschillig dat het me geen bal meer kon schelen wat hij allemaal zei, 'niets meer tot uw orders, kolonel?' vroeg ik, 'neen, dank u', antwoordde hij, en wij pleite, en op dat ogenblik heb ik besloten, My, twee dingen tot elke prijs voor ogen te houden: tegenslagen terzijde schuiven alsof er niets gebeurd is en ieder probleem oplossen in uiterste concentratie, met inzet van al mijn krachten, iets als de haan van mijn brein spannen als een pistool en alle andere dingen eruit bannen, dag en nacht als het moet.
En My omhelsde me en zei dat ik dan vast en zeker zou slagen zoals ze dat van haar vent verwachtte, een golf enthoesiasme joeg door mijn spieren, ik greep haar beet en zei: morgen beginnen we met de versnelde training voor radioprocedure-pelotonscommandanten, de chauffeurs krijgen hun G.M.C.'s, ze moeten naar de garage voor algemene controle, ik heb training-vastrijden met kabelwinches voorzien, twee zware kompasmarsen door de moerassen van de Luemo, proefzwemmen, een test close-combat met die moordenaar van de Marines, schietoefeningen en wapendrill, waarbij bibi een beetje met die mooie dubbelloops .30 zal blaffen op kosten van de Belgische belastingsbetaler, en toen fluisterde ze in mijn oor: 'Il n'y a plus de passions véritables au vingtième siècle, c'est pour cela qu'on s'en-nuie tant, on fait les plus grandes cruautés, mais sans cruauté...' - 'Van wie is dat?', vroeg ik 'Van Stendhal', zei ze, 'de schrijver van Le Rouge et le Noir, de mooiste liefdesroman die ik ooit gelezen heb. Nu weet ik ook dat nooit iets groots verwezenlijkt kan worden zonder passie...'
Raid II van de Speciale Mobiele Compagnie
Codenaam BRUTUS
21 augustus-07 september 1959
... Om Luluabourg langs de weg te bereiken had mijn hogere echelon zelfs geen reglementaire snelheid voor de Mov meer voorgeschreven, het was in het vervolg allemaal overgelaten aan het Initiatief van de Compagnies-commandant, maar best zo en ik had spottend afscheid genomen van Duvivier met de beroemde woorden van Shakespeare: 'Brutus is an honourable man; so are they all, all honourable men...', Duvivier die inderdaad deze codenaam voor de raid had gekozen, had genoeg gevoel voor humor om even te lachen, en toen had ik het vertreksein gegeven, de volgorde van de kolonne was nu helemaal anders, ik reed vooraan, gevolgd door de jeep en de truck van het A peloton, dan het B peloton, de twee trucks met uitrusting, ammunitie, brandstof, eten, tenten, dan de Rode Kruisjeep, de truck van het C peloton en aan de staart de jeep C peloton met als bemanning de pelotonscommandant aan het stuur en naast hem Mwembu, we gingen er full speed van door, dat wil zeggen met zestig per uur, gehuld in een enorme stofwolk, rausden we in noordwestelijke richting, in Kaniama liet ik halt houden voor een koude maaltijd, en bij Ahmed Bornou, een Pakistaner die wel twintig faktorijen in het binnenland bezat, liet ik de maat nemen voor een paar rijlaarzen in soepel kalfsleer, ik kocht sporen en hij nam ook de maat voor twee rijbroeken en zes uniformen in lichtbeige palm beach, hij beloofde dat alles klaar zou zijn voor de volgende week, ik dronk een kop zwarte thee met hem, at enkele ongelooflijke amandelkoekjes en liet de manschappen verzamelen, maar toen kwam uit de richting Luluabourg een donkerblauwe Chevrolet Impala 1959 aangereden, die vlak voor mijn jeep stopte, een negerchauflfeur in witte livrei stapte uit, opende het achterportier en hielp een heel dikke neger in zwart gekleed pak en mutsje van luipaardehuid uitstappen, Bornou, die met mij op de barza stond van zijn faktorij, stootte me met zijn elleboog aan en fluisterde snel: 'My goodness, sir, that 's the Mwata Yamvu of the Baluba Tribe!, ik wachtte tot de chauffeur hem een lange ivoren staf had overhandigd en toen liep ik op hem toe, salueerde stram en de Mwata Yamvu knikte even en zei in correct Frans, met een zeer zware, sonore stem: 'La bienvenue dans le royaume des Baluba, lieutenant...', ik dankte hem en hij inviteerde mij om naar één van zijn huizen mee te rijden en een lichte lunch te gebruiken, ik stemde toe, maar voelde me niet helemaal op mijn gemak, ik weet niet waarom, ik gaf een teken aan Lisangi, die star voor zich uit zat te kijken met samengeknepen lippen, het huis lag enkele kilometer verder in een zijweg, afgezet met kaarsrechte palmbomen, de Chevrolet reed heel traag en wij volgden, de rest van de compagnie wachtte op me aan de weg, toen we bij het huis aankwamen zag ik dat het een heel oud wit lemen gebouw was met hoog rieten dak, afgezet met reusachtige olifantstanden, een fortuin aan ivoor, en op de vier hoeken van de barza die ver vooruit sprong zoals alle huizen uit de eerste koloniale-periode, stonden twee schildwachten, gewapend met Lee-Enfield geweren, Lisangi keek me even aan, maar ik verraadde mijn gedachten niet, ik begon te zweten van opwinding, over het donkere park met oude bomen rond het huis hing een doodse stilte, ik volgde de Mwata Yamvu op de houten trappen van zijn ambtswoning, hij klapte in de handen en een slaaf nam zijn staf aan, we traden in een koele ruimte, open aan beide kanten, er stonden houten fauteuils met rotan zittingen, hij liet zich zwaar in een fauteuil neer vallen en wees mij er een, hij klapte opnieuw in de handen en twee slaven verschenen, gekleed in witte kaftans die naar zweet stonken, hij zei iets wat ik niet verstond en ze bogen, is bier, brood en pikant gedroogd vlees goed voor u, luitenant?, vroeg hij, ik knikte en toen stak hij, zonder me er een te presenteren, een pikzwarte sigaar op, waarvan hij de rook diep inhaleerde, hij hoestte rochelend, hijgde amechtig en opeens leek hij op het filmprototype van de oude, afgeleefde, wrede wellusteling, hij rookte enkele minuten zonder een woord en toen begon hij te praten, maar hij keek me niet in de ogen, en wat hij zei zal ik nooit meer vergeten:
- Ongeveer een jaar geleden hebben de Lulua-honden opnieuw de strijd aangebonden tegen de noordelijke stammen van mijn volk, de honden hebben zich dom genoeg uit hun dorpen teruggetrokken, die hun ongeveer zestig jaar geleden toegewezen werden door de blanken, verleden jaar hebben ze zich opnieuw verspreid als een mierenest waar een kind met stenen in gooit, als wild op de vlucht voor de savannebrand van het droog seizoen, als er geen boom in het water valt, zal het water niet bewegen, luitenant, en nu heeft men mij verteld, maar ik geloof het niet, dat enkele dorpen zich opnieuw gegroepeerd hebben langs de wegen zoals vroeger dicht bij hun katoen- en maniokvelden van de Paysannat Indigène, hun aanvallen zijn erg vervelend voor ons, luitenant, en tot nu toe konden we ze makkelijk het hoofd bieden, maar op het ogenblik dat ze zich opnieuw veilig gaan voelen in hun dorpen, zullen de aanvallen veel heviger worden, of vergis ik mij, u die een militair bent, weet dat natuurlijk beter dan ik?...
- Mag ik u een vraag stellen, Mwata Yamvu? (Hij knikte en keek me aan met half dichtgeknepen ogen). Kent u de reden waarom de Baluba-dorpen zich tijdens de laatste maanden niet hebben verplaatst zoals de Lulua-dorpen, ik bedoel, kent u de reden waarom de Baluba zich niet volgens de voorvaderlijke gewoontes verschansen tegen de aanvallen van buiten af, want u zei me toch zonet dat u werd aangevallen?
- Luitenant, de honden zijn dom en de Baluba zijn de Meesters van de honden, vraagt een Meester zich af waarom een hond iets doet of niet doet?
- Een tweede vraag, Mwata Yamvu, kunt u me zeggen hoeveel Baluba reeds vermoord werden door Lulua-aanvallen?
- Ontelbare doden zijn er gevallen, luitenant, ontelbare doden.
- En de Baluba slaan niet terug om de honden te verdrijven, die hun gebied schenden, Mwata Yamvu?
- De Baluba zijn trouwe onderdanen van de Belgische Vorst, Zijne Majesteit Boudewijn I, luitenant, en sedert zijn doorluchtige voorvader, Leopold II vrede en welvaart bracht in Kongo, hebben de Baluba geen druppel bloed meer vergoten !
Op dat ogenblik brachten slaven prachtig besneden houten schalen met wit brood, blokjes donkerrood gerookt vlees en flesjes zwaar gealcoholiseerde Beck's, die ze handig ontkurkten en gedurende enkele minuten aten we zwijgend, de Mwata Yamvu verslond grote hoeveelheden brood en vlees en hij smakte, slokte en liet luide boeren, het vlees had een heel speciale smaak, als onvoldoende gerookte boereham, maar niet zo zout, de vezels bleven tussen je tanden zitten, en toen we alles opgegeten hadden, schonken de slaven nog een glas bier in en ik vroeg:
- Als ik het goed begrepen heb, zoudt u dus willen, dat ik de Lulua belet, zich opnieuw te verplaatsen naar de dorpen die ze verlaten hebben, Mwata Yamvu?
- Zo is het, luitenant, u hebt mijn gedachten geraden.
- Maar waarom hebben de Lulua zich verschanst, Mwata Yamvu, dat is iets dat mij hindert als een zandluis in mijn teen.
- Honden zijn dom, zelfs te dom om een zandluis uit hun tenen te halen!
ja, toen wist ik genoeg, het gesprek zou eindeloos voortduren en absoluut niets opleveren, ik excuseerde me, dat ik verder moest reizen naar Luluabourg, toen stond ik op maar hij bleef in zijn fauteuil zitten, ik salueerde en hij knikte even, en toen keek hij me aan met die uitpuilende ogen van hem onder zware uitgezakte oogleden, hij lachte zodat zijn sterke gele tanden bloot kwamen en zei: 'Ik wens u een voorspoedige reis naar Luluabourg, maar weet u wat voor vlees u zonet gegeten hebt?', ik antwoordde dat ik het niet juist wist, antiloop of buffel of olifant... 'U hebt zonet gerookte Lulua gegeten luitenant!', zei hij en schoot in een luide lach, ik liep de houten barza af, de aarde onder de hete zon was veerkrachtig als een dun laagje rubber, mijn mond kwam vol speeksel, ik gaf een vaag teken aan Lisangi dat hij moest starten, ik begon te rillen van kou, mijn hemd was drijfnat, mijn maag trok pijnlijk samen en toen we even buiten de omheining van olifantstanden waren, voelde ik de brokjes vlees en het bier zuur omhoog komen, ik nam mijn muts af, liet me half uit de jeep hangen en kotste, kotste, het spatte tegen de jeep, het liep uit mijn neus, ik kon niets meer zien van de tranen en ik bleef almaardoor kotsen, en toen we bij de kolonne aankwamen, liep ik naar de citerne achter de bevoorradingstruck, zette de kraan open en stak mijn kop onder de straal, dronk, spoelde mijn mond, spuwde, gorgelde, vijf, tien, twintig keer...
... Het geplande onderhoud met de districtscommissaris van Luluabourg was heel prettig en muntte vooral uit door optimisme, in de dertig dagen na mijn eerste tussenkomst was er volgens de rapporten van zijn administrateurs een algemene terugkeer te bespeuren van de Lulua naar de vroegere emplacementen, en mijn opdracht zou zich dus voortaan beperken tot beschermen, bewaken en coördineren, hij liet me de cijfers zien, ik kreeg zelfs een getypte copie mee, die ik opvouwde en in mijn zak stak, volgens deze cijfers was reeds dertig procent van de Lulua-bevolking recensement 1958 naar de vroegere emplacementen teruggekeerd, en deze gunstige evolutie duurde voort, maar toen ik hem vroeg of hij ook beschikte over betrouwbare cijfers qua aantal doden, gewonden en vermisten per dorp, kanton en onderafdeling, praatte hij eromheen met de gewone officiële termen, die ik nu langzamerhand van buiten begon te kennen, hij praatte en praatte en ik luisterde niet meer, ik besloot dadelijk na het onderhoud ter plaatse te gaan kijken om rechtstreeks contact op te nemen met de hoofden, ik moest tot elke prijs hun vertrouwen proberen te winnen en ze nieuwe moed inblazen, want dat corrupte personage van een Mwata Yamvu, tot over zijn oren verkocht aan de Belgen, dacht dat alles hem voortaan gepermitteerd was, hij had met zijn miljoen onderhorigen de totale oorlog verklaard en na vier maanden ongelijke strijd waren er al van de ongeveer tweehonderdduizend opgejaagde Lulua meer dan vijftienduizend gedood in onbeschrijfelijke omstandigheden, en daar was hij van op de hoogte, natuurlijk wilde hij vooral beletten dat de Lulua zich opnieuw langs de wegen zouden concentreren, waar ze sterker aaneengesloten waren en waar mijn kolonne vlugger hulp kon bieden in geval van nood, ik geloof dat er twee soorten optimisme zijn, die niet veel met elkaar te maken hebben, het optimisme van de aanvoerder van een goed getrainde groep manschappen in gevaarlijke omstandigheden en dat van een ambtenaar aan de hand van verdraaide statistieken, ik vroeg de toestemming van de districtscommissaris om telegrams te sturen naar de administrateurs van de gewesten Tshikapa, Luebo, Demba, Kazumba en meteen contact op te nemen met die van Luluabourg om zo vlug mogelijk vergaderingen te beleggen van de voornaamste hoofden, inzonderheid zij die werkelijk gezag over de bevolking bezaten, hij vroeg mij wat ik hen dan zou zeggen, ik zei dat ik het nog niet goed wist, maar dat ik me altijd liet leiden door de intuïtie van het ogenblik, hij trok zijn wenkbrauwen op en ik zag duidelijk dat het hem niet erg beviel, maar hij stemde toe op voorwaarde dat de betrokken administrateurs op de vergaderingen aanwezig zouden zijn, en we namen afscheid en ik reed naar de mooie diplomaat van Luluabourg, die zijn assistent-titulair meegaf om de dag daarop reeds te vergaderen, ik zei liefst niet in de stad, maar in de savanne waar een beetje ruimte was, hij vroeg niet waarom maar begon politieagenten per fiets uit te sturen, het was toen al te laat voor mij om die dag nog iets te doen en ik liet de manschappen hun gebouw betrekken met de strenge order zich koest te houden, ik liet de voertuigen en de reserve-jerrycans vol tanken en inviteerde Mwembu in mijn bungalow om een glas bier te drinken en een plan te ontwerpen...
... Het was een prachtige ochtend met een koele bries toen we op de plaats aankwamen, een verlaten Lulua-dorp met een groot passagehuis van de Staat in oude stijl zoals ik het graag had, toen ik uitstapte voelde ik me fit als tijdens een kalme vakantiedag aan zee, de hoofden stonden in een rij voor de stoelen op het plein van het passagehuis, ik liep langs de rij, salueerde militair en drukte ze allen stevig de hand, vroeg ze hoe ze zich voelden en maakte enkele grappen, één van hen haalde kolanoten te voorschijn en we braken ze en kauwden, intussen gaf Mwembu luide bevelen, de vrachtwagens en de jeeps werden snel met netten gecamoefleerd, de pelotons haalden de tenten tevoorschijn, schildwachten stelden zich op aan de hoeken van het plein, Lisangi deed actief mee in de comedie, want hij praatte voortdurend in de microfoon van een zender die zelfs niet was aangezet, na een kwartier stonden de tenten overeind en de kok rukte aan met bier en glazen voor de hoofden, die zichtbaar onder de indruk kwamen van de snelheid en de discipline van de compagnie, de assistent-titulair was veel minder enthoesiast, want die scheen zich, ongelooflijk maar waar, erg happy te voelen in de kalme sfeer van een uitgestorven gewest, het feit dat op hetzelfde ogenblik mensen werden vermoord wegens laksheid en wanbeleid scheen zijn kouwe kleren niet te raken en hij beperkte zijn inleiding dan ook tot het strikte minimum, in zijn stem klonk verveling en een totaal gebrek aan creativiteit, ik had hem met veel genoegen enkele trappen onder zijn luie reet gegeven, maar ik hield me in en begon tegen de hoofden te praten, ik vroeg ze waar de oude kracht van de Bene Lulua gevaren was, ik zei ze dat ik altijd had horen zeggen bij de Budja van het noorden dat de Bene Lulua moedig als luipaarden waren, en niet dat ze op de vlucht sloegen voor een troep schurftige jakhalzen als de Baluba, er weerklonk instemmend gebrom, ik zei ze ook dat ik gekomen was om hen te helpen de jakhalzen uit hun voorvaderlijk gebied te verdrijven, maar dat ik dat alleen kon met hun volledige medewerking, eerst en vooral moesten ze onmiddellijk terug naar de oude dorpen langs de grote wegen, waar de geesten van de voorouders verbleven en de goede krachten hen zouden helpen, en waar ze bovendien op mijn bescherming konden rekenen, ik zei ze dat mijn mannen stuk voor stuk luipaarden waren, die door de nacht zouden dwalen om hun klauwen uit te slaan naar iedere Moluba die het zou wagen buiten de grenzen van de Mwata Yamvu te komen, wisten de hoofden dan niet dat, als de luipaard toeslaat, hij altijd als overwinnaar uit de strijd komt?, en toen gaf ik een bevel aan de pelotonscommandant A peloton, ze trokken met z'n tienen hun japkiller en gooiden hem met een doffe klap in een parasolboom achter de rij opperhoofden boven hun koppen, er weerklonk hoog gepiep van verbazing en toen gaven al de manschappen om de beurt een staaltje spectaculaire close-combattechniek met het blanke wapen, geweer plus bajonet inbegrepen, Mwembu had toen de lege bierflessen al tegen een termietenhoop geplaatst, onverwacht laadde ik mijn Thompson en schoot met één lange vuurstoot vanuit de heup de flessen in gruizelementen, ik nodigde hen toen uit, plaats te nemen in een truck, die mijn jeep volgde tot in de open savanne, waar ze uitstapten, ik zei dat ze goed moesten kijken, ik koos een boom van ongeveer vijftien centimeter diameter, ging achter de dubbelloopsmitrailleur zitten en schoot onder oorverdovend lawaai en met indrukwekkende rode lichtspoorkogelbanen de stam middendoor zodat hij afkraakte, de hoofden stonden druk commentaar te geven en ze kwamen naar me toe en beloofden dat ze binnen de drie dagen hun onderhorigen in de oude dorpen zouden krijgen, op voorwaarde dat ik hen zou beschermen met deze sterke-sterke geweren, ik vroeg hen of ze mannen-met-kloten waren, en ze riepen luid jajaja! in koor en toen reden we terug naar het passagehuis, waar de vrachtwagens reeds in kolonne stonden met de fuseliers keurig in het gelid, de chauffeurs aan het stuur, en toen toonde ik de hoofden hoe de radio's werkten, Mwembu had ik vóór het vertrek tien kilometer verder gestuurd, ik riep hem op met de radio, ze hoorden hem duidelijk antwoorden, en toen de jeep na enkele minuten in een grote stofwolk naderde, was hun vertrouwen totaal, we namen hartelijk afscheid en ik zei hun dat ik de troep luipaarden in drie meutes zou splitsen, als er ergens gevaar dreigde, zouden de drie meutes dank zij de radio's weer één machtige troep worden, die de Baluba zou achtervolgen en platslaan, de assistent-titulair keek me verschrikt aan toen ik dat zei, maar ik stelde hem gerust door te zeggen dat dit maar bij wijze van spreken was, ik drukte de hoofden echter op het hart dat hun kracht in de oude dorpen lag en dat ze wachtposten moesten uitzetten en ijlbodes per fiets klaarhouden om mij eventueel te waarschuwen, nou het was allemaal koek en ei en toen reed ik full speed naar Kazumba, waar mijn oude vriend, de filosoof me met een lang gezicht bij hem thuis ontving, hij mocht dan een pessimist zijn, maar hij beschikte tenminste over min of meer exacte cijfers, zijn gewest was slechts dun bevolkt en heel arm, maar bij hem hadden de strooptochten van Baluba ook het ergst huis gehouden, hij schatte dat ongeveer de helft van zijn Lulua's verdwenen was, de Baluba gingen zelfs zo ver dat ze met vrachtwagens langs de hoofdwegen infiltreerden, ze parkeerden ergens en trokken te voet het land in, zwaarbewapend, vol hennep, beladen met amuletten - ik onderbrak hem - plus moderne vuurwapens natuurlijk... hij haalde de schouders op en zei dat het onmogelijk was een vergadering te beleggen van de hoofden, ze waren zo amorf geworden, dat er niets meer mee aan te vangen was, het enige wat ik u vraag, is zo veel mogelijk de infiltratie te beletten, zei hij, en ik maakte een splinternieuw strijdplan met hem op, want het trapeziumvormig nomansland dat hoofdzakelijk in zijn gewest lag, was totaal nutteloos en vooral gebaseerd op het feit dat dit gebied uiteraard reeds biezonder dun bevolkt was, wat de evacuatie vergemakkelijkt had, we bestudeerden samen de kaart en met rood potlood streepte ik de meest voor de hand liggende doorgangspunten aan, waar Baluba-voertuigen vanuit het zuidoosten het gebied binnen konden rijden, men had het afgesloten met slagbomen, maar de Baluba hadden zelfs de sleutels van de hangsloten nagemaakt, ik hield een briefing met de pelotonscommandanten en legde hun de situatie uit, het A peloton plaatste ik in hinderlaag op de wegsplitsing Ntolo - Lubondaye op de secundaire weg die op veertig kilometer ten noorden in Kamponde de spoorweg kruist, en beval om de twee uur radiobericht en ASAP bij contact vijand, mijn radio stond permanent op ontvangst en ikzelf posteerde me met etensvoorraad voor drie dagen en twee fuseliers uit de A- en B pelotons even ten noorden van Fwamba, midden in het Balubagebied, op de rijksweg om alle vrachtwagens met negerchauffeurs die uit het zuiden kwamen, te doen stilhouden en te doorzoeken, het B peloton werd even ten noorden van Molowaye in het gewest Dimbelenge opgesteld met hetzelfde consigne als het A peloton, het C peloton lag met Mwembu in garnizoen-Luluabourg in reserve, maar in permanente alarmtoestand en radiocontact, en de eerste nacht was er al resultaat, de Baluba concentreerden zich blijkbaar nog steeds op de zwakke plek, het gewest Kazumba, want het A peloton meldde om 0132 Hr contact Vijand, figures four gevangenen, figures one Vij Vrachtwagen onklaar gemaakt en de chauffeur gewond, onbekend aantal Vij gevlucht, waarschijnlijk figures one five, maar een hoeveelheid vuurwapens buitgemaakt plus ammunitie, ik beval onmiddellijk de rotor uit de stroomverdeler van de Vij vrachtwagen te halen en de lucht uit de banden te laten, en AS AP Mov met volledig effectief naar mijn standplaats die een checkpoint op de kaart had, nog geen twee uur later waren ze er, de manschappen deden erg opgewonden en ik moest ze beletten niet te zingen of luchtsprongen te maken, ik wachtte tot zonsopgang om te handelen, ik had met mijn zaklantaarn in de truck geschenen en zag enkele stevig vastgebonden kerels in een hoek liggen naast geweren en ijzeren kistjes, ik had nog altijd geen radiobericht contact Vij naar F.P.-Luluabourg gestuurd, iets weerhield me, het was een groot risico en er zou wat zwaaien als ze het te weten kwamen, maar toch deed ik het niet, toen de zon opkwam, beval ik dat de jeep A peloton met een korporaal en vier soldaten mijn functie zou overnemen en met de pelotonscommandant vertrok ik, gevolgd door de truck, naar een afgelegen plek op een zijweg, de sergeant was heel trots toen ik hem de hand drukte en zei dat hij perfect was geweest, en toen bekeken we de buit, twaalf Lee-Enfield karabijnen, tien schoten repetitie, tweeduizend .303 patronen in ijzeren kistjes, met het merk British Army 1944 erop, de geweren waren behoorlijk geolied en niet al te erg versleten, ik probeerde er één en het schoot juist, ik had de gevangenen nog altijd geen blik gegund, de chauffeur van hun vrachtwagen had een houw van een machete in de rechterbiceps gekregen toen hij een stommiteit beging, hij was door de pelotonsverpleger een beetje verbonden, maar het verband was zwart van het bloed en hij had verzorging nodig, de Rode Kruis jeep lag in reserve maar ik liet hem waar hij was, en toen werden de figures four gevangenen, gebonden met ijzerdraad, voorgeleid, ik vroeg ze wie de aanvoerder was, maar niet één deed zijn bek open, de sergeant-pelotonscommandant werd toen razend en riep dat het natuurlijk door die verdomde dawa was, dat ze dachten dat niets hun kon deren, maar dat ze nom de Dieu gauw van idee zouden veranderen, hij toonde me een jutezak boordevol hennepbolletjes, een hoeveelheid voldoende om een hele stad halfmaf te maken en een aantal amuletten die hij van hun lijf had getrokken, snoeren met beentjes, tanden en stukjes huid, hij gooide de amuletten woedend op de grond, liet er door een soldaat benzine over gieten en stak de boel aan met een lucifer, er steeg vuile zwarte rook op uit de vlammen, en toen het begon te knetteren, sleurden enige mannen de vier Baluba tot tegen het vuur en verplichtten ze de rook in te ademen, ze hoestten en weerden zich als bezetenen, maar de sergeant lachte tevreden en zei hun dat, als ze niet zouden praten als wulken in moeders kookpot, hij nog een ander middel had, ik zei hem in het Frans dat folteren verboden was, neenee, luitenant, antwoordde hij, wij zwarten folteren nooit, en hij liep dansend naar de truck, haalde een mandje uit de stuurcabine en liep naar de vier Baluba, die zwetend en met angst in de ogen op hun knieën voor het uitgebrande vuur zaten te wachten, de sergeant herhaalde mijn vraag: Wie van jullie is de aanvoerder?, geen antwoord, de gewonde chauffeur riep iets, maar de sergeant gaf hem zo'n trap in zijn maag dat hij schreeuwend van pijn omver rolde, en toen gebeurde het, de sergeant opende het deksel van het mandje, ik dacht, net een kooi om duiven in te transporteren, er rees een dunne zwarte slang met een platte kop uit, de kop zwol en siste, het was een cobra, vliegensvlug gaf de sergeant een tik met de hand tegen de kop en met de andere had hij de cobra beet, hij hees hem uit het duivemandje en liep ermee naar de vier Baluba, die in panische angst schopten, gilden en probeerden om rollend weg te komen, één van hen riep dat de slang eerst weg moest en dat hij dan alles zou zeggen alles alles, ha bon! riep de sergeant lachend, en behendig stopte hij de slang terug in het mandje, nerveus over zijn woorden struikelend, begon de grootste Moluba toen te praten en ik noteerde nauwkeurig wat hij zei, de nacht daarop zou een groep van ongeveer honderd zwaarbewapende Baluba in vijf vrachtwagens langs dezelfde weg het Lulua-gebied binnen rijden om driehonderd dorpelingen van het groepement Bisuku in hun klandestiene nederzetting te overvallen, ze zouden de weg Ntolo, Kabwe, Bombo-Kasanji volgen tot aan de grens van het gewest Luebo, waar ze zouden uitstappen en zich verspreiden, ik vroeg hem of hij de juiste plek wist waar de groep zou uitstappen, hij zweeg en keek langs me heen, maar toen wist ik genoeg, ik vroeg hem of zijn kameraden, die tijdens de hinderlaag gevlucht waren, de bedoelde plek kenden, neen, zei hij, alleen de chauffeur en ik kennen die plek, daarbij is er een bevel dat we bij tegenslag dadelijk terug moeten keren naar het Balubagebied, al was het te voet door de wildernis, ik vroeg hem waarom zij een hele nacht eerder voorop gereden waren, maar dat wist hij niet, de sergeant knikte tevreden, ik riep het B peloton op en beval ASAP Mov naar garnizoen Luluabourg, dat ik opzettelijk checkpoint ELDORADO had gegeven, en toen meldde ik droog en zakelijk aan F.P.-relaispost contact Vijand met alle details, maar ik verzweeg de Inlichtingen die ik bezat, opeens had ik geen honger meer en zonder breakfast reden we met hoge snelheid, twee jeeps en de G.M.C. naar Luluabourg, waar ik onmiddellijk bij de korpscommandant ontboden werd, die me feliciteerde en me enkel vroeg waarom ik al zo vroeg vertrok, er was een drink in de mess om vier uur, ik zei iets vaags over een geplande vergadering van hoofden in het gewest Dimbelenge, ik dacht, beste vriend, jouw dikke neus steek je niet in mijn zaken, mijn brein had al die tijd koortsachtig gewerkt, maar daar eenvoudige ideeën vaak de beste zijn, had ik besloten tot een omsingeling van de halteplaats en sommatie tot overgave, zo niet vuur op bevel, ik hoopte maar dat ze niet snachts voorbij zouden komen, maar de Moluba had gezegd dat ze zich altijd overdag te voet verplaatsten en dat de aankomst voor halfvijf gepland was, net na het eerste hanegekraai, zei hij, het enige probleem was er zo vlug mogelijk te komen voor terreinstudie, beoordeling en orders, ik had alles zorgvuldig genoteerd en reed eerst naar het bureau S4 voor benzinebevoorrading en aanvulling van de verschoten ammunitie, ik vroeg een takelwagen om de Baluba-truck bij de splitsing Ntolo-Lubondaye weg te slepen, wanneer? vroeg hij, ASAP, antwoordde ik, waarom ASAP? vroeg hij, het verloop van een geplande Operatie zou erdoor benadeeld worden, ah bon, zei hij en greep naar zijn telefoon, drie van de vier gevangenen waren op het Parket bij de substituut afgeleverd en ze gingen meteen in voorarrest, de Moluba-aanvoerder zat met een prop in zijn bek onder het zeil van een truck, de buitgemaakte wapens liet ik in een verzegelde jutezak in het garnizoen achter met proces-verbaal, maar hoe ik ook zocht, de zak met hennepbolletjes was spoorloos, ik ondervroeg de sergeant A peloton, maar die was van mening, zei hij, dat ik hem op het Parket had afgeleverd, Mwembu stond erbij toen ik het vroeg, maar hij zweeg, ik liet de zaak voorlopig zoals ze was, want ik had geen tijd, we moesten helemaal over Demba, dan linksaf de slechte weg naar Musese tot aan de rijksweg Luebo-Kazumba, daarna tot aan de grens tussen die twee gewesten, en daar zou het dus gebeuren, daar zou de Moluba onder meer moeten tonen wat hij waard was, om halfelf vertrok de kolonne, de dubbelloopsmitrailleur had ik in een waterproof canvas zak op de vloer van de jeep gelegd, we zouden doorrauzen zonder halte, het was ongeveer honderdtwintig kilometer en ik rekende op drie uren Mov, maar onderweg, even buiten Demba meldde de radio van het C peloton dat zijn truck panne had, ik liet de kolonne stilhouden, en reed vloekend naar de staart, daar kon ik constateren dat de opleiding automechaniek goed was geweest, het was gewoon water in de hoofdsproeier van de carburator, in een kwartier was alles gerepareerd, en ik beval de chauffeur tijdens de eerste lange halte zijn benzinetank te draineren, tijdens mijn terugkeer naar de kop van de kolonne, riep ik Mwembu op en gaf hem de order, na de uitgevoerde Opdracht de benzinetanks van alle voertuigen te laten draineren, This is Brutus four six Rodger out, antwoordde Mwembu, en om tien voor drie kwamen we aan de grens tussen Kazumba en Luebo, het was een eenzame rotplek in de hete zon en meteen liet ik de voertuigen door de savanne rijden naar een groep bomen, waar gecamoefleerd werd, Mwembu liet alle sporen uitwissen en de Moluba wees ons de exacte plaats aan waar ze hun vrachtwagens normaal parkeerden, het was waar, want de grond was platgereden en overal waren sporen van banden, de manschappen maakten een warme maaltijd klaar op alcoholblikjes, ik at enkele stukken rijsttaart, die ik in Luluabourg gekocht had en dronk een slok whisky, Mwembu accepteerde ook een slok en toen vertelde ik hem de Opdracht, hij wreef in zijn handen van opwinding, ha, luitenant, de Luipaard zal eindelijk zijn klauwen uitslaan, zei hij en hij lachte met haaietanden...
