Burnham zei: 'Ik zal het voor je uitspellen, Junior. Jij was net even hardop aan het denken en het geld in gedachten aan het verdelen. Je zei dat je er acht- of negenhonderd ruggen aan over zou kunnen houden, nietwaar?' Junior probeerde een onschuldig gezicht te trekken, maar hij kon zichzelf wel voor zijn kop slaan omdat hij zoveel gepraat had. 'Ik dacht alleen maar hardop. Het heeft niets te maken met jullie tweeën.'
Burnham schudde opnieuw zijn hoofd. Hij was niet van plan om het hem zo gemakkelijk te maken. 'Maar dat was na af-trek van successierechten, die acht- a negenhonderd ruggen. Dat betekent dat het bruto op zo'n anderhalf miljoen uitkomt, toch?'
'Wie denk jij nu weer datje bent, belastinginspecteur?' zei Junior. 'Ik ben weg. Klotezooi. Ik heb er genoeg van.' Hij ging op weg naar de slaapkamerdeur, in de verwachting dat Raoul hem tegen zou houden, maar hij deed gewoon een stap opzij. Burnham was echter niet van plan om hem zo gemakkelijk te laten gaan. Hij greep Juniors arm beet en hield hem bij de deur staande. 'Als je maar niet denkt dat je kunt vertrekken. Niet nu.'
'Ik mag best weg als ik daar zin in heb.' Juniors stem had een zeurderig ondertoontje.
Burnham wendde zich tot Raoul. 'Wat vind jij, man? Moeten we hem laten vertrekken?' 'Mooi niet.'
'Denk je niet dat hij ons een eerlijke verklaring schuldig is?' Raoul keek Junior kwaad aan. 'Als je iets voor ons verborgen houdt, man, dan vermoord ik je, verdomme.' Burnham zei: 'De slaapkamer in, Junior. Ga maar eens op het bed van die dame zitten. Rust even uit.' 'Hier krijg je spijt van, Burnham.'
Burnhams glimlach was gespannen en vluchtig. 'Ik doe niet aan spijt,' zei hij. 'Daar is het te laat voor.' Hij stond dreigend over Junior heen gebogen, een grote en gevaarlijke verschij-ning. 'Nou, laten we het hele verhaal eens op tafel leggen. Afgezien van watje als erfenis zou krijgen van meneer Pearl- stein noemde je nog iets van acht of negen andere mensen met wie je die zou moeten delen. Heb ik het tot zover goed begrepen?' Junior zei niets.
'Heeft hij gelijk, man?' vroeg Raoul. 'Ik waarschuw je voor de laatste keer. Probeer ons niet voor het lapje te houden.' 'Ja,' zei Junior met tegenzin. 'Dat klopt wel zo'n beetje.' 'Wat betekent,' ging Burnham verder, 'dat er zo'n twaalf miljoen in die brandkast moet zitten, misschien een miljoen- tje meer, misschien een minder.'
'Dat weet ik niet zeker,' zei Junior op verdedigende toon en met een rood hoofd.
'Ik denk datje het redelijk kunt inschatten.' 'Luister, man, wat maakt het uit? Dat is geld dat je toch nooit te pakken krijgt. Het ligt in die kamer en het lukt ons nooit om daar binnen te komen. Dus vergeet het maar. Laten we er gewoon een punt achter zetten en ieder ons weegs gaan.'
Burnham keek hem een tijdje aan. Hij schudde langzaam zijn hoofd. 'Je begrijpt het niet,' zei hij.
'Wat valt er te begrijpen?'
'Ik wil weten hoeveel geld daarbinnen ligt. Of we het wel of niet te pakken kunnen krijgen is nu even niet belangrijk.' Hij raakte Juniors verbrande arm aan.
'Hé man, niet doen.' Hij kromp ineen en rukte zijn arm los. 'Hoeveel, Junior?'
'Oké, er ligt meer dan ik zei. Er ligt meer, oké? Ik wilde dat het een verrassing was.'
Burnham knikte. Geen van beide mannen kon iets afleiden uit zijn gezichtsuitdrukking. Geen van beide mannen had ook maar enig idee hoe diep de woede zat die in hem raasde. Hij zei heel zachtjes: 'Je zei tegen mij dat er drie miljoen lag.'
Junior wendde zijn blik af van Burnham en zei: 'Zoals ik al zei: ik wilde jullie verrassen.'
'En wanneer was je precies van plan om ons te "verrassen" met dat minieme economische detail, Junior, die acht miljoen of meer? Als de belastingaanslag kwam? Met Kerstmis?'
'Het doet er nu niet meer toe,' zei Junior zwakjes. 'Het maakt verdomme allemaal helemaal niks meer uit. Waarom praten we hier eigenlijk nog over?'
'Je was niet van plan het ons ooit te vertellen,' zei Burnham. 'Maar wat dacht je nou, man? Heb je dan geen hersens? Je had er van je levensdagen nooit mee weg kunnen komen. Kom nou, Junior, wat dacht je nou, verdomme? Dacht je dat ik die kluis voor je zou openmaken en dat Raoul en ik dan netjes beneden gingen zitten wachten terwijl jij jouw deel eraf haalde? Wat heb jij, verdomme? Dacht je nou echt dat je stomme plannetje om ons een poot uit te draaien zou gaan werken? Dat je ons in deze shit kon meeslepen en ons dan kon naaien? Is dat het? Is er soms iets wat ik niet helemaal begrijp hier?'
'Hoor eens, je bent hier uit eigen vrije wil aan begonnen.
Zwam nou niet. Jij bent degene die voogdij advocaten achter zich aan heeft. En gokschulden heeft. Je ogen waren zo groot als schoteltjes toen ik je over deze klus vertelde, eikel. Dus waag het niet om de onschuldige kerel uit te hangen. Het is niet gelukt. Jammer. Je moet verder met je leven. Wij alle-maal.'
Junior stond op van het bed en begon naar de deur te lopen. Hij keek de twee mannen op zijn hoede aan. 'Gaat een van jullie me tegenhouden? Het levertje toch niets op. Het geld ligt daarbinnen.' Hij wees naar de panic room. 'Ik heb niets.' Hij liep langzaam de trap af met Burnham op zijn hielen. Raoul volgde ook, met zijn handen strak tot vuisten gebald in zijn broekzakken. Hij liep in zichzelf te vloeken. Burnham liep achter Junior aan naar de keuken. 'Ik weet nog niet hoe,' zei hij, 'maar ik maak die brandkast open. Ik meen het. Als je weggaat, krijg je niets. Geen cent.' 'Weetje dat wel zeker?'
Junior legde zijn hand op de deurknop en probeerde de deur te openen, totdat hij besefte dat ze hem hadden dichtgeschroefd. Hij liep naar de stukken gereedschap die over de keukentafel verspreid lagen en pakte een elektrische schroevendraaier. Terug bij de deur deed hij net of Burnham er niet stond terwijl hij doodkalm de schroeven losdraaide, een voor een.
'Het is nu van mij en Raoul,' zei Burnham. 'En we zien jou nooit meer. En ik bedoel ook echt nooit meer. Als er op een dag een agent voor onze deur staat, dan weten we dat jij hem gestuurd hebt en dan weten we je verdomme te vinden.' Eindelijk verwijderde Junior de laatste schroef en deed hij de deur open. Een windvlaag waaide naar binnen. Het was een koele, winderige nacht geworden. Junior draaide zich naar hen om voordat hij naar buiten liep.
'Je doet maar watje niet laten kunt, Burnham. Ik ben weg. Ik zie je nog wel. Tot kijk, Raoul.'
Hij stond op het punt om weg te gaan toen er een zachte pfft klonk in Burnhams oor, en plotseling zakte Junior neer in de opening van de keukendeur. Hij lag even te kronkelen, mom-pelde iets onverstaanbaars en dook toen kreunend ineen. Raoul hield het pistool bij zijn zij en keek neer op Junior, die smekend opkeek. 'Leugenaar,' zei Raoul op fluistertoon. 'Dat is de laatste keer datje gelogen hebt, klootzak.' 'Jezus, Raoul. Je hebt hem neergeschoten, man. Waarom moest je hem nou neerschieten? Jezus!' Raoul bleef Junior aanstaren; hij hoorde Burnham niet eens. 'Je vindt jezelf zo slim, hè? Hoe slim voel je je nu, eikel?' Burnham vocht tegen een golf van ontzetting en misselijkheid. De kogel was vlak langs zijn hoofd gefloten. Eerder had Raoul hem maar net gemist met een voorhamer. Wat zou hij verder nog proberen?
'Je hebt hem neergeschoten, man. Ben je niet goed bij je hoofd?'
Toen hij geen antwoord kreeg, dwong Burnham zichzelf uit-eindelijk om naar Junior te kijken. Het bloed stroomde uit een gat in zijn hoofd ter grootte van een groot muntstuk. Toen keek hij met een uitdrukking van afschuw op zijn gezicht weer naar Raoul.
Raoul leek zich eindelijk weer bewust te worden van Burn-hams bestaan. 'Shit, man, je zou de uitdrukking op je gezicht moeten zien.' Hij lachte.
Burnham staarde de maniak vol afschuw aan. Hij had het ge-voel dat hij midden in een nachtmerrie zat. Hij dacht in een flits terug aan alles wat er tot nu toe verkeerd was gegaan. Alle fouten die hij gemaakt had. Hij had weg moeten gaan toen de sleutel van de voordeur niet in het slot bleek te passen. Hij had dat als een teken moeten zien. En al was hij toen niet gegaan, dan had hij zeker moeten vertrekken toen Raoul onaan-gekondigd opdook, en als hij toen nog niet was weggegaan, had hij moeten vertrekken toen Raoul en Junior zich afzon- derden om tegen hem samen te spannen. Hij had al die tijd al geweten dat er een paar steekjes loszaten aan Raoul. Waarom had hij niet opgelet? Was hij zo verblind door het geld dat hij niet had gezien hoe de problemen zich opstapelden? Nu lag de persoon die hem erbij betrokken had in de deuropening met een kogel door zijn hoofd, en bovendien was hij gedwongen om het plan verder ten uitvoer te brengen met een maniakale moordenaar. En hij kon het wel vergeten om nu weg te gaan. Raoul zou ongetwijfeld op dezelfde manier met hem afrekenen als met Junior.
Burnham dwong zichzelf om te kijken naar Junior, die als oud vuil in de deuropening lag. 'Niet te geloven. Het is verdomme niet te geloven.' Hij wilde iets doen, iets ondernemen om dit kwaad uit te wissen, maar hij was niet in staat om zijn benen te bewegen. Hij voelde zich als verlamd, als aan de grond genageld.
Raoul liep langs Burnham heen en stond over Junior heen ge-bogen, die, hoewel hij niet langer bij bewustzijn was, nog steeds lag te kronkelen van de pijn. Hij greep Junior bij beide enkels en sleepte hem terug de keuken in, totdat hij met zijn hoofd boven een afvoer in het midden van de keuken lag. 'Vaarwel, klootzak,' zei hij terwijl hij met een grijns neerkeek op de gewonde man. Hij richtte het pistool op Juniors hoofd en vuurde nogmaals. 'Nu heb ik in elk geval je Mercedes, man. Die heb ik in elk geval. Ik ben niet van plan om hier met lege handen te vertrekken.'
'Waarom deed je dat, Raoul?' vroeg Burnham. 'Waarom moest je dat doen?'
'Hé, maak je niet druk, man. Hij was een stuk vuil.' 'Maar was het nodig om hem te vermoorden?' 'Hij was verdomme een leugenaar,' zei Raoul, alsof dat reden genoeg was om zijn actie te verklaren. 'Stomme leugenaar. Rukker. Dacht dat hij de baas over me kon spelen. Rijdt een paar keer met zijn Duitse wagen naar 125th Street en denkt dat hij een echte kerel is. Draagt zijn haar in een staartje alsof hij een of andere hippe jongen uit de getto is. Cargobroeken, een pet van de Yankees, een grote zonnebril. Cool, man. Ik haat kerels zoals hij. Ze denken dat de hele wereld van hen is.'
Burnham keek naar Raoul en probeerde zichzelf weer onder controle te krijgen. 'Die eerste kogel,' zei hij. 'Je miste me op een haar.'
Raoul haalde zijn schouders op. 'Je stond in de weg.' 'En in de kelder miste je me maar net met de voorhamer. Stond ik toen ook in de weg?'
Raoul grijnsde. 'Dat mag je zelf zien uit te vogelen, ouwe.'
