27
Ik zou blijkbaar niet een van die mensen zijn die seks konden scheiden van emotie. Ik huilde-voor het eerst sinds tien jaar-zo ongeveer van begin tot eind. Ik voelde hoe die stenen balletjes in mijn buik enigszins erodeerden, langs elkaar wreven, losraakten. Nog gênanter: vlak nadat Pete aankondigde dat ik nu officieel maagd af was, hield ik hem even tegen en zei: 'Ik hou van je. ' 'Ik ben ook verliefd op jou, ' zei hij, terwijl hij naar mijn vlekkerige gezicht keek en de tranen wegzoende. 'Ik wil je mee naar huis nemen. ' Ik begreep de droefheid in zijn blik niet. 'Laten we naar huis gaan, ' zei ik. Ik zou ook niet een van die muisstille types zijn. Ik riep ja en krijste als een meeuw tot we allebei slap waren. Tien minuten later ging ik bovenop en joelde ik van voren af aan. Het was lekker. Het was erg lekker. Ik was verliefd. Ik wilde in de woonkamer dansen met de man die ik liefhad. We namen de platenspeler mee en draaiden aan een stuk door nummers van de Beatles. Ik draaide Help en met een garde bij wijze van microfoon danste ik op banken, tafels en matrassen. Ik prees de Heer, zoende Pete, en vroeg of we nog een keer konden. 'Jezus Christus, Bronwyn, we hebben het al vijf keer gedaan! Straks valt-ie eraf. ' Ik voelde me afgewezen. Ik ging pruilend zitten. Het viel me op dat het nummer niet was versprongen zoals toen ik het in mijn kamer had gedraaid. 'Het nummer is niet versprongen. ' 'Wat?' 'Laat me maar even. ' Ik bracht de platenspeler terug naar zijn plek onder mijn slaapkamerraam, sloot hem aan, legde de plaat erop en draaide Help nog een keer. Het nummer werd zonder haperingen afgespeeld. Ik slaakte een zucht en vroeg me af wat ik me eigenlijk in mijn hoofd had gehaald. De manier waarop ik me over de platenspeler boog had iets waardoor Pete opeens zeker wist dat hij wel een zesde keer kon. Ik zette het nummer weer op en we zoenden op de matras. 'Ssst!' 'Wat is er?' vroeg Pete. 'Ssst! Luister... ' Ik kwam overeind en zette de plaat weer op. Het nummer ging onafgebroken door tot de bewuste regel, maar ditmaal versprong de naald niet; hij stokte, op precies hetzelfde punt: pleeeeeeeeeeeeeeeeeease heeeeeeeelp meeeeeeeeeeeeeeeee. Plop. Niet alleen waren de woorden in een griezelige slow motion steeds lager van toon geworden en daarna plotseling gestokt, maar tegelijkertijd was ook het licht uitgegaan, en toen ik opstond om het weer aan te doen, besefte ik dat andere lampen ook uit waren. Sterker nog, overal was de stroom uitgevallen. 'Zie je dat?' Even was alles stil. Toen hoorde ik Hamish en Francesco thuiskomen van de Poolse club en naar de bong in de woonkamer lopen. Ik knielde neer op de vloer, ging op mijn buik op de kale planken liggen en spitste mijn oren. 'Wat doe je?' vroeg Pete vanaf zijn post- en precoïtale positie op de matras. 'Kom hier!' Pete kwam naast me liggen en luisterde naar de geluiden die zonder twijfel uit het souterrain kwamen. We keken elkaar aan en drukten ons oor op de planken. Het was een vrouwenstem en ze schreeuwde... 'help! help help me!
28
Toen de deur van de afgesloten kamer was opengegaan, had Celia gebraakt, en ze dreigde te stikken. Ze probeerde haar luchtwegen uit alle macht te bevrijden van wat haar maag er wonderbaarlijk genoeg nog had uitgegooid, greep de scherf waarmee ze de touwen rond haar polsen had doorgesneden, en hakte met overgave op haar gezicht in. Na drie enorme sneden was het polyester doormidden. Ze trok het van haar gezicht af en spuugde het gal uit haar mond. Ze hoestte. Als ze zichzelf had kunnen zien, zou de schok haar waarschijnlijk de dood hebben ingejaagd. Ze had een mond alsof ze uit een windtunnel kwam: vervormd, stijf, strak naar achteren getrokken en vast in die stand. Haar rechterwang zat vol blaren van de vlam die erlangs had gelekt. Ze had zichzelf van oor tot kin gesneden. Omdat ze niet nog een keer wilde overgeven, smeet ze de deur naar de tweede kamer dicht. Haar lichaam had nieuwe kracht gevonden, aangespoord door de stemmen van haar gezin, en door wat ze in de afgesloten kamer had gezien. Ze hakte op haar benen in en bevrijdde die. Ze kon niet lopen - ze had te weinig kracht en was het verleerd - en kroop daarom maar moeizaam naar de afvoerbuis om te drinken, terwijl het bloed uit haar wonden spoot. Ze schreeuwde. Er kwam muziek uit een van de kamers van het huis. Ze klauterde de trap op en bonkte op de deur. Ze riep, maar de muziek was te luid. Ze ging even op de bovenste tree zitten. Misschien was ze flauwgevallen. Voor ze besefte wat er gebeurde, lag ze onder aan de trap en was de muziek van plaats veranderd. Het geluid kwam nu uit de slaapkamer van het meisje. Ze kroop op handen en voeten haar kamer in en gilde naar het rooster in de muur, schreeuwde de dageraad in. Uit alle sneden die ze zichzelf had toegebracht om los te komen gutste bloed. Ze ging voor het eerst in vijf weken staan en wachtte trillend op het juiste moment om de stoel op te tillen en ermee tegen het plafond te bonken. Ze had het gevoel dat ze een auto optilde. De plaat sloeg over. Ze riep, maar het nummer was opnieuw begonnen, en overstemde haar. Ze kroop terug naar het gangetje, waarbij ze een spoor van dik bloed achterliet, deed de deur naar de stinkende kamer open, stak daar met dichtgeknepen ogen haar hand in en haalde de schakelaar van de stop-penkast over. Overal werd het stil. Celia zonk neer in haar plas bloed en perste het laatste beetje energie uit haar bezwijkende lichaam... 'help! help! help me!'
29
Ik trok razendsnel mijn netbalrok en poloshirt aan en jakkerde over de benedenverdieping van het huis, op zoek naar een valluik, of wat voor toegang dan ook tot het souterrain. Ik rende de tuin in en zag een open rooster, en toen ik neerknielde om naar binnen te kijken, ging ik bijna over mijn nek. Het was een kamer, onder de uitwerpselen, met een stoel en verspreid liggende, kapotte spullen. Ik zag de vrouw niet, maar door de deuropening van de kamer zag ik het onderste deel van een trap. Ik rende weer naar binnen en deed de gangkast open. Ik slingerde blikken verf en rollen behang de gang in en gilde: 'We komen eraan! We komen eraan! Hou vol!' Misschien zat er onder de rotzooi een opening, dacht ik. Hamish en Francesco liepen de woonkamer uit om te zien wat er aan de hand was, en daarna kwamen de anderen de trap af om zich bij hen te voegen. Ik hield op toen de achterwand van de kast zichtbaar werd. Shit, waarom hadden we dit niet gevonden? Er zat een doodgewone, witgeverfde deur in, amateuristisch verstopt achter gemakkelijk verplaatsbare rommel. Hamish trapte tegen de afgesloten deur, maar hij was te zwak en kreeg er geen beweging in. 'Pete, jij moet het doen, ' riep ik. 'Snel!' Hij ging in zijn boxershort de lege kast in, haalde diep adem, en trapte tegen de deur, die al bij de eerste poging neerging. De scharnieren vlogen uit de lijst en de deur viel bonkend naar beneden, kennelijk een trap af. Ik ging als eerste. De trap was van hout, zonder reling, en kleverig. Ik besefte het toen niet, maar ik liep over bloed, en liet rode voetstappen achter. Onder aan de trap stapte ik over de gevallen deur heen en toen zag ik haar. Een hoopje op de vloer van het betonnen, stinkende gangetje. Haar ogen waren open en staarden me aan, maar met moeite, want het bloed gutste uit haar graatmagere lichaam. 'Wie was het?' vroeg ik. 'Wie heeft je dit aangedaan?' Ze kon geen antwoord geven. Ik nam haar in mijn armen. Ik hoorde Hamish, Pete en Francesco achter me praten, en braken door de stank. Ik deed mijn best om met mijn handen haar wonden af te sluiten en riep naar de anderen dat ze zich moesten vermannen en zo snel mogelijk de ambulance moesten bellen. 'Wie heeft dit gedaan?' vroeg ik nogmaals. 'Grote ogen, ' mompelde ze telkens, terwijl ik haar haar streelde. 'Grote ogen. '
30
Celia's ogen hadden zich hoopvol opengesperd toen ze hoorde dat de deur boven aan de trap werd ingetrapt. Eindelijk. Kon het waar zijn? Had ze hem verslagen? Maar toen er voeten de trap afkwamen, waren haar ogen alweer bijna dichtgegaan. Er stonden mensen over haar heen gebogen. Ze hoorde stokkende adem en een gil, en even kon ze de gezichten zien: drie mannen en een jonge vrouw. Ze schoven wervelend ineen tot een beeld dat net zo onwerkelijk was als de wereld die ze zo ongeveer de afgelopen maand had bewoond. Gezichten, kleren en stukken huid, allemaal wazig en vreemd. Ze keek naar hen op en probeerde te spreken, of in ieder geval te wijzen, maar ze werd zwakker, was waarschijnlijk stervende. Wat zou het lullig zijn, na alles wat ze had doorgemaakt, om het toch niet te redden, niet het gegil te horen van haar gezin dat op haar af rende, zelfs niet de kracht te hebben om naar een van de op haar neerkijkende mannen te wijzen, en te zeggen: ' Is hij het? Is dat zijn stem? Zijn houdingkomt me bekend voor! Celia kon maar twee woorden uitbrengen: 'Grote ogen. ' Ze wilde zo graag meer kunnen zeggen, en het monster dat haar waarschijnlijk had vermoord te pakken krijgen. Ze werd door frustratie overmand toen ze zichzelf moeite hoorde doen om te spreken: ze maakte raspende geluiden, meer niet, en de inspanning deed zo'n pijn dat ze zich uiteindelijk met plezier in het donker terugtrok.
31
In mijn armen lag een naakte vrouw op sterven. Ze leek totaal niet op de vrouw die ik in Gregs krantenknipsels had gezien. Haar gezicht zat vol blaren, haar vingerbotje stak uit, haar mond was gezwollen en kapot, haar benen waren aan flarden, haar kleine lichaam was verzwakt en vel over been. Ik keek haar aan en praatte tegen haar: 'Blijf naar me kijken... Je zoontjes missen je... Ik ga Sam, Johnny en Greg zo halen... Je komt hier wel doorheen... Straks ben je weer bij hen, dan ben je weer moeder en vrouw... Het komt allemaal goed, echt waar... Kijk me aan, oké?' Ze deed haar mond open en probeerde iets te zeggen. Ze hapte naar adem. Haar tong was opgezeten bloedde. Ik zag de frustratie in haar ogen terwijl ze me smeekte te begrijpen wat ze probeerde te zeggen, maar nadat ze de woorden 'Grote ogen' had uitgebracht, kwam er niets meer. Ze deed haar ogen dicht toen de twee ambulancebroeders verschenen. Ik wilde haar niet laten gaan. Ik wilde haar in mijn armen houden, bij haar zijn, haar dwingen in leven te blijven. Gekweld door een overweldigend schuldgevoel ging ik opzij om het door de ambulancebroeders te laten overnemen. Ze had al die tijd onder mijn kamer gezeten en ik was te stoned en te stom geweest om haar te redden. Ik rende over de met bloed bedekte trap en de vloerplanken van de gang naar buiten, naar de overkant van de straat, waar ik op Gregs deur bonkte, en schreeuwde: 'greg! greg! ze leeft nog!' Een seconde later deed hij open. Hij was in pyjama. De jongens stonden in pyjama achter hem. 'Ze leeft nog! We hebben haar gevonden! In het souterrain van mijn huis.' 'Wat?' zei Greg ongelovig. 'Celia. Ze is bij mij in huis. Levend en wel. ' Ik had zijn hand willen pakken om hem naar haar toe te brengen, maar hij was me te snel af, net als Sam. Ze renden de weg over, het kraakpand in. 'Stop!' riep ik, terwijl ik hen achterna rende, met Johnny in mijn armen. 'Laat Sam bij mij! greg!' Greg bleef staan en keerde zich naar me toe. Hij begreep uit mijn reactie dat het erg was.
Hij wendde zich tot Sam. 'Blijf bij Bronny, ' zei hij. 'Blijf daar terwijl ik mama ga halen. Ik kom zo weer naar buiten. ' Ik hield Johnny en Sam op het stoepje van hun appartement in mijn armen en we keken uit over de straat, zoals ze ook hadden gedaan toen ze zaten te wachten tot hun kat thuiskwam. 'Ze heeft mijn e-mails waarschijnlijk gekregen, ' zei Sam. 'Ik heb tegen haar gezegd dat ik Johnny's Tardis zou pikken als ze niet terugkwam. ' Ik gaf Sam een zoen op zijn voorhoofd. Zijn ogen waren plotseling anders. Het waren de ogen van een zevenjarige. Uiteindelijk kwam Greg naast de brancard naar buiten, en hij rende op ons af terwijl ze de brancard achter in de ambulance laadden. 'Mama gaat naar het ziekenhuis. Blijf bij de broeder tot je oma er is. Greg keek me even met samengeknepen ogen aan. Hij vroeg zich af wie ik was, wie ik werkelijk was. Hij griste John-ny van mijn schoot en gaf hem aan de ambulancebroeder. Daarna loodste hij Sam naar zijn jongere broer. Sam keek achterom en lachte me vriendelijk toe. Toen Greg terugrende naar de overkant van de straat, besefte ik dat ik niet langer bevriend met hem was. Ik was met niemand meer bevriend. Ik was een kraker van onduidelijke herkomst die mogelijk in het souterrain een onschuldige vrouw had verborgen en mishandeld. Ik rende het kraakpand in. 'Pete!' riep ik. 'Pete! Waar ben je? Ik snakte ernaar hem in mijn armen te houden. 'Hierbeneden, ' zei hij. Met tegenzin daalde ik af naar het souterrain. Fliss, Cheryl-Anne, Pete, Zach en Hamish stonden daar met open mond te kijken naar iets in een van de twee kamers. Ik liep naar hen toe en wierp een blik in de kamer met de deur. Het was inmiddels licht. Ik hoorde de politieauto's aan komen rijden, en ik zag wat zij zagen: velletjes papier vastgeprikt aan de rechtermuur, rugzakken en slaapzakken op een rijtje tegen de linkermuur, en pal voor me twee rechtop gezette vrouwen, als mummies omwikkeld met huishoudfolie. Hun dode ogen staarden ons door her plastic aan. Ik viel flauw. Toen ik bijkwam, stond er een politieagent over me heen gebogen.