... Ik keek op mijn horloge, het was kwart over vijf, ik was er nu zeker van dat de Moluba ons te grazen had, maar toen tikte Mwembu, die naast mij in het hoge gras lag, kletsnat, koud, op mijn schouder en fluisterde 'Oka...', op hetzelfde ogenblik kwam de waarnemer-met-verrekijker die vanaf een termietenheuveltje de weg observeerde, aanlopen en hijgde: héél veel camions, luitenant, zeker tien, en héél veel putulu in de lucht, Mwembu knikte, rees op, floot schel op de vingers en links en rechts van ons antwoordden de B- en C pelotonscommandanten met gefluit, aan de overkant van de weg, waar de mannen van het A peloton plat in het gras lagen, speciaal opgesteld om vluchtelingen op te vangen, gaf de pelotonscommandant te kennen dat hij in dekking zou blijven tot ik de rode lichtkogel af zou schieten, drie korte fluittonen, het leek wel een oefening, en toen hoorde ik voor het eerst duidelijk het geronk van motoren, ik had al de hele nacht buikkrampen en ik moest almaardoor winden laten, voor de zoveelste maal verifieerde ik of de grendels van de dubbelloopsmitrailleur in orde waren, hij lag plat naast een driepoot in het gras, de avond tevoren zorgvuldig geolied zoals alle wapens, de rugzakken lagen in de trucks zonder schildwachten, ik had geoordeeld dat ieder wapen nodig was voor de actie, de enige hiaat in mijn beoordeling van de situatie was de rubriek 'Vijand', ik wist niet hoe sterk ze waren, en daarom had ik na rijp overleg met Mwembu, besloten zo weinig mogelijk risico's te nemen en onmiddellijk het vuur te openen zodra de vrachtwagens stilstonden, tijdens de briefing had ik tekeningen gemaakt van de vrachtwagens en gezegd dat vooral de laadruimte van belang was, daarna de stuurcabine en het laatst van alles de banden, echter alleen op het ogenblik dat een vrachtwagen aanstalten maakte om weg te rijden, en het was onwezenlijk als op een filmscherm, een beetje gebrouilleerd, maar ik was verschrikkelijk kalm, zeven min of meer verhakkelde vrachtwagens reden tot tegen de bomen en stelden zich op in een zeer gunstige positie om ze onder vuur te nemen, ik constateerde het en voelde een diabolische vreugde in mijn onderbuik jeuken, ik kreeg een erectie, ik begon te bibberen, ik kon niet meer slikken, maar ik wist dat mijn spieren perfect zouden gehoorzamen, de motoren werden afgezet, stemmen weerklonken, uit de stuurcabine van de eerste vrachtwagen kwam een met amuletten beladen Moluba, in de hand droeg hij een Lee-Enfield geweer, toen tikte ik op Mwembu zijn schouder, die trok de driepoot overeind, we tilden de zware mitrailleur op de draaispil, ze hadden ons nog altijd niet gezien hoewel we slechts twintig meter van hen verwijderd bezig waren, ik schreeuwde 'Feu!!' en begon de eerste vrachtwagen onder vuur te nemen, ik zag de lichtspoorbanen in de laadbak terechtkomen enkele mannen sprongen eruit, maar ik verplaatste mijn vuur en ze vielen op de grond, overal gingen nu schoten af, de korte zweepslagen van de Fals en het geratel in korte perfecte vuurstoten van de M.G'S, en ik vuurde als een bezetene, niet heel accuraat, niet spaarzaam met de ammunitie, naast mij weerklonk het oorverdovend geblaf van Mwembu's Thompson, een vrachtwagen vloog in brand, overal weerklonk geschreeuw, mensen renden en vielen, het was adembenemend, en ik schoot, schoot schoot, uit de laatste vrachtwagen sprongen een tiental met karabijnen gewapende Baluba, die de savanne in vluchtten, ik raakte alleen de laatste, geen enkel schot werd in onze richting gelost, toen spande ik de haan van mijn seinpistool en schoot een rode Verey-lichtpatroon in de lucht, die openspatte met een doffe knal, die ik alleen in mijn verbeelding hoorde, want ik was totaal doof geschoten, de mitrailleur was opeens leeg, ik bracht snel, automatisch, een nieuwe dubbele band van vijfhonderd schoten aan, spande de grendels en wachtte, het enige, wat ik waarnam was de geur van kruit en verbrand wapenvet, de schoten van het A peloton begonnen af te gaan en ook hun M.G. gaf enkele vuurstoten, en toen was het stil, bij de vrachtwagens bewoog niets meer, alleen zwaargewonden spartelden zwak in hun bloed en hier en daar weerklonk gekreun en hulpgeroep, ik zag dat de manschappen het hoofd koel hielden, ze legden zorgvuldig aan en kozen hun doel, als op de schietbaan van de Basis te Kamina, ik was trots op hen, ik wilde roepen, dansen, iets krankzinnigs uithalen, Mwembu keek me aan, zijn gezicht was onherkenbaar door een verstarde grijns, vanachter de bomen kwam een ontsnapte vluchteling teruggelopen, zonder wapen, hij rende als een haas, Mwembu nam hem kalm onder vuur met zijn Thompson, van alle kanten werd op hem geschoten, hij bleef staan, ik zag zijn wit hemd helemaal rood worden, en hij zakte in elkaar als een gebroken pop, vanuit de savanne werd toen een witte lichtpatroon afgeschoten, ik schreeuwde 'Cessez le feu, cessez le feu!!', en de manschappen rezen op uit hun geknielde houding, en het wapen in aanslag, in tirailleursformatie slopen we naar de vrachtwagens, vanuit de heup schoten we op alles wat nog bewoog, twee vrachtwagens stonden nu in brand, de vlammen raasden rond de karkassen met een vreemd zuigend geluid, een benzinetank ontplofte met een doffe knal en de vuurzee breidde zich uit over de grond en stak een derde vrachtwagen aan, ik verwijderde me van de enorme hitte en week uit naar links, en toen ging opeens het portier van de laatste vrachtwagen open, die waaruit de vluchtelingen ontsnapt waren, en een reusachtige Moluba sprong naar buiten, ik stond geen vijf meter van hem af, ik was als verlamd, hij kreeg me in het oog, ik begon automatisch vanuit de heup te schieten en ik zag bloed aan alle kanten van hem af stromen, ik hoorde om de een of andere reden duidelijk de impact van de kogels, hij sprong als een wild beest naar me toe en ik bleef schieten, maar hij botste tegen me aan en ik viel achterover, met zijn buik viel hij op de loop van mijn Thompson, het magazijn was leeggeschoten, ik wilde ontwijken met een heupslag, maar toen lag hij al boven op mij, hij woog verschrikkelijk zwaar en zijn grote klauwen grepen naar mijn keel, hij stonk naar rot vlees, ik dreef van het bloed, ik had zijn polsen beet maar hij was zo sterk als een gorilla, hij maakte zich los met een ruk en ik wilde hem in een dodelijke greep vatten, maar ik voelde dat hij me met één slag zou kunnen doden, ik schreeuwde om hulp en toen hoorde ik het geluid als van een bijl die in het karkas van een os terecht komt, Mwembu had zijn machete getrokken, had zijn moment afgewacht en gehakt, ik zag de kop van de romp vallen, mijn mond, mijn ogen, mijn gezicht, kwamen vol bloed van het beest boven mij, in een laatste stuiptrekking scheurde hij de combatshirt half van mijn lichaam, zijn nagels drongen in het vlees van mijn arm en trokken, toen was alles stil, ik kroop overeind, viel om, ging op mijn knieën zitten, probeerde een vol magazijn op mijn Thompson te steken, mijn handen zaten vol bloed, ik miste tweemaal een elementaire laadbeweging, en terwijl ik nog altijd op mijn knieën zat, begon ik in het lichaam van de Moluba te schieten...
Luluabourg, 7 september 1959,14 uur
Stedelijk Ziekenhuis, kamer 17
Regenseizoen. Geen air-conditionering!
M'n lieve, lieve Nachtvogel,
Morgenvroeg rijdt er iemand naar Kamina, die zo vriendelijk is, deze brief bij jou te komen afgeven. Ik denk dat het nog minstens een week zal duren, voordat we elkaar terug zullen zien, want de laatste dagen van de raid zijn we door allerlei omstandigheden onvoorzichtig geweest met de hygiëne, en hebben we allemaal een acute darmontsteking opgelopen, die nu met massale dosissen antibiotica bestreden wordt. Er is intussen ook van alles gebeurd en in zekere zin vind ik het prettiger (al is dit woord slecht gekozen) het je te schrijven dan er met je over te praten. Ik draag ons paarse sjaaltje, buiten is de lucht grijs en potdicht, het is alsof ik niet meer in Kongo ben, het regenseizoen is plotseling met hevige onweders aangebroken en reeds twee dagen aan één stuk regent het. Paars is mijn cafardeuze kleur, Nachtvogel. Je nu dicht bij me hebben, hier naast me, naast het bed waar ik vermagerd lig te wachten, te zwak om me op te winden. We zouden veel praten, Nachtvogel, of naar muziek luisteren. Je foto staat naast me, ik zie je, je kijkt me aan en ik praat met je, er staan ook bloemen bij, de zuster zei gisteren: wat hebt u een mooie vrouw, mijnheer... ze geeft me geregeld tijdschriften, ze zijn een beetje verlept en vies. Af en toe leg ik réussites, jij bent dan schoppenvrouw, ik hartenheer, je echtgenoot is ruitenheer, als schoppenvrouw onder ruitenheer valt, gooi ik de kaarten vloekend door elkaar, voor het eerst in m'n leven krijg ik druppeltjes voor het hart, Gratusminal, en coramine. Réussites leggen is een geraffineerde vorm van dwangneurose, iets wat ik vroeger nooit heb gekend. Het is vreemd, My, soms kan ik gewoon niet geloven dat wij elkaar ontmoet hebben, en soms ben ik ervan overtuigd dat ik je al jaren ken. Ik geloof dat ik tot nu toe niet genoeg van vrouwen heb gehouden, altijd net iets te weinig om het vuur te doen ontbranden, dat mij nu verteert. Ik liet nooit toe dat vrouwen in mijn wereld traden, in mijn werk, mijn gedachten. Ik zal je alles proberen te vertellen zoals het gebeurd is, maar het zal niet makkelijk zijn. Ik kan het alleen maar aan jou vertellen, omdat ik weet dat jij me begrijpt. En ook: met jou loop ik niet het risico dat je verkeerd zou reageren op wat ik ga vertellen, want dat zou noodlottig zijn, vrees ik. Ik schreef dat we allemaal darmontsteking hebben, shit zoals de dokter hier een beetje spottend zegt. Allemaal is niet waar, tenminste is niet meer waar, want de compagnie is niet meer voltallig, we hebben vier man verloren, in vrij belabberde omstandigheden trouwens, want er is geen schot gevallen. Korporaal Joseph Kamangu, eerste fuselierssectie B peloton voerde de verkennersafdeling aan die ik voorop had gestuurd, en werd door een sluipschutter in de borst getroffen door een giftige pijl. Hij moet op slag dood zijn geweest. Hij viel voorover en zijn machinepistool ging per ongeluk af. Een soldaat die vóór hem liep, werd in de rug getroffen door drie 9 mm kogels, waarvan we de koppen hadden afgevijld. Dat heb ik je nog vergeten te vertellen. Na de verschrikkelijke ervaring met die Moluba (zie mijn vorige brief) die na zeker twintig 11,5 mm kogels uit mijn Thompson, nog altijd niet dood was - hij zat boordevol hasjisj - had ik dringend een driedubbele Base Load ammunitie aangevraagd per speciaal radiobericht. Het contact met die groep van honderdenacht Baluba had al met al vijf minuten geduurd en ik had in die vijf minuten drieduizendachthonderd schoten afgevuurd met de_dubbelloopsmitrailleur. Ik had nog amper één band van tweehonderd schoten over. Ik vroeg twaalfduizend patronen, maar ik kreeg niet eens de helft ondanks de persoonlijke tussenkomst van Roger. Ik weet niet wat die mensen in Q.G.-Léo bezielt. Om niet het risico te lopen, door een woeste bende vol hasjisj of erger nog onder de voet te worden gelopen, moest ik ervan maken wat er van te maken viel. Zoals je misschien weet is het gebruik van expansieve ammunitie, beter gekend als dum-dum kogels, verboden door de Conventie van Genève, maar door me de gevraagde Base Load niet toe te kennen, dwong men mij, een flagrante inbreuk te plegen op die Conventie. Op dit ogenblik is de punt van iedere kogel die we afvuren, voorzien van een groefje. Ik heb voor dit doel veertig Nicholsonvijlen gekocht. Het is een geduldwerkje, maar ik denk dat het de moeite loont. Ik heb trouwens het bewijs al gekregen na dat ongeluk met het machinepistool van korporaal Kamangu. De rug van de getroffen soldaat vertoonde drie gaatjes die nauwelijks zichtbaar waren, maar zijn borst zag eruit alsof er een springlading in ontploft was. Ik vraag me af waarom Internationale Conventies geweerkogels verbieden, die zoals op jacht, het wild met één schot doden, terwijl handgranaten, landmijnen, vliegtuigbommen, vlammenwerpers, raketten en napalm naar hartelust mogen worden gebruikt. Het bilan van de hinderlaag - een gevecht kon je het moeilijk noemen - aan de grens van Kazumba en Luebo, was honderdenacht doden, geen enkele Moluba ontsnapte, en de buit bedroeg vier doorzeefde vrachtwagens, drie uitgebrande karkassen, tweeenzestig Lee-Enfield geweren, drieduizend .303 patronen en twee kisten Mills 36-handgranaten met lonten van drie seconden, een beetje te kort naar mijn zin, anders had ik er geen melding van gemaakt in mijn rapport en ze voor mezelf gehouden. Ik hoop dat ik nu handgranaten zal krijgen. Ik heb voor de zoveelste keer aangedrongen. De andere twee mannen werden vier dagen geleden in de rug aangevallen en afgeslacht, terwijl ze even de groep verlieten, die te voet door de savanne trok op weg naar de voertuigen. De twee gedode mannen in kwestie moesten aan een natuurlijke behoefte voldoen, driekwart van de compagnie had toen al darmontsteking. Maar ik loop op de zaken vooruit, My. Ik schrijf het je liever in de juiste chronologische volgorde. Ik denk dat dit het enige middel is om de gedachten kwijt te raken, die me sindsdien onophoudelijk achtervolgen. Zich zorgen maken over iets is nog erger dan bang zijn, geloof ik. Tot vóór een week kon ik alle zorgen van me af zetten door bijvoorbeeld met de mannen in een dorp halt te houden en een copieuze maaltijd te laten bereiden. Of door met Mwembu en Lisangi op jacht te gaan terwijl de mannen uitrustten. En ik maakte altijd grappen met de mannen. Nu niet meer. Opeens is alles heel serieus en makaber geworden. In ons geval geen goed teken, vrees ik. Hoe gevaarlijker het werk, hoe meer grappen je moet maken. Het moreel is nog altijd zogenaamd elite, maar toch is er iets veranderd, De mannen dragen nu allemaal amuletten en ze schuiven openlijk hasjisj. Als ik het zou verbieden kan er iets ergs gebeuren, dat voel ik. Het enige wat ik nu doe in die zin, op aanraden van Lisangi die altijd op zijn voorgevoelens af gaat, is smorgens mijn gezicht, armen en handen zwart maken met verbrande kurk. In een hinderlaag zouden ze altijd eerst op de blanke officier schieten, dat is begrijpelijk. Instinct is in uiterste situaties, als die, waar wij nu dag in dag uit in leven, betrouwbaarder dan verstand. Aan sommige details is het te merken, dat de spanning stijgt op de verkeerde manier. Ik rook nu een heel pakje Player's op per dag. Vijftig sigaretten. Tabak met de geur van gemalen rozijnen die je dempig maakt als een paard. Je broekje ruikt al lang niet meer naar L'Air du Temps, maar naar mijn zweet, de armband die je van je haren hebt gevlochten, hangt naast de Scorpio op mijn borst. Na het voorval met de Moluba zat alles onder het bloed. Ik heb de ketting met de medaille en de gevlochten band in lauw water moeten laten weken. Met die hitte is de geur van gestold bloed na een uur niet meer te harden. Dat zijn allemaal dingen die je gauw leert om nooit meer te vergeten. Op mijn Thompson zitten nu zesenvijftig schoten in plaats van achtentwintig. Ik heb twee magazijnen aan elkaar vastgemaakt met kleefpleister, het reservemagazijn met de kop omlaag, zodat het er met een snelle handbeweging op geklikt kan worden zodra het eerste leeggeschoten is. Zo leer je allerlei trucs met scha en schande. Waarom al die dingen niet in de opleidingsboekjes van het leger staan, begrijp ik niet. Het was ongeveer elf uur voordat we al de dode Baluba verzameld hadden. Honderdenacht lichamen op een hoop is iets waar je geen idee van hebt. De uniformen van de mannen waren van boven tot onder met bloed besmeurd, hun handen, hun gezicht, hun helmen, alles. Met de hitte begonnen de lichamen heel snel te ontbinden. En vliegen. Duizenden vliegen. Het zoemde, het wriemelde, het zag zwart van de vliegen. Ik heb nog nooit zoveel vliegen bij elkaar gezien. Als bij het kreng van een buffel wanneer je hem doodgeschoten hebt. Hij is net omver gevallen, hij reutelt nog en ze zijn er, de vliegen. Bloed van mensen of dieren ruikt hetzelfde, geloof ik. Wat me vooral opviel bij die doden was dat ze allemaal heel ernstige gezichten hadden. Hun ogen staarden en zaten onder de vliegen, maar hun mond had een heel ernstige trek. Tijdens hun doodsstrijd hadden sommigen hun kleren stuk getrokken, anderen hadden alles uit hun broekzakken gehaald, of hielden amuletten omklemd, of hadden de handen vol aarde. Al vóór elf uur begonnen de meesten te zwellen en te stinken en overal weerklonk zacht geborrel van gistende lichaamsgassen. Waar bloed was trok de huid in zwarte korsten samen en de vingers en tenen werden wit en er kwamen blaren op. De mannen deden heel vreemd in het begin. Opgehitst liepen ze tussen de lichamen en er weerklonken wilde kreten zoals tijdens een jachtpartij zodra de groep een prooi in de netten gevangen heeft. Hier en daar ging een schot af, en als ze niet goed wisten of iemand al dood was, keerden ze met hun voet het lichaam om, zonder zich te bukken en sommigen schoten voor alle veiligheid nog eens en nog eens. Dan legden ze hun wapen neer en sleurden een lichaam aan een voet of een arm over de grond naar de plaats waar de lichamen verzameld werden. Ze lachten en maakten grappen en de kok bereidde een uitgebreid middagmaal van rijst, verse groenten en de kippen, die we in de vrachtwagens van de Baluba gevonden hadden. Er heerste een vreemde intimiteit met de dood. Aan begraven dachten we niet, ik liet Mwembu de order geven de brandstoftanks van alle voertuigen te vullen met de reservejerrycans, en de benzine die overbleef, werd op de hoop Lijken gegoten en toen de benzine met een verdoofde ontploffing in brand vloog, steeg er gejuich op, het gezoem van de vliegen werd nu vervangen door het zuigen, knetteren, knappen van de vuurgloed, de vlammen sloegen hoog op, de lichamen zwollen, barstten open, er weerklonk gekis, er steeg een vuile walm uit de vlammen, en toen na een half uur de temperatuur hoog genoeg was, barstten één voor één schedels open met een klap als gepofte reuzekastanjes. Telkens als er een kop uit elkaar vloog, lachten de mannen en klapten ze in de handen, en er waren genoeg kippen om er voor iedere man één te braden, en toen de pittige geur van gebraden kip zich vermengde met de scherpe schroeilucht van de brandstapel, maakten ze gulzige smakgeluiden en klopten op hun borst, ik had al enkele slokken van de whiskyfles genomen om de lijksmaak uit mijn slijmvliezen te spoelen, en ik betrapte me erop dat ik na een kwart liter whisky een beetje idioot stond te grinniken bij het hele gedoe, dat me al verschrikkelijk gewoon leek. Toen ze zagen dat ik whisky dronk werden overal flessen inlandse arak te voorschijn gehaald en ze zetten de fles aan hun mond net als ik. Toen de benzine opgebrand was, twintig jerrycans van twintig liter, waren alleen de lichamen aan de buitenkant helemaal zwart geblakerd en gekrompen, sommige waren in de vreemdste bochten gekronkeld. Van de fles van iedere pelotonscommandant moest ik een symbolische slok nemen, koppiger spul kan je je moeilijk indenken, je worgt het door je keel en het is alsof je een klap van een zware hamer op je schedel krijgt. Op dat ogenblik - ik had die dag nog niet gegeten en ik werd dronken - kreeg ik een stupide gedachte, ik dacht: de echte pijn van de dood is niet lichamelijk, maar het eenvoudige feit dat we het leven moeten verlaten. Toen dacht ik eraan dat ik nog geen radioverbinding had gehad met de F.M.-zender-Luluabourg, maar het kon me niks verdommen, ik dacht: jullie kunnen de pest krijgen en met de mannen heb ik toen rijst en gestoofde prei en kip gegeten, uit een aluminium eetketeltje, zo maar met mijn handen, en ik had geen servet nodig, ik geloof dat ik nog nooit zo heb gevreten als toen, en ik heb er pure whisky bij gedronken, de hele fles is eraan gegaan. Het radiobericht 'Contact Vijand' was toen al acht uur over tijd. Ik herinner me alleen nog min of meer duidelijk dat, toen ik met dubbelslaande tong meldde: figures one zero eight Baluba gedood, ze in Luluabourg bevestiging vroegen, en ik riep woedend: I say again figures one - zero — eight Baluba gedood godverdomme! en voegde eraan toe dat we Asap koers zetten naar het garnizoen voor dringende aanvulling munitie en Pol, out ! riep ik tegen alle regels in de microfoon en gooide de radio dicht. Nou, je begrijpt wel dat er wat zwaaide toen ik het kamp binnenreed. De korpscommandant deed weer enorm uit de hoogte zoals altijd als hij nuchter was, hij begon te kankeren over mijn uniform, en dat ik niet geschoren was en dat ik tenminste de beleefdheid kon nemen mijn stofbril om mijn nek weg te halen, het ergste van al was dat de papieren voor de buitgemaakte wapens slecht ingevuld waren en toen voelde ik opeens dat ik niet meer verantwoordelijk was voor mijn reacties, gelukkig was er niemand anders in het bureau, ik vloog van mijn stoel overeind en blafte hem toe dat ik net van een actie tegen de vijand teruggekeerd was, maar dat zoiets natuurlijk niet doordrong tot het stompzinnige brein van bureelratten die zich alleen met gezeik bezig houden, ik draaide me om en liep zonder te salueren of iets naar buiten. Hij riep: Luitenant, kom hier! Luitenant, ik geef u het militair bevel hier te komen!, maar toen was ik de gang al uit en buiten, waar ik in mijn jeep sprong en naar het bureau van S4 reed voor bevoorrading. De vent daar zag dadelijk dat ik over mijn toeren was en reageerde wijs, dit wil zeggen hij hield zijn bek en vroeg zelfs niet wat er gebeurd was. Hij had blijkbaar de met bloed besmeurde uniformen van mijn mannen gezien en aan hun woeste koppen gemerkt dat hij zich er beter buiten kon houden. Nou, en we kregen de brandstof en de munitie en ik reed naar de winkel van Sedec en bestelde veertig Nicholson vijlen, de beste die er te krijgen zijn, ik voerde de kolonne tot in de savanne tussen Luluabourg en Demba en daar vonden we een rustige koele plek om het bivak op te slaan en te rusten. Nabij de rivier Mazangoma, waar parasolbomen zijn en kort gras, kochten we een koe in een dorp en die hebben we helemaal opgevreten, met veel bier en lawaai, nadat we de voertuigen hadden schoongemaakt en de uniformen gewassen. De ochtend daarop had ik wel enige moeite om de discipline er weer in te krijgen, ze begrepen echter gauw genoeg dat ik geen bende wilde, maar een compagnie elite-soldaten, ik liet een uur drill geven en hield een korte toespraak om de puntjes weer op de i te zetten, je kan niet geloven hoe vlug een situatie uit de hand loopt. Een hele week gebeurde er niets. Ik hield clan-vergaderingen met de hoofden en telkens voerde ik hetzelfde stukje op met de radio's, messenwerpen, een boom middendoor schieten enzovoort, en savonds, als de vergaderingen afgelopen waren, reed ik ergens naar een rustige plek en we sloegen het bivak op. Je mag nooit slapen waar je opereert, dat is het principe van de vos die ver van zijn hol kippen gaat stelen. Toen ik op 30 augustus langs Luluabourg reed om te bevoorraden, was de bestelling van vijfenveertig Australische hoeden maat zevenenvijftig bij Sedec aangekomen, het effectief was toen nog volledig behalve Kanza die we nog niet vervangen hadden, de twee verplegers telde ik niet, de hoeden zaten in twee kartonnen dozen, ik liet ze in een truck laden en savonds, nadat het bivak was opgeslagen, liet ik de manschappen aantreden. Ik haalde een stapel hoeden uit een doos, er weerklonk verbaasd gemompel, ik liep langs de gelederen en gaf aan iedere man een hoed en als de eerste stapel op was, liep ik weer naar de doos en nam een andere. Blij als jongens die een geschenk van hun pa krijgen, pasten ze de hoeden en maakten één kant van de boord aan de kop vast met de drukknop net als ik, en toen iedereen zijn hoed op had, zei ik dat sergeant-majoor Mwembu en de sergeant van het A peloton het recht hadden voortaan een reep luipaardehuid om hun hoed te dragen omdat ze door hun moedig gedrag de vernietiging van de troep Baluba-honden hadden veroorzaakt, ik drukte beide helden de hand en mijn kop eraf, op dat ogenblik zou mijn eenheid voor mij door het vuur gegaan zijn. Toen trad sergeant-majoor Mwembu naar voren en verklaarde, dat hij alleen de reep luipaardhuid om zijn hoed zou dragen als ik het ook deed en iedereen schreeuwde luid en klapte in de handen. De ochtend daarop had iemand zonder dat ik het merkte, de reep om mijn hoed bevestigd. Die hele week hielden we dus braafjes vergaderingen en de gewestbeheerders reden met ons mee en de hoofden beloofden dat ze naar de oude dorpen zouden terug keren, en iedere avond werd er gezorgd voor een uitgebreide, gevarieerde maaltijd met vlees of vis en groenten en bier en een pakje sigaretten per man en een blik perziken als dessert. De laatste tijd heb ik een enorme eetlust, My. Ik denk dat het van de spanning is. Er gebeurt eigenlijk niets en toch voel ik me opgejaagd als een beest. Voor drie september had ik een harde kompasmars van zestig kilometer voorzien, want ik was anderhalve kilo bijgekomen en bij de mannen ging de fut er ook uit, dat kon je merken aan allerlei kleine dingen. Maar die kompasmars hebben we nooit gedaan. Op twee september, om tien voor zeven in de ochtend kwam een jonge Lulua totaal buiten adem per fiets het bivak binnenvallen. We wilden net doorrijden naar de plaats waar een vergadering was. De Lulua kon de eerste minuten geen zinnig woord uitbrengen, zo uitgeput was hij. Het klassieke geval. De avond tevoren was een Lulua-dorp, net terug uit de clandestiene verblijfplaats, door Baluba overvallen en uitgeroeid, de huizen platgebrand, geplunderd, en hij alleen was ontsnapt, zei hij, ik vroeg hem de naam van het dorp, ik keek op mijn lijst, het telde normaal éénennegentig mannen, totale bevolking tweehonderdzesendertig, onderafdeling Shingelele, ik liet alarm slaan, de mannen renden in gevechtskleding, met rugzak en helm naar de vrachtwagens en een minuut later waren we op weg, het bivak werd bewaakt door twee schildwachten, de kok en een verpleger, de Lulua zat bibberend van kou op de radio van mijn jeep, zijn fiets was in een truck geladen, en de kolonne ging er full speed van door. Om tien over negen reden we het dorp binnen, het lag vlak aan de rijksweg, helemaal niet afgelegen, en ik liet de mannen uitstappen. Ik zeg wel dorp, als je twee dubbele rijen verkoolde, rokende palen een dorp kunt noemen, maar dat was niet alles. Overal lagen lijken, mannen, vrouwen, kinderen, in alle houdingen, niet doodgeschoten, wel in stukken gehakt, op palen gespietst, de handen en voeten afgehakt, onthoofd, de mannen allen zonder uitzondering met een groot bloederig gat tussen de benen, en bloed, bloed, de aarde was er van doordrenkt, overal hing de weëe stank van ontbindend bloed, en vliegen, het dorp zoemde van de vliegen in de vochtige hitte van het regenseizoen dat net begonnen was. De mannen liepen met gevelde geweren tussen de lijken door, een beetje hulpeloos want hulp kon hier niet meer baten, het enige wat overbleef, was een rapport maken en een radiobericht naar Luluabourg sturen met de naam van het dorp en het vermoedelijk aantal slachtoffers, want de Baluba hadden de gewoonte de jonge vrouwen mee te nemen voor eigen gebruik, en ik stond net op het punt het radiobericht door te sturen toen een korporaal naar me toe kwam lopen en me twee patroonhulzen toonde, hij had goed gekeken want de een was een .303 met een plat koperen plaatje waar het slaghoedje in gemonteerd is van een Lee-Enfield of een Brengun en de ander was een normale gegroefde .30 huls van een Fal van de Fabrique Nationale d'Armes de Guerre-Herstal-Belgique, mijn mond werd opeens droog, ik probeerde speeksel te