Meg bleef door de kratten rommelen, op zoek naar iets voor haar dochter. Op de een of andere manier moesten ze het vol-houden totdat de mannen weggingen. Over een paar uur werd het licht en dan zou het gevaarlijk voor hen worden om nog lang te blijven. Ze had nog nooit van haar leven zo uitgekeken naar de dageraad. Als ze maar iets kon vinden wat in elk geval Sarahs achteruitgang zou vertragen, dan kon ze in de kamer blijven totdat de mannen het opgaven en weggingen. Maar zouden ze het wel opgeven? Wist ze maar wat ze wilden, dan zou ze een beter idee hebben. Sarah was het afgelopen halfuur een beetje opgeknapt. Hoewel ze bleker was dan ooit, slaagde ze er toch in om naar de monitors te kruipen om te kijken wat de mannen aan het doen waren. Ze staarde naar het scherm, zich afvragend of ze een scène uit een horrorfilm zag of iets wat echt gebeurde, of een hallucinatie veroorzaakt door haar ziekte. 'O néé!' Sarah deinsde met een scherpe kreet terug. Meg keek snel op. Ze had net een klein pakje pepermuntjes gevonden en was opgetogen, totdat ze zag dat ze suikervrij waren. 'Wat is er?'
Sarah wees naar het scherm. 'Kijk...' De magere man met de dreadlocks had net de jongeman met de brandwonden neergeschoten toen die probeerde via de keukendeur het huis te verlaten.
Sarah bleef naar het beeld staren, nu happend naar adem. Meg rende naar haar toe en ging naast haar zitten. Samen za-gen ze hoe de man met de dreadlocks de gewonde man terug de keuken in sleepte en opnieuw op hem schoot. De grote, zwarte man keek toe maar deed niets. Hij zag eruit alsof hij in shocktoestand verkeerde. Hij trok aan zijn oren en zijn mond hing open.
'Hier moet je niet naar kijken,' zei Meg. Ze nam Sarah in haar armen en draaide haar met haar rug naar de monitors toe. Meg wilde zelf ook niet kijken, maar op de een of andere manier kon ze haar blik niet losrukken.
Stephen Altman was niet meer in slaap gevallen. Hij had een halfuur wakker gelegen en de slechtst denkbare scenario's hadden zich in zijn hoofd afgespeeld. Uiteindelijk, ondanks Marei's tegenwerpingen, had hij zich aangekleed, zijn overjas aangetrokken en op Fifth Avenue een taxi aangehouden. Binnen vijf minuten was hij bij het huis. Toen hij de voordeur probeerde open te maken met de sleutel die Sarah hem had gegeven, dacht hij dat ze waarschijnlijk de sleutels door elkaar had gehaald en hem de verkeerde had gegeven. Dus liep hij achterom. Wat hij hoopte aan te treffen waren Meg en Sarah die in de keuken ijs zaten te eten of boven zaten te giechelen om het geluid dat ze hadden gehoord en omdat ze zo dom waren geweest om te denken dat het een indringer was. Hij zou binnenkomen en even met hen mee- lachen, dan Sarah in bed stoppen en weer naar huis gaan. Maar hij wist dat het een verkeerd beeld was, dat hij alleen maar graag wilde dat het zo zou zijn. Meg had drie mannen gezien. Dat had ze gezegd aan de telefoon voordat de verbinding verbroken werd. Hij probeerde de scène uit zijn hoofd te zetten die plaatsgevonden had toen hij het appartement verliet: Marei die tegen hem tekeerging en dreigde haar spullen te pakken en weg te gaan, die hem een lafaard en geen echte man noemde. Maar daar kon hij nu niet aan denken. Dat was iets voor later; nu moest hij het huis binnen zien te komen.
Hij haalde diep adem en kwam de keuken binnen, net op tijd om te zien hoe een magere man met dreadlocks en een grote, zwarte man tegen elkaar stonden te schreeuwen. In eerste in-stantie waren ze zich niet eens van zijn aanwezigheid bewust. Toen zag hij de dode man. 'Jezusmina,' mompelde hij bij zichzelf terwijl hij onwillekeurig een stap achteruit deed. Zijn hart klopte in zijn keel en zijn mond werd droog. Drie mannen, precies zoals ze had gezegd... Een van hen dood of stervende... Natuurlijk had Meg de waarheid gesproken. Hoe had hij ook maar kunnen denken dat alles in orde was en dat ze veilig waren? Waarom had hij zich ook maar een seconde door Marei van de wijs laten brengen? Ze geeft geen moer om mijn dochter, dacht hij.
Voordat hij ook maar wist hoe hij moest reageren, besprong Raoul hem als een kat. Hij stompte hem in het gezicht, zodat zijn bril van zijn neus vloog en hij op de vloer ineen zeeg. Op dat moment begon Burnham, die zijn kans om te ontsnappen schoon zag, steels in de richting van de nog geopende keu-kendeur te lopen. Maar Raoul hield hem constant in de gaten; hij richtte zijn pistool op hem. 'Vergeet het maar, Burnham,' zei hij. 'Denk maar niet datje hier zonder mij kunt weggaan, man.' Hij gebaarde naar de deur met zijn pistool. 'Doe de deur dicht, draai hem op slot en ga ergens anders staan.' 'Je hebt mij niet nodig,' zei Burnham. 'Als je de kamer in kunt komen, is al het geld van jou. Alles.' 'Vergeet het maar,' zei Raoul. 'Jij bent de expert met het gereedschap. Jij blijft hier en je maakt af waar je aan begonnen bent.'
Stephen lag op de vloer naar de twee mannen te kijken. De man met het pistool had gesproken en de zwarte man was niet in de positie om tegenwerpingen te maken. Dat was waardevolle informatie. De mannen mochten dan handlangers zijn, maar ze waren ook vijanden. Misschien was er wel een manier om dat feit te gebruiken, om de wig die er tussen hen was te gebruiken om hen verder uit elkaar te drijven. 'Waar zijn mijn vrouw en dochter?' zei Stephen. 'Wat heb- ben jullie met hen gedaan? Als jullie geld willen, dan kan ik jullie geld geven. Zeg maar hoeveel. Ik wil alleen mijn vrouw en dochter terug.'
Raoul liep naar hem toe en bleef vlak bij hem staan. 'Hou je bek, brillenjood. Met jou reken ik straks nog wel af.' Hij schopte Stephen hard in zijn zij, waarop deze zich automa-tisch oprolde tot een bal. 'Wil je nog meer? Blijf vooral praten, dan krijg je nog meer.'
Meg keek vol afschuw naar de monitor. Toen Raoul Stephen een stomp gaf en zijn bril van zijn neus sloeg en Stephen ver-volgens op de vloer in elkaar zakte, begon ze onwillekeurig te jammeren: 'O, mijn god, nee! Doe hem geen pijn! Doe hem alsjeblieft geen pijn!' Haar kreet maakte dat Sarah probeerde zich los te maken uit haar armen om te zien wat er op het scherm gebeurde. Hoewel Meg in shocktoestand verkeerde, hield ze haar stevig vast en Sarah was inmiddels te zwak om zich uit haar greep te bevrijden. Stephen was toch gekomen, hij was beneden, het monster met de dreadlocks had hem tegen de vloer geslagen. De man die haar en Sarahs leven had verwoest lag kronkelend van de pijn op de vloer, en ze was niet langer in staat om haat of afkeer te voelen, alleen maar overweldigende angst en verdriet omdat hij gewond was en zij hem niet kon helpen. Hij was gekomen. Hij was hier om hen te redden. Tranen stroomden over haar wangen terwijl ze toekeek hoe de vreselijke man met de dreadlocks hem keer op keer schopte.
Haar moedergevoel gaf haar de kracht om haar wriemelende kind tegen te houden. 'Mam, ik wil kijken. Wat gebeurt er?' Uiteindelijk kon Meg het niet langer verdragen om naar het geweld te kijken. Het vervulde haar van woede en machte-loosheid en ze moest zichzelf en Sarah bij de monitors weg-halen. Plotseling besefte ze iets over zichzelf wat ze nooit vermoed zou hebben: ze was in staat tot moord. Als ze een pistool en de gelegenheid zou hebben, zou ze de man met de dreadlocks vermoorden.
Terwijl hij hulpeloos toekeek hoe Raoul de man in elkaar sloeg, telde Burnham meer jaren op bij zijn eigen gevange-nisstraf. Levenslang plus honderd jaar klonk wel realistisch. Inbraak, ontvoering, moord. Ja, moord. Hoe kon hij ooit be-wijzen dat hij niets te maken had met Juniors dood? Het was Raouls woord tegen het zijne. Het woord van een zwarte tegen dat van een blanke. En zelfs al keken die vrouw en haar kind toe, en begrepen ze wat ze zagen, waarom zouden ze hem in vredesnaam willen verdedigen? Voor hen was hij slechts een van de drie mannen die hadden ingebroken in hun huis en van plan waren om hun leven te verwoesten. Maar hij hield op met aan zichzelf te denken toen een volgend schrikbeeld door zijn hoofd speelde. Deze man was de vader van het meisje en zij zat daarboven in de panic room toe te kijken hoe hij tot moes werd geslagen. 'Kom op, Raoul,' zei hij in een poging om kalm en redelijk te klinken, 'het is genoeg geweest. Het heeft geen zin om die man te martelen. Daar krijgen we het geld niet mee te pakken.'
Raoul, die over Stephen heen gebogen stond, draaide zich om en staarde Burnham aan. Langzaam kwam hij overeind en hij liep naar de zwarte man tóe, met zijn pistool voor zich uit. 'Had je me iets te vertellen?'
'Laat hem met rust, man. Wat levert het ons op als je hem doodslaat?'
'Probeer je me soms een bevel te geven, ouwe?' 'Ik wil alleen maar zeggen...'
Raoul drukte de loop van het pistool hard tegen Burnhams oogkas. Het pistool was nog warm van de schoten die hij had afgevuurd op Junior. Burnham rook olie, metaal en bran- dend vlees, hoewel hij besefte dat hij zich het laatste mis-schien wel verbeeldde.
'Wie is hier nu de baas?' zei Raoul. 'Junior dacht dat hij de baas was. Hij had het mis. Hij is nu een lijk. Ik weet dat jij denkt dat ik maar een boerenkinkel ben, een klootzak, een prutser. Of niet soms?' 'Nee, dat denk ik helemaal niet.'
'O, nou en of je dat denkt, patser. Maar je hebt het mis. Weet je wie hier de boerenkinkel is? Weetje wie hier de klootzak en de prutser is?'
Burnham voelde de druk van het pistool tegen zijn hoofd. 'Ik. Dat ben ik.'
'Wat ben je? Zeg het.' Hij duwde nog harder met het pistool. 'Zeg het, Burnham.'
'Ik ben de boerenkinkel, de prutser, de klootzak.'
Een brede glimlach verscheen op Raouls magere gezicht. 'Ik
ben blij dat we elkaar begrijpen.'
'Hé, man, dat pistool brandt me. Het brandt in mijn huid.' 'Ik heb het pistool. De man met het pistool is de baas.' 'Ja. Dat begrijp ik.'
'Nou, zorg dat je het niet vergeet. Als je me nog een keer dwarszit, zal ik niet meer zoveel begrip hebben.' 'Ik zal het niet vergeten.'
Na nog een laatste por in Burnhams pijnlijke en bloeddoorlo-pen oog haalde Raoul het pistool bij zijn gezicht vandaan en richtte het op de indringer. Hij lag opgerold op zijn zij te kreunen.
'Probeer erachter te komen wie hij is.' Burnham doorzocht de zakken van de man op zoek naar zijn portefeuille. Toen hij hem eindelijk had gevonden, keek hij er vluchtig in en haalde het rijbewijs eruit. Hij kneep zijn ogen samen en hield de kaart op een armlengte afstand. Hij had een leesbril nodig, maar weigerde er een te dragen. 'Stephen Altman,' las hij voor.
Burnham wierp een blik op een van de dozen op de keuken-vloer die stonden te wachten om te worden uitgepakt. De woorden KEUKEN FAMILIE ALTMAN waren met zwarte stift op de bovenkant en zijkant van de doos geschreven. 'Het ziet ernaar uit dat papa thuis is gekomen om de held uit te hangen,' zei Burnham tegen Raoul. 'Dat moet het telefoontje zijn geweest dat ze gepleegd heeft voordat we de lijnen doorsneden.'
