'Maar voor het geschenk verlang ik een verklaring.' Edric draaide zich om in zijn tank en richtte zijn aandacht op de ghola.

'Dit is een man die Hayt wordt genoemd,' zei hij en hij spelde de naam. 'Volgens onze onderzoekers heeft hij een heel vreemde achtergrond. Hij kwam hier op Arrakis om het leven... een afschuwelijke hoofdwond waarvoor vele maanden groei nodig waren. Het lichaam werd aan de Bene Tleilax verkocht als dat van een meester-zwaardvoerder, een leerling van de Ginazschool. Het kwam onder onze aandacht dat dit Duncan Idaho moest zijn, de trouwe vazal van uw familie. Wij kochten hem als een passende gift voor een Keizer.' Edric tuurde naar Paul. 'Is het Idaho niet, Sire?' Voorzichtigheid en beheersing hielden Pauls stem in hun greep 'Hij heeft het uiterlijk van Idaho.' Ziet Paul soms iets dat ik niet zie? vroeg Alia zich af. Nee! Het is Duncan. De man die Hayt werd genoemd stond er onverschillig

bij, metalen ogen recht vooruit, lichaam ontspannen Hij gaf op geen enkele wijze te kennen dat hij wist dat hij het onderwerp van gesprek was. 'Voor zover wij weten, is het Idaho,' zei Edric 'Maar nu heet hij Hayt,' zei Paul. 'Een vreemde naam.' 'Sire, de manier waarop of de reden waarom de Tleilaxu namen geven is niet te ontdekken,' zei Edric.

'Maar namen kunnen veranderd worden, De Tleilaxu naam is van weinig belang.' Dit is een Tleilaxu ding, dacht Paul Dat is de moeilijkheid. De Bene Tleilax hechtte weinig waarde aan natuurverschijnselen. In hun filosofie hadden goed en kwaad een eigenaardige betekenis.

Wat zouden ze in Idaho's vlees hebben ingebouwd - uit berekening of als gril? Paul keek naar Stilgar en zag de bijgelovige eerbied van de Vrijman. Het was een emotie die in zijn hele Vrijmanse lijfwacht weerspiegeld werd. Stilgars geest was nu druk bezig met speculaties over de walgelijke gewoontes van Gildeleden, Tleilaxu en ghola's. Paul richtte zich tot de ghola en zei: 'Hayt, is dat je enige naam?' Een kalme lach verscheen op het donkere gezicht van de ghola. De metalen ogen keken op en richtten zich op Paul, maar ze behielden hun mechanische blik. 'Zo word ik genoemd, Heer: Hayt.' In haar duistere loerhokje beefde Alia. Het was Idaho's stem, een zo nauwkeurig weergegeven geluid dat ze voelde dat dit de stem was die in haar cellen was ingeprent. 'Ik hoop dat het mijn Heer behaagt,' zei de ghola, 'als ik zeg dat zijn stem me vreugde schenkt. De Bene Tleilax zegt dat dat een teken is dat ik de stem eerder heb gehoord.' 'Maar dat weet je niet zeker" zei Paul. Heer. Men heeft 'Niets uit mijn verleden weet ik zeker, mij uitgelegd dat ik me van mijn vorige leven niets kan herinneren. Het enige dat van vroeger overblijft is het door de genen bepaalde patroon. Maar er zijn nisjes waarin dingen die vroeger vertrouwd waren kunnen passen. Er zijn stemmen, plaatsen, spijzen, gezichten, geluiden, handelingen - een zwaard in mijn hand, de instrumenten van een thopter...' Paul merkte op hoe scherp de Gildeleden deze woordenwisseling observeerden en hij vroeg: 'Begrijp je dat je een geschenk bent?' 'Dat is me uitgelegd, Heer.' Paul liet zich achterover zakken en legde zijn armen op de leuningen van de troonzetel. Wat ben ik Duncans vlees verschuldigd? vroeg hij zich af De man kwam om toen hij mij het leven redde. Maar dit is Idaho niet, dit is een ghola. Toch stonden hier voor hem het lichaam en de geest die Paul hadden geleerd een thopter te besturen alsof de vleugels aan zijn eigen schouders zaten. Paul wist dat hij geen zwaard in de hand kon nemen zonder terug te vallen op de harde opleiding die Idaho hem had gegeven. Een ghola.

Dit was vlees vol valse indrukken, dat makkelijk verkeerd verstaan kon worden. Oude banden bleven zich opdringen. Duncan Idaho Het was niet zozeer een masker dat de ghola droeg als wel een losse, verhullende mantel van persoonlijkheid die zich anders bewoog dan wat de Tleilaxu eronder hadden verborgen. 'Hoe zou je ons kunnen dienen?'

vroeg Paul. 'Op alle manieren die mijn Heer verlangt en die in overeenstemming zijn met mijn vermogens' Alia die vanuit haar schuilplaats toekeek, werd geroerd door de schroom die van de ghola afstraalde. Ze kon daar geen veinzerij in bespeuren. Van de nieuwe Duncan Idaho ging iets ontzettend onschuldigs uit. Het origineel was een wereldlijk, kanmij-wat-verdommen persoon. Maar dit vlees was van dat alles schoongewassen. Het was een zuiver oppervlak waarop de Tleilaxu hadden geschreven maar wat? Toen voelde ze ook de verborgen dreiging in dit geschenk. Dit was een Tleilaxu ding. De Tleilaxu legden in hun scheppingen een verontrustend gebrek aan remmingen aan de dag. Ongebreidelde nieuwsgierigheid zou hun daden kunnen leiden. Ze gingen er prat op dat ze alles konden maken uit het juiste menselijke materiaal - duivels of heiligen. Ze verkochten moordenaar-mentats. Ze hadden zelfs een moordenaar-dokter voortgebracht, waarbij ze de Suk-remmingen tegen het nemen van levens moesten overwinnen. Onder hun koopwaar bevonden zich bereidwillige dienaren, plooibare stukjes sexspeelgoed voor elk soort gril, soldaten, generaals, filosofen en zelfs af en toe een moralist. Paul verroerde zich en keek naar Edric.

'Hoe is dit geschenk geoefend ?' vroeg hij. 'Moge het mijn Heer behagen,' zei Edric, 'maar de Tleilaxu vonden het amusant om deze ghola te oefenen als mentat en als Zensunnifilosoof. Zo probeerden ze zijn vaardigheid met het zwaard te vergroten.' 'Zijn ze daarin geslaagd?' 'Dat weet ik niet, Heer.' Paul overwoog het antwoord. Zijn waarheidszin vertelde hem dat Edric waarlijk dacht dat de ghola Duncan Idaho was. Maar er was nog meer. De wateren van de Tijd waarin deze voorzienige Stuurman rondzwom, deden gevaren vermoeden zonder ze bloot te geven. Hayt. De Tleilaxu naam duidde op gevaar. Paul voelde de verleiding het geschenk af te slaan. Maar terwijl hij de verleiding voelde wist hij al dat hij die kant niet kon kiezen. Dit vlees stelde bepaalde eisen aan het Geslacht Atreides - een feit dat de vijand heel goed bekend was. 'Zensunnifilosoof,' peinsde Paul terwijl hij weer naar de ghola keek.

'Heb je je eigen rol en je beweegredenen bestudeerd?' 'Ik benader mijn diensten uit een nederig standpunt, Sire. Ik ben een gereinigde geest, schoongewassen van de dwangneigingen van mijn menselijke verleden.' 'Geef je er de voorkeur aan dat we je Hayt noemen of heet je liever Duncan Idaho?' 'Mijn Heer mag me noemen wat hij wil, want ik bén geen naam.' 'Maar vind je de naam Duncan Idaho prettig?' 'Ik denk dat dat mijn naam was, Sire. Hij past in mijn binnenste. Maar toch... hij wekt vreemde reacties op. Ik denk dat iemands naam niet alleen veel aangename dingen meebrengt, maar ook veel onaangename.' 'Wat vind je het prettigst?' vroeg Paul. Heel onverwacht begon de ghola te lachen en hij zei: Tekenen in anderen zoeken die mijn vroegere ik blootgeven.' 'Zie je hier ook dergelijke tekenen?' 'O ja, Heer. Uw man Stilgar hier is gevangen tussen achterdocht en bewondering. Hij was een vriend van mijn vroegere ik, maar dit gholavlees staat hem tegen. En u, Heer, bewonderde de man die ik eens was... en u vertrouwde hem.'

'Gereinigde geest,' zei Paul. 'Hoe kan een gereinigde geest ons trouw beloven?' 'Trouw, Heer?' De gereinigde geest neemt besluiten terwijl hem vele factoren niet bekend zijn en zonder oorzaak of gevolg. Is dat trouw?' Paul keek lelijk. Dat was een Zensunni-gezegde, cryptisch en passend - ondergedompeld in een geloof dat elke objectieve functie van mentale activiteit ontkende. Zonder oorzaak en gevolg! Dergelijke gedachten schokten de geest. Onbekende factoren. Bij elke beslissing waren onbekende factoren betrokken, zelfs in het voorzienige visioen. 'Wil je dan liever dat we je Duncan Idaho noemen?' vroeg Paul. 'We leven van onderscheid, Heer. Kiest u een naam voor me.' , zei Paul. 'Hayt 'Dan houden we het op je Tleilaxu naam, - een naam die aanspoort tot voorzichtigheid.' Hayt boog en deed een pas achteruit. En Alia vroeg zich af: Hoe wist hij dat het onderhoud was afgelopen? Ik wist het omdat ik mijn broer ken. Maar er was geen teken dat door een vreemde verstaan kon worden. Wist de Duncan Idaho in hem het? Paul wendde zich tot de Ambassadeur en zei: 'Er is ruimte vrijgemaakt voor uw Ambassade. Wij willen bij de eerste gelegenheid die zich voordoet een privé-onderhoud met u hebben. We zullen u laten halen. Verder willen we u nog meedelen voor u het uit een onnauwkeurige bron hoort, dat er een Eerwaarde Moeder van het Genootschap, Gaius Helena Mohiam, uit het hooglinieschip is gehaald waarin u hierheen reisde. Dat is gebeurd op ons bevel. Haar aanwezigheid in uw schip zal een van onze gespreksonderwerpen zijn.' Met een zwaai van zijn hand stuurde Paul het gezelschap weg.

'Hayt,' zei Paul, 'blijf jij hier.' De assistenten van de Ambassadeur weken langzaam achteruit en trokken de tank met zich mee. Edric werd een oranje warreling in oranje gas - ogen, een mond en zacht wuivende ledematen. Paul bleef kijken tot het laatste Gildelid was verdwenen en de grote deuren achter hen dichtvielen. Nu heb ik het gedaan, dacht Paul. Ik heb de ghola aangenomen. De Tleilaxu schepping was ongetwijfeld bedoeld als aas. En waarschijnlijk speelde die oude heks van een Eerwaarde Moeder dezelfde rol. Maar het was de tijd van de tarot die hij in een vroeg visioen al had voorzien. Die verdomde tarot! Het maakte de wateren van de Tijd modderig tot zieners zelfs de gebeurtenissen van een uur in de toekomst niet duidelijk konden zien. Heel wat vissen grepen het aas en ontkwamen ermee, hield hij zichzelf voor. Wat hij niet kon zien, zouden anderen wel eens net zo goed niet kunnen zien. De ghola stond te wachten, het hoofd een beetje schuin. Stilgar liep de trap op en onttrok de ghola aan zijn gezicht. In Chakobsa, de oude jachttaal uit hun vestdagen zei Stilgar.

'Dat wezen in die tank doet me huiveren, Heer, maar dit geschenk! Stuur het weg!' In dezelfde taal antwoordde Paul: 'Dat kan ik niet.' 'Idaho is dood,' voerde Stilgar aan. 'Dit is Idaho niet. Laat mij zijn water nemen voor de stam.' 'De ghola is mijn probleem, Stil. Jouw probleem is onze gevangene. Ik wil dat de Eerwaarde Moeder heel streng wordt bewaakt door de mannen die ik heb geoefend in het weerstaan van de verlokkingen van de Stem.'

'Dit bevalt me niet, Heer.' 'Ik zal voorzichtig zijn, Stil. Zorg ervoor dat jij dat ook bent.'

'Goed dan, Heer.' Stilgar stampte de trap af naar de vloer van de zaal, liep dicht langs Hayt, rook aan hem en beende naar buiten. Kwaad kan aan zijn geur herkend worden, dacht Paul. Stilgar had de groen met witte Atreides-banier op tientallen werelden geplant, maar hij bleef een bijgelovige Vrijman, bestand tegen alle wereldwijsheid. Paul bestudeerde zijn geschenk. 'Duncan, Duncan,' fluisterde hij. 'Wat hebben ze met je gedaan?' 'Ze hebben me het leven geschonken, Heer,' zei Hayt. 'Maar waarom ben je geoefend en werd je aan ons geschonken?' vroeg Paul. Hayt tuitte zijn lippen en zei toen:

'Het is hun bedoeling dat ik u vernietig.' De openheid van die verklaring schokte Paul. Maar wat voor antwoord zou een Zensunnifilosoof anders kunnen geven? Zelfs in een ghola kon een mentat niet anders dan de waarheid spreken, vooral niet vanuit de innerlijke Zensunnirust. Dit was een menselijke computer, geest en zenuwstelsel aangepast aan de taken die lang geleden werden overgelaten aan gehate mechanische apparaten. Om hem dan ook nog als Zensunni te conditioneren betekende een dubbele portie waarheid... tenzij de Tleilaxu in dit vlees iets hadden ingebouwd dat nog vreemder was. Waarom had hij bij voorbeeld die mechanische ogen? Tleilaxu gingen er prat op dat hun metalen ogen beter waren dan het origineel. Vreemd dan dat niet meer Tleilaxu vrijwillig metalen ogen verkozen. Paul keek omhoog naar Alia's spioneergaatje. Hij verlangde naar haar aanwezigheid en haar raad, naar overwegingen die niet werden verduisterd door gevoelens van verantwoordelijkheid en schuld. Weer keek hij naar de ghola. Dit was geen lichtzinnig gedane gift. Hij gaf eerlijke antwoorden op gevaarlijke vragen. Het maakt geen verschil dat ik weet dat dit een wapen is dat tegen mij gebruikt wordt, dacht Paul. 'Wat moet ik doen om me tegen jou te beschermen?' vroeg Paul. Dat was een rechtstreekse vraag, geen koninklijk 'wij' maar een vraag die hij aan de oude Duncan Idaho had kunnen stellen. , 'Stuur me weg, Heer. Paul schudde langzaam zijn hoofd. 'Hoe moet je me vernietigen?' Hayt keek naar de wachters die nu Stilgar was vertrokken dichter om Paul heendromden. Hij draaide zich om, keek de zaal rond en richtte zijn metalen ogen weer op Paul. Toen knikte hij. 'Dit is een plek waar een man zich terugtrekt van het volk,' zei Hayt.

'Hij straalt een macht uit van zulke omvang dat men daarover slechts rustig kan denken als men de gedachte dat alle dingen eindig zijn goed vasthoudt. Heeft uw voorzienig vermogen de koers naar deze plaats voor u uitgezet, Heer?' Paul trommelde met zijn vingers op de armleuningen van de troon. De mentat zocht gegevens, maar de vraag verontrustte hem. 'Ik heb deze plaats bereikt door krachtige beslissingen... niet altijd vanuit mijn andere... vermogens.'

'Krachtige beslissingen,' zei Hayt. 'Die verzachten het mensenleven. Men kan het juiste metaal verzachten door het te verhitten en het dan te laten afkoelen zonder het ineens onder te dompelen.' 'Probeer je me af te leiden met Zensunnipraatjes?' vroeg Paul. 'De Zensunni hebben wel andere wegen te onderzoeken, Heer, dan afleiding en blootlegging' ... Paul likte met zijn tong langs zijn lippen, haalde eens diep adem en bracht zijn eigen gedachten in de evenwichtspositie van de mentat. Negatieve antwoorden overspoelden hem. Het was niet de bedoeling dat hij de ghola zo op de huid zou gaan zitten dat hij zijn andere plichten vergat. Nee, dat was het niet. Waarom een Zensunni-mentat? Filosofie... woorden... beschouwingen... innerlijk onderzoek... Hij voelde hoe zwak zijn gegevens waren. 'We hebben meer gegevens nodig,' mompelde hij. 'De feiten die een mentat nodig heeft, blijven niet hangen als stuifmeel aan je mantel als je door een veld vol bloemen loopt,' zei Hayt.

'Je kiest je stuifmeel heel zorgvuldig uit en bekijkt het onder een sterke vergroting.' 'Je moet me die Zensunni manier van redeneren toch eens leren,' zei Paul. De metalen ogen glinsterden een ogenblik en toen zei Hayt: 'Heer misschien was dat wel de bedoeling.' Om mijn wil af te stompen met woorden en gedachten? dacht Paul. 'Gedachten worden pas echt gevaarlijk als ze in daden veranderen,' zei Paul.

'Stuur mij weg, Heer' zei Hayt en het was Duncan Idaho's stem vol bezorgdheid voor , de jonge meester'. Paul voelde zich gestrikt door die stem. Hij kon die stem niet wegsturen, ook al kwam hij uit de mond van een ghola. Je blijft hier , zei hij, 'en we zullen allebei voorzichtig zijn.' , Hayt boog onderdanig. Paul keek omhoog naar het kijkgat en smeekte Alia met zijn ogen hem dit geschenk uit handen te nemen en het zijn geheimen afhandig te maken. Ghola's waren geesten waarmee je kinderen kon bangmaken. Hij had nooit gedacht dat hij er ooit een zou leren kennen. Om deze te leren kennen zou hij zich boven elk meegevoel moeten plaatsen... en hij was er niet zeker van dat hij dat kon. Duncan... Duncan... Waar was Idaho verstopt in dit op maat gesneden vlees? Het was geen vlees... het was een lijkwade in vlezige vorm! Idaho lag voorgoed dood op de bodem van een Arrakische grot. Zijn geest staarde hem hier aan vanuit metalen ogen. In dit wedergeboren vlees bevonden zich twee wezens. En een daarvan was een gevaar waarvan de kracht en de aard schuilgingen achter unieke sluiers. Paul sloot zijn ogen en liet allerlei oude visioenen door zijn hoofd spelen. Hij voelde hoe liefde en haat daar omhoogspoten in een golvende zee waaruit geen rotspiek zich boven de wanorde verhief. Geen enkel punt van waaruit hij het roerige oppervlak kon bekijken. Waarom heeft geen enkel visioen me deze nieuwe Duncan Idaho getoond? vroeg hij zich af. Wat hield de Tijd verborgen voor een orakel? Kennelijk andere orakels. Paul deed zijn ogen weer open en vroeg: 'Hayt, heb jij het vermogen tot voorzienigheid ?' 'Nee, Heer , Die stem klonk ernstig. Het was natuurlijk mogelijk dat de ghola niet wist dat hij dit vermogen bezat. Maar dat zou zijn werking als mentat belemmeren. Wat was het verborgen patroon? Oude visioenen omsloten Paul. Zou hij dan toch die verschrikkelijke weg moeten kiezen? In die afschuwelijke toekomstmogelijkheid duidde de vervormde Tijd op de ghola. Zou dat pad hem toch weten te bereiken, wat hij ook deed? Maak je los... maak je los... maak je los... Die gedachte tolde door zijn hoofd. Op haar plaatsje boven Pauls hoofd zat Alia met haar kin in haar linkerhand naar de ghola te staren. Die Hayt oefende een magnetische aantrekkingskracht op haar uit. De Tleilaxu-hergroei had hem zijn jeugd teruggegeven, een onschuldige spanning die haar aansprak. Ze had Pauls onuitgesproken smeekbede begrepen. Als orakels faalden, moest je je toevlucht wel nemen tot echte spionnen en lichaamskracht. Maar ze vroeg zich af waarom ze deze uitdaging zo graag aanvaardde. Ze voelde een uitgesproken verlangen dicht bij deze nieuwe mens te zijn, hem misschien zelfs aan te raken. Hij is een gevaar voor ons allebei, dacht ze.