maken maar het ging niet, ik ontbood snel de Lulua die ons was komen alarmeren en ik vroeg hem of de Baluba met geweren hadden geschoten tijdens hun overval, jawel, maar niet veel, zei hij, ze hadden het dorp omsingeld en het was niet nodig geweest de geweren vaak te gebruiken, iedereen zat in de val, ze hadden meer met machetes en speren gewerkt, en ik vroeg hem ook of ze met vrachtwagens gekomen waren, neen, zei hij, ze waren te voet en ze zijn ook te voet weer weggegaan, meer wist de Lulua niet, behalve dat ze een hoop geiten hadden doodgeschoten en de beste stukken mee hadden genomen, ook hadden ze stukken uit de billen van vele bewoners gesneden, maar dat had ik ook gezien, de hele familie van de jongeman was uitgemoord, hij was doodop en had een absoluut lege blik, we gaven hem een K-rantsoen, maar hij kon geen hap door zijn keel krijgen, hij zou met ons meegaan, hij had toch niets anders meer te doen, ik stuurde enkele mannen uit om de voetsporen van de Baluba te zoeken en binnen een minuut hadden we ze gevonden, diepe verse sporen, het had veel geregend, de meeste waren van blote voeten maar er waren ook enkele sporen van schoenen, en toen kwam een soldaat aangerend en die wenkte me nerveus, ik liep met hem mee en toen liet hij me een groot schoenspoor zien met de afdruk van geribde zolen zoals wij er onder onze laarzen hadden, nu was er geen twijfel meer mogelijk, dat was het dus, ik had al vanaf het begin het voorgevoel gehad dat het ons boven het hoofd hing, maar toen ik zekerheid had, voelde ik me opeens moe, niet de goede fysieke moeheid van een harde kompasmars die verdwijnt na een bad en een stevige maaltijd, het was alsof mijn bloeddruk opeens pijlsnel omlaag ging en ik moest enkele malen diep ademen om de beklemming uit mijn borst weg te krijgen, ik denk dat een echtgenoot zich zo moet voelen, die wel vermoedt dat zijn vrouw hem bedriegt, maar nooit zeker is geweest, en dan doet hij opeens de slaapkamerdeur open en hij ziet het, ik liet verzameling fluiten en liep langs de gelederen, ik liet niet merken dat ik kapot was, ik vroeg of iedereen zich okee voelde, of ze hun rantsoenen bij zich hadden, de zoutpillen, en of de wapens in orde waren en de munitiezakjes gevuld, dat was eigenlijk overbodig, maar ik wist hoe belangrijk zoiets is voor het moreel van de troep, ze voelden natuurlijk dat er iets op til was, ik hield een korte briefing met Mwembu en de pelotonscommandanten, een ultra-korte briefing zoals ze dat gewend waren, de pelotonscommandanten antwoordden instemmend met een klikkend keelgeluid, ze hadden godnogantoe hun amuletten zomaar bloot om hun nek hangen, hun ogen zagen rood van de hennep, ze waren buiten zichzelf van bloeddorst, Lisangi was toen al een kwartier bezig drie kurken zwart te branden, en voordat de groep vertrok, overhandigde hij ze en ik maakte vlug mijn gezicht en armen zwart, straks als het warm werd, zou het zwart er in min of meer vertikale strepen aflopen, en die godverdommese jeuk en de smeerboel als je per ongeluk een mug doodsloeg, vanwege het regenseizoen waren ze met miljoenen komen aanzetten, en de lucht zag wit van de vlinders, die in de plassen op de weg zaten te azen, we hadden er duizenden platgereden maar ze bleven in wolken voorbijvliegen, en toen begonnen we in ingehouden speedmars het spoor te volgen, de groep Baluba had zes, hooguit zeven uur voorsprong, en dat was niet weinig, de mannen waren hitsig als een meute jachthonden die een bloedspoor hebben gevonden, maar ik controleerde strikt het tempo, want we hadden vijf- a zevenentwintig kilogram op onze nek, we didn't travel light, My, maar er was geen alternatief, de Baluba hadden twee aanzienlijke voordelen, hun voorsprong en het feit dat ze geen rugzakken droegen, één nadeel hadden ze echter en dat was kapitaal: ze wisten niet dat we ze op het spoor waren en dus zouden ze wel de een of andere stommiteit uithalen, tegen de pelotonscommandanten had ik tot besluit gezegd: schieten en doden, allemaal, begrepen?!, op dat ogenblik wilde ik vooral de belediging wreken die de Mwata Yamvu me had aangedaan door me gedroogd mensenvlees voor te zetten, ik had het aan Mwembu verteld, die had tien minuten aan één stuk staan vloeken als een razende, en gezworen dat we de Mwata Yamvu een vrachtwagen vol gedroogde Baluba-penissen op zijn dak zouden sturen, en hij had in opperste minachting op de grond gespuwd, het vervolg is een aaneenschakeling van uren en uren beestachtig ploeteren door de natgeregende savanne, we kregen een zware regenbui en in een ommezien waren we drijfnat, en toen de zon er weer doorkwam begon alles te dampen met nevelslierten, heel mooi maar heel rot, je kleren plakken zo aan je lijf dat je er de stuipen van krijgt en de riemen van je rugzak snijden door je vel en je voeten doen vreselijk pijn in de natte sokken, maar er is gewoon geen tijd om de boel te laten drogen, alleen doorbijten, op dat moment zag je duidelijk het resultaat van de training, de K-rantsoenen lopend uit elkaars rugzak pulken en ze uit de vuist opvreten, en drinken, drinken, en als de veldflessen leeg zijn, ze vullen in een rivier en als er geen rivier is, gewoon uit een pl as, en die avond rustten we enkele uren, we droogden de kleren zo goed en zo kwaad als het ging, ik lette er alleen streng op dat iedereen schone sokken aandeed, het moest wel want ze waren te afgestompt om het uit eigen beweging te doen, we waren in enkele uren tijd een smerige, nerveuse, opgehitste bende struikrovers geworden en de sporen waren nog altijd vers of even oud, de Lulua die ons vergezelde, zei dat ze waarschijnlijk op weg waren naar een grote klandestiene nederzetting op ongeveer een dag en een nacht lopen van de rijksweg, en God weet wat ze van plan zijn, zei de Lulua die een diep gelovige jongen bleek want hij maakte een kruisteken terwijl hij dat zei, ik replikeerde dat God hier niet veel mee te maken had, maar wel onze adem en met een beetje geluk de kogels uit onze geweren en die hele nacht liepen we als maf, gelukkig stond de maan aan de hemel en waren er geen wolken, zo konden we de sporen makkelijk volgen, dat was onze enige kans om de Baluba in te halen en toen de dag aanbrak vonden we de as van enkele vuren, de as was nog lauw en hier en daar vonden we ook afgekloven geitebeenderen, Mwembu knikte en zei nerveus dat de afstand véél, véél kleiner geworden was, en hij verzamelde de mannen en beet hun gedempt toe dat er voortaan niet meer gerookt mocht worden of gepraat en als één het waagde op een tak te trappen, dan mocht hij zijn Australische hoed ter plaatse opvreten, de mannen giechelden toen hij dat zei, maar het was een heel serieuze grap, ik voelde mij gespannen als op buffeljacht wanneer het spoor warm wordt, en een uur later stootte de voorhoede op iets, dat belangrijk genoeg leek om een man naar mij toe te sturen, ik liep met hem mee naar de spits die zwijgend samentroepte, toen ik aankwam hoorde ik eerst vliegen zoemen en toen zag ik het, het waren de verminkte lijken van veertien Lulua-vrouwen, die de Baluba hadden gekidnapt, na gebruik hadden ze hen doodgeslagen met machetes en de beste stukken meegenomen, maar vooraleer hen dood te slaan hadden ze een symbolische daad gesteld, al de vrouwen hadden namelijk een vrij dikke puntige stok tot aan de keel in hun lichaam steken, te beginnen vanaf de vagina, waar gestold bloed en smeerlapperij aan de stok zat, en alles natuurlijk zwart van de vliegen maar stinken deden ze nog niet en dat was een goed teken, we hadden niet meer aan de Lulua gedacht, toen hij het zag, begon hij te jammeren en door de modder te rollen, hij sloeg hysterisch op zijn borst en trok al de kleren van zijn lichaam, er was een zuster bij van hem en een tante, ik had hetzelfde gevoel, My, als de vorige dag met die F.N.-patroonhuls, mijn slokdarm deed pijn alsof ik per ongeluk een teug zure melk naar binnen had gekregen die ik niet meer uit kon spuwen, en ik begon te beseffen dat ik voortaan de mannen niet meer zou kunnen tegenhouden om bepaalde dingen te doen, op het ogenblik dat ik zogenaamd de operatie tot elke prijs onder controle moest houden, je had de uitzinnige gloed in hun ogen moeten zien, het was alsof alle moeheid opeens uit hun lichamen verdwenen was, en wat het uur daarop gebeurde, dreef de hele toestand op de spits, eindelijk kom ik aan de passus uit het begin van deze brief: korporaal Joseph Kamangu, die door een sluipschutter met een giftige pijl werd gedood, en de soldaat die per ongeluk drie afgevijlde machinepistoolkogels in zijn rug kreeg, het was alsof we allemaal een slag met een knots op ons hoofd kregen, de eerste ogenblikken knielden Mwembu en ik ongelovig bij de lichamen van onze kameraden, de compagnie lag in dekking met de vinger aan de trekker, het was in een galerijbos bij een rivier, de ideale plek voor een hinderlaag, en we vonden de sluipschutter, hij lag op ongeveer zeven meter van de begane grond tegen een dikke tak van een eshelegaboom aan geplakt als een eekhoorn, hij had een kleine boog in de handen, we zagen hem ademen, maar hij bewoog niet, Mwembu riep dat hij naar beneden moest komen, gevolgd door een onnoemelijke stroom scheldwoorden, maar de Moluba bewoog niet, en toen moest ik het lang afgesproken spelletje kruis-of-munt doen met soldaat eerste klasse Kitoko, Onze Mooie Jongen, in een onbewaakt ogenblik, weken geleden, had ik hun uitdaging aangenomen, maar nu het zover was, protesteerde alles in mij tegen iets wat ik nu móest doen, anders was het voorgoed uit met mijn prestige, ik had één kans en dat was het spelletje verliezen, maar ik won, My, godnogantoe, ik die anders nooit dergelijke spelletjes win, ik won, telkens gooide ik kruis, en ik kreeg een Fal, het kon ons niet meer schelen dat de Baluba misschien de schoten zouden horen, en ik schoot een kogel door zijn pols en één door zijn kniegewricht en toen viel hij uit de boom, de sluipschutter, toen hij met een doffe smak op de laag bladeren terecht kwam, dacht ik, net een aap die uit een boom valt tijdens de jacht en ik probeerde hem te beschouwen als een dier maar het ging niet, als afgesproken gaf ik de Fal terug aan de soldaat, deed mijn rugzak uit, maakte enkele spierbewegingen om de stijfheid uit mijn schouders te krijgen, ik ademde diep in en trok de machete uit de schede, het staal weerklonk helder toen ik het uit de leren schede trok, de sluipschutter leefde nog, hij drukte de kin tegen zijn borst en sloot de ogen, en ik hakte, toen het staal van de machete de nekwervels raakte, gaf het een even heldere klank als toen ik het uit de schede trok en ik moest drie keer hakken voordat het hoofd op de grond rolde en het bloed borrelde uit de halsslagaders als uit een bron, ik veegde de machete af aan een bundel bladeren en stak 'm terug in de schede, en terwijl twee kuilen werden gegraven voor de dode kameraden, rookte ik tegen alle voorschriften een sigaret, om de twee seconden deed ik een trek en inhaleerde en blies de rook uit en mijn rechterhand beefde dermate dat ik de sigaret niet zonder hulp van de andere hand tussen mijn lippen kon krijgen, mijn maag was leeg op dat ogenblik, maar ik moest voortdurend zure oprispingen wegslikken en het was alsof ik nooit meer iets door mijn keel zou kunnen krijgen, tijdens de hinderlaag aan de grens van Luebo en Kazumba had ik misschien wel dertig Baluba met de mitrailleur neergemaaid, tijdens het schieten was ik enorm opgewonden geweest, maar nadien was ik doodkalm, nu was het net andersom, tijdens het hakken had mijn hart geen klop sneller geslagen dan normaal, maar nadien, nadien had ik een opwelling moeten onderdrukken om niet opnieuw te hakken in die Moluba, tot hij helemaal klein gehakt zou zijn, ik werd opeens bezeten van een onweerstaanbare vernietigingsdrift, gekoppeld aan een ontzettende angst voor de lichamelijk pijn, die ik zelf toebracht, maar het was opwindend, heel opwindend, als er op dat ogenblik een vrouw in de buurt was geweest, om het even welke, dan zou ik kort en beestachtig met haar gepaard hebben en haar daarna misschien doodgeslagen met de machete, ik weet het niet, je kan je gewoon niet voorstellen hoeveel bloed een mens in zijn lichaam heeft, je hakt en het spuit er aan alle kanten uit en het blijft spuiten als een kraan, er zaten bloedspatten op mijn uniform en mijn handen waren helemaal rood en ze kleefden alsof er verf op zat, ik denk dat een mens die een ander mens met de handen heeft gedood, nadien nooit meer op dezelfde manier kan denken of voelen, iets wordt definitief van hem afgetrokken als de huid van een levend gevild dier, hij is voortaan gedoemd om verder te leven in een toestand van latente waanzin, een verschrikkelijk isolement dat even ophoudt als hij opnieuw een mens doodt of een orgasme ervaart, en dan doemt het spook weer op, erger dan ooit tevoren, en nadat de twee kameraden begraven waren, zonder plechtigheid, daar waren we te afgestompt voor, stak ik hun identiteitsplaatjes in de zak van mijn combat shirt, alleen de wapens namen we mee, en toen gaf Mwembu me een halssnoer met twee doorboorde beentjes eraan, een stukje kaakbeen van een klipdas Ebea en de hoektand van Mambomo, mijn totemdier, ze kwamen uit het woud van de Bokoi, zei hij, maar het geeft slechts bescherming als je erin gelooft, ik hing het snoer om mijn hals en vanaf dat ogenblik was het alsof mijn bevelen veel gewilliger werden opgevolgd, ik had nooit te klagen gehad over gebrek aan discipline, maar nu was er iets anders bij gekomen, het was alsof we elkaar bij het eerste woord begrepen, een beetje als jij en ik, My, zeldzaam is zoiets en het vergemakkelijkt vele dingen, en toen zetten we opnieuw de achtervolging in, de sporen waren vers, en de Baluba werden onvoorzichtig, die middag om klokslag twee uur hoorden we in de verte twee geweerschoten kort na elkaar, we versnelden het tempo en om kwart voor drie vonden we de darmen en de kop van een rietbok, een grote antiloop met oneetbaar vlees, de darmen waren nog warm en het bloed was nog niet helemaal in de grond getrokken, ik stuurde een verkennersafdeling voorop met verrekijkers en die pasten onze vaak ingeoefende methode met dierenkreten toe, ik zal je die wel eens uitleggen als we weer bij elkaar zijn, en om halfvijf, een uur voordat de avond in zou vallen, kwam de verkennersafdeling terug in een vreselijk opgewonden toestand, ze zeiden dat de Baluba plotseling halt hadden gehouden en dat ze ons rechtop stonden af te wachten, Mwembu greep de korporaal sectiecommandant bij zijn hemd en vroeg uitleg over die nonsens, de Baluba staan klaar met veel amuletten en veren op hun lichaam, ze dansen en roepen en wachten op ons, sergeant-majoor, zei de korporaal die erg zweette en van opwinding bijna niet kon spreken, ik hield een briefing en zei kort: rugzakken hier achterlaten, formatie B op bevel, één fluittoon, en alleen schieten als ik begin te vuren, Asap kogel in de loop en veiligheid op, en nu veel lichter gingen we er vandoor in onze speciaal getrainde trage looppas van negen kilometer per uur, een tempo waar je niet van buiten adem raakt, we hadden onze helmen opgezet en als een meute jachthonden slopen we in tirailleurs-formatie vooruit en na een kwartier konden we het geschreeuw duidelijk horen, ik liet halt houden en klom op een termietenheuvel, in de verte zag ik een grote groep negers tussen bomen staan, onder de bomen groeide kort gras, dat zag ik nadat ik de Zeiss 8 x 50 scherp had gesteld, we waren toen tot op minder dan vijfhonderd meter genaderd, ik gaf een kort signaal met het politiefluitje en halfgebukt, in V-formatie slopen we naderbij, ze kregen ons in het oog en begonnen nog luider te schreeuwen en toen we op tweehonderd meter waren genaderd, zag ik dat ze als gekken stonden te dansen, ze stonden op de oever van een smalle rivier onder dunne bomen, ze hadden speren in de hand, machetes en geweren, het was een hallucinant schouwspel, meer dan honderd Baluba, beschilderd, behangen met veren en amuletten, halfnaakt, wild schreeuwend, die in sprongen naderden toen we tot op ongeveer vijftig meter gekomen waren, ik drukte de veiligheidspal van de Thompson omlaag en met de vinger aan de trekker wachtte ik op de Baluba die nu schijnaanvallen begonnen te doen tegen een ingebeelde vijand, mijn hart klopte wild in mijn keel en mijn borst deed pijn, ik kon nu duidelijk hun gezichten onderscheiden en ik kon ook de woorden horen die ze met rauwe keelklanken uitstootten, ze zaten boordevol hasjisj, toen slingerde er een zijn speer in onze richting, deze kwam trillend in het gras terecht en toen begon ik met enkelvoudig vuur vanuit de heup te schieten, ik schatte dat ze nog ongeveer twintig meter van ons af waren, onmiddellijk gingen aan alle kanten geweerschoten af, overal zag ik Baluba omvertuimelen, maar de anderen letten daar niet op, ze naderden dansend als gekken en ik mikte zorgvuldig en met ieder schot trof ik doel op navelhoogte, ik zag het bloed uit vuistgrote gaten stromen, niet één liep nog door nadat hij getroffen was, en ik schoot en mijn mannen schoten, de M.G.'s gaven korte salvo's, ze vuurden kalm, spaarzaam, efficiënt, en naast mij stond Mwembu die evenals ik zijn doelen koos en kalm vuurde, en ik had mijn eerste clip van achtentwintig schoten niet eens leeggevuurd, toen alle Baluba dood of zwaargewond op de grond lagen, en niet één die een schot had gelost hoewel er nu geen sprake was van een hinderlaag, we slopen naderbij, het wapen in aanslag, op alles wat nog enigszins bewoog werd geschoten, het enige verschil met het vorig gevecht was dat de Baluba allemaal één of meer grote gaten in hun lichaam hadden en dat er veel minder munitie verschoten was, ze hadden zich vol hennep gestopt maar ze waren gewoon leeggebloed voordat ze weer hadden kunnen opspringen onder invloed van de hennep, en om de zaak rond te maken schoten we professioneel in het hoofd van ieder lijk dat we passeerden en het vloog uit elkaar als pap, we konden ons de luxe permitteren een beetje munitie te verspillen en nadat de mannen (ook de Lulua die te keer ging als een bezetene) zich nog gedurende een kwartier als wilden hadden gedragen tijdens het afhakken van de geslachtsorganen, die ze snel in bundels gras wikkelden, rookte ik een Player en keek de andere kant uit, toen mijn sigaret op was, floot ik verzameling en toen ze in het gelid stonden, zei ik dat ik trots op hen was en dat ze luipaarden met klauwen en tanden waren, en ook met kloten! riep ik, waarbij ze luid begonnen te lachen, ik moest herhaalde malen fluiten om ze tot bedaren te brengen, en toen gaf ik kort, militair het bevel om Asap de rugzakken te halen, daarna opslaan van bivak, warme maaltijd na wassen van lichamen en kleren, morgenvroeg een halve dag rust, scheren, uitrusting schoonmaken, inspectie wapens en opgeperste uniformen! riep ik waarbij ze opnieuw als maf begonnen te lachen, de avond viel langzaam en toen we allemaal bezig waren in het riviertje als een troep zeehonden, later vlijtige wasvrouwen, weerklonk opeens een stem vanachter de bomen die in het Frans riep: 'Lieutenant, je suis soldat de la Force Publique et de ce fait sous le coup de la Convention de Genève!', de mannen hielden op met wassen, ze konden geen beweging meer maken want iedereen had de stem herkend, slechts één bleef koelbloedig, en dat was Mwembu die poedelnaakt, snel als een kat naar zijn Thompson sprong en zich in dekking liet vallen, de anderen renden naar de oever naar hun wapens, en toen schreeuwde Mwembu: 'Kanza, sortez des rangs, nom de Dieu, espèce de sale fils de putain Mokongo!', ik fluisterde hem hevig in het oor dat hij nu geen stommiteiten moest uithalen, en dat ik Kanza wel uit zijn tent zou lokken, ik riep: 'Soldat de deuxième classe Antoine Kanza, sortez et rendez votre arme, approchez-vous avec les mains sur la tête!', en opeens, op geen twintig meter van ons rees Kanza uit het hoge gras op, in volledig gevechtstenue, hij gooide zijn Fal vér weg en naderde met de handen boven zijn hoofd, hij had Baluba-amuletten om zijn hals hangen en hij was fel vermagerd, almaardoor de Conventie van Genève inroepend kwam hij tot waar we in dekking lagen en toen zag ik dat hij drie gouden sterren op zijn schouderstukken droeg, ik stond op en zei spottend: 'Eh bien, capitaine de deuxième classe Kanza, ça va?', de mannen lachten natuurlijk om het flauwe grapje, de zenuwspanning ontlaadde zich en ze lachten, ze rolden over de grond van het lachen, maar het gelach verstomde toen Kanza, duidelijk onder invloed van hennep, zei dat ik zijn overste niet was met dat zwarte smoel, ik had me namelijk nog niet gewassen, en Mwembu vloog overeind, rukte de schouderstukken van Kanza's uniform en gaf hem een kopstoot dat hij met een bloedend gezicht op de grond vloog, de duisternis viel in, ik gaf order door te gaan met wassen en Kanza stevig vast te binden, de ochtend daarop zouden we het bilan opmaken en de buit verzamelen voor het rapport, de wapens en uitrustingstukken van de Baluba lagen overal verspreid, en met lendendoeken aan kookten we onze five-in-one-maaltijd, we verzamelden brandhout en maakten twee grote vuren en toen aten we en we hadden vreselijke honger, ik geloof dat sommige mannen wel drie normale porties naar binnen hebben gewerkt en toen zag ik in het licht van de vlammen dat ze pijpjes vulden met hennepbolletjes en mijn eenheid van elite-soldaten schoof zich toen in rekordtijd barstensvol Arabische hennep eerste kwaliteit, buitgemaakt op de vijand, en Kanza jammerde zacht en riep de Conventie van Genève in en Mwembu schreeuwde: 'Ta gueule, espèce de sale nis de putain Mokongo, nom de Dieu!, en toen zweeg Kanza een poos en hij had dorst, riep hij, maar we gaven hem niet te drinken, en de blanke luitenant schoof mee hennep met zijn manschappen en hij zweefde, My, als een koningsadelaar en de tijd stond stil en hij begreep weer de bomen, het water, het vuur en het universum en hij viel in slaap, naakt in het gras van de Afrikaanse savanne, de nachtelijke koude deerde hem niet, en toen hij de ochtend daarop met de zon wakker werd, rekte hij zich en dadelijk was hij een wild beest met soepele spieren en nauwkeurige bewegingen, en lucide, o My, wat was dat beest lucide, hij zou zijn moeder gewurgd hebben als die een aanmerking had gemaakt en de andere beesten gehoorzaamden hem feilloos, en Kanza-de-prooi lag met zijn kapot smoel te bibberen en om water te smeken, terloops gaf ik hem een harde trap tegen zijn ribben zonder hem zelfs een blik te gunnen, alleen de buit interesseerde mij, de oorlogsbuit, wapens, wat houd ik van wapens! De buit bestond die ochtend uit de meest belachelijke hoop rommel die ik ooit in mijn leven heb gezien, hoofdzakelijk veren, repen dierehuid, pijltjes, bogen, fietskettingen, machetes, speren en silexgeweren, voorts nagemaakte oorlogswapens met withouten kolven en eindjes gaspijp, totaal onbruikbaar als kinderspeelgoed, ook de munitie was een merkwaardig allegaartje, een uitgebreid staalboek uit de wapenindustrie van alle landen, onder meer Express .405 patronen om olifanten te schieten, 375 Magnum, Kynoch Destructor bullets, Brenneke-balles à hélice, een hoop .22 Long Rifle, allemaal zorgvuldig verpakt in sigarenkistjes met veren en amuletten eromheen gewonden, duidelijk gestolen bij blanken door huisboy's in opdracht van de rebellen, de enige wapens met gevechtswaarde waren een verroeste Brengun zonder magazijnen met een kist munitie .303 in bulk, dus waardeloos, twee geladen Lee-Enfield geweren en de Fal van Kanza die welgeteld nog zes patronen bevatte, zijn hele voorraad ocharme, ik noteerde alles zorgvuldig in mijn rapport, Mwembu en vijf mannen rangschikten de buit, ik besloot de manschappen niet te vermoeien met een te zware vracht en ik liet de geweren behalve de Fal krom slaan en in het water gooien, de rest van de rommel ook en de munitie maakten we onbruikbaar door de koppen van de hulzen te halen met een tang en het poeder in brand te steken als schooljongens, en terwijl we daarmee bezig waren, werd ik me opeens bewust van de absurde, waanzinnige confrontatie van magie met techniek en iets werd toen definitief zonneklaar voor mij: dat de notoire stommiteiten van slechts twee generaties autoritair denkende Belgen van de Kongolezen rebellen hadden gemaakt die niet zullen ophouden met vechten tot de laatste blanke zijn geprivilegieerde positie heeft opgegeven, want wij blanken houden kunstmatig een soort van onbegrijpelijke afstamming uit een godsbeeld in ere, een uit de lucht gegrepen transcendentie, daarom zijn wij ook zo onrustig, en hebben we de arbeid als doel op zichzelf uitgevonden om die metafysische onrust te sublimeren, het is vreemd, maar nergens is een blanke zo koortsachtig actief als in de tropen, iedere blanke is een Individu, een Bewustzijn met daartegenover de zwarte wereld die sedert de aanvang van zijn bestaan anoniem is geweest, het bewustzijn dat nog niet is opgedoken uit het oorspronkelijk Woud Van Het Onbewuste, duizenden jaren leefden de zwarten in een kleine, gesloten gemeenschap, in de schaduw van clanoversten en fetisjen, zandkorrel in een zandhoop, zonder vrijheid of verantwoording, en toen werd in enkele jaren die oeroude samenleving door de komst van de blanken letterlijk uit elkaar gehaald, maar alles liep vooralsnog gesmeerd, de mannen sloegen vrolijk de geweerlopen krom en gooiden alles in het water, de zon scheen, de kleren waren droog, het bivak leek wel een zigeunerkamp, aan de vier hoeken had ik echter waarnemingsposten met verrekijkers uitgezet en overal weerklonk gelach, gepraat van soldaten-op-rust-na-een-zware-opdracht, de uitrusting werd gepoetst, de wapens gedemonteerd en schoongemaakt, om twee uur smiddags had ik appèl en inspectie vastgesteld, het enige waar ik me een beetje ongerust over maakte, was mijn gezondheidstoestand, al drie keer had ik enorme buikkrampen gekregen, maar na de ontlasting voelde ik niets meer, gewoon shit zoals zo vaak in de tropen, ik moest ook abnormaal veel drinken, maar dat weet ik aan de zware inspanning van de vorige uren, nog twee dagen en dan als de wind naar Kamina, rusten, vrijen met mijn wijfje, ach, en de inspectie om twee uur verliep normaal, alles was perfect, de rugzakken wogen veel lichter en net wilden we de terugtocht aanvangen naar de voertuigen, toen Kanza verklaarde dat we niet al de oorlogsbuit gevonden hadden, we hadden ons nog niet met hem bezig gehouden, dat was de taak van de Krijgsraad in Leopoldstad, zo, zei ik, en wat heb je ons nog te leveren als supplementaire oorlogsbuit, kom maar mee, luitenant, zei hij, Mwembu, twee soldaten en ik volgden hem, het wapen in aanslag, vinger aan de trekker, en ergens in het hoge gras, achter een termietenhoop, lagen twee houten kisten met Mills-handgranaten, ik liet ze openmaken met een bajonet en ze bleken niet geladen, maar ik vond de dozen met lonten, gelukkig groene van vijf seconden, ik laadde twee handgranaten, zei dat ze in dekking moesten gaan liggen achter de termietenhoop, ik trok de ring uit de eerste en gooide de granaat over de termietenhoop, ik zag de lepel vliegen, de nijdige ontploffing weerklonk oorverdovend gevolgd door het bekende gefluit van de scherven, en de tweede probeerde ik zo goed en zo kwaad als het ging te timen, de marge was alleszins behoorlijk genoeg en ik verklaarde mij dus de gelukkige bezitter van achtenvijftig Mills-handgranaten, een gewicht van bijna negentig kilogram, we sleurden de twee kisten tot bij de mannen en ik verdeelde de ongeladen handgranaten over de rugzakken, ook de twee kisten die ik op de rug van Kanza liet vastmaken, de twee dozen met lonten stak ik in mijn eigen rugzak, en toen gingen