Raoul ging op één knie zitten met zijn neus een paar centime-ter verwijderd van die van Stephen. 'Oké, vriend, wij gaan eventjes babbelen.' Stephen tilde zijn hoofd even van de vloer, net lang genoeg om zwakjes te knikken. 'Wat wil je?' vroeg hij op nauwelijks verstaanbare toon. 'Ik geef je alles watje maar wilt.' 'Heeft je vrouw je gebeld?' vroeg Raoul. Stephen slaagde erin om te mompelen: 'Ja... Verbinding werd verbroken... Ik...' 'Praat eens wat harder,' beval Raoul.
'... noodgeval. Ze zei... noodgeval.' Stephen kneep zijn ogen stijf dicht en kreunde.
Raoul keek naar Stephen en schudde hem aan zijn schouders door elkaar. 'Waar woon je?' 'Hier in Manhattan.'
'Waar? Park Avenue? Ik wed datje op Park Avenue woont.'
'Fifth Avenue. Aan de andere kant van het park.'
'Ik had het kunnen weten. Je bent rijk, hè? Weer zo'n rijke
jood.'
'Ik kan je geven watje wilt,' antwoordde Stephen. 'Vertel me maar watje wilt.'
'Heeft ze nog iemand anders gebeld nadat ze jou gebeldheeft?' Stephen schudde van nee.
Raoul tilde hem aan zijn haar op en sloeg zijn hoofd tegen de vloer. 'Heb je de politie gebeld, eikel?'
Dit keer verzamelde Stephen de kracht om overtuigender met zijn hoofd te schudden.
'Volgens mij spreekt hij de waarheid,' zei Burnham. Raoul draaide zich met een ruk om en richtte het pistool op Burnham. 'Heb ik om je mening gevraagd?' 'Nee.'
'Hou dan verdomme je bek.' Hij was even stil en staarde naar Stephen, die bij elke ademtocht bleef kreunen. Hij knikte te-vreden. 'Ja, hij vertelt de waarheid. Als ik dit doe - als ik met een pistool in iemand gezicht zwaai - dan liegen ze niet tegen me. Dat pistool werkt beter dan een waarheidsserum.' Burnham zei niets en dat ergerde Raoul. Hij richtte het pistool weer op hem. 'Vind je ook niet?' 'Ja, dat vind ik ook.'
Raoul vestigde zijn halfdichte ogen op hem en keek hem be-dachtzaam aan. 'Het wordt tijd dat je eens iets doet voor je geld.'
'Wat wil je?'
'Wat denk je verdomme zelf? Zorg dat we die kamer binnen-komen.'
'Dat kan ik niet,' zei Burnham.
'Natuurlijk kun je dat wel, ouwe. Je zit vol met ideeën. Je moet er gewoon even eentje opgraven. Eén miezerig ideetje.' 'Ik zegje toch dat ik het niet kan. Die kamer is volkomen wa-terdicht. Geen mens kan erin.' 'Maar jij bent niet zomaar iemand, of wel?' 'Nou...'
'Dat dacht ik ook niet. Je bedenkt wel iets, patser.' Zijn blik boorde zich in die van Burnham. 'Of niet soms...?' Burnham zuchtte. 'Het kan gewoon niet.' 'Je hebt drie tellen. Anders eindig je net als hij.' Hij knikte in de richting van Juniors lichaam. 'Wil je net zo eindigen als hij?' 'Nee.' 'Oké, ik ben blij dat te horen.' Raoul klikte de veiligheidspal los. 'Eén. Ik begin die trekker over te halen, ouwe.' Burnham probeerde te zien of hij blufte. 'Dit is belachelijk... Ik zeg toch dat we daar met geen mogelijkheid in komen, tenzij ze ons binnenlaat...'
Maar Raoul blufte niet. 'Twee. Ik druk nu wat harder.' Burnham staarde als gehypnotiseerd naar het pistool. 'Ik weet niet wat ik je nog moet vertellen...' 'Drie. Daar gaat ie dan...' 'Oké! Oké! Oké!'
Raoul liet langzaam het pistool zakken. 'Slimme keus,' zei hij. 'Heb je een idee?'
'Ja,' zei Burnham. 'Ik weet watje kunt doen.'
Meg en Sarah zaten in de panic room; Sarah zat nog steeds gevangen in Megs omhelzing. Meg kon het scherm zien, maar Sarahs hoofd was begraven in haar schoot. Ze was zo zwak dat ze om de paar minuten insoesde. Meg keek vol afschuw toe, niet in staat om haar blik van het scherm af te wenden. In elk geval was de vreselijke man met de dreadlocks opgehouden met Stephen te schoppen en te slaan. Heel even dacht ze dat hij die ander ging vermoorden, die zwarte man. Hij hield een pistool tegen zijn hoofd, maar liet het toen weer zakken. Ze wist niet of ze opgelucht was dat hij de zwarte man niet vermoord had. Als hij hem vermoordde., was er weer een man minder met wie ze rekening moest houden. Maar ze zag aan zijn gedrag dat de zwarte man niet de gevaarlijkste was. Kon hij nu maar die gozer met de dreadlocks het pistool afhandig maken en hem vermoorden. Ze besefte dat ze in een paar miezerige uurtjes, na een leven van geweldloosheid, geobsedeerd was geraakt door moord.
Ze keek toe hoe de drie mannen de keuken verlieten. De zwarte man moest Stephen zowat dragen, omdat hij te zwak
was om op zijn benen te staan. Ze volgde hen op de monitors terwijl ze door de hal liepen, twee trappen op gingen en de grote slaapkamer binnen kwamen. Ze staarde zonder met haar ogen te knipperen uit angst dat ze iets zou missen. Plot-seling verscheen Stephens gezicht op de monitor van de slaapkamer. Het was inderdaad zijn gezicht; zijn vriendelijke en toch ernstige gezichtsuitdrukking was onmiskenbaar. Maar Meg was in de war. Waarom glimlachte hij in vredesnaam? Waar zou hij nou om moeten lachen? Ook leek zijn gezicht te gewoontjes, te onberoerd door het geweld dat hem zojuist in de keuken was aangedaan. Haar verwarring maakte dat ze haar strakke greep op Sarah liet verslappen. Toen ze eenmaal bevrijd was, draaide Sarah, die maar half wakker was, zich langzaam om om te zien wat er gebeurde en riep geschokt uit: 'Papa!'
Net zo plotseling als het verschenen was, werd Stephens ge-zicht weggerukt bij de camera, en Meg besefte dat ze net naar de foto op Stephens rijbewijs hadden zitten kijken. Ze bad omwille van Sarah dat ze Stephen niet in zijn huidige toestand zouden laten zien, maar ergens wist ze dat ze dat wel zouden doen. Het volgende wat ze zagen was dat de grote, zwarte man recht voor de camera stond, terwijl de magere man met de dreadlocks op de achtergrond Stephen overeind hield. Nadat hij een paar seconden in de camera had gekeken met een boosaardige grijns op zijn gezicht, gooide de man Stephen op de vloer en gaf hem met zijn knie nog een duw na. 'Hé, rustig aan, man,' zei Burnham, maar zijn pleidooi was aan dovemansoren gericht. Raoul werd alleen maar geweld-dadiger; hij pakte Stephen weer op bij zijn kraag en riem en smeet hem tegen de deur van de panic room. Het geluid van de smak die Stephen maakte tegen de deur deed Sarah een kreet slaken.
Burnham keek recht in de camera en vormde de woorden: 'Doe-de-deur-open-het-wordt-alleen-maar-erger.'
Toen Raoul Stephen weer schopte, dit keer in de ribben, wendde Sarah zich snikkend af en begroef ze haar gezicht tussen Megs borsten.
Burnham liep bij de camera vandaan. Hij was bang voor Raouls razernij, bang voor het pistool, maar hij had genoeg van dit zinloze geweld. 'Hou nou eens op, verdomme,' zei hij. 'Wil je hem soms dood hebben?' 'Wie weet. En jou misschien ook wel, Burnham, als je me in de weg loopt.'
'Hou je gemak, man,' zei Burnham, die nog steeds probeerde hem te overreden. 'Het hoeft er alleen maar geloofwaardig uit te zien. Ze geeft wel toe.'
'Probeer je me soms te vertellen wat ik moet doen, patser? Heb je je lesje nog niet geleerd? Laat me met rust, of je krijgt er spijt van.'
Meg kon Burnham niet horen, maar de gespannen uitdrukking op zijn gezicht en de manier waarop zijn ogen uitpuilden toen hij voor de tweede keer zijn verzoek deed, overtuigden haar ervan dat hij heel serieus en heel bezorgd was.
Hij staarde haar recht aan en zei: 'Doe-de-deur-open-alstu- blieft, zijn-leven-is-in-gevaar...'
Meg wierp een blik op de groene knop waarmee de deur ge-opend kon worden en dacht even dat ze hem zou moeten ge-bruiken. Anders vermoordden ze Stephen misschien wel. Ze hadden al een van hun maten vermoord. Wat kon hen de dood van deze rijke man van middelbare leeftijd, een man die ze niet eens kenden, dan schelen? Ze mocht Stephen niets laten overkomen. Ze zou nooit met zichzelf kunnen leven. En toch hield iets haar tegen. Stel dat ze de deur opende? Wat konden ze dan nog doen? Wat zou hen er dan van weerhouden om hun alle drie te vermoorden? Ze was er zeker van dat Stephen hun onderhandelingsmiddel was, het enige wat ze hadden. Ze zouden hem niet vermoorden, niet zolang de deur van de panic room dicht bleef. Als ze hem vermoordden, dan hadden ze niets gewonnen.
Stephen, verward en behoorlijk in elkaar geslagen, schreeuw-de uit: 'Niet doen, Meg! Niet de deur opend...' Hij werd tot zwijgen gebracht met een gemene trap in zijn buik. Raoul liet daar een schop tegen Stephens wang op volgen. Hij was nu in de greep van een oncontroleerbare woede en grauwde als een wild beest. Hij dreef een vuist in Stephens maag, zodat hij dubbelsloeg. Toen hief hij zijn schoen op en schopte de ge-wonde man nogmaals. 'Ze moet de deur opendoen, man!' krijste hij. 'Anders ben je dood. En zijn je vrouw en je kind ook dood. Op deze manier blijven jullie leven. Wat heb jij verdomme? Als ik die kamer niet binnenkom, maak ik je af, je hebt verdomme geen keus!' Terwijl hij krijste, bleef hij de man schoppen.
Burnham wist dat hij iets moest doen. Hij gebruikte zijn aan-zienlijke gewicht om Raoul bij Stephen weg te duwen. 'Wat moet hij dan doen, man? Zijn dochter zit daarbinnen!' Raoul staarde Burnham aan met een enigszins verbaasde uit-drukking op zijn gezicht.
'Je leert het ook nooit, of wel, ouwe? Ik reken later wel met jou af.' Hij wendde zich weer tot Stephen, maar Burnham greep hem bij de arm. De woede kwam nu eindelijk in hem omhoogborrelen, en hij kende zichzelf goed genoeg om te weten dat als zijn woede het kookpunt bereikte, hij zijn eigen leven minder belangrijk zou vinden dan dat van Raoul. 'Hou nou eens op, verdomme, je vermoordt die arme kerel nog.' Hij hield Raouls armen in een stevige greep achter zijn rug. 'Zijn dochter zit daarbinnen hiernaar te kijken. Ik kan je dit niet laten doen.' Als hij Raoul er niet van kon weerhouden om de man in elkaar te slaan, dan kon hij er in elk geval voor zorgen dat het meisje er niet naar hoefde te kijken. Terwijl hij worstelde met Raoul en probeerde om hem bij Stephen van-daan te houden, slaagde hij erin om zijn jas over de camera te werpen zodat ze vanuit de panic room niet meer konden zien wat er gebeurde.
Meg werd helemaal gek van het onophoudelijke schoppen en het geweld, maar ze kon haar leven en dat van Sarah niet in gevaar brengen door de deur te openen. Als ze moest beslissen wie er belangrijker was, zij tweeën of Stephen, dan was die keus snel gemaakt. Ze wist diep vanbinnen dat ze nog steeds van haar ex-man hield, maar hij had haar en haar dochter verlaten voor een andere vrouw. Als het alleen om de zwarte man ging, dan was ze misschien nog wel bereid om het risico te nemen en hem binnen te laten zodat hij kon pakken wat hij dan ook wilde hebben, maar voor die andere man zou ze nooit de deur openen.
