19
In blinde paniek kwam Angie Kellogg met lege handen de kamer weer binnengestormd. 'Hij is hier!'
'Wie is hier?' vroeg Joanna.
'Tony. Ik heb hem gezien. Toen ik de trap afliep, ging hij de bar in. Hoe komt hij hier? Wat moet ik nu doen?'
Angie was duidelijk doodsbang. Ze rende naar het raam en keek naar buiten. Joanna was bang dat ze er misschien uit zou klimmen of springen en probeerde haar tegen te houden. 'Weet je het echt heel zeker?' vroeg ze. 'Hoe kan hij nu weten dat je hier zit? Je hebt vast ongemerkt sporen achtergelaten. '
Er volgde een stortvloed van woorden. 'Niet waar, ik zweer het je, dat is echt niet gebeurd. Maar waar moet ik nou naar toe? Hij heeft me al eerder gevonden en zal me weer vinden. Je weet niet hoe hij is. '
'Kalm nou maar, ' zei Joanna. 'Laten we ons hoofd erbij houden. '
Ze probeerde zo kalm mogelijk te klinken, maar ook zij was in paniek. Het was vast een slecht voorteken dat Vargas en York tegelijkertijd in de Copper Queen verschenen. Waren ze allebei op zoek naar iemand anders -Angie bijvoorbeeld? Of hadden ze hier met elkaar afgesproken? Ze werd misselijk bij de gedachte alleen al.
Ze richtte zich tot Angie. 'Heeft Tony het ooit over Adam York gehad?'
'Die DEA-agent?'
Joanna knikte.
'Nee, niet dat ik weet. Hoezo?'
'Heb je het adresboekje van Tony ingekeken? Heb je misschien gezien wie daar in staan?'
Angie haalde haar schouders op. 'Ik heb er een blik in geworpen, ja. Er staan namen, telefoonnummers, data en daar soort dingen in.
'Herinner je je een naam?' 'Nee. Daar was geen tijd voor. Ik was bezig te ontsnappen en heb er niet echt goed naar gekeken. Hoezo? Waar denk je aan?'
'Stel dat Adam York in dat boekje staat, ' zei Joanna. 'Stel dat hij al die tijd al samenwerkt met Tony en de anderen. Als dat zo is, is Tony niet de enige die dat boekje en jou koste wat het kost wil vinden. Als de drugsdealers een spion voor zich hebben werken bij de DEA, zullen ze hemel en aarde bewegen om hem daar te houden. En dat niet alleen, als ze erachter komen dat jij en ik met elkaar in contact zijn gekomen... '
Het brandalarm ging af. Het schelle lawaai in de gang maakte dat Joanna haar zin niet afmaakte. Angie schrok op. In een reflex pakte ze haar strandtas en liep naar de deur.
'Wacht, ' zei Joanna. 'Wat als het een truc is?'
'Een truc?'
'Misschien is het vals alarm. Misschien wachten ze ons beneden op. '
'O, mijn God. '
Joanna opende de deur op een kier. De alarmbel hing recht tegenover hun kamer en het schelle geluid was oorverdovend. De man uit kamer 412 hinkte op blote voeten de gang op, terwijl hij zijn broek aantrok. Er was verder niemand in de gang, maar Joanna rook de brandlucht. Ze draaide zich om naar Angie.
'Er is inderdaad brand. Kom op. '
Maar Angie stond verstijfd van angst in de verste hoek van de kamer, de tas in haar armen geklemd. 'Nee, ' jammerde ze. 'Je hebt gelijk. Het is een valstrik. Hij pakt me zodra ik buiten ben. '
Joanna sloeg de deur weer dicht. Op het bed lag een blauw windjack van United Van Lines. Joanna gaf de jas aan Angie. 'Trek aan, ' beval ze. 'We moeten hier weg!'
Maar Angie verroerde zich niet. Met het jack en de tas in haar handen bleef ze als versteend staan. Joanna probeerde kalm te blijven. Ze sprak rustig tegen Angie, probeerde haar te kalmeren en over te halen mee te gaan, alsof ze een klein kind was.