we op weg, nadat ik de mannen verplicht had de sporen van het bivak zoveel mogelijk uit te wissen, de lichamen van de Baluba begonnen toen al vreselijk te stinken, almaardoor moest ik hen wijzen op dergelijke vervelende disciplines, het hing me ook de keel uit, maar ik had al gemerkt dat elk toegeven op dat punt fataal kon zijn voor meer essentiële taken, van Kanza had ik vernomen dat de groep volledig was uitgeroeid, hij zou ons letterlijk overstelpt hebben met allerlei nuttige inlichtingen, maar ik had besloten hem de avond daarop even op de rooster te leggen, en ik beval vrije mars, met een behoorlijk tempo, maar niet geforceerd, en toen bleek dat enkele mannen ook af te rekenen hadden met buikkrampen, de verpleger had ze houtskoolpillen gegeven, maar het hielp niet, en geregeld verlieten ze even de kolonne om te hurken in de savanne, wat enige hilariteit verwekte en allerlei perfecte nabootsingen met mondgeluiden, omstreeks halfvijf vonden we een goede plek om te bivakkeren, en de laatste five-in-one-rantsoenen gingen er aan, het werd tijd dat we terug bij de voertuigen arriveerden, en na de maaltijd, in een vrij ontspannen sfeer, liet ik Kanza onder het roken van een Player gewoon praten, maar ik kwam eigenlijk niets essentieels te weten, zijn inlichtingen betroffen een te lage echelon, met name de opdrachten van de groep-van-honderd, die nu toch niet meer bestond, maar tot mijn verbazing vernam ik dat er ongeveer honderd dergelijke groepen gevormd waren, hun enige probleem was het nijpend gebrek aan moderne vuurwapens, ik kon niet te weten komen waar de Mwata Yamvu ze precies vandaan kreeg, van een Chinees uit Dar-es-Salaam?, neen, daar had Kanza nog niet van gehoord, wel stond op mijn hoofd de premie van twintigduizend frank en op het hoofd van ieder van mijn soldaten tweeduizend, betaald door de Mwata Yamvu der Baluba, de man die heerste over een volk dat sedert 1885 geen druppel bloed meer had vergoten uit loyaliteit met de zo geliefde Belgische overheden en die zijn gasten onder meer gedroogde Lulua voorzette, toen Kanza over die premie praatte, werd ik vreemd genoeg helemaal koud, als vlak vóór een gevecht voelde ik de adrenaline in mijn bloed komen en een seconde daarop begon ik te bibberen en onder mijn oksels te zweten, je raakt er nooit aan gewend, My, je wordt telkens iets wijzer, dat is alles, één inlichting deed me echter even opschrikken, maar ik geloofde het niet voor honderd procent, ik registreerde alleen maar, Kanza zei dat hij had horen vertellen dat een Chinees een groep Lulua opleidde in guerrilla-tactiek met moderne vuurwapens, niet in de eerste plaats om de Baluba te bevechten, maar om onze compagnie in een hinderlaag te lokken, ik vroeg hem welke moderne vuurwapens hij bedoelde, maar dat wist hij niet, en toen gingen we slapen, tweemaal controleerde ik met Mwembu de schildwachten die strenge consignes hadden, maar alles was perfect, de mannen sliepen met kleren en laarzen aan, wapens binnen handbereik, kogel in de loop, veiligheid op, die nacht sliep ik heel slecht, My, dat gebeurt mij zo zelden dat ik me er telkens ongerust over maak, ik lag almaardoor te piekeren over de premies van de Mwata Yamvu op onze hoofden en over wat Kanza had gezegd van die speciale Lulua-eenheid, de ochtend daarop voelde ik me belabberd, ik verlangde er hevig naar, bij jou te zijn, gewoon maar bij jou, in je armen, om te praten, een whisky te drinken, wat te vrijen en te slapen, lang te slapen, die ochtend heb ik ook voor het eerst een luminal-pil genomen, want ik had het enorm op mijn zenuwen, zo'n pil is heel goed, maar het vermindert je concentratievermogen en het maakt je nonchalant op een manier die ik me als commandant van een eenheid niet kan permitteren, ik had uitgerekend, dat we ongeveer in de loop van de middag bij de voertuigen zouden arriveren, full speed naar Luluabourg, tanken, rechtstreekse radioverbinding met Roger en dan zo vlug mogelijk opkrassen, want ik voelde ook aan de manschappen dat we in een te korte termijn te veel van het goede hadden gekregen, in Kamina zou ik dadelijk de schroef aandraaien qua militaire discipline en technische training, je hebt geen idee hoe vlug alles ontaardt tot een soort van vrolijk banditisme, soms efficiënt, maar meestal heel gevaarlijk, en om twintig over twee, tijdens de heetste periode van de middag, de kolonne sjokte half verdoofd verder, hoorde ik een hoge schreeuw van een mens, de schreeuw werd abrupt afgebroken, er ontstond een vreselijke verwarring, ik hoorde schieten met Fal's aan de staart van de kolonne, ik was als verlamd, er weerklonk lawaai, geroep, enkele vuursto-ten van de M.G., en daarna niets meer, de hele geschiedenis had al met al een halve minuut geduurd, ik rende naar achteren met Mwembu, en daar werd alles heel gauw duidelijk, twee van mijn mannen hadden zich even moeten afzonderen wegens buikkrampen, ze waren door vier Baluba in de rug aangevallen en doodgeslagen zonder dat ze zich hadden kunnen verweren, één had de doodsschreeuw geslaakt, de Baluba waren op de vlucht gegaan, drie waren door mijn mannen doodgeschoten, de vierde leefde nog, hij had een aan stukken geschoten schouder, hij bloedde hevig, ik beval de verpleger de wond te verbinden, voor mijn twee mannen was het te laat, de hals doorgehakt, doodgebloed ter plaatse, één had geen geslacht meer, om de tweede te ontmannen hadden ze geen tijd meer gehad, de Baluba waren alleen gewapend met machetes, ik gaf order de lijken te verzamelen, die van de Baluba lieten we op een hoop liggen om te rotten, nijdig verbood ik hetzelfde met hen te doen als wat zij met onze kameraad hadden gedaan, ik zag dat dit heel slecht door de mannen werd opgenomen, ik beging een kapitale fout, maar een order is een order en ik gaf dus niet toe, de mannen hadden hun rugzakken afgedaan, dreigend stonden ze in een grote groep bij elkaar, met sombere gezichten, ze staken sigaretten op en inhaleerden nerveus, er werden twee kuilen gegraven, en opnieuw beperkte de plechtigheid zich tot het afnemen van de identiteitsplaatjes en het terzijde leggen van wapens en munitie, het reglement schreef een speciaal gebed voor dat ik moest uitspreken, maar dat was al te belachelijk, het reglement schreef eveneens voor dat we de dode vijanden een fatsoenlijke begrafenis moesten geven, maar dan hadden we de laatste week niet veel anders hoeven doen dan kuilen graven, de ezels die dat reglement uit hun duim hebben gezogen, weten natuurlijk niet dat een neger zich liever laat vierendelen dan het lijk van een lid van een andere stam te begraven, en toen de kuilen dicht waren, liep ik naar de gewonde Moluba, die met een bloederig verband om de schouder lag te kreunen, ik liet de grendel van mijn Thompson heen en weer schieten en richtte de loop op de borst van de Moluba, maar voordat ik een woord had gesproken, riep hij: 'Hij daar heeft ons het bevel gegeven, commandant, hij!', en hij wees naar Kanza, die grijs werd van angst en hevig protesteerde, hij stond daar als een zeikende hond met die twee kisten nog altijd op zijn rug en hij loerde naar alle kanten om een uitweg te zoeken, er steeg een soort diep gegrom op uit de mannen, ik had dit geluid nog nooit eerder gehoord, My, ik wist niet dat zoiets door een mens kon worden voortgebracht, en alles gebeurde toen onvoorstelbaar vlug, het was alsof ze de vertoning van tevoren grondig hadden gerepeteerd, eerst werd de Moluba door vier mannen letterlijk in vier stukken gehakt, hij had zelfs de tijd niet om een kik te geven, Kanza viel op zijn knieën en begon over de grond te kruipen, hij smeekte om genade en riep de Conventie van Genève in, maar ik waagde het niet tussenbeide te komen, de twee kisten werden ruw van zijn schouders gerukt, en dezelfde vier mannen die de Moluba in stukken hadden gehakt gooiden hem op de grond en grepen hem bij polsen en enkels, toen begonnen ze hem snel te martelen, eerst werd een oor afgesneden, een ander reet hem met een mes de mond aan één kant open tot aan het gat van het afgesneden oor, het geschreeuw van Kanza veranderde toen helemaal van klank, want zoals je weet is de mond een soort klankkast en toen de andere wang ook open werd gehaald en zijn gezicht één bloederige massa werd, kwamen de klanken alleen nog voort uit de stembanden, wat niets menselijks meer had, Kanza was toen al geen mens meer, hij was een hoop luiend, balkend vlees zonder bewustzijn of gedachten, hij was al ongeneeslijk krankzinnig, toen ze de eikel van zijn penis sneden, urineerde hij, toen er één met een mesje in de dijspier stak tot op het bot, spande hij zijn spieren en ging plat af, zij die niet meededen, moedigden de folteraars aan, iets beters of iets anders uit te denken, en ze spotten met Kanza, ze lachten onbedaarlijk, ze hadden allemaal een gloeiende, krankzinnige blik in hun ogen, enkelen begonnen pijpjes hennep te stoppen, ik ging op de grond zitten met m'n gezicht in mijn handen, maar af en toe keek ik even om te zien of al dat afschuwelijks nog niet ten einde was, Kanza had toen geen vingers meer aan de rechterhand en hij was nog altijd bij bewustzijn, een ander had een bamboesplinter gesneden en die werd in de aars geduwd, terwijl weer een ander tenen begon af te hakken, en ik kon niets doen, My, ik dacht, God in de hemel, laat het nu gauw voorbij zijn, of ik moet overgeven en dan wordt het verkeerd begrepen en ben ik voorgoed mijn gezag kwijt, de apotheose kwam vrij snel, na ongeveer een kwartier, op het ogenblik dat zijn geslachtsorgaan met twee rukken werd afgesneden, soldaat Antoine Kanza van de stam der Bakonga stierf toen volledig bij bewustzijn aan bloedverlies, op ongeveer twaalfhonderd kilometer ten oosten van zijn geboortegrond, de laatste klanken die hij voortbracht waren aa-aa!, wat maa-maa! betekende, maar zelfs zijn moeder zou het niet meer verstaan hebben, want toen had hij zelfs geen lippen meer, toen hij dood was, werd zijn hoofd afgehakt, de armen, de benen, alles werd bij de vier Baluba op een hoop gegooid, en toen werd de mars hernomen, omstreeks zes uur, bij het vallen van de duisternis kwamen we bij de voertuigen aan, ongeveer negentig procent van de manschappen had toen zware shit, dit zou een zaak voor de dokter worden als we in Luluabourg aankwamen, en hier lig ik dan, My, wanneer zal ik je zien? het is alsof ik je al maanden niet meer heb gezien, ik kus je, My, ik houd van je.
J.
My / 17 september - 01 november 1959
...Op het ogenblik dat ik de oprijlaan van haar huis in wilde slaan, het was al donker, zag ik in het licht van de koplampen, net op tijd, de grijze S.T.A.-pick-up van haar man, ik drukte zo hevig op de rempedaal dat de jeep zeker drie meter over het grint schoof, meteen begon de stekende hoofdpijn, ik maakte de omkeermanoeuvres heel langzaam als een leerling-chauffeur en ik weet niet meer precies hoe ik tot aan mijn bungalow ben gekomen, ik had voor de gelegenheid een palm beach uniform van Ahmed Bornou aangetrokken, uitgerekend met rijbroek, zwarte laarzen en sporen, ik stak het licht aan en in de spiegel zag ik de gedaante van een perfecte officier weerkaatst, ik begon hevig te klappertanden en ging bibberend als met hoge koorts in een tuinstoel op de barza zitten, ik probeerde het bibberen tegen te houden maar dat ging niet, ik nam twee luminalpillen 15 mgr maar de hoofdpijn wilde niet overgaan, het was de allereerste keer in mijn leven dat een zenuwschok alleen fysieke reacties teweegbracht, het was alsof mijn bewustzijn door iets uitgeschakeld werd, ik was niet meer in staat om gedachtenassociaties te vormen, mijn geest was ergens anders, ik nam een fles whisky, zette die aan mijn mond en de ochtend daarop omstreeks halfelf werd ik wakker met een hoofd dat zo'n pijn deed dat ik dadelijk weer twee luminalpillen nam, waarna ik totaal versuft ronddwaalde in het vage watten landschap waarin de bomen geen bomen meer zijn en de voorwerpen zacht zweven zonder geluid, en om zes uur savonds werd ik opnieuw wakker, ik had het uniform van bij Ahmed Bornou nog altijd aan, de rijlaarzen, de sporen, ik nam een fles gin, de whisky was op, en begon te drinken en zo zou ik doorgegaan zijn met alcohol-luminal-alcohol-luminal, als majoor Gils niet zesendertig uur na mijn aankomst was komen kijken wat eraan scheelde, want de kolonel wilde me absoluut spreken, met onnauwkeurige lettergrepen antwoordde ik hem dat ik verlof had, een hele maand nota bene, en mijn mannen ook, dat bijgevolg de Speciale Mobiel Compagnie voor een maand quasi-ontbonden was, en dat ik er bovendien sterk aan dacht om ontslag te nemen, want het leger was een bende beroepsmoordenaars-op-bevel, waartoe ik voortaan niet meer wenste te behoren, Gils greep me bij de schouders, schudde me door elkaar en snauwde dat de korpscommandant me godverdomme Asap wilde spreken en dat ik onmiddellijk te gehoorzamen had, en toen begon het bibberen en klappertanden opnieuw, uit mijn keel kwamen snikken, echter zonder tranen, Gils liep naar de keuken en doopte een handdoek in water, de koele aanraking van de natte handdoek kalmeerde de pijnlijke snikken, maar mijn handen bleven bibberen als maf, Gils liep naar de telefoon en een kwartier later stond kapitein D., militair arts van de Basis aan mijn bed, ik werd onmiddellijk naar het hospitaal overgebracht, waar ik een enorme spuit in mijn rechterbil kreeg, ik sliep vijftig uren aan één stuk en werd nog meer verdwaasd dan tevoren wakker, slachtoffer van een corrupte geneeskunde die de gemakkelijkste methode aanwendt door de gevolgen van een kwaal te onderdrukken zonder naar de oorzaken te peilen, en toen zag ik in het landschap van mijn kamer Gils met My binnenkomen, ik hield haar in mijn armen en streelde haar hoofdje en ze kuste en streelde mij en ik kuste haar tranen weg, ze noemde mij haar vent, haar lieve vent, dichter bij haar dan ooit na die lange brief van 7 september, de eerste biecht die iemand ooit tot haar had gericht, en we praatten rustig met z'n drieën als vrienden en het was goed, maar ze waren nog geen uur op mijn kamer, toen er werd aangeklopt en de aalmoezenier, compleet in burgerpak met een kruisje in het knoopsgat kwam op ziekenbezoek, inderdaad één van zijn talrijke uiteenlopende taken, hij deed biezonder opgewekt, hij praatte en praatte en keek af en toe met een schuldige, geile blik naar de dijen van My, en hij vroeg tot besluit of wij het laatste politieke mopje kenden, we zeiden nee in koor, kenden we dan de naam niet van de vrouw van Patrice Lumumba?, neen, die kenden we niet, hahaha, zei de aalmoezenier, Matrice Lumumba hahaha!, ik sloot mijn ogen om de walg te onderdrukken, en opende ze heel even toen hij afscheid nam van Gils en My, ik hoorde hem zeggen dat ik maar veel moest rusten want hij had vernomen dat ik een zware darmontsteking had doorgemaakt, ik spande me tot het uiterste in en rotschoft, dacht ik, gore gore rotschoft, majoor Gils trok zich kort daarop tactvol terug en My kwam bij me in bed liggen nadat ze het kaartje "Ne pas déranger s'il vous plaît" buiten op de deur had bevestigd, en we lagen zwijgend, ademend in elkaars armen, ik kon niets doen vanwege de drug, ze hadden me totaal vol drug gespoten, maar ze zei dat het helemaal niks gaf, dat ze van me hield en dat ze, als het moest, maanden bij me zou kunnen blijven zonder iets te doen, en toch heel gelukkig zijn omdat ze voor me zou kunnen zorgen, en om vier uur bracht de zwarte verpleger bouillon met beschuitjes en ze voerde me met een lepeltje en ik liet me alles welgevallen, en toen kwam ze opnieuw in mijn armen liggen en fluisterde in mijn oor dat ze op haar beurt een kleine biecht moest spreken, ze zei dat het eigenlijk goed uitkwam, dat ik niet bij haar kon komen, want haar man had dezelfde nacht dat ik haar had willen bezoeken, absoluut bij haar willen komen, en ze had zo'n afkeer gevoeld dat het niet ging, het was net alsof ik geen vrouw meer was, zei ze, en hij was te keer gegaan als een bezetene, de dokter had haar moeten onderzoeken en gezegd dat het was alsof iemand grof schuurpapier had gebruikt, de drug sneed mijn woedeaanval af maar ik kreeg opnieuw een reeks zenuwschokken door heel mijn lichaam en al mijn spieren deden pijn, kapitein D. kwam in allerijl een inspuiting geven, waarop ik opnieuw vierentwintig uur weggleed zonder te genezen, Roger Gils en mijn lieve Nachtvogel kwamen iedere dag op bezoek, kolonel stafbrevethouder P. niet, maar hij stuurde in plaats daarvan een visitekaartje met zijn beste wensen voor een spoedig herstel, met de stellige belofte dat ik vijf nieuwe manschappen zou krijgen om de verliezen van de S.M.C, aan te vullen, ik scheurde het visitekaartje in vele kleine stukjes en spoelde ze door de weecee, Gils had me verteld dat de kolonel zelfs niet zijn partijtje bridge had willen onderbreken bij de radiomelding van de verliezen, zijn enige zorg was, in welke termen het gevaarlijke rapport aan Q.G.-Leopoldville te formuleren, maar zijn termen aan mijn adres waren vrij lovend geweest, verzekerde Gils, misschien viel er wel een bevordering te verwachten, en om de twee of drie dagen kreeg ik ook een brief Par Avion uit Bumba, Province de L'Equateur, Congo Belge, van mijn echtgenote namelijk, de eerste probeerde ik te lezen, maar met de beste wil van de wereld: de betekenis van de woorden ontging me helemaal en al de volgende scheurde ik bij aankomst doormidden en gooide de snippers in het papiermandje naast mijn bed, om een tijdschrift of een boek te lezen was mijn geest te afgestompt, ik lag de hele voormiddag te wachten op het bezoek van My en Gils, na een uurtje nam Gils dan afscheid en als ze naast mij lag kwam er een grote rust over me, Mwembu met de pelotonscommandanten kwamen ook een bezoek afleggen, vooraleer ze met verlof gingen naar hun geboortestreek, ze waren piekfijn in uitgaanstenue, zonder Australische hoed natuurlijk, want dat was streng verboden binnen de grenzen van de Basis, ze deden wat onwennig en spraken buitengewoon verzorgd Lingala met correcte prefixen, niet het schunnige taaltje dat we gewend waren tijdens de raids, het was allemaal een beetje onwerkelijk, en op een teken van Mwembu namen de pelotonscommandanten afscheid, ze drukten mij de hand, salueerden stram en vroegen of er nog iets tot mijn orders was, ik glimlachte een beetje ironisch om de burleske situatie, ik antwoordde slechts dat ik hun een prettig verlof toewenste met veel mannelijke kracht, en op 20 oktober zou ik wel in zoverre genezen zijn om opnieuw samen op de hort te gaan in het hoge noorden, en we zouden de Baluba-jakhalzen ervan langs geven, daar konden ze donder op zeggen, en toen ze de deur uit waren, zweeg Mwembu eerst enkele minuten en haalde toen een armband van olifantsstaartenhaar te voorschijn, met een doorboord klipdastandje eraan bevestigd, hij zei dat deze armband mij nieuwe kracht zou schenken, want de goede geesten van de Bokoi hadden mij de laatste weken blijkbaar om de een of andere reden in de steek gelaten, ik deed de armband die je open en dicht kon schuiven, om mijn linkerpols en zei dat het nu uit moest zijn met strijkages of geleuter en dat hij met iets zinnigs voor de dag moest komen, en om te beginnen wist hij te vertellen dat er in het geheim een tweede Speciale Mobiele Compagnie versneld werd opgeleid om te opereren tijdens onze rustperiode in de Basis, ze stond onder het bevel van een luitenant der infanterie, en Mwembu, die een scherpe mensenkennis bezat, zei dat deze beroepsofficier behoorde tot het type van de Jonge Held, die zijn ziel zou verkopen voor een decoratie of een ster, we waren het er over eens dat de lust van het heidendom hem wel gauw zou vergaan na het treffen met een troep mafgeschoven Baluba, vooral als hij inzake munitie strikt de voorschriften van de Geneefse Conventie naleefde, ik vroeg Mwembu waar de handgranaten lagen en hij antwoordde dat ze in veiligheid gebracht waren op een plek waar niemand ze zou zoeken, en toen zweeg hij opnieuw enkele minuten, terwijl ik met gesloten ogen lag te wachten, eerst begon hij te grinniken en daarna met schokjes te lachen zodat de lucht fluitend uit zijn neusgaten kwam, ik zweeg en wachtte en toen vertelde keursergeant-majoor Mwembu dat hij heel zorgvuldig een kop en een volledig geslachtsorgaan van een Moluba had gelooid en geprepareerd volgens de oude beproefde Bokoi-methode, de penis met zak en al had hij in de mond van de kop genaaid, zodat de penis er op een biezonder potsierlijke manier uit puilde, zeker een minuut kon Mwembu niet meer praten van het lachen, ik lag met gesloten ogen te genieten, en hij vertelde verder dat hij de trofee in een grote blikken doos van Europese koekjes had gelegd op een flinke laag watten met het gezicht naar boven gekeerd, van het geheel was een stevige colli gemaakt en per Aangetekende Zending werd dit gestuurd naar het adres van de Mwata Yamvu der Baluba, en Mwembu verklaarde dat maar één ding hem speet, namelijk dat hij nooit het smoel van die nyangalakata zou kunnen zien op het ogenblik dat hij die verrekte koekjesdoos open maakte, ik vroeg hem of de oorsprong van de colli niet zou kunnen worden opgespoord, maar hij zei dat de zwarte assistent van de postdirecteur te Kamina een Mokoi was en dat hij er speciaal voor had gezorgd een kop uit te kiezen met biezonder duidelijke Balubatatouages, zodat er voor de Mwata Yamvu in dit opzicht geen enkele illusie zou overblijven, nou Mwembu had zijn tijd niet in ledigheid doorgebracht en toen ook hij ten slotte afscheid nam, beloofde hij dat hij mijn groeten aan alle bloedbroeders van Bodede, Bombana en Yangonzi zou overbrengen, het was trouwens een dag van hoge bezoeken, Duvivier, die inmiddels tot kapitein-commandant bevorderd was, kwam met een mandje perziken-en-druiven en dat vond ik fijn van hem, hij was eigenlijk niet helemaal op zijn plaats in het leger, de diplomatie of een leerstoel Wijsbegeerte en Letteren zou hem veel beter gelegen hebben, hij was intussen tot zijn grote spijt officier S4 geworden, en hij had zijn mooie wandkaart met vlaggetjes plus de dossiers Geheime Inlichtingen moeten overlaten aan een splinternieuwe kapitein die nota bene veel liever S4 was geworden, want hij was een actieveling met een zeer praktische geest, uiterst geschikt voor het interpreteren van bevoorradingstabellen en logistische basisgegevens, en Duvivier zat nog naast mijn bed, toen de Jonge Held ook aanklopte, ik was blij dat Duvivier er nog was om als buffer te dienen, de handdruk van de nieuwe aanvoerder herinnerde me aan die van de IJzeren Kanselier, hij was even blond en stoer, hij stond letterlijk bol van strijdlust, zijn haar was keurig crew cut, één vlugge handbeweging sochtends bij het opstaan en hop, zijn toilet was gemaakt, en hij wilde zoveel mogelijk praktische details van me te weten komen inzake de acties tegen de Lulua-rebellen zoals hij tot mijn verbazing zei, waar hij zichtbaar zo tuk op was dat hij zijn opwinding nauwelijks kon bedwingen, hij deed mij telkens denken aan sommige jonge missionarissen die de marteldood voor het ware geloof als het hoogste goed op aarde beschouwen, jij hebt absoluut een vrouw in je bed nodig, dacht ik, want hij was ongetrouwd naar Kongo gekomen, na een kwartier was ik doodop en Duvivier redde de situatie door te zeggen dat hij later maar 's terug moest komen, want dat ik me niet te veel mocht vermoeien, hij beschouwde deze aansporing als het bevel van een rechtstreekse superieur, klapte met de hakken als in een Pruisische kazerne en maakte zich uit de voeten, om de acht uren moest ik dus twee luminal-pillen 15 mgr nemen en kapitein-dokter D., die af en toe een bliksembezoek bracht, was biezonder opgetogen over de vooruitgang, tot My op een namiddag - Gils was net de deur uit - opeens onbedaarlijk begon te snikken, het moest nu eens voorgoed uit zijn met die verdomde luminal, zei ze, ze nam mijn handen en overdekte ze met kussen, mijn zenuwen moesten hersteld worden, zei My, niet lamgespoten zoals in een krankzinnigengesticht, ik keek haar aan, mijn grote lieveling, mijn Scorpio-wijfje was buiten zichzelf, ze trok twee zakdoeken stuk met haar tanden en schreeuwde dat ze die smeerlap, die kwakzalver de ogen uit zijn stomme kop zou krabben als hij me nog durfde aan te raken, en toen, op 24 september 1959, in het zachte, wulpse teken van de Weegschaal, begon de Nachtvogel mij te verzorgen, om de twee dagen bakte ze een brood voor me van biologische tarwe, gedroogd in de zon, gemalen tussen molenstenen, het deeg was door haar gekneed met zuiver water uit de bron achter haar huis, zeezout en zuurdesem, iedere dag prepareerde ze een halve kilo filet américain en ik moest die willens nillens opeten terwijl ze erbij zat, daarna klutste ze twee eierdooiers van haar kippen in een glas gesuikerde Bordeaux en gooide de luminalpillen die de verpleger trouw op een schoteltje bracht, in de weecee, ook gaf ze me een fles tarwekiemolie, zuivere vitamine B 1, waarvan ik om de drie uur een koffielepeltje moest nemen, en iedere ochtend nam ik klandestien een dubbele ampul Hepatrol, een soort van tovermiddel boordevol lever-extract-en-stierebloed, de eerste dag van haar behandeling had ze twee gele rozen meegebracht, ze waren nog in de knop, ze sneed de stengels eraf en legde de knoppen in een kristallen schaaltje met water, met een mooi stolpje erop, en de rozen kwamen langzaam open, ze kwamen open en ze verwelkten niet, als My er niet was, keek ik naar de rozen en eerst kon ik het niet geloven, maar reeds op de tweede dag voelde ik de verbetering intreden, ik begon opnieuw min of meer normaal te associëren, mijn spieren ontvingen weer de signalen van mijn zenuwen, en als Gils en My er niet waren, las ik in tijdschriften, waar mijn bed onder bedolven lag, de dokter was in zijn nopjes over de geboekte vooruitgang en hij verzekerde dat luminal tot nu toe het minst schadelijk was voor het zenuwstelsel, jij driedubbele steenezel, dacht ik, toen ik zijn zelfgenoegzaam smoel zat te bekijken, en ik begon weer genoegen te scheppen in réussites, nu geen uitputtende dwangneurose meer, neen, louter om me te ontspannen, hartenheer-schoppenvrouw ach, het lukte iedere keer en ik kuste mijn handen die haar straks zouden strelen en ik zei My My My My My, soms kuste ik met gesloten ogen haar borstjes die er niet waren, maar ze waren er toch en in die ogenblikken had ik angst voor de dood omdat ik weigerde eenmaal afstand te doen van een wezen dat eindelijk in mijn leven was gekomen, en op 3 oktober, toen ze naast me lag, bracht ik heel zacht mijn rechtermiddelvinger in haar kutje, ze slaakte een diepe zucht en met mijn vinger onbeweeglijk in haar kuste ik heel voorzichtig haar lippen, het was eigenlijk geen kus, ik hield gewoon mijn lippen tegen de hare aangedrukt en toen voelde ik een siddering in haar, ik keek haar vlak in de ogen, ik zag de pupillen verkleinen, daarna opeens vergroten en toen het orgasme door haar heen vloeide moest ik huilen, ik schaamde mij niet over tranen als iedere verziekte westerling, en ze kuste mijn ogen en fluisterde dat ik helemaal ontspannen naast haar moest gaan liggen, My legde toen gewoon haar hand op mijn geslacht, de vingertoppen omvatten de ballen, en toen geschiedde het wonder, het was een onbeschrijfelijk gevoel, na een maand werd ik weer man en de erectie die haar aanraking opriep was zo hevig dat het pijn deed, ik ging zacht op haar liggen, eerst hield ik me stil in haar warmte, ik streelde met heel mijn lichaam, ik drukte mijn lippen op de hare tot ik Haar Heilige Siddering opnieuw voelde, ze greep me bij de haren, begon me te kussen, te kussen, kom nu, nu!, riep ze en ik werd opnieuw het beest dat ik altijd bij haar zou zijn...