Meg en Sarah klampten zich aan elkaar vast en probeerden hun blik af te wenden, maar het was onmogelijk om weg te kijken. Meg ervoer een moment van plotselinge warmte, een gevoel dat ze niet helemaal alleen was, toen de zwarte man gehaast zijn jas uittrok, ermee naar de camera rende en hem over de camera heen wierp om deze te bedekken. Het scherm werd zwart. Ze kon door de muur heen wat gedempt geschreeuw horen en iets wat klonk als meubels die rond werden gesmeten.
Terwijl ze luisterde en ze Sarah dicht tegen zich aan hield, vroeg ze zich af wat deze man ertoe gedreven had om met de anderen te gaan samenwerken. Hij leek zo anders dan zij. Wat was er in zijn leven gebeurd dat hem hiertoe had gedreven? Maar het moment van verwondering was in een flits voorbij en het gevoel van dankbaarheid dat hij de camera had bedekt om hun het geweld in de slaapkamer te besparen, sloeg snel om in woede en verbolgenheid. De teller aan Sarahs pols begon driftig te piepen. Meg keek erop en besefte vol afschuw dat er nu nog maar 30 op stond. Ze moest nooit, maar dan ook nooit vergeten dat hij een van hen was. Hij was misschien wel beter, maar hij was nog steeds een van hen, en ze hield hem net zozeer verantwoordelijk voor Sarahs toestand als de anderen.
Ze hield haar dochter even op armlengte afstand en bestu-deerde haar gezicht: haar huid was nu dodelijk grijs van kleur met een onheilspellende gele tint, en haar ogen waren wegge-rold in hun kassen. Meg hield haar blik op de teller gericht terwijl die langzaam terugtelde tot 28. Toen veranderde het snelle gepiep in één langgerekte piep. 'O, god!' wist ze uit te brengen. 'Alsjeblieft, Sarah. Alsjeblieft, meisje. Hou vol. Je moet volhouden...' De tijd van afwachten was voorbij. Meg moest snel iets doen. Haar dochter had misschien nog maar een paar minuten te leven. Haar lichaam was verstijfd en begon nu te schokken. Ze gilde toen haar kleine longen samen begonnen te trekken en de lucht eruit werd gestoten. Haar kaken klemden zich op elkaar en haar vingers vormden zich tot klauwen. Ze begon krampachtig te bewegen en te stuiptrekken; ze schokte zo hard dat Meg haar greep op haar verloor en ze op de vloer viel. Hulpeloos en volkomen wanhopig besefte Meg dat ze een stuk van de vloer moest vrijmaken, zodat haar dochter om zich heen kon slaan zonder zich pijn te doen. Uiteindelijk werden de stuiptrekkingen minder, maar de teller om Sarahs pols piepte nog steeds. Maar het zou weer gebeuren, en snel, als Meg niet iets deed. De volgende keer kwam Sarah er misschien niet doorheen.
Sarah fluisterde met gesloten ogen tegen haar moeder: 'Het spijt me. Het spijt me echt. Je hebt helemaal niets aan me.' 'Rust nou maar uit, liefje. Nog even en het is voorbij. Echt waar.'
'Ik hou van je,' zei Sarah op fluistertoon. 'Ik hou ook van jou,' zei Meg.
'Ik heb slaap,' zei Sarah en haar oogleden trilden en vielen toen dicht.
Megs ogen dwaalden weer naar de monitor. De monitor in de slaapkamer werd nog steeds bedekt door de jas van de zwarte man, maar op de monitor voor de trap zag ze hem de man met de dreadlocks de trap af dragen. Hij lag slapjes over de schouders van de man en hij droeg zijn bivakmuts. Ze ver-moedde dat al dat lawaai en geschreeuw dat ze had gehoord voordat Sarah haar toeval kreeg, betekende dat de zwarte man het had uitgevochten met de man die Stephen had ge-marteld. Misschien kon ze hem vergeven, als ze ooit de kans kreeg. Misschien was hij toch niet zo slecht. Het was tijd om actie te ondernemen. Meg keek neer op Sarah, die onrustig dommelde in de hoek. Ze kon niet veel langer overleven zonder haar medicatie. Ze moest in Sarahs kamer zien te komen, wat haar ook te wachten stond. Het was nu een kwestie van leven of dood, en als Sarah stierf, had zij geen reden meer om te leven.
Ze ging bij de deur staan en haalde diep adem. Ze was doods-bang geweest terwijl ze in deze ruimte opgesloten had gezeten en nu was ze al even bang om de kamer te verlaten. Maar ze had geen keus. Ze moest gaan. Ze wierp nog één blik op haar dochter, drukte haar vingers tegen haar lippen en gaf haar een kushandje. Vervolgens drukte ze op de knop om de deur van de panic room te openen en sloop ze zo zachtjes mogelijk naar buiten. Ze keek in de richting van het bed en zag een gestalte met zijn gezicht naar beneden liggen, bedekt met een bekende, bruine overjas. 'Stephen! O, mijn god...' riep ze uit. Ze ging bijna naar hem toe om hem te helpen, maar ze had geen tijd. Sarah kwam op de eerste plaats. Ze moest haar medicatie hebben; dat was het enige in de hele wereld wat er op dit moment toe deed. Stephen moest maar even wachten.
Meg verliet de grote slaapkamer via de badkamer, zo zachtjes voortbewegend als een kat. Ze liep voorzichtig naar de andere kant van de overloop en haastte zich de trap op naar de bovenste verdieping. Ze rende Sarahs slaapkamer binnen en rukte de deur van het minikoelkastje naast Sarahs bed open. Tussen de flesjes stond er een met een etiket met GLUCAGON erop; dat greep ze, net als het zwarte, leren etui dat boven op de koelkast lag, en ging de deur weer uit. Beneden, op de begane grond, keek Burnham omhoog toen hij voetstappen hoorde. Niet de zware, boze voetstappen van een man, maar de delicate, lichte voetstappen van een vrouw op blote voeten die probeert zachtjes te lopen. Hij zette Stephens bewusteloze lichaam in een stoel in het solarium en rukte het masker van zijn hoofd. Hij was niet blij met de misleiding, maar hoe kon je nu tegenwerpingen maken als je aan het verkeerde uiteinde van een pistool stond? De vrouw kon met geen mogelijkheid weten dat Raoul, terwijl de videocamera bedekt was met Burnhams jas, zijn kleren had verwisseld met die van de man. Raoul lag nu in haar slaapkamer, onder de overjas van haar man, en deed alsof hij bewusteloos was. Hij lag op haar te wachten. Dat was vervelend, maar alles was tot nu toe vervelend verlopen. Het geld was voor hem niet eens meer het belangrijkste. Hij wilde alleen maar die panic room binnen, de videobanden verwijderen die tegen hem gebruikt konden worden en het huis verlaten. In de slaapkamer voelde Raoul de adem van de vrouw terwijl ze zich over hem heen boog en zei: 'Stephen! O, mijn god...' Vervolgens hoorde hij haar snel de kamer verlaten en naar boven sluipen. Hij ging rechtop zitten. De deur naar de panic room stond wagenwijd open. Hij stond grijnzend op van het bed. Alles begon op zijn plaats te vallen; het zou toch gaan lukken.
Burnham was weer op tijd boven om zich bij Raoul voor de open deur naar de panic room te voegen. Burnham vreesde niet langer voor zijn leven. Nu de deur open was, kon Raoul hem geen haar krenken, want hij was de enige die bij het geld kon komen. Als hij de brandkast eenmaal gekraakt had, zou hij in groot gevaar zijn, dat besefte hij. Dan kon hij de man niet meer van nut zijn. Burnham had nog geen strategie be-dacht voor dat moment, maar hij hoopte dat hij een manier zou kunnen vinden om levend het huis te verlaten en in elk geval een deel van het geld mee te nemen. Hij was zich ervan bewust dat het komende uur het meest cruciale van zijn leven zou worden.
'Laten we aan de slag gaan, man,' zei Raoul. 'Geen tijd te verliezen.'
Hij stormde de panic room binnen met Burnham vlak achter zich. Ze negeerden beiden het kleine meisje dat ineengedoken in de hoek zat, bewusteloos en met haar ogen dicht. Burnham liep recht op de monitors af en drukte op de 'eject'-knoppen op het videopaneel dat eronder zat. Hij drukte er nog een keer op, harder dit keer, maar er kwam niets uit. Hij probeerde het nog een keer en stak toen zijn vingers in de gleuven om te proberen de banden er met de hand uit te halen. Maar er zat niets in. Er waren helemaal geen videobanden, dacht Burnham. Hij werd misselijk toen hij zich realiseerde dat hij al veel eerder had kunnen vertrekken, en dat niemand dan ooit had geweten dat hij in het huis was geweest. Ondertussen kwam Meg weer naar beneden met de medicatie. Ze liep naar de deur van de grote slaapkamer toe om te zien hoe het met Stephen ging. Ze zou Sarah snel haar medicijnen geven en als de kust dan nog veilig was, zou ze weer stiekem naar buiten sluipen om Stephen te helpen. Maar het bed was leeg. Hij lag er niet. Ze keek wild om zich heen, draaide zich toen om naar de deur van de panic room, en voor haar stond de man met de dreadlocks kwaadaardig naar haar te grijnzen. Hij droeg Stephens overjas, besefte ze. Hij was de man geweest die op het bed had gelegen.
'Kijk eens aan, eindelijk heb ik de kans om de vrouw des hui-zes te ontmoeten. Je bent een behoorlijke lastpak, als je be-grijpt wat ik bedoel.'
Ze hield de medicijnen als een schild voor zich uit. 'Ik moet dit aan mijn dochter geven. Ze is doodziek. Je moet me dit aan haar laten geven.'
'Je bent een echte lastpak, dame.' Hij sprak met een licht Spaans accent en zijn stem klonk verbazingwekkend zacht, bijna vrouwelijk. Maar zijn volgende zin deed de rillingen over haar rug lopen: 'We hebben je dochter in de panic room. Of ze die medicijnen krijgt, ligt aan jou.' Zijn donkere, halfdichte ogen waren angstaanjagend. Na een korte stilte zei hij: 'Kom op.' Hij pakte haar arm ruw beet. 'Dan is het maar achter de rug.'
'Je kunt met mij doen wat je wilt,' zei Meg. 'Als je mijn dochter maar met rust laat.'
Bij de ingang naar de panic room zag ze haar dochter opge-rold in de hoek liggen, zoals ze haar had achtergelaten, en de grote man stond bij de monitors. Hij keek haar even aan, groette haar met een hoofdknik; dat was alles. Ze stond op het punt om de kamer binnen te gaan en Sarah de medicijnen toe te dienen toen ze van achteren werd vastgegrepen. Er was geen tijd om na te denken. Alleen maar om te reageren. Meg liet het medicijnetui vallen terwijl ze worstelde met de man met de dreadlocks. Ze probeerde naar hem uit te halen met haar nagels, maar hij was veel te sterk voor haar en smeet haar de kamer door. Met een wilskracht waarvan ze niet had geweten dat ze die in zich had, vloog ze hem direct weer aan zodat hij tegen het buitenste paneel van de deur naar de panic room smakte. Hij verstevigde zijn greep op haar, maar ze was mager en pezig en maakte zich zonder moeite los uit zijn greep. Een waterval van vloeken over haar uitstortend gaf hij haar een harde duw, zodat ze op de grond viel naast het medicijnetui, dat ze direct over de drempel de panic room binnen gooide.
De man deed een uitval naar de panic room en het medicijn-etui, maar Meg was vast van plan om die maniak bij haar dochter uit de buurt te houden. Met een oorverdovend gekrijs sprong ze weer op hem af. Dit keer slaagde ze erin een stuk van de overjas vast te grijpen en ze trok er van achteren aan. Hij kronkelde en draaide met zijn lichaam om haar van zich af te schudden en slaagde er uiteindelijk in om zijn armen los te maken uit de mouwen van de jas. Door het getrek belandde Meg op de vloer met de gescheurde jas in haar hand, en viel de man de panic room binnen. Hij greep zich vast aan de deurpost om zijn val te breken, net op het moment dat de zwarte man, die hem goed in de gaten hield, op de knop druk-te om de deur van de panic room te sluiten. De man met de dreadlocks gilde het uit toen de deur van de panic room, met alle kracht van de veer die erachter zat, op zijn vingers dichtsloeg en ze verbrijzelde.