32
Alle zeven kregen ze handboeien om - Bronny, Cheryl-Anne, Fliss, Zach, Hamish, Pete en Francesco - omdat ze stuk voor stuk verdachte waren. Ze waren verbloemd geweest door rugzakken en paspoortstempels, maar nu zouden ze ontmaskerd worden. Er waren twee vrouwen vermoord in hun met drugs bezaaide huis. Misschien wel drie. En voorlopig waren deze verdorven, thuisloze, familieloze reizigers de enige voor de hand liggende kandidaten. Zeven... Zach had de handboeien omgekregen terwijl hij nog verbijsterd naar de huishoudfolievrouwen staarde. Hij stond erbij als een standbeeld, verstijfd. Hij was schoppend en schreeuwend het souterrain uit gesleurd, want een van de vrouwen was zijn zus. Hij had haar zes maanden geleden voor het laatst gezien, op vliegveld Tullamarine. Hij had in Torquay nog een paar vroege golven meegepikt en was toen in de Land Cruiser gestapt. Zijn ouders hadden gehuild nadat bij check-in balie 33 de picknick was verorberd, en ze hadden nog harder gehuild toen Jeanie in de vertrekhal voor internationale vluchten achter de schuifdeuren verdween. Op weg naar huis hadden Jeanies ouders haar drie keer gebeld. Ze stond nog in de rij voor de paspoortcontrole, dronk koffie bij gate 11, stond op het punt het vliegtuig in te gaan, moest nu ophangen, ik hou van jullie! Ze hadden niet verwacht dat ze vaak zou bellen, maar toen ze na een paar maanden helemaal niets meer van zich liet horen, begonnen ze zich enigszins zorgen te maken. Vrienden zeiden dat ze dat niet hoefden te doen. Kinderen die op de bonnefooi rondreisden belden nooit naar huis. Ze had waarschijnlijk geen bereik meer. Ze namen het advies van hun vrienden ter harte en maakten zich minder druk, vooral toen ook Zack besloot te vertrekken. Hij zou haar opsporen, haar een tik op de vingers geven, ervoor zorgen dat ze in vredesnaam een keer naar huis belde. Ze was naar de Royal gegaan, dat wist Zach, en hij was opgetogen geweest toen Francesco had gezegd dat hij zich haar herinnerde. 'Ze is geloof ik naar een kibboets vertrokken... Niet in paniek raken, ze neemt vast wel contact op.' Dus raakte hij niet in paniek. Hij genoot meer en meer van de levensstijl: gitaar spelen, wiet roken, cocaïne en ecstasy gebruiken, met allerlei vrouwen neuken, en vergeten naar huis te bellen.
Telkens wanneer hij bedacht hoe bezorgd hij was ge-weesr, barstte hij in lachen uit. Nu wist hij precies hoe het zat zij was net als hij de reiszone binnengegaan, een bovenaards zwart gat waarin je zelfs vergeet dat je familie hebt, omdat de mensen met wie je optrekt leuker zijn dan familieleden, interessanter en meer geïnteresseerd. Je vergeet ook dat je een thuis hebt, want iedere ruimte die je met je nieuwe familie deelt, om het even waar, is nu je thuis. Maar Jeanie was niet in Israël. Ze was verpakt in huishoud-folie. Zachs handboeien werden niet lang na aankomst op het politiebureau verwijderd. Hij was geen verdachte meer. Hij was slachtoffer. Nog zes... Vrouwen zullen in het algemeen geen andere vrouwen ontvoeren, verkrachten, martelen en vermoorden, redeneerde Vera Oh. De politie speelde aanvankelijk wel met de gedachte dat Cheryl-Anne met een man had samengewerkt, a la Myra Hindley, vooral gezien haar boze racistische ideeën en het feit dat ze haar driejarige kind in een ander land had achtergelaten om zelf de bloemetjes buiten te kunnen zetten. 'Wat is ze voor een vrouw?' had Vera Oh tegen haar collega gezegd nadat ze Cheryl-Anne McDonald uit Wagga Wagga hadden verhoord. 'Een beetje mannelijk, hé?' Maar Cheryl-Anne was ook zo'n vrouw die een dagboek bijhield, die tot in de kleinste bijzonderheden haar activiteiten beschreef en recepten en toegangskaartjes op de bladzijden plakte, en haar activiteiten hadden allemaal op een zodanig tijdstip plaatsgevonden dat ze onmogelijk a la Myra Hindley betrokken kon zijn geweest bij een van de misdaden. Cheryl-Annes handboeien werden niet lang na die van Zach losgemaakt. Nog vijf... Wat Fliss betrof, die was na Celia's ontvoering in Londen aangekomen, en was een snotterend wrak, bang voor het donker, en al helemaal voor bloed. Nog vier... Hamish was in Ballarat, Australië, geweest rond het tijdstip van Celia's verdwijning. Nog drie... twee... één... Pete was aan de beurt, en toen ze zijn naam hadden ingevoerd in de computer namen ze niet eens meer de moeite om Francesco en Bronwyn te controleren, want Francesco had niet na zijn achttiende het grootste deel van de tijd in de gevangenis doorgebracht en Bronwyn had geen bondagemasker onder de matras verstopt. Pete wel.
33
Terwijl ik zat te wachten tot ik vrijgelaten zou worden uit het politiebureau, dacht ik terug aan die avond in de Poolse club. Ik was volkomen uit mijn dak gegaan van de ecstasy, en had maar lopen bazelen over mijn nieuwe vrienden: dat Cheryl-Anne pindadoppen at; dat Fliss zelfs onder een rok geen onderbroek droeg. Ik herinnerde me dat ik hen onsterfelijk had liefgehad. Toen een vriendelijke Aziatische agente me ondervroeg over de andere verdachten, vertelde ze me van alles wat ik nooit had geweten. Cheryl-Anne weigerde al drie jaar met haar ouders te praten. Ze wilden dat ze thuiskwam om haar mooie dochtertje te zien, maar ze had er gewoon geen zin in. Ik wist niet dat Fliss' verloofde haar de dag voor hun huwelijk had laten zitten, en dat ze gebroken en boos naar Londen was gekomen, in de hoop het helemaal te gaan maken als model, zodat ze triomfantelijk terug naar huis kon gaan om te zeggen: 'Kijk, klootzak, ik ben een supermodel en ook al ga je op je knieën, ik vergeef het je nooit!' Ik wist niet hoezeer ze haar best had gedaan om door te breken; dat ze na honderden go-sees en audities haar toevlucht had genomen tot prostitutie om een mooie serie foto's bijeen te krijgen en zich te kunnen blijven voorzien van dieetamfetamines. Ze had een behoorlijke reputatie opgebouwd in de omgeving, zei de agente, en het zou niet lang duren of ze zou ontslagen worden bij de Slug and Lettuce omdat ze de voorraadkamer als haar boudoir had gebruikt. Ik wist niet dat Zack voldoende cocaïne op zijn kamer had om een klein land te bevoorraden. Dat Hamish de universiteit niet had afgemaakt. Dat Pete een seriemoordenaar was. En zij hadden niets van mij geweten. Niemand van hen wist dat ik jarenlang de dood bij me had gedragen; dat ik ervoor op de vlucht was en dit zo langzamerhand beu werd. Niemand wist dat ik een groot deel van mijn jeugd op een in onbruik geraakt spoorwegstation had toegekeken hoe een oude man zijn paarden verzorgde, dat ik niets dan woede voelde als ik mijn moeders graf bezocht. Niemand wist dat ik voor de varkens bad als ze de spekfabriek in schuifelden. Niemand wist dat ik verliefd was geworden. Hopeloos verliefd. Ik ondertekende de vrijlatingsvoorwaarden. Het kwam erop neer dat ik tot het einde van de rechtszaak het land niet mocht verlaten. Terwijl ik mijn naam neerkrabbelde, zag ik Pete aan een tafel in een verhoorkamer zitten. Hij huilde. Zijn handen omvatten zijn wangen en de tranen biggelden over zijn gezicht. Hij ving mijn blik op en schudde zijn hoofd alsof hij wilde zeggen: 'Ik was het niet.' Ik schudde mijn hoofd: 'Klootzak. ' Hij gebaarde dat ik naar hem toe moest komen. Ik zag dat hij de agent in zijn kamer iets vroeg. De agent deed de deur open. 'Juffrouw Kelly?' 'Ja?' 'Twee minuten.' Wilde ik wel naar binnen? Kon ik, nu ik wist waarvan hij was beschuldigd, wel tegenover hem zitten, terwijl ik nog zijn lichaam op het mijne voelde, nog mijn hart sneller voelde kloppen zoals toen hij in het park naast me had gelegen? Mijn verstand had besloten niet naar binnen te gaan, maar mijn lichaam had daar geen gehoor aan gegeven. We zaten lange tijd zwijgend bij elkaar tot Pete het woord nam. 'Ik heb vroeger auto's gejat en daarvoor ben ik gedeporteerd. Het enige wat ik in dit land heb gedaan, is proberen zo snel mogelijk weer thuis te komen. Ik heb nooit iemand iets aangedaan. Ik ben geen monster. ' 'Ze zeggen dat je je op Heathrow in een doodskist hebt verstopt. ' 'Dat is niet waar. Je moet niet naar hen luisteren. Ik ben niet zoals ze zeggen dat ik ben. ' 'Wie ben je dan wel?' 'Ik ben Peter McGuire, ik ben vierentwintig en kom uit een plaats in de buurt van Adelaide. Mijn moeder is een alcoholist. Mijn vader is een Engelsman. Ik ben verliefd op je. ' Het kan zijn dat mijn stoel op de grond viel toen ik opstond en wegliep, maar ik keek niet achterom om het te controleren.
34
Verdomme. Het was erg vervelend. Hij werd er zelfs kribbig van. Hadden ze allemaal maar eerder hun bed opgezocht en niet die tweede pil genomen, dan zou hij het hebben opgelost en verder zijn gegaan. Hij wilde nu al een tijdje niets liever dan verdergaan. Met het meisje in de netbalrok misschien. Maar in plaats van met haar verder te gaan, stond hij opeens naast haar naar de vrouw te kijken die hij allang niet meer zag zitten. Mijn god, het was schandelijk, zoals die vrouw zich had toegetakeld. Hij had zich kribbig gevoeld toen de anderen kokhalzend naar de vrouw keken, spuitende wonden dichtdrukten, en de ambulance, de politie en de mensen van de overkant erbij haalden. Oké, oké, ze had zichzelf kennelijk in stukken gehakt om te ontsnappen, en ze was naakt en overal bruin en rood. Nou en? Maak er niet zo'n drama van. Hij was nog kribbiger geworden door hun reactie op de andere kamer. Het was het flauwvallen niet waard: twee naakte vrouwen, van top tot teen verpakt in huishoudfolie, waar hun ogen als verse sla doorheen keken. Het was hun eigen schuld. Hij was nooit van plan geweest hen te vermoorden, maar zoals ze zichzelf hadden toegetakeld... ongelooflijk. Hij had hun een gunst bewezen, door hen in te pakken. Beter zo dan soppig en stinkend, en oké, je rook wel wat, maar het had veel erger gekund, als je in aanmerking nam hoelang ze daar al zaten. Hij dacht terug aan die keer dat hij als jongen ziek was geweest en zijn moeder niet was thuisgekomen, zelfs niet had gebeld om te zeggen dat ze iemand had leren kennen en voorlopig weg zou blijven. Hij had zich vreselijk ellendig gevoeld, en zin gehad om de pillen in te nemen die ze in het medicijnkastje had achtergelaten, maar toen was die vrouw langs het slaapkamerraam van zijn twaalfjarige zelf gerend. Waar was ze nu? Wat kon hij doen om zichzelf op te beuren? Zodat het niet langer was alsof er een steen op zijn maag lag?
Hij had het gevoel dat hij een eeuwigheid zou kunnen slapen. Pete zat op zijn betonnen bed te denken aan de laatste keer dat hij gearresteerd werd. Dat gebeurde op de Eyre Highway. Een politieauto had zijn gestolen Jaguar vier uur lang over de rechte, vlakke weg achtervolgd. Uiteindelijk was Pete vlak voor Ceduna zonder benzine komen te zitten. Tegen de tijd dat de politieauto hem had ingehaald en naast hem kwam staan, had hij twee sigaretten gerookt en een appel gegeten, met klokhuis en al. 'Goeiedag, ' zei Pete tegen de jonge agent. De jonge agent had geen antwoord gegeven. Pas na verscheidene weken had Pete op zijn vaste plek in de rechtszaal plaatsgenomen. 'Peter McGuire, u bent schuldig bevonden aan achttien beschuldigingen van autodiefstal, drie aanklachten wegens roekeloos rijgedrag, dertien aanklachten wegens verzet bij arrestatie, en vier aanklachten wegens geweldpleging tegen een politieagent. Ik heb het achtergrondverslag voor me en zou graag zo spoedig mogelijk tot veroordeling willen overgaan. ' De rechter had het verslag doorgebladerd. '"Heeft echte vader nauwelijks gekend... Moeder alcoholist... Van het ene pleeggezin naar het andere gegaan... " Een droevig verhaal voor de medelijdende lezer... Maar ik ben nu eenmaal geen medelijdende lezer. ' De rechter had zijn ogen opgeslagen en Pete aangekeken. 'Ik heb het altijd vreemd gevonden dat men tweehonderd jaar geleden mensen zoals u hiernaartoe zond. Overtreed de wet en je wordt in het paradijs gezet. Welnu, ik stuur u terug. ' 'Waar hebt u het over?' vroeg Pete. 'Uw vader is Engelsman. ' 'Die is vertrokken toen ik klein was. ' 'Inderdaad. Terug naar Cambridge... Hebt u weleens een paspoort aangevraagd? Bent u weleens naar zo'n plechtigheid geweest waar je volschiet bij het horen van het volkslied?' 'Ik heb hier mijn hele leven gewoond, ' had Pete gezegd. 'En dat is erg jammer geweest voor ons allemaal. ' Hij had geglimlacht. 'Ik zou maar een regenjas kopen, als ik u was. ' Toen ze Pete naar de cel hadden gesleept, huilde hij als een baby. Afgezien van de handboeien was zijn reis niet anders dan die van Bronny, tot de gratis drankjes aan toe, die hij tot zijn verbazing - van de stewardess kreeg nadat de escorterende agent in slaap was gevallen. Ook zijn aankomst was vergelijkbaar. Niemand stond hem op te wachten, zelfs geen reclasserings-ambtenaar. Hij kwam uiteindelijk in een kleine kamer op het vliegveld te zitten, bij een vriendelijke Schotse Celtic-supporter van de douane en een minder vriendelijke immigratiefunctionaris. 'Ga niet terug, ' zei de immigratiefunctionaris toen hij Petes handboeien losmaakte. 'Haal het niet eens in je hoofd. ' Pete liep de terminal van Heathrow uit en bleef staan in de regen.
Hij stond daar heel lang naar de grijze parkeerplaats en de grijze hemel te staren, en werd door- en doornat. Dat was zes maanden geleden. Hij had sindsdien heel wat gedaan. Vindingrijk als altijd had hij vrijwel meteen de onderwereld van Bayswater gevonden, en alle papieren verzameld die hij nodig had om terug naar huis te gaan, want dat was het enige waaraan hij dacht. Zijn eerste poging was conventioneel. Hij wist aan een vervalst Australisch paspoort te komen en kocht van de onderdelen van drieënzestig gestolen auto's een ticket bij Qantas. Daarna had hij wel een reclasseringsambtenaar. De tweede keer was hij vernuftiger. Vervalst Australisch paspoort, van het ene baantje naar het andere op allerlei cruiseschepen, en daarna drie maanden in hmp Belmarsh, Londen, wegens nieuwe vergrijpen en het niet nakomen van de voorwaarden van de proeftijd. Na zijn vrijlating nam hij contact op met de inschikkelijke Celtic-supporter, tevens douanebeambte, die hij bij aankomst had ontmoet. 'Ga als vracht, ' raadde de douanebeambte aan. 'Ik regel het wel.' 'In een koffer?' 'Doodskist. Een grote. Ik boor er gaten in, zorg ervoor dat het lijk schoon en stevig ingepakt is, en doe er eten en drinken voor je bij... Je bent er binnen vierentwintig uur. ' Het ontbrak Pete aan twee mille en aan trek, dus hij besloot het even te laten rusten. Hij sprokkelde wat referenties bij elkaar, kreeg een baantje waarbij zijn enige vaardigheid - spierkracht - goed van pas kwam, en probeerde uit alle macht andere mogelijkheden te verzinnen om thuis te kunnen komen. Grappig, dacht Pete nadat Bronny hem met droevige, bedrogen ogen had aangekeken en als een haas de kamer was ontvlucht - naar huis gaan leek nu volstrekt onbelangrijk. Na een poosje hoorde Pete de stemmen van een aantal agenten die buiten zijn cel stonden te praten. Hij kwam overeind en drukte zijn oor tegen de metalen deur. Ze zeiden dat ze zich zorgen maakten. Ze hadden eigenlijk niet voldoende. Als zij bijkwam, zei een van de agenten, dan wel, maar het zag ernaar uit dat ze hem zouden moeten vrijlaten. De tijd drong. Pete ging op het bed zitten. Ze zouden hem moeten vrijlaten.