30 oktober 1959
...Pierre Giereck, Roger Gils en ikzelf zongen zeer vals 'Happy birthday to you-ou!', de champagne schuimde over de glazen, en nadat My de drieëntwintig kaarsjes had uitgeblazen, gaf ik haar het blauwe leren etui, ze maakte het open en viel me juichend om de hals en ik hielp haar om de platina lendenketting-met-de-Schorpioen-er-aan vast te maken, ik had de lengte per telegram naar Scrubbs & Whitman in Nairobi gestuurd, onder meer leveranciers van het Britse Hof, en die hadden hun meer dan driehonderdjarige traditie alle eer aangedaan, My had voor de gelegenheid het extravagantste kledingstuk aangetrokken, dat ik ooit gezien had, een strak spannende pantalon in pythonhuid en een dito bolerovestje dat alleen borstjes en schouders bedekte, ze was blootsvoets en had opzichtige ringen aan de voornaamste tenen, ze was mijn prachtstukje, mijn pronkjuweeltje, dit feest zou de meest waanzinnige week van mijn leven afronden, met Roger en My doorgebracht op de plantage van ons aller vriend Pierre Giereck, een week voornamelijk doorgebracht met eten, drinken en met volle teugen genieten in de meest volstrekte vrijheid, onverantwoordelijke ritten te paard, bij voorbeeld elkaar uitdagen om huzarenstukjes uit te halen zonder zadel, hindernissen nemen met gespreide armen en zonder stijgbeugels, My in volle galop van haar paard roven, de ruwe kidnappers, de Comancheros, en schreeuwend vluchten voor de achtervolgende Sioux-Indianen, smorgens op de nuchtere maag champagne zuipen met oesters en ander uitspattingen-der-rijken, slapen in zwarte lakens, een gril van mijn lieveling, en haar bruine lijfje op die zwarte achtergrond godindehemel, of vóór dag en dauw opstaan om op zogenaamd sportieve jacht te gaan en als we op vijftig meter van de buffels gekomen waren, elkaar opjutten om in de wind te gaan staan en een snel buikschot te geven zodat ze als razend gaan chargeren, hij die het eerst schoot was de schijtbroek en die moest een kist champagne betalen, ik weet niet wat me bezielde toen het mijn beurt was, maar toen die zwarte rotzak met horens van meer dan een meter spanwijdte onze lucht had opgesnoven en chargeerde, dacht ik: het kan me niet verdommen wat er nu gebeurt, ik moest opeens, ik weet niet waarom, aan die maffe troep Baluba denken en toen kon niets me nog schelen, ik wachtte tot hij bijna boven op mij zat, sprong opzij en schoot hem langs achteren in zijn kop zodat de hoornbasis er half af vloog, My omhelsde me en fluisterde gulzig in mijn oor dat ze ter plaatse met mij gepaard zou hebben als we alleen geweest waren, en de twee kerels vroegen of ik met permissie helemaal gek geworden was, want om het buikschot te geven had ik een lichte Mannlicher gebruikt en om hem neer te leggen had de geweerdrager de .450 Express van Giereck aangereikt, het tuig dat negen kilogram woog ging af als een kanon en twee dagen lang had ik pijn in m'n schouder, maar ze waren hun champagne kwijt, dit wil zeggen Giereck verloor, opzettelijk of niet, dat is zijn zaak, maar hij verloor, want hij schoot zijn exemplaar toen het op twintig meter was genaderd, Gils was koelbloediger, maar toch zag hij een beetje bleek na het schot met een 10,75 soft nosed bullet, en alle dagen werd er natuurlijk druk met de Cessna gevlogen, Pierre en ik waren de instructeurs en na een week vlogen de twee leerlingen absoluut niet kwaad, My moesten we zelfs tegenhouden om geen roekeloze glissades op 300 Ft van de grond te laten uitvoeren, ze flirtte zo graag met de dood, mijn Scorpio-wijfje, dat het ons fascineerde, hoever zal ze nu gaan, dachten we telkens, maar Pierre greep net op tijd naar de stick en dan keek ze me aan met gloeiende ogen, en de nacht na hun eerste geslaagde landing, na een partij studpoker die tot zonsopgang duurde en waarbij ik tegen de achtduizend ballen verloor, doopten we hen plechtig tot piloten-A-brevet, wat gepaard ging met hees gebrul en kapotgooien van glazen, op sexueel gebied lieten de heren zich evenmin onbetuigd, ik bleef onwaarschijnlijk trouw aan mijn wijfje, ik kon gewoon niet genoeg van haar krijgen, Gils en Giereck namen iedere nacht een schatje van een negergriet mee naar hun kamer, ze verschenen in de loop van de avond, opgetut en geparfumeerd, op het toneel, iedere keer twee andere, en giechelend zopen ze mee whisky, champagne of bier, alnaargelang hun graad van educatie, om een privé-orgie te beleggen met z'n zessen, daar waren de heren een tikje te blasé voor, ze jaagden liever rustig op eigen terrein, geen stomme incidenten omtrent details die niets met de zaak te maken hebben, en op 28 oktober, in het beste gedeelte van het Teken van de Schorpioen, gebeurde er iets, of liever, een reeks onvoorziene feiten kwam als een steenlawine op ons terecht en de gevolgen..., My had nog altijd mijn japkiller die ik haar als talisman had gegeven, eens had ze me gezegd dat ze, toen ik bij de Baluba verbleef, de dolk gewoon tegen haar poesje legde, zich concentreerde en verschrikkelijk klaar kwam, geil als een kater beweerde ik dat zoiets niet mogelijk was, maar ze deed het schaamteloos voor mijn ogen en het was waar en vijf minuten daarop moest ik alleen maar in haar oor ademen met hetzelfde resultaat, en toen vroeg ze of ik in haar mond wilde klaar komen, ze begon te zuigen en ik had heel veel genot, maar om de een of andere reden ging het niet, ik kwam er gewoon niet toe om te schieten, nijdig riep ze dat het natuurlijk kwam omdat ik vies van haar was, en dat ik geen zaad meer in mijn ballen had omdat ik niet meer van haar hield, ik gaf haar een oorveeg, ze vloog me aan, greep de dolk en stak, maar ik weerde automatisch af en de dolk vloog in een boog door de kamer, naakt sprong ze uit het bed en wilde naar buiten vluchten, ik voelde dat ze iets onherroepelijks ging doen, ik greep haar bij een pols en gooide haar brutaal op het bed, ze beet in mijn arm tot bloedens toe, en toen, ik weet niet wat me bezielde, maar ik raapte de dolk op, gaf een lichte snede in mijn pols als indertijd het opperhoofd Engwanda, ze zat me aan te kijken met haar verdomde Moorse ogen, ik hield haar blik vast, het bloed druppelde van mijn pols op het zwarte laken, ik maakte geen enkele beweging, ik zat gewoon vóór haar op het bed met de dolk in mijn rechterhand en mijn linkerpols onder het bloed, en toen gaf ze haar arm, ik liet het scherp van de dolk over haar pols glijden en we verenigden ons bloed, ik weet niet hoe lang we zo bleven zitten zonder een beweging te maken, en toen zei ze: 'Geef me nu een zoon, ik wil nu een zoon van jou...', een stroom vreugde, eenzaamheid, geluk, alles, vloog door mijn bloed, grommend, bijtend, kussend, likkend, uitzinnig, snel als dieren in de paartijd dekte ik haar, ik kon mijn zaad niet tegenhouden en ze riep erom en toen het spoot en bleef spuiten, voelde ik de rand van haar baarmoeder gretige zuigbewegingen maken, ik werd Schepper, ik zou Nooit Meer Sterven, we schreeuwden onze namen tegen elkaar, opgeheven naar het toppunt van de Ovulatie in Scorpio-Pisces, en toen we, hulpeloos, stamelend naast elkaar lagen zei ze te mededeelzaam voor het ogenblik dat ze mijn zaad helemaal had opgeslorpt, en ik moest aan haar borstjes voelen, die stevig en rond waren van het zaad en geen beha meer hoefden, en ik voelde mij almachtig tot in mijn vingertoppen, en ze nam een druppel sperma van mijn eikel en wreef hem uit op haar tepeltjes en ze werd mijn heerlijk waanzinnig wijf dat l'Air du Temps over de lakens, zichzelf, mij begon te sprenkelen, en ze zei dat ik de volgende keer op haar borstjes moest spuiten en we dronken whisky soda en ik kuste haar kutje en floepte er onverwacht een ijsblokje in zodat ze gilde en ze zoog aan mijn lul met twee griezelige ijsblokjes in haar mond, en toen werd ik opeens weer onnoemelijk geil en ik ging stil op haar liggen, lief, hevig, lang, anders, treurig, en mijn zaad spoot tot de uitputting en ik bevruchtte haar opnieuw, dit was de geest van onze zoon, diep, diep en ik streelde mijn bruin bevredigd slangediertje, en vanaf dat moment, dat voelde ik met grote zekerheid, begonnen de cellen zich te splitsen, niets kon mij voortaan nog deren, ik was onkwetsbaar, ze zou altijd bij me zijn, ik zou eeuwig leven...
Raid III van de Speciale Mobiele Compagnie
Codenaam COBRA
01-15 november 1959
...Op de hoogdag van Allerheiligen, die droeve, mistige tijd waarin de mensen gemeenlijk mijmeren over de Dood en de Zin Des Levens, was het effectief van de Speciale Mobiele Compagnie eindelijk weer compleet, aangevuld met vijf groentjes, die zich een beetje onwennig voelden tussen al die ruige frontveteranen, notabene zichtbaar enkele kilo's aangekomen na hun vier weken lange Délices de Capoue in de geboortestreek, de rijksweg Kamina-Luluabourg was toen al lang geen weg meer, maar een complete modderpoel met een dubbel wagenspoor van tien tot vijftig centimeter diepte, de regentijd woedde in alle hevigheid, iedere dag een stortbui met donder en bliksem en nadien die verrekte zon in een blauwe hemel met zware cumuluswolken, we legden de afstand van vierhondervijfendertig kilometer af in plusminus veertien uren, op een steile helling schoven twee G.M.C.'s dwars over de weg en één ervan kwam in de sloot terecht, zijn kabel werd aan een boom gekoppeld en in enkele minuten trok hij zich weer op de begane grond, dat was ook het enige fait-divers, maar de ontvangst in F.P.-garnizoen Luluabourg was buitengewoon hartelijk, ik weet niet waarom, maar het kwam me allemaal vrij verdacht voor, ik kreeg zonder erom te vragen allerlei faciliteiten qua huisvesting van de troep, die ik eigenlijk niet nodig had, ik dineerde die avond bij de S3 met witte en rode wijn, en dat had ik evenmin gevraagd, en toen hij bij de pousse-café begon te hengelen naar biezonderheden omtent de contacten-vijand zoals hij zei, praatte ik er diplomatiek omheen, het leek me te duidelijk een Borgia-maaltijd, gelukkig voor mij niet zo consequent doorgedreven als ten tijde van de grote Renaissance-levenskunstenaar, en de ochtend daarop, na de parade, bracht ik een bezoek aan de districtscommissaris, en we besloten eenparig een nieuwe reeks vergaderingen met de Lulua-hoofden te beleggen om de geheime officiële bevolkingslijsten, waarvan ik een copie kreeg, aan de werkelijkheid te toetsen, met andere woorden zou er geprobeerd worden voor zover mogelijk, zonder geweld, een nieuwe volkstelling te houden, en het verschil tussen die van 1958 en die van 1959 zou logischerwijze het aantal ontbrekenden moeten opleveren, zoals hij eufemistisch verklaarde, nou, per geluk was tussen 7 september, einddatum van de raid BRUTUS en 2 november, deze hoogst merkwaardige dag, geen enkele Baluba-infiltratie meer gemeld, dit staafde mijn vermoeden dat slechts tweehonderd goedbewapende Baluba niet minder dan twintigduizend Lulua hadden omgebracht, wat het gemiddelde per Moluba-krijger vrij indrukwekkend maakte, vijfennegentig procent van de Lulua-dorpen waren opnieuw langs de rijkswegen naar de oude emplacementen teruggekeerd en dit getal was gewoon indrukwekkend, verklaarde de D.C., ik knikte, maar twee dingen bleven mij zonder ophouden intrigeren: waar zat de overblijvende vijf procent, en waar werden de wapens verborgen, die de Bene Lulua van de Chinees uit Dar-es-Salaam hadden gekregen, maar dat verzweeg ik natuurlijk, deze hoge ambtenaar had alleen statistieken nodig, en die zou hij krijgen, al dan niet verdraaid, en die hele godverdomde raid III van de Speciale Mobiele Compagnie, met de angstaanjagende naam COBRA, werd vervolgens in absolute ledigheid doorgebracht, althans figuurlijk, er gebeurde niets van wat de vorige raid ondanks alles zo fascinerend had gemaakt, van smorgens tot savonds langgerekte vergaderingen met voornaam doende Lulua-hoofden, kolanoten kauwen zodat je kop savonds draait als een tol, handen drukken en lang schudden, geijkte formules gebruiken met vaak de woorden kracht, als luipaarden, de schurftige Baluba-honden, en het was allemaal koek en ei, want de totale bevolking zou zich de dag daarop aanbieden om geteld te worden door de klerken van de Mbula-Matari, waren zij (de hoofden) inderdaad zijn kinderen niet?, enzoverder enzovoort, ik splitste de compagnie opnieuw in drie pelotons, die tot op ongeveer honderd kilometer afstand opereerden, in permanente radioverbinding met mijn commando-jeep, ik had tienduizend frank beloning uitgeloofd aan iedere soldaat of onderofficier die mij een bruikbare inlichting kon verschaffen omtrent de verborgen wapens, de Chinees uit Dar-es-Salaam of een eventuele guerrillatroep van de Bene-Lulua, maar niets, nothing, nada, alleen om de twee uren de verplichte radiomelding, COBRA six this is COBRA two seven niets te melden over, wat je in recordtijd zo moe wordt als de pest, het is als het zoeken met drie destroyers naar een spoorloze U-boot in de Atlantische Oceaan, je hebt de traditionele vierkanten getrokken en je dweilt ze methodisch af, maar er gebeurt niets, je wilt het opgeven, maar toch is er iets dat je aanzet om door te gaan, het enige wat er tijdens die veertien dagen gebeurde, waren merkwaardig genoeg twee gesprekken, de oude filosoof, administrateur van Kazumba, was intussen een beetje een vriend van me geworden, ik ging drie, vier keer de avond bij hem doorbrengen, terwijl het bivak even buiten de staatspost Kazumba was opgeslagen, de martiale illusies en het jeugdige enthoesiasme van enkele maanden tevoren met strenge controles, consignes, commandotraining enzovoort, had ik langzamerhand laten varen, we hadden nu voldoende gevechtservaring om ons te kunnen permitteren de nodige energie te sparen voor serieuze situaties, zich als een jonge kater gedragen die naar ieder ritselend blad een dodelijke sprong maakt, was voortaan de taak van de Jonge Held die mij op 14 november in Luluabourg zou komen aflossen, het eerste gesprek, met mijn vriend de administrateur van Kazumba, rustig op de barza van zijn huis, whisky-soda, hij een pijp met geurige Semois-tabak, handelde over de liefde als enig middel om aan de waanzin te ontsnappen, het was eigenlijk een heel eenvoudige problematiek, maar iedere diepe wijsheid is in de grond eenvoudig, hij ging net als Erich Fromm van het standpunt uit dat wij mensen verdreven werden uit een paradijs, uit de toestand van oorspronkelijke eenheid met de natuur, waarin de dieren nu nog leven, door het ontstaan van ons bewustzijn staan we voor het grote existentiële probleem, de nieuwe menselijke harmonie te vinden in plaats van de voormenselijke die reddeloos teloor is gegaan, de mens is ziek geworden door het besef dat hij alleen zeker kan zijn van de dood, hij is buiten zijn wil geboren en zal tegen zijn wil sterven, dit besef van zijn grenzeloze hulpeloosheid, zijn grenzeloze isolement, heeft tot gevolg dat zijn bestaan tot een benauwde gevangenis wordt, als hij niet enigszins uit deze gevangenis kan ontsnappen, zou hij waanzinnig worden, hij moet op de een of andere manier zijn verloren eenheid met de natuur trachten te compenseren en in de geschiedenis zien we dat culturen mensenoffers brengen, militaire veroveringen ondernemen en volkeren uitmoorden, geld verkwisten, geld vergaren, zich overleveren aan allerlei uitspattingen, alcoholisme, sex, verslaving, ascetische zelfverzaking, bezeten arbeid, artistieke creativiteit, liefde tot God enzovoort, maar het machtigste middel om zich opnieuw verenigd te voelen, blijkt tot nu toe de liefde, de echte, zich totaal gevende liefde schenkt aan de mens het stukje paradijs terug dat hij verloren heeft, liefde is het machtigste streven, de meest fundamentele hartstocht van de mens, en als deze poging tot één-wording door liefde totaal mislukt, leidt dit tot waanzin, tot zelfvernietiging of tot vernietiging van anderen, in de liefde voltrekt zich de paradox dat twee mensen tot één worden en toch twee mensen blijven, liefde kan slechts in de vrijheid worden beoefend en kan nooit door enige dwang worden opgewekt, liefde is geven, de mannelijke geslachtsdaad bereikt haar hoogtepunt in de geefdaad, de man geeft zijn geslachtsorgaan aan de vrouw, op het ogenblik van het orgasme geeft hij zijn zaad, in het ontvangen geeft de vrouw zich en als zij tot dit geven niet in staat is, als zij slechts kan ontvangen, dan is zij frigide, in de liefde willen wij ook zoveel mogelijk doordringen tot het wezen van de ander, tot het geheim van de menselijke ziel, tezelfdertijd blijven wij vol respect voor de ander, en trachten we zijn geheim niet te ontfutselen zoals de sadist, die zijn slachtoffer foltert in een ziekelijk verlangen naar volledige macht over een ander mens, de macht waardoor deze vervormd wordt tot bezit, tot voorwerp, waarin hij schreeuwend van pijn zijn geheim prijsgeeft alvorens vernietigd te worden, vreemd is het ook dat de foltering veel rijker is dan de kunst der liefde, die slechts uit een dozijn houdingen en twee dozijn raffinementen bestaat, foltering heeft er duizenden, de genotszones zijn veel kleiner in aantal dan de pijnzones, en pijn is heviger en duurt langer dan genot, foltering vernietigt, liefde verenigt je met jezelf, met een ander mens, met de mensheid, daarom moet men, vooral in een tijd waar alles erop gericht is om de liefde te ontluisteren door dorst naar sukses, geld, prestige, macht, zoveel mogelijk energie aan de liefde wijden, met hart en ziel, creatief, nederig, gedisciplineerd, vol vertrouwen, moedig, actief, waakzaam, en buiten heerste de frisse nacht van het regenseizoen met druppels aan de bladeren en geritsel in de struiken, en mijn vriend zoog aan zijn pijp en zweeg om mij de gelegenheid te geven na te denken over wat hij gezegd had, en ik moest aan mijn echtgenote denken, die haar mond vol had over Liefde, en Zich Geven, en God Zal Ons Huwelijk Zegenen, maar die nooit in staat was geweest om zich ook maar één seconde helemaal te geven uit angst en frustratie waardoor haar leven vanaf haar geboorte werd beheerst, de arme vrouw klampte zich nu vast aan de liefde tot haar kinderen en tot God om aan de waanzin te ontsnappen, en My, mijn wijfje, mijn alles, die op het punt stond waanzinnig te worden omdat ze zich niet wilde geven, hoewel alles in haar ernaar verlangde... en die nu haar onuitputtelijke reserves aan liefde roekeloos aanboorde en gaf, gaf!, ze was de eerste vrouw bij wie ik de indruk had uit mezelf te treden en toch mezelf te blijven, misschien was dit wel iets van de toestand van oorspronkelijke eenheid met de natuur die we verloren hebben, en ik moest aan de marteling van Kanza denken, in enkele minuten tijd was hij door zijn folteraars tot een voorwerp herleid, en in zijn laatste stuiptrekkingen gaf hij zijn geheim prijs, ze hadden zijn ledematen uitgerukt zoals je een vlinder vleugels en poten aftrekt en hij schreeuwde om zijn moeder, zijn laatste grote geheim, ik vroeg me die avond af waarom de marteldood van Kanza zo'n indruk op mij had gemaakt, veel meer dan de drie machetehouwen die ik had toegebracht aan de Moluba-sluipschutter, was het misschien omdat ik hem zo goed gekend had, want wat is tenslotte het ergst, een vreemdeling martelen of iemand die je kent?, en op 14 november 1959 ontving ik het radiobericht dat ik voor de derde keer vader was geworden, en wel twee dagen tevoren, het was een meisje, een Schorpioentje, eindelijk, moeder en kind verkeerden in goede gezondheid, majoor Gils die over de F.M.-relaiszender-Luluabourg sprak, zei te nadrukkelijk dat ik veertien dagen verplicht kraamverlof kreeg om 'de familie te gaan bezoeken in Bumba, province de L'Equateur', en ik hoorde hem duidelijk snuiven van de moeite om niet in lachen uit te barsten, het vliegtuigticket ligt klaar op het bureau van S1, zei Gils, ik riep door de microfoon dat hij ter plaatse kon verrekken, en toen begon hij te lachen, de rotzak, hij zei dat mijn vertrek voorzien was voor 17 november, ik slaakte een zucht van verlichting, want ik moest My nog zien, ik moest, die hele zwangerschapshistorie was ik glad vergeten, mijn echtgenote had - dat lag in haar lijn - alle min of meer stuitende biezonderheden vermeld in haar brieven met een verbazingwekkende openhartigheid want al wat het moederschap betrof, zelfs zekere sappen, kón niet vuil zijn, maar die brieven had ik verscheurd, God zij dank had ze weer een weerloos voorwerp om haar moederliefde op bot te vieren, en in Luluabourg wachtte de Jonge Held me reeds op, stipt als een klok, in geperst uniform, bamboestokje, handschoenen, helm, pistool op de heup en het reglementaire 9 mm machinepistool Vigneron over de schouder, ik dacht: jongen, één ding hoop ik van harte, namelijk dat je bij contact-vijand vlug genoeg je magazijn zult kunnen verwisselen als het eerste leeg is geschoten, en we reden naar de officiersmess, want hij offreerde mij een drink en daar begon hij eindeloos te praten, hij was geboren in het Teken van de Ram en dus onderbrak ik hem liefst niet, hij zou het toch niet gemerkt hebben, hij was een vurig bewonderaar van commandant Bigeard, een held van Dien Bien Phoe en van de Amerikaanse generaal Patton, de man met de cowboyrevolvers, bijgenaamd Blood and Guts, maar ik kwam toch het een en ander te weten zoals altijd bij min of meer interessant menselijk contact, soldaat was niet voor niets het beroep dat hij gekozen had, hij was er zichtbaar voor in de wieg gelegd en hij probeerde er dus het beste van te maken, zijn levensleus was die van bovengenoemde commandant Bigeard: 'Wat mogelijk is, werd reeds gedaan, en wat onmogelijk is, zal gedaan worden', toen ik dat hoorde, moest ik hard op mijn tanden bijten om mijn lach te kunnen inhouden, die uitspraak deed mij - ik weet niet precies waarom - denken aan Alfred Krupp, die via speciale kokers uit zijn stallen mestlucht in zijn slaapkamer liet blazen, in de overtuiging dat het zijn leven zou verlengen, en luitenant M. praatte zonder ophouden en dronk zuinig van zijn sinaasappelsapje, alles wat hij zei vond ik in zekere zin buitengewoon merkwaardig. 'Al is de vijand sympathiek, toch moet hij onverbiddelijk gedood worden', zei hij 'terugtrekken is ondenkbaar, en men moet daarom altijd denken uit het oogpunt van zichzelf en dat van de vijand, de overwinning wordt behaald als men haar afdwingt, nadat men alles heeft vernietigd wat haar in de weg kan staan, men moet het vijandelijk vuur reduceren door middel van eigen vuur, de tijd reduceren door snelle beweging, in het gevecht zijn de verliezen recht evenredig met de blootstelling aan vijandelijk vuur, je moet zélf vuren, wat de doelmatigheid en het volume van het vijandelijk vuur vermindert en dan snel aanvallen, wat de blootstellingstijd aan vijandelijk vuur vermindert, een gevecht wint men door schrik aan te jagen, men moet van alle kanten schieten, het liefst langs achteren, men moet de vijand bij de neus nemen en hem voor zijn achterste trappen, zoals generaal George Patton altijd zei, (als je tenminste bloody ass zo kunt vertalen), hoe harder je toeslaat, hoe minder verliezen je lijdt, een liter zweet bespaart je een jerrycan bloed, en als je bang bent voor iets, ga er dan op af'. Het was net alsof hij het allemaal uit een boekje van buiten had geleerd, het klonk onwerkelijk als uit de keel van een papegaai, en hij had het ook over tactieken-techniek, een heel mooie theorie, en ik dacht: waartoe dient techniek als je tegenstander ontsnapt op het ogenblik dat je je technisch overwicht wilt gebruiken?, de krijgsschool van de Baluba-Lulua is de broesse, en hij had het voortdurend over de Lulua-rebellen, ik repliceerde slechts eenmaal, toen hij het een beetje te bont maakte, ik zei: vergeet niet dat de Lulua boeren zijn die niet vechten voor eer, decoraties of geld, maar voor hun vrijheid en voor de grond die hun werd afgenomen, hij keek me aan in opperste verbazing en ik maakte daar gebruik van om hem de raad te geven, voorzichtig te zijn als een vos, onberekenbaar als een spook, vindingrijk als een artiest en inzake voorraden hebzuchtig als een piraat, en ik besloot met mijn bewondering uit te spreken voor de leus van commandant Bigeard, maar misschien kon hij iets leren van de mijne: 'Wees een dilettant en doe zo onbesuisd mogelijk, maar wees super professioneel als het de moeite waard is: plotselinge beslissingen maken onmogelijke dingen mogelijk!', hij keek me even aan met zijn staalgrijze ogen, betaalde de consumpties en toen reden we naar zijn kolonne, de voertuigen en de manschappen waren inderdaad perfect, ik vroeg hoe het met de opleiding was, elite antwoordde hij, maar dat kon ik zo wel zien, we liepen langs de voertuigen, drie G.M.C.'s en twee Dodge's zonder kabelwinches, zo, ze hadden hem dus te grazen gehad, zijn jeeps hadden radio's, maar zijn commando-jeep was een gewone Willys zonder dubbelloopsmitrailleur, de Here zij je genadig, dacht ik, en toen namen we afscheid, hij liep even met me mee naar mijn commando-jeep, Lisangi zat te slapen met zijn kop op het stuur, zijn uniform was versleten en vol modderspatten, de voertuigen zaten onder een dikke laag bruine pap, over de dubbelloops was een canvashoes getrokken, achter mijn bankje lag het vol rommel, camoeflagenetten, dozen rantsoenen, munitie, een supplementair reservewiel en twee jerrycans, en ik voelde wat mijn collega dacht, ik sprong naast Lisangi, gaf hem een klap op zijn schouder, meteen startte hij de jeep, schoof zijn Australische hoed voor zijn ogen als een bandiet en floot schel op de vingers, de vrachtwagens sloegen brullend aan, de jeepmotoren gierden hoog en terwijl ik nog even wuifde naar de Jonge Held, stoven we door de modderige hoofdstraat van Luluabourg, aan het rondpoint vóór de missie sloegen we linksaf en daar kroop ik naar achteren, maakte een bed van de camoeflagenetten, wurmde zolang tot ik lekker lag, schoof mijn hoed voor mijn gezicht en sliep in...