'Ik beloof je dat ze je niet te pakken zullen krijgen, Angie. Echt. We kunnen via de achterdeur gaan, maar we moeten wel haast maken. '
Door het open raam was de sirene van de brandweer te horen, boven het geroezemoes en geschreeuw van de mensen beneden op straat. Joanna vloog de badkamer in en maakte twee handdoeken nat. Angie maakte nog steeds geen aanstalten.
'Trek die jas aan, Angie, ' beval ze. 'Nu!'
Als een robot deed Angie wat er van haar verlangd werd. Joanna gaf haar een van de handdoeken. 'Hou hem tegen je gezicht als we de deur uitgaan en hou mijn arm vast. Laat in geen geval los!'
Joanna sleurde Angie mee. Ze had verwacht dat de gang vol rook of in brand stond en het verbaasde haar dat er nog nauwelijks rook te bekennen was. Het gekmakende geklingel van het brandalarm was nog niet opgehouden, maar er was geen vuur te zien.
Joanna was in eerste instantie opgelucht en dacht dat het vuur waarschijnlijk al onder controle was, maar haar tweede gedachte deed haar rillen. Als Vargas en York in staat waren brand te stichten in een hotel om zo hun slachtoffers uit te roken, deinsden ze blijkbaar nergens voor terug.
Eenmaal op de gang liep Angie automatisch naar de trap. Joanna trok haar terug en duwde haar in tegenovergestelde richting.
'Waar gaan we naar toe?' protesteerde Angie.
'Deze kant op. Hierachter is een brandtrap. '
Joanna kon zich nog herinneren hoe zij en Andy tijdens hun korte huwelijksreis in het holst van de nacht over dezelfde gang waren geslopen om stiekem naakt te gaan zwemmen in het piepkleine zwembadje van het hotel. Het zwembad en de omliggende patio lagen aan de achterkant van het hotel, afgeschermd van de straat door een hoge gepleisterde muur, maar Joanna herinnerde zich nog een deur in die muur, of een poort.
Met Joanna voorop bereikten ze de nooduitgang en keken het donker in. Ze stonden boven aan een lange en smalle, slecht verlichte brandtrap. Deze maakte halverwege een draai voordat hij voor het zwembad eindigde. De achterkant van de patio bestond uit een rotswand, de zijkanten waren twee hoge muren.
'We zitten vast, ' jammerde Angie, die weer het gebouw in dook.
'We zitten niet vast, ' hield Joanna vol. 'Deze kant op. '
Ze trok Angie met zich mee de trap af. Ter hoogte van de draaiing zat een vervallen deur in de gepleisterde muur. Joanna probeerde de klink. De deur zat op slot maar hij kraakte wel toen ze er tegenaan duwde. Ze probeerde het nog een keer, dit keer harder duwend. Het hout leek mee te geven onder haar gewicht. Gesterkt door de adrenaline die als gevolg van de angst door haar lichaam joeg, wierp ze zichzelf tegen de deur. De deur sprong open en de vrouwen tuimelden een verlaten straat op bij een met onkruid overwoekerd pleintje.
Naar adem snakkend sprong Joanna op en probeerde de deur weer dicht te doen. In het hotel hield het brandalarm plotseling op, wat een overweldigende stilte tot gevolg had. Joanna hield haar adem in en probeerde te luisteren terwijl het bloed in haar oren suisde. Ze hoorde aan de andere kant van het hotel, tussen de presbyteriaanse kerk en het hotel, minimaal één paar rennende voetstappen.
Joanna zag dat Angie op haar handen en knieën tussen de stenen, het onkruid, de glasscherven en het afval op zoek was naar iets.
'Kom op, ' fluisterde Joanna gehaast. 'Er komt iemand aan. '
'Ik ben mijn sandaal kwijt, ' fluisterde Angie terug. 'Ik kan hem niet vinden. '
'Je moet maar op blote voeten verder. Kom op nou!'
Ze hielp Angie overeind. Die hield nog steeds haar strandtas vast. Ze mocht dan een sandaal verloren zijn, het geld was er nog. Samen renden ze het verwaarloosde pleintje over. Ze waren nauwelijks op weg of Angie verwondde haar voet aan een kapotte fles. Ze snakte naar adem van de pijn. Joanna zag een stroompje bloed langs haar enkel lopen.