DEEL 4
35
Bronwyn? Ik stond op het punt het politiebureau te verlaten, maar Vera Oh riep me. 'Je vriendinnen hebben een briefje afgegeven. ' 'Bedankt, ' zei ik, en ik liep lezend het trottoir op. Bronny, We gaan naar de Royal om bij te komen en daarna willen we andere woonruimte zoeken. We wachten daar wel op je. Fliss en Cheryl-Anne Fliss en Cheryl-Anne. De Royal. Kon ik het opbrengen om daar weer naartoe te gaan? Zou ik hen missen als ik het niet deed, vroeg ik me af, terwijl ik langs een Londense weg in een Londense buitenwijk vol Londenaren liep. Zou ik Cheryl-Annes te steil gemaakte haar missen? Fliss' luchthartige benadering van het leven en haar vaste sekslessen? Zachs Lenny Kravitz-vertolkingen? Hamish' goede raad? Francesco's innige belangstelling voor voedsel? Kon ik het verdragen hen nu weer te ontmoeten of zou ik hen alleen nog in een rechtszaal tegenkomen? En Pete? Mijn eerste indruk van hem was juist geweest. Daar had ik op af moeten gaan. Telkens wanneer ik de geluiden had gehoord was Pete er geweest, en hij had me regelmatig overvallen en de stuipen op het lijf gejaagd. Hij zat onder de tatoeages en was griezelig stil. Zijn verleden was een mysterie waarin niet gegraven mocht worden en zijn kamer lag vol gereedschappen. Van de politie was ik niet veel meer te weten gekomen dan dat hij een waslijst aan eerdere veroordelingen had. Hoe had ik zo dwaas kunnen zijn? Hoe had ik kunnen denken dat hij vriendelijk, zachtaardig, en de liefde van mijn leven was, terwijl hij in werkelijkheid... Godallemachtig, ik was ontmaagd door een seriemoordenaar. Ik dacht aan de tijd die ik in het kraakpand had doorgebracht. Al die tijd had Celia daar gezeten, roepend en bonkend om mijn aandacht te trekken, en ik had niets gedaan. Als ze doodging zou het mijn schuld zijn. Als ik dacht aan wat zij had doorgemaakt, wat de anderen hadden doorgemaakt... O, jezus. Waarom had ik die gangkast niet beter doorzocht? Waarom had ik mijn oren afgesloten met mijn vingers en geneuried in plaats van goed te luisteren? Waarom had ik geen argwaan gekregen bij de schoen, de bloedvlek, de overspringende plaat, de rook, de miauwende - en daarna verdwenen -kat? Kon ik het maar terugdraaien. Tijdens mijn doelloze wandeling kwam ik op een gegeven moment bij het kraakpand terecht. Het gebouw was afgedekt met plastic en de straat stond vol politieauto's. Zo af en toe bleef er iemand staan kijken. In de naastgelegen Royal zag ik bij de receptie twee vrouwelijke rugzaktoeristen, die Frances-co giechelend betaalden voor een kamer. Ik zag dat hij hen monsterde. In het internetcafé naast de receptie zag ik Ha-mish achter een van zijn computers zitten. Ik keek door het raam van het souterrain van de jeugdherberg: tien mij onbekende reizigers zaten daar te drinken en naar mtv te kijken. Er was een nieuwe golf gekomen, die het zand had geëffend. Ik besloot bijna naar binnen te gaan, me weer bij Fliss en Cheryl-Anne aan te sluiten en misschien samen met hen naar een veiliger oord te vertrekken. 'Jouw paspoort was daarbinnen. ' Ik schrok me een ongeluk, en toen ik me omdraaide, stond Zach daar. 'En je schoudertas, opgehangen aan de muur. Heb je het gezien?' Het duurde even voordat ik begreep wat dit inhield. Mijn paspoort, dat de dag na mijn aankomst in Londen was gestolen uit mijn kamer in de jeugdherberg, hing in die afschuwelijke kamer aan de muur, naast de paspoorten en tickets van de dode vrouwen. 'Ik zou de volgende geweest zijn, ' dacht ik hardop.
36
In het Cromwell-ziekenhuis zat Greg naast het bed van zijn vrouw. Het grootste deel van haar gezicht zat in het verband, en er waren twee infusen aangesloten op haar arm, één gevuld met bloed en één met een zoutoplossing. Ze lag nog steeds in coma. 'En onderaan heeft hij geschreven: "Het spijt me dat ik boos was, ik mis je. Liefs, Sam. "... Allemaal nog goed gespeld ook. Ik heb het op de schoorsteenmantel in de woonkamer gezet. Ik heb alles erg netjes gehouden, precies zoals je het wilt...' Hij wist dat hij bazelde, maar hij praatte de hele dag al tegen haar ingepakte gezicht aan, en het viel niet mee om met een levenloze vrouw te converseren, vooral niet omdat hij te horen had gekregen dat hij op het ergste voorbereid moest zijn, en hij het zichzelf vreselijk kwalijk nam dat hij het had laten gebeuren. Waarom had hij zich door haar ervan laten overtuigen dat het veilig was om op dat tijdstip naar huis te snelwandelen? Waarom had hij in godsnaam zelf de omgeving niet grondiger doorzocht, niet overal aangeklopt? Waarom was hij de kat niet achternagegaan? Dan had hij misschien haar schoen gevonden in de vuilcontainer, of in de kamer van dat meisje. Dan zou hij misschien het kabaal hebben gehoord dat ze had gemaakt, de arme Ciel. Wat had hij haar aangedaan? Wat had ze wel niet doorgemaakt? Een paar uur nadat Celia gehecht en verbonden was kwam een psychologe - een meter negentig, en met de sporen van het ontbijt van een kind op haar shirt - met Greg spreken. Hij zou er wel doorheen komen, zei de vrouw. Hij zou de kracht vinden. En Celia zou er ook doorheen komen. Haar littekens zouden genezen. 'En hoe zit het met de innerlijke littekens?' vroeg Greg. 'Die zullen genezen door jouw liefde - en de knuffels van de jongens. Ga naar huis om uit te rusten, ' zei de psychologe. 'Ze bellen wel als er iets verandert. ' De jongens gingen met alle vier hun grootouders, een tante en een oom naar huis. Het was de bedoeling dat ze tv-keken, maar eigenlijk keken ze naar de telefoon. Als die ging, zouden ze ofwel te horen krijgen dat ze nog leefde, ofwel dat ze dood was. De tv had veel minder aantrekkingskracht, maar toch schetterde Dr. Who's Het meisje in de kleerkast door de kamer, in een vergeefse poging iedereen af te houden van zelfkwelling. Sam vrat zich op omdat hij niet had geweten dat ze daar zat, omdat hij boos op haar was geweest toen ze niet was thuisgekomen, en omdat hij het haar kwalijk had genomen dat ze verdwenen was. Celia's moeder knarsetandde omdat ze niet had aangeboden haar dinsdagochtend af te halen, terwijl ze op dat tijdstip toch altijd wakker was.
Haar vader wou dat hij had aangeboden hun hypotheeklast te verlichten, zodat ze niet had hoeven werken. Haar broer vroeg zich af waarom hij hun de auto niet had gegeven die hij toch nooit gebruikte, een oude Volvo die hij wegens tijdgebrek nog steeds niet te koop had gezet. Dan had ze met de auto naar het ziekenhuis kunnen gaan. Haar schoonzus had best samen met Greg overal kunnen aankloppen toen hij om hulp had gevraagd nadat de zoektocht was gestaakt. Waarom hadden ze tegen hem gezegd dat hij ter wille van de jongens zijn leven weer moest oppakken? Vele anderen koesterden soortgelijke gedachten, slorpten uit de luchtgolven schuldgevoelens op die niet bij hen thuishoorden: Rechercheur Vera Oh, die als gevolg van haar eigen mislukte huwelijk had getwijfeld aan Gregs onveranderlijke verklaring dat hij en Celia gelukkig waren. De gewone politieagenten die de straat hadden afgezocht en de sportschoen niet hadden gevonden in de container. De buurvrouw die had beweerd dat ze Celia in het bijzijn van de jongens klootzak had horen zeggen. De collega die had doorverteld dat Celia zich erover had beklaagd dat de seks minder spannend was geworden. De man die vlak nadat ze was ontvoerd over Queensway Terrace had gelopen. Hij had een kerel onder een Honda Jazz zien kijken. Waarom had hij dat niet doorgegeven aan de politie? De eigenaar van het hotel achter het kraakpand, die voordat de krakers in het pand waren getrokken midden in de nacht iemand in de tuin had zien scharrelen. En zo ging het maar door. Overal schuldgevoelens, behalve waar ze thuishoorden. Greg wilde de psychologe graag geloven. Als ze, nadat ze weer bij bewustzijn was gekomen, hem onder al dat verband vandaan zou toelachen, dan was het misschien wel waar, dan zouden ze misschien wel weer gelukkig kunnen worden, maakte hij zichzelf wijs. 'Ik kan niet weggaan, ' zei Greg tegen de psychologe. 'Ik moet bij haar zijn als ze weer bij bewustzijn komt. ' 'Als ze weer bij bewustzijn komt, jaag je haar de stuipen op het lijf met die haardos, ' zei de psychologe. Greg keek in de kleine spiegel. Ze had gelijk. Zijn samengeklitte haar stond rechtovereind en nam meer ruimte in dan zijn hoofd. 'Ga naar huis, rust uit en neem een douche. We bellen je wel. ' Buiten Celia's ziekenhuiskamer ging de telefoon. Een dikke verpleegster met een Welsh accent nam op. 'Nee, geen verandering, ' zei ze. Greg keek de psychologe aan en slaakte een zucht. De politie verlangde er waarschijnlijk bijna evenzeer naar als hij dat ze weer bij bewustzijn kwam. Ze kon hem identificeren. Ze waren er vrij zeker van dat ze de man te pakken hadden, maar Celia's getuigenis zou doorslaggevend zijn. Greg dacht aan de man die zijn vrouw dit had aangedaan. Die klootzak had Greg overeind geholpen nadat hij over het bloed was uitgegleden. Greg had hem er zelfs nog voor bedankt dat hij de ambulance had gebeld. Hij had stoppelhaar, een boxershort, spieren en tatoeages. Had hij grote ogen? Het meisje, Bronwyn, had tegen de politie gezegd dat Celia's laatste woorden 'Grote ogen... ' waren geweest. Had hij grote ogen gehad? Hij kon het zich niet herinneren. 'Oké, ' zei Greg tegen de psychologe. 'Ik ga wel even uitrusten. '
37
Zach besloot in de Royal te blijven, maar nadat hij me over mijn schoudertas en paspoort had verteld, wilde ik me alleen maar nog sneller uit de voeten maken. Voor zover ik wist zaten Fliss en Cheryl-Anne daar nog op me te wachten. Maar ik kon niet naar binnen gaan. Ik kon niet in de buurt blijven van het huis waar ik Peter McGuire had aangeraakt en bemind, het huis waar ik Celia niet had weten te redden en waar ik het volgende slachtoffer zou zijn geweest. Terwijl ik Zach Queensway Terrace af zag lopen, dacht ik aan de terugreis van zijn zus. Zij zou niet dronken worden van Bacardi-cola en vanaf de rivier de Murray haar make-up bijwerken, in gespannen afwachting van het weerzien met iedereen. Ze zou moederziel alleen in een donkere kist in een ijskoud ruim tussen de koffers en ski's liggen. En ze zou niet begroet worden door de verrukte gilletjes van familieleden die verwonderd constateerden dat ze er zo gezond (dik) uitzag. Nee, zij en haar kist zouden naar een rustige kamer gebracht worden totdat het administratieve proces afgerond was. O god, het was de duisternis, hé? De duisternis zat achter me aan. Terwijl ik over Queensway drentelde had ik er spijt van dat ik het te gënant had gevonden Zach om geld te vragen. Ik had niets meer. Geen rooie cent. Ik was rondgekomen van de lening van Hamish en het brood en de pindakaas van anderen, en nu er geen mensen meer in mijn leven waren, zat ik in de nesten. Waar kon ik heen? Ik was platzak, afgepeigerd en uitgehongerd. Uiteindelijk liep ik maar naar het Porchester toe. Ze hadden me nog niet betaald. Omdat ik de week daarna mijn loon en bonus zou krijgen, besloot ik te gaan kijken of de baas een late shift had, en hem om een voorschot te vragen. Per slot van rekening was ik niet eens zo heel lang geleden Werkneemster van de Week geweest. De deur naar de stoombaden zat op slot. Het was nog maar negen uur 's avonds; de deur hoorde tot tien uur open te zijn. Ik klopte aan, maar er werd niet gereageerd. Ik liep naar de andere kant van het gebouw en ging de hoofdreceptie binnen. In de sportzaal en het zwembad wemelde het van de bezoekers, maar de tussendeur naar de stoombaden was dichtgetimmerd en werd geverfd. 'Waarom zijn de stoombaden dicht?' vroeg ik de knappe receptioniste die kort daarvoor nog met Pete had geflirt. 'Die zijn voorgoed gesloten, ' zei ze. Ze staarde me aan alsof ik de seriemoordenaar was. Ik liep langs het mededelingenbord. Mijn foto was inmiddels vervangen door die van Stella, de nieuwe Werkneemster van de Week. Ik ging de trap op naar Nathans kantoor en klopte aan. Hij was er nog, na een drukke dag waarin hij de stoombaden had gesloten en de meeste werknemers aan een andere baan had geholpen.
Maar hij had geen baantje voor me, en ook geen geld. Wel drie andere dingen: De half afgeschreven brief aan Ursula die ik bij de handdoekenbalie had laten liggen en waarin ik hem 'suf' had genoemd, de tas waarvan men had beweerd dat ik die had gestolen, aangetroffen in Petes kluisje, en goede raad. 'Ga mijn kantoor uit. Ik had naar Stella moeten luisteren. Hoepel op!' Okidoki, dacht ik bij mezelf, terwijl ik de trap af sloop. Stella en Cath hadden blijkbaar gehoord dat ik er was, en waren tevoorschijn gekomen om me uitgeleide te doen. Ze stonden naast de receptioniste die een oogje op Pete had gehad, en het hele rijtje wierp me vernietigende blikken toe terwijl ik langzaam het Porchester uit liep. Ik moest een veilig onderkomen zien te vinden voor de nacht, zodat ik me kon bezinnen op mijn volgende stappen. Ik mocht nog niet terug naar huis - ik was een belangrijke getuige - en had geen idee wat ik moest doen tot het allemaal voorbij was. Ik ging op een stoepje tegenover de ingang van de stoombaden zitten. Het was er donker en stil, en als ik mijn gezicht tegen mijn knieën drukte kon ik mezelf bijna onzichtbaar maken. De straat deed me aan Bucks Row denken, waar volgens Pete in 1888 een dode vrouw was gevonden. De moordenaar had haar keel doorgesneden en een stukje van haar voor zichzelf gehouden. God, war was ik stom geweest! Het was griezelig en stil - een doodlopend straatje aan het uiteinde van Queens-way- maar zo nu en dan liep er iemand langs. Personeel van het Porchester. Bezoekers in lycra. Een man en een vrouw, druk aan het kletsen. Een man alleen. Twee mannen - waren dat de louche kerels die me op de avond dat we het kraakpand inwijdden hadden gezegd wanneer we er weer uit moesten? Een man met een capuchon - was dat Bobby Rainproof, van wie ik dope had gekocht in de Poolse club? Mijn god, de onderwereld was overal; een wereld die ik tot voor kort nog leuk had gevonden, joeg me nu de stuipen op het lijf. Ik mocht het kraakpand niet in om mijn spijkerbroek of wat dan ook te halen, vandaar dat ik nog steeds mijn netbalrok en poloshirt droeg. Het werd koud. De sportzaal en het zwembad van het Porchester waren inmiddels gesloten en de straat was uitgestorven. Terwijl ik met mijn handen mijn armen warm wreef, herinnerde ik me dat ik de sleutels van de stoombaden nog had, vastgespeld aan de binnenkant van mijn po-loshirtzakje. In zijn woede was baas Nathan vergeten ze terug te vragen. Er scheurde een man op een brommer voorbij. Ik keek hem na tot hij de hoek om was, en rende toen naar de reusachtige deur. Die ging soepel open met de sleutel. Ik sloot de deur achter me, deed hem van binnen op slot, tuurde door het sleutelgat om me ervan te vergewissen dat niemand me had gezien, en stak de sleutel daarna weer in het gat. Het was donker binnen. Ik wilde het licht niet aandoen, omdat ik bang was dat iemand het buiten zou zien. Ik liep langs de receptie, griste een kan water uit de keuken, dronk de helft op en gaf de andere helft aan de droogstaande bamboe-palm, pakte wat brood achter de balie vandaan en liep door de dubbele deuren de enorme ontspanningsruimte in. Door het hele vertrek stonden de ligstoelen nog steeds klaar. Ik keek op de felverlichte digitale klok achter de handdoekenbalie.