Meg keek toe terwijl de deur van de panic room dichtsloeg. Haar dochter zat daarbinnen met die twee mannen en het etui met haar medicatie, en zij was buitengesloten. Ze probeerde uit alle macht niet te gaan huilen. Tranen waren nu een luxe; ze had geen tranen meer. Ze had het gevoel dat ze op de een of andere manier Sarah bedrogen had; ze had het gevoel dat ze de slechtste moeder was die er ooit had geleefd, slechter zelfs dan Medea. Sarah zat gevangen in die kamer met twee mannen die haar alleen maar kwaad wilden doen en de medi-catie die haar leven kon redden, lag ook in de kamer. Ze had het gevoel dat ze het doodvonnis van haar dochter zo goed als getekend had.
Maar in elk geval leed die slechte man, die ene met de dread-locks, pijn. Ze hoorde zijn gegil. Hij was gestruikeld terwijl de deur dichtsloeg en hij moest beklemd zijn geraakt tussen de zware, stalen deur. Ze stond daar en deed haar best kalm te blijven. Nu was zij degene die wanhopig graag de panic room binnen wilde komen. Er moest een manier zijn. Ze moest na-denken. Nadenken.
Burnham stond bij het videopaneel naar Raoul te staren en toe te kijken hoe hij pijn leed. Hij maakte geen aanstalten om hem te helpen.
'Verdomme, mijn vingers!' jammerde Raoul. 'Godverdomme, man, help me nou...'
Burnham stond naar zijn verminkte rechterhand te staren, die voor een deel tussen de deur vastgeklemd zat. 'Waar is je pi-stool?' vroeg hij.
'Doe verdomme die deur open!' krijste Raoul.
Burnham duwde hem tegen het controlepaneel, waarbij hij
per ongeluk de intercom activeerde. Met zijn gezicht vlak
bij dat van Raoul vroeg hij: 'Waar is je pistool? Waar is het gebleven?'
'Daarbuiten!' schreeuwde Raoul. 'Doe de deur open. Toe nou, man. Het doet vreselijk pijn.'
Burnham keek hem vol afkeer aan. Hij was volkomen psy-chotisch en wat nog erger was: hij was dom. 'Zij heeft het pistool,' zei hij. 'Door jou heeft ze nu het pistool. Waarom moest je haar trouwens lastigvallen? Nu heb je het verknald voor ons, man. Nu heb je het pas goed voor ons verknald.' Raoul kronkelde van de pijn. 'Alsjeblieft... jezus, Burnham... doe die deur open.' Burnham schudde zijn hoofd. Hij keek Raoul aan zonder met zijn ogen te knipperen en keek toe hoe hij leed. Hij had nu de overhand en hij was niet van plan die zomaar weer op te geven.
'Mijn hand doet vreselijk pijn,' zei Raoul, die nu begon te kermen. 'Ik hou het niet meer.'
'Je begrijpt het volgens mij niet helemaal,' zei Burnham, die geen aanstalten maakte om te helpen. 'Zij heeft het pistool, eikel. Zij heeft verdomme het pistóól! We zitten in de nesten, man.'
Meg kon de twee mannen plotseling horen. 'Waar is je pistool? Waar is het gebleven?' 'Daarbuiten! Doe de deur open. Toe nou, man. Het doet zo vreselijk pijn.'
'Zij heeft het pistool. Door jou heeft ze nu het pistool. Waarom moest je haar trouwens lastigvallen? Nu heb je het verknald, man. Nu heb je het pas goed voor ons verknald.' Meg draaide zich om en liet zich op haar knieën vallen. Het pistool lag onder de overjas die ze van de man afhad getrokken tijdens hun worsteling. Ze raapte het onmiddellijk op. Ze hield het pistool recht voor zich uit en liep naar de deur van de panic room. Ze hield het met beide handen vast, met haar trillende vinger op de trekker. Meg had nog nooit zo'n razende woede gevoeld. Ze was er klaar voor om te vuren zodra de deur openging. Ze wist absoluut zeker dat ze zou schieten. Ze bleef staan en luisterde naar hun stemmen die over de intercom klonken.
'De deur... Jezus, alsjeblieft, Burnham, doe alsjeblieft de deur open. Ik hou het niet meer, man. Het doet verschrikkelijk pijn.'
'Stil. Ze kan je door de deur heen horen.' 'Wat kan mij dat schelen, man? Ik verrek van de pijn. O, god, doe gewoon de deur open. Wil je het geld? Je mag het hebben. Het kan me niets meer schelen. Doe alleen maar de deur open.' 'Ze schiet ons neer. Snap je dat dan niet, stomme klootzak? Door jou heeft ze nu het pistool en denk maar niet dat ze het niet zal gebruiken.'
'Het kan me geen bal schelen. Voor mijn part schiet ze me neer. Doe die deur nou open!'
Ze stond bij de deur naar de panic room en haar hand werd steeds vaster. Ze vroeg zich af waar de zwarte man mee bezig was. Was hij bewust zijn medeplichtige aan het martelen? Een halfuur geleden - het leek wel een eeuwigheid - was ze hem gaan beschouwen als een fatsoenlijke kerel, fatsoenlijk voor een misdadiger dan. Hij had met kleine dingen geprobeerd om de ervaring zo pijnloos mogelijk te maken voor haar en haar dochter. Maar toen had hij de kleding verwisseld en haar in de val laten lopen, zodat ze gescheiden raakte van haar dochter. Dus hij deugde niet. Hij was net zo erg als die andere kerel. Ze zou hen allebei zonder scrupules doden, als het zover kwam. Ze zou hen allebei verdomme een kogel door de kop jagen. 'Ik ga proberen met haar te praten.' 'Doe eerst de deur open, man. Alsjeblieft!' 'Straks. Nu moeten we eerst het een en ander met haar bespreken.'
Stilte. Meg drukte haar oor tegen de deur en wachtte af. 'O, shit!'
De stem van de zwarte man. 'Wat is er?'
'De intercom was aan, verdomme. Een van ons moet ertegen-aan gestoten hebben. Ze heeft alles gehoord.' Weer stilte. Toen de stem van de zwarte man: 'We weten dat je het pistool hebt. Kun je me horen?' Meg haalde diep adem. 'Ik hoor je.' 'Leg het pistool neer en ga bij de deur vandaan.' 'Mijn dochter heeft een injectie nodig.' Stilte.
'Ik moet hem haar nu meteen toedienen.' 'Laat het pistool vallen.'
'Doe de deur open. Ik moet haar haar medicijnen geven.' 'Dat kunnen we niet doen. Als ik de deur opendoe, schiet je ons neer.'
'Geef jij haar dan de injectie. De medicatie zit in het zwarte etui.'
Burnham greep het etui en deed het open. Hij wendde zich tot Sarah, die nog steeds als een lappenpop in de hoek van de ka-mer lag.
'Heb je dit nodig?' vroeg hij. Ze schudde zwakjes 'ja'. 'Kun je het zelf doen?' Een zwak 'nee' terwijl haar ogen dichtvielen. Burnham bestudeerde haar. Ze was zo klein, zo bleek. Hij dacht aan zijn eigen dochter, die ongeveer van dezelfde leef-tijd was, en probeerde het beeld uit zijn geest te verdrijven. 'Vertel me de waarheid. Wat gebeurt er als je dit niet krijgt?' Sarah slikte en likte over haar gebarsten lippen. Ze kon nau-welijks spreken, maar ze wist twee woorden uit te brengen: 'Coma. Dood.'
Haar beide ouders, haar moeder aan de andere kant van de
deur en haar vader die in het solarium bij bewustzijn begon te komen, konden de woorden van hun kind horen. Beiden luis-terden vol doodsangst.
Meg begon buiten zichzelf van angst zo hard als ze kon tegen de deur te schoppen. Telkens als haar voet de deur raakte, schoot er een pijnscheut vanuit Raouls gewonde hand door zijn arm omhoog. Meg wilde koste wat het kost binnenkomen. Ze zou de deur intrappen als het moest. Ze zou alles doen om bij haar dochter te komen en ervoor te zorgen dat ze die injectie kreeg.
'Hou op met tegen die deur te schoppen, kreng!' schreeuwde Raoul. 'Verdomme Burnham, doe die deur open!' Burnham begreep wat Meg doormaakte. Hij probeerde zich voor te stellen hoe Alison zou zijn als die in haar schoenen stond, hoe hijzelf zou zijn. Hij vond het geen prettig gevoel en probeerde zich ervoor af te sluiten. Hij kon dit kind niet laten sterven. Hij wist dat hij een compromis moest sluiten. 'Luister naar me,' zei hij. 'Leg het pistool op de grond zodat ik het kan zien en loop naar beneden. Helemaal naar beneden. Dan geef ik dat kind haar injectie.' Meg rende naar de trap met het pistool nog steeds in haar hand. Ze liep naar beneden.
De diepe stem dreunde uit de luidspreker: 'Ik zei datje het pistool moest achterlaten.'
Meg draaide zich om en zwaaide met het pistool naar de ca-mera. 'Krijg de klere!' gilde ze, en ze vloog de trap af.
Burnham vermoedde dat de vrouw hen niet zou neerschieten als ze het meisje niets zouden aandoen, dus drukte hij op de 'open'-knop van de deur van de panic room, en Raouls hand kwam vrij. Burnham wierp Raoul een latex handschoen toe die hij te midden van de omgekeerde kratten had gevonden. Raoul kreunde terwijl hij zijn vingers erin probeerde te steken. Drie vingers waren verbrijzeld.
Hij liet zich op de vloer zakken en hield voorzichtig zijn pijnlijke hand vast.
Burnham raapte het flesje Glucagon op en wendde zich tot Sarah. Raoul volgde zijn bewegingen met een smeulende blik in zijn halfdichte ogen.
'Wat doe je, man? We hebben geen tijd voor dit gezeik. Ze
belt zo de politie.'
'Ga jij die brandkast openmaken?'
Raoul keek hem alleen maar aan.
'Dat dacht ik al. Hou nou je kop dicht, dan is dit zo gebeurd.' Terwijl Burnham door de kamer liep en zich op zijn knieën voor het kind op de grond liet zakken, maakte Raoul oogcon-tact met Sarah, die naar hem zat te staren. 'Kijk niet zo naar me,' zei hij.
Sarah wendde snel haar blik af en keek in de ogen van de donkere, forse vreemdeling. Hij glimlachte. 'Ik weet hier he-lemaal niets vanaf, behalve dan wat ik bij E.R. heb gezien. Je zult me moeten vertellen wat ik moet doen, oké?' Sarah probeerde woorden te vormen, maar ze was te zwak om meer te doen dan knikken.
'Oké, dan praten we niet,' zei Burnham. 'Geen probleem. De tv liegt toch niet? Die mensen bij E.R. weten wat ze doen.' Burnham trok het klittenband van het etui los en rolde het uit op de vloer.
Hij wierp haar een blik toe en werd onwillekeurig overvallen door een beschermend gevoel. Hij kon de vader in zichzelf niet in bedwang houden. Als je een kind in nood ziet, stel je geen vragen, dan doe je gewoon wat er gedaan moet worden. 'Hé,' zei hij op vriendelijke toon. 'Knik eens even, wil je? Laat me weten datje er nog bent.' Sarah gunde hem een miniem hoofdknikje. 'Goed zo, meid,' zei hij.
Ze moest hem eigenlijk vertellen wat hij moest doen, maar hij wist dat dat onmogelijk was. Hij wees naar de verschil- lende instrumenten in het etui om erachter te komen wat hij nodig had om haar de injectie te geven. Ze was inmiddels zo verzwakt dat ze alleen nog maar met haar ogen kon knippe-ren op het moment dat hij het juiste instrument aanraakte. Hij vulde de injectiespuit met Glucagon en praatte tegen het meisje over koetjes en kalbes, want als ze ook maar een beetje op zijn dochter leek, zou ze spuiten doodeng vinden. 'Wat een kast van een huis hebben jullie hier. Je moeder zal wel behoorlijk rijk zijn, hè?'
'Mijn vader is rijk,' zei Sarah op hese fluistertoon. 'Mijn moeder is alleen maar knettergek.'
Om de een of andere reden moest Burnham daarom glimla-chen. 'Ja. Ik snap watje bedoelt. Scheidingen zijn moeilijk.' Hij bestudeerde haar bleke gezicht en zag de wallen onder haar ogen. 'Hoe oud ben je?' 'Tien.'
'Je lijkt ouder.' 'Ik ben bijna elf.'
Burnham hield de spuit omhoog en vroeg het kind wat hij nu moest doen. Sarah trok zwakjes haar T-shirt omhoog. 'Buik?' vroeg hij.