'Het is niet ver meer, ' fluisterde Joanna. 'Leun maar op mij. We halen het wel. '
Samen strompelden ze de steile helling af en de straat op naar de enige lantaarn. Deze hing aan een kromme paal ter hoogte van een trap die omlaag voerde. Ze pauzeerden even boven aan de trap. Onder hen hoorden ze af en toe een auto wegrijden. Het leek erop dat ze nog niet werden achtervolgd. Misschien haalden ze het.
'Dat daar is Brewery Gulch, ' zei Joanna nog steeds op fluistertoon. 'Als we dat halen, vinden we wel iemand die ons kan helpen. '
Ze gingen weer verder. Joanna keek over haar schouder. Ze hadden maar een paar seconden vertraging opgelopen boven aan de trap, maar er was duidelijk een plasje bloed zichtbaar op het beton. Zelfs zonder iemand achter zich aan hadden ze geen moment meer te verliezen.
Vroeger was Brewery Gulch een rosse buurt, met cafés, goktenten en prostituees. Joanna herinnerde zich de verhalen van haar vader nog over het drukke uitgaansleven in Brewery Gulch. Terwijl ze de trap afrenden, bedacht Joanna zich dat ze er heel wat voor over zou hebben als ze die tijden op dit moment zou kunnen laten herleven. In zulke buurten kon een vrouw met een bloedend been gemakkelijk in de massa opgaan. Helaas stonden de meeste bars langs Brewery Gulch nu echter leeg, net als de kopermijnen.
In het donker achter hen kletterde er iets zwaars tegen de grond. Hun achtervolger had de deur ontdekt en die uit zijn hengsels getrapt. Hevig geschrokken van het geluid renden de twee vrouwen snel weg van de trap, het trottoir op van de uitgestorven straat. Slechts twee paar neonlichten boden hoop op een schuilplaats.
Samen met Angie rende Joanna naar de dichtstbijzijnde lichten, die bij de Blue Moon Saloon hoorden. Ze stormden naar binnen. Het geluid van een naderde politieauto drong met hen mee naar binnen. Joanna deed snel de deur dicht.
Het was een rokerige kleine ruimte met gedempte lichten. Een bewerkte houten bar stond langs de gehele lengte van de muur. De Blue Moon was leeg op de barman en twee klanten na, die aan de twee uiteinden van de bar zaten. Alle drie de mannen keken verbaasd op toen de twee vrouwen plotseling binnenkwamen.
'Hallo dames, ' zei de barman meteen. 'Je moet hier wel schoenen dragen. Het ministerie van Volksgezondheid heeft het al op me gemunt. '
'Hé, Bobo, ' groette Joanna terug. 'Kom, help me snel. Ze bloedt nog dood. '
Bob Jenkins, de reusachtige barman en enige zwarte leerling uit Andy's jaar, zette zich met beide handen af op de bar en sprong er soepel overheen. Hij keek naar de bloedende enkel van Angie. 'Shit, Joanna, hoe komt dat dan, heeft ze geprobeerd haar voet af te snijden of zo?'
'Er zit iemand achter ons aan, Bobo. We hebben je hulp nodig. '
Zonder iets te zeggen pakte hij Angie Kellogg op en droeg haar naar de verste muur. Daar zette hij haar even op zijn opgetrokken knie en opende de deur van een voorraadkast. Vervolgens zette hij haar op een barkruk die daar stond.
'Wacht hier maar, mop, ' zei hij. 'Niemand vindt je hier. ' Hij liep snel terug naar Joanna, die het bloed aan het opvegen was met de natte handdoek die ze nog bij zich had.
Laat mij dat maar doen, Joanna. Ga jij maar bij je vriendin zitten. De deur is van binnen af te sluiten. '
Joanna haastte zich naar de kast en Bobo wiste de sporen uit. 'In de kast hangen schone handdoeken, ' riep hij over zijn schouder. 'Gebruik die maar. En jullie, ' zei hij tegen de twee mannen aan de bar, 'voor mijn part zijn jullie te dronken om de brandweer achterna te rijden, als jullie maar nuchter genoeg zijn om jullie mond te houden, begrepen?'