Het was na tienen. Kauwend op het oudbakken brood pakte ik twee handdoeken achter de balie vandaan, en ik ging op een van de ligstoelen zitten. Maar ik warmde niet op. Ik liep terug naar het receptiehokje bij de voordeur en zette de computer aan. Het schijnsel van het scherm verlichtte de enorme wandspiegel tegenover het hokje. Dat ding was minstens twee meter vijftig bij twee meter vijftig. Zoals te verwachten viel, zag ik eruit alsof ik met een snoer aan de maan vastzat. Ik googelde Internet Café, Queensway Terrace, en draaide het nummer van Hamish - een mobiel nummer en godzijdank nam hij op. 'Hé, hoi, ' zei hij. God, zijn stem was precies wat ik nodig had. Kalm, vriendelijk, verstandig. 'Rustig maar, liefje. Maak je geen zorgen, ' zei Hamish. 'Er is niets meer aan de hand. Het is voorbij. ' Toen ik ophing, voelde ik een golf van opluchting. Nog even, en dan kwam Hamish, om me te knuffelen en op het hart te drukken dat het allemaal wel goed zou komen. Maar ondertussen was het hierbinnen verrekte koud. Ik stak de marmeren vloer over, liep de brede trap af die zich rond het kleine, druppelvormige dompelbad wond, en vervolgde mijn weg langs de douches en de manshoge spiegels daartegenover. Er sijpelde wat straatlicht naar binnen door een hoog raam in de scrubkamer tegenover de douches, die zonder kunstlicht nog meer op een martelkamer leek. Ik vroeg me af waar Handschoenvrouw nu naartoe zou gaan. Was er wel vraag naar handschoenvrouwen? Omdat de vloer niet was schoongespoten, waren op het oppervlak ervan hoopjes huidschilfers aangekoekt. Ik liep de hoek om naar de stoombaden en sauna's. Het was donker in het hart van het gebouw, maar ik wist dat er aan één kant twee sauna's waren, aan de andere kant twee stoombaden, en aan het eind een schoonmaakkast. Ik betastte de muur, op zoek naar het schakelkastje naast de kast waarvan Stella had gezegd dat ik die niet mocht openmaken, omdat ik daartoe niet voldoende bevoegd of opgeleid was. Eindelijk vond ik het kastje. Ik deed het metalen deurtje open, haalde een schakelaar over, en wachtte tot er iets gebeurde. Even bleef het gewoon donker, toen begon een van de sauna's te gloeien. Ik liep ernaartoe en wilde de glazen deur opendoen, maar die zat op slot. Ik ging terug naar het schakelkastje en zocht op de tast naar de sleutels die aan haakjes aan de binnenkant van het metalen deurtje hingen. Na er drie geprobeerd te hebben, vond ik de goede sleutel, en ik maakte de glazen deur van de sauna open. Eenmaal binnen legde ik de saunasleutel naast de koperen emmer met water neer, en ik schepte wat water op de kolen. Ze sisten en er kwam stoom af. Ik stond handenwrijvend over de gloeiende kolen gebogen, tot ik schrok van een krakend geluid - het leek wel een zinkend schip. Toen ik de sauna uit sloop, schoot er een rat langs mijn voeten. Ik gaf een gil en rende terug, langs de scrubkamer en douches, de trap op bij het dompelbad, door de ontspanningsruimte, door de dubbele deuren, langs de keuken, de receptie in. Ik draaide het telefoonnummer van thuis. De cijfers leken mooi, vertrouwd, veilig. 'Ursula!' 'Bron, hoe gaat het? Hoe bevalt Londen?' O hemel, mijn stem werd beverig. 'Ik hou van je. Ik wilde alleen je stem maar horen. ' 'Je klinkt iel. ' 'Was ik dat maar. Ik ben ruim zevenenvijftig kilo. Dat komt door de pindakaas en het bier. ' 'Je hebt een accent. ' 'Nietwaar. ' 'Ik zal wat geld aan je overmaken. Stuur me de bankgegevens maar per e-mail. ' 'Ik mis je!' 'Je bent van streek! Zeg op, Bronny. ' 'Er is niets aan de hand. Alleen, ik weet het niet.'
Plotseling begon alles in me te kolken. Ik voelde me verward. Gedachten en beelden tolden door mijn hoofd. Was het allemaal echt gebeurd? Was ik echt verliefd geworden op een man die mensen ombracht? Had ik echt geen acht geslagen op het geschreeuw van een gemartelde vrouw? Had ik echt vijftig procent kans te sterven? Uiteraard wisten Ursula en papa alleen van die laatste tollende vraag, en namen ze aan dat ik alleen daardoor van streek was gebracht. 'Bron, je moet dokter Gibbons bellen. Dit is belachelijk. Doe het nou, dan is het maar gebeurd. ' 'Ik durf niet.' 'Wij zijn er toch.' 'Ik heb het gevoel dat ik waardeloos ben.' 'Je bent ons meer waard dan wat dan ook. We houden van je. Luister, mama heeft een goed leven gehad. Zij en papa hielden van elkaar, en van ons. Je slaat je er wel doorheen, we slaan ons er allemaal doorheen, samen.' 'Maar ik zou twintig jaar lang aan het sterven zijn.' 'In het ongunstigste geval zou je twintig jaar leven, en dat is meer dan je nu doet... Papa wil je spreken.' Hij zat kennelijk bij Ursula op schoor... 'Bronny, ik heb iets voor je. Heb je daar een fax?' Ik keek om me heen. Naast de computer stond een faxapparaat. 'Ja.' 'Wat is het nummer?' Ik raadpleegde de sticker op de machine, las hem het nummer voor en zette het apparaat aan. 'Ik had het je eigenlijk pas na de uitslag mogen geven, maar je ging ervandoor... Het is van mama. ' Ik zweeg, en wachtte. Nog even, en mama zou tegen me spreken. Ze zou iets zeggen wat ik haar nooit eerder had horen zeggen, vanaf één enkel velletje wit papier. Ik hapte naar adem, terwijl ik de aan-knop van de fax rood zag oplichten. Ze komt eraan, ze komt eraan... ze is er. Het vel papier sijpelde de machine uit. Ik zag de schaduw van haar spookschrijverij: sporen van de ene regel na de andere, die door het papier heen schenen. 'Ze wilde eigenlijk dat je het na afloop zou lezen, nadat je de uitslag had gekregen, ' zei papa. Ik had zin om te gillen: 'Je moet me de brief van die dode vrouw niet geven, dat is een warrig zootje!' Ik had zin om te gillen: 'Nee! Dit heeft niets te maken met het opgegooide muntje. Ik ben zojuist aan een psychopaat ontsnapt!'
Maar het hele vel was met de geprinte kant naar beneden in de papierhouder terechtgekomen. Papa wachtte tot ik iets zei, maar ik hield mijn mond. 'Bronny?' 'Ja?' 'Gaat het een beetje?' 'Ja, hoor. ' 'Ik hou van je. ' 'Ik ook van jou... Ik ga nu het ziekenhuis bellen. ' 'Bel ons meteen daarna. ' 'Goed. ' Ik hing op en keek naar mama's brief. Ze had gewild dat ik die na de uitslag zou lezen. Papa had me de brief dan pas mogen geven. Maar daar waren ze, de woorden van mijn dode moeder, de persoon aan wie ik elk uur, elke dag, had gedacht, en die me in de steek had gelaten, overgeleverd aan het afschuwelijke wachten. Ik had al die tijd niets anders gedaan dan dat. En nu was het wel genoeg. Ik haalde de brief uit het apparaat en las hem. Hoi robbedoes, Ik zit op de veranda naar jou te kijken, terwijl je op je driewieler heen en weer rijdt. We hebben net samen uitgerekend dat je over 79 1/2 dag vier wordt! Je hebt krullend haar en lacht van oor tot oor. Ik ben de pompbediende en toen je langskwam om te tanken, pakte ik je bij je blije, mollige wangetjes en gaf je een zoen. Maar nu ben ik niet bij je, hé? Nu ben ik er niet om je te helpen. Het spijt me zo. Ik was achttien. Mijn moeder bracht me omdat papa niet lekker was. Ik herinner me tot op de dag van vandaag hoe het voelde. Zowel daarvoor als daarna, en weet je, ik zou niet kunnen zeggen of daarvoor wel fijner was dan daarna. Ik was er kapot van, maar daarna had ik het gevoel dat ik een nieuw paar benen had gekregen. Je leert opnieuw lopen - anders, maar opnieuw. Was het verkeerd dat ik verliefd werd op je vader? Ik was het niet van plan geweest, maar toen hij me na het bal van de Chocolate Association naar huis bracht, hadden we het geen van beiden meer in de hand. Was het verkeerd om die eerste keer zwanger te raken? Om Ursulas vrolijke oogjes naar me te zien lachen (dat wist ik zeker) lang voordat ze dat hoorden te kunnen doen? En om jou te krijgen? ...Sorry, je viel van je driewieler en ik moest een pleister op je knie plakken. Nu rijd je zelfs nog sneller. Ik hoop echt dat je je onstuimigheid nooit kwijtraakt. Ik heb erover gedacht een video te maken, maar toen stelde ik me voor dat je die keer op keer zou bekijken, zou terugspoelen en versneld zou afspelen, en dat vond ik geen prettig idee. Vandaar dat ik dit maar opschrijf, zodat je, als het zover is, kunt voelen dat ik bij je ben. Ik ben bij je, meisje van me. Ik ben bij je. En het komt wel goed. Ik ben een bofkont. Een gezegend mens. Ik hou van je. Voor altijd je mama, xxxxxxx Ik vouwde de brief op en stopte hem in mijn zak. Daarna goo-gelde ik het ziekenhuis en draaide het nummer. 'Hij is er nog niet... 'zei de verpleegster. Ik las het nummer op de telefoon van het Porchester voor, hing op en zette de computer uit. Dokter Gibbons zou me over een uur terugbellen. Over een uur zou het muntje neerkomen.
38
Kamer 1, Celia's kamer, lag aan het uiteinde van de tweede verdieping, vlak naast de brandtrap. Het was de afdeling intensive care, met aan weerszijden zeven kamers en in het midden een verpleegsterspost. Celia werd niet door politieagenten bewaakt omdat de dader achter de tralies zat en er niets te vrezen viel. Er was op de hele afdeling maar één andere patiënt, dus het was rustig en leeg. Alleen wanneer de enige, vlezige verpleegster een telefoontje beantwoordde of een infuus controleerde, werd de stilte even verbroken. De vlezige verpleegster droeg een uniform dat een maatje te klein was. Als gevolg daarvan was de knoop voor haar forse boezem permanent open. De patiënt in kamer 12 had het voorrecht diep in haar cup gg-beha te kunnen kijken terwijl ze zich over hem heen boog om zijn vuile ziekenhuishemd te verschonen. Het was niet alleen de grijs geworden beha die van de patiënt een beklagenswaardig man maakte, maar ook de vlaag lucht die eruit dreef, een muffe boezemgeur die de herstellende hartpatiënt nog nooit had geroken, en die hem bang maakte dat zijn rikketik het weer zou begeven. Ze trok zijn nieuwe witte hemd recht, glimlachte, en liet hem alleen, zodat hij kon proberen te slapen. Greg had niet lang daarvoor het ziekenhuis verlaten. Hij had besluiteloos in en uit gelopen omdat hij niet durfde weg te gaan, en ten slotte had de psychologe van de zevende verdieping hem bijna de lift in geduwd. 'Beloof dat u belt!' zei Greg, terwijl de psychologe op de lift-knop achter de verpleegsterspost drukte. 'Ik beloof het, ' zeiden de vlezige verpleegster en de lange psychologe in koor, en ze keken toe hoe de liftdeuren zich sloten achter Gregs grote, woeste bos haar. 'Thee?' vroeg de vlezige aan de lange. 'Huiswaarts, ' zei de slungelige psychologe, en ze nam de trap, wat ze altijd deed, om maar niet ongemakkelijk zwijgend of - erger nog - keuvelend met een patiënt-cliënt in de lift te hoeven staan. De verpleegster dronk in alle rust haar thee, bladerend door het tijdschrift Heat, waarbij ze vooral geïnteresseerd was in een artikel over borstverkleining. Ze legde het tijdschrift neer toen ze gejammer hoorde uit kamer 1. Celia had haar ogen opengedaan. Ze had al zo lang nier meer iets plezierigs gezien als ze ze opendeed - het plafond van haar vrolijke slaapkamer, de gezichten van haar vrolijke zoontjes, het directe licht van een vrolijke zon - dat ze aannam dat dit ofwel een droom ofwel de dood was. De laatste tijd was er telkens wanneer ze wakker was geworden een moment geweest waarin ze zich van niets bewust was, niet wist waar ze zich bevond, totdat de stank en de pijn haar weer hadden doordrongen van de werkelijkheid: dat ze een vastgebonden, stervend seksspeeltje was.
Er stond een grote verpleegster over haar heen gebogen. Verbeeldde ze zich haar alleen maar, zoals ze zich de afgelopen vijf weken Greg zo vaak had voorgesteld? Ze had zich de vriendelijke ogen en liefhebbende glimlach van haar man voor de geest gehaald, de tedere troost van zijn hand op de hare, de strelende, donkere klank van zijn mooie Schotse stem. Ze slaagde erin naar het gezicht van de verpleegster te glimlachen. Ze bracht een zacht, gelukkig gekreun voort, nog steeds in de veronderstelling dat dit niet echt was. 'Ik ga de arts bellen, en Greg. Ik zal hem en de jongens laten komen. Ze zullen er zo zijn. Goeie genade!' De verpleegster rende de kamer uit om allerlei telefoonnummers te draaien. De vlezige verpleegster kwam niet terug, maar na een tijdje verscheen er wel een arts, met een mondkapje voor en een ope-ratiejas aan. Celia wist nog steeds niet precies of ze wakker of zelfs maar in leven was, en ze keek naar beneden om zichzelf te inspecteren. Ze zag witte lakens. Ze tilde met haar verbonden hand het laken op en zag haar verbonden lichaam. Ze bevoelde haar gezicht, dat afgezien van de ogen, neus en mond geheel was ingepakt. Daarna keek ze weer naar de arts. Dit was echt. Ze had het gered. Haar omgeving kwam nu ook scherper in beeld. De kamer stond vol bloemen en kaarten. Het raam bood uitzicht over de stad. De vloer was stralend schoon, afgezien van de bewusteloze verpleegster die in de deuropening lag. 'Je was bijna de dans ontsprongen, hé?' zei de man.