Bumba / 17 november - 01 december 1959
...Op het ogenblik dat ik voet aan land zette op de luchthaven van Lisala, de plek waar de kraaminrichting zich bevond, overviel mij een nooit tevoren gekend gevoel: ik werd gevangen in een dun glazen omhulsel en wat er om me heen gebeurde, was een vertraagde stomme film met kalkachtige, stamelende personages, terwijl ik mijn koffer aan de negerchauffeur gaf die me met de S.T.A.-dienstwagen kwam afhalen, slikte ik een luminal 15 mgr droog door, want alles in mij verzette zich tegen wat nu moest komen, en het was zoals het was, ik omhelsde mijn echtgenote en ze duwde haar nat, groot, rood gezicht tegen mijn wang, My, dacht ik, je kleine hoofd met de dunne huid van een volbloedpaard, en ik raakte met een vingertop het pasgeboren wezentje aan, mijn keel wrong dicht, lief Schorpioentje, dacht ik, door mijn stomme schuld ben je d'r dan, gelukkig was er een vriendin in de hoge witte kamer met het crucifix, ze zorgde voor de kinderen, het was een moedige vrouw, opgeruimd en vrolijk de toekomst tegemoet, ze had zelf ook drie kleintjes kort na elkaar en wist dus wat het betekende, haar man was inspecteur Economische Zaken, hij had ergens gehoord dat ik een verwoed jager was en die avond werd ik bij hen geïnviteerd, mijn dochtertje en mijn zoon deden heel vreemd tegen die gebruinde, vermagerde man met zijn holle afwezige blik, en ik streelde over hun zachte haren en probeerde een vader te zijn, de weerloze vogeldiertjes, en de gastheer stond er per se op dat ik hem zou leren jagen, hij had een splinternieuw jachtgeweer en hij wilde het proberen, maar ik zei hem dat ik echt geen zin had om met vuurwapens op zoogdieren te schieten, ach, zei hij, en ik die heb horen zeggen dat u zo'n jager bent, gelukkig drong hij niet verder aan, die avond, in het harde hoge ziekenhuisbed, op drie meter van mijn echtgenote die snurkte, lag ik met open ogen, kapot van heimwee, in de lauwe nacht aan My te denken, en we bleven nog een week in Lisala, want het kind zou er gedoopt worden en na de plechtigheid, geleid door een droef kijkende zwarte abbé, was het grote receptie met champagne en snackjes op de barza van de ziekenkamer, en de D.C. was er en pater overste van de missie, de substituut met zijn vrouw, een planter die we kenden, natuurlijk de inspecteur E.Z. en het was werkelijk een geslaagde receptie, de moeder zat glunderend opgebed in het ledikant, ze mocht er al een uurtje uit en was behoorlijk verhit van de champagne, ik had twee luminals moeten nemen om dat godverdomde gebibber tegen te gaan, en de dag voordat we het vliegtuig naar Bumba zouden nemen om daar nog van een weekje vakantie te genieten, gebeurde er iets, ik zat te lezen op de barza en opeens hoorde ik mijn oudste dochtertje, dat ergens in de tuin speelde, hoog gillen en om mij roepen, ik schrok me dood, rende ernaartoe en ze stond daar, met een wit zonnehoedje en een zwembroekje aan en ze huilde hard en wees naar iets, ik zag het meteen, een volwassen hoornadder, één meter lang en een arm dik, prachtig gevlekt, had een grote pad aangevallen en was bezig het beest met ritmisch golvende kaakbewegingen te verslinden, ik greep mijn dochtertje en zette haar op het raamkozijn, ik zocht naar iets en zag een verroest eind pechelpijp van de electrische leiding liggen, ik nam het en liep naar de slang, die me in het oog kreeg, en toen gebeurde er iets dat ik altijd voor onmogelijk had geacht, hij spuwde gewoon de pad uit, blies zich op en siste als een waterketel die aan de kook komt, opeens werd ik razend, ik sloeg, miste en de slang deed een snelle uitval, maar met de tweede klap trof ik 'm op zijn kop en ik sloeg nog eens en nog eens, het lijf kronkelde hevig en stuiptrekte, en toen die lelijke driehoekige kop finaal tot moes geslagen was, wilde ik mijn dochtertje van het raamkozijn nemen, maar dat ging niet, een reeks hevige schokken liep door mijn handen, mijn handen schudden als maf en ik kon het niet tegenhouden, ik probeerde het gekrijs van mijn dochtertje te bedaren en ook mijn vrouw die hysterisch een verklaring eiste, toen begonnen mijn wangen te trillen en ik kon bijna niet meer spreken, mijn dochtertje klampte zich aan mij vast en toen ze rustiger was en op het bed van haar moeder werd gedeponeerd, gaf ik haar een pop en zei dat ze maar niet meer in de tuin moest spelen, ik liep naar de weecee, nam snel een luminal, stak 'm in mijn mond, trok door en ving wat water op in mijn hand, ik dronk en bleef een kwartier op de weecee tot de pil begon te werken en daarna ging ik op mijn bed liggen in de bekende zalige versuffing, waarin ook de stekende pijn in de hartstreek overging, voor het eerst dacht ik er ernstig aan om mijn ontslag uit het leger te nemen om gezondheidsredenen, maar de gedachte dat ik My nooit meer terug zou zien was zo verschrikkelijk dat ik wist dat er ik nooit toe zou komen, in Bumba zou ik 's met Dr. Clement praten, hij was een serieuze dokter, hij zou wel raad weten, en het traject Lisala-Bumba was een uurtje vliegen, mijn vrouw moest traditiegetrouw braken, een dosis luminal sneed mijn ergernis af, alles wat overbleef was een vaag gevoel van schaamte en teleurstelling, iedere ochtend had ze met de zuster speciale oefeningen voor de buikspieren gedaan, maar ze was heel gauw moe en de buik was toch al onherroepelijk uitgezakt, ze gaf het kind de borst en op haar jurk zaten ondanks zakdoeken doorlopend twee grote melkvlekken, in Bumba sloofde iedereen zich uit om ons te inviteren, niet uit biezondere genegenheid, maar omdat ze zo nieuwsgierig waren als de pest om allerlei nieuws van mij te vernemen over de troebele toestand in Katanga, waarvan slechts sporadisch berichten doorsijpelden, maar ik kon er gewoon niet over praten met mensen, die er nog altijd heilig van overtuigd waren, dat ze de Grote Weldoeners van Kongo waren, en alle hoop op de onafhankelijkheid gevestigd hadden, onder meer dank zij het naïeve dertigjarenplan van professor Van Bilsen, ze waren er zeker van dat ze hun zogenaamde carrière nog zouden kunnen uitdienen om dan van een welverdiend pensioen te genieten op vijftigjarige leeftijd, waarop je nog van het leven kunt profiteren nietwaar, en ik dronk hun whisky en at mijn bord leeg en kettingrookte, ze voelden wel dat ik mijlen ver weg was, maar toch deden ze alsof, alleen met administrateur L. praatte ik over de zinloosheid van een eventuele samenwerking na de onafhankelijkheid, hij was geen uil en koesterde evenmin illusies, hij kon zelfs niet meer besturen, zei hij, al twee maanden lang deed hij haast niets anders meer dan tevergeefs de politieke volksmenners in toom houden, die vanuit drie bureaus in het binnenland opereerden en de zwarten van de dorpen het hoofd op hol brachten met ongelooflijke beloftes, onder meer electrische boomzagen, gratis vliegtuig- en boottickets om naar Leo te reizen, geen belasting meer, niet meer werken, de doden zouden uit hun graf opstaan, op de dag van de onafhankelijkheid zou de zon niet opkomen, alle slechte blanken zouden dood neervallen enzovoort, en doe er maar wat aan!, riep L. uit met de armen radeloos geheven, hij was vermagerd en nerveus, want hij was een bekwaam en toegewijd bestuurder, hij kon het niet over zijn hart krijgen dat door de schuld van enkele profiteurs de zaken hopeloos in het honderd liepen, maar het kon mij allemaal niet veel schelen, die hele situatie in Bumba leek me een beetje als in het verhaal Alice in Wonderland, hoe kon die man zich nog druk maken over een toestand waarin zijn persoonlijke veiligheid geen enkel gevaar liep, het was allemaal een beetje laf en zielig, Dr. Clement zag direct aan mijn vergrote pupillen dat ik vol drugs zat en hij vroeg mij openhartig wat eraan scheelde, en ik vertelde hem alles en dat verlichtte mij enorm, hij was erg onder de indruk en vond het alleen ondenkbaar dat er niets werd van vrijgegeven om de openbare opinie te informeren, toen ik hem zei dat alles strikt geheim moest blijven omdat ze waarschijnlijk last hadden van een slecht geweten, knikte hij langzaam en zei: 'Ik geef geen cent meer voor de toekomst', en hij onderzocht mij lang en zorgvuldig, zijn diagnose was: zenuwen, geen luminal meer en een kuur met vitamine-B-Complex, zoveel mogelijk rusten, minder roken en minder drinken, matige sex ook en toen ik begon te lachen, keek hij me scherp aan, maar stelde geen vragen, en de laatste zondag van mijn kraamverlof, terwijl mijn vrouw zich klaarmaakte om naar de Mis te gaan, zei ik dat ik me niet goed voelde, maar ze nam het niet en herhaalde dat het tijd was voor de Mis, ik zei opnieuw dat ik me niet goed voelde, ze zei op haar scherpe toon van Groot-Inquisiteur dat het de laatste keer was dat ze mij verwittigde, want dat ze na de Mis haar kerkgang zou doen, een oud middeleeuws gebruik dat de vrouw moest zuiveren na de geboorte van een kind, en ik kreeg één van die woedeaanvallen die je maar één keer per jaar krijgt, ik sloeg op de tafel dat de kopjes ervan rinkelden en schreeuwde dat het nu uit moest zijn me de oren van mijn kop te zaniken met die godverdomde rotzooi en dat ik geen voet meer in een kerk zette, ik zal nooit meer de blik vergeten, die ze me toen toewierp, er lag een grenzeloze minachting in, vermengd met teleurstelling en een onverzettelijk geloof in haar God, en toen ze naar de missie was, reed ik per fiets naar Rue de Vista 44 om Julie een bezoek te brengen, maar zij was naar Léopoldvüle vertrokken, zei haar broer, die vroeg of ik niet een beetje geld had, want de honger was groot, ik gaf hem een briefje van vijfhonderd, hij boog als een slaaf en langzaam reed ik door de hitte over de beach naar Hotel Ferreira om een whisky aan de tapkast te drinken met oude kameraden...
01 december 1959
...Luitenant der infanterie M., compagniescommandant van S.M.C. II was tijdens zijn eerste raid, codenaam APOLLO, omstreeks 1015 Hr in de ochtend, met zijn eenheid in een Lulua-hinderlaag gevallen, terwijl hij op 29 november een Mov uitvoerde van Ndekesha naar Mboi, in het gewest Kazumba, op de plaats waar de rivier Lutshaleka de weg kruist, het effectief van de compagnie was honderd procent, dit wil zeggen vijfenveertig man, waarvan slechts negen erin slaagden uit de omsingeling te breken die op de hinderlaag volgde. Op 30 november in de vroege ochtend bereikten deze negen mannen, waaronder de sergeant-pelotonscommandant B peloton, te voet de gewesthoofdplaats Kazumba, waar de administrateur hen onmiddellijk naar F.P.-garnizoen Luluabourg reed. Metropolitane Basis Kamina werd gewaarschuwd en de S3 majoor Gils, vergezeld van de officier S2, vertrokken per helicopter naar Luluabourg om de manschappen te ondervragen en na de ondervraging begaven ze zich met een zwaargewapende escorte naar de plaats van de hinderlaag, waar de nodige feiten werden geconstateerd.
Uit de getuigenissen der manschappen bleek dat de brug over de rivier Lutshaleka was opgebroken, zodat de commando-jeep aan de spits moest stoppen, de kolonne werd vervolgens in een holle weg geblokkeerd en op het ogenblik dat de manschappen op bevel wilden uitstappen, werden ze systematisch van de staart naar de spits onder vuur genomen door minstens vier mitrailleurs die zeer gunstig opgesteld stonden. Het vuur was intens en goed gericht. Tijdens de eerste minuten, in een onbeschrijfelijke verwarring, sneuvelden ongeveer dertig manschappen, waaronder luitenant M., die in de borst getroffen werd door verscheidene mitrailleurkogels. De Bene Lulua, geschat op ongeveer driehonderd met repeteergeweren gewapende krijgers onder het bevel van iemand die geen neger was - dat had men aan de stem gehoord die in het Frans bevelen schreeuwde - begonnen, toen het vuur niet meer beantwoord werd, de gewonden met speren en machetes af te maken en de lijken vervolgens op een bijzonder wrede manier te verminken.
Dit was een gedeelte van het verslag dat ik van majoor Gils vernam nadat ik op 1 december omstreeks het middaguur geland was op het vliegveld van de Basis. Hij stond me net als de eerste keer in zijn jeep op te wachten. Ik had hem nog nooit zo bezorgd en gespannen gezien. Ik moest dadelijk mee naar zijn bureau en daar werkten we met de S2 tot laat in de namiddag aan conclusies uit de feiten. Ik kreeg alle geheime details, die me moesten helpen om die geduchte strijdmacht op mijn beurt in een hinderlaag te lokken en te vernietigen. Majoor Gils lachte een beetje bitter toen hij dat zei, want gedurende vier uren hadden de S2 en hij de dag tevoren de plaats van de hinderlaag zorgvuldig afgezocht, ze hadden het lichaam van luitenant M. gevonden, zonder hoofd of geslacht, de rechterarm ontbrak eveneens, hij had zeven kogelgaten in zijn borst, de andere lijken waren even erg verminkt, niet een die nog een hoofd of een geslacht had, deze beide lichaamsdelen waren door de aftrekkende Bene Lulua meegenomen. Meer dan duizend patroonhulzen werden verzameld, alle van het kaliber 7,62 mm, van Sovjetrussische makelij. Er waren zelfs enkele leeggeschoten mitrailleurbanden achtergebleven, Brno 7,62, Tsjechisch met Sovjetlicentie. Geen spoor van handgranaten. De radio's van de jeeps waren in puin geslagen maar de voertuigen zelf waren behalve kogelgaten startklaar. De voorraden, wapens, munitie en uitrustingstukken waren geroofd, de tenten lagen nog in de trucks. De positie van de vier mitrailleurs en de overlapping van hun schootsveld waren perfect. De gebruikte tactiek wees op een grondige kennis van de speciale timing die een goede hinderlaag vereist. Dat vooral maakte ons zeer bezorgd.
Ik vroeg of ik mij mocht terugtrekken in het bureau van S2 en daar stelde ik schematisch mijn voorstellen op. Ik was opeens heel kalm geworden. Ik wilde gewoon de oneer van de nederlaag wreken. Ik was bereid er desnoods voor te sneuvelen. In een gevecht ben je voorbestemd om te sterven of niet te sterven. Automatisch had ik altijd aangenomen dat ik zou blijven leven. Ik was ervan overtuigd dat we die gevechtsgroep zouden kunnen vernietigen als we maar beschikten over een superieure vuurkracht en bescherming. De Basis had geen gepantserde full track troepencarriers in stock, wat ideaal zou zijn. Alleen half tracks White uit Wereldoorlog II. Verouderde, lompe, trage maar oersterke voertuigen met twee rubbervoorbanden en rupskettingen achteraan. De laatste zin van mijn besluit klonk als volgt: 'Indien deze billijke eisen inzake materieel en bewapening niet ingewilligd worden, acht ik het onwaarschijnlijk, de volgende raids tot een goed einde te brengen. De vijand heeft zijn tactiek en bewapening sinds het begin van de operaties grondig verbeterd, met merkwaardige resultaten trouwens. Bijgevolg acht ik het absoluut nodig dat wij inzake bewapening en bescherming superieur zijn aan de vijand.'
VOORGESTELDE WIJZIGINGEN IN ORGANISATIE S.M.C.
Vervoer 3 pelotons Fus. + pelotonscommandant in 3 half track White.
1 commando- H.T.-White voor Cie Cdt + sgt-maj Mwembu + radio operator, verpleger, brancards en kok.
De 4 H.T. voorzien van twee reservewielen binnen de bepantsering.
Bewapening per H.T.:
1 dubbelloopsmitrailleur .30 met 12.000 tracers.
1 mitrailleur .50 met 2.000 tracers.
1 seinpistool met vier kleuren Verey-lichtkogels.
4 Mills 36 handgranaten per man.
1 mortier 81 mm met Base Load ammunitie.
Voorraden voor 3 dagen.
Brandstof voor 500 km actieradius.
5 filterwater jerrycans.
Om de 3 dagen terugkeer naar Basisbivak, waar de trucks blijven met chauffeurs als schildwachten.
1 Radio VRQ-3 voor interpelotonsverbinding.
1 radio BE/GRC-1009 voor commando-H.T.
Verdubbeling Base Load ammun. handwapens.
Training tactiek hinderlaag.
Training schijfschieten nieuwe wapens.
Training werpen handgranaten.
Training chauffeurs met half track White.
Om het half uur positiebepaling met coördinaten door Cie Cdt aan F.P.-garnizoen Luluabourg.
Speciale s.o.s.-channel met fluitsignaal.
1 Helicopter permanent ter beschikking van S.M.C.
Garnizoen F.P.-Luluabourg in alarmtoestand.
Verkenning van ideale plaatsen hinderlaag.
Volmachten om Lulua-hoofden te arresteren.
Het was al donker toen we voor een speciale werkvergadering naar het bureau van de kolonel gingen. Hij leek erg gespannen en deed uitermate afwezig. Hij las de getypte vellen door en ik zag hem met een rood potlood in de tekst krassen. Nerveus schreef hij notities in de marge. Zijn besluiten waren definitief en voor geen discussie vatbaar, zei hij. Ik dacht: normaal is een bevel geen bevel, maar een basis van discussie tussen officieren. Ik had echter geleerd nooit ter plaatse bevelen te betwisten.
AFGEWEZEN NA DISCUSSIE MET SUNRAY
F.P.-garnizoen in alarmtoestand houden.
3 mitrailleurs .50 voor H.T.-fuseliers.
De Mills 36 handgranaten.
De mortiers 81 mm.
Dotatie .30: verminderd tot 8.000 x 4.
Dotatie .50 voor commando-H.T.: verminderd tot 400 x 1.
De Helicopter.
De volmachten tot arrestatie-Luluahoofden.
COMMENTAAR VAN SUNRAY
Het F.P.-garnizoen Luluabourg heeft uitgebreide bewakings- en routineopdrachten, die niet toelaten ten dienste te staan van metropolitane troepen, vooral gezien de superieure bewapening van de S.M.C. Het wapenmagazijn van de Basis beschikt slechts over vijf. 50 mitrailleurs.
Het is organisatorisch onmogelijker vier vanaf te staan.
Handgranaten Mills 36 mogen niet tegen burgers gebruikt worden, daar het dodelijke defensieve wapens zijn.
Idem voor mortieren 81 mm.
32.000 kogels voor de automatische wapens is een aanzienlijke vuurkracht.
400 .50-kogels is een gunst, want de dotatie is slechts 300 per loop.
De Helicopter behoort tot de organogram Bataljon Luluabourg. Hij moet permanent ter beschikking blijven van de korpscommandant aldaar. Lulua-hoofden arresteren kan verregaande politieke gevolgen hebben, die slechts tot de bevoegdheid van de administratie behoren.
Natuurlijk moest de baas bij het afscheid nog een boutade ten beste geven. De slagzin van de dag luidde: 'Luitenant, vergeet nooit dat de overwinning een vrouw is, die zich geeft aan wie haar neemt'. We lachten beleefd om zijn esprit en toen ontbood ik Mwembu om samen naar de S4 te rijden en de aanvraag van wapens, voertuigen en munitie te doen. Kapitein S4 Duvivier was één en al bereidwilligheid en we bleven tot halfnegen in zijn bureau om alles tot in details uit te werken. Voor twee zaken keek hij even op: toen ik hem vroeg of er geen kogelvrije banden voor H.T. White bestonden en welke soort .50 patronen ik kon krijgen, ontplofbare of incendiary. 'Maar gewone tracers, godverdomme!' riep hij 'of wil jij nu helemaal de Conventie van Genève de nek omdraaien?' - 'Niet helemaal, maar toch voor driekwart', antwoordde ik, 'en geef het overschot van de munitie maar terug dat ik de vorige keer heb ingeleverd, dan hoeven we niet als maf zitten vijlen aan die verrekte koppen'. - 'Ik heb een rapport terzake opgesteld', zei Duvivier zuur. Ik schrok. Toen begon hij te lachen en zei: 'Maar ik heb het kapotgescheurd.'
- Jacques, je bent een genie!
- Weet je dat er op het vliegveld van Luluabourg een militaire Harvard gestationeerd is?
- Jij bent toch niet meer bij Inlichtingen...
- Ik zeg het je maar als vriend.
-Thanks a lot!
De ochtend daarop zouden we de pantserwagens en de wapens in orde brengen en als het kon reeds oefenen op het terrein. Ik waarschuwde Mwembu dat ik de schroef opnieuw zou aandraaien net als in het begin. De nieuwe wapens plus het feit dat de Lulua de harde lijn hadden gekozen had mijn oude enthoesiasme weer aangewakkerd. Ik was vast besloten die bende rotzakken tot de laatste man uit te moorden. In plaats van nerveus te worden door dit vooruitzicht, was deze gedachte een tonicum voor mijn aan flarden getrokken zenuwen. En ik reed naar My, die me al vanuit de tuin tegemoet kwam gelopen, ze vloog me om de hals en sloeg haar benen om mijn middel als een lenig dier dat kuste en niet ophield met kussen. Toen keek ze me in de ogen en zei dicht tegen mijn mond: 'Ik verwacht een zoon van je...', ik zette haar op de grond, deed koortsachtig haar broekje uit, knoopte mijn shorts los en rechtstaand, snel, in het bos, in de nacht, schudde ik met mijn onderlijf en schoot in haar, ik sloeg haar en riep: 'Pis nu, pis me helemaal nat!' en ze moest even wachten, maar toen kwam het en mijn geslachtsbaard, mijn buik, mijn dijen werden warm en nat en toen het voorbij was, fluisterde ze: 'Pis, zeik, overal...' en ik piste over haar poesje, haar buik, haar borsten en ze strekte haar lichaam en wreef er met haar handen over. 'Kom', zei ze, 'nu nemen we een bad en dan eten we, of eerst drinken we een whisky of wil je iets anders?'
- Ik wil alleen jou. En ook een whisky puur met ijs.
- Weet je, als je op vierhonderd kilometer van hier om me roept, dan hoor ik je...
- Dat weet ik.
- Als je me verlaat, zal ik geen enkel spoor achterlaten...
- Zwijg! Ik zou mijn pik alle vormen willen geven om je waanzinnig te maken van genot.
- Doe het dan...
DRILL - HINDERLAAG VAN DE S.M.C.
50 meter afstand houden tussen de voertuigen. Permanente radioverbinding interpelotons.
Om het half uur positiebepaling aan F.P.-Luluabourg.
Rode lichtkogel: Hinderlaag. Asap stoppen. Afstand 50 m. Observeren.
Commando-H.T. schiet in beide richtingen.
H.T. 1 schiet links met mitrailleur op bevel.
H.T. 2 „ rechts „ „ „ „ .
H.T. 3 „ links en achterwaarts „ „ .
s.o.s.-fluittoon aan F.P.-Luluabourg.
Witte lichtkogel: uitstappen en stelling nemen in schootsveld mitrailleur die het vuur aan de beweging zal leveren.
Groene lichtkogel: einde aanval. Verzamelen bij voertuigen.
Blauwe lichtkogel met sterretjes: Contact verbreken en terugtrekken.
Raid IV van de Speciale Mobiele Compagnie
Codenaam DAKAR
15 - 24 december 1959
24 december 1959
...Toen de mitrailleurs aan alle kanten met hortende, knetterende vuurstoten begonnen af te gaan, en de kogels met het lawaai van hamers op stalen platen tegen de gepantserde zijwanden van mijn half track aan vlogen, stopte Lisangi meteen, ik schoot de rode lichtkogel in de lucht die klaar zat in het pistool, Mwembu drukte de channel van het s.o.s.-signaal in dat begon te fluiten, vijf minuten eerder had ik de positiebepaling doorgestuurd en nu, vreemd, als tijdens een oefening, nam ik de microfoon en zei langzaam, duidelijk: 'Dakar two, triree, four, observeren en bevelen afwachten over', ik keek door de smalle loerspleet van de gepantserde wand en zag duidelijk tracers uit het hoge gras op ongeveer zeven meter rechts van de wegberm komen, ik nam een handgranaat, trok de pin eruit en gooide 'm uit alle macht over de rand van de half track, ik dacht in een flits: als zij handgranaten hebben, zijn we d'r aan, de oorverdovende ontploffing weerklonk, ik hoorde gehuil van pijn en een stem die iets riep door een megafoon als op een meeting, maar de mitrailleur schoot niet meer, ik sprong achter de dubbelloops en begon de omgeving van het mitrailleursnest te bestoken, ik verplaatste het vuur snel van links naar rechts over een afstand van zeker tien meter, in het hoge gras, waar waarschijnlijk geweerschutters lagen, ik dook weer achter de pantserplaat, opgewonden, overmoedig omdat ze niet op mij hadden geschoten, en Mwembu wenkte me en door het loergat achteraan zag ik een andere mitrailleur op ongeveer vijftig meter van ons H.T. 2 onder vuur nemen, de rode tracerbanen ketsten af op de pantserplaten, ik zag de linkervoorband aan flarden gaan, ik riep tegen Lisangi dat hij de H.T. moest omkeren en ernaartoe rijden, tegen Mwembu riep ik dat hij H.T. 2 en 3 order moest geven die mitrailleur buiten gevecht te stellen met geconcentreerd vuur uit hun dubbelloops, en terwijl Lisangi met de versnellingshandel worstelde en de H.T. rammelde en schudde, deed Mwembu iets, dat ik niet van hem verwachtte, hij greep namelijk het geweer van de kok en riep met de kolf tegen zijn wang: 'Dakar two-three, this is six, vernietig de mitrailleur die two onder vuur neemt, over!', ik gaf hem een harde trap in zijn nieren dat hij ineenkromp van de pijn, ik greep de microfoon, rukte het geweer uit zijn poten en drukte de microfoon erin, 'Herhaal dat bevel door de radio, godverdommese bosneger!', riep ik, ik was buiten mezelf, ik had hem ter plaatse kunnen neerschieten, en Lisangi had intussen veel last met de omkeermanoeuvre, onze rechtervoorband was eveneens kapotgeschoten en het stuur was verschrikkelijk stug, maar toen Lisangi hem om had gekregen, hobbelden we in de eerste versnelling naar H.T. 2 die enkele vuurstoten had gegeven met zijn dubbelloops maar nu zweeg, de twee lange lopen hingen schuin, als geknakt neer, ik riep woedend door de microfoon: 'Dakar two, schieten, schieten!' boven het geratel van de rupskettingen dat oorverdovend weerklonk in het stalen karkas van de H.T., de derde schoot evenmin, ik hield twee handgranaten klaar en op vijf meter van nummer twee observeerde ik opnieuw nadat Lisangi gestopt was, ik zag dat een rode tracerbaan van achter een rotsblok spoot en zich naar onze H.T. verplaatste en ik gooide de twee handgranaten kort na elkaar achter het rotsblok, de twee ontploffingen klonken quasi tegelijk en de mitrailleur zweeg, 'Luitenant, ik kan de kar bijna niet meer op de weg houen!', riep Lisangi, en Mwembu vernam door de radio dat de andere twee H.T.'S geblokkeerd waren met kapotte banden en dat de twee schutters van de dubbelloops dood waren, de rotschoften, de jakhalzen, ik mag hier niet verliezen! schoot het door mijn hoofd, ik liet Lisangi langzaam achteruitrijden om een beter uitzicht te verkrijgen, en onmiddellijk begonnen aan alle kanten geweerschoten af te gaan met korte haperende slagen op pantserplaten, het was een hels, zenuwslopend geluid en je kon onmogelijk de plaats van de schutters bepalen, ik had zo goed als zeker de twee mitrailleurs uitgeschakeld want er weerklonken alleen geweerschoten, maar niets verzekerde me dat het zo zou blijven, de stem door de megafoon riep bevelen die ik niet verstond, die stem joeg me meer angst aan dan het geweervuur, ik dacht razend: we zijn geblokkeerd, we zijn omsingeld, ik moet hier zo vlug mogelijk vandaan voordat zij mijn andere band aan flarden schieten, dicht tegen het oor van Mwembu die observeerde, riep ik: 'Zeg door de radio dat we hulp gaan halen, ze moeten observeren, standhouden en munitie sparen!', en hij riep de drie pelotonscommandanten op en gaf mijn order door, we waren op ongeveer dertig kilometer van Luluabourg op een rotte smalle zijweg waar geen hond langs kwam en Lisangi stuurde de H.T. virtuoos rakelings langs de andere pantserwagens die log en weerloos op de weg stonden, we schoven in de sloot en vorderden zeker tweehonderd meter zo vervaarlijk schuin dat ik dacht: nu slaat-ie om, maar toen we nummer vier gepasseerd waren, waar alles okee was, trok Lisangi 'm uit de sloot als een steigerend paard en enkele kilometer verder hebben we met zijn vieren gezwoegd als galeiboeven om zo vlug mogelijk het kapotte wiel te verwisselen, de crick moest eerst op blokken gezet worden in de drassige grond, zo'n wiel weegt wel honderd kilo en zit vast met twaalf kanjers van moeren, na drie kwartier zweten en hijgen waren we onherkenbaar van het stof en de modder, ik ging naast Lisangi in de stuurcabine zitten en zei: 'Full speed naar het vliegveld van Luluabourg' - 'Tot uw orders luitenant', zei hij en keek me lachend aan met z'n glad vuil smoel, je hebt ons gered, kerel, dacht ik, ik sloeg hem op de schouder en stak een sigaret voor hem op, die ik tussen zijn lippen stak, ik kroop naar de achterruimte die oorverdovend rammelde en botste, ik nam de microfoon en vroeg met mijn vinger in het oor de situatie, het antwoord was dat er niet meer geschoten werd, maar dat de stem door de megafoon had geroepen, dat ze omsingeld waren en dat ze die nacht allemaal kapot zouden worden gemaakt, ik gaf de order alleen te observeren, vooral niet uit te stappen en alleen te schieten op naderende vijanden tot ik terug zou komen om die Lulua-honden hun kloten af te snijden, en toen we met zeventig per uur Luluabourg binnenreden en op het rondpoint wild naar rechts afsloegen, herhaalde ik mijn vraag naar de situatie door de radio, maar er was intussen niets veranderd, en op het vliegveld zag ik de Harvard staan naast een militaire barak in plaatijzer, ik stapte uit, de deur van de barak ging open, een adjudant-piloot kwam naar buiten, hij had een mager rood gezicht en rookte een sigaret die hij niet uit zijn mond nam terwijl hij praatte, hij had een pas geperst fijnlinnen uniform aan, ik stelde me voor en probeerde zo kalm mogelijk de situatie uit te leggen, maar hij bleef er heel onverschillig bij als in een gangsterfilm en toen ik hem vroeg er met zijn toestel naartoe te vliegen om scheervluchten uit te voeren terwijl ik de Lulua met handgranaten zou bestoken, begon hij hartelijk te lachen en zei dat hij alleen gestationeerd was en dat zijn feuille de vol alleen op bevel van een superieur van de Luchtmacht kon worden ingevuld, en dat hij zeker geen toestemming zou krijgen om gevechtsopdrachten uit te voeren, want de Harvard was een verkenningsvliegtuig en had geen boordwapens, ik onderbrak hem woedend dat veertig soldaten omsingeld waren en dat ze op het punt stonden om uitgeroeid te worden, en toen maakte hij een gebaar dat hij niet had mogen doen, hij trok wenkbrauwen en schouders op en snoof even door zijn neus, nog altijd met de sigaret tussen zijn lippen, Mwembu die het gesprek gevolgd had, stond er zichtbaar buiten zichzelf bij, ik gaf hem een teken en de adjudant-piloot kreeg toen een geweldige opstopper in zijn middenrif zodat hij naar adem hapte en vervolgens twee harde slagen tegen zijn halsslagader, hij viel op de grond en bleef liggen, haastig begonnen we de twee kisten handgranaten, de Thompsons, de dubbelloopsmitrailleur, de lichtkogels en al de munitie uit de half track te laden, ik liep naar de Harvard, hees me op de vleugel en klom in de cockpit, waar het verschrikkelijk heet was, er lag een valscherm op de leren stoel, ik tilde het eraf en begon naar de riemen te zoeken om hem vast te maken, het ging moeilijk want het was een oud Amerikaans model, maar ten slotte had ik hem aan, Mwembu, Lisangi en de andere twee laadden toen al de wapens en de munitie op de vleugel en terwijl Mwembu alles in de cockpit stouwde, keek ik naar de instrumenten van de Harvard, het was een oude rammelkast en alles leek tot op de draad versleten, maar ik vond het contact, de choke en de starter en dat was voldoende om op te stijgen, op dat ogenblik kon niks mij nog schelen, alles in mij was geconcentreerd op de omsingeling en het probleem hoe mijn mannen vóór het vallen van de avond te ontzetten, de dubbelloopsmitrailleur bood veel moeilijkheden en na tien minuten zwoegen en proberen besloten we hem achter te laten bij gebrek aan schootsveld en toen Mwembu was gaan zitten op de stoel achter mij, liet ik de propeller enkele toeren rijke benzine in de carburator zuigen zonder contact en toen ik de booster liet werken, sloeg de motor hoog vóór mij oorverdovend aan, het was allemaal vijf keer groter dan de speelgoedtoestelletjes waar ik mee gevlogen had, ik kende geen opstijg-, landings- of kruissnelheid, het zou allemaal op het gevoel moeten gaan en ik gaf meer toeren, blauwe uitlaatgassen dreven naast de motor de cockpit binnen, ijzeren platen rammelden, de motor kwam haperend op gang, het toestel trilde en schudde alsof het uit elkaar zou vliegen, ik riep tegen Mwembu dat hij er nog even uit moest om over de radio de situatie te vragen en te beloven dat we binnen een half uur met een vliegtuig zouden komen om handgranaten te gooien en te schieten, en dat ze bij het zien van de witte vuurpijl moesten uitstappen en aanvallen met ondersteuning van de dubbelloopsmitrailleurs, ik herhaalde het en hij herhaalde het eveneens om te bewijzen dat hij alles begrepen had en ik riep: 'En trek die verrekte blokken voor die wielen weg!', hij stak lachend één hand op en sprong op de vleugel, en toen hij er na vijf minuten weer in was, begon de olie- en motortemperatuur normaal te worden, ik schoof de cockpit dicht en gaf met de arm een teken aan de mannen dat ze terug moesten rijden, wat Lisangi meteen begreep, ik gaf gas en de Harvard hobbelde naar de landingsbaan, ik zag de seinlichten van de verkeerstoren nerveus rood knipperen, maar ik taxiede naar het begin van de betonnen landingsbaan, drukte de rempedalen in, probeerde de rollers en de flappen, ik zag een wit en zwart geblokte camionnette full speed over het gras in mijn richting rijden, maar toen gaf ik vol gas en liet de remmen los, ik werd in de rugleuning gedrukt en hield de witte streep van de landingsbaan in het oog, die razendsnel onder me wegschoot, ik duwde de stick naar voren, in de verte naderde de omheining en de rand van de savanne, ik voelde dat hij loskwam en toen trok ik langzaam de stick naar me toe en maakte laag een scherpe zwenking naar links. Dadelijk vond ik de weg naar de rivier Mazangoma, azimuth 45°. Ik keek even om naar het gespannen, lachende gezicht van sergeantmajoor Mwembu en wees naar de kisten met handgranaten. Een voor een nam hij ze eruit en deponeerde ze op de vloer van de cockpit. De mijlenteller wees 200 aan. Ik zweette van opwinding en intense vreugde...