-

De waarheid heeft te lijden onder te veel onderzoek. Oude Vrijmanse spreuk

-

'Eerwaarde Moeder, het doet me huiveren u in dergelijke omstandigheden te zien,' zei Irulan. Ze stond vlak binnen de celdeur en nam de eigenschappen van het vertrek op haar Bene Gesserit manier in zich op. Het was een kubus met een ribbe van drie meter, met snijstralers uitgesneden in de rots onder Pauls Burcht. Als meubilair stond er een zwakke mandstoel die nu in beslag werd genomen door de Eerwaarde Moeder Gaius Helena Mohiam, een brits met een bruine deken waarop nu een pak van de nieuwe Duintarotkaarten lag uitgespreid, een gerantsoeneerde kraan boven een reclamatiewasbak en een Vrijmans toilet met vochtzegels. Het was allemaal erg kaal en primitief. Geel licht viel omlaag uit verankerde gloeibollen in stalen kooien in de vier hoeken van het plafond. 'Heb je Vrouwe Jessica bericht gestuurd?' vroeg de Eerwaarde Moeder. 'Ja, maar ik verwacht niet dat ze een vinger zal opheffen tegen haar eerstgeborene,' zei Irulan. Ze keek naar de kaarten. Ze spraken van machthebbers die smekelingen de rug toekeerden. De kaart van de Grote Worm lag onder Eenzaam Zand. Geduld was raadzaam. Had je daarvoor tarot nodig, om dat te begrijpen? vroeg ze zich af. Buiten stond een wachter naar hen te kijken door een metaglasraam in de deur. Irulan wist dat deze ontmoeting door nog andere waarnemers zou worden gadegeslagen. Ze had er veel aandacht en planning in moeten steken voor ze hier durfde komen. Maar wegblijven zou weer zijn eigen gevaren hebben meegebracht. De Eerwaarde Moeder was bezig geweest met pranja-meditatie, afgewisseld met tarot-kaartleggen.

Hiermee had ze een bepaalde graad van kalmte bereikt, hoewel ze het gevoel had dat ze Arrakis nooit levend zou verlaten. Haar voorspellend vermogen was weliswaar klein, maar troebel water was troebel water. En dan had ze altijd nog de Litanie tegen de Angst. Ze moest het belang van de gebeurtenissen die haar in deze cel terecht hadden doen komen nog verwerken. Donkere achterdocht broeide in haar hoofd (en de tarot was vaag bevestigend). Was het mogelijk dat het Gilde dit had voorbereid? Op de ontvangstbrug van het hooglinieschip had een Qizara in een gele mantel haar opgewacht; zijn hoofd was geschoren vanwege zijn tulband, hij had volledig blauwe kraalogen in een nietszeggend rond gezicht, met een huid die verweerd was door de wind en de zon van Arrakis. Hij had opgekeken van zijn bol met speciekoffie die hem werd gebracht door een kruiperige bediende, had haar een ogenblik goed opgenomen en toen de bol koffie neergezet. 'U bent de Eerwaarde Moeder Gaius Helena Mohiam?' Die woorden herhalen in haar hoofd bracht alles weer levendig in haar herinnering. Haar keel zat plotseling dicht door een angstige kramp. Hoe was een van de handlangers van de Keizer erachter gekomen dat zij aan boord van dit schip was? 'Het is ons ter ore gekomen dat je aan boord was,' zei de Qizara. 'Heb je soms vergeten dat je geen toestemming hebt om op de heilige planeet aan land te gaan?' 'Ik ben niet op Arrakis,' zei ze. 'Ik ben passagier op een hooglinieschip van het Gilde in de vrije ruimte.', 'Een vrije ruimte bestaat helemaal niet, mevrouw. Ze bespeurde haat vermengd met een diepe achterdocht in zijn stem. 'Muad'Dib heerst overal,' zei hij. 'Arrakis is mijn einddoel helemaal niet,' hield ze vol. 'Arrakis is het einddoel van iedereen,' zei hij. En even was ze bang dat hij zou losbarsten in een voordracht over de mystieke tocht die de pelgrims volgden. (Dit schip had er duizenden geherbergd.) Maar de Qizara had een gouden amulet onder zijn mantel vandaan gehaald, had die gekust, hem tegen zijn voorhoofd gedrukt en daarna had hij er met zijn rechteroor aan geluisterd. Na enige tijd stopte hij de amulet weer weg op zijn geheime plaats. 'Ik moet u opdragen uw bagage bijeen te zoeken en mij te begeleiden naar Arrakis.' 'Maar ik heb elders dingen te doen!' Op dat ogenblik verdacht ze het Gilde van verraad... of misschien was haar aanwezigheid uitgelekt via een of ander transcendent vermogen van de Keizer of zijn zuster. Misschien hield de Stuurman de samenzwering toch niet verborgen. Het misbaksel Alia bezat in ieder geval de vaardigheden van een Bene Gesserit Eerwaarde Moeder. Wat gebeurde er als die macht gecombineerd werd met de macht die in haar broer werkte? 'Nu meteen!' snauwde de Qizara. Haar hele wezen protesteerde ertegen dat ze nogmaals een voet aan land zou zetten op die vervloekte woestijnplaneet. Hier had Vrouwe Jessica zich tegen het Genootschap gekeerd. Hier waren ze Paul Atreides kwijtgeraakt, de kwisatz haderach waar ze generaties van zorgvuldig telen naar hadden gezocht. 'Nu meteen,' stemde ze in. 'Er is weinig tijd,' zei de Qizara.

'Als de Keizer beveelt, gehoorzamen al zijn onderdanen.' Het bevel was dus van Paul afkomstig! Ze dacht erover een protest in te dienen bij de Navigator-Gezagvoerder van het hooglinieschip, maar de nutteloosheid van een dergelijke zet weerhield haar. Wat zou het Gilde kunnen uitrichten? 'De Keizer heeft gezegd dat ik moet sterven als ik ooit nog voet aan wal zet op Duin,' zei ze, in een laatste wanhopige poging. 'Je sprak daar zo juist zelf over. Je veroordeelt me ter dood als je me meeneemt.' 'Geen woord meer,' beval de Qizara. 'Het is beschikt.' Ze wist dat dat de manier was waarop ze altijd over Keizerlijke bevelen spraken. Beschikt! De heilige heerser wiens ogen de toekomst konden doorzien had gesproken. Wat zijn moest, moest zijn. Hij had het gezien, niet waar? Met het misselijkmakende gevoel dat ze gevangen zat in een door haarzelf geweven web, had ze zich omgedraaid om te gehoorzamen. En het web was een cel geworden waarin Irulan haar kon opzoeken. Ze zag dat Irulan wat ouder was geworden sinds hun laatste ontmoeting op Wallach IX. Nieuwe rimpels van zorgen waren zichtbaar aan haar ooghoeken. Tja... nu was het ogenblik gekomen om te beproeven of deze Zuster van de Bene Gesserit haar geloften kon gehoorzamen.

'Ik heb wel in erger vertrekken gewoond,' zei de Eerwaarde Moeder. 'Kom je van de Keizer? ., En ze liet haar vingers vrijelijk bewegen alsof ze opgewonden was. Irulan las de vingerbewegingen en haar eigen vingers seinden een antwoord terwijl ze sprak: 'Nee - ik kwam zodra ik hoorde dat u hier zat.' 'Zal de Keizer niet boos zijn?' vroeg de Eerwaarde Moeder. Weer bewogen haar vingers: bevelend, dringend en eisend. 'Laat hem maar boos zijn. U was mijn lerares in het Genootschap, zoals u ook de lerares van zijn eigen moeder was. Denkt hij soms dat ik u net als zij de rug zal toekeren?' En Irulans vingerpraat vroeg om vergeving en smeekte. De Eerwaarde Moeder zuchtte. Oppervlakkig gezien was het de zucht van een gevangene die haar lot betreurt, maar van binnen beschouwde ze deze reactie als een commentaar op Irulan. Het was zinloos nog te hopen dat het kostbare genetische patroon van de Atreides-Keizer bewaard kon worden via dit instrument. Ondanks haar schoonheid was de Prinses niet feilloos. Onder die vernislaag van seksuele aantrekkelijkheid woonde een jankerige heks die meer belang stelde in woorden dan in daden. Maar Irulan was nog steeds een Bene Gesserit, en het Genootschap hield er bepaalde technieken op na die ze op de zwakkere leden gebruikten om zich ervan te verzekeren dat opdrachten van levensbelang ook inderdaad zouden worden uitgevoerd. Onder babbelpraat over een zachtere matras en beter voedsel haalde de Eerwaarde Moeder haar hele arsenaal aan overredingskracht te voorschijn en gaf ze haar opdrachten : de mogelijkheid van kruising tussen broer en zuster moest worden onderzocht. (Irulan verloor bijna haar zelfbeheersing toen ze dit bevel kreeg.) 'Ik moet mijn kans hebben!' smeekten Irulans vingers. 'Jij hebt je kans gehad,' zei de Eerwaarde Moeder. En haar opdrachten waren erg duidelijk: Was de Keizer ooit boos op zijn concubine? Zijn unieke vermogens moesten hem erg eenzaam maken. Met wie kon hij dan spreken in hoop op begrip? Met de zuster, natuurlijk. Zij deelde zijn eenzaamheid. De diepgang van hun gemeenschap moest worden onderzocht. Er moest gelegenheid geschapen worden voor eenzame ontmoetingen tussen die twee. Intieme gesprekjes moesten gearrangeerd worden. De mogelijkheid tot uit de weg ruimen van de concubine moest worden onderzocht. Verdriet deed traditionele hindernissen verdwijnen. Irulan protesteerde. Als Chani gedood werd, zou de verdenking onmiddellijk op de PrinsesGemalin vallen. Bovendien waren er andere problemen. Chani was begonnen aan een oud Vrijmans dieet dat verondersteld werd vruchtbaarheid te bevorderen en dat dieet sloot elke mogelijkheid uit haar de geboorte-beperkende stoffen nog toe te dienen. Het feit dat de vruchtbaarheidsonderdrukkers nu niet meer werden toegediend, zou Chani zelfs nog vruchtbaarder maken dan ze ooit geweest was.

De Eerwaarde Moeder was woedend en wist dat maar met moeite te verbergen terwijl haar vingers hun eisen overbrachten. Waarom was die informatie haar niet meteen bij het begin van het gesprek meegedeeld? Hoe kon Irulan zo stom zijn? Als Chani een zoon ontving en baarde, zou de Keizer dat kind tot zijn opvolger benoemen! Irulan wierp tegen dat ze de gevaren best begreep, maar dat de genen dan tenminste niet helemaal verloren gingen. Die verdomd stomme griet! dacht de Eerwaarde Moeder. Wie weet wat voor terugval of genetische verwarring Chani zou kunnen inbrengen vanuit haar wilde Vrijmanse bloedlijn? Het Genootschap moest alleen de zuivere lijn hebben! En een erfgenaam zou Pauls eerzucht nieuw leven inblazen, zou hem aanzetten tot nieuwe pogingen zijn Keizerrijk te verstevigen. De samenzwering kon zich zulk een tegenslag niet veroorloven. Irulan voerde ter verdediging aan dat zij niet inzag hoe ze Chani had kunnen verhinderen het dieet te proberen.

Maar de Eerwaarde Moeder was niet in de stemming voor vergeving. Irulan kreeg nauwkeurige instructies hoe ze tegen deze nieuwe dreiging moest optreden. Als Chani zwanger werd moest er een middel aan haar eten of drinken worden toegevoegd dat voor een spontane abortus zou zorgen. En anders moest ze worden omgebracht. Een troonopvolger van die oorsprong was iets dat tegen elke prijs vermeden moest worden. Irulan wierp tegen dat een abortusmiddel even gevaarlijk zou zijn als een openlijke aanval op de concubine. Ze beefde al bij de gedachte aan een poging Chani te doden. Liet Irulan zich afschrikken door gevaar? wilde de Eerwaarde Moeder weten en haar vingers drukten een diepe minachting uit.

Boos seinde Irulan dat ze zich heel goed bewust was van haar waarde als spion in de keizerlijke huishouding. Moest ze nu zo maar aan de kant gezet worden? Op welke manier konden ze anders de Keizer van zo dichtbij in de gaten houden? Of hadden ze een nieuwe agent in het huishouden gebracht? Was dat het? Moest zij nu in een wanhopige poging voor de laatste maal gebruikt worden? In een oorlog krijgen alle waarden nieuwe verhoudingen, wierp de Eerwaarde Moeder tegen. Het grootste gevaar was dat het Geslacht Atreides zich van een Keizerlijke dynastie zou verzekeren. Het Genootschap kon een dergelijk risico niet nemen. Dit ging het gevaar dat de Atreidesbloedlijn liep, ver te boven. Als Paul zijn familie aan de troon wist te verbinden zou het Genootschap eeuwenlange vernietiging van haar programma's tegemoet kunnen zien. Irulan begreep dat argument, maar ze kon zich niet aan de indruk onttrekken dat er een besluit was gevallen dat de Prinses-Gemalin kon worden geruild voor iets van grote waarde. Was er iets met de ghola dat ze zou moeten weten? viste Irulan voorzichtig. De Eerwaarde Moeder wilde weten of Irulan dacht dat het Genootschap uit louter dwazen bestond. Wanneer hadden ze Irulan ooit iets niet verteld dat ze moest weten? Het was geen antwoord, begreep Irulan, maar meer een bevestiging dat er inderdaad iets werd achtergehouden. Het wilde zeggen dat ze niet meer te horen zou krijgen dan absoluut noodzakelijk was. Hoe konden ze er zo zeker van zijn dat de ghola de Keizer zou kunnen vernietigen? vroeg Irulan. Ze had net zo goed kunnen vragen of melange een vernietigende werking kon hebben, kwam het antwoord van de Eerwaarde Moeder. Het was een berisping met een treffende boodschap, besefte Irulan. De Bene Gesserit 'zweepdie-onderwijst' vertelde haar nu dat ze lang geleden al deze gelijksoortigheid van specie en ghola had moeten herkennen.

Melange was waardevol, maar eiste zijn tol - verslaving. Het verlengde een mensenleven met jaren - sommige zelfs met tientallen jaren - maar het was evengoed gewoon maar een manier om dood te gaan. De ghola was iets met dodelijke waarde. De Eerwaarde Moeder keerde terug naar de aanval en seinde dat de meest voor de hand liggende manier om een ongewenste geboorte te voorkomen was de zwangere moeder te doden voor de geboorte. Natuurlijk, dacht Irulan. Als je toch hebt besloten een bepaald bedrag uit te geven, moet je er zoveel mogelijk voor proberen te krijgen. De ogen van de Eerwaarde Moeder, met de donkerblauwe schittering van haar melangeverslaving, staarden Irulan strak aan, metend, wachtend en observerend. Ze leest me als een open boek, dacht Irulan geërgerd. Ze heeft me geoefend en me in die oefening gadegeslagen. Ze weet dat ik besef welke beslissing hier is gevallen. Ze observeert me nu alleen maar om te zien hoe ik deze wetenschap opneem. Nou goed, ik zal het opnemen als Bene Gesserit en als prinses. Irulan forceerde een glimlach, rechtte haar rug en dacht aan de suggestieve beginwoorden van de Litanie tegen de Angst: 'Ik moet niet bang zijn. Angst is een halve dood die volledige vernietiging meebrengt. Ik zal mijn angst onder ogen zien...' Toen ze haar kalmte terug had, dacht ze: Dan offeren ze mij maar op. Ik zal ze laten zien wat een prinses waard is. Misschien krijgen ze wel meer in één koop dan ze verwachtten. Na nog enkele nietszeggende opmerkingen om het onderhoud af te sluiten, vertrok Irulan. Toen ze weg was keerde de Eerwaarde Moeder terug naar haar tarotkaarten en legde ze ze uit in het vuurgloedpatroon. Onmiddellijk kreeg ze de Kwisatz Haderach van het Grote Geheim en de kaart lag gepaard met de Acht van Schepen: de zieneres met een knipoog verraden. Dit waren geen kaarten met goede voortekenen; ze vertelden van verborgen hulpbronnen voor haar vijanden. Ze wendde zich af van de kaarten en vroeg zich ongerust af of Irulan hen toch nog zou kunnen vernietigen.

-

De Vrijmans zien haar als de Aardvorm, een halfgodin wier bijzondere opdracht is de stammen te beschermen met haar gewelddadige vaardigheden. Zij is de Eerwaarde Moeder voor hun Eerwaarde Moeders. Voor pelgrims die haar bezoeken met beden om hun mannelijkheid te doen terugkeren of onvruchtbaren vruchtbaar te maken, is zij een soort antimentat. Zij voedt zich met dat sterke menselijke verlangen naar geheimzinnigheid. Zij is het levende bewijs van het feit dat het, analytische grenzen heeft. Zij vertegenwoordigt de hoogst mogelijke spanning. Zij is de maagdelijke hoer - geestig, vulgair, wreed en even verwoestend in haar grillen als een coriolisstorm. St. Alia van het Mes, zoals overgenomen uit Het Verslag van Irulan

-

Alia stond in een zwarte mantel als een schildwacht op het zuidelijke platform van haar tempel, de Tempel van het Orakel, die Pauls Vrijmanse troepen voor haar hadden gebouwd tegen een muur van zijn vesting. Ze haatte dit deel van haar leven, maar ze wist geen manier om de tempel te ontwijken zonder hen allemaal te vernietigen. De pelgrims (moge de duivel ze halen!) namen elke dag in aantal toe. De onderste drempel van de tempel was helemaal volgepakt. Kooplieden liepen tussen de pelgrims door en er waren tovenaars, zieners en wichelaars, die allemaal een povere imitatie leverden van. Paul Muad'Dib en zijn zuster. Rood met groene pakjes met de nieuwe Duintarotkaarten waren de voornaamste koopwaar van de kooplieden, merkte Alia op. Ze verwonderde zich over de tarot. Wie bracht die dingen op de Arrakische markt? Waarom was de tarot nu juist op dit ogenblik en op deze plaats zo belangrijk geworden? Was dat om de Tijdstroom te vertroebelen? Specieverslaving bracht altijd een zekere gevoeligheid voor voorspelling mee. Vrijmans stonden erom bekend dat ze erg gevoelig waren. Was het toeval dat zovelen van hen hier nu rondwroetten in wonderen en voortekenen? Ze besloot daarop een antwoord te zoeken zodra de gelegenheid zich voordeed. Er stond een zuidoostenwind, een klein overblijfsel, afgestompt door de klippen van de Pantsermuur die in dit noordelijke gebied hoog oprees. De rand lichtte op met een oranje gloed door een dun stofwaas dat van onderen werd beschenen door de late middagzon. De wind voelde warm aan op haar wangen en deed haar verlangen naar het zand, naar de veiligheid van de open vlakten.