39
Na de eerste schrik van de arrestatie en de ondervraging mocht hij als vrij man het politiebureau verlaten. Hij liep glimlachend Paddington Green uit, ervan overtuigd dat hij het allemaal voor elkaar had. Hij zou haar doden voordat ze haar mond opendeed, en daarna zou hij vertrekken. Hij had een auto gevonden en een ticket gekocht, en hoefde dus nog maar één ding te doen voordat hij ergens anders een nieuwe start kon maken. Hij was zo zelfverzekerd en ontspannen dat hij op zijn dooie akkertje naar de tweede verdieping liep. Maar tussen de begane grond en de eerste verdieping in schoot hem het bloed en het sperma te binnen. Ze was misschien wel een beetje schoongeveegd of gewassen, maar hij zat waarschijnlijk in elk hoekje en gaatje - bloed uit zijn neus van toen ze hem had geschopt, sperma van de vele keren dat hij op of in haar had geëjaculeerd. Shit. Gewoonlijk ging hij heel grondig te werk- zorgde hij ervoor dat alles schoon was, dus al hadden ze bij hem vingerafdrukken en dna afgenomen, hij was er zeker van dat de twee doden in plasticfolie niets zouden onthullen. Maar bij deze had hij daarvoor geen tijd gehad, aangezien Bronwyn haar had aangetroffen zoals ze haar had aangetroffen. Hij besefte dat de vrouw zowel levend als dood de politie naar hem toe zou leiden. En ook al had hij een auto gevonden en een ticket gekocht, ze zouden hem uiteindelijk opsporen, met inzet van al hun middelen, want ze zouden meer dan genoeg bewijsmateriaal hebben. Hij nam snel een besluit en sloop op de eerste verdieping een leegstaande operatiekamer in om wat spullen te pakken. Daarna nam hij weer de trap naar de intensive care. De verpleegster had het aan zichzelf te wijten; dan had ze hem maar niet moeten lastigvallen. 'Dokter?' had ze gezegd, terwijl ze in haar verpleegsterspost de telefoon ophing en achter hem aan waggelde. 'Dat was snel! Neem me niet kwalijk, is het niet geweldig, dokter!' Nou en of hij het haar kwalijk nam: hij gaf haar zo'n opdonder dat haar onmogelijke decolleté op de grond smakte. Hij sleepte de verpleegster naar binnen en deed de deur van kamer 1 zorgvuldig dicht, verbaasd naar zijn ex kijkend, die haar ogen open had maar met een uitdrukkingsloze blik voor zich uit staarde, alsof ze niet geloofde dat ze iets zag. Het was al heel lang uit, dacht hij, terwijl hij een laag dikke operatietape op haar gezwollen mond aanbracht en dat weet bedekte met een stoffen mondkapje. Hij hield een scalpel bij haar oog om haar aan te moedigen op te staan, trok de infusen uit haar armen, zette haar in een rolstoel en duwde op de liftknop om naar beneden te gaan, terwijl hij de scalpel stevig tegen haar nek aan drukte.
Toen de liftdeuren opengingen stond er een jonge verpleegster in de lift. Zijn hart stond even stil, omdat hij besefte dat hij er vreemd uitzag met zijn mondkapje voor. Daar kwam nog bij dat zijn patiënte kronkelend in haar rolstoel zat, maar hij reed haar naar binnen en zei: 'Ja, ik weet het, de pijnstillers zullen zo wel gaan werken, ' terwijl hij een snee in Celia's nek maakte die groot genoeg was om een einde te maken aan haar gekronkel. 'Het arme mens, ' zei hij door zijn stoffen mondkapje tegen de jonge verpleegster. 'Ze is nu al uren zo. ' Op de begane grond zei hij gedag, en hij begaf zich naar de parkeerplaats. Het was er stil en hij had zijn auto buiten het zicht van de veiligheidscamera's geparkeerd, dus hij was er vrij zeker van dat niemand had gezien dat hij haar in de kofferbak propte en met de krik een klap op haar hoofd gaf. Het probleem was alleen dat hij, nu ze eenmaal in de auto lag, geen idee had waar hij haar naartoe moest brengen. Ze was dood of op sterven na dood, daar was hij zeker van. Hij hoefde haar alleen nog maar ergens schoon te maken, dan kon hij vertrekken zoals hij van plan was geweest. Hij merkte dat hij richting Queensway Terrace reed, wat niet bepaald slim was - hoe haalde hij het in zijn hoofd? Maar hij wist nietwaar hij anders naartoe moest gaan. Hij parkeerde een eindje van de Royal en het kraakpand vandaan en bekeek de drukte rond de plaats delict. Hij was bijna trots toen hij drommen rechercheurs en forensisch specialisten het terrein zag afkammen. Hij hoorde gedreun. Kwam het uit de kofferbak? Jezus, nee toch zeker. Deze was ongelooflijk. Die had een bord voor haar kop. In tegenstelling tot de vuile rat die in vrij onbedorven toestand al de geest had gegeven, of Jeanie met haar surfmeis-jeshaaientanden, die al in een vroeg stadium zelf had besloten te sterven. Hij had hen niet vermoord, dat had niet gehoeven, ze waren na een poosje gewoon gestopt met ademhalen, godzijdank. Het kwam uit de kofferbak. 'Denk na!' zei hij tegen zichzelf. 'Wat mankeert je? Neem een besluit. Jezus Christus. Ik heb alleen maar een plek nodig voor de schoonmaak. ' Hij stak de sleutel in het contact en draaide, maar leek zich niet te kunnen herinneren wat hij vervolgens moest doen. Hij trapte op de rem in plaats van het koppelingspedaal, zette de auto in zijn achteruit in plaats van in de eerste versnelling. Hij hield de contactsleutel zo lang vast dat de motor verzoop. Hij verloor zijn verstand. Het kwam waarschijnlijk door de stress. Was dat zijn telefoon die ging?
40
De volwassenen in de kamer waren langzaam opgestaan terwijl Greg zwijgend de telefoonhoorn vasthield. Ook de kinderen waren opgestaan, en grepen zich vast aan loshangende kleding van de dichtstbijzijnde volwassene. 'Ze is weer bij bewustzijn gekomen!' brulde Greg. Er werd gegild, geknuffeld en gesprongen, ogen en monden ontspanden zich plotseling, spieren werden losser. Tranen werden tranen van geluk. Sleutels en jongensspulletjes werden meegegrist, auto's werden ingeladen, en het zou kunnen dat een paar familieleden van Celia lachten, voor het eerst sinds vijf weken. Het was een ritje van vijf minuten, maar het leek uren te duren. De jongens hun gordel omdoen, de contactsleutel omdraaien, wachten tot een rode Fiat rechts afslaat op Queens-way, stoppen voor drie stoplichten. Gregs auto was als eerste ter plekke. Hij zoefde de ondergrondse parkeergarage in, reed over een krik die iemand midden op het beton had laten liggen, en kwam met een smak weer op de aarde terecht. Greg draaide een parkeerplaats op, maakte zijn gordel los, deed het achterportier open, maakte de gordels van de jongens los, sloot de portieren af en rende. Wie was er als eerste? Wie was sneller? De jongetjes, die met hun tekeningen en dr. Who -kaartjes de trap op snelden naar 197 de tweede verdieping? Greg, die lachend achter hen liep? De ouders, de broer en de schoonzus, die de liftknop te vaak indrukten? Het was moeilijk te zeggen, want ze herinnerden zich allemaal op precies hetzelfde moment hetzelfde te hebben gezien: een arts wiens trage reactie op het nieuws dat Celia was bijgekomen waarschijnlijk zijn leven had gered, een verwarde verpleegster in de deuropening van kamer 1... ... en een leeg bed.
41
Nadat ik het ziekenhuis het telefoonnummer had doorgegeven, huiverde ik. Het was ijskoud, en het geluid dat ik beneden had gehoord, als van een krakend schip, leek luider te worden. Mijn adem vormde wolkjes. Ik deed de dubbele deuren open en greep een van de witte handdoeken die ik daarnet had gebruikt. Ik sloeg hem om me heen en liep de trap af naar de sauna. Ik moest warm zien te worden. Maar hoe dichter ik bij de sauna kwam, hoe luider het gekraak werd, en ondanks mezelf gedroeg ik me als zo'n idioot in een film die op het bewuste angstaanjagende geluid af gaat, in plaats van er zo snel mogelijk bij vandaan te rennen. Het gekraak kwam uit de schoonmaakkast beneden. Ik haalde een paar sleutels uit het metalen kastje en probeerde er een paar voordat ik de juiste vond. Ik duwde de deur langzaam open, liep op mijn tenen de kleine, donkere kast in, langs de schmeissing-strobossen, de schoonmaakvloeistoffen en het rattengif, en bleef staan voor een oorverdovende boiler met de aanduiding douches. Ik haalde de UIT-schakelaar over en het gekraak hield op. Godzijdank, dacht ik, terwijl ik mijn adem uitblies. Toen ik me omdraaide, stond Hamish voor me. Ik gaf natuurlijk een gil - twee, om precies te zijn. Een hoge van pure schrik en een volgende omdat ik nog niet klaar was met gillen. Toen Hamish me had gekalmeerd, zei hij lachend dat hij me de rekening van de stomerij zou presenteren. Wat was het een opluchting om Hamish te zien. Hij zei en deed precies de juiste dingen. 'Kom, we gaan een hapje eten, ' zei hij, en hij sloeg zijn arm om me heen en voerde me mee naar beneden. Hij had brood en pindakaas meegebracht, mijn lievelingseten, en terwijl hij het op de balie uitstalde, probeerde ik met een stuk of drie handdoeken warm te worden. Pete was een halvegare, beweerde Hamish, met een waslijst aan eerdere veroordelingen. Hij was gedeporteerd, de voorwaarden van de proeftijd niet nagekomen, niet verschenen bij de rechtszitting, enzovoort, enzovoort. 'Hamish, het komt niet alleen door Pete. Ik moet je iets vertellen. ' 'Wat, moppie?' 'De telefoon kan elk moment gaan, ' zei ik, en ik legde uit wie er zou bellen en waarom. Hij hield op met pindakaas smeren en omhelsde me stevig. 'Het komt wel goed, het komt wel goed, ik ben er.' Toen de telefoon ging, voelde ik dat geluid door mijn hele lichaam. Ik hapte naar adem. Na jaren aan dit moment te hebben gedacht, was het nu aangebroken. Onze omhelzing verstijfde.
We deden allebei een stap achteruit, haalden diep adem en liepen hand in hand naar de receptie. Het was dokter Gibbons met de uitslag van het onderzoek. De golf van angst die hij ontketende beukte op me in. Ik liet Hamish' hand los. Dokter Gibbons sprak me een poosje toe, langer dan ik had verwacht, en met mijn gezicht naar de achtermuur gekeerd hoorde ik hem aan, nam ik het allemaal in me op. Hij was een vriendelijke man, altijd al geweest. 'Ben je er nog?' vroeg hij, omdat ik al een tijdje niets had gezegd. 'Eh... ' Ik kon de goede dokter geen antwoord geven, omdat ik niet precies wist of ik nog wel daar, of waar dan ook was. Ik stond op om het te controleren in de spiegel tegenover de receptie, mijn gezicht aan te raken en mijn spiegelbeeld te bekijken om mezelf te bewijzen dat ik daar was, dat ik daarnet had gehoord wat ik had gehoord. Ik draaide me naar de spiegel toe. Maar het was te donker; ik kon niets zien. Ik staarde even naar de duisternis en zei: 'Ja, ik ben er. Het gaat prima, dank u. Nee, ik ben niet alleen. Ja, dat doe ik. Dag dokter. Dank u wel, ' en ik hing op. Er kwamen geluiden uit me waarvan ik niet wist dat ik die kon voortbrengen. Het waren geen blije geluiden. Ik had het gen van Huntington. Ik zou een afschuwelijke dood sterven, net als mama. Ik zou onhandig worden. Shit, ik was al onhandig. Ik was op het trottoir gestruikeld, had mijn hoofd gestoten tegen de ijskast. En zo zou het van nu af aan zijn. Als ik een sneetje in mijn vinger opliep, als ik een telefoonnummer vergat, zou ik me afvragen of het begonnen was. En misschien was het al begonnen. Ik zou de controle over mijn lichaam verliezen, en rare, boze bewegingen maken die iedereen zouden afschrikken. Ik zou van alles vergeten en stikken en doodgaan. Ik zou nooit fatsoenlijk van iemand houden, of kinderen krijgen. Als het mijn tijd was, zou Ursula getrouwd zijn of in Ka-therine Gorge kamperen. Papa zou oud of dood zijn en ik zou alleen sterven, door niemand bemind, en zonder dat iemand mijn hand vasthield. Laat alsjeblieft het niet-weten terugkomen. Laat alsjeblieft het niet-weten terugkomen. Ik viel op mijn knieën en bonkte met mijn vuisten tegen het marmer. Ik gilde, krijste, kreunde en kronkelde over de grond als een half vermorzelde mier. 'nee!' Ik wilde niet doodgaan. Ik wilde dat ik nooit had gebeld. Ik had nooit moeten bellen. Het niet-weten was wel degelijk beter dan weten dat dit vreselijks in me zat, deel van me uitmaakte, me voor was. Het was zo godsgruwelijk oneerlijk! Waarom ik?
Alles wat iedereen in zo'n geval zegt, zei ik al krijsend, en ik meende het even oprecht als iedereen het altijd meent. Het was zo oneerlijk. Ik was net achttien. Ik had tot dan toe een zinloos rotleven gehad en het zou alleen maar nog rottiger en zinlozer worden. Waarom ik, verdomme? Hamish nam me op de grond in zijn armen en hield me vast terwijl ik het uitschreeuwde. Ik geloof dat ik het heel, heel lang volhield, maar uiteindelijk ging het gillen en huilen over in snikken en beven, werd het wat minder hevig. In bed met Pete had ik gehuild, maar niet genoeg om al die jaren dat ik niet had gehuild in te halen, net genoeg om de stenen balletjes in mijn maag enigszins te verstoren. Nu voelde ik ze schuren, eroderen en oplossen, Maltesers in een kokendhete pan. Ik herinnerde me de toon van mama's brief: ze maakte een gelukkige indruk, zei dat ze een bofkont was. Ze had mijn mollige wangetjes gezoend. Ik zag de brief op de bank bij de receptie liggen, en ik ging erheen en herlas hem, raakte met mijn vingers de woorden aan, nam in me op wat mama me probeerde te zeggen: dat het wel goed zou komen, dat ze bij me was, dat ze van me hield. 'Je leert opnieuw lopen, ' las ik. 'Wat zeg je?' vroeg Hamish. Arme Hamish. Hij had toegekeken hoe ik rouwde, zonder re weten wat hij moest doen of hoe hij moest reageren. 'Deze brief heeft mijn moeder me geschreven. Ze zegt dat het is alsof je een nieuw paar benen krijgt nadat je de uitslag hebt gehoord, en dat ik opnieuw zal leren lopen. Een paar minuten geleden wist ik nog niet wat ze daarmee bedoelde. ' 'Ze bedoelt dat je moet vechten, ' zei Hamish. 'Inderdaad.' Ze had gelijk. Ik moest vechten. Ik moest vechten voor de jaren die me gegeven waren, voor de vrienden die ik kon krijgen, de lol die ik kon hebben, de risico's die ik kon nemen en de reizen die ik zou kunnen ondernemen. Voor de liefde die ik kon geven. Voor het eerst in tien jaar voelde mijn maag als een maag en niet als een zak stenen. Ik luisterde naar mijn hartslag. Die was krachtig en snel. Alles aan me leek er klaar voor te zijn. Adrenaline jakkerde door mijn lijf. Ik had me al een poosje niet meer zo gevoeld. Mijn eerste expeditie in het leven had onder invloed van cannabis plaatsgevonden, dus ook toen was ik verdoofd geweest. Al had ik nog zo dramatisch verklaard dat ik zou gaan leven, het enige wat ik had gedaan was vluchten. Wat was ik nou helemaal geweest? Werkneemster van de Week? (Op spectaculaire wijze in ongenade gevallen. ) Vriendin van het Jaar? (Voor verwante geesten die even snel waren af- als aangehaakt. ) Stoeipoes van de Eeuw? (Voor een seriemoordenaar! Ha!) Wat dacht je van Redder van de Wereld? Ik had Celia niet eens gehoord. Ik had niets gedaan, geen onuitwisbare bijdrage geleverd. Maar nu ik wist dat ik minder jaren had om mijn bijdrage te leveren, begon er iets te borrelen, alsof mijn familie niet langer werd geweerd uit het lunapark, en ik een nieuw dagkaartje had gekregen.