S3-RAPPORT BETR. HINDERLAAG S.M.C. I OP 1959 DECEMBER 24 0930 HR. PLAATS: WEG LULUABOURG - TSHINIAMA. BRUG MAZANGOMA, ONDERAFDELIG SAPO SAPO.-
Om 1225 Hr kwam de Harvard met Cie Cdt en 2 IC, staf sergeant-majoor Mwembu aan boord boven de plaats van de hinderlaag. Met open cockpit werden scheervluchten op zeer geringe hoogte uitgevoerd en handgranaten uitgegooid op de Lulua, die reeds vanaf het begin van de interventie in paniek naar alle kanten op de vlucht sloegen. Na het afvuren van de witte lichtkogel uit het vliegtuig, signaal voor Vuur en Beweging, werd de aanval ingezet door de 3 pelotons. In het hevig vuurgevecht dat volgde, terwijl onophoudelijk ondersteuning uit de lucht werd verleend door middel van ontploffende handgranaten, vuur uit 1 machinepistool Thompson .45 en aanduidingen waar de vijand zich bevond in het hoge gras, werden waarschijnlijk alle Lulua na ongeveer anderhalf uur buiten gevecht gesteld. 2 manschappen van de S.M.C. 1 waren reeds gedood tijdens de beschieting van de voertuigen met mitrailleurs. Nog 3 vielen tijdens het gevecht, terwijl 6 gewond werden, waarvan één ernstig. Toen omstreeks 1420 Hr geen zichtbare vijanden meer overbleven, werd een groene lichtkogel vanuit het vliegtuig afgeschoten, waarop de manschappen in goede orde naar de voertuigen terugtrokken. De gewonden werden verzorgd, de voorbanden verwisseld en Asap koers gezet naar Luluabourg, waar de S.M.C, 1 om 1645 Hr in het kamp van garnizoen F.P. aankwam. Intussen was de Harvard, die vele tientallen scheervluchten had uitgevoerd en boven de voertuigen was blijven rondcirkelen tot ze weer startklaar waren, tijdens de terugkeer naar het vliegveld Luluabourg, zonder brandstof gevallen. De Cie Cdt en de 2 IC slaagden erin om zich per valscherm te redden. Er was slechts één valscherm en de 2 IC had zich moeten vastklampen aan zijn Cie Cdt. Bij het neerkomen was de valsnelheid te groot en de Cie Cdt brak het linkerbeen (open breuk) terwijl de 2 IC de linkerarm en een aantal ribben brak. Beiden waren gedurende enige tijd bewusteloos. De manschappen van het Bataljon F.P.-Luluabourg bevonden zich op het ogenblik van de feiten op ongeveer 200 Km van de plaats der hinderlaag op Bewakingsopdracht. De Heli van de Bn Cdt steeg op om de Cie Cdt en zijn 2 IC te zoeken, toen de kolonne pantserwagens, onder het bevel van pelotonscommandant A peloton, in Luluabourg meldde dat de Harvard neergestort was. Om 1755 Hr werden beide gewonden in de savanne op 32 Km ten NO van Luluabourg opgepikt, net bij het vallen van de duisternis, nadat de Cie Cdt per geluk een lichtkogel had afgevuurd om zijn positie te bepalen. De gewonden werden Asap na de eerste zorgen per Heli naar het Militair Hospitaal van de Metropolitane Basis te Kamina overgebracht, waar Röntgenfoto's werden genomen en de breuken definitief gehecht. Op 1959 december 25, bij dageraad, vlogen de officieren S3 en S2 van Basis Kamina naar de plaats van de hinderlaag voor de nodige gegevens. 315 lichamen van Lulua werden ter plaatse gevonden en verzameld door de manschappen van Bn F.P.-Luluabourg onder het persoonlijk bevel van majoor V. De buit bedroeg:
206 repeteergeweren M-1930 7,62 mm
96 PPSH 7,62 mm machinepistolen met trommelmagazijn voor 71 patronen.
2 Brno 7,62 mm mitrailleurs, zwaar beschadigd door handgranaatontploffingen.
7.904 patronen 7,62 mm
6.419 lege patroonhulzen 7,62 mm.
De door de Cie Cdt S.M.C, I gebruikte handgranaten waren Mills 36, vroeger door hem buitgemaakt tijdens de acties tegen Baluba en klandestien achtergehouden voor eigen gebruik.
Voor zijn koelbloedigheid en moed werd de Cie Cdt gedecoreerd met het ridderkruis van de Leopoldsorde en bevorderd tot de graad van reserve-kapitein. Stafsergeant-majoor Jean Mwembu werd gedecoreerd met het ridderkruis in de Orde van de Kongolese Leeuw. Het p.v. 108 voor verlies van 1 verkenningsvliegtuig Harvard ten bedrage van 750.000 B.Fr. werd na akkoord van het Opperbevel geklasseerd. Adjudantvlieger V.H. stemde, gezien de biezondere omstandigheden, erin toe zijn klacht voor vrijwillige slagen en verwondingen in te trekken.
Kamina- Metr. Basis, 1959 december 26
De Officier S3
R. Gils
Majoor
25 december 1959 - 12 februari 1960
Militair Hospitaal Metropolitane Basis Kamina
...En daar lag ik dan in dat godverdommese bed met een soort kabel aan mijn poot in gipsverband over een katrol met een zwaar gewicht eraan, de wipgalg noemde ik het, om liefde te bedrijven, hevig als beesten, daar was natuurlijk voorlopig geen sprake van, alleen mekaar geobsedeerd geillikken met 'Ne pas déranger s'il vous plaît' op de deur, en zij dronk mijn zaad en de tietjes van mijn wijf stonden rond en gespannen, en tepels dat ze had godindehemel, en ik heb ze gekust, gekust, ons kind groeide intussen, ik was voor de eerste keer vader en ik hield mijn hand op haar buikje, plat, satijn, ivoor, alleen de eerste drie weken had ze smorgens moeten overgeven, en in haar ogen lag een zachte blik die ik nooit tevoren bij haar had gezien, na zeven maanden waren alle hardheid, rancune, onrust uit haar ogen verdwenen, Nachtvogel, jij bent mijn allereerste wijf, dacht ik altijd terwijl ik haar lichaam aanbad, soms bracht ze Tijgerke en Floere mee, de koninklijke poezen, die op het bed vrijden terwijl wij naar hen keken, de Nieuwjaarsdagen moest ze tegen haar zin in de huiselijke kring doorbrengen, Roger Gils en Jacques Duvivier, wiens vrouw vervroegd naar België was vertrokken wegens de onveilige toestand, waren mijn drinkebroers, en we hebben daar in de nacht van 31 december 1959 het nieuwe jaar zestig met een beestachtige hoeveelheid champagne ingewijd, versneld, een beetje wanhopig, een beetje sentimenteel als alle mannen-zonder-vrouw-tijdens-traditionele feestdagen, maar een gedeelte van de champagne was bedoeld om mijn kapiteinsster te vieren, en Gils haalde oorlogsherinneringen op uit Normandië en ik werd door een aangeschoten Duvivier verzocht om een en ander te vertellen over de raids, maar ik praatte eroverheen, mijn zenuwen waren voorlopig weer in orde, maar het opnieuw beleven door erover te vertellen zou te veel geweest zijn, en we zongen vele schunnige liederen en aten snackjes met zalm, kaviaar en ansjovis om opnieuw dorst te krijgen en ze schreven allerlei teksten op mijn gipsverband, het duurde tot zonsopgang en ik had de hele eerste januari 1960 een kater zo groot als een huis, de zuster van missie-Kamina, die mij verzorgde, moest hoofdschuddend lachen toen ze de kurken verspreid op de vloer zag liggen en de kleffe lucht opsnoof, maar de wond op mijn scheenbeen genas, het jeukte onder het gipsverband dat ik er halfmaf van werd en ze spoot mij een anti-jeukmiddel in, en op 2 januari kwam My met een geschenk, een prachtige degen, ik omhelsde haar, ik kon haar niet loslaten, de dag tevoren was ze bij Giereck van haar paard gevallen en ze kon bijna niet lopen, ik vroeg haar waar precies de pijn was, ik concentreerde me, kuste de blauwe plek en dwars door de spieren heen zond ik elektrische stroom uit naar het linker bekkengewricht, ik concentreerde me als tijdens het kussen met mijn penis onbeweeglijk in haar kutje, en de pijn verdween zei ze, ik had altijd geweten dat het eenmaal zou gebeuren, maar toen het gebeurde, voelde ik mij gelukkig en bang, tegelijk behekste ik mijn kind, dat nog zou leven na mijn bewustzijn, en ik verbood haar, nog paard te rijden en ze kwam bij me in mijn armen liggen, en onwillekeurig ging mijn hand naar haar buikje, ik herinner mij dat die zeven weken in het militaire hospitaal een heel vreemde, rustige periode was, nu eens stil bij elkaar zitten, praten, een whisky drinken, naar muziek luisteren, alleen maar gelukkig zijn door elkaars aanwezigheid, dan weer wild liefde bedrijven, we haakten het gewicht van de kabel en ik ging er zo comfortabel mogelijk bij liggen, soms deden we het tot driemaal na elkaar, zodat we leeg, zwetend, doodop naast elkaar lagen, en telkens ontdekten we een andere manier om ons genot te verhogen, soms was zich één centimeter verplaatsen voldoende om het heviger of wulpser of fijner te voelen, ik betoverde haar lichaam, zodat het alleen nog van mij zou zijn, niemand anders zou ooit nog genot kunnen hebben bij haar, mensen die krankzinnig zijn van elkaar, willen een kind, dat ervoer ik toen heel duidelijk, onze liefde werd diep, teder, soms bijna ondraaglijk hevig, ik zou een heel trouwe, jaloerse echtgenoot voor haar zijn, vooral omdat ik me niet kon voorstellen dat een andere man haar lichaam zou aanraken, soms was er natuurlijk minder prettig bezoek, onder meer toen de kolonel kwam, vergezeld van zijn opgetutte, geparfumeerde echtgenote, zielig als iedere vrouw van vijftig die er absoluut twintig jaar jonger uit wil zien, ze kwamen om mij te feliciteren met mijn bevordering, en de kolonel overhandigde mij het donkerblauwe kunstleren etui met de decoratie en drukte mij de hand, en de kolonelse zei dat ze vernomen had dat ik des choses terribles had meegemaakt, ik weet eigenlijk niet meer wat er gezegd werd, ik liet koffie en koekjes serveren en het verliep geforceerd als alle vormelijke gesprekken, de leugen kon je ruiken op een kilometer afstand, maar ze bleven gelukkig slechts kort, en dan was er het bezoek geweest van de mannen, die er onwennig in uitgaanstenue bij stonden en me een snoer van luipaardetanden ten geschenke gaven, ik had repen luipaardehuid laten maken en ik gaf er aan elk één, ik liet enkele kisten bier aanrukken, we dronken van de fles als mannen en we praatten en het was heel gezellig als altijd onder kameraden die dezelfde dingen hebben meegemaakt, geen woord werd er gerept over de mannen die tijdens de hinderlaag gedood waren, de gewonden waren allen min of meer hersteld behalve de éne met de schotwonden in zijn buik, die in Luluabourg moest blijven, en we praatten niet over het verleden maar over de toekomst, ik zei hun echter niet dat Inlichtingen G 2 uit goede bron vernomen had dat er voorlopig geen gewapende groepen van enige betekenis meer opereerden evenmin bij de Lulua als bij de Baluba om de eenvoudige reden dat wij ze uitgeroeid hadden, en met Mwembu, die iedere dag een uurtje kwam kletsen - zijn arm zat ook in het gips - praatte ik over een krijgslist om 'de Chinees' gevangen te nemen, we beschikten helaas niet over een lijst van de gedode Lulua en tijdens de hinderlaag was hij handig tussen de mazen door geglipt zonder een spoor achter te laten, als ik die gebroken poot niet had gehad, dan had ik onmiddellijk ter plaatse een speractie op touw gezet onder meer door de Lulua-hoofden onder druk te zetten, maar ik moest nu wel rekening houden met de feiten en die werkten pertinent in zijn voordeel, één zaak verontrustte mij, met name de vraag waar de andere twee mitrailleurs gebleven waren, want mijn ongelukkige collega was door vier mitrailleurs beschoten, het rapport van majoor Gils was hieromtrent formeel, in het begin kon Jean Mwembu moeilijk ademen met al die gebroken ribben en ik probeerde hem op alle mogelijke manieren aan het lachen te krijgen om zijn van pijn vertrokken gezicht te zien, wij waren immers broeders, en we praatten ook over de training van de zes groentjes die we er bij gekregen hadden, intussen werd ook druk gewerkt aan een splinternieuwe S.M.C. II, maar kandidaten om er het bevel over te voeren kwamen niet opdagen, Mwembu mompelde iets van honden-zonder-kloten, inderdaad hij die zich helemaal aan de onderkant van de sociale pyramide bevindt en alleen zijn spierkracht verkoopt en hij die zich helemaal aan de top bevindt, hoeven niet biezonder prettig of aangenaam te zijn, ik maakte me vooral bezorgd over het feit dat de mannen zo lang inactief zouden blijven, uit ervaring wist ik dat als een groep soldaten een bepaald trainingsniveau bereikt heeft, zij niets anders beogen dan hun capaciteiten te testen in reële omstandigheden, als dat niet mogelijk is beginnen ze zich te vervelen of wat erger is, ze worden ongedisciplineerd en dagen soldaten van andere eenheden uit wat altijd in hun voordeel uitvalt, en op een middag zat My bij me en Mwembu kwam binnen, en we praatten met z'n drieën in het Frans, want My kende geen Lingala en dadelijk was er die speciale soort vertrouwelijkheid, die mensen voor elkaar voelen als ze tot het ras van de wilde dieren behoren, later zei Mwembu: 'Je hebt daar een échte vrouw, broeder...', ik antwoordde dat ze een kind van mij verwachtte, hij lachte zijn wolvengebit bloot en knikte verheugd, 'Mannen en vrouwen hebben kinderen', zei hij vormelijk en Giereck kwam met Gils en My was er ook en het was natuurlijk weer champagne a gogo, Gils had een grote doos bij zich, die vrij zwaar woog, hij gaf ze me en ik maakte de touwtjes los, er zat een kort, plomp machinepistool in met een trommelvormig magazijn en een loopmantel met grote koelgaten erin, ik liet de grendel over en weer schieten en liet het trekkermechanisme werken, ik gaf het hem terug, maar hij zei dat het een cadeau was voor mijn museum, het was één van de Russische machinepistolen die ze hadden buitgemaakt na de laatste hinderlaag, hij had er voor zichzelf ook ééntje gehouden met uitgerekend duizend 7,62 patronen per stuk, 'Gebruik het gerust tijdens de raids', zei Gils, 'het is volgens mijn bescheiden mening het beste wapen in zijn categorie ter wereld, dan zie je er tenminste niet uit als een gangster uit Chicago, met die Thompson Mk I!', ik vroeg of dat lelijke ding beter was dan een Schmeisser en Gils knikte, 'Het weigert nooit en het schiet 71 keer kort na elkaar', zei hij 'dat is een onschatbaar voordeel dat geen enkel wapen je kan bieden,' - 'Vooral als je de koppen van de kogels vijlt...' - 'No comment', zei Gils met een effen gezicht en toen ik hem vroeg hoe ze het klaargespeeld hadden om die driehonderd en zoveel Lulua te begraven, zei hij nog eens 'No comment', de aalmoezenier was ook een paar keer geweest en hij had gevraagd of ik de Heilige Communie niet in mijn kamer wilde ontvangen, want ik was toch katholiek nietwaar?, ik antwoordde hem dat ik inderdaad gedoopt was in een tijd dat ik helaas nog geen bewustzijn had, maar dat ik mij onmiddellijk zou bekeren als het absolute bewijs geleverd werd dat God bestond, en dat ik dan voor alle veiligheid in de Orde der Trappisten zou treden, hij lachte zuur en nam afscheid, maar zijn laatste bezoek was in alle opzichten merkwaardig, ik mocht toen al op krukken lopen en we konden ook weer normaal liefde bedrijven, het gebeurde op 6 februari, enkele dagen voordat we op de volgende raid zouden vertrekken, het gipsverband was eraf en ik oefende zonder krukken om zo fit mogelijk te zijn voor de raid, en My hielp mij, haar buikje begon licht te welven, haar tieten waren zo verrukkelijk dat ik er niet af kon blijven, op de deur hing traditioneel het kaartje 'Ne pas déranger s'il vous plaît', ik was haar blouse aan het losknopen, ging op het ledikant zitten en kuste de tepels en wreef er over met mijn neus, My hield één hand op mijn gulp en streelde met de andere mijn haar. Toen ging opeens de deur open en de aalmoezenier stond midden in de kamer. Mijn hart begon te haperen als een defecte pomp en ik voelde me bleek worden. My had haar gezicht afgewend. Ik keek hem recht in zijn laffe ogen. Op het ogenblik dat ik wilde opspringen om hem te slaan, maakte hij rechtsomkeert en liep de kamer uit...