De laatste resten van de drommen van die dag begonnen langs de brede groene stenen treden van de onderste drempel af te dalen, alleen en in groepjes. Af en toe bleef er een staan om naar de aandenkens en heilige amuletten te kijken in de rekken van de straatventers en anderen raadpleegden nog een laatste tovenaar. Pelgrims, smekelingen, stadsmensen, Vrijmans, kooplieden die hun stalletjes sloten - ze vormden een kronkelende lijn die uitwaaierde in de met palmen omzoomde laan die naar het hart van de stad leidde. Alia herkende de Vrijmans, zag de bevroren blikken van bijgelovig ontzag op hun gezichten, de half wilde manier waarop ze bij de anderen vandaan bleven. Zij waren haar kracht en haar gevaar. Ze vingen nog steeds reusachtige wormen als transportmiddel, voor de sport en voor offers.

Ze haatten de buitenwereldse pelgrims, tolereerden met moeite de mensen uit graben en ze verwachtten het cynisme dat ze op markten in de straatventers. Men botste niet tegen een wilde Vrijmans op, zelfs niet in de menigten die naar Alia's Tempel dromden. Op de Heilige grond werden geen messen getrokken, maar er waren lijken gevonden.... later. De vertrekkende zwerm had het stof doen opwarrelen. De droge vuursteenlucht drong Alia's neus binnen en bracht een nieuwe steek van verlangen naar de open bled mee. Ze besefte dat haar inzicht in het verleden was verscherpt door de komst van de ghola. Er was zoveel plezier geweest in die ongebonden dagen voor haar broer de troon besteeg - tijd voor grapjes, tijd voor kleine dingen, tijd om te genieten van een koele ochtend of een zonsondergang, tijd... tijd... tijd... Zelfs gevaar had in die dagen zijn goede kanten - duidelijk gevaar vanuit bekende oorsprong. Toen was het niet nodig de voorzienigheid tot het uiterste te belasten, om door modderige sluiers te turen naar frustrerende glimpjes van de toekomst. Wilde Vrijmans drukten het uitstekend uit: 'Er zijn vier dingen die je niet verborgen kan houden - liefde, rook, een zuil van vuur en een man die door de open bled loopt.' Met een plotseling gevoel van afkeer trok Alia zich terug van het platform in het duister van de Tempel en liep met grote stappen over de omloop die uitzicht gaf op de glinsterende schijn van haar Orakelzaal. Het zand op de tegels knarste onder haar voeten. Smekelingen liepen altijd zand binnen in de Heilige Zalen! Ze negeerde bedienden, wachters, proponenten, de alomaanwezige pluimstrijkerige Qizaraatpriesters, en dook de wentelgang in die omhoog voerde naar haar privé vertrekken. Daar, te midden van divans, dikke tapijten, tentgordijnen en herinneringen aan de woestijn, stuurde ze de Vrijmanse amazones weg die Stilgar had benoemd als haar lijfwacht. Waakhonden was waarschijnlijker'! Toen ze mopperend en tegensputterend, maar banger voor haar dan voor Stilgar, waren vertrokken, trok ze haar mantel uit, liet alleen het krysmes in zijn schede om haar hals hangen en strooide al haar kledingstukken achter zich aan op weg naar haar bad. Hij was vlakbij, wist ze - die schaduwgestalte van een man die ze in haar toekomst voelde, maar die ze niet kon zien. Het maakte haar boos dat geen enkele voorspellende macht die gestalte een lichaam kon geven. ze voelde hem alleen op onverwachte momenten als ze de levens van anderen bestudeerde. Of ze trof een wazige omtrek aan in eenzame duisternis, als onschuld gepaard ging met verlangen. Hij stond vlak achter een onbepaalde horizon en ze voelde dat als ze haar talenten tot het uiterste zou inspannen, ze hem dan zou kunnen zien. Hij was daar - een voortdurende aanval op haar oplettendheid: heftig, gevaarlijk en immoreel. Vochtige warme lucht omringde haar in het bad. Dit was een gewoonte die ze had overgenomen uit de herinneringseenheden van de talloze Eerwaarde Moeders die in haar bewustzijn verspreid lagen als parels aan een glanzende halsketting geregen. Water, warm water in een ingelaten badkuip ontving haar huid toen ze erin gleed. Groene tegels met patroontjes van rode vissen, verwerkt tot een zee-tafereel, omsloten het water. Deze ruimte bevatte zulk een overvloed aan water dat een Vrijman van vroeger razend zou worden als hij zag dat het alleen maar gebruikt werd om mensenvlees te wassen. Hij was nabij. Het was hartstocht in strijd met kuisheid, bedacht ze. Haar vlees verlangde een gezel.

Sex bevatte geen terloopse geheimen voor een Eerwaarde Moeder die was voorgegaan in de vest-orgieën. Het tau-bewustzijn van haar andere-zelven kon elke inlichting verschaffen die haar nieuwsgierigheid wenste. Dit gevoel van nabijheid kon niets anders zijn dan vlees dat reikhalsde naar ander vlees. Behoefte aan actie streed in het warme water met luiheid. Abrupt klom Alia druipend uit het bad en beende nat en naakt de oefenruimte in die aan haar slaapkamer grensde. De langwerpige kamer waarin het licht door bovenlichten naar binnen viel, bevatte alle grove en verfijnde instrumenten die een ingewijde Bene Gesserit opvoerden tot de hoogst mogelijke lichamelijke en geestelijke oplettendheid/ gereedheid. Er waren geheugenversterkers, vingermolentjes uit Ix om vingers en tenen te versterken en gevoeliger te maken, geur-samenstellers, gevoeligheidsverhogers, temperatuur-gradientvelden, patroonverraders om te voorkomen dat ze in herkenbare gewoonten zou vervallen, alfagolf-reactieoefeners, knippersynchronisators om vaardigheid in licht/donker/spectrumonderzoek te vergroten... Eigenhandig geschilderd, met letters van tien centimeter hoog, stond er in geheugentechnische verf de sleutelspreuk van de Bene Gesserit Overtuiging op een muur: 'Voor onze tijd waren alle leermethodes vertroebeld door instinkt. Wij leerden hoe te leren. Voor onze tijd bezaten door instinkt geplaagde onderzoekers een beperkte aandachtbreedte - die vaak niet verder reikte dan de lengte van één leven. Projecten die zich uitstrekten over vijftig of meer levens kwamen eenvoudig niet in hun hoofd op. Het begrip van totale spier/zenuwoefening was nog niet tot het bewustzijn doorgedrongen.' Toen ze de oefenkamer binnenliep ving Alia haar eigen spiegelbeeld op dat wel duizendmaal werd weergegeven door de kristallen prisma's van een schermspiegel, die gemonteerd was in het hart van een oefenpop. Ze zag het lange zwaard dat in zijn beugel naast de pop hing te wachten en ze dacht: Ja! Ik zal mezelf doodop maken - het lichaam uitputten en de geest verhelderen. Het zwaard voelde goed aan in haar hand. Ze haalde het krysmes uit de schede om haar hals, nam dat in haar linkerhand en schakelde met de punt van haar zwaard de pop in. Weerstand ontstond toen het pantserveld van de oefenpop langzaam sterker werd en haar wapen traag maar krachtig wegduwde. Prisma's glinsterden. De pop glipte naar haar linkerzijde. Alia volgde hem met de punt van haar lange zwaard en bedacht, zoals ze zo vaak deed, dat het ding bijna leek te leven. Maar het waren alleen maar servomotoren en ingewikkelde reflectorschakelingen die ontworpen waren om de ogen af te leiden van gevaar, te verwarren en te onderwijzen. Het was een instrument dat was geschapen om te reageren zoals zij reageerde, een soort anti-zelf dat zich bewoog zoals zij zich bewoog, door lichtstralen te balanceren in zijn prisma's, zijn doelwit te verplaatsen en tegenstoten te bieden. In de prisma's leek het net of er vele wapens op haar gericht waren, maar er was er maar één echt. Ze weerde het echte zwaard af en slipte haar wapen door de weerstand van het schild heen om de pop aan te tikken. Er sprong een lampje aan: rood glanzend tussen de prisma's... meer afleiding. Weer viel het ding aan, nu met een snelheid van de eerste orde, net iets sneller dan in het begin. Ze weerde af, glipte tegen alle voorzichtigheid in de gevaarlijke zone binnen en scoorde met haar krysmes. Twee lampjes gloeiden op uit de prisma's. Weer versnelde het ding, kwam naar voren op zijn wieltjes, als door een magneet aangetrokken door de bewegingen van haar lichaam en de punt van haar zwaard. Aanval - parade - tegenstoot. Aanval - parade - tegenstoot... Nu brandden er vier lampjes en het ding werd gevaarlijker, bewoog zich met elk lampje sneller en veroorzaakte steeds meer centra van verwarring. Vijf lampjes. Zweet glom op haar naakte huid. Nu leefde ze in een heelal waarvan de grenzen werden gevormd door het dreigende lemmet, de oefenpop, blote voeten tegen de oefenvloer, zintuigen/zenuwen/spieren - beweging tegen beweging. Aanval - parade - tegenstoot. Zes lampjes... zeven... Acht! Ze had er nog nooit eerder acht gewaagd. Een deel van haar geest werd onrustig en protesteerde heftig tegen deze roekeloosheid. Het apparaat van prisma's en pop kon niet denken, kende geen voorzichtigheid of spijt. En het voerde een echt zwaard. Oefenen zonder echt staal had bij dit soort training geen zin. Dat aanvallende staal kon verwonden en het kon doden. Maar de allerbeste zwaardvechters in het Keizerrijk namen het nooit tegen meer dan zeven lampjes op.

Negen! Alia ervoer een gevoel van uiterste opwinding. Het vijandige zwaard en de doelpop werden vage strepen te midden van andere vage strepen. Het zwaard in haar hand voelde aan alsof het leefde. Zij was een anti-doelwit. Zij bewoog het zwaard niet; het zwaard bewoog haar. Tien! Elf! Er flitste iets langs haar schouder het vertraagde bij het pantser van de oefenpop, glipte door het pantser heen en schakelde het mechanisme uit. De lampjes doofden. Prisma's doofden. Prisma's en oefenpop kwamen tot stilstand. Alia draaide zich om, woedend over deze inmenging, maar haar reactie werd wat in toom gehouden doordat ze besefte dat degene die dat mes had gegooid er uiterst vaardig mee kon omgaan. Het was een worp geweest die tot het uiterste was uitgekiend - net snel genoeg om door het pantser te dringen en net niet zo snel dat het afketste. En het mes had een doelwit van een millimeter in het vierkant geraakt op een oefenmachine met elf lampjes aan. Alia voelde haar eigen emoties en spanningen wegzakken, ongeveer op de manier van de oefenpop. Ze was helemaal niet verbaasd toen ze zag wie het mes had gegooid. Paul stond op de drempel van de oefenkamer en Stilgar stond drie passen achter hem. Haar broer had zijn ogen woedend saamgeknepen. Alia werd zich ineens bewust van het feit dat ze naakt was. Ze wilde iets aantrekken, maar vond het eigenlijk wel een leuke gedachte. Wat de ogen hadden gezien kon niet worden uitgewist. Langzaam stopte ze het krysmes weg in de schede om haar hals.

'Ik had het kunnen weten,' zei ze. 'Ik neem aan dat je wist hoe gevaarlijk dat was,' zei Paul. Hij bekeek op zijn gemak de reacties op haar gezicht en haar lichaam: een blos van inspanning over haar huid, haar volle, vochtige lippen. Ze had iets verontrustend vrouwelijks waaraan hij bij zijn zuster eigenlijk nooit had gedacht. Hij vond het gek dat hij hier naar een persoon keek die hem zo nabij was en dat hij toch hier de persoonlijkheid niet meer herkende die hij voor zo vertrouwd en vaststaand had gehouden. 'Dat was krankzinnig,' kraste Stilgar, terwijl hij naast Paul kwam staan. Zijn woorden klonken boos, maar Alia hoorde ontzag in zijn stem en zag het in zijn ogen. 'Elf lampjes,' zei Paul hoofdschuddend. 'Ik had er twaalf van gemaakt als jij niet tussenbeide was gekomen,' zei ze. Onder zijn strenge blik begon ze te verbleken en ze voegde eraan toe: 'En waarom hebben die verdomde dingen dan zoveel lampjes als je ze toch niet mag proberen?' 'Moet een Bene Gesserit nog vragen naar de redenering achter een naar één kant open stelsel?' vroeg Paul. 'Ik geloof dat jij er nooit meer dan zeven hebt geprobeerd!'

zei ze en haar boosheid keerde terug. Zijn oplettende houding begon haar te vervelen. 'Eén keer" zei Paul, 'heeft Gurney Halleck me betrapt met tien. Mijn straf bracht me zo in verlegenheid dat ik je nu niet zal vertellen wat hij deed. En als ik het toch over verlegenheid heb...' 'De volgende keer willen jullie jezelf misschien laten aankondigen,' zei ze. Ze beende langs Paul de slaapkamer in, pakte een losse grijze mantel, liet die over haar hoofd glijden en begon voor een spiegel aan de wand haar haar te borstelen. Ze voelde zich bezweet en treurig, een soort post-coïtale droefheid die haar opnieuw naar een bad deed verlangen... en daarna slapen. 'Waarom zijn jullie hier?'

vroeg ze. 'Heer' zei Stilgar. Zijn stem had een vreemde klank en Alia draaide zich om en staarde hem aan. 'We zijn hier op voorstel van Irulan,' zei Paul, 'hoe vreemd dat ook mag lijken. Zij is van mening, en Stil heeft inlichtingen die dat schijnen te bevestigen, dat onze vijanden van plan zijn een grote poging te doen om -' 'Heer!', zei Stilgar, dit keer met een scherpe klank in zijn stem. Toen haar broer zich vragend omdraaide, bleef Alia naar de oude Vrijmanse Naib kijken. Er was iets aan hem dat haar ineens heel sterk deed beseffen dat hij een van de primitieve Vrijmans was. Stilgar geloofde in een bovennatuurlijke wereld die heel dicht bij hem stond. Die sprak tegen hem in een eenvoudige, heidense taal en hief alle twijfels op. Het natuurlijke heelal waarin hij leefde was heftig, en niet te stuiten en het miste de gebruikelijke moraal van het Keizerrijk. 'Ja, Stil,' zei Paul. 'Wil jij haar soms vertellen waarom we hier zijn?'

'Dit is niet de tijd om te praten over waarom we hier zijn,' zei Stilgar 'Wat is er aan de hand, Stil?' Stilgar bleef naar Alia staren. 'Sire, ben je blind?' Paul keek weer naar zijn zuster en een gevoel van onrust vervulde hem. Van al zijn helpers was Stilgar de enige die op deze toon tegen hem durfde spreken, maar zelfs Stilgar deed het alleen als het uiterst noodzakelijk was. 'Die griet moet een kerel hebben,' flapte Stilgar eruit. 'Als ze niet donders gauw trouwt krijgen we moeilijkheden met haarʼ Alia draaide zich snel af, haar wangen ineens gloeiend heet. Hoe heeft hij me kunnen raken? vroeg ze zich af. Al haar Bene Gesserit zelfbeheersing had deze reactie niet kunnen verhinderen. Hoe had Stilgar dat gedaan? Hij had de macht van de Stem niet. Ze voelde zich verslagen en boos. 'Luister maar naar de grote Stilgar,' zei Alia terwijl ze met haar rug naar hen toe bleef staan. En hoewel ze de kijverige klank van haar stem hoorde kon ze die niet onderdrukken. 'Raad aan ongehuwde meisjes van Stilgar, de Vrijman!'

'Omdat ik jullie allebei liefheb, moet ik mijn mond wel opendoen,' zei Stilgar doodernstig.

'Ik ben geen stamhoofd van de Vrijmans geworden door me blind te houden voor wat mannen en vrouwen samenbrengt. Daarvoor heb je geen geheimzinnige vaardigheden nodig.' Paul overwoog Stilgars woorden en wat ze hier hadden gezien en zijn eigen onbetwistbaar mannelijke reactie op zijn eigen zuster. Ja - er hing een bronstig sfeertje rond Alia, iets wilds en roekeloos. Wat had er haar in godsnaam toe gebracht naakt de oefenvloer op te gaan? En haar leven te wagen op die dwaze manier? Elf lampjes in de schermprisma's! Die hersenloze automaat doemde in zijn brein op met alle eigenschappen van een antiek griezelmonster. Het bezit ervan was in dit tijdperk verplicht, maar het bracht toch een geur van oude immoraliteit met zich mee. Vroeger werden ze geleid door een kunstmatig brein, een computer. Daar had de Butlerse Jihad een eind aan gemaakt, maar die had geen eind gemaakt aan de sfeer van aristocratische verdorvenheid die zulke dingen omringde. Stilgar had natuurlijk gelijk. Ze moesten een levensgezel voor Alia vinden.' zei Paul. 'Alia en ik zullen dit later 'Ik zal ervoor zorgen, bespreken - onder elkaar.' Alia draaide zich om en keek Paul aan. Ze wist hoe zijn brein werkte en ze besefte dat ze het onderwerp van een mentatbeslissing was, van talloze kleine gegevens die in dat onderzoek van die menselijke computer plotseling op hun plaats vielen. Dit besef had iets onverbiddelijks - een beweging zoals de bewegingen van de planeten. Het droeg iets in zich van de orde van het heelal - onvermijdelijk en angstaanjagend. 'Sire,' zei Stilgar,

'misschien moeten we -' 'Nu niet!' snauwde Paul. 'We hebben momenteel andere problemen.' In het besef dat ze wat logica betrof niet tegen haar broer was opgewassen zette Alia op de Bene Gesserit manier alle gedachten aan de zo juist verstreken momenten opzij en ze zei: 'Irulan heeft jullie gestuurd?' Ze merkte dat ze dat een dreigende gedachte vond. 'Indirect wel,' zei Paul. 'De inlichtingen die ze ons heeft gegeven bevestigen ons vermoeden dat het Gilde op het punt staat te proberen een zandworm te vangen.' 'Ze zullen proberen een kleine te ontvoeren om daarmee op een andere wereld een speciecyclus op te bouwen,' zei Stilgar. 'Dat betekent dat ze een wereld hebben gevonden die hen geschikt lijkt.' 'Dat betekent dat ze Vrijmanse handlangers hebben!' zei Alia. 'Een buitenwerelder vangt niet zo maar even een zandworm.' 'Dat spreekt vanzelf,' zei Stilgar. 'Nee, dat doet het niet,' zei Alia. Zulke stompzinnigheid maakte haar razend. 'Paul, je hebt toch zeker wel...' 'De rottenis grijpt om zich heen,' zei Paul. 'Dat weten we al een tijd. Maar ik heb die andere wereld nooit gezien, en dat zit me dwars. Als ze -, 'Dat zit je dwars? ., vroeg Alia. 'Dat betekent alleen maar dat ze de lokatie ervan versluierd hebben met Stuurlieden zoals ze ook hun asylplaneten versluieren.' Stilgar opende zijn mond maar deed hem zonder een woord te zeggen weer dicht. Hij onderging de overweldigende ervaring dat zijn afgoden godslasterlijke zwakheden hadden toegegeven. Paul die Stilgars onrust voelde zei: 'We hebben een probleem dat onmiddellijk een oplossing vereist! Ik wil jouw mening, Alia. Stilgar stelt voor dat we onze patrouilles in de open bled vermeerderen en de vestwachten versterken. Misschien kunnen we een landingsploeg betrappen en zo verhinderen dat -' 'Met een Stuurman als leidsman? ., vroeg Alia.