Nu wilde ik dat kaartje dolgraag. Ik wilde in de rij staan voor de Scenic Railway, naast Ursula in het eerste wagentje gaan zitten, mijn armen in de lucht gooien, mijn ogen opensperren en het uitgillen. Er was me een dag geschonken waarin ik onbeperkt misselijkmakende ritjes mocht maken. Aan die dag zou natuurlijk wel een eind komen, maar ik zou er een wijze glimlach aan overhouden, omdat ik alles had aangedurfd, tot de Scenic Railway aan toe. Mama en Hamish hadden gelijk, ik moest vechten. Ik zou vechten. Ik zou écht gaan leven, nu ik wist dat ik doodging. 'Zo mag ik het zien, ' zei Hamish, terwijl hij me een zak kleren gaf, zodat ik me kon omkleden. 'Neem maar een douche. Ik ga wijn kopen en dan zullen we het glas heffen op de rest van je leven.' Ik nam Hamish' plastic tas met kieren mee naar beneden. Ik moest tot bedaren zien te komen voordat ik Ursula en papa belde. Moesten ze dit nu allemaal weer opnieuw meemaken? Bovendien zouden ze een schuldgevoel krijgen - papa omdat hij van de vrouw had gehouden die me dit had bezorgd, en Ursula omdat zij degene was die eraan was ontsnapt. Toen ik in het douchehokje stond te wachten tot het water warm werd, kwamen de tranen weer. Ik drukte mijn hand tegen de stenen muur en wachtte. Maar het water werd niet warm en ik herinnerde me dat ik in de kast de douches had uitgeschakeld. Ik sloeg een handdoek om me heen en liep naar de kast, waar ik de boiler weer inschakelde. Ik rende terug naar de douche, deed de deur dicht en hing mijn handdoek op. Na een paar seconden stond ik onder het warme water mijn haar te wassen, mijn benen, armen en bovenlijf te schrobben, me overal schoon te maken, alle narigheid weg te wrijven - Pete en het kraakpand, die arme vrouw, ikzelf... Ik had me jarenlang alleen maar akelige dingen herinnerd van mama, had haar altijd alleen maar beschouwd als een ziek persoon en de oorzaak van mijn ongelukkigheid, maar nu kwamen er allerlei beelden bij me boven. Dat ik in de keuken cakejes maakte en per ongeluk room over mama's groene trui gooide. Dat ik op het feestje voor mijn zevende verjaardag moest overgeven en daarna verkondigde: 'De gelatinepud-ding was vast bedorven!' terwijl ik daarvoor drieëntwintig worstenbroodjes had gegeten, twaalf snoeprepen, en een halve ijscake in de vorm van een olifant. Dat we samen met de gordijnen dicht naar Anne van Green Gables keken, dicht tegen elkaar aangekropen op de grote leren bank. Dat we feestelijk gingen lunchen in de Red Lion, toen ik op mijn negende was uitgeroepen tot de beste en sportiefste speelster van het netbalteam van St. Patrick. Dat ik de dag doorbracht bij mama op haar werk - ze was huisarts - en nauwgezet aankondigde: 'Jane Beaumont is er voor haar afspraak om elf uur, dokter Kelly. ' Dat ik Ping las, en Seven Little Australians, en The Magie Faraway Tree.
Dat ik malle liedjes zong. Dat ik lachte. Ik droogde me af, wikkelde de handdoek om me heen en liep naar de manshoge spiegels tegenover de douches. Omdat de spiegels beslagen waren, wreef ik er langzaam een schoon. Mijn gezicht zag er afschuwelijk uit. Ik liep de scrubkamer in, die vaag werd beschenen door het straatlicht, via het raam dat Hamish kennelijk had geforceerd om binnen te komen. In de laag dode huid op de vloer stonden Hamish' voetstappen, en dat zag er eng uit. Ik veegde bruine huid van mijn blote voeten, pakte de plastic zak met kleren die Hamish voor me had meegenomen, en bleef even staan nadenken. Ik nam de zak kleren mee en ging terug om mezelf écht te bekijken in de spiegel. Ik zag er uitgeput uit van het vluchten. Nu hoefde ik nergens meer voor te vluchten. Merkwaardig genoeg leken mijn gelaatstrekken meer ontspannen, nu ik het zeker wist. Ik liet de handdoek op de grond vallen en staarde naar mezelf - naar het lichaam waar ik altijd bang voor was geweest. Een prima lichaam, prima van vorm, mooi. Als je het zo zag zou je nooit vermoeden dat daarbinnen een worm aan het knagen was. Ik stak mijn hand in de plastic zak, pakte Hamish' T-shirt en trok het aan. De spiegel was inmiddels weer beslagen. Ik wreef een plekje schoon om mijn haar te doen, en keek naar mijn droevige, maar ontspannen gezicht. Ik wreef wat lager om mezelf te bekijken in het witte T-shirt dat Hamish naar zijn zeggen vroeger in bed had gedragen - maat 41 misschien, mooie naden, lage ronde hals, en op de voorkant over de volle breedte een zwarte tekening van twee zeer grote ogen.
DEEL 5
42
Het was helemaal uit de klauwen gelopen, dacht Hamish bij zichzelf. Zijn eigen schuld. Dan had hij het maar moeten houden bij de zwervende reizigers die minder hadden om voor te leven. Dan had hij de krakers maar niet in het pand moeten laten trekken. Hij werd met de minuut misselijker. Toen Bronwyn had gebeld, stond hij geparkeerd op Queensway Terrace en zat hij zich net af te vragen hoe hij zich het beste van het lichaam kon afmaken. Hij had zijn 'werkkle-ren' in plastic zakken op de passagiersstoel staan. Hij moest het lichaam niet alleen lozen, hij moest het ook schoonmaken, zodat de politie hem niet op het spoor zou kunnen komen. Als bij toverslag belde Bronwyn met het antwoord. De stoombaden. Daar zouden meer dan genoeg chemicaliën en schrobbers voor hem zijn. Verdomd, misschien was er zelfs wel zo'n crematoriumachtige oven. Nadat hij zich van het lichaam had afgemaakt, zou hij vluchten. Dat hij had al eerder gedaan, na het jaar dat hij in de bak had gezeten vanwege de tennisspeelster in Toronto. Hij was verkikkerd geweest op het meisje en had haar vaak bekeken, het versleten gordijn van zijn studentenkamer zijn masker, maar toen hij haar op een avond tot aan haar huis had achtervolgd kreeg hij een jaar celstraf. Het was een lekker gevoel geweest, en nu hij eraan terugdacht raakte hij weer een beetje opgewonden. Maar er was geen tijd om herinneringen op te halen, dacht Hamish, terwijl er gebonk opklonk uit de kofferbak. Hij moest het lichaam lozen en dan zo snel en zo ver mogelijk weg rijden. Hij liet de auto achter op een donker en besloten weggetje en vond een raam waar hij kon inbreken. Hij sprong de betonnen kamer in en probeerde te horen waar ze was. Hij volgde het gekraak en toen het plotseling ophield, dook ze voor hem op, en jaagde hem met haar gegil de stuipen op het lijf. De emotionele uitbarsting daarna was onverwacht, maar hij had het liefst vriendinnen met pit, en dat had ze nu. Waarom niet?. Dacht hij bij zichzelf, terwijl hij door het raam naar buiten sprong om de auto uit te laden. Ik kan me net zo goed een beetje vermaken voordat ik vertrek. Het is tenslotte midden in de nacht, het gebouw zal nog urenlang uitgestorven zijn. Trouwens, ze vraagt erom met dat netbalrokje. Telkens wanneer ze zich vooroverbuigt kun je haar kut zien.
43
Het duurde wel even voordat Pete de politie ervan had overtuigd dat zijn anti-establishmenthouding en joyriding uit het verleden niet automatisch een seriemoordenaar van hem maakten. Eerlijk gezegd werd het er door dit argument volstrekt niet beter op, en als hij geen andere argumenten had gehad, zou hij misschien nooit vrijgelaten zijn. Het eerste argument betrof iets wat Francesco hem op een avond in het kraakpand had verteld. De anderen zaten met een kater voor de tv, of waren aan het sightseeën. Bronny en Hamish 'deden Londen', en daar waren ze minstens drie uur mee bezig geweest, bedacht hij. 'Ik moest even onze beschikbaarheid controleren, ' had Francesco in de keuken tegen Pete gezegd. 'Dus ik gebruikte mijn sleutel om de deur van het internetcafé open te maken en ging naar binnen om een van de computers te gebruiken. Hamish had zijn terminal aan laten staan. Hij had waarschijnlijk niet verwacht dat er iemand binnen zou komen; ik ben de enige andere persoon die een sleutel heeft... Enfin, ik veranderde de tarieven en deed toen wat ieder normaal mens doet: ik stak mijn neus in andermans zaken. Het was misschien niet zo raar dat hij de afgelopen paar dagen alleen maar pornosites had bezocht, maar toen ik klikte op de afbeeldingen die hij had opgeslagen, drong het tot me door dat dit geen doorsnee materiaal was. Gewelddadig, heel specifiek. Hij zal een aardig tijdje bezig zijn geweest om dat allemaal te verzamelen. ' Francesco had dus op een paar van de afbeeldingen in zijn file geklikt: 'Een hardloopster die zo te zien was verkracht op een atletiekbaan, een ongelukkige zwemster met een duikbril op en twee pikken in haar mond Francesco en Pete waren het erover eens geweest dat Hamish iets heel griezeligs over zich had. Iets ongrijpbaars. Hij was glibberig, en net toen ze daarover van gedachten wisselden, was Hamish met Bronny de keuken in geglipt en er weer uit geglipt om tv te kijken. Maar ook al had Francesco dit bevestigd, het was niet bezwarend, niet voldoende om de politie ervan te overtuigen dat Pete onschuldig was. Vandaar dat Pete, die moe en boos was omdat men hem bij wijze van bekentenisafrodisiacum een leren bondagemasker onder zijn neus had geduwd, vroeg of zijn dna al was vergeleken met monsters van het leren bondagemasker. Ze waren ermee bezig, en ook met dna uit de binnenkant van zijn mond, dat vergeleken zou worden met uitstrijk-jes die overal op de plaats delict waren gemaakt, maar het zou wel even duren voordat ze de uitslag hadden. In de tussentijd gingen ze ermee akkoord dat Pete het bloederige leren bondagemasker paste, mits hij handschoenen en een provisorische plastic hoofdbedekking droeg. 'Wie de schoen niet past, komt op vrije voeten, ' zei Pete. Natuurlijk paste het masker niet. Pete had een groot hoofd.
Zijn moeder had hem daar regelmatig aan herinnerd, meestal na haar tweede glas. Nou ja, hij mocht het masker dan misschien niet gedragen hebben, het kon best zijn dat niemand dat had gedaan - de afdrukken, het bloed en de uitwerpselen erop waren tenslotte nog niet geïdentificeerd. Was er nog iets anders waarop ze hem konden pakken? De tijd drong. Ze moesten iets vinden. En dat deden ze ook. 's Middags ging een agent naar Petes werkplek en trof een gestolen damestas aan in zijn kluisje. 'Een paar van de schoonmaaksters hadden het op Bronwyn gemunt. Ze wilden haar erin luizen, ' voerde Pete aan. 'Ik wilde haar alleen maar helpen. Ik ging stiekem naar binnen, haalde de tas uit haar kluisje en verstopte hem. Ik was van plan hem in het geheim aan de eigenaresse terug te geven, maar die was nog niet naar de sportzaal of de stoombaden teruggekomen. ' 'Waarom heb je de tas niet naar de politie gebracht?' 'Ik ben allergisch. ' Toen kwamen de agenten erachter waarom Pete allergisch was voor ordehandhavers. Sinds hij zes maanden daarvoor uit Australië was gedeporteerd, was hij het grootste deel van de tijd omgegaan met louche types, die hem zouden kunnen helpen terug te gaan. 'Waarom heb je dat valse paspoort gekocht?' vroeg Vera Oh. 'Omdat ik naar huis wilde, ' zei Pete, terwijl hij een blik over zijn schouder wierp om te zien waar ze naar keek. 'Waarom ben je in Marokko het cruiseschip uitgeglipt?' 'Omdat ik terugwilde naar Australië. ' 'Waarom ben je niet komen opdagen bij je reclasserings-ambtenaar?' 'Omdat ik een bespreking had met iemand die zei dat hij me kon helpen naar Australië terug te gaan.' Hij was er dag en nacht mee bezig geweest. Hij had meer lepe mensensmokkelaars en identiteitshandelaren ontmoet dan de meeste criminelen, en al zijn verdiende geld besteed aan diverse pogingen die geen van alle succesvol waren geweest. Zijn ideeën waren eerlijk gezegd opgedroogd, en hij was bang geworden dat het hem nooit zou lukken weer thuis te komen. Maar toen had hij Bronny leren kennen, en die had iets over zich wat hem de indruk gaf dat ze net zo verloren was als hij. Hij vond het leuk dat ze om planten gaf en met smaak at en 'okidoki' zei als ze zenuwachtig was. Hij dacht nu niet meer alleen aan de geur van de bomen, en de horizon die tegelijkertijd overal en nergens naartoe ging.
Ze was erg mooi en daar was ze zich totaal niet van bewust. Heel natuurlijk, als zijn geliefde land, dat niet zo overdreven verzorgd was als de heggen en de keurige groene weilanden van Engeland. Verwaarloosd, bijna. Gevaarlijk, bijna. Rauw, onherbergzaam, ongrijpbaar en verslavend. Pete was nog nooit verliefd geweest. Hij had het te druk gehad met boos zijn - op zijn moeder omdat ze aan de drank was, op zijn vader omdat hij 19. 000 kilometer verderop zat, op de wereld omdat die hem als uitschot beschouwde. Hij had alleen maar tijd gehad voor boosheid en autoritten in het stof op een rechte, vlakke weg onder een reusachtige open hemel. Hij merkte dat de agenten meer sympathie voor hem gingen voelen, en toen het andere meisje in het souterrain werd geidentificeerd als Leanne Donohue uit Ballarat, besloten ze bijna hem vrij te laten. Leanne Donohue was blijkbaar vijf maanden daarvoor in Devon van een boot gevallen. Ze was toen in gezelschap geweest van Hamish: ze waren samen door Europa gereisd, en kennelijk dikke maatjes. Hamish had helpen zoeken en de familie getroost. Hij was zelfs naar Australië gegaan om haar lang uitgestelde, zonder lijk gehouden herdenkingsdienst bij te wonen. Deze reis was oorspronkelijk het belangrijkste alibi van Hamish, maar de politie kwam er algauw achter dat hij in totaal maar vier dagen was weggeweest, en aan het uiterlijk van Celia te oordelen was ze regelmatig aanzienlijke tijd alleen gelaten, dus dit uitstapje naar Australië was niet langer een levensvatbaar verweer. En dan was er ook nog het uit Canada gefaxte achtergrondrapport, afgerond nadat Hamish schuldig was bevonden aan aanranding tijdens het derde jaar van zijn studie informatica aan de universiteit van Toronto...