Raid V van de Speciale Mobiele Compagnie
Codenaam ENERGA
13 februari - 01 maart 1960
28 februari 1960
.. .De Chinees bewoog zich plomp en hij had een fel vuur in zijn blik, hij was onelegant gekleed als altijd in staten waar een Clan van misdadigers het volk misleidt met woeste slogans, wat mij vooral opviel was de vorm van zijn polsen, ze waren breed, plat en benig, de huid van zijn borst en armen was geel en kaal, zijn korte hoofdhaar was gitzwart en dicht ingeplant, hij was vuil en hij stonk en zijn enkels hadden we stevig aaneengebonden met ijzerdraad, de voeten waren blauw en helemaal gezwollen, maar de Chinees gaf geen kik, hij staarde voor zich uit en we hadden er geen woord uit gekregen, gemarteld hadden we hem niet, alleen een prik of twee drie met een bajonet in z'n luie kont toen hij wilde lijntrekken tijdens het urineren, hij zat tegen een paal van het afdak in de verte te staren, het A-peloton onder de persoonlijke leiding van keursergeant-majoor Mwembu was al een halve dag op zoek naar geiten, biggen en zo mogelijk een min of meer acceptabele koe, en toen de duisternis inviel, na een korte hevige regenbui, kwamen ze zingend het bivak binnengereden met de G.M.C. van de bevoorradingssectie, de dode beesten werden er uitgekieperd, ik vroeg niet of ze gestolen, afgeperst of gekocht waren, dadelijk begon het maffe gekerf van machetes in de karkassen, de mannen van het A peloton waren al dronken toen ze vertrokken, de vuren brandden in afwachting van de gewone barbecue, niet het verheven statussymbool van westerlingen die verrukt doen alsof ze naar hun oorsprong verlangen door middel van duur vlees op electrisch aangedreven spitjes, neen, hier heerste Heer Honger in al Zijn Glorie, terwijl ze hakten en roosterden, rookten ze natuurlijk buitensporig, en ik had gezien dat de Chinees telkens als er één een sigaret opstak, er heel even verstolen naar keek, al die dagen had hij alle eten en drinken geweigerd, zijn plat gezicht met de kleine wipneus was totaal zonder uitdrukking, op 26 februari omstreeks het middaguur hadden we hem eindelijk te pakken gekregen, of beter gezegd we hadden enkele Lulua-hoofden dermate afgeranseld dat ze via geheime wegen het bevel hadden doorgegeven om de Chinees uit te leveren, het had ons geen cent aan steekpenningen gekost, dit was professional efficiency in de zuiverste betekenis, we maakten dus het grote vleesfestijn klaar, in de rivier lagen een paar honderd driekwartliterflessen bier af te koelen, de laatste reeks van tien kisten Simba vooraleer naar de veilige thuishaven terug te keren, bij vrouw en kind, wij werden door hen bemind ach, wachtposten waren overdag niet meer nodig, de wapens lagen binnen handbereik, we hadden zo'n vertrouwen in onze primaire reacties, dat we het bivak hals over kop in een verlaten Lulua-dorp hadden geïnstalleerd, de Lulua-onderafdelingen die de krijgers aan de Chinees hadden uitgeleverd, waren na de mislukte hinderlaag van 24 december ijlings ondergedoken en de situatie was administratief precies zoals toen we met de raids begonnen, heel langzaam drong het tot de hersens van de hoge ambtenaren door dat het kluwen onontwarbaar was geworden, ze hadden zich nooit kunnen indenken dat we door gewapende groepen uit beide kampen zouden worden aangevallen, de idee dat we nog altijd de Vaders, de Weldoeners enzovoort waren, zat als vastgeroest in hun verkalkte hersens, ik reed nu net als vroeger heldhaftig vooraan in een jeep met dubbelloopsmitrailleur, de kolonne van G.M.C.-trucks en radiojeeps achter me aan, de brandstofbevoorrading van vier half tracks bood te veel logistische problemen, een aanval met automatische wapens was voorlopig althans volgens G 2 en mijn privé-inlichtingsdienst niet te vrezen en we opereerden als op vakantiereis door een rotgeregend savannegebied met verlaten dorpen, de zuiver militaire discipline was totaal verloren gegaan, het had geen zin meer, bij voorbeeld een rugzakinspectie te bevelen, in dat geval zou ik consequent mijn hele eenheid met cachot hebben moeten straffen, we hadden samen gevochten en dat schept heel speciale verhoudingen die betrouwbaarder zijn dan wat je bereikt met de hiërarchische terreur van het militaire systeem, als het erop aan kwam, zouden ze onmiddellijk weer de elite-soldaten zijn die ze altijd geweest waren, er zou professioneel, hard, ongenadig gevochten worden zonder zinloze krachtverspilling, tweemaal had ik schietoefening gehouden, per man één Fal-clip van twintig, het was perfect geweest, slechts twee mannen hadden geen 200 punten geschoten, en de anderen hadden er zo om moeten lachen dat er geijkte woordspelingen van overgebleven waren, die naar aloude Bantoegewoonte eindeloos herhaald werden, en de vuren die zorgden voor houtskool laaiden hoog op, het vlees werd met palmolie geroosterd, en als het knappende goudgele korstje erop kwam, werd de speciale pilipilisaus-maison erover gegoten, drie koks prikten geregeld met priemen in de malse stukken en we dronken intussen een fles koele Simba als aperitief, waarna overal luide oprispingen weerklonken, sommigen tergden de Chinees door quasi-achteloos te passeren met een sigaret of een fles bier, maar de Chinees vertrok geen spier, drie mannen bleven voortdurend in zijn omgeving, ik had het vermoeden dat Mwembu hen strikte orders in dat opzicht had gegeven, Mwembu zei geen woord over de Chinees, het was alsof de Chinees niet bestond, die avond aten we zoveel vlees als we konden, drie zwijntjes, twee volwassen geiten en een kalf werden afgekloven tot op het been, en er was rijst in overvloed en palmoliesaus en maniokspinazie en verse mandarijntjes als dessert, de bomen in de verlaten dorpen hingen vol rijp fruit, als we er met de kolonne doorreden, spatte het afgevallen fruit open onder de banden tot een brij die de lucht vervulde met een louche balsemgeur, waar de vlinders onweerstaanbaar door aangetrokken werden, miljoenen vlinders trokken nog altijd urenlang in witte wolken voorbij, de stille getuigen van het regenseizoen, de savanne, de bomen, de struiken, alles was prachtig helgroen, de eeuwige jonge zomer, en de nachten waren zwoel, we sliepen in de open lucht tijdens een lange reeks tropische Sint Jansnachten, en tegen alle gewoontes werd na het bier dat opgewekt gepraat en gelach veroorzaakte, geen hennep te voorschijn gehaald voor het avondpijpje, voordat ik order gaf de slaapzakken te ontvouwen, werd een klein kruisvuur aangelegd vlak voor de voeten van de Chinees, en toen de mannen sliepen, maakte ik met Mwembu een routine-nachtronde, Mwembu was opvallend zwijgzaam, hij had wachtposten uitgezet met de order zonder waarschuwing te schieten, we liepen langs de Chinees, hij sliep niet, de vier mannen zaten naast en achter hem, het geweer op hun knieën, ze zaten zwijgend te roken, en toen gingen we slapen, Mwembu links van mij, Lisangi rechts, wapen binnen handbereik, kogel in de loop, veiligheid op, af en toe stak de nachtwind-van-het-regenseizoen op, onder de slaapzakken lagen rubberponcho's, die morgenvroeg kletsnat zouden zijn aan de onderkant, en dan zouden we in de loop van de namiddag de gewone stortbui krijgen met een plotselinge toevoer van ozon in de atmosfeer, meestal zagen we de grauwe regenmuur naderen vanaf kilometers afstand, en het dreunend geruis van zware druppels op gras en bladeren naderde, naderde, en onder het canvas dak van de G.M.C.'s wachtten we tot de bui voorbijgetrokken was, dadelijk na de donkere regenwolken barstte de zon los en de aarde dampte, de vlinders aasden op de koele plassen die vlug zouden wegtrekken, en in de bomen druppelde en pletste het, de triomf van zon, water en aarde, en we ademden als dieren in de heerlijke tonische wisselwerking van zuurstof, electriciteit en chlorofyl, bij iedere halte sprongen de mannen als kwajongens uit de trucks om baldadige luchtsprongen te maken en kreten te slaken, alleen ontbrak er nog aan, dat ze als gekken in de lucht gingen schieten, de donderbussen en vuurpijlen van de Mexicaanse fiësta, en de ochtend van 28 februari 1960 brak aan in het Teken van de Vissen met de zon die rose, geel, lila door de nevel brak, op het savannegras en de struiken lagen duizenden spinnewebben vol dauwdruppeltjes die schitterden in de zon, nergens kraaide een haan, nergens koerde een duif, het was stil, de hutten van het dorp lagen in de onwezenlijke stilte als een te mooie ansicht van een sprookjesland, de routinezaken had ik al lang aan Mwembu overgelaten, de mannen hadden hun slaapzakken uitgespreid en de poncho's omgekeerd om te drogen, maar ze liepen zwijgend, rokend rond, niet goed wetend wat te doen, er werd geen drukte gemaakt met K-rantsoenen zoals gewoonlijk en de kok zette geen koffie voor mij, enkelen hadden al een fles Simba geopend, de meesten stonden in groepjes gedempt te praten, en soms moesten ze hard om iets lachen, toen ik met Mwembu de wachtposten naar het dorp had teruggeroepen, liepen we samen naar het af dak, waar de Chinees nog altijd tegen de paal aan geleund zat, de Chinees had nu een vale kleur en zwarte kringen onder zijn ogen, er waren korsten op zijn lippen gekomen en telkens als een insect hem plaagde, sloeg hij ernaar met een onnauwkeurige, vermoeide beweging, ik dacht: wanneer zul jij op je knieën kruipen en smekend gillen om een slok water, een sigaret, rijst?, maar toen nam Mwembu mij mee naar een kaal pleintje achter een rij hutten, waar de rand van de wildernis begon, daar waren vier mannen druk met iets bezig, twee waren een kuil aan het graven, een diepe ronde éénmanskuil als om een mitrailleur vóór op te stellen, één man stond met bloot bovenlichaam tot aan de schouders in de kuil en hij groef met een infanterieschop tot hij genoeg aarde op de schop had en dan gaf hij de schop met aarde voorzichtig aan de man boven hem, de andere twee waren bezig iets in orde te brengen, op ongeveer drie meter van de kuil hadden ze een jonge, veerkrachtige boom in de grond geplant, alle takken waren eraf gesneden en aan het boveneind van de boom was een dunne stalen kabel vastgemaakt die eindigde in een gevlochten rieten mandje, wat lager dan de kabel was een dunne sterke liaan aan de boom vastgemaakt, en tussen de kuil en de jonge boom was een dikke tak in de grond geheid op ongeveer dertig centimeter van de rand van de kuil, het was een heel speciale tak met een natuurlijke weerhaak eraan, ik vroeg Mwembu wat dit betekende, en hij antwoordde niet rechtstreeks op mijn vraag, hij zei alleen dat alles nu praktisch klaar was voor de plechtigheid, de Bokoi-plechtigheid genaamd Kpaanzu, een plechtigheid die al tachtig jaar door de blanken verboden was, en die af en toe nog gevierd werd, in het diepste geheim, echter met een jonge bok, even na zonsopgang, omdat op dat ogenblik de goede krachten sterker zijn dan de kwade, en we liepen terug naar het afdak, waar de voeten van de Chinees losgemaakt werden, twee mannen ondersteunden hem, maar hij duwde hen kwaad van zich af, en ze stonden hem uit te lachen toen hij omviel, de Chinees ging telkens door de knieën als ze hem weer rechtop trokken, en dat deden ze wel een keer of tien, ze maakten er een spelletje van en iedereen stond te lachen om de Chinees die voorover op de grond lag, zijn gezicht zat vol aarde, zijn donkerblauw hemd was smerig, zijn flodderige donkerblauwe pantalon zat vol aangekoekte modder, en ten slotte droegen vier mannen hem als een kind over het dorpsplein naar de kleine open ruimte achter de hutten, waar alles nu gereed was, toen de mannen die hem droegen, hem overdreven voorzichtig vlak voor de kuil deponeerden, steeg luid gelach op, het volledige effectief van mijn eenheid had als op uitnodiging plaats genomen in de arena, ze hadden hun hemd uitgetrokken, ze waren blootsvoets, ze droegen hun amuletten, na een bruusk teken van Mwembu werden de pijpjes te voorschijn gehaald, die reeds gestopt waren, Mwembu had het mijne gestopt en het gekraak van de lucifers weerklonk, we zogen vuur in de hennep en inhaleerden heel diep, we hielden de rook zo lang mogelijk in de longtoppen en na de derde haal (we hadden niet ontbeten) begonnen de wereld, de Tijd, de kosmos reeds om ons te draaien, we werden het middelpunt, de Chinees had de ogen gesloten, hij zat daar met de handen op de knieën als een treurvrouw uit een Griekse tragedie, Mwembu bood hem ernstig een pijpje aan, maar hij weigerde met een nijdige hoofdbeweging, er viel een grote stilte en de mannen keken hem zeer aandachtig aan, toen trad korporaal Kitoko, Onze Mooie Jongen, naar voren, hij haalde een sigaret uit een pakje, stak 'm zwierig op en gaf 'm aan de Chinees, die de sigaret aannam en gretig begon te roken, en terwijl hij rookte brak zijn weerstand, hij begon het vreemdste geluid voort te brengen dat ik ooit heb gehoord, het was een langgerekt schor geluid als een oude wekker die afloopt, hij sloot de ogen en er gingen hevige schokken door zijn lichaam, op dat ogenblik had de hennep zijn werking volbracht en onze bewegingen werden woest en heel nauwkeurig, we beheersten de omstandigheden totaal, we zouden iets onherroepelijks laten gebeuren, ik had mijn hemd uitgetrokken, het snoer met Ebea en Mambomo hing om mijn hals naast de zilveren ketting met de Scorpio, de armband met dezelfde tekens zat om mijn linkerpols onder een gevlochten band van zacht zwart vrouwehaar en ik voelde mij almachtig, opeens volgde ik de impuls en slaakte een hoge bange kreet en maakte een luchtsprong, de mannen begonnen te schreeuwen, we zogen haastig de laatste gloeiende hennep in onze longen, en Mwembu die even weggegaan was, kwam terug met twee machetes, hij was volledig naakt, hij keek mij recht in de ogen, en ik maakte snel mijn laarzen los, de broeksriem en toen stond ik naakt, vrij in mijn bewegingen en het volgende ogenblik had ik de machete in de rechtervuist, ze was scherp als een scheermes, twee mannen grepen de Chinees beet en lieten hem in de kuil zakken, drie anderen vulden snel de kuil met aarde en drukten die aan met hun voeten, de Chinees bracht aanhoudend hetzelfde geluid voort van een oude wekker en éénmaal probeerde hij te bijten naar een hand die te dicht bij zijn gezicht kwam, hij kon toen niets anders meer doen dan bijten, want alleen zijn hoofd kwam nog boven de grond uit, de ogen van de Chinees puilden uit, zijn mond stond half open en hij draaide zijn hoofd met schokjes van links naar rechts, toen begonnen andere mannen, onder leiding van Mwembu, haastig, nerveus, giechelend het werk af te maken, ze trokken de jonge boom in een boog omlaag, het was een taaie boom, want drie mannen waren nodig om hem neer te krijgen, Mwembu maakte de liaan vast aan de weerhaak van de tak en toen hing het rieten mandje vlak naast het hoofd van de Chinees, toen de boom vastgemaakt was, lieten de drie mannen hem los en de liaan stond gespannen als een vioolsnaar, Mwembu nam toen het mandje, schoof het over het hoofd van de Chinees en maakte het vast onder zijn kin met een eindje kabel als een slabbetje, het mandje was open aan de voorkant, zodat het leek alsof de Chinees door een raampje probeerde te kijken, de mannen moesten daar hard om lachen, ik dacht: folteraars zijn niet ernstig, maar men moet ze heel erg serieus nemen, alle mannen waren nu eveneens naakt, hun geslacht als meestal in een halve erectie, de besneden eikels obsceen bloot boven de zwarte bokkeballen, toen begon er een te trommelen op een kleine tamtam, zijn handen sloegen roffels op de gespannen huid van de trommel, ik deed een uitval met de machete naar Mwembu die snel pareerde, een tweede man zat geknield voor de tamtam en sloeg met twee harde stokjes op de houten wand, de voorzanger slaakte een lange, wilde dierenkreet met enkele diepe keelklanken, op dat ogenblik hoorde ik een G.M.C.-truck starten en wegrijden, Mwembu stond vlak voor mij, met gestrekte armen naast zijn lichaam, de machete tegen het rechterbeen, als een Egyptisch standbeeld, hij stond daar met gesloten ogen, en de tamtam roffelde en zijn lichaam begon te bewegen op de maat van de tamtam, en ik deed precies hetzelfde als hij, zonder moeite, met absoluut dezelfde impulsen, alles verliep hier vanzelfsprekend, we bewogen onze buik- en lendenspieren zonder onze voeten een centimeter te verplaatsen en de mannen accentueerden het ritme door in de handen te klappen en te zingen, eerder een soort grommen om de achtergrondtoon te leveren, een zware sonore bastoon, waarbij de tamtam zijn snelle toccata en fuga speelde, en Mwembu hief zijn arm op, draaide zich met een ruk om en terwijl de tamtam zweeg, hakte hij met een woeste houw zijn machete vlak vóór het gezicht van de Chinees in de grond, de mannen juichten en gaven de bastoon weer aan, ik stond roerloos met de machete tegen mijn rechterbeen, hief mijn arm op, draaide me met een ruk om, de tamtam zweeg en ik hakte uit alle macht mijn machete rakelings naast het rechteroor van de Chinees in de grond, ik hurkte er even bij en keek, de Chinees hijgde met vér open mond, er lag waanzinnige angst in zijn ogen, en Mwembu hakte ineens in mijn richting, ik pareerde als tijdens de close-combattraining, er vloog een genster uit het staal van de machete dat helder weerklonk tot in mijn botten, ik hoorde de G.M.C.-truck het dorpsplein oprijden en er weerklonken vreemde, schelle stemmen en gelach, toen begonnen we te dansen, de tamtam sloeg hortend de maat en ik danste met mijn bloedbroeder de Kpaanzu, de rituele dans van onze stam, de offerande aan de goede geesten van Muya, de Jonge Zon, de zon gaf reeds warmte, ze gaf schaduw en perspectief aan de bomen, de mannen, maar ze was nog niet hoog genoeg gerezen om boven de rand van de bomen uit te komen, de machetes zoefden door de lucht terwijl we dansten, we maakten wilde, snokkende, obscene heupbewegingen, mijn bloed beukte in mijn schedel, mijn geslacht stond half opgericht, mijn huid jeukte, ik danste de rituele dans naar het voorbeeld van mijn broeder, ik had geen enkele moeite om zijn bewegingen en ritme te volgen, ik voelde mij totaal één met de aarde onder mijn voeten, het gras, de bomen, de wolken, de wind, en alles verliep perfect synchroon, bewogen door Muya, de Jonge Zon, de Chinees bestond niet meer, we dansten de Kpaanzu, de dans van het volk waarvan het bloed door onze aderen stroomde, ik hoorde zelfs de tamtam niet meer, het was een zware hartslag diep uit de aarde, opeens hoorde ik alle geluiden van de aarde, ik rook alle geuren, ik zag de miljarden stralingen van het zonnespectrum, ik voelde duidelijk de Levensstroom die niemand anders kon voelen, ik werd het Absolute Middelpunt, ik trad uit mezelf en werd één met het Grote Bewustzijn, ik zou nooit meer ongelukkig zijn, nooit meer pijn voelen, de Tijd stond stil, mijn cellen takelden niet meer af en ik werd eeuwig, ik zweefde in de kosmos, niets zou mij ooit nog kunnen vernietigen, ik was God en alles was mij toegestaan, ik mocht nu ongestraft anderen folteren en vernietigen, en toen rees de zon boven de bomen, alles werd overgoten met helder, jong, schitterend ochtendlicht en de tamtam zweeg, hijgend, zwetend, loerend stonden we in de zon en Mwembu spreidde de armen en schreeuwde 'Muyaaaaééééhü', en ik spreidde de armen en schreeuwde 'Muyaaaaééééhü', en Muya, de warme ochtendzon, was er nu, de goede geesten waren voor korte tijd almachtig geworden, tot de dauw opgedroogd zou zijn, alles moest nu vlug gebeuren, de tamtam begon razendsnel te roffelen, de bastoon uit de kelen in de arena zwol aan, ik stond links van de Chinees en hield de machete in mijn rechterhand geklemd, ik spreidde de voeten en keek Mwembu aan, die aan de andere kant van de liaan stond en we hieven beiden tegelijk de machete op, het geroffel stokte, de Chinees sloeg met zijn hoofd heen en weer, het mandje schudde, hij riep snelle woorden in het Chinees, hij gaf zijn geheim prijs, hij was reeds vernietigd, ik voelde onweerstaanbaar de erectie opkomen en toen ik hakte, hakte Mwembu ook, mijn machete sneed zijn strottenhoofd door en die van Mwembu de liaan en de nekwervels, de kabel spande en de jonge boom slingerde het mandje met het hoofd ver de savanne in, de aarde spoot bloed als uit een vulkaantje, de Chinees slaakte zijn laatste geboortekreet met zijn bloed, onzichtbaar kakte hij in de aarde en voor het allerlaatst kende zijn bewustzijn de flits van de verrukking, en Mwembu gooide zijn machete weg, knielde en slurpte van het bloed dat nog opborrelde, ik gooide mij naast hem neer, doopte mijn handen in het bloed en dronk, slikte en dronk opnieuw, op het pleintje renden de mannen ordeloos door elkaar, de meesten met de hand voor hun geslacht, ze loerden naar alle kanten, ze riepen woedend, ongeduldig in de richting van het dorp, en toen kwamen de meisjes het pleintje oplopen, ze waren spiernaakt en jong, ze giechelden, ze hadden borsten, het waren vrouwen, twee heel mooie liepen naar ons toe, ik zag sommige mannen ruzie maken, enkelen lagen al op de meisjes, Mwembu keek mij aan, zijn geslacht was wanstaltig groot, heel mijn lichaam jeukte, en de Lulua-griet die voor me stond greep mijn penis, mijn handen betastten haar huid, ze was gespierd, stevig, een echte vrouw, ik greep haar bij de nek, ze slaakte een verheugde kreet, ik trok haar op de grond, om mij heen paarden de mannen met snelle rukken als honden, gekreun, gezucht weerklonk overal, Mwembu schoof zijn enorme penis in de vrouw naast mij en terwijl ik zijn genot zag groeien, voelde ik de aarde kantelen, ik drong in de warme, vochtige holte en riep My, My, My!...
01 maart - 12 maart 1960
My - plantage Giereck
Crazy Horse / 9 maart 1960
...De Soedanese pikeur hield de rechterstijgbeugel omlaag terwijl ik in het zadel steeg, dat had hij nog nooit eerder gedaan, het paard, een driejarige hengst die Giereck pas had gekocht, stond ter plaatse te trappelen, de dag tevoren had ik hem voor My in de open manege bereden in de vijf gangen, maar nu was hij gewoon niet te bestijgen, telkens als ik een voet in de stijgbeugel zette, spande hij zijn rug, legde de oren plat in zijn nek en steigerde, ik vroeg de Soedanees wat er aan scheelde, maar die trok zijn schouders op, My stond tegen de reling van de corral en keek toe hoe ik de jonge hengst zou berijden, en opeens werd ik razend, ik greep de knop en met een heupzwaai zat ik in het zadel, de Soedanees sprong weg en liet de teugels los, de hengst hinnikte van pijn, spande zijn rug en sprong met vier poten tegelijk van de grond, het was een Engels dressuurzadel zonder kniekussens om je aan vast te klampen, de hengst stak zijn kop pijlrecht omlaag, en toen zijn voorpoten weer op de grond kwamen, gooide hij zijn achterhoeven hoog in de lucht, ik strekte mijn rug een onderdeel van een seconde te laat en vloog in een boog over de nek van de hengst in het zand, dadelijk was ik weer overeind en zag hem op me af komen, hij grolde en snoof en zijn bek stond open, zijn gele paardetanden stonden vals gesperd en aan zijn ogen zag ik dat hij kwam om mij aan te vallen, hij steigerde loodrecht, en ramde met de voorpoten om me te treffen, ik sprong opzij en probeerde de teugels te pakken, maar hij was vlugger dan ik, en toen viel hij opnieuw aan, My riep dat ik uit de corral moest komen, maar ik gebaarde kwaad dat ze zich er niet mee moest bemoeien, en toen hij de derde keer aanviel, had ik de teugels beet vlak bij het bit, en toen hij woest steigerde, ging ik eraan hangen en nadat hij drie- viermaal gesteigerd had, stond hij te trillen op zijn poten, de aders lagen dik op zijn prachtige zwarte vacht, het schuim lekte van het bit en ik streelde zijn neus en praatte met hem om hem te kalmeren, langzaam zakte zijn kop en toen hij na enkele minuten kalm was, maakte ik voorzichtig de singel los, nam het zadel van zijn rug en legde het op de grond, en toen ik het zadeldekje af wilde nemen, rolde er iets op de grond, ik raapte het op, het was een stalen bol uit het kogellager van een auto, ik keek naar de bol die ongeveer een centimeter diameter had, wreef het zand eraf en vroeg aan My of ze even het paard vast wilde houden omdat ik in de stallen iets moest gaan halen, in de stallen was hij niet, aan twee stalknechten die stro uitspreidden, vroeg ik waar de pikeur Ramadani was, hij was in het zadelhok, zeiden ze, ik liep naar het zadelhok, maar daar was hij evenmin, ik kwam weer in de hete zon, en toen zag ik hem te paard van de stallen wegrijden, ik begreep niet hoe het mogelijk was dat ik hem niet had gezien, ik riep hem en hij keerde het paard om, langzaam liet hij het paard in mijn richting komen, en toen hij vlak vóór mij stond, opende ik de hand en toonde hem de stalen bol, hij probeerde te lachen, maar het volgende ogenblik had ik zijn been beet, trok de stijgbeugel van zijn voet en gooide hem over het paard op de grond, hij probeerde overeind te springen, maar toen had ik hem al bij de keel, ik trok hem rechtop en ramde eerst mijn knie in zijn onderbuik, daarna trok ik zijn gezicht uit alle macht tegen mijn knie, ik voelde het neusbeen breken, hij kermde en probeerde mij ergens beet te krijgen, maar ik liet hem even los en trapte tweemaal kort na elkaar in zijn ballen en toen bleef hij liggen, met knikkende knieën liep ik naar de stallen, vroeg een emmertje haver aan de stalknecht en toen liep ik door de scherpe middagzon naar de corral, waar My het paard liet eten waarna ik het voorzichtig, voortdurend pratend, zadelde...
Crazy Gun / 10 maart 1960
...Zonder My had ik geen zin om op jacht te gaan, ze was in haar vierde maand en we wilden geen risico's nemen voor het kind, iedere dag van ons verblijf in het paradijs van Giereck verliep ongeveer hetzelfde, na enkele partijtjes studpoker en de gewone reeks whisky's gingen we tamelijk vroeg slapen, om zes uur in de ochtend ontbeten we met Pierre Giereck op de frisse barza, papaya met citroen, bacon with eggs, koffie, toast, confituur, een sigaret, en dan kwam zijn jeep de lupangu op gereden, zijn honden vlogen er blaffend op af en Giereck ging dan ongeveer de hele dag op inspectie naar zijn plantage, in de loop van de morgen vlogen wij een uurtje met de Cessna, rustig, geen gekheden, alles stond in het teken van de werkelijkheid, daarna lazen we wat, of luisterden naar muziek en gebruikten het aperitief, we lunchten op de barza en hielden een uitgebreide siësta, we praatten veel, we kwamen die dagen veel dichter bij elkaar, ik dacht, hoe is het mogelijk? waar zal dit eindigen?, en omstreeks halfvijf, als de zon zichtbaar naar het westen daalde na de stortbui-van-het-regenseizoen nam ik gewoonlijk de Hornet-karabijn, het pronkjuweeltje van Giereck, uit het wapenrek en we gingen een beetje schijfschieten achter het huis, die dag, 10 maart 1960, begon met schieten op honderd meter, maar dat verveelde mij en ik schoot een rechtstaande sigaret op vijfentwintig meter van een omgekeerd conserveblikje, ze keek mij aan, stak een sigaret in haar mond en zei: Wedden dat je 'm uit mijn mond schiet op vijfentwintig meter?, en ze ging tegen een boom staan, zodat ik de sigaret goed kon zien en ik schoot 'm uit haar mond, ze nam de Hornet over en schoot een leeg flesje Beck's-bier in gruizelementen op vijftig meter en ik zei: Wedden dat je 't van mijn kop schiet?, en ik ging op vijftig meter van haar in de zon staan, godindehemel My, dacht ik terwijl ik de ogen sloot en aan niets probeerde te denken, en het schot ging af en ik voelde het flesje met een ruk van mijn hoofd aan stukken vliegen, doe het ook, zei ze en keek me recht in de ogen, ik bibberde van opwinding en zei: vijfenzeventig, en toen ik mikte, aarzelde ik, want ik bibberde dermate dat ik de korrel niet in het vizier kon houden, en ik legde opnieuw aan en schoot en ik zag het flesje aan scherven vliegen, en toen zei ik: jij ook op vijfenzeventig, en ik hield de adem in, ik stond in de zon en het was alsof ik zweefde en het schot ging af en ik voelde de ruk van de kogel en de scherven vielen op mijn schouders, we liepen op elkaar toe, ze lachte met haar grote lieve tanden toen ik haar omhelsde, maar ze wilde mij niet kussen, nog één enkele keer, zei ze, gloeiend, hijgend, dicht tegen me aan, op honderd meter, ze voelde dat ik een erectie had maar ze wilde me niet kussen en herhaalde: nog één keer l, en ik zag haar kleine gestalte in de zon van de laan en ze ging tegen een boom staan, het lichte etiketje van Beck's boven op haar hoofd en ik stelde het vizier af op honderd, legde aan, mikte maar kon niet schieten, ik mikte opnieuw en toen ik de hals van het flesje vermoedde, hield ik de adem in, en rotgedrilld op de schietstand van Kamina trok ik vederlicht af, het flesje viel van haar hoofd, ik liep naar haar toe en ze toonde me het flesje waarvan de hals afgeschoten was, ik stond daar hulpeloos met de Hornet in m'n hand, ze lachte me toe, zette het flesje zonder hals opnieuw op haar hoofd en zei: Honderd meter!, neen, zei ik, dat doe ik niet meer, ze lachte en zei: Als je het niet doet, ben je m'n vent niet meer, ik antwoordde: Ik zal je raken, neen, zei ze, je zult me niet raken, en ik liep langzaam naar de plaats waar de laatste patroonhuls lag, ik ademde diep in, legde aan, mikte en toen haar voorhoofd in het vizier op de korrel kwam, lichtte ik het geweer een halve millimeter op en drukte vederlicht af volgens de Pruisische methode van het boekje...
Crazy Girl / 11 maart 1960
...Dit was de laatste avond van de blijde, onbezorgde week en Giereck had er een feestje van gemaakt, de gestoofde kapiteinsvis met karpersaus was heerlijk, koele Pouilly Fuissé, roastbeef met jonge erwtjes, Chambertin 1947, framboises chantilly, oude cognac, we aten, we voerden de opgewekte gesprekken die bij een feestmaaltijd horen, maar My was opvallend zwijgzaam, ze at en staarde voor zich uit en telkens als ik haar aankeek, lachte ze me toe met grote blinkende ogen, m'n lief gek wijf, even raakte ik haar hand aan en ze greep de mijne en kneep hard, ze keek me hulpeloos aan, opeens kreeg ik angst voor iets en een groot medelijden vervulde mij, Giereck wilde om de een of andere reden absoluut de avond besluiten met een fles champagne, en toen de boy de ijsemmer bracht en de roemers, maakte Giereck de kurk los en na de doffe knal serveerde hij eerst zichzelf en proefde, knikte goedkeurend en serveerde My en mij, en we klonken, buiten sjirpten de krekels, er heerste die speciale temperatuur, waarin de huid totaal één wordt met de omgeving, ik liep naar het platenkastje en haalde het Vioolconcerto van Brahms uit de hoes, ik zette de platendraaier aan en toen de naald op de plaat zakte en de eerste tonen van het concerto weerklonken, kreeg My een schok, ze sprong uit haar fauteuil en rende huilend naar de slaapkamer, met Giereck luisterde ik naar het eerste deel, ik kon met moeite nog een roemer champagne door mijn keel krijgen en toen de plaat afsprong, excuseerde ik me, hij klopte me even op de schouder en zei dat ik heel vriendelijk voor haar moest zijn, ik liep naar de slaapkamer en ze lag in haar hoofdkussen te snikken, ik knielde bij haar en kuste haar handjes, haar zwart gelakte nagels, haar armen, haar oortjes, ze streelde wanhopig door m'n haar en hief haar nat gezichtje uit het kussen, voel, zei ze, voel hier, en ze nam mijn hand en legde 'm op haar buik, die hard was en licht welfde, en toen voelde ik het, onder de huid liep een lichte siddering, ik begroef mijn hoofd naast haar in het kussen, haar hand lag op de mijne en toen voelde ik opnieuw de siddering, samen lagen we lange tijd dicht bij elkaar en ik ademde nauwelijks om het geluksgevoel te bewaren dat ik ervoer, toen ze sliep, kleedde ik haar uit en dekte haar toe met het zwarte laken, automatisch ging ze in z-vorm op haar rechterzijde liggen, ik kleedde me uit en vlijde me tegen haar rug en kontje, samen ademen, slapen, onbesmet in onszelf verdwijnen...
Brief van My
Kiabukwa, 12 maart 1960
M'n lieve, lieve man,
Op het ogenblik dat je deze brief leest, ben ik reeds ver weg, lieveling. Ik had je liever alles persoonlijk willen zeggen, tijdens onze vakantie bij Pierre, maar telkens als ik wilde beginnen, leek het alsof er iets kapot ging in mij. Lieveling, ik zal je niet lastig vallen met een lange brief. Alles is zo onbegrijpelijk. De aalmoezenier van de Basis heeft een klacht tegen ons neergelegd op het Parket, en daar hebben ze de administrateur van mijn echtgenoot gewaarschuwd. Ze hebben hem verplaatst naar Kahundu, tegen de Angolese grens. Morgen vertrekken we uit Kiabukwa. Dat is het dan. Ik wil geen spoor achterlaten, lieveling. Ik zou willen dood zijn. Alleen jij en ons kind beletten mij om er een eind aan te maken. Ik heb de aalmoezenier vervloekt. Hij zal eenzaam sterven met veel pijn. Wij zijn veel meer mens dan hij. Wij hebben een kind en hij vreet alleen maar zijn God op. Draag de Scorpio en mijn gevlochten haarband tot je naar me toe komt om ons kind te zien. Ik wacht op je. Ik zal je eeuwig dankbaar blijven omdat je me hebt leren leven.
My
Raid VI van de Speciale Mobiele Compagnie
Codenaam FIGARO
13 - 16 maart 1960
16 maart 1960
...We vorderden langzaam in de tweede versnelling low gear drive door het wagenspoor tussen het borsthoge rietgras, de modder spatte in een waaier links en rechts van de jeep, de motor gierde hoog, de assen sleepten over de grond, vijf minuten tevoren had ik in een plotse impuls het stuur van Lisangi overgenomen, die me even vreemd glimlachend had aangekeken en nu achter de dubbelloopsmitrailleur zat, Mwembu lag op het camoeflagenet achter mij te slapen, hij had net de positiebepaling gegeven en chocolade gegeten, ik had het stuur overgenomen omdat ik iets moest doen om de beklemming uit mijn borst weg te krijgen, die mij belette te ademen, reeds drie dagen had ik niet meer gegeten en nauwelijks gedronken, de wereld om me heen bestond afgescheiden van mijn huid, die de absolute begrenzing was geworden, de luminal verdoofde de pijn in mijn linkerschouder, ik reed automatisch, ik zweefde en het gegier van de motor klonk als ver geruis in mijn oren. Opeens schreeuwde Lisangi: 'Stop!', te laat zag ik de boomversperring, ik drukte de rempedaal in, maar de jeep vloog er met een smak tegen aan, ik kreeg het stuur hard tegen mijn borst, ik zag dat Lisangi begon te schieten, het verschrikkelijke geluid van de dubbelloops, de rode banen van de tracers, daarna opeens een oorverdovende ontploffing, een verschroeiende witte gloed die mijn longen verbrandde, een betonblok verpletterde mij, ik zag Lisangi uit elkaar spatten, ik werd helemaal nat en kleverig, Jean!, hoorde ik me roepen, Jean!...
Fragment uit Rapport Korpsoverste Metropolitane
Basis Kamina aan Q.G.-Leopoldstad.
Voorwerp: Hinderlaag op 1960maart 16,1135 Hr.
Plaats: weg Molowaye - Mutoto, gewest Dimbelenge, op de hoogte van Mukamba-meer.
keursergeant-majoor J. Mwembu de s.o.s.-channel had ingeschakeld, viel hij met A peloton de overgebleven mitrailleur aan, terwijl B peloton ondersteuningsvuur leverde en C peloton een omsingelingsmanoeuvre uitvoerde. De mitrailleur werd bestormd en na een kort, hevig lijf aan lijfgevecht tot zwijgen gebracht. Keursergeant-majoor Mwembu werd tijdens het gevecht gedood. De Lulua-groep die uit veertien krijgers bestond, werd vernietigd. Om 1215 Hr verscheen de Heli van F.P.-garnizoen Luluabourg boven de plaats van de Hinderlaag. De lichamen van drie gesneuvelden, twee gewonden en de Cie Cdt, zwaar gewond door een handgranaat, werden naar Basis Kamina overgebracht waar ze om 1440 Hr arriveerden. Bloedtransfusie werd bij de Cie Cdt toegepast en darmperforatie op veertien plaatsen werd geconstateerd alsook verwondingen door scherven over heel het lichaam. De toestand van de Cie Cdt is kritiek. Ik suggereer aan Staf Landmacht de opportuniteit om voorlopig althans operaties met S.M.C I & II stop te zetten gezien de ongeproportioneerde verliezen der eigen Troepen alsook
Knokke 9 december 1970 - Schilde 29 augustus 1972