'Ze zijn wel wanhopig, niet?' was Paul het met haar eens. 'Daarom ben ik ook hier' 'Wat hebben zij gezien, dat wij niet hebben gezien?' vroeg Alia. 'Precies, daar gaat het om.' Alia knikte en herinnerde zich haar gedachten over de nieuwe Duin-tarot. Snel ging ze haar angstige voorgevoelens na. 'Ze gooien een deken over ons heen,' zei Paul. 'Met genoeg patrouilles,' waagde Stilgar, 'zouden we kunnen voorkomen dat...' 'We kunnen niets voor eeuwig voorkomen,' zei Alia. De manier waarop Stils brein op dit ogenblik te werk ging voelde helemaal niet goed aan. Hij had zijn blikveld vernauwd en liet duidelijk belangrijke feiten weg. Dit was niet de Stilgar die ze zich herinnerde.

'We moeten erop rekenen dat zij hun Worm wel krijgen,' zei Paul. 'Of ze dan op een andere planeet een melange-cyclus kunnen beginnen is weer een andere kwestie. Daarvoor hebben ze meer nodig dan een worm.' Stilgar keek van broer naar zuster. Uit de ecologische manier van denken die hem in het vestleven met de paplepel was ingegoten, begreep hij wat ze bedoelden. Een gevangen worm kon niet in leven blijven zonder een stukje Arrakis-zandplankton, Kleine Makers en al die dingen. Het probleem van het Gilde was omvangrijk maar niet onoplosbaar Zijn eigen groeiende onzekerheid lag op een ander terrein. 'Dan heb je dus in je visioenen het Gilde niet aan het werk gezien?' vroeg hij. 'Sodeju!' viel Paul uit. Alia keek Stilgar scherp aan en voelde welk een warreling van gedachten er in zijn hoofd rondtolde. Hij hing op het rad van de bekoring. Magerij! Magerij!

In de toekomst kijken was net zo iets als vuur stelen van een heilige vlam. Het had de aantrekkingskracht van groot gevaar, van zielen die veel waagden en verloren. Uit de vormeloze, gevaarlijke verten bracht je iets terug met vorm en vermogen. Maar Stilgar begon de aanwezigheid te voelen van andere krachten, misschien wel grotere machten achter die onbekende horizon. Zijn Koninginneheks en zijn Tovenaarsvriend gaven blijk van gevaarlijke zwakheden. 'Stilgar,' zei Alia, in een poging hem voor hen te behouden, 'je staat in een dal tussen twee duinen, ik sta op de top. Ik kan zien waar jij niet kan zien. En onder andere zie ik bergen die de verten verborgen houden.' 'Er blijven dingen voor jullie verborgen,' zei Stilgar. 'Dat heb je altijd al gezegd.' 'Alle macht is beperkt,' zei Alia. 'En vanachter de bergen kan gevaar komen,' zei Stilgar. 'Het is iets van die orde,' zei Alia. Stilgar knikte en zijn blik dwaalde naar Pauls gezicht. 'Maar wat er ook vanachter die bergen komt, het moet de duinen oversteken.'

Het allergevaarlijkste spel in het heelal is regeren op orakelbasis. Wij vinden onszelf niet wijs genoeg of dapper genoeg om dat spel te spelen. De maatregelen die hier worden uiteengezet voor het regelen van onbelangrijke zaken zijn de grens tot waar wij het regeringsgebied durven naderen. Voor onze eigen doeleinden lenen we een definitie van de Bene Gesserit en we beschouwen de verschillende werelden als erfelijkheidsbronnen, bronnen van leerstellingen en leraren, bronnen met mogelijkheden. Ons doel is niet heersen, maar het aanboren van deze bronnen, te leren en onszelf los te maken van alle banden die afhankelijkheid en regering ons opleggen. Hoofdstuk 'De orgie als gereedschap van staatskunst', Drie van het Handboek voor Stuurlieden.

-

'Is hier uw vader gestorven?' vroeg Edric terwijl hij een straalwijzer uit zijn tank stuurde in de richting van een met edelstenen bezet gedenkteken op een van de reliëfkaarten aan een wand van Pauls ontvangstzaal. 'Dat is de schrijn met zijn schedel,' zei Paul. 'Mijn vader stierf als gevangene op een Harkonnens fregat in de sink onder ons.' 'O ja, nu herinner ik me dat verhaal,' zei Edric. 'Iets over de dood van de oude Baron Harkonnen, zijn doodsvijand.' In de hoop dat hij de angst die kleine ruimten zoals deze kamer hem inboezemden niet al te sterk liet merken, rolde Edric zich rond in zijn oranje gas en hij keek naar Paul die in zijn eentje op een lange divan van grijs met zwarte strepen zat. 'Mijn zuster heeft de Baron gedood,' zei Paul rustig en droog, 'vlak voor de slag om Arrakeen.'

En waarom, vroeg hij zich af, zou de man-vis van het Gilde op deze plaats en dit tijdstip oude wonden willen openrijten? De Stuurman leek een verloren strijd te voeren tegen zijn zenuwen. Verdwenen waren nu de trage visbewegingen van hun vorige onderhoud. Edrics kleine oogjes schoten her en der, zoekend en schattend. De ene helper die hem begeleidde stond terzijde naast de rij lijfwachten die links van Paul langs de muur stonden. Paul maakte zich zorgen over die helper - fors, met een dikke nek en een leeg en afgestompt gezicht. De man had Edrics tank op het steunveld de zaal binnengeduwd. Hij bewoog zich op de manier van een wurger en hield zijn armen een beetje van zijn lichaam af. Scytale, had Edric hem genoemd. Scytale, een helper.

Oppervlakkig beschouwd zag de helper er stom uit, maar zijn ogen verraadden hem. Die lachten om alles wat ze zagen. 'Ik meende dat uw concubine erg genoot van de voorstelling van de Gelaatsdansers,' zei Edric. 'Het doet me veel genoegen dat ik voor dat kleine vermaak kon zorgen. Ik heb vooral genoten van haar reactie toen de hele troep gelijktijdig haar eigen gelaatstrekken imiteerde.'

'Bestaat er niet een waarschuwing over Gildeleden die geschenken brengen?' vroeg Paul. En hij dacht aan de voorstelling daar in de Troonzaal. De dansers waren opgekomen in de kostuums en de gestalten van de Duin-tarot en hadden rondgesprongen in schijnbaar willekeurige patronen die zich ontwikkelden tot vlampatronen en oude voorspellende opstellingen. Toen waren de heersers gekomen - een optocht van koningen en keizers als gezichten op munten, vormelijk en stijf van aanzien, maar met eigenaardig vloeiende lijnen. En de grappen: een imitatie van Pauls eigen gezicht en lichaam, Chani vele malen herhaald op de vloer van de zaal, en zelfs Stilgar die huiverde en gromde terwijl de anderen lachten. 'Maar onze geschenken hebben de vriendelijkste bedoelingen,'

protesteerde Edric. 'Hoe vriendelijk zijn jullie dan?' vroeg Paul. 'De ghola die je ons gaf is van mening dat hij is ontworpen om ons te vernietigen.' 'U te vernietigen, Sire?' vroeg Edric, een en al onschuldige aandacht. 'Kan iemand een god vernietigen?' Stilgar die bij die laatste woorden binnentrad, stond stil en keek woest naar de wachters. Ze stonden veel verder van Paul af dan hem lief was. Boos wenkte hij ze dichterbij. 'Het is wel goed, Stil,' zei Paul en hij stak zijn hand omhoog. 'Gewoon een vriendschappelijk onderhoud. Waarom schuif je de tank van de Ambassadeur niet hierheen bij het voeteneind van mijn divan?' Stilgar overwoog die opdracht en zag dat daardoor de tank van de Stuurman tussen Paul en de forse helper zou komen, veel te dicht bij Paul, maar... 'Het is wel in orde, Stil,' zei Paul en hij maakte het geheime handgebaar dat van de opdracht een bevel maakte. Duidelijk tegen zijn zin schoof Stilgar de tank dichter naar Paul toe. Die tank beviel hem helemaal niet en ook die zware melangegeur er omheen niet. Hij ging bij een hoek van de tank staan onder het rondzwevende apparaat waardoor de Stuurman sprak. 'Een god doden,' zei Paul. 'Dat is interessant. Maar wie zegt dat ik een god ben?' 'Degenen die u aanbidden,' zei Edric terwijl hij Stilgar een scherpe blik toewierp.

'Geloof jij dat ook?' vroeg Paul. 'Wat ik geloof is van geen belang, Sire,' zei Edric. 'Maar voor de meeste waarnemers wekt u de indruk dat u zich erop toelegt een god van uzelf te maken. En men kan zich afvragen of dat iets is dat een sterveling kan doen... zonder gevaar te lopen.' Paul bestudeerde het Gildelid. Een walgelijk wezen, maar zeer oplettend. Het was een vraag die Paul zichzelf herhaaldelijk had gesteld. Maar hij had genoeg alternatieve Tijdlijnen gezien om bekend te zijn met het feit dat er ergere mogelijkheden waren dan goddelijkheid te aanvaarden. Veel erger. Maar dat waren niet de lijnen die een Stuurman gewoonlijk onderzocht. Vreemd.

Waarom had hij deze vraag gesteld? Wat kon Edric hopen te winnen met deze onbeschaamdheid? Pauls gedachten gingen klik (de Tleilaxu beweging zou achter deze zet zitten) - klik (de recente Jihadverovering van Sembou beïnvloedde Edrics gedrag) - klik (verschillende Bene Gesserit overtuigingen kwamen hier aan het licht) - klik... Een proces waarbij duizenden stukjes informatie betrokken waren stroomde klikkend door het computerdeel van zijn brein. Dat vereiste misschien drie seconden. 'Twijfelt een Stuurman aan de gidslijnen van voorzienigheid?' vroeg Paul, daarmee Edric in een zwakke positie plaatsend. Dat verontrustte de Stuurman, maar hij herstelde zich goed en kwam terug met iets dat veel weg had van een langdradig aforisme: 'Geen enkel verstandig mens twijfelt aan het feit van voorzienigheid, Sire. Voorspellende visioenen waren al in zeer oude tijden aan de mens bekend. Maar zij weten ons vaak in verwarring te brengen wanneer wij dat het minst verwachten. Gelukkig zijn er nog andere krachten in ons heelal.' 'Groter dan die van de voorzienigheid?' drong Paul aan. 'Als voorzienigheid het enige was dat bestond en alles regelde, Sire, zou die zichzelf opheffen. Niets anders dan voorzienigheid? Waarop zou die anders van toepassing zijn dan op zijn eigen aftakelende bewegingen?' 'Er zijn altijd nog menselijke betrekkingen,' gaf Paul toe.

'Op zijn best een hachelijke zaak,' zei, Edric, 'zonder ze ook nog door hallucinaties te verwarren. 'Zijn mijn visioenen niets anders dan hallucinaties?' vroeg Paul met geveinsde droefheid in zijn stem. 'Of wil je hiermee zeggen dat mijn aanbidders hallucineren?' Stilgar die de spanning voelde stijgen, ging een stap, bij Paul staan en hield het Gildelid dat languit in dichter de tank lag scherp in de gaten. 'U verdraait mijn woorden, Sire,'

protesteerde Edric. In die woorden lag een eigenaardige sfeer van geweld besloten. Geweld hier? vroeg Paul zich af. Dat durven ze niet!: Tenzij (en hij wierp een blik op zijn lijfwacht) de krachten die hem beschermden gebruikt zouden worden om hem te vervangen. 'Maar jij beschuldigt mij ervan dat ik me er op toeleg een god van mezelf te maken,' zei Paul zo zacht dat alleen Edric en Stilgar zijn woorden konden horen.

'Toeleggen?' 'Een slecht gekozen woord misschien, Heer , zei Edric.' 'Maar veelbetekenend,' zei Paul.

'Het bewijst dat jij het allerslechtste van me verwacht.' Edric kromde zijn nek en staarde met een bezorgde blik opzij naar Stilgar. 'Mensen verwachten altijd het slechtste van rijken en machtigen, Sire. Men zegt dat je een aristocraat altijd kunt herkennen: hij geeft alleen die zonden bloot die hem geliefd zullen maken.' Er trilde een spier in Stilgars gezicht. Paul keek op bij die beweging en hij begreep welke gedachten er nu door Stilgars hoofd speelden. Hoe durfde dit Gildelid zo tegen Muad'Dib te praten? 'Dit is natuurlijk geen grapje,' zei Paul. 'Grapje, Sire?' Paul merkte ineens dat zijn mond kurkdroog was. Hij had het gevoel dat er te veel mensen in deze kamer waren, dat de lucht die hij inademde te veel longen was gepasseerd. De geur van melange uit Edrics tank deed dreigend aan. 'Wie zouden dan mijn handlangers in een dergelijke onderneming zijn?' vroeg Paul na enige tijd. 'Beschuldig je het Qizaraat?' Edrics schouderophalen deed het oranje gas om zijn hoofd opwolken. Hij scheen zich niet langer zorgen te maken over de aanwezigheid van Stilgar, hoewel de Vrijman hem nog steeds woest aanstaarde. 'Wil jij beweren dat mijn priesters van de Heilige Ordes, dat zij allemaal uitgekiende leugens verkondigen?' hield Paul vol. 'Het zou een kwestie van eigenbelang en oprechtheid kunnen zijn,' zei Edric. Stilgar legde onder zijn mantel zijn hand op zijn krysmes. Paul schudde zijn hoofd en zei: 'Dan beschuldig je mij dus van lichtzinnigheid.' 'Ik ben er niet zeker van dat beschuldigen het juiste woord is, Sire.' De brutaliteit van dit wezen! dacht Paul. En hij zei: 'Beschuldiging of niet, je zegt in ieder geval dat mijn bisschoppen en ik niet veel beter zijn dan op macht beluste schurken.'

'Op macht belust, Sire?' Weer keek Edric naar Stilgar. 'Macht heeft de neiging diegenen die er te veel van bezitten te isoleren. Op den duur raken ze alle contact met de werkelijkheid kwijt... en komen ze ten val.' 'Heer , gromde Stilgar, 'je hebt wel voor minder mensen, laten ombrengen.' 'Mensen wel,' was Paul het met hem eens. 'Maar dit is een Ambassadeur van het Gilde.' 'Hij beschuldigt je van een heilloze bedriegerij!' zei Stilgar.

'Zijn manier van denken interesseert me, Stil,' zei Paul. 'Bedwing je boosheid en let goed op.' 'Zoals Muad'Dib beveelt.' 'Vertel me eens, Stuurman,' zei Paul, 'hoe zouden we deze veronderstelde bedriegerij kunnen volhouden over zulke enorme afstanden van ruimte en tijd, zonder de middelen om elke priester in de gaten te houden en elke kleinigheid in elke abdij en tempel van het Qizaraat na te gaan?'

'Wat is tijd voor u?' vroeg Edric. Stilgar fronste verbaasd zijn voorhoofd. En hij dacht: Muad' Dib heelt vaak gezegd dat hij achter de sluiers van de tijd kan kijken. Wat bedoelt het Gildelid eigenlijk? 'Zou een dergelijke bedrieglijke structuur geen gaten gaan vertonen?' vroeg Paul. 'Belangrijke meningsverschillen, scheuringen... twijfels, schuldbekentenissen - dat zou je toch met oplichterij niet allemaal verborgen kunnen houden.' 'Wat godsdienst en eigenbelang niet kunnen verbergen, kan de regering wel,' zei Edric. 'Ben je de grenzen van mijn verdraagzaamheid aan het uitproberen?' vroeg Paul. 'Zijn mijn argumenten dan helemaal zonder verdienste?' wierp Edric tegen. Wil hij soms dat we hem doden? vroeg Paul zich af. Bied Edric zich aan als offer? 'Ik voel meer voor de cynische uitleg,' zei Paul onderzoekend. 'Kennelijk ben jij goed geoefend in alle leugentrucs van de staatskunst, in de dubbele betekenissen en de machtswoorden. Voor jou is taal niets anders dan een wapen en zo test je dus mijn pantser uit.' 'De cynische uitleg" zei Edric terwijl een glimlach zijn mond uitrekte. 'En heersers staan erom bekend dat ze cynisch zijn waar het godsdiensten betreft. Ook godsdienst is een wapen. Wat voor soort wapen is de godsdienst als hij de regering wordt?' Paul voelde zich van binnen helemaal stil worden en een uiterste voorzichtigheid nam hem in zijn greep. Tegen wie had Edric het eigenlijk? Verdomd slimme woorden, zwanger van manipulaties - die ondertoon van gezellige humor, die onuitgesproken sfeer van gedeelde geheimen: zijn gedrag gaf aan dat Paul en hij twee wereldlijke personen waren, mannen van een breder heelal, die dingen begrepen die het gewone volk niet kon bevatten. Met een schok besefte Paul dat niet hij het voornaamste doelwit van al deze mooipraat was geweest. Deze ramp die het hof bezocht, had de woorden voor de oren van anderen gesproken... voor Stilgar en de leden van de lijfwacht... misschien zelfs voor de enorme helper.