De heer Watson heeft nooit een intieme relatie met een vrouw gehad. Hij geeft toe het gevoel te hebben dat hij op seksueel gebied tekortschiet, en zegt bang te zijn 'in zo'n situatie niet goed te functioneren'. Verder is er sprake van ongevoeligheid in zijn seksuele gedrag jegens met name vrouwen van in de twintig en dertig. Deze ongevoeligheid blijkt uit het feit dat hij zijn slachtoffer omschrijft als 'een geschikte kut', en zijn moeder in haar jonge jaren als 'de dorpshoer'. De moeder van de heer Watson, een drugsgebruikster en alleenstaande moeder, liet haar zoon op zijn twaalfde alleen achter toen hij de mazelen had. Hij werd kort daarna uit huis geplaatst en heeft sindsdien geen contact meer gehad met zijn moeder. Ook blijkt de heer Watson seks als een recht te beschouwen: 'Ze droeg een tennisrokje dat twee maten te klein was! ' Hij wijst alle verantwoordeijkheid voor het vergrijp af en ontkent het slachtoffer diverse malen gevolgd te zijn voordat hij haar op straat opjoeg en aanrandde. Schrijver dezes is van mening dat de heer Watson zich niet kan verplaatsen in de gevoelens van het slachtoffer. Hij stelt: 'Ze leek het lekker te vinden', en heeft zelfs het gevoel dat hij slachtoffer is geworden: 'Die slet heeft mijn leven verwoest. 'Toen Pete op het punt stond vrijgelaten te worden, belde het ziekenhuis. 'Ze is weer bij bewustzijn gekomen!' zei de verpleegster. 'De arts komt haar controleren en ik heb Greg gebeld. Hij is onderweg. ' Vera Oh duwde Pete halsoverkop een politieauto in en racete naar het ziekenhuis, waar ze de gangen door en de trap op rende naar de tweede verdieping. Maar daar troffen ze niet aan wat ze hadden gehoopt: een bij bewustzijn gekomen Celia, klaar om haar kweller te identificeren. Wat ze wel aantroffen waren Greg en zijn familie, kermend van verdriet in de wachtkamer.
44
Terwijl ik verbijsterd naar de grote ogen in de spiegel keek, besefte ik dat de dood me was gevolgd. Hij was bij me geweest in het vliegtuig, tijdens het overstappen, in de jeugdherberg, en daarna onder mijn slaapkamer. En hij was er nu ook, een jongen met een John Lennon-brilletje en een schattige glimlach. Ik sloop naar boven, om te zien of hij daar was. Vanwege de duisternis kon ik niet zien of iemand zich in de ontspanningsruimte ophield, maar omdat het er stil was, liep ik zo geruisloos mogelijk langs de ligstoelen, door de dubbele deuren, langs de keuken, het receptiehokje in. In de veronderstelling dat men hier hetzelfde alarmnummer had als in Australië, draaide ik ooo, maar er gebeurde niets. Ik probeerde het nogmaals, en nogmaals. Ik hoorde een geluid en hing op. Ik sloop het receptiehokje uit, wist de voordeur te vinden en bevoelde het slot, waar ik na aankomst mijn sleutel in had laten zitten. De sleutel was weg. Ik hoorde de boiler van de douches kraken. Er kwamen ook andere geluiden van beneden. Daar zal hij wel zitten, dacht ik. Ik rende de keuken in en greep het grote mes dat ik ooit had gebruikt om kaastosti's doormidden te snijden. Ik deed de dubbele deuren open en ging de donkere ontspanningsruimte in. Ik sloop over de marmeren tegels naar de binnendeur die toegang gaf tot het zwembad. Het rumoer beneden zwol aan: een dreun, nog een, nog een, gebonk, iets wat over de vloer werd voortgesleept, deuren die open- en dichtgingen. Ik moest er niet aan denken wat hij daar zoal aan het doen kon zijn. De binnendeur zat muurvast, en ik herinnerde me weer dat die aan de andere kant dichtgetimmerd en geschilderd was. Ik keek de enorme zaal rond. Er waren geen ramen, geen vluchtwegen. De enige uitweg, besefte ik, was via het raam in de scrubkamer. Ik liep in de richting van de trap, waarbij ik het enorme mes als geleidestok gebruikte. Ik sloop langs het druppelvormige dompelbad. Er dansten lichtvlekjes op het water. Langzaam en voorzichtig liep ik de trap af naar de doucheruimte en de scrubkamer. De geluiden hielden op voordat ik de onderste trede had bereikt. Ik bleef staan en spitste mijn oren. Kwam hij eraan? Wat kon ik doen? Ik keek in het rond om een schuilplaats te zoeken, maar ik kon nergens heen, en alle spiegels rondom het zwembad weerkaatsten mijn spiegelbeeld. Terwijl ik naar zijn voetstappen luisterde die steeds dichterbij kwamen, viel mijn oog op het stille, donkere water van het dompelbad. Ik liep het ijskoude zwart in en liet mijn lichaam en hoofd langzaam onder water glijden, waarbij ik mijn best deed geen enkele plons of rimpel te veroorzaken. Ik hield met open ogen mijn adem in.
Ik zag dat hij me straal voorbijliep, de ontspanningsruimte in. Ik geloof dat ik onder water huilde, dat mijn tranen zich vermengden met het water, en mijn keel een walvisgeluid voortbracht, een natte kreet... en luchtbelletjes... shit, ik bracht luchtbelletjes voort, en ik kwam in ademnood. Ik zou betrapt worden. Hij zou me het bad uit sleuren, mijn mes grijpen en me vermoorden. Hij verdween net op tijd uit het zicht. Ik kon mijn adem niet langer inhouden en kwam boven water. Ik ademde diep in en rende weg, de trap af, naar de scrubkamer. Ik vloog naar het raam, dat de laatste keer dat ik het had gezien nog open was geweest, maar inmiddels dichtgetimmerd was en muurvast zat. Ik hoorde hem de trap afkomen. Ik rende naar de doucheruimte, sloeg af naar de stoombaden en sauna's, deed de deur van de schoonmaakkast open en achter me dicht, en probeerde me te verstoppen achter de bezemachtige schmeissing-bos-sen in de hoek. Zo te horen wierp hij een blik in de scrubkamer, de douchehokjes, stuk voor stuk, en de sauna die ik een tijdje daarvoor van het slot had gedaan. Ten slotte liep hij op de kast af. Hij opende het metalen deurtje met daarachter het bedieningspaneel en de sleutels, haalde alle schakelaars over en gebruikte de sleutels om alle andere vertrekken open te maken. Ik hoorde het mechanisme van de stoombaden brullend op gang komen. Ik zag stoom door de kier in de kastdeur heen sijpelen. Ik sloeg mijn hand voor mijn mond om geen geluid te maken, terwijl de tranen over mijn wangen biggelden. Roerloos keek ik toe hoe Hamish en een vlaag stoom de kast binnenkwamen. Ik draaide mijn hoofd opzij, alsof ik daardoor onzichtbaar zou worden. Het licht in de kast ging aan. 'He, hoi, ' zei Hamish, voordat hij een blik oppakte en dat met kracht op mijn hoofd liet neerkomen.
45
In het ziekenhuis probeerden diverse groepjes mensen vat te krijgen op de veranderde omstandigheden. Er was een verpleegster mishandeld, Celia was ontvoerd. Hamish Watson was een moordenaar. Vera Oh belde onmiddellijk met het hoofdbureau. Ze stuurde agenten naar de Royal, gaf her signalement van de verdachte door, en liet nationaal alarm afkondigen. Celia's familieleden hadden zich geen van allen kunnen voorstellen dat ze zich nog akeliger zouden kunnen voelen dan in de tijd nadat hun dierbare was ontvoerd. Toch was dat het geval. Nu werd hun hulpeloze verdriet nog verzwaard door kwelling en gekte. Greg wrong zich los van zijn kinderen. Hij vroeg zijn ouders de huilende jongetjes thuis te brengen, en stond erop achter te blijven om de politie te helpen zijn vrouw te vinden. En Pete, eindelijk op vrije voeten, greep in de verpleegsters-post de telefoon om Bronny te vinden. Telefoontje 1: Pete: Francesco, neem op. Francesco. Telefoontje 2: Pete: Waar ben je? Zach: In bed. Pete: Heb je Bronny gezien? Zach: Vanaf een uur of negen niet meer. Voor zover ik weet wilden de meisjes allemaal andere woonruimte zoeken. Pete: Weet je waar Francesco is? Zach: Geen idee, joh. Telefoontje 3. Pete: Francesco, waar zit je in godsnaam? Francesco: Op het dak. Ik heb vrij gekregen van mijn baas. Pete: Wat is dat gegrom dat ik hoor? Francesco: Eh, dat is Melissa Jeffreys uit Pont Lons... Wo!... dale. Telefoontje 4: Pete: Is Bronwyn Kelly er? Meneer Rutkowski: Wie? Pete: Is Fliss er? Meneer Rutkowski: Fliss wie? Pete: Cheryl-Anne? Meneer Rutkowski: Ik ken die mensen niet. Telefoontje 5: Pete: Je spreekt met Peter McGuire. Ik ben een vriend van Bronwyn. Ik vroeg me af of je iets van haar hebt gehoord. Ursula: Ja, ze heeft gebeld. Ik zit nu op een volgend telefoontje van haar te wachten. Is er iets aan de hand? We maken ons zorgen om haar. Pete: Weet je waarvandaan ze heeft gebeld? Ursula: Geen idee. Dat heb ik geprobeerd te achterhalen. Het enige wat we hebben is een faxbericht en dat kan ik van hier uit niet traceren. Ze stond op het punt het ziekenhuis te bellen. Telefoontje 6: Pete:... Weet u waarvandaan ze heeft gebeld? Dokter Gibbons: Toevallig wel. Ik heb haar teruggebeld op nummer... 02075559083. Pete: Het Porchester... Dokter Gibbons: Sorry? Pete: Niets... (Een lange stilte. ) Dokter Gibbons: Wat zeg je? Pete:... Was het ja of nee? Op Hamish' computer vond de politie drie sites die hij net had bezocht: een autoverhuurbedrijf dat vierentwintig uur per dag geopend was, een site waar je de overtocht met p&o Ferries kon boeken en een routeplanner van Londen naar Dover. In Hamish' slaapkamer vonden ze de sleutels van het kraakpand die Bronwyn was kwijtgeraakt op de avond van het inwijdingsfeest, en verder een zwarte vuilniszak vol gore kleren in een afgesloten koffer onder het bed. Vera Oh voelde zich knap lullig. Ze had Greg nooit geschrapt van haar verdachtenlijstje, was altijd blijven denken dat de schoft van een echtgenoot het weleens gedaan zou kunnen hebben, omdat ze wat echtgenoten betrof bevooroordeeld was. Zelfs toen ze Peter McGuire verhoorde bleef ze Greg ervan verdenken zijn vrouw te hebben vermoord. Ze was tenslotte ervaren genoeg om te erkennen dat Pete best alleen maar een jong boefje kon zijn, op de rand van volwassenheid. Maar ze had geen tijd om bij haar schuldgevoelens te blijven stilstaan, want nu wist ze wie de moordenaar was, en het zag ernaar uit dat hij die avond na een uur of negen in een rode Fiat op weg was gegaan naar Dover.
46
Toen ik wakker werd lag ik op de grond van de kast. Hamish had me zijn doorweekte T-shirt afgestroopt - het lag op de grond naast me - en me mijn ondergoed, netbalrok en poloshirt aangetrokken. Toen ik een tijdje daarvoor in de spiegel had gekeken en de grote ogen op het T-shirt had gezien, was ik weer de angsthaas geworden die ik vroeger was geweest. Ik was gevlucht, had me verscholen. Maar toen ik in de kast bij bewustzijn kwam en bedacht dat hij aan me had gezeten, me had aangekleed, toen ik bedacht dat hij mijn beste vriend was geweest, me geld en pindakaas had gegeven, met me naar London Bridge en Oxford was geweest, toen ik bedacht hoe zijn puntige gezichtje me in het vliegtuig had geërgerd op het moment dat hij die eerste woorden had gesproken: 'Je moet nooit tegen een man zeggen dat je te veel hebt gedronken, ' besefte ik dat ik niet wilde vluchten of me wilde verschuilen. Ik wilde hem vermoorden. Ik hoorde hem opnieuw rumoer maken: wat was hij in godsnaam aan het doen? Ik sloop de kast uit en liep op het geluid af, dat uit een van de sauna's kwam. De deuren naar de stoombaden stonden open en de hele verdieping was gehuld in hete stoom. Ik kon geen hand voor ogen zien. Ik liep vastberaden naar het vertrek waar hij zich bevond en deed de saunadeur achter me dicht. Hij had me nog altijd niet gehoord. Ik bleef vlak achter hem staan en zag dat hij handschoenen aantrok. Hij draaide zich om. We keken elkaar aan. Ik weet niet precies wat ik van plan was, maar ik dacht dat ik het met mijn blote handen afkon, en verwachtte niet dat hij sterker zou zijn dan ik. Toen ik naar hem uithaalde, duwde hij me op de grond. Hij ging op mijn buik zitten en drukte met zijn benen mijn armen naar beneden. Ik bonkte net zo lang met mijn knieën tegen zijn rug tot zijn benen omhoog schokten en mijn armen vrijkwamen.
Ik greep zijn gezicht en hoofd beet, en haalde met mijn ongevijlde nagels zijn wangen en ogen open. Ik trok hard aan zijn onderlip, en probeerde die van zijn gezicht te scheuren. Ik stompte tegen zijn bril, zodat die met verbrijzelde glazen op de grond viel. Hij slaagde erin op te staan, en begon me in mijn zij te schoppen. 'Dit ben jij niet, Hamish, ' zei ik tussen twee kreunen door. 'Hamish? Laat me gaan, dan zal ik het geen mens vertellen. Ik zal de politie niets vertellen. ' Ik loog natuurlijk. Ik was nog steeds vastbesloten hem te vermoorden. 'Echt?'vroeg hij. 'Ik beloof het. ' Daarna schopte hij me zo lang dat ik dacht dat ik dood zou gaan. Toen ik bij bewustzijn kwam, drong het tot me door dat ik onderuitgezakt op de laagste bank van de sauna zat, vlak naast de hete kolen. Hamish trok met zijn linkerhand zo hard aan mijn haar dat ik bang werd dat hij mijn hoofd eraf zou rukken. Hij stond met zijn broek rond zijn knieën over me heen gebogen. Hij had de deur op slot gedaan en de sleutel in het slot gelaten. De kolen gloeiden naast mijn rechtervoet. Het blik waarmee Hamish me had geslagen lag naast de kolen. Met zijn andere hand hield Hamish zijn slappe penis vast. 'De politie is vast naar je op zoek, ' zei ik. 'Best mogelijk, maar tot de ochtend komt hier geen mens, dus ik hou zogezegd een afscheidsfeestje. ' Hamish had nu een stijve. Ik deed mijn ogen dicht en bad dat hij verdween, maar toen ik mijn ogen opendeed, was hij er nog, stond hij zich nog steeds af te trekken, en het haar uit mijn hoofd te rukken. 'Hou alsjeblieft op!' smeekte ik, waarop hij met zijn sneue kleine bekken stootbewegingen maakte in de lucht. Ik wrong, schopte en stompte zoveel ik kon. Ik had braakneigingen. Ik had zin om te huilen. Ik was al aan het huilen. Hij likte nu mijn voorhoofd. Mijn ogen waren stijf dicht en de tranen stroomden over mijn gezicht. Ik draaide mijn hoofd opzij, naar de dichte stoom toe, deed mijn ogen open en zag een geest. In het wit gekleed. Met zijn gezicht tegen de ruit. Ik staarde er zwijgend naar, en vroeg me af of ik toevallig al dood was. Zo ja, dan was ik niet naar de hemel gegaan.