Ze knikte, en kneep toen met alle energie die ze bij elkaar kon rapen een stukje vel samen om een rolletje te maken. Burnham stak zijn hand uit om te helpen. 'Zo?' Sarah knikte. Burnham bracht vervolgens de naald omlaag, maar Sarahs ogen sperden zich open en ze duwde hem angstig weg.
'Tikken. Je moet ertegen tikken,' mompelde ze zachtjes. 'O, ja, natuurlijk. Sorry. Je hebt gelijk.' Bij E.R. traden ze niet zo ver in detail. Burnham tikte tegen de spuit om de luchtbelletjes naar boven te brengen - hij herinnerde zich dat hij dat een keer had gezien op tv - spoot er een paar druppels uit en keek haar aan om te zien of het zo goed was. Ze leek nu kalmer. Hij hoopte dat dat was omdat hij het goed deed en niet omdat ze te zwak was om zijn fouten te corrigeren.
'Ik wilde dat ik mijn kinderen mee kon nemen naar zo'n mooi huis als dit,' zei hij terwijl hij de injectie toediende. 'Ik wilde dat ik ze alleen maar mocht zien. Soms kun je dingen gewoon niet goedmaken. Je wilt het wel, maar je loopt steeds weer tegen problemen op.'
Het meisje keek naar hem op en hij zag dat ze hem helemaal begreep. Ze leek erg volwassen voor haar leeftijd. 'Het had helemaal niet zo moeten gaan, weetje. We hadden het helemaal uitgedacht. We wilden gewoon naar binnen en weer naar buiten - een, twee, drie. Jullie zouden niet eens hebben geweten dat we hier waren geweest.' Burnham was klaar met de injectie en trok voorzichtig Sarahs T-shirt weer omlaag. 'Voel je je al beter?' vroeg hij haar. 'Ja, Burnham.'
Hoe wist ze wie hij was? Hij was even oprecht verbijsterd, totdat hij naar beneden keek en zag dat zijn naam duidelijk op zijn overall geborduurd stond. Hij schudde zijn hoofd. Welke idioot deed nu een naamplaatje op als hij een huis ging beroven?
Hij keek Sarah weer aan. 'Zoals ik al zei: dit was helemaal niet de bedoeling.' Hij aarzelde even en voegde er toen aan toe: 'Het spijt me.'
Raoul had de hele procedure met groeiend ongeduld gadege-slagen. Hij hield zijn goede hand onder zijn verminkte hand en keek Burnham boos aan. 'Was dat leuk, dokter? Dat was verdomme mooi tijdverspilling.'
Burnham beantwoordde zijn boze blik. 'Jij zou haar de medi-catie niet gegeven hebben, hè Raoul?' 'Shit, nee. Waarom zou ik?' 'Ik heb medelijden met je, man.'
'Krijg de klere,' zei Raoul. 'Je bent gewoon een sentimentele ouwe vent. Een loser.'
Burnham klikte de intercom aan: 'Alles is goed met je dochter,' zei hij en zijn zware stem galmde door het hele huis. 'Nog even en dit is allemaal achter de rug. We moeten datgene afmaken waarvoor we hiernaartoe zijn gekomen en dan gaan we weg.'
Raoul had schoon genoeg van dat brave, lievevadertjesge- doe. Het was tijd om die man wat verstand in zijn hoofd te praten.
'Wat gebeurt er als we het geld hebben, Burnham?' 'Wat bedoel je: "Wat gebeurt er"? Dat heb ik al gezegd: dan gaan we weg.'
'En zij dan, man? Ze hebben ons gezien.' Hij keek naar Sa- rah, die snel haar blik afwendde. 'Dat kind kan mijn gezicht zowat dromen.'
'Dat is jouw probleem,' antwoordde Burnham. 'Nee, dat denk ik niet. Het is óns probleem, man. Jij bent hier samen met mij. We zitten in hetzelfde schuitje. Koop er één en je krijgt de rest er voor dezelfde prijs bij. Je weet hoe dit zal aflopen.'
'Je zorgt maar datje bij me uit de buurt blijft,' zei Burnham. 'Je bent een waardeloos stuk vreten. En je blijft verdomme bij dat meisje uit de buurt. Ik meen het. Je denkt misschien dat ik oud ben, maar ik kan je met mijn blote handen vermoorden. Zonder dat pistool van je ben je niets meer dan het eerste het beste stuk tuig.' Raoul staarde naar zijn gewonde hand en zei niets. Burnham gebruikte zijn vingers als centimeter om zes lengtes af te meten van de muur van de panic room naar binnen en voelde met zijn nagels aan de vloerbedekking, op zoek naar een naad. Toen hij er een gevonden had, greep hij hem bij de ene rand beet en voelde met zijn andere hand langs de naad totdat hij het punt gevonden had waar de naad een hoek leek te maken. Vanaf dat punt trok hij de vloerbedekking met twee handen los en onthulde zo de gladde, metalen deur van een vloerbrandkast. Hij knipte zijn tas open en kiepte hem ondersteboven. Er kwam een heel arsenaal gereedschap voor het openbreken van brandkasten tevoorschijn. Raoul bleef met ziekelijke fascinatie naar zijn hand staren. Iemand zou moeten boeten voor de pijn die hij leed. De vrouw, het meisje, de echtgenoot... Hij zou ze allemaal omleggen. En dan was er nog Burnham. Vaarwel, Burnham, arrogante, waardeloze zak, dacht hij. Jij hebt alle lof gekregen, maar het geld is voor mij. Hij keek op en zag dat het meisje weer naar hem zat te staren. 'Kijk niet zo naar me.' Klein, rijk kreng, dacht hij. Jij en je vader en moeder krijgen allemaal jullie verdiende loon en niets kan jullie meer redden.
Meg ging rechtstreeks naar het solarium, waar ze op de mo-nitors in de panic room had gezien dat de zwarte man Ste- phen had achtergelaten. Stephen was bont en blauw geslagen, zijn rechteroog zat dicht, er zat een lelijke, rode snee in zijn wang en zijn schouder was in een onnatuurlijke positie gedraaid. Hoe boos ze ook op hem was geweest de afgelopen maanden, ze vond het vreselijk om hem zo te zien. Ze knielde naast hem neer en streelde over zijn hoofd. 'Kun je je bewegen?' vroeg ze.
'Niet veel. Ik denk dat mijn knieschijf gebroken is. En mijn arm, mijn rechterarm. En mijn sleutelbeen, ik denk dat hij dat ook heeft gebroken.' 'Kun je je arm optillen?'
Hij probeerde het en de inspanning bracht tranen in zijn ogen. Hij ging achteroverliggen en klemde zijn kiezen op elkaar vanwege de pijn.
Toen ze ging staan, zag hij het pistool in haar linkerhand. Zijn ogen werden groot. 'Doe alsjeblieft niets doms, Meg,' smeekte hij.
'Ze gaan ons vermoorden,' zei ze.
'Nee. Doe alles wat ze willen.' Hij kromp ineen. 'Dat is het beste.'
'Ze gaan Sarah vermoorden. Die kerel met de dreadlocks, de-gene die jou in elkaar heeft geslagen, die is gestoord. Hij heeft al een man vermoord. Hij is een maniak. Ik moet hem tegenhouden.'
Precies op dat moment snerpte er een oorverdovend geluid door het huis.
Haar blik schoot naar de voordeur en toen weer naar Stephen. 'Dat zal de politie wel zijn,' legde hij uit.
Ze keek naar hem. 'O, god, nee, heb je de politie gebeld?' 'Ja, natuurlijk heb ik ze gebeld. Ik maakte me zorgen om je. Wat had ik dan moeten doen?'
Natuurlijk had hij gelijk. Ze had gehoopt dat hij dat zou doen toen ze hem belde. Maar nu die beesten Sarah hadden, was alles anders.
De deurbel ging opnieuw en ze wist dat de mannen die Sarah in gijzeling hielden het wel gehoord moesten hebben. Ze stak haar hand omhoog en haalde de kap van de lamp die op de tafel naast Stephen stond. Ze legde de lamp samen met het pi-stool in zijn schoot en fluisterde tegen hem: 'Geen kik geven.' Hij knikte, verdwaasd, verward. Ze haalde een hand door haar haar en liep naar de deur. Onderweg greep ze een skiparka uit de gangkast om over haar nachtjapon heen aan te trekken. Ze pakte de elektrische schroevendraaier die ze vanuit de keuken had meegenomen en begon kalm de schroeven uit de deur te draaien. 'Momentje.' Toen de laatste schroef op de vloer viel, deed ze de deur een stukje open en stak haar hoofd om de hoek. 'Ja?'
'Alles in orde?' vroeg een van de mannen in het blauw. 'Hè?' vroeg ze met een geveinsd slaperige stem. 'Is alles in orde, mevrouw?' vroeg de andere agent. 'Wat doen jullie hier?' Ze gaapte. 'Hoe laat is het?' 'Een uur of vier.'
'Vier uur? Vier uur 's nachts? Ik begrijp niet waarom jullie hier zijn.'
'We kregen een telefoontje.'
'Iemand heeft jullie gebeld?'
'Mogen we binnenkomen?'
'Wat willen jullie?'
'We willen graag binnenkomen.'
'Nee, jullie mogen niet binnenkomen.'
'Is er iets aan de hand?'
'Nee, er is niets aan de hand.'
'Kunnen we binnenkomen?'
'Vraag me dat niet steeds. Wie heeft jullie gebeld?'
'U ziet er niet zo goed uit.'
'Je maakt me om vier uur 's nachts wakker uit een diepe slaap en dan vertel je me dat ik er niet zo goed uitzie? Je ziet er zelf ook niet al te best uit...' Ze tuurde naar zijn naamkaartje. '...Lopez. Ik heb het ijskoud. Bedankt dat jullie even zijn langsgekomen. Mag ik nu terug naar bed?' 'U zei dat ze met z'n drieën waren. Dat ze aan het inbreken waren.' 'Hè?'
'Uw man zei dat u om hulp vroeg. Dat u zei: "Ze zijn met z'n drieën..." Dat was vlak voordat de verbinding verbroken werd.'
'O... dat telefoontje...' 'Ja.'
'Nou, eh, het is een beetje gênant...'
'En een van de achterburen belde over een televisie die te hard stond, of een luidspreker of zoiets.' 'O, sorry. Dat moet de tv geweest zijn. Hij staat nu uit.' Met heel zachte stem zei degene die Lopez heette: 'Mevrouw, als er iets is wat u ons wilt vertellen maar wat u misschien nu niet kunt zeggen... misschien wilt u ons gewoon een teken geven. Een paar keer met uw ogen knipperen of zo. Zoiets.' Ze was even stil.
'Dat zou u kunnen doen. Zonder gevaar.' Ze keek van de een naar de ander en barstte toen in lachen uit. 'O, jullie zijn goed, weetje dat? Als er iemand in huis was bijvoorbeeld, bedoel je? Dat is geweldig! Ze geven jullie echt een grondige training, hoor!'
Degene die Lopez heette, wierp haar een bedachtzame blik toe. 'We zijn erop getraind om problemen te herkennen. Hebt u problemen?'
'Alles is prima in orde. Echt waar. Ik zweer het...' 'Mag ik vragen wat de rest van de zin zou zijn geweest?' 'Hè?'
'Die zin over dat ze met z'n drieën aan het inbreken waren. Wat had u verder nog willen zeggen?' 'Oké, goed. Zoals ik al zei: dit is nogal gênant. Mijn man en ik zijn pas uit elkaar. Het is mijn eerste nacht in dit nieuwe huis en ik voelde me een beetje eenzaam en was wat dronken. Wat ik hem wilde zeggen was - als je het echt wilt weten - wat ik wilde zeggen was: er zijn drie dingen die ik voor je zal doen als je nu meteen hiernaartoe komt en bij me in bed kruipt.'
Degene die niet Lopez heette lachte hardop. 'Maar goddank kwam ik tot bezinning voordat ik dat allemaal zei en hing ik op, zodat niemand ooit zou weten wat ik had gedacht. Tenzij er natuurlijk midden in de nacht twee politieagenten aan de deur zouden komen om me erover te ondervragen.'
'Zullen we nu maar gaan, Rick? Of wil je dat ze ons ook nog vertelt welke drie dingen?'