'Jij bent de baas, Bobo, ' zei één van hen. 'Je zegt het maar. '
Bob zat op zijn handen en knieën de laatste bloedsporen uit te wissen. 'Vul die twee ijsemmers eens met heet sop en breng ze hier, Willy. Snel. Archie, geef me de bezem. '
Willy Haskins was een aangeschoten tachtigjarige die nog verbazend kwiek was voor zijn leeftijd. Hij verdween snel achter de bar en vulde twee plastic emmers met schoonmaakmiddel en water en bracht ze naar Bobo. De barman nam ze mee naar buiten. Even later was de hele stoep voor de Blue Moon nat van het sop. Hij liet de bezem buiten staan, alsof hij midden in een schoonmaakklus zat.
Na een goedkeurende blik loodste Bobo Willy en Archie weer naar binnen. 'Het volgende rondje is van het huis, ' zei hij. Willy Haskins en Archie McBride knikten blij.
Bobo lachte en schudde zijn hoofd. 'Dit is de eerste keer in zes jaar dat jullie het met elkaar eens zijn. Als jullie zo meteen ook nog jullie mond houden, geef ik nog een rondje. '
Even later zwaaide de deur open en stak een man zijn hoofd om de hoek. Hij liep naar de bar en bestelde een tequila. 'Is hier net een vrouw langsgekomen?' vroeg hij.
Bobo Jenkins schoof de borrel naar de man en glimlachte droef. 'Helaas niet, vriend. Ben je iemand kwijt? Er is net nogal wat beroering in het hotel ontstaan. Misschien is ze daar. '
De vreemdeling betaalde zijn drankje en sloeg het achterover. 'Daar heb ik al gekeken, ' zei hij. 'Maar daar is ze niet. '
Een tandenloze, magere oude man zat naast hem aan de bar. 'Dus je bent je vrouw kwijt?' vroeg hij luid. 'Ik ook. Een paar jaar terug. En toen ik hier kwam en het Willy vertelde, weet je wat die ouwe kerel tegen me zei? Hij zei: 'Hé Archie, heb je wel onder de koelkast gekeken?'
De beide oude mannen barstten hierop in lachen uit. 'Snappie?' vroeg Archie, die zijn zij vast had en de tranen van zijn wangen veegde. 'Misschien moet jij daar ook maar even kijken. '
'Ja, ' voegde de andere dronken man toe. 'Neem nog wat te drinken. Misschien komt ze zo opdagen. '
De vreemdeling zette met een klap zijn glas op de bar en liep naar buiten. Willy en Archie lachten nog steeds. Bobo Jenkins niet. Hij was lang genoeg barman om te weten wanneer er gevaar dreigde. Hij voelde hoe een koud straaltje zweet van zijn nek over zijn rug liep, maar hij maakte geen aanstalten om het weg te vegen.
Bobo liep naar het raam en draaide het bordje met 'gesloten' om. 'Ik ga afsluiten, jongens, ' zei hij. 'Tijd voor het motel. '
'Hoho, ' zei Archie. 'Je had ons een drankje beloofd. '
'Ik had jullie een drankje beloofd als jullie je mond hielden, ' reageerde Bobo.
Willy slaakte een kreet van woede. 'Nou, Bobo Jenkins, je bent een grote rotzak. '
Bobo schudde zijn hoofd. 'Ik had een rondje beloofd als jullie je mond hielden. Maar in plaats daarvan gaven jullie een showtje weg. Luister. Nu ga ik afsluiten. Jullie hebben allebei een slok op. Als jullie morgen weer komen op de vaste tijd betaal ik jullie avond. '
'Echt?' vroeg Archie hoopvol. 'Meen je dat?'
Bobo Jenkins knikte. 'Ik meen het. En nu oprotten. En als jullie die eikel van daarnet nog tegenkomen, houden jullie je mond of jullie kunnen het morgen wel schudden. Duidelijk?'
'Okidoki, ' zei Willy en klom van zijn kruk af. Hij strompelde naar de deur. 'Komt voor de bakker. '
Bobo Jenkins wist zeker dat ze zich aan hun woord zouden houden.