47
Celia had bij zichzelf gedacht - toen hij haar onder bedreiging van de scalpel naar de auto had gereden dat dit nietwaar kon zijn. Ze was toch gered? Ze was toch gespaard gebleven? Ze stond toch op her punt haar leven terug te krijgen? Ze besloot te doen alsof ze dood was. Zo moeilijk was dat niet, met het grootste deel van haar gezicht in het verband. Ze hoefde alleen maar in zijn aanwezigheid haar adem in te houden. Dus dat deed ze. Toen hij de kofferbak opentrok hield ze haar adem in en haar ogen wijd open. Ze probeerde haar ogen emotieloos en star te houden toen ze voor het eerst zijn gezicht zag. Gewoon een kinloze nerd met een punthoofd. Een onbeduidende schrielhannes. Hij zag er verhit uit, had van alles en nog wat te doen, en daarom onderzocht hij haar niet zorgvuldig, maar pakte haar kleine gestalte op, gooide haar door een hoog, open raam, en liet haar liggen waar ze was neergekomen, op de grond van een betonnen kamer. Ze probeerde kalm te blijven toen hij na haar door het raam naar binnen kwam en het vervolgens dichtspijkerde. Er kwam een geluid van boven, en hij hield op, luisterde, en vertrok. Nadat hij de deur door was gegaan, dacht Celia koortsachtig na. Ze had niet voldoende energie om te lopen. Ze wist dat ze niet ver zou komen. Ze zou zich moeten verbergen. Ze kroop naar de tafel waarvan het betonnen blad ondersteund werd door twee grote planken, en liet zich daartussen glijden. Celia rukte de operatietape van haar mond en bezon zich op haar volgende stap. Een meisje rende de kamer in en uit. Celia kroop onder het betonnen blad vandaan en begaf zich naar de met stoom gevulde deuropening. Ze vroeg zich af welke richting haar redding zou betekenen, en ging linksaf. Ze kroop met een slak-kengangetje, en hoopte dat er een deur, een raam of een telefoon in de buurt zou zijn. Toen de stoom door een windvlaag even wegtrok, kwam er een afgesloten glazen vertrek in zicht. Het meisje was daarbinnen. Ze herkende haar nu. Het was het meisje dat haar in het souterrain had gevonden. Het meisje met wie ze dagenlang contact had proberen te maken, het meisje dat had gepraat in haar slaap en de Beatles had gedraaid. Het was het meisje dat haar was komen redden, dat haar in haar armen had gehouden en had gehuild, dat haar de jongens in herinnering had gebracht en haar had gesmeekt te blijven leven. Het meisje zat in elkaar gedoken, terwijl de man haar haren vasthield en zich pal voor haar gezicht opwreef. Celia wendde haar blik af - ze kon er maar beter vandoor kruipen. Ze kon zich maar beter weer verstoppen. Ze kreeg het niet voor elkaar. Op handen en voeten bewoog ze zich naar de sauna toe, centimeter voor centimeter, zwaar hijgend, en toen ze er eindelijk was, bonkte ze met haar goede hand op het glas. Ze probeerde te schreeuwen en wist uiteindelijk een nietig muizengepiep voort te brengen dat niemand ooit zou horen. 'Laat haar met rust! Klootzak! Laat haar met rust!'
48
Bronny kon Celia's mooie, huilende ogen onderscheiden. Celia bonkte op het glas maar maakte geen geluid. Hamish had er geen erg in. Hij had het te druk met zich aftrekken. 'Ssst!' gebaarde ze met haar mond en ogen naar Celia, en Celia hield even op met bonken. Hamish was bijna zover, zei hij telkens, bijna zover. Bronny vormde met haar lippen het woord 'Politie', maar besefte algauw dat Celia de politie niet kon bellen. De telefoon was een heel eindweg, op de bovenverdieping. Celia wist niet precies waar, en ze kon niet eens rechtop staan. Bijna zover, bijna zover. Dit kon maar op twee manieren aflopen, besefte Bronny. Hamish zou of haar doden, of haar en Celia doden. Met inspanning van al haar krachten bevrijdde ze zich uit Hamish' greep. Ze rende naar de deur, greep de sleutel en schoof die onder het glas door. Nu zaten zij en Hamish opgesloten. Nu was Celia veilig. 'Jezus Christus!' brulde Hamish. 'Wat krijgen we nou?' Hamish probeerde de deur open te doen, maar dat lukte niet. Hij timmerde met zijn vuisten op het glas. Het trilde, alsof het elk moment aan diggelen kon vallen. Bronny greep hem vast om te voorkomen dat hij het glas insloeg. Hij draaide zich om, duwde haar op de bank en kneep met beide handen haar keel dicht. Snakkend naar adem en terwijl ze hem strak aankeek, liet Bronny haar rechterhand zakken. Ze pakte een gloeiend heet stuk steenkool beet. Het siste in haar handpalm en hoewel er een golf van pijn door haar heen sidderde, was haar haat sterker dan de pijn. Ze drukte de inhoud van haar smeulende handpalm tegen Hamish' blote kruis. Het stuk steenkool siste toen het aan de huid van zijn penis vastkleefde. Hij liet haar keel los, gilde het uit, en verstijfde: een door stroomdraad geëlektrocuteerde buidelrat. 'Hou vol, ' zei Bronny hees. 'Ik ben bijna zover. Bijna zover. ' Ze drukte harder, zodat zijn penis met zijn ballen versmolt. Samen met zijn gegil steeg de stank van brandend vlees op.
Zijn afgeplatte pik werd overgaan 'neeee!' brulde hij. Ja, zei ze. Ja, ja. Ze wrong haar gesmolten huid van de zijne, gooide het stuk kool weg en stak haar hand in de emmer water. Hamish viel en rolde gillend over de vloer. Even later schoof hij weer naar het glas toe, en schreeuwend beukte hij er met zijn handen en benen op in. Bronwyn had geen kracht meer om hem tegen te houden. Het glas barstte. Bronny besefte dat ze hem niet kon overweldigen. Ze zag dat het blik waarmee Hamish haar had geslagen naast haar rechtervoet lag. Ze bekeek het voor het eerst eens goed: het was rattengif. Er verscheen nog een barst in de glazen muur. Nog 'één dreun en hij zou zowel Celia als haar kunnen doden. Bronny haalde het deksel eraf, hield het open blik met vloeibaar rattengif schuin boven de kolen en brulde: 'Ga daar weg of ik giet het erover!' Hamish draaide zich om en keek. Het duurde even voordat het tot hem doordrong. 'Dat doe je toch niet, 'zei hij. Ze zag Celia, die buiten op de grond lag, haar ogen nauwelijks meer open. Ze zag Hamish, die haar uitdaagde, haar niet geloofde. 'Daar ben je te schijterig voor. ' Bronny hield het blik met gif scheef. Er kwam een druppel naast de kolen terecht. Ze glimlachte, want een uur geleden zou Hamish gelijk hebben gehad. Ze zou niet hebben gedurfd - zoals ze het niet had aangedurfd de uitslag van het onderzoek te horen, drankjes te bestellen in een vliegtuig, in een achtbaan te stappen, hoogte te trotseren en... Ze glimlachte, want dat gold voor een uur geleden. Hamish beukte tegen het glas, harder ditmaal, en de barsten werden groter. Bronny hield het blik schuin. De vloeistof sijpelde over de kolen, siste en bracht sputterend een smerige, gele damp voort die opsteeg en als glassplinters hun keel binnendrong. Hamish en Bronny vielen op de grond. Ze had vaak over het moment op zich nagedacht. Ze had zich voorgesteld dat ze boos zou roepen of ze bevrijd kon worden van de pijn, dat ze zou gillen: 'Nee!' of: 'Meer morfine!' of: 'Help, help! Alsjeblieft, alsjeblieft, help me in godsnaam!' Ze had zich voorgesteld dat ze een licht zou zien en met een merkwaardig tevreden uitdrukking op haar gezicht haar hand zou uitsteken. Ze had zich voorgesteld dat ze zichzelf voor schut zou zetten met een grijze, onflatteuze beha en een gore, niet bijpassende onderbroek.
Ze had zich voorgesteld dat ze op het laatste moment het katholicisme zou omhelzen, voor het geval dat. Ze had zich voorgesteld dat er flitsen uit haar leven voorbij zouden razen, als vrachtwagens die op de snelweg haar autoruit inhaalden. Ze had zich voorgesteld dat ze boven zichzelf zou zweven en zou neerkijken op een door artsen, verpleegsters en huilende mensen omringd bed. Ze had zich voorgesteld dat ze de laatsten van een lange rij mensen de kamer in zou roepen en tegen hen zou zeggen dat het niet erg was, en dat ze in zekere zin altijd bij hen zou zijn. Ze had zich voorgesteld dat ze de eerste van een zeer korte rij mensen de kamer in zou roepen, maar van een enge verpleegster te horen zou krijgen dat die persoon even naar de melkboer was gewipt om eieren te halen. Ze had zich voorgesteld dat de rillingen haar over het lijf zouden lopen van de angst dat dit het einde was, dat de dood eraan kwam en ze die met geen mogelijkheid kon tegenhouden. Maar nu het moment daar was, wilde ze niet om zich heen graaien, roepen, gillen, of haar hand uitsteken naar het licht, en was ze niet doodsbang of aan het nadenken over haar laatste woorden. Ze had het te druk met hoesten, en als ze het niet zo druk had gehad met hoesten, zou ze alleen maar hebben willen huilen. Ze nam met haar bovenlichaam een foetushouding aan en trok haar gespreide knieén zo dicht mogelijk naar haar borst toe, en terwijl ze dat deed, zag Bronny een piepklein litteken op haar linkerknie. Het was haar nog nooit opgevallen - waarschijnlijk afkomstig van het fietsongevalletje op haar derde.
49
Vera Oh zette Pete bij de vooringang van het Porchester af. Het zag ernaar uit dat die schoft op weg was naar Frankrijk. 'Maak je geen zorgen, we pakken hem wel, ' zei ze, ervan overtuigd dat ze hun mannetje hadden, dat ze hem zouden vinden en Celia zouden redden, en dat er geen andere slachtoffers zouden vallen. Pete sprong de politieauto uit en rende naar de deur van het Porchester. De arts had het hem niet verteld, maar hij had uit zijn stem kunnen opmaken dat het 'ja' was. Die arme meid, ze had het. Pete was in ieder geval blij dat ze een veilige schuilplaats had gevonden, en bad onder het rennen dat ze er nog zou zijn, zodat hij haar in zijn armen kon nemen om haar te knuffelen en kon zeggen dat het wel goed zou komen. Ze zouden er niet alleen samen mee leren omgaan, maar ook nog minstens twintig jaar liefde en geluk hebben, meer dan de meeste mensen in een heel leven. Pete peuterde het slot open en ging naar binnen. Het was donker, en hij hoorde niets. 'Bronny?' riep hij. Pete bevoelde de aarde van de bamboepalm. Die was nat. Ze was er. 'Bron, ik weet dat je de arts hebt gesproken. Waar zit je?' Hij keek in de keuken: daar was niemand. Hij liep de dubbele deuren door, langs het dompelbad, de trap af. Overal hing stoom. 'Bronny? Waar zit je?' Hij liep naar de stoombaden en struikelde. Toen hij opstond, drong het tot hem door dat hij over een vrouw was gestruikeld. Hij knielde neer en draaide haar op haar rug. Hij herkende Celia meteen. Hij hapte naar adem, wetende dat dit inhield dat Hamish hier was, en Bronny gevaar liep. Pete controleerde Celia's pols en droeg haar zo voorzichtig mogelijk naar boven. Hij legde haar in de stabiele zijligging op de vloer van het receptiehokje, ervan overtuigd dat ze ademhaalde, en belde de politie. Pete rende de ontspanningsruimte in, en door de damp naar beneden. Hij keek in stoombad 1, stoombad 2, sauna 1, sauna 2. De deur was dicht, en Bronwyn en Hamish lagen stuiptrekkend op de grond.
50
De Zieke Man voelde zich erg ziek. Hij dacht terug aan toen hij als kind ziek was geweest en zijn moeder water uit een flanellen doek op zijn voorhoofd had laten sijpelen. Dat was lekker geweest. Het was een troostend geluid. Misschien had ze ook wel naar hem geglimlacht. Hij wist het niet meer, maar hij dacht het liefst van wel. Een straaltje water was wat hij nodig had, net als na al die dagen waarin hij verlamd was geweest van ellende, bij elk geluidje aan de deur zijn oren had gespitst, naar buiten had gekeken om te zien of ze al thuiskwam. Was zij het? Kwam ze thuis? Nee, ze was het niet. Het was een postbode, een joggend meisje - even een prettig gevoel - nog een postbode, en nog een, een liefdadigheidsinstelling, maar een straaltje, ho maar. Hij had zich sindsdien altijd ziek gevoeld, behalve dan op een enkel moment, maar nooit zo ziek als in de slaapkamer van zijn twaalfjarige ik, zelfs nu niet. Zelfs nu niet, terwijl hij op de grond lag van een sauna waar de stoom bestond uit scheermesjes die op je bloedende ingewanden inhakten. Mocht hij het alsjeblieft nu horen? Niet het gehoest en gebonk en gebrul. Niet het verbrijzelen van glas en de schreeuw, maar het sijpelen van water uit een flanellen doek op een voorhoofd? Mocht hij dat? Alsjeblieft?
51
Pete had alles verloren. Bij de geboorte: zijn moeder, aan de drank. Op zijn vijfde: zijn vader, aan Engeland. Op zijn vierentwintigste: zijn vaderland, aan auto's. En nu... Net als al die andere keren wist hij dat hij niet bij machte was het tegen te houden. Net als toen het geschreeuw zo de spuigaten uit was gelopen dat zijn vader een taxi had gebeld, hem bij de deur had omhelsd en huilend had gezegd: 'Ik kan niets meer doen, zoon. Ik kom je wel opzoeken. ' Net als toen zijn moeder zichzelf had ondergepiest terwijl hij twee pakjes lasagne met echt rundvlees in de magnetron opwarmde. Net als toen hij er zo'n behoefte aan had gehad om 'krijg de klere' te zeggen dat hij met zijn blote vuist een raam had ingeslagen en met dezelfde hand een agent een oplawaai had gegeven. Dus hij was eraan gewend van alles te verliezen. Maar toen hij water over Bronwyn goot, in de hoop dat het gif haar lichaam zou verlaten, bad hij dat de ambulance snel zou komen, alstublieft God, want hij wilde niet opnieuw gedwongen zijn te verliezen, niet opnieuw gedwongen zijn te herstellen, en harder te worden. Vera Oh was met grote snelheid op weg naar het zuiden toen het telefoontje binnenkwam. Ze zei 'kut', en daarna 'shit', en keerde in volle vaart. 'Kut, shit, kut, ' zei ze, terwijl ze een sigaret voor noodgevallen uit haar handschoenenkastje pakte, aanstak, en het schuldgevoel haar longen in zoog. Het was haar schuld, of niet? Ze had hem in de cel gehad, dat misbaksel. Ze had hem uitvoerig verhoord en geen aandacht geschonken aan een intuïtief gevoel dat hij het weleens zou kunnen zijn: het zat 'm in het feit dat hij alle juiste antwoorden paraat had gehad. 'Het is niet meer dan een gevoel, ' had ze haar medeverhoorder bekend. 'Niets concreets. ' Aangezien ze nog altijd de echtgenoot verdacht, en met Peter McGuire en zijn bondagemasker in situ, had ze hem vrijgelaten. 'Shit, kut, shit, kut, shit, kut, shit, ' vervolgde ze, terwijl ze de tweede sigaret voor noodgevallen opstak. 'Je mag er maar één, ' merkte haar politiepassagier op, en hij legde de Silk Cuts terug in het handschoenenkastje. 'Kut, kut, kut, ' was haar antwoord. Toen Vera eindelijk bij de ingang van de stoombaden aankwam, waren daar al vijf andere politiewagens, vergezeld van twee ambulances. 'Binnen, ' riep iemand. Vera rende naar de hoekdeur.
52
De afgelopen paar weken flitsen niet aan me
voorbij, ze kuierden. Ik streel het ruwe gezicht van een mooie man.
Ik verlies mijn schoen op een Londens dak. Ik word voortbewogen
door een loopband in Singapore. Ik zit opgetogen te kijken naar een
zich eindeloos uitstrekkend Australië daar in de diepte. Ik ren het
ziekenhuis uit. En nu ren ik naar mijn huis toe. Meneer Todd,
bedekt met een korsterige laag vuil, rijdt lachend een van de
paarden uit het oude spoorwegstation. De varkens draven met
wriemelende oren uit de spekfabriek de straat op. Ursula en papa
staan op de veranda naar me te zwaaien terwijl ik naar hen toe ren.
Mijn passen worden groter. Ze zijn reusachtig, snel en hoog, zo
hoog dat ik, net als ik denk dat ik op de veranda zal neerkomen, er
gewoon overheen vlieg en een paar meter verderop neerkom. Ik draai
me om en spring terug naar papa en Ursula, maar het is alsof ik
langzaam de heuvel van de Scenic Railway opklim. Ik raas naar
beneden, en kom nog verder van huis neer. Ze kijken nu