Meg sloot de voordeur door er met haar rug tegenaan te leu-nen. Ze stapte de hal binnen, waar ze toekeek hoe de patrouil-lewagen bij het huis wegreed. Ze keek op naar de dichtstbij-zijnde camera alsof ze wilde zeggen: 'Zie je, ik heb ze weggestuurd', maar op dat moment, als uit het niets, hoorde ze een metaalachtige, doordringend gegil dat ergens van boven kwam. Uit de panic room, dacht ze. Als ze mijn kind iets aandoen...
Ze vloog naar het solarium, waar ze Stephen rechtop zittend aantrof, met een vertrokken gezicht van de pijn, maar alert. Ze stak een hand achter hem, maakte zijn riem los en haalde die uit zijn broek. Hij vroeg zich af wat ze van plan was, maar hij was veel te zwak om met haar te redetwisten. Ze nam het pistool, legde het in zijn handpalm en wond de riem eromheen, zodat het strak aan zijn pols gebonden zat. 'Til het op,' commandeerde ze. Stephen deed wat ze zei en tilde zijn hand ongeveer vijftien centimeter op, maar de pijn was zo ondraaglijk dat hij hevig beefde. Hij slikte gal weg. 'Wat doe je, Meg?'
Ze schudde haar hoofd. 'Geen tijd.' Ze zag zijn sceptische gezichtsuitdrukking toen hij naar haar opkeek. 'Je merkt het wel.'
Ze wist dat het leven van haar dochter op het spel stond en elke seconde was nu belangrijk. 'Til het pistool op!' krijste ze. Hij gehoorzaamde, hoewel hij tranen van pijn moest te-rugdringen, en ze bond zijn arm vast aan de stoel zodat hij nu met het pistool recht vooruit gericht zat. Snel liep ze door het huis heen en ze pakte alles waarvan ze dacht dat het nuttig zou kunnen zijn. Ze zocht tussen het verschillende gereedschap op de keukentafel maar vond niet wat ze zocht. Ze ging verder met een van de keukenlades en greep een loper waarvan ze zich herinnerde dat die daar lag. Maar er was nog iets wat ze nodig had, iets wat echt indruk zou maken. En toen viel haar oog erop: de voorhamer stond rechtop tegen de muur naast de trap naar de kelder. Ze pakte hem op en zwaaide hem over haar schouder. Ze verwonderde zich erover hoe zwaar hij was en hoe gemakkelijk ze hem desondanks kon optillen. Ze wurmde zich uit de par- ka die ze droeg en ging op weg om wat echte schade aan te richten.
Ze bekeek de videocamera in de keuken: haar eerste doelwit. Ze hief de voorhamer op en liet hem met al haar kracht neer-komen op de camera, zodat hij in stukken uiteenvloog. Ver-volgens liep ze van kamer naar kamer om elke camera aan gruzelementen te slaan die ze zag. Met elke vernietigende aanval voelde ze zich sterker worden.
Sarah keek aandachtig naar hen. Burnham en die vreselijke man hadden het te druk om op te merken dat de tv-monitors in de panic room, de een na de ander, niet meer werkten. Ze kon haar ogen nauwelijks geloven toen ze zag wat er door het hele huis heen gebeurde. De schaduw van haar moeder be-woog van de ene kamer naar de andere, en wanneer haar schaduw in een kamer verscheen, werd het scherm zwart. Ze kon niet geloven dat haar moeder met een voorhamer liep te zwaaien en de ene na de andere camera ermee aan stukken sloeg. Sarah keek vol ontzag naar deze zachtaardige vrouw, haar moeder, die plotseling was veranderd in een bezetene. Wauw, te gek, mam...
Ze hoopte van harte dat de twee mannen bezig zouden blijven en niet zouden denken aan de videocamera's. Een paar minuten geleden, toen de deurbel ging en die twee politie-mannen op de stoep stonden, had ze gedacht dat het allemaal voorbij was. De mannen hadden haar moeder scherp in de ga-ten gehouden en Burnham had tegen de vreselijke man ge-zegd dat haar moeder het wel op zou lossen en de vreselijke man had met hem geredetwist, maar hij maakte zich meer zorgen om zijn verminkte hand, en toen gingen de politie-agenten weg en was Burnham weer verdergegaan met een stuk van de vloer los te wrikken. Ze zochten naar een brand-kast en ze hoopte dat ze hem zouden vinden en dan zouden weggaan. De vreselijke man, met zijn donkere, boze ogen, gaf haar de kriebels. Hij bleef maar naar haar kijken en dan tegen haar zeggen dat ze niet zo naar hem moest kijken. Hij was heel gespannen en had vreselijk veel pijn. Als Burnham niet in de kamer was geweest, wist ze zeker dat hij haar had vermoord.
Telkens als hij opkeek, gleed zijn blik naar haar toe, en dan keek hij haar boos aan omdat zij naar hem keek. Het was een vreemd soort spelletje geworden. Ze bleef naar hem kijken ondanks het feit dat het hem boos maakte, omdat het een manier was om zijn aandacht bij de monitors en haar moeder vandaan te houden. Maar toen verpestte ze het. Toen hij zijn ogen opsloeg en naar haar staarde, zat ze naar een van de monitors te kijken.
Zijn blik volgde de hare. 'Shit! Wat...' mompelde hij terwijl hij keek naar het beeld van een vrouw in een blauwe nachtjapon die een voorhamer ophief en hem met een klap liet neerkomen op de camera, zodat er op het scherm meteen al-leen nog sneeuw te zien was. 'Waar is ze verdomme?' Hij staarde naar de monitor, met open mond. Meg had eindelijk de laatste camera bereikt, de camera die tot op dat moment bedekt was geweest met Burnhams jas. De vreselijke man ging met zijn neus vlak bij de monitor zitten, net op tijd om te zien hoe de jas van de camera werd gerukt en haar moeders gezicht in beeld kwam, vertrokken tot een woest, boos masker, terwijl ze de voorhamer liet neerkomen. Weg beeld.
'Hé, Burnham, ze heeft alle camera's vernield. Dat wij daar niet aan gedacht hebben. Nu hebben we geen idee wat er daarbuiten gaande is.'
Burnham, die het druk had met de brandkast, gaf geen ant-woord. Sarah bedekte haar oren tegen de krijsende boor toen die het metaal doorboorde. Toen de boor stopte, kwam Raoul met een kreun overeind en hinkte hij naar Burnham toe om te zien hoe het ging. Terwijl hij stond te kijken, klikte de brand-kast open. Hij staarde naar binnen en draaide zich toen om naar Burnham en keek hem aan. 'Hij is leeg, man. Dat stomme ding is leeg!' 'Deze brandkasten hebben vaak een valse bodem,' legde Burnham uit, die helemaal niet van zijn stuk gebracht leek.
Hij wrikte de bodemplaat omhoog en daaronder lag een dikke akte-envelop. Hij pakte hem op en draaide hem langzaam rond om hem te bestuderen. 'Kom op, man, maak nou open,' zei Raoul begerig. Burnham sneed met een mes voorzichtig de lijmstrook los en staarde naar de inhoud. 'Obligaties aan toonder,' zei hij. 'In miljoenen.' Hij begon te tellen. 'Drie, vier, vijf... elf, twaalf... zestien, zeventien... eenentwintig, tweeëntwintig...' Hij stopte en staarde naar het geld. Hij schudde traag zijn hoofd en glimlachte.
'En?' wilde Raoul weten.
'Tweeëntwintig obligaties,' zei Burnham op kalme toon. 'Tweeëntwintig miljoen dollar.'
'Dat méén je verdomme toch niet!' Raoul was verbijsterd en hij keek Burnham met open mond aan. 'Tweeëntwintig miljoen,' zei Burnham. Hij stopte de envelop in zijn zak.
'Die kleine klootzak van een leugenaar!' Raoul schudde zijn hoofd en knarste met zijn tanden. 'Hij verdiende het om dood te gaan.' In zijn opwinding had hij niet gezien dat Burnham de envelop in zijn zak had gestoken. Burnham kwam overeind en klopte het stof van zijn broek. 'Tijd om te gaan,' zei hij. Hij draaide zich om en boog zich voorover naar Sarah, met zijn handen op haar schouders. 'Er gebeurt je niets. Ik beloof het.' Sarah knikte. Ze wist niet waarom, maar ze vertrouwde deze man. Als hij zei dat haar niets zou overkomen, dan was ze bereid hem te geloven. Burnham deed de deur van de panic room open. Hij stapte als eerste naar buiten. Zijn ogen flitsten van links naar rechts toen hij de lege kamer binnentrad. Raoul volgde hem op zijn hielen, met Sarah tussen hen in. Toen ze met hun drieën de slaapkamer binnenkwamen, was het volkomen donker in het huis. Raoul knipte een lamp aan, maar er gebeurde niets. Toen ze verder de kamer in liepen, klonk er een knerpend geluid onder Burnhams laars. Gebroken glas. 'Shit,' zei hij. De vrouw had niet alleen alle camera's in huis aan gruzelementen geslagen, ze had ook nog eens alle lichtpeertjes kapotgemaakt. Ze was gevaarlijk. Gevaarlijk en slim. Ze hield zich ergens in huis schuil met Raouls pistool en de voorhamer en ze hadden geen idee waar. Sarah was hun enige kans om veilig weg te komen, maar hij vond het vreselijk om haar als zodanig te gebruiken.
Toen Sarah het knerpende geluid onder Burnhams voeten hoorde, bleef ze stokstijf staan. Raoul probeerde haar vooruit te duwen, maar ze weigerde nog een voet te verzetten. 'Er ligt glas,' zei ze en ze wees naar haar kleine, blote voeten. 'Nou en?' zei Raoul ruw.
'Ik wil geen kapotte voeten. De hele vloer ligt vol.' Raoul zuchtte en schudde zijn hoofd. Stom rotkind. Hij ging voorovergebogen voor haar staan en bood haar zijn rug. 'Kom maar. Op mijn rug.' Sarah had niet echt zin om bij deze vreselijke man op zijn rug te zitten, maar ze wist dat ze geen keus had. Toen ze op zijn rug zat, zei hij: 'Hou je vast, ver-domme', en dat deed ze. Steviger dan ze ooit voor mogelijk had gehouden.
Ze liepen de slaapkamer uit en de hal in, waar het lichter was omdat het maanlicht door het dakraam scheen. Hoewel Raoul het gevoel had dat hij veilig was met het meisje op zijn rug, stond hij er toch op dat Burnham vooropliep. 'Dan heb ik het vest nodig,' zei Burnham. Raoul had een vooruitziende blik gehad en een kogelvrij vest aangetrokken voor de klus. 'Nee.'
'Als ik voorop moet, dan kun je me op zijn minst dat vest ge-ven.'
'Mooi niet, man. Ik heb het meegebracht, dus ik draag het.'
Er was geen tijd om ruzie te maken. Ze liepen door de hal, langs de lift, en daarna de trap af naar de begane grond. Sarah dacht dat ze iets hoorde, een zacht geluid van boven. Was dat haar moeder? Ze draaide zich een stukje om zodat ze omhoog kon kijken, maar ze zag niets. Toen hij voelde dat ze om-draaide, draaide Raoul zich ook om, maar ook hij zag niets. Toen ze verder liepen naar de hal bij de voordeur, sprong er een fel licht aan dat hen verblindde. Midden in de hal, ineen-gezakt in een stoel, zat Stephen met een pistool recht op hen gericht en het felle licht van de lamp scheen in hun ogen. Burnham slaakte een kreet toen hij de man zag. Hij had hem nog geen uur geleden halfdood in het solarium achtergelaten. Hoe kon hij nu rechtop zitten met een pistool in zijn hand?
'Papa!' gilde Sarah. Raoul deed een stap naar achteren en trok Sarah razendsnel van zijn rug af om haar als een soort schild voor zich te houden.
'Wacht! Wacht! Doe dat nou niet. Niet doen!' zei Burnham wanhopig.
Sarah probeerde uit alle macht los te komen en zei: 'Schiet hem niet neer, papa!'
'We zijn klaar, oké?' zei Burnham tegen de man. 'We willen alleen maar weg. We gaan door de achterdeur naar buiten. Je ziet ons nooit meer terug. Kom op, Raoul.' Burnham schuifelde voetje voor voetje richting de tuindeuren met Raoul op zijn hielen. Hij hield nog steeds Sarah in zijn armen, die hevig begon tegen te stribbelen. 'Laat haar los,' eiste Stephen. Maar Raoul bleef achteruitlopen met het kind stevig in zijn armen. 'Laat haar los!' schreeuwde Burnham tegen Raoul. 'Laat haar los!'
'Krijg de klere, man!' riep Raoul terug. 'Zij is mijn bescher-ming!'