'Godsdienstig mana is mij opgedrongen,' zei Paul. 'Ik heb het niet gezocht.' En hij dacht: Daar! Laat die manvis maar denken dat hij deze woordenstrijd heelt gewonnen! 'Waarom hebt u het dan niet afgewezen, Sire?' vroeg Edric. 'Vanwege mijn zuster Alia,' zei Paul terwijl hij Edric zorgvuldig in de gaten hield. 'Zij is een godin. Ik moet aandringen op voorzichtigheid waar het Alia betreft, opdat ze je niet doodt met een blik uit haar ogen.' Om Edrics mond vormde zich een triomfantelijke glimlach die ineens plaats maakte voor een geschokte blik 'Ik ben doodernstig,' zei Paul terwijl hij zag hoe de schok zich verspreidde en hoe Stilgar knikte. Op naargeestige toon zei Edric: 'U hebt mijn vertrouwen in u een zware knauw gegeven, Sire. En dat was ongetwijfeld uw bedoeling ook.' 'Wees er maar niet te zeker van dat je mijn bedoeling kent,' zei Paul en hij gaf Stilgar met een gebaar te kennen dat het onderhoud was afgelopen. Op Stilgars vragende gebaar of Edric vermoord moest worden, gaf Paul een ontkennend gebaar versterkt met een bevelteken om te voorkomen dat Stilgar de zaak in eigen hand zou nemen. Scytale, Edrics helper liep naar de achterkant van de tank en duwde hem naar de deur. Toen hij tegenover Paul was, stond hij stil, wendde zijn lachende gezicht naar Paul toe en zei: 'Staat mijn Heer me toe?' 'Ja, wat is er?' vroeg Paul terwijl hij opmerkte dat Stilgar dichterbij kwam in reactie op de in de man besloten liggende dreiging.' zei Scytale, 'dat mensen zich 'Sommige mensen zeggen, vastklampen aan Keizerlijke leiders omdat de ruimte oneindig is. Zij voelen zich eenzaam zonder een symbool dat hen verenigt. Voor een eenzaam volk is een Keizer een vastomlijnd houvast. Zij kunnen naar hem opkijken en zeggen: "Kijk, daar is Hij. Hij maakt ons een." Misschien heeft godsdienst wel dezelfde bedoeling, Heer.' Scytale knikte vriendelijk en gaf weer een duwtje tegen Edrics tank. Ze verlieten de zaal, Edric languit in zijn tank met gesloten ogen. De Stuurman zag er uitgeput uit alsof al zijn kracht was opgebruikt. Paul staarde de waggelende gestalte van Scytale na, en verwonderde zich over de woorden van de man. Een eigenaardige kerel, die Scytale, dacht hij. Terwijl hij sprak, had hij het gevoel van een hele menigte mensen uitgestraald - alsof zijn hele genetische erfgoed op zijn huid was uitgespreid. 'Dat was eigenaardig,' zei Stilgar, tegen niemand in het bijzonder. Toen de wachters de deur achter Edric en zijn begeleider sloten kwam Paul overeind van de divan. 'Eigenaardig,' herhaalde Stilgar. Op zijn slaap klopte een ader. Paul draaide de verlichting in de kamer lager en liep naar een raam dat uitzicht gaf op een hoekige klip van zijn Burcht. Diep beneden hem glinsterden kleine lichtjes

- kabouterbewegingen. Daar was een werkploeg bezig reusachtige plasmeldblokken aan te voeren om een gevel van Alia's tempel mee te repareren die beschadigd was door een ongewone werveling van een zandstorm. 'Dat was heel dwaas, Usul, dat je dat wezen in deze kamers binnenliet,' zei Stilgar. Usul, dacht Paul. Mijn vestnaam. Stilgar herinnert me eraan dat hij eens de baas over me was, dat hij me uit de woestijn redde. 'Waarom heb je het gedaan?' vroeg Stilgar vanachter Pauls rug.

'Gegevens,' zei Paul. 'Ik heb meer gegevens nodig' 'Is het niet gevaarlijk deze dreiging alleen als mentat tegemoet te treden?' Dat was heel opmerkzaam, dacht Paul. Mentatberekeningen bleven tenslotte beperkt. Binnen de grenzen van een taal kon je niet iets grenzeloos tot uitdrukking brengen. Maar mentatvermogens hadden zo hun nut. En dat zei hij nu ook en hij tartte Stilgar zijn argument te verwerpen. 'Er zijn altijd dingen buiten,' zei Stilgar. 'En sommige dingen kan je maar beter buiten houden.' 'Of binnen,' zei Paul. En hij aanvaardde voor een ogenblik zijn eigen orakel/mentatberekening. Buiten, ja. En binnen: daar lag de ware ellende. Hoe kon hij zichzelf tegen zichzelf beschermen? Ze probeerden absoluut hem in een positie te manoeuvreren waarin hij zichzelf zou vernietigen, maar dat was een positie die werd beperkt door nog veel afschrikwekkender mogelijkheden. Zijn gedachtenstroom werd onderbroken door het geluid van snelle voetstappen. De gestalte van Korba de Qizara stormde door de deuropening, van achter belicht door de felle ganglampen. Hij kwam binnen alsof hij was gelanceerd door een ongeziene kracht en stond bijna onmiddellijk stil toen hij de schemering in de zaal opmerkte. Hij had zijn handen vol met shigadraad-spoelen. Ze glommen in het licht van de gang, vreemde kleine, ronde edelstenen die uitdoofden toen de hand van een lijfwacht opdoemde en de deur sloot. 'Bent u daar, Heer? ., vroeg Korba in de schemering turend. 'Wat is er?' vroeg Stilgar. 'Stilgar?'

'We zijn er alletwee. Wat is er? ., 'Ik maak me zorgen over die ontvangst voor het Gildelid.'

'Zorgen?' vroeg Paul. 'De mensen zeggen, Heer, dat je onze vijanden met eerbewijzen overlaadt.' 'Is dat alles?' vroeg Paul. 'Zijn dat de spoelen waarom ik je onlangs vroeg?' Hij wees naar de shigadraadspoelen in Korba's handen. 'Spoelen... oh! Ja, Heer. Dit zijn de geschiedenissen. Gaat u ze hier bekijken?' 'Ik heb ze al gezien. Ik heb ze gevraagd voor Stilgar hier' 'Voor mij?' vroeg Stilgar. Hij voelde boosheid groeien om wat hij als een grapje van Paul had opgevat. Geschiedenissen ! Stilgar had Paul opgezocht om de logistieke berekeningen voor de verovering van Zabulon te bespreken. Maar de aanwezigheid van de Gilde-Ambassadeur had dat verhinderd. En nu - Korba met geschiedenisspoelen!

'Hoeveel geschiedenis ken je?' peinsde Paul hardop terwijl hij de schimmige gestalte naast hem opnam. 'Heer, ik kan elke wereld opnoemen waar onze mensen in hun omzwervingen aan land gingen. Ik ken de reikwijdte van Keizerlijk...' 'De Gouden Eeuw van de Aarde, heb je die ooit bestudeerd?' 'Aarde? Gouden Eeuw? ., Stilgar was geïrriteerd en verbaasd. .Waarom zou Paul sprookjes uit de oertijd willen bespreken?

Stilgars hoofd zat nog boordevol met de gegevens van Zabulon - berekeningen van de stafmentats: tweehonderdvijf aanvalsfregatten met dertig legioenen, steunbataljons, pacificatiegroepen, Qizaraat-priesters... het benodigde voedsel (hij had de getallen allemaal in zijn hoofd) en melange... wapentuig, uniformen, medailles... urnen voor de as van de gesneuvelden... een groot aantal specialisten - mensen die het grondmateriaal verschaften voor propaganda, schrijvers, accountants... spionnen... en spionnen om de spionnen te bespioneren... 'Ik heb het pols-synchronisatiehulpstuk ook meegenomen, Heer,' waagde Korba te zeggen. Kennelijk voelde hij de groeiende spanning tussen Paul en Stilgar en maakte dat hem ongerust. Stilgar schudde zijn hoofd. Pols-synchronisator?

Waarom zou Paul willen dat hij een geheugentechnisch trillingssysteem gebruikte bij een shigadraadprojector? Waarom zou je eigenlijk naar bijzondere gegevens zoeken in geschiedverhalen? Dit was werk voor een mentat!

Zoals gewoonlijk kon Stilgar een gevoel van diepe achterdocht bij de gedachte aan het gebruik van een projector met hulpstukken niet onderdrukken. Dat ding dompelde hem altijd onder in verwarrende ervaringen, een overweldigende fontein van gegevens die zijn geest later uitsorteerde, waarbij hij dan verrast werd met informatie waarvan hij helemaal niet wist dat hij die bezat. 'Sire, ik heb de Zabulon-berekeningen bij me,' zie Stilgar. 'De Zabulon-berekeningen kunnen van mijn part uitdrogen!' snauwde Paul. Hij gebruikte de obscene Vrijmanse uitdrukking die betekende dat dit vocht was waarvoor geen enkele man zich zou verlagen om het aan te raken. 'Heer!' 'Stilgar,' zei Paul, 'jij hebt dringend een evenwichtsherstel nodig dat alleen afkomstig kan zijn van begrip voor gevolgen op de lange duur. Het beetje informatie dat we over vroeger bezitten, het zielige beetje dat de Butlers ons hebben overgelaten, heeft Korba voor je meegenomen. Begin met de Genghis Khan.' 'Genghis... Khan? Was dat een Sardaukar, Heer?' 'O nee, veel langer geleden. Hij doodde... misschien vier miljoen mensen.' 'Hij moet geweldige wapens gehad hebben om zoveel mensen te doden, Heer. Lasstralers misschien of..., 'Hij doodde ze niet eigenhandig, Stil. Hij doodde op de manier waarop ik dood, door zijn legioenen erop uit te sturen. Dan is er nog een keizer waar je in het voorbijgaan goed op moet letten - een zekere Hitler. Hij vermoordde er meer dan zes miljoen. Behoorlijk veel voor die tijden.'

'Vermoord... door zijn legioenen?' vroeg Stilgar. 'Ja.'

'Geen erg indrukwekkende statistiek, Heer, 'Uitstekend, Stil.' Paul keek naar de spoelen in Korba's handen. Korba stond ermee in zijn armen alsof hij wilde dat hij ze kon laten vallen om weg te hollen. 'Statistiek: als ik het aan de lage kant schat, heb ik eenenzestig miljard mensen gedood. Negentig planeten gesteriliseerd en vijfhonderd andere volkomen ontmoedigd. Ik heb de volgelingen uitgeroeid van veertig godsdiensten die al bestonden sinds -' 'Heidenen!' protesteerde Korba. 'Allemaal heidenen!' 'Nee,' zei Paul.

'Gelovigen.' 'Mijn Meester maakt een grapje,' zei Korba met trillende stem. 'De Jihad heeft tienduizenden werelden in het stralende licht van -' 'De duisternis,' zei Paul. 'We zullen minstens honderd generaties nodig hebben om ons te herstellen van Muad'Dibs Jihad. Ik kan me maar nauwelijks voorstellen dat iemand dit ooit zal overtreffen.' Een brullende lach scheurde omhoog uit zijn keel. 'Waarom is Muad'Dib zo vrolijk?' vroeg Stilgar. 'Ik ben niet vrolijk. Ik had ineens even een visioen van Keizer Hitler die net zo iets zei. En hij heeft het vast wel gedaan ook.' 'Geen enkele andere heerser had ooit uw macht,'

argumenteerde Korba. 'Wie zou u durven trotseren? Uw legioenen beheersen het bewoonde heelal en alle -' 'De legioenen beheersen,' zei Paul. 'Ik vraag me af of ze dit weten?' 'U heerst over uw legioenen, Heer,' viel Stilgar hem in de rede en uit de klank van zijn stem was duidelijk op te maken dat hij plotseling besefte welke positie hij zelf innam in die commandolijn, dat zijn eigen hand al die macht leidde. Nu hij Stilgars gedachten op gang had gebracht in de door hem gewenste richting, vestigde Paul al zijn aandacht weer op Korba en hij zei: 'Leg de spoelen maar op de divan.' Toen Korba gehoorzaamde, zei Paul: 'Hoe verloopt de ontvangst, Korba? Heeft mijn zuster de zaken goed in de hand?' 'Ja Heer.' Korba's stem klonk behoedzaam. 'En Chani kijkt door het kijkgat. Zij vermoedt dat er Sardaukar verstopt zitten tussen het gevolg van het Gilde.' 'Ongetwijfeld heeft ze gelijk,'

zei Paul. 'De jakhalzen sluiten zich aaneen.' 'Bannerjee,' zei Stilgar - dat was het hoofd van Pauls Veiligheidsdienst - 'maakte zich een tijdje geleden zorgen dat er een aantal zouden kunnen proberen tot het privé-deel van de Burcht door te dringen.'

'Is dat gebeurd?' 'Nog niet.' 'Maar er was wel wat rumoer in de officiâle tuinen,'

zei Korba. 'Wat voor soort rumoer?' vroeg Stilgar. Paul knikte. 'Vreemdelingen die kwamen en gingen,' zei Korba, ' en alle planten vertrapten en met elkaar fluisterden - ik hoorde verslagen van een aantal verontrustende opmerkingen.'

'Zoals?' vroeg Paul. 'Worden hieraan de belastinggelden weggesmeten?' 'Men heeft me verteld dat de Ambassadeur in eigen persoon die vraag heeft gesteld.' 'Dat verbaast me niets,' zei Paul. 'W aren er veel vreemden in de tuin?' 'Tientallen, Heer.' 'Bannerjee had eigenhandig uitgekozen soldaten bij de kwetsbare deuren geplaatst, Heer, zei Stilgar. Terwijl hij dat zei draaide hij zich om en' het enige overgebleven lichtpunt in de kamer verlichtte de helft van zijn gezicht. De eigenaardige belichting, het gezicht, dit alles tezamen raakte een geheugenknoop in Pauls geest - iets uit de woestijn. Paul nam niet de moeite het zich goed te herinneren omdat hij zich nu wilde concentreren op het feit dat Stilgar zich geestelijk zo had afgesloten. De Vrijman had een strak voorhoofd dat bijna elke gedachte die door zijn hoofd flitste duidelijk weerspiegelde. Hij was nu achterdochtig, erg achterdochtig over het vreemde gedrag van zijn Keizer. 'Dat binnendringen in de tuinen bevalt me niet,' zei Paul. 'Beleefdheid tegenover gasten is één ding en het is nood-zaak een gezant formeel te begroeten, maar dit...' 'Ik zal ervoor zorgen dat ze worden verwijderd,' zei Korba. 'Onmiddellijk.' 'Wacht!' beval Paul toen Korba zich wilde omdraaien. In de plotselinge stilte van het ogenblik, schoof Stilgar naar een plaatsje waar hij Pauls gezicht kon bestuderen. Dat deed hij heel handig. Paul bewonderde de manier waarop hij het deed, zo helemaal zonder enige vrijpostigheid. Het was een echte Vrijmanse handelwijze: sluwheid vermengd met eerbied voor de privacy van anderen, een handeling uit noodzaak geboren. 'Hoe laat is het?' vroeg Paul. 'Bijna middernacht, Sire,' zei Korba. 'Korba, ik denk dat jij mijn fraaiste schepping bent,' zei Paul. 'Sire!'

Korba's stem klonk gekwetst.

'Voel je ontzag voor mij?' vroeg Paul. 'U bent Paul Muad'Dib die in onze vest Usul heette,'

zei Korba. 'U weet hoe toegewijd ik -' 'Heb je je ooit een apostel gevoeld?' vroeg Paul. Kennelijk begreep Korba de vraag niet, maar de toon waarop die werd uitgesproken begreep hij heel goed. 'Mijn Keizer weet dat ik een rein geweten heb!' 'Shai-hulud beware ons,' mompelde Paul. De vragende stilte van het ogenblik werd onderbroken door het geluid van iemand die fluitend door de gang liep. Het fluiten werd door een scherp bevel van een wachter tot zwijgen gebracht toen het de deur naderde waarachter zij zich bevonden. 'Korba, ik denk dat je dit alles nog wel kan overleven,' zei Paul. En hij zag op Stilgars gezicht dat die het langzamerhand allemaal begon te begrijpen. 'De vreemdelingen in de tuin, Sire?' vroeg Stilgar. 'Ach ja,' zei Paul. 'Laat Bannerjee ze eruit sturen, Stil. Korba zal hem terzijde staan.' 'Ik, Heer?' Korba was blijkbaar erg ongerust.

'Een aantal van mijn vrienden is vergeten dat ze eens Vrijmans zijn geweest,' zei Paul tegen Korba, maar zijn woorden waren tegen Stilgar gericht. 'Onthou goed welke personen Chani als Sardaukar aanwijst en zorg ervoor dat ze worden gedood. Doe het zelf. Ik wil dat het stil gebeurt zonder onnodige opschudding. We moeten altijd voor ogen houden dat godsdienst en regering nog wel wat meer inhouden dan het ondertekenen van verdragen en preken.' 'Ik gehoorzaam de bevelen van Muad'Dib,'

fluisterde Korba. 'De Zabulon-berekeningen?' vroeg Stilgar. 'Morgen,' zei Paul. 'En als de vreemdelingen uit de tuin zijn verwijderd moet je afkondigen dat de ontvangst is afgelopen. Het feest is ten einde, Stil.' 'Ik begrijp het, Heer.' 'Daar ben ik van overtuigd,' zei Paul.

-

Hier ligt een omgevallen god - Hij moest een heel eind vallen. Zijn voetsteen hadden wij gebouwd, Een hoge, en een smalle. Tleilaxu epigram

-

Alia hurkte neer met haar ellebogen op haar knieën en haar kin op haar vuisten en ze staarde naar het lichaam op het duin - een paar botten en wat rafelig vlees die eens een jonge vrouw waren geweest. De handen, het hoofd en het grootste deel van het bovenlichaam waren verdwenen - weggevreten door de corioliswind. Overal om haar heen waren in het zand de sporen zichtbaar van de dokters en inspecteurs van haar broer Ze waren nu weg, allemaal behalve de lijkbezorgers die met Hayt, de ghola, terzijde stonden te wachten tot zij haar geheimzinnige onderzoek had beëindigd van wat er hier was neergeschreven. Een graankleurige hemel hulde het tafereel in het zeegroene licht dat op deze breedte normaal is voor de middag. Het lichaam was een aantal uren eerder ontdekt door een laagvliegende koerier wiens instrumenten een vaag waterspoor hadden ontdekt waar het niet thuishoorde. Zijn oproep had de deskundigen hierheen gebracht. En ze hadden ontdekt - wat eigenlijk? Dat dit een vrouw was geweest van ongeveer twintig jaar, Vrijmans, verslaafd aan semuta... en dat ze hier was gestorven in de smeltkroes van de woestijn aan de gevolgen van een zeer verfijnd vergif van Tleilaxu oorsprong. Sterven in de woestijn was gewoon genoeg. Maar een Vrijmans die verslaafd is aan semuta, dat was zo zeldzaam dat Paul haar hierheen had gestuurd om het tafereel te beschouwen op de manier die hun moeder hun had geleerd. Alia voelde dat ze hier niets anders had bereikt dan dat haar eigen geheimzinnige sfeer nu ook nog over het tafereel hing, en dat was op zich al geheimzinnig genoeg. Ze hoorde de voeten van de ghola in het zand schuifelen en ze keek op. Zijn aandacht was gericht op de thopters van hun escorte die boven hun hoofden rondcirkelden als een zwerm raven.

Hoed u voor de geschenken van het Gilde, dacht Alia. De lijkbezorgingsthopter en haar eigen toestel stonden bij een rotspunt op het zand achter de ghola. Toen ze naar de stilstaande thopters keek verlangde Alia er ineens naar op te stijgen en hier vandaan te vliegen. Maar Paul had gedacht dat zij hier misschien iets zou vinden dat anderen over het hoofd hadden gezien. Ze voelde zich niet op haar gemak in het stilpak. Het voelde onwennig aan na al die stilpakloze maanden van stadsleven. Ze keek naar de ghola en vroeg zich af of hij misschien iets belangrijks wist over deze eigenaardige dood. Ze zag dat een lok van zijn zwarte geitehaar uit de kap van het stilpak was ontsnapt. En ze voelde dat haar hand ernaar verlangde die lok weer op zijn plaats te stoppen. Als aangetrokken door haar gedachten, draaide hij zijn glanzende, grijsmetalen ogen in haar richting. De ogen deden haar beven en ze keek snel de andere kant uit. Een Vrijmanse vrouw was hier gestorven aan een vergif dat 'de keel van de hel' werd genoemd. Een Vrijman die verslaafd was aan semuta. Ze deelde Pauls ongerustheid over deze samenloop. De lijkbezorgers wachtten geduldig. Dit lijk bevatte zo weinig water dat het niet de moeite was het nog te bergen. Zij hadden geen haast. En ze zouden denken dat Alia door middel van een glyptische vaardigheid een vreemde waarheid las in deze overblijfselen. Maar er kwam geen vreemde waarheid tot haar. Ze voelde alleen heel diep in haar binnenste een vaag gevoel van boosheid over de gedachten die kennelijk door de hoofden van de lijkbezorgers speelden. Dat was een voortbrengsel van die verdomde godsdienstige geheimzinnigheid. Zij en haar broer konden geen gewone mensen zijn. Zij moesten altijd méér zijn. De Bene Gesserit had daar wel voor gezorgd door met de Atreides-voorouders te manipuleren. En hun moeder had er nog toe bij gedragen door hen op het pad van de hekserij te zetten. En Paul bestendigde het verschil. De Eerwaarde Moeders die in Alia's geheugen lagen ingekapseld, bewogen rusteloos en riepen flitsende adabgedachten op:

'Vrede, Kleintje! Je bent wat je bent. Er staan bepaalde dingen tegenover'. Dat was nogal wat moois! Ze wenkte de ghola dichterbij. Hij ging oplettend en geduldig naast haar staan. 'Wat zie jij hierin?' vroeg ze. 'We zullen er nooit achter kunnen komen wie het was die hier stierf, zei hij. 'Het hoofd, de tanden zijn verdwenen.' ,De handen... Onwaarschijnlijk dat deze vrouw een genetisch dossier had waaraan we haar cellen zouden kunnen herkennen.' 'Tleilaxu vergif,' zei ze.

'Wat denk je daarvan?' 'Vele mensen kopen dergelijke gifsoorten.' 'Dat is maar al te waar. En dit vlees is al te ver heen om het opnieuw te laten groeien, zoals met jouw lichaam is gebeurd.' 'Zelfs al kon je er op vertrouwen dat de Tleilaxu het zouden doen,' zei hij. Ze knikte en kwam overeind. 'Je kunt me nu naar de stad terugvliegen.' Toen ze waren opgestegen en in noordelijke richting vlogen, zei ze: 'Je vliegt precies zoals Duncan Idaho deed.' Hij wierp haar een schattende blik toe. 'Dat hebben anderen me ook verteld.' 'Waar denk je nu aan?' vroeg ze. 'Aan veel dingen.' 'Hou op met mijn vragen te ontwijken, verdomme!' 'Welke vragen?' Ze keek hem woest aan. Hij zag de woeste blik en haalde zijn schouders op. Sprekend Duncan Idaho, dat gebaar, dacht ze. Met een dikke stem en een beetje een brok in haar keel, zei ze beschuldigend: 'Ik wilde alleen maar dat je je reacties onder woorden bracht, zodat ik mijn eigen gedachten daaraan kon afmeten. De dood van die jonge vrouw zit me dwars.'

'Daaraan dacht ik helemaal niet.' 'Waar dacht je dan wel aan?' 'Aan de vreemde gevoelens die ik ervaar als mensen spreken over de persoon die ik misschien ben geweest.'

'Misschien?' 'De Tleilaxu zijn erg slim.' 'Zo slim toch niet. Jij was Duncan Idaho.' 'Zeer waarschijnlijk. Het is de beste berekeningsuitkomst.' 'Je wordt er dus door ontroerd?' 'Tot op zekere hoogte. Ik voel nieuwsgierigheid. Ik ben onrustig. Ik heb de neiging te gaan beven en ik moet me nogal inspannen om dat te voorkomen. Ik krijg... flitsen van beelden.' 'Wat voor beelden?' 'Het gaat allemaal zo snel dat ik niets herken. Flitsen. Krampen... bijna een soort herinneringen.' 'Ben je niet nieuwsgierig naar die herinneringen?' 'Natuurlijk. Mijn nieuwsgierigheid spoort me aan verder te gaan, maar dat doe ik met veel tegenzin. Ik denk: 'Stel nu eens dat ik niet de man ben die ze denken dat ik ben?' 'En die gedachte bevalt me niets.' 'En dat is alles waaraan je dacht?' 'Je weet wel beter, Alia.' Hoe durft hij me bij mijn voornaam te noemen?' Ze voelde een golf van boosheid opstijgen die meteen weer wegzakte bij de herinnering aan de manier waarop hij had gesproken; met zachte, trillende ondertonen en een terloops mannelijk zelfvertrouwen. Er trok een spiertje in haar wang. Ze klemde haar kaken op elkaar. 'Is dat niet El Kuds daar beneden?' vroeg hij en hij liet een van de vleugels even zakken, daarmee een kleine opschudding veroorzakend onder hun escorte. Ze keek omlaag naar hun schaduwen die rimpelend voortgleden over de klippen boven de Harg Pas en naar de rotspiramide die de schedel van haar vader bevatte. El Kuds - de Heilige Plaats. 'Dat is de Heilige Plaats,' zei ze. 'Ik moet die plek een keer opzoeken,' zei hij. 'Misschien brengt de nabijheid van je vaders stoffelijke resten herinneringen mee die ik kan grijpen.' Ze begreep plotseling hoe sterk deze nood moest zijn om te weten wie hij was geweest. Het was voor hem zijn voornaamste drijfveer. Ze keek om naar de rotspieken, de klip met aan de voet daarvan een droog strand en een zee van zand - kaneelkleurige rotspieken die uit de duinen oprezen als een schip dat de golven doorklieft. 'Draai terug,' zei ze. 'Het escorte..., 'Die komen wel achter ons aan. Zwaai onder ze door. Hij gehoorzaamde. 'Dien je waarlijk mijn broer?' vroeg ze toen hij in de nieuwe koers vloog met het escorte achter hen aan. 'Ik dien de Atreides,' zei hij op vormelijke toon. En ze zag zijn rechterhand omhoogkomen en weer neervallen - bijna de oude groet van Caladan. Op zijn gezicht verscheen een peinzende uitdrukking. Ze keek naar hem toen hij omlaag tuurde naar de rotspiramide.

'Wat zit je dwars?' vroeg ze. Zijn lippen bewogen. Zijn stem klonk broos en gespannen: 'Hij was... hij was...' Er gleed een traan over zijn wang. Alia was stil van Vrijmanse eerbied. Hij schonk water aan de doden! Automatisch raakte ze met haar vinger zijn wang aan en ze voelde de traan. 'Duncan,' fluisterde ze. Hij zat als bevroren achter de thopterinstrumenten en zijn blik kleefde aan het graf onder hen. Ze verhief haar stem: 'Duncan!' Hij slikte, schudde zijn hoofd en keek naar haar met glinsterende metalen ogen. 'Ik... voelde... een arm... om mijn schouders,' fluisterde hij.

'Ik voelde het! Een arm.' Zijn adamsappel ging op en neer. 'Hij was... een vriend. Hij was... mijn vriend.' 'Wie?' 'Dat weet ik niet. Ik denk dat het... ik weet het niet.' Het oproeplampje op het paneel voor Alia begon te knipperen. Het was de kapitein van hun escorte die wilde weten waarom ze waren teruggekeerd naar de woestijn. Ze pakte de microfoon en zette uiteen dat ze een kort eerbetoon hadden gebracht aan het graf van haar vader. De kapitein herinnerde haar eraan dat het al laat was. 'We gaan nu naar Arrakeen,' zei ze en ze zette de microfoon weer op zijn plaats. Hayt haalde diep adem, en liet hun thopter weer naar het noorden zwenken. 'Het was de arm van mijn vader die je voelde, niet waar?' vroeg ze. 'Misschien.' Zijn stem was nu die van een mentat die waarschijnlijkheden afweegt en ze zag dat hij zijn zelfbeheersing weer terughad. 'Weet je hoe ik mijn vader ken?' vroeg ze. 'Ik heb er wel enig idee over.' 'Ik zal het je duidelijk maken,' zei ze. Beknopt legde ze uit hoe ze voor haar geboorte was ontwaakt tot het bewustzijn van een Eerwaarde Moeder, een doodsbang foetus met de kennis van talloze levens ingeprent in haar zenuwcellen - en dit allemaal na de dood van haar vader. 'Ik ken mijn vader zoals mijn moeder hem heeft gekend,' zei ze. 'Tot in de kleinste kleinigheid van elke ervaring die ze met hem deelde. Op een bepaalde manier bén ik mijn moeder. Ik heb al haar herinneringen tot aan het ogenblik dat ze het Levenswater dronk en de trance van de overgang aannam.' 'Je broer heeft er iets van uitgelegd.' 'Deed hij dat? Waarom?' 'Ik vroeg ernaar.' 'Waarom?, 'Een mentat heeft gegevens nodig.' 'Oh.' Ze keek omlaag naar de platte rug van de Pantsermuur - verweerde rotsen, gaten en kloven. Hij zag de richting van haar blik en zei: 'Een erg onbeschermde plek daar beneden.', zei ze. Ze keek 'Maar je kan je er uitstekend verstoppen, hem aan. 'Het doet me altijd aan het menselijk brein denken... met al zijn schuilplaatsen.'

'Aha,' zei hij. 'Aha? Wat betekent dat - aha?' Plotseling was ze boos op hem maar ze wist niet waarom. 'Jij zou graag willen weten wat er in mijn brein verborgen ligt,' zei hij. Het was een constatering, geen vraag. 'Hoe weet jij dat ik je niet al lang heb doorzien met mijn voorspellend vermogen?' vroeg ze. 'Is dat zo?' Hij scheen echt nieuwsgierig. 'Nee !,

'Zieneressen hebben hun beperkingen,' zei hij. Hij leek wel geamuseerd en dat deed Alia's boosheid zakken. 'Moet je lachen? Heb je dan geen ontzag voor mijn vermogens?' vroeg ze. De vraag klonk een beetje kifterig, zelfs in haar eigen oren. 'Ik heb misschien meer ontzag voor je voorspellingen en voortekenen dan je denkt,' zei hij. 'Ik stond tussen het publiek van je Ochtendritueel.' 'En wat wil dat zeggen?' 'Je hebt grote vaardigheid met symbolen,' zei hij terwijl hij zijn ogen op de instrumenten van de thopter hield. 'Ik zou zeggen dat dat een Bene Gesserit eigenschap is. Maar als zoveel heksen, ben je wat onvoorzichtig geworden met je vermogens.' Ze voelde een golf angst door zich heen spoelen en kwaakte: 'Hoe durf je?' 'Ik durf veel meer dan mijn makers verwachtten,' zei hij. 'Door dat zeldzame feit blijf ik bij je broer.' Alia bekeek de stalen bollen die zijn ogen waren: geen menselijke uitdrukking was daarin te lezen. De kap van het stilpak onttrok zijn kin aan het gezicht. Maar zijn mond bleef standvastig. Er lag grote kracht in... en besluitvaardigheid. Zijn woorden hadden een geruststellende intensiteit. '...durf veel meer...' Dat was iets dat Duncan Idaho had kunnen zeggen. Hadden de Tleilaxu hun ghola beter gemaakt dan ze wisten - of was dit allemaal maar schijn, onderdeel van zijn conditionering? 'Verklaar je nader, ghola,' beval ze. 'Ken jezelf, is dat je gebod?' vroeg hij. Weer had ze het gevoel dat hij zich vrolijk maakte. 'Speel geen woordspelletjes met me, jij... jij ding!' zei ze. Ze greep het krysmes dat in de schede om haar hals hing. 'Waarom ben je aan mijn broer cadeau gegeven?' 'je broer heeft me verteld dat jij de aanbieding hebt waargenomen,' zei hij. 'Je hebt me dus die vraag voor hem horen beantwoorden.' 'Beantwoord hem dan nog een keer... voor mij!' 'Het is de bedoeling dat ik hem vernietig.' 'Spreek je nu als mentat?'

'Daarop wist je het antwoord al zonder het te hoeven vragen,' zei hij berispend. 'En je weet ook dat zo een geschenk helemaal niet nodig was. Je broer was al aardig bezig zichzelf te vernietigen.' Ze overwoog die woorden met haar hand nog steeds op het heft van haar mes. Een geniepig antwoord, maar de stem klonk ernstig. 'Vanwaar dan dat geschenk?'

hield ze vol. 'Misschien vonden de Tleilaxu het leuk. En het is waar dat het Gilde om mij heeft gevraagd om me cadeau te kunnen doen.' 'Waarom?' 'Zelfde antwoord.' 'Op welke manier ben ik onvoorzichtig met mijn vermogens?' 'op wat voor manier gebruik je ze?' was zijn wedervraag. Zijn vraag boorde zich een weg tot aan haar eigen twijfels. Ze nam haar hand van het mes weg en vroeg: 'Waarom zeg je dat mijn broer zichzelf vernietigt?' 'Ach, kom nou toch, kind! Waar blijf je nou met je beroemde vermogens? Kan je dan helemaal niet logisch denken?' Ze wist haar boosheid in bedwang te houden en zei: 'Denk jij voor me, mentat.' 'Goed dan.' Hij keek om naar hun escorte en richtte toen zijn aandacht weer op hun koers. Achter de noordelijke rand van de Pantsermuur werd de Vlakte van Arrakeen al zichtbaar. Het patroon van pan-en grabendorpen bleef verborgen onder een gordijn van stof, maar in de verte was de glans van Arrakeen al te zien. 'Symptomen,' zei hij. ,'Je broer houdt er een officiële lofredenaar op na die 'Die een geschenk was van de Vrijmanse Naibs!' 'Een vreemde gift van vrienden,' zei hij. 'Waarom zouden ze hem omringen met vleierij en dienstbetoon? Heb je wel eens echt naar de Lofredenaar geluisterd?' 'Het volk wordt verlicht door Muad' Dib. De Umma Heerser onze Keizer, kwam te voorschijn uit het duister om in volle pracht over alle mensen te schijnen. Hij is onze Heer. Hij is kostbaar water van een nooit opdrogende bron. Hij schenkt vreugde waarin het hele heelal mag delen.' 'Bah!' Met zachte stem zei Alia: 'Als ik alleen je woorden maar zou herhalen tegen ons Vrijmans escorte, zouden ze je tot vogelvoer hakken.' 'Vertel het ze dan maar' 'Mijn broer regeert volgens de natuurwet van de hemel!' 'Daar geloof je niets van, dus waarom zou je het zeggen?'

'Hoe weet jij wat ik geloof?' Ze onderging een beven dat geen enkel Bene Gesserit vermogen in bedwang kon houden. Deze ghola had een effect op haar dat ze niet had voorzien. 'Je beval me te denken als een mentat,' bracht hij haar te binnen. 'Geen enkele mentat weet wat ik geloof! ., Ze zoog twee diepe, bevende ademteugen naar binnen. 'Hoe durf je ons te veroordelen?' 'Jullie veroordelen. Ik oordeel niet.' 'Je hebt er geen idee van hoe wij zijn opgevoed.' 'Jullie zijn allebei opgevoed om te heersen,' zei hij. 'Jullie zijn geconditioneerd tot een aanmatigende dorst naar macht. Er is jullie een scherp inzicht in politiek en een diepgaand begrip voor het nut van oorlogen en ritueel bijgebracht. Natuurwet? Welke natuurwet? Die mythe spookt door de hele geschiedenis van de mens heen. Spookt! Het is een schim. Het is ontastbaar, onecht. Is jullie Jihad een natuurwet?'

'Mentatkletskoek,' spotte ze. 'Ik ben een dienaar van de Atreides en ik spreek vrijuit,' zei hij. 'Dienaar?' Wij hebben geen dienaren, alleen discipelen.' 'En ik ben een discipel van het bewustzijn,' zei hij. 'Begrijp dat, kind, dan zal je -' 'Noem me geen kind!' snauwde ze. Ze liet haar krysmes half uit de schede glijden. 'Neem me niet kwalijk.' Hij keek naar haar, lachte en richtte zijn aandacht weer op het besturen van de thopter. Nu kon hij de rotsige wanden van de Atreides Burcht al onderscheiden die hoog boven de noordelijke voorstadjes van Arrakeen uitrezen. 'Jij bent iets oerouds, in vlees dat nauwelijks meer is dan een kind,' zei hij. 'En het vlees is onrustig door zijn nieuwe vrouwelijkheid.' 'Ik weet niet waarom ik nog naar je luister,' gromde ze, maar ze liet het krysmes weer in de schede zakken en veegde haar handpalm droog aan haar mantel. Die handpalm, nat van het zweet, bracht haar Vrijmanse zuinigheidsgevoel in opstand. Wat een verspilling van lichaamsvocht! 'Je luistert omdat je weet dat ik je broer zeer toegewijd ben,' zei hij. 'Mijn daden zijn duidelijk en makkelijk te begrijpen.' 'Niets aan jou is duidelijk en makkelijk te begrijpen. Je bent het alleringewikkeldste wezen dat ik ooit heb gezien. Hoe kan ik weten wat de Tleilaxu in jou hebben ingebouwd?' 'Per ongeluk of met opzet,' zei hij, 'hebben ze me de vrijheid gegeven mezelf te vormen.' 'Jij trekt je terug achter Zensunni-gelijkenissen,'

beschuldigde ze hem. 'De wijze vormt zichzelf - de dwaas leeft slechts om te sterven.'

Haar stem bauwde hem na. 'Discipel van het bewustzijn!' 'Mensen kunnen middelen en verlichting niet uit elkaar houden,' zei hij.

'Je spreekt in raadsels!' 'Ik spreek tegen de openbloeiende geest.' 'Ik zal dit allemaal doorvertellen aan Paul.' 'Hij heeft het grootste deel ervan al eens gehoord.' Ze voelde zich overweldigd door nieuwsgierigheid. 'Hoe komt het dan dat je nog steeds in leven bent... en vrij? Wat zei hij daarop?' 'Hij lachte. En hij zei: 'De mensen willen geen boekhouder als Keizer, ze willen een meester, iemand die hen tegen veranderingen zal beschermen.'

Maar hij was het met me eens dat de vernietiging van zijn Keizerrijk van hemzelf uitgaat.'

'Waarom zou hij zulke dingen zeggen?' 'Omdat ik hem overtuigd heb dat ik zijn moeilijkheden begrijp en dat ik hem zal helpen.' 'Wat heb je in godsnaam gezegd om hem zover te krijgen?' Hij bleef zwijgen en liet de thopter tegen de wind in omlaag zwenken voor een landing op het lijfwachtverblijf bovenin de Burcht. 'Ik beveel je me te vertellen wat je zei! ., 'Ik weet niet of je dat wel zou kunnen verdragen.' 'Dat zal ik zelf wel beoordelen! Ik beveel je onmiddellijk te spreken!' 'Sta me toe ons eerst aan de grond te zetten,' zei hij. En zonder op haar toestemming te wachten, schakelde hij de grondslag in, gaf de vleugels de hoogste zweefkracht en landde zachtjes op de helderoranje plek bovenop het dak. 'En nou,' zei Alia, 'doe je je mond open.'

'Ik heb hem verteld dat met jezelf leren leven misschien wel het moeilijkste in het hele universum is.' Ze schudde haar hoofd. 'Dat is... dat is...' 'Een bittere pil,' zei hij terwijl hij toekeek hoe de wachters over het dak naar hen toerenden en hun escorteplaatsen innamen. 'Bittere onzin!' 'De machtigste paltsgraaf en de laagst betaalde dienaar delen dit zelfde probleem. Je kan geen mentat in dienst nemen of enig ander intellect om dat voor je op te lossen. Er kan geen onderzoek worden uitgeschreven, er kunnen geen getuigen worden opgeroepen om je de antwoorden te verschaffen. Geen enkele dienaar - of discipel - kan de wond verbinden. Je verbindt hem zelf en anders blijf je bloeden zodat iedereen het kan zien.' Ze draaide zich snel af en besefte tegelijk wat dit over haar eigen gevoelens verraadde. Zonder stembuigingen of heksenkunst had hij haar wederom tot in haar ziel geraakt. Hoe deed hij dat toch? 'Wat heb je tegen hem gezegd te doen?'

fluisterde ze. 'Ik heb hem gezegd dat hij moet oordelen, dat hij orde moet scheppen.' Alia staarde naar de wachters en merkte op hoe geduldig ze stonden te wachten - hoe ordelijk.

'Dat hij recht moet spreken,' mompelde ze. 'Dat niet!' snauwde hij. 'Ik stelde voor dat hij zou oordelen, meer niet, geleid door één uitgangspunt, misschien...' 'En dat is?' 'Zijn vrienden behouden en zijn vijanden vernietigen.' 'Om dus onrechtvaardig te oordelen?' 'Wat is recht? Twee machten botsen. Misschien heeft elk in zijn eigen gebied gelijk. En daar geeft nu een Keizer bevel tot een ordelijke oplossing. Die botsingen kan hij niet voorkomen - hij lost ze op' 'Hoe?'

'Op de eenvoudigste manier. hij neemt een beslissing.' 'Hij behoudt zijn vrienden en vernietigt zijn vijanden.' 'Is dat geen stabiliteit? De mensen willen orde, van dit soort of van een ander soort. Ze zitten in de gevangenis van hun verlangens en zien dat de oorlog een sport voor rijke mensen is geworden. Dat is een gevaarlijke beschavingsvorm. Het is onordelijk.' 'Ik zal mijn broer vertellen dat jij veel te gevaarlijk bent en dat je vernietigd moet worden,' zei ze terwijl ze zich omdraaide en hem aankeek. 'Een oplossing die ik al lang heb voorgesteld,' zei hij. 'Daarom ben je juist zo gevaarlijk,' zei ze op afgemeten toon. 'Jij bent je hartstochten de baas.' 'Dat is helemaal de reden niet waarom ik gevaarlijk ben.' Voor ze zich kon verroeren boog hij zich over haar heen, greep haar met een hand bij haar kin en drukte zijn lippen op de hare. Het was een zachte kus, en een korte. Hij ging rechtop zitten en ze staarde hem geschokt aan, en de krampachtige grijnzen op de gezichten van haar lijfwachten die buiten nog steeds ordelijk op wacht stonden maakten het alleen nog maar erger. Alia legde een vinger tegen haar lippen. Die zoen had zo iets vertrouwds. Zijn lippen waren het vlees geweest uit een toekomst die ze in een zijpad van een visioen had waargenomen. Hijgend zei ze: 'Ik zou je moeten laten geselen!' 'Omdat ik gevaarlijk ben?' 'Omdat je je veel te veel veroorlooft!' 'Ik veroorloof me helemaal niets. Ik neem niets dat me niet eerst is aangeboden. Wees blij dat ik niet alles nam wat me werd aangeboden.' Hij maakte zijn deur open en liet zich naar buiten glijden. 'Kom. We hebben al te veel tijd verdaan met deze dwaze onderneming.' Hij beende met grote stappen naar de koepel van de ingang achter de landingsplaats. Alia sprong eruit en rende achter hem aan. 'Ik zal hem alles vertellen wat je hebt gezegd,' zei ze, 'en alles wat je hebt gedaan.'

'Goed.' Hij hield de deur voor haar open. 'Hij zal je laten ombrengen,' zei ze terwijl ze de koepel binnenglipte. 'Waarom? Omdat ik de kus nam die ik wilde hebben?' Hij volgde haar naar binnen en zijn bewegingen drongen haar achteruit. De deur viel achter hen dicht. 'De kus die jij wilde!' Ze werd woedend. 'Goed dan, Alia. De kus die jij wilde, dan.' Hij liep om haar heen naar het valveld. Alsof zijn bewegingen haar bewustzijn hadden verscherpt, besefte ze hoe openhartig hij was - hoe uiterst waarheidsgetrouw. De kus die ik wilde, hield ze zich voor. Dat is waar. 'Jouw waarachtigheid, die is gevaarlijk,' zei ze terwijl ze achter hem aan liep. 'Je keert terug tot de paden der wijsheid,' zei hij zonder zijn pas in te houden. 'Een mentat zou de zaak niet scherper hebben kunnen stellen. En nu: wat heb je in de woestijn gezien?' Ze greep hem bij zijn arm en dwong hem stil te blijven staan. Hij had het weer gedaan: haar geest met een schok tot verscherpt bewustzijn gebracht. 'Ik kan het niet verklaren,' zei ze, 'maar ik moet steeds maar aan Gelaatsdansers denken. Waarom is dat?' 'Daarom heeft je broer je de woestijn ingestuurd,' zei hij knikkend. 'Vertel hem over deze aanhoudende gedachte.' 'Maar waarom?' Ze schudde haar hoofd.

'Waarom Gelaatsdansers?' 'Er ligt daar een dode jonge vrouw' zei hij. 'Misschien wordt er onder de Vrijmans wel geen jonge vrouw vermist.'

Ik bedenk wat een vreugde het is te leven en ik vraag me af of ik ooit de innerlijke sprong zal kunnen maken naar de wortel van dit vlees om mezelf weer te kennen zoals ik eens was. De wortel is er wel. Of ik hem op een of andere manier zal kunnen vinden blijft verborgen in de toekomst. Maar alle dingen die een mens kan doen, kan ik ook. Elke handeling van mij zou het kunnen veroorzaken. Uitspraken van de Ghola, uit Alia's commentariân.

-

Terwijl hij lag ondergedompeld in de schreeuwerige geur van de specie en in zijn orakeltrance naar binnen staarde, zag Paul de maan veranderen in een langwerpige bol. Hij rolde en stampte en siste - het vreselijke gesis van een ster die wordt gedoofd in een oneindige zee - omlaag... omlaag... omlaag... als een bal door een kind gegooid. Hij was verdwenen. Deze maan was niet ondergegaan. Begrip overweldigde hem. Hij was verdwenen: geen maan. De aarde beefde als een dier dat zijn vacht schudt. Angst overviel hem. Paul kwam met een ruk overeind op zijn brits, zijn ogen opengesperd en starend. Voor een deel keek hij naar buiten en voor een deel keek hij naar binnen. Buiten zag hij het plasmeld-traliewerk waardoor zijn kamer frisse lucht kreeg en hij wist dat hij vlak naast een stenen afgrond van zijn Burcht lag. Van binnen bleef hij de vallende maan zien. Naar buiten! Naar buiten! Zijn plasmeld-tralies gaven uitzicht op de felle middagzon die over Arrakeen scheen. Van binnen - niets dan de zwartste nacht. Een fontein van zoete geuren van een daktuin knaagde aan zijn zintuigen, maar geen enkele bloemengeur kon die gevallen maan terugrollen. Paul liet zijn voeten op de koude grond zakken en tuurde door de tralies naar buiten. Hij keek rechtstreeks neer op de zachte kromming van een voetbrug die vervaardigd was uit in kristalpatroon gestabiliseerd goud en platina. De brug was versierd met vuuredelstenen van het verre Cedon. Hij leidde over een vijver met fontein, volgegroeid met waterbloemen, naar de stegen van de binnenstad. Als hij ging staan, wist Paul, kon hij beneden de bloembladen zien, even schoon en rood als kolkend vers bloed, die daar ronddraaiden - rondwandelende kleurschijven uitgestrooid op een smaragden stroompje. Zijn ogen dronken het tafereel in zonder hem uit zijn specietrance te halen. Dat afschuwelijke visioen van een verloren maan. Het visioen suggereerde een monsterlijk verlies aan individuele zekerheid. Misschien had hij zijn beschaving ten val zien komen, omvergeworpen door zijn eigen pretenties. Een maan... een maan... een vallende maan. Er was een enorme dosis specie voor nodig geweest om de modder die was opgeworpen door de tarot te kunnen doorboren. En het enige wat hij gezien had was een vallende maan en de vreselijke weg die hij van het begin af aan al had gekend. Om een eind te kopen voor de Jihad, om de lavastroom van slachting tot staan te brengen, moest hij zichzelf te schande maken. Maak je los... maak je los... maak je los... Bloemengeur uit de daktuin deed hem aan Chani denken. Hij verlangde nu naar haar armen, naar de trouwe armen van liefde en vergetelheid. Maar zelfs Chani zou dit visioen niet kunnen uitbannen. Wat zou Chani zeggen als hij bij haar kwam met de verklaring dat hij een bepaalde manier van sterven in zijn hoofd had gehad? Nu hij wist dat het onvermijdelijk was, waarom zou hij dan geen aristocratendood verkiezen, door zijn leven te beëindigen met geheime praal, en alle jaren die hem eventueel nog restten weg te gooien? Sterven voor je aan het eind van je wilskracht was, was dat geen aristocratische keus? Hij ging staan, liep naar de dubbele doorgang in het roosterwerk en stapte het balkon op dat naar boven uitzicht bood op bloemen en ranken die van de daktuin omlaag hingen. Zijn mond was zo droog als na een woestijnmars. Maan... maan - waar is die maan? Hij dacht aan Alia's beschrijving, het lichaam van de jonge vrouw dat in de duinen was gevonden. Een Vrijmanse verslaafd aan semuta! Alles paste in het weerzinwekkende patroon. Dit heelal ontneem je niets, dacht hij.

Het biedt aan wat het kwijt wil. Het restant van een wulkschelp uit de zee van Moeder Aarde lag op een laag tafeltje naast de balkonleuning. Hij nam de glanzende, gladde schelp in zijn handen en probeerde achteruit te voelen in de Tijd. Het parelmoeren oppervlak weerspiegelde maantjes van licht. Hij rukte zijn blik ervan los en tuurde omhoog langs de tuin, naar een hemel die in brand stond - regenbogen van stof glommen in het zilveren zonlicht. Mijn Vrijmans noemen zich 'Kinderen van de Maan', dacht hij. Hij legde de wulk neer en liep over het balkon. Stelde die angstaanjagende maan hoop op ontsnap ping in het vooruitzicht? Hij zocht naar betekenis in het gebied van mystieke gemeenschap. Hij voelde zich zwak, geschokt en nog steeds in de greep van de specie. Aan het noordelijke uiteinde van zijn plasmeldkloof kreeg hij de lage gebouwen van de regeringsnederzetting in het gezicht. De dakpaden waren vol voetgangers. Hij had het gevoel dat de mensen zich daar als een fries bewogen tegen een achtergrond van deuren, muren en tegelpatronen. De mensen waren zelf tegels! Als hij met zijn ogen knipperde kon hij ze als bevroren in zijn geest houden. Een fries. Een maan valt en is verdwenen. Er kwam een gevoel over hem dat de stad daar beneden vertaald was in een eigenaardig symbool voor zijn heelal. De gebouwen die hij kon zien waren opgetrokken op de vlakte waar zijn Vrijmans de Sardaukarlegioenen hadden uitgeroeid. Grond die eens was vertrapt in wilde strijd, weerklonk nu van het haastige gekrakeel van de handel. Paul bleef aan de buitenkant van het balkon lopen en sloeg de hoek om. Nu keek hij uit over een voorstad waar de stadsbouwsels verloren gingen in rotsen en het stuifzand van de woestijn. Alia's tempel overheerste de voorgrond en op de groen met zwarte gordijnen langs de zijwanden van tweeduizend meter lang, was het maansymbool van Muad'Dib te zien. Een vallende maan! Paul streek met zijn hand over voorhoofd en ogen. Deze wereldstad vol symbolen bedrukte hem. Hij walgde van zijn eigen gedachten. Dergelijke weifelachtigheid in een ander zou hem razend hebben gemaakt. Hij had een hekel aan zijn stad! Woede die haar oorsprong vond in verveling flikkerde en schitterde in zijn binnenste, aangewakkerd door beslissingen die niet vermeden konden worden. Hij wist welk pad zijn voeten moesten gaan. Hij had het vaak genoeg gezien, niet? Gezien! Eens... lang geleden had hij zichzelf beschouwd als de uitvinder van de regeerkunst. Maar de uitvinding was teruggevallen in het oude patroon. Het was een afschuwelijke vinding met een plastisch geheugen. Je kon het elke gewenste vorm geven, maar als je aandacht ook maar een ogenblik verslapte, zakte het terug in de oude vormen. Krachten die buiten zijn bereik aan het werk waren in menselijke borsten ontgingen en versloegen hem. Paul staarde naar buiten over de daken. Wat voor schatten aan onbelemmerd leven lagen onder die daken verborgen? Hij zag hier en daar plekjes bladgroen, open beplantingen tussen het kalkrood en goud van de daken. Groen, het geschenk van Muad'Dib en zijn water. Boomgaarden en bosjes lagen binnen gezichtsbereik - aanplant in de open lucht die die van het befaamde Libanon overtrof. 'Muad'Dib verspilt water als een krankzinnige,' zeiden de Vrijmans. Paul sloeg zijn handen voor zijn ogen. De maan viel. Hij liet zijn handen zakken en staarde met een verhelderde blik naar zijn stad. De gebouwen kregen een sfeer van monsterlijke, keizerlijke barbaarsheid.

Ze stonden daar enorm en schitterend onder de noorderzon. Kolossen! Elke architectuurgril die een waanzinnige geschiedenis maar kon voortbrengen was hier te zien: terrassen die wel hoogvlaktes leken, pleinen zo groot als een hele stad, parken, tuinen, stukjes beschaafde wildernis. Voortreffelijk vakmanschap grensde aan onverklaarbare wonderen van ontstellende smakeloosheid. Details drongen zich aan hem op. een poortje uit het antieke Bagdad... een koepel verzonnen in het mythische Damascus... een boog uit Atar met zijn lage zwaartekracht... harmonieuze verheffingen en eigenaardige dieptepunten. En dat alles schiep een effect van ongeëvenaarde pracht. Een maan! Een maan! Een maan! Frustratie verstrikte hem. Hij voelde de druk van het onderbewustzijn van de massa, die uitbottende zwerm mensen verspreid door zijn heelal. Ze stormden op hem aan met de kracht van een reusachtige vloedgolf. Hij voelde de enorme verschuivingen die binnen menselijke zaken aan het werk waren: golvingen, stromingen en genenverschuivingen. Geen dammen van onthouding, geen aanvallen van onvermogen en geen kwaadsprekerij kon dit tot staan brengen. Muad'Dibs Jihad was in deze grotere beweging nog minder dan een knipoog. De Bene Gesserit die in deze vloedgolf meezwom, die zedelijke eenheid die in genen handelde, was net zo goed gevangen in de maalstroom. Visioenen van een vallende maan moesten worden afgewogen tegen andere legenden, andere visioenen in een heelal waar zelfs de schijnbaar eeuwige sterren verbleekten, flikkerden en doofden... Wat betekende één maan in zo'n heelal. Diep in zijn versterkte burcht, zo diep dat het geluid soms verloren ging in de stroom van stadsgeluiden, klingelde een tiensnarige rebaba een lied van de Jihad, een klaaglied voor een vrouw die was achtergelaten op Arrakis:

Heupen als duinen, rond door wind, Ogen heet als zomerzon. Twee dikke vlechten langs haar rug - Haar vol waterringen, rijk! Mijn handen kennen nog haar huid, Reuk als amber, bloemengeurend. Oogleden beven in herinnering... Liefde verteert mij als een witte vlam!

Het lied maakte hem misselijk. Een deun voor stommelingen die zichzelf verloren in sentimentaliteit! Dan kon je net zo goed een lied zingen voor het duin-verweerde lijk dat Alia had gezien. In de schaduwen van de leuning van het balkon bewoog een gestalte. Paul draaide zich razendsnel om. De ghola stapte naar voren in de felle zonnegloed. Zijn metalen ogen glommen. 'Is het Duncan Idaho of de man die ze Hayt noemen?' vroeg Paul. De ghola bleef twee passen van hem af staan. 'Aan wie geeft mijn Heer de voorkeur?' De stem klonk een beetje voorzichtig. 'Speel maar voor Zensunni,' zei Paul verbitterd. Betekenissen verborgen achter andere betekenissen! Wat kon een Zensunni filosoof zeggen of doen om één jota te veranderen aan de werkelijkheid die zich op dit moment voor hem ontrolde? 'Mijn Heer heeft zorgen.' Paul keerde zich af en staarde naar de verre pieken van de Pantsermuur. Hij zag de door wind gevormde bogen en pilaren, een verschrikkelijke nabootsing van zijn stad. De natuur die een grap met hem uithaalde!

Kijk eens wat ik kan bouwen! Hij herkende een kloof in de verre bergwand, een plaats waar zand uit een spleet stroomde en hij dacht: Daar! Precies op die plaats hebben we te gen de Sardaukar gevochten! 'Waarover maakt mijn Heer zich zorgen?' vroeg de ghola. 'Een visioen,' fluisterde Paul. 'Achch, toen de Tleilaxu mij voor de eerste maal wekten, had ik visioenen. Ik was rusteloos, eenzaam... zonder eigenlijk echt te beseffen dat ik eenzaam was. Toen niet. Mijn visioenen openbaarden niets! De Tleilaxu vertelden me dat het een verstoring van het vlees is waaraan mensen en ghola's lijden, een ziekte, anders niet.' Paul draaide zich om en bekeek de ogen van de ghola, die gespikkelde, stalen ballen zonder enige uitdrukking. Wat voor visioenen zagen zulke ogen? 'Duncan... Duncan...' fluisterde Paul. 'Ik heet Hayt.' 'Ik zag een maan vallen,' zei Paul. 'Hij was verdwenen, vernietigd. Ik hoorde een enorm gesis. De aarde beefde.' 'Je bent dronken van te veel tijd,' zei de ghola.

'Ik vraag om de Zensunni en ik krijg de mentat!' zei Paul. 'Goed dan! Laat mijn visioen je logica eens passeren, mentat. Onderzoek het en breng het terug tot niet meer dan woorden, netjes gerangschikt om begraven te worden.' 'Begraven, inderdaad,' zei de ghola. 'Jij vlucht voor de dood. Jij reikt naar het volgende ogenblik, je weigert in het hier en nu te leven. Voorspellingen! Wat een kruk voor een Keizer!., Paul merkte dat hij volledig in beslag werd genomen door een heel bekende moedervlek op de kin van de ghola. 'Als je probeert in die toekomst te leven,' zei de ghola,

'geef je zo'n toekomst dan substantie? Maak je het werkelijkheid?' 'Als ik de kant van mijn visioen-toekomst opga, zal ik dan in leven zijn,' mompelde Paul. 'Wat doet je denken dat ik daar wil leven?' De ghola haalde zijn schouders op. 'Je vroeg me om een tastbaar antwoord.' 'Waar kan ik tastbaarheid vinden in een heelal dat is samengesteld uit voorvallen?' vroeg Paul. 'Is er een uiteindelijke oplossing? Brengt niet elke oplossing weer nieuwe vragen mee?'. 'Jij hebt zoveel tijd ingeslikt dat je af en toe aan onsterfelijkheidswaan lijdt,' zei de ghola. 'Zelfs jouw Rijk, mijn Heer, moet zijn tijd uitdienen en dan sterven.' 'Kom bij mij niet aandragen met beroete altaren,' gromde Paul. 'Ik heb genoeg trieste verhalen gehoord over goden en messiassen. Waarom zou ik bijzondere gaven moeten bezitten om te voorspellen dat ik eens mijn eigen ruïnes zal bezitten gelijk aan die van anderen? De laagste die-naar in mijn keukens zou dat nog kunnen.' Hij schudde zijn hoofd. 'De maan viel!' 'Je hebt je geest niet tot rust laten komen bij de oorsprong,' zei de ghola. 'Is dat de manier waarop je mij vernietigt?' vroeg Paul. 'Door me te verhinderen mijn gedachten bijeen te rapen?' 'Kan je wanorde bijeengaren?' vroeg de ghola. 'Wij Zen-sunni zeggen: "Riet bijeengaren, dat is de hoogst mogelijke graad van verzamelen.' 'Wat kan je bijeengaren zonder eerst jezelf bijeen te garen.' 'Ik word bezeten door een visioen en jij spuit een zootje waanzin op!' brieste Paul. 'Wat weet je eigenlijk van voorzienigheid af?' 'Ik heb het orakel aan het werk gezien,' zei de ghola. 'Ik heb de mensen gezien die voortekenen en aankondigingen van hun eigen bestemming zoeken. Zij zijn bang voor wat ze zoeken.'

'Mijn vallende maan is echt,' fluisterde Paul. Hij zoog bevend een teug lucht naar binnen.

'Hij beweegt. Hij beweegt.' 'Mensen zijn altijd bang voor dingen die uit zichzelf bewegen,'

zei de ghola. 'Jij bent bang voor je eigen macht. Dingen vallen uit het niets je hoofd binnen. Als ze er weer uitvallen, waar gaan ze dan heen?' 'Jij troost me met doorns,'

gromde Paul. Het gezicht van de ghola straalde als verlicht door een innerlijk schijnsel. Even was hij louter en alleen Duncan Idaho. 'Ik geef je alle troost die ik kan geven,' zei hij. Paul verwonderde zich over dit korte voorval. Had de ghola verdriet gevoeld dat door zijn geest werd verworpen? Had Hayt een visioen over zichzelf verdrongen? 'Mijn maan heeft een naam,' fluisterde Paul. Toen liet hij het visioen over zich heenvloeien. Hoewel zijn hele wezen het uitschreeuwde, kwam er geen geluid over zijn lippen. Hij was bang om te spreken, bang dat zijn stem hem zou verraden. De lucht van deze angstaanjagende toekomst was zwanger van Chani's afwezigheid. Vlees dat in vervoering had gehuild, ogen die hem hadden verschroeid met hun begeerte, de stem die hem had bekoord omdat hij nooit beheersingstrucs gebruikte - allemaal verdwenen, terug naar het water en het zand. Langzaam draaide Paul zich om en hij keek uit over het heden en het plein voor Alia's tempel. Drie kaalgeschoren pelgrims betraden het plein vanuit de processielaan. Ze droegen smerige gele mantels en liepen haastig voort met hun hoofden gebogen in de wind. Een liep een beetje mank, hij sleepte met zijn linkervoet. Ze beenden voort tegen de wind in, sloegen een hoek om en verdwenen uit het gezicht. Net als zijn maan zou verdwijnen, zo verdwenen ook zij. Zijn visioen stond hem nog steeds voor ogen. De verschrikkelijke bestemming ervan liet hem geen keus. Het vlees geeft zich over, dacht hij. De eeuwigheid eist zijn eigendommen terug. Onze lichamen beroerden korte tijd deze wateren, dansten een beetje dronken van liefde voor het leven en voor onszelf in het rond, hadden wat eigenaardige gedachten en onderwierpen ons toen aan de apparatuur van de Tijd. Wat kunnen we hiervan zeggen? Ik gebeurde. Ik besta niet... en toch ben ik gebeurd.

'Je smeekt de zon niet om genade.' 'Muad'Dibs zwoegen', uit de Commentariën van Stilgar

Een enkel ogenblik van onkundigheid kan fataal zijn, hield Eerwaarde Moeder Gaius Helena Mohiam zichzelf voor. Ze hobbelde kennelijk volkomen onbezorgd voort met een kring van Vrijmanse lijfwachten om zich heen. Een van degenen achter haar, wist ze, was een doofstomme, immuun voor alle verlokkingen van de Stem. Ongetwijfeld was hem opgedragen haar bij de geringste provocatie te doden. Waarom had Paul haar ontboden?

Stond hij op het punt haar te veroordelen? Ze herinnerde zich de dag lang geleden dat ze hem op de proef had gesteld... het kwisatzhaderachkind. Hij had diepgang. Dat zijn moeder voor alle eeuwigheid verdoemd mocht zijn! Het was haar fout dat de Bene Gesserit haar greep op zijn erfelijkheidslijn was kwijtgeraakt. Voor haar gezelschap uit rolde een grote golf van stilte door de gewelfde gangen. Ze voelde dat het bericht van haar komst haar vooruit reisde. Paul zou de stilte horen. Hij zou nog voor ze werd aangekondigd weten dat ze kwam.

Ze hield zichzelf niet voor de mal door te denken dat haar vermogens de zijne overtroffen. Die verdomde knul! Ze betreurde de lasten die haar leeftijd haar oplegde: de pijnlijke gewrichten, reacties die niet meer zo snel waren als ze eens waren geweest, de spieren niet meer zo elastisch als de snaren uit haar jeugd. Ze had een lange dag achter de rug en een lang leven. Ze had de hele dag de Duin-tarot gelegd in een vruchteloze speurtocht naar een aanwijzing over haar eigen lot. Maar de kaarten waren lui. De wachters leidden haar een hoek om naar weer een van die schijnbaar eindeloze gewelfde gangen. Driehoekige metaglasramen aan haar linkerhand gaven uitzicht op klimplanten en indigokleurige bloemen in de diepe schaduwen van de middagzon. Onder haar voeten lagen tegels - vormen van waterdieren van exotische planeten. Overal herinneringen aan water. Weelde... rijkdom. Gestalten in mantels die voor haar uit een dwarsgang overstaken keken stiekem naar de Eerwaarde Moeder. Aan hun gespannen gedrag was duidelijk te zien dat ze haar herkenden. Ze hield haar blik strak gericht op de rechte haargrens van de wachter die recht voor haar liep. jong vlees met roze vouwen bij de uniformkraag. De enorme afmetingen van deze ighirburcht begonnen indruk op haar te maken. Gangen... gangen... Ze liepen langs een deuropening waaruit het geluid van timbur en fluit klonk die zachtjes oude muziek speelden. Ze keek naar binnen en ontmoette blauw-in-blauwe Vrijmansogen die naar buiten keken. Ze voelde in die blik de gisting van legendarische opstanden die zich roerden in de ongetemde genen. Daar lag het zwaartepunt van haar persoonlijke last, wist ze. Een Bene Gesserit kon niet ontkomen aan het opmerken van genen en hun mogelijkheden. Ze werd beroerd door een gevoel van verlies: die koppige dwaas van een Atreides! Hoe kon hij de edelstenen van een nageslacht in zijn lendenen negeren! Een kwisatz haderach! Voor zijn tijd geboren, dat was waar, maar echt - even echt als zijn misbaksel van een zuster... en daar lag een gevaarlijke onbekende. Een wilde Eerwaarde Moeder, opgegroeid zonder Bene Gesserit remmingen, zonder enige loyaliteit aan ordelijke ontwikkeling van de genen. Zij deelde de vermogens van haar broer, ongetwijfeld - en wel meer. De afmeting van de Burcht begon haar te benauwen. Kwam er dan nooit een eind aan die gangen?

Het hele doolhof riekte naar angstaanjagende lichaamskracht. Geen enkele planeet, geen enkele beschaving uit de hele geschiedenis van de mens had ooit een dergelijk reusachtig, door mensenhanden gemaakt ding gekend. Binnen deze muren kon je wel een tiental oude steden verstoppen! Ze passeerden ovale deuren met knipperende lampjes. Ze herkende die als Ixiaans handwerk: pneumatische vervoersopeningen. Waarom moest zij dan dit hele eind lopen? Er vormde zich een antwoord in haar geest: om haar in een bedrukte stemming te brengen als voorbereiding op het onderhoud met de Keizer. Een kleine aanwijzing maar samen met andere minieme indicaties - de betrekkelijke stilte en de woordkeus van haar begeleiders, de sporen van primitieve verlegenheid in hun ogen als ze haar Eerwaarde Moeder noemden, de koude, nietszeggende, wezenlijk reukloze aard van deze gangen - dat alles samen onthulde veel dat een Bene Gesserit kon verklaren. Paul wilde iets van haar! Ze onderdrukte een gevoel van uitgelatenheid. Er bestond dus een onderhandelingshefboom. Nu restte haar nog slechts de aard van die hefboom te vinden en de kracht ervan uit te proberen. Sommige hefbomen hadden wel dingen in beweging gebracht die groter waren dan deze burcht. De aanraking van een enkele vinger had hele beschavingen doen tuimelen. De Eerwaarde Moeder dacht toen ineens aan Scytales opmerking.

Als een schepsel zich eenmaal tot een ding heeft ontwikkeld, zal hij liever sterven dan veranderen in zijn tegenpool. De gangen waardoor ze nu verder werd geleid werden heel geleidelijk groter - trucjes met bogen, geleidelijke vergroting van steunpilaren, vervanging van de driehoekige ramen door grotere, langwerpige vormen. Eindelijk doemde voor haar in de verste wand van een grote hal een dubbele deur op. Ze voelde dat de deuren erg groot waren en moest zelfs een kreet onderdrukken toen haar geoefende bewustzijn de ware afmetingen doorkreeg. De deuren waren minstens tachtig meter hoog en half zo breed. Toen ze met haar begeleiders naderde, zwaaiden de deuren naar binnen - een reusachtige, geluidloze beweging van verborgen machinerieën. Nog meer handwerk van Ix. Door die torenhoge deuropening marcheerde ze met haar bewakers de Grote Ontvangsthal van Keizer Paul Atreides binnen - 'Muad'Dib waarbij alle mensen dwergen zijn.' Nu zag ze het gevolg van die volksuitspraak aan het werk. Terwijl ze voortliep naar Paul op de troon in de verte, merkte de Eerwaarde Moeder dat ze meer onder de indruk was van de treffende architectuur van haar omgeving dan van de afmetingen ervan. Het was een enorme ruimte: de burcht van elke heerser uit de geschiedenis van de mens zou er makkelijk in passen. Het vrije vloeroppervlak van de kamer vertelde veel over de uitstekende balans van de verborgen structurele krachten. Pilaren en steunbalken achter die muren en de hoge koepel moesten alles overtreffen dat tevoren ooit was ondernomen. Alles hier was een bewijs van bouwkundig genie. Zonder dat het eigenlijk zichtbaar was, werd de zaal aan het eind smaller zodat Paul op zijn troon in het midden van een verhoogd podium niet te nietig leek. Een ongeoefend bewustzijn, geschokt door de afmetingen van zijn omgeving, zou hem de eerste maal als vele malen groter zien dan hij in werkelijkheid was. Kleuren beïnvloedden de onbeschermde ziel: Pauls groene troon was gesneden uit één enkele smaragd van Hagar. Hij deed denken aan groeiende dingen en had de kleur die in de Vrijmanse mythe de rouwkleur is. Hij fluisterde dat hier de mens zat die je kon laten treuren - leven en dood verenigd in één symbool, een slim hanteren van tegengestelden. Achter de troon een waterval van gordijnen in gebrand oranje, het kerriekleurige goud van Duin en kaneelkleurige vlekken van melange ertussen. Voor het geoefende oog was het symbolisme duidelijk te herkennen, maar het deelde zware mokerslagen uit aan oningewijden.

Ook de Tijd speelde hier zijn rol. De Eerwaarde Moeder telde de minuten die nodig waren om de Keizerlijke Aanwezigheid te benaderen met haar hobbelende gang. Je had tijd genoeg om bang te worden. Elke neiging tot wrevel zou uit je worden gewrongen door de ongebreidelde macht die daar neerkeek op jouw persoon. Je zou die lange tocht naar de troon kunnen beginnen als een waardig mens, maar je beëindigde de tocht als een mug. Helpers en oppassers stonden in een vreemd geordende volgorde rond de Keizer - oplettende lijfwachten langs de gedrapeerde achterwand, Alia twee treden lager dan Paul aan zijn linkerhand, Stilgar, de Keizerlijke slaaf, een tree lager dan Alia en aan de rechterkant, één tree boven de vloer van de zaal, een eenzame gestalte: het wederopgestane lichaam van Duncan Idaho, de ghola.

Tussen de wachters zag ze oudere Vrijmans, baardige Naibs met stilpaklittekens aan hun neus, krysmessen in polsschedes, een paar maulapistolen en zelfs een aantal laswapens. Dat moesten mannen zijn die door en door betrouwbaar waren, dacht ze, om hier in Pauls aanwezigheid een laswapen te mogen dragen terwijl hij duidelijk een pantsergenerator droeg. Ze zag de schittering van het veld om hem heen. Een salvo van een laswapen op dat veld en de hele Burcht was niets anders dan een gat in de grond. Haar escorte bleef op tien pas afstand van het podium staan en ging opzij om haar een ongehinderd uitzicht te bieden op de Keizer. Nu merkte ze pas op dat Chani en Irulan afwezig waren en ze vroeg zich af waarom. Men zei dat hij geen enkel belangrijk onderhoud hield zonder die twee. Paul knikte haar toe, zwijgend en schattend. Ze besloot onmiddellijk ten aanval te gaan en zei: 'Zo, de grote Paul Atreides verwaardigt zich dus de mens die hij heeft verbannen nog eens te bekijken.' Paul lachte zuur en dacht: Ze weet dat ik iets van haar wil. Aangezien zij was wie ze was, was het onvermijdelijk dat ze dat wist. Hij kende haar kundigheden. De Bene Gesserit werden niet toevallig Eerwaarde Moeders. 'Zullen we dit degenspel achterwege laten?' vroeg hij. Zou het werkelijk zo makkelijk worden? vroeg ze zich af. En ze zei: 'Zeg maar wat u wilt.' Stilgar bewoog en wierp Paul een scherpe blik toe. Haar toon stond de Keizerlijke slaaf niet aan. 'Stilgar wil dat ik je wegstuur,' zei Paul.

'Zonder me te doden?' vroeg ze.

'Ik zou van een Vrijmanse Naib een meer directe aanpak verwachten.' Stilgar keek lelijk en zei: 'Vaak moet ik iets anders zeggen dan ik denk. Dat noemen ze diplomatie.' 'Laten we dan de diplomatie ook terzijde schuiven,' zei ze. 'Was het nodig dat ik dat hele eind moest lopen? Ik ben een oude vrouw' 'Ik moest je laten zien hoe hardvochtig ik kan zijn,' zei Paul.

'Dan zul je grootmoedigheid waarderen.' 'Waagt u zich bij een Bene Gesserit aan zulke onhandigheden?' vroeg ze. 'Grove daden brengen hun eigen boodschap,' zei Paul. Ze aarzelde en overwoog zijn woorden. Hij zou haar dus toch nog kunnen doden... op een grove manier, kennelijk, als zij... als zij wat? 'Zeg wat u van me wilt,' mompelde ze. Alia keek naar haar broer en knikte naar de gordijnen achter de troon. Ze kende Pauls beweegredenen hiervoor, maar toch beviel het haar niet. Noem het wilde profetie: zij voelde enorme weerstand tegen deelname aan deze onderhandelingen. 'Je moet voorzichtig zijn als je tegen mij spreekt, oude vrouw,' zei Paul. Hij noemde me al oude vrouw toen hij nog maar een kind was, dacht de Eerwaarde Moeder. Doet hij dit om me te herinneren aan het feit dat ik de hand in zijn verleden heb gehad? De beslissing die ik toen heb genomen, moet ik die hier opnieuw nemen? Ze voelde het gewicht van een besluit als een lichamelijk iets dat haar knieën deed trillen. Haar spieren schreeuwden van vermoeidheid. 'Het was een lange wandeling,' zei Paul, 'en ik zie dat je moe bent. We zullen ons terugtrekken in mijn privé vertrek achter de troon. Daar mag je zitten.' Hij maakte een gebaar naar Stilgar en kwam overeind. Stilgar en de ghola liepen naar haar toe en hielpen haar de trap op, waarna ze Paul volgden door een gang die schuilging achter de gordijnen. Toen besefte ze waarom hij haar in de troonzaal had ontvangen: een gebarenspel voor de wachters en de Naibs. Dan was hij dus bang voor ze. En nu - nu toonde hij minzame welwillendheid. Wat een lef, dergelijke streken uithalen met een Bene Gesserit. Of was het wel lef? Ze voelde nog een aanwezigheid achter haar rug, keek om en zag Alia achter hen aankomen. De ogen van de jonge vrouw stonden somber en onheilspellend. De Eerwaarde Moeder huiverde. Het privé vertrek aan het eind van de gang was een plasmeld kubus met een ribbe van twintig meter. Gele gloeibollen verlichtten de ruimte en de wanden waren behangen met de donkere oranje gordijnen van een woestijnstiltent. Er stonden divans, zachte kussens, kristallen waterkaraffen op een lage tafel en er hing een vage geur van melange. Het leek er benauwd klein na die grote buitenste zaal. Paul liet haar plaatsnemen op een divan, ging voor haar staan en bestudeerde haar gezicht - stalen tanden, ogen die meer verborgen dan ze blootgaven en een sterk gerimpelde huid. Hij gebaarde naar een waterkaraf. Ze schudde haar hoofd waardoor een lok van haar grijze haar losraakte. Met zachte stem zei Paul: 'Ik wil met je onderhandelen over het leven van mijn geliefde.' Stilgar schraapte zijn keel. Alia bevoelde het heft van haar krysmes dat in een schede om haar hals hing. De ghola bleef bij de deur staan, zijn gezicht uitdrukkingloos, zijn metalen ogen gericht op een punt in de lucht vlak boven het hoofd van de Eerwaarde Moeder.

'Heb je een visioen gehad waarin ik een rol speelde bij haar dood?' vroeg de Eerwaarde Moeder. Ze bleef op de ghola letten omdat hij haar op een vreemde manier verontrustte. Waarom zou ze zich bedreigd voelen door de ghola? Hij was een werktuig van de samenzwering. 'Ik weet wat je van me verlangt,' zei Paul, haar vraag ontwijkend. Dan vermoedt hij het dus alleen maar, dacht ze. De Eerwaarde Moeder keek omlaag naar de neuzen van haar schoenen die uit een vouw van haar mantel staken. Zwart... zwart... schoenen en mantel vertoonden kentekenen van haar opsluiting: vlekken en kreukels. Ze hief haar hoofd op en ontmoette een boze blik uit Pauls ogen. Verrukking golfde door haar heen, maar ze verborg de emotie achter getuite lippen en neergeslagen oogleden. 'Wat voor munt bied je?' vroeg ze. 'Jullie kunnen mijn zaad krijgen, maar niet mijn persoon,' zei, Paul. 'Irulan verbannen en bevrucht met kunstmatige - 'Hoe durf je!' De Eerwaarde Moeder verstijfde van woede. Stilgar deed een halve pas naar voren. De ghola glimlachte verontrustend. En nu keek Alia naar hem.