Vanuit haar ooghoek zag Sarah haar moeder van achteren komen aansluipen, met de voorhamer stevig in beide handen.
Sarah hield haar adem in. De twee mannen waren zich niet van haar bewust.
Toen Meg eenmaal zo dichtbij was dat ze Raoul kon bereiken, maakte ze een karategebaar naar haar dochter. Sarah draaide zich om en ramde haar beide handen in zijn maag. Verrast liet hij haar los en ze viel op de grond. Ze sprong onmiddellijk overeind en probeerde weg te komen, maar Raoul greep haar vast en draaide zich toen vliegensvlug om op het moment dat de voorhamer omlaagkwam, recht op zijn hoofd af. 'Shit! Wat...' Hij had zelfs geen tijd om te bukken; Raoul kreeg een klap tegen de zijkant van zijn hoofd die hard genoeg was om hem over de trapleuning te doen vliegen, Sarah met zich meetrekkend.
Sarah greep de leuning vast toen ze eroverheen zeilde en bleef daar bungelen totdat haar moeder de voorhamer liet vallen en haar bij haar polsen omhoogtrok. Moeder en dochter keken naar beneden, waar Raoul lag te kronkelen en te kreunen. Meg sloeg haar armen om haar dochter heen en drukte haar tegen haar borst. 'Alles goed?' 'Ja.'
'Hebben ze je pijn gedaan?' 'Nee.'
'Heeft iemand je aangeraakt?' 'Nee.'
Burnham, die besefte dat hij niet langer in het middelpunt van de belangstelling stond, greep zijn kans. Hij stormde snel door de openslaande tuindeuren naar buiten. Meg en Sarah stonden bij de leuning en keken naar beneden naar de keu-kenetage. Tot hun afschuw was Raoul erin geslaagd overeind te komen, te midden van een plas bloed, en zijn verminkte li-chaam naar de trap te slepen. Langzaam, pijnlijk begon hij de trap op te klimmen. Bonk. Sleep. Bonk. Sleep. Bonk... Meg zette Sarah neer en pakte de voorhamer weer vast.
Raoul verscheen boven aan de trap, slingerend als een gewond beest: bebloed, gekneusd, gevaarlijk. Hij liep voetje voor voetje in de richting van Meg en Sarah. Stephen verzamelde alle kracht die hij nog over had en richtte het pistool op Raoul. Hij vuurde twee schoten af, schreeuwend van pijn toen de terugslag van het wapen een pijnscheut door zijn gebroken sleutelbeen zond. Beide schoten misten en Stephens schouders zakten omlaag. Meer kon hij niet doen. Op de veranda, terwijl hij op het punt stond om over het hek heen te klimmen, hoorde Burnham de schoten en Stephens geschreeuw. Hij verstijfde onwillekeurig, met één been al over het hek geslagen. Hij was veilig. Hij was vrij. Er was geen bewijs dat hij in het huis was geweest. Geen videobanden. Niemand met wie hij het geld zou moeten delen. Hij was binnen. Hij zou zijn vrouw weer voor zich winnen. Hij zou het respect van zijn kinderen terugwinnen. Zijn leven stond op het punt om te beginnen. Hij hoefde alleen maar zijn andere been over het hek te zwaaien, aan de andere kant op de grond te springen en te rennen. Naar een nieuw leven. Naar de toekomst.
Raoul deed een uitval naar Stephen en het pistool op het mo-ment dat Meg op hem af dook, zwaaiend met de voorhamer. Maar dit keer was hij gewaarschuwd. Hij dook onder de zwaaiende hamer door en greep haar bij de enkels, zodat ze over zijn hoofd heen op de marmeren vloer terechtkwam; ze kwam hard op haar schouders en hoofd terecht en de lucht werd uit haar longen geslagen.
Stephen, met ogen vol tranen van de pijn, vuurde het pistool opnieuw af, waarbij hij Meg op een haar na miste. 'Klootzak!' krijste Raoul terwijl hij Stephen van de stoel duwde zodat het pistool uit zijn hand vloog. Hij worstelde om het weer te pakken te krijgen, maar het was buiten zijn bereik geschoven. Raoul hinkte naar Meg, die verdwaasd op de vloer zat, greep haaf met zijn goede hand bij haar haar en sleurde haar over de vloer naar de plek waar de voorhamer terecht was gekomen. Hij was van plan om haar te wurgen en dan haar hersens in te slaan met de voorhamer. Dan zou hij de andere twee doodschieten.
Sarah kroop over de vloer naar haar medicijnetui. Uit ge-woonte had ze het meegenomen uit de panic room. Meg en haar doktoren hadden haar keer op keer verteld dat ze nooit ergens heen mocht gaan zonder haar medicijnen. Ze rukte het etui open, greep drie injectienaalden en sprong op Raouls rug om de naalden in zijn nek te steken. Hij schreeuwde het uit van de pijn en greep naar de naalden. Met zijn elleboog duwde hij Sarah van zich af. Ze tuimelde gillend tegen de bakstenen voorzijde van de open haard. Met een diep gegrom vanuit zijn keel, dat eerder dierlijk dan menselijk klonk, stak hij zijn handen uit naar de voorhamer, pakte hem op en hief hem hoog boven Meg op. Ze rolde zich op haar zij en wist de klap net te ontwijken. Op dat moment zag ze dat de zwarte man de kamer binnen kwam stormen. Hij bleef even staan om het pistool op te rapen, dat onder Stephens stoel was geschoven en schuifelde voetje voor voetje op Raoul af, die niet besefte dat hij er was. Burnham en Meg keken elkaar even aan en toen vuurde hij een kogel af in de zijkant van Raouls hoofd. Raoul was al dood voordat hij de vloer raakte.
Meg strompelde naar haar dochter toe, die zat te gillen met haar handen tegen haar slapen, en nam haar in haar armen. Burnham boog zich over Meg en Sarah heen en legde voor-zichtig het pistool voor hen neer. 'Ik had hem gewaarschuwd,' fluisterde hij zonder zijn blik van Meg af te wenden.
Precies op dat moment waren er buiten allemaal flikkerende, rode lampen en was er het geluid van gillende sirenes te horen. Zonder nog een woord te zeggen ritste Burnham zijn jas dicht over de obligaties, die in het strijdgewoel uit de envelop waren gevallen, en rende het huis uit. Hij rende door de achtertuin, terwijl de obligaties bij elke stap uit zijn jas vielen. In de achtertuin werd hij in een hoek gedreven door drie politieagenten en hij stak zijn handen met de obligaties erin geklemd omhoog. Hij wierp zijn hoofd achterover en liet ze los. De wind voerde ze met zich mee de nacht in. Voorgoed verdwenen.
De politie stormde het huis binnen, waar Meg en Sarah elkaar stevig vasthielden en naar het pistool zaten te staren. Stephen slaagde er uiteindelijk in om min of meer rechtop te gaan zit-ten. 'Papa!' riep Sarah uit, die zich probeerde los te maken uit de armen van haar moeder.
Meg knuffelde haar dochter en liet haar toen los. 'Ga maar,' zei ze.
Sarah sloeg haar armen om haar gewonde vader heen en hield hem stevig vast.
'Je bent gekomen, papa,' zei ze. 'Ik wist wel datje zou komen. Ik wist datje ons nooit in de steek zou laten.' Stephen hield zijn dochter vast en wiegde haar heen en weer, keer op keer haar naam zeggend. Hij wierp een blik op zijn ex-vrouw, die met haar knieën opgetrokken tot aan haar borst, haar armen om haar benen en haar kin op haar knieën zat. Ze keek naar hen. Hij keek naar haar. Meg leek ineens niet meer zo klein en onbelangrijk in zijn ogen. Integendeel, voor hem vertegenwoordigde ze de enige wereld die hij ooit echt gekend had.
Epiloog
Een paar dagen later, nadat het huis grondig geïnspecteerd en schoongemaakt was, kwamen de rechercheurs niet meer om de haverklap langs. De grootste chaos was voorbij. Vele we-ken later zat Meg Altman met haar dochter Sarah in Central Park advertenties voor appartementen te bekijken, genietend van de rust van een ongewoon warme en zonnige dag laat in de herfst. Sarah streepte met een pen de veelbelovende ad-vertenties aan.
'Twee slaapkamers en een studeerkamer of derde slaapka-mer, Seventies, ten oosten van het park,' las Sarah voor uit de krant die over hun schoot gespreid lag. 'Papa woont aan die kant van het park,' zei Meg. 'Ik denk dat we beter af zijn aan de westkant, vind je niet?' 'Wat maakt het uit?' 'Een beetje meer afstand.' Sarah bestudeerde haar. 'Voor jou, bedoel je.' 'Ja, voor mij, liefje. Heb je er iets op tegen?' 'Nee hoor.' Ze grijnsde. 'Het heeft één voordeel om gescheiden ouders te hebben.' 'O ja? En wat is dat dan wel?'
'Je krijgt veel meer cadeautjes. Schuldgevoel levert rente op.'
Meg moest ondanks zichzelf lachen. 'Je bent me er een.' Sarah richtte haar aandacht weer op de krant. 'Oké, wat vind je hiervan? Dit klinkt gaaf. Op de hoek van Sixty-First Street en Central Park West. Luxegebouw met portier. Fitnessruimte, conciërge, volledige service. Geen huisdieren. Geen on-derverhuur...'
'Nee, dank je,' zei haar moeder terwijl ze nadrukkelijk met haar hoofd schudde. Onderverhuur klonk haar nu net goed in de oren. Iets wat niet te permanent was. Het laatste wat Meg wilde was vastzitten in een appartement waar ze maanden over zouden doen om het weer te verkopen. En trouwens, een waakhond leek niet eens meer zo'n slecht idee. Een rottweiler, een groot, indrukwekkend beest om hen te beschermen. Het had haar 36 jaar van haar leven gekost, maar Meg had eindelijk haar onschuld verloren.
Sarah ging weer verder; ze draaide met één vinger aan haar haren terwijl ze de pen over de pagina naar beneden liet glij-den naar de volgende advertentie. 'Wat betekent WEA?' 'West End Avenue.'
'Oké, dat is dus ten westen van het park. Precies watje wilt... of niet, mam? Wat dacht je hiervan? Op de hoek van Eighty- First Street en West End Avenue. Drie slaapkamers plus stu-deerkamer of vierde slaapkamer, ruime woonkamer, zitkamer plus kantoor en/of huishoudsterverblijf, kerkramen met uitzicht op...'
'Wat moeten we met al die ruimte?' onderbrak Meg haar. 'Mam, hou nou op. Ik word knettergek van je!' Meg wierp haar dochter een ongelovige blik toe, waarop Sarah haar ogen ten hemel sloeg en haar tong uitstak en giechelde.
'Oké, mevrouwtje,' zei ze, haar beste lijzige Katharine Hep- burn-imitatie weggevend. 'Dit is mijn laatste aanbod. Als dit niets is, dan moet je het zelf maar uitzoeken. West Eighty- Third Street. Twee slaapkamers, gebouw met portier. Park-gebouw. Deels uitzicht op park. Lichte, gezellige flat, hoge plafonds, houten vloeren.' Ze keek met een zonnige grijns op naar haar moeder. 'En durf nu eens te zeggen dat dat niet gaaf klinkt.'
'Nou, het klinkt veelbelovend.' 'Nou, hoera! Nu komen we ergens!'
Meg bekeek haar dochter aandachtig en vroeg zich af hoeveel invloed die hele ervaring op haar had gehad, inclusief de scheiding. Zou ze ooit nog een man durven vertrouwen? Zou ze verkeerde beslissingen nemen? Zou ze met een man trou-wen die haar op een dag zou verlaten, zodat ze achterbleef met een jonge dochter en een gebroken hart? Zou ze genezen?
Ze stond versteld van het vermogen van haar dochter om weer verder te gaan met haar leven. Want ondanks alles wat er gebeurd was, leek ze nog steeds dezelfde Sarah: sterk, grappig, wijs en oneerbiedig. Op de een of andere vreemde manier had Meg altijd tegen haar dochter opgekeken en net zo sterk willen zijn als zij. En toen besefte ze dat ze dat ook was.
'Nou, wanneer gaan we dit geweldige appartement bekijken dat we allebei zullen willen hebben?' zei Sarah terwijl ze haar moeder een por gaf.
Meg vouwde de krant netjes op en stopte hem in haar hand-tasje. 'Nou, laten we de makelaar bellen en meteen gaan kij-ken. Pluk de dag, of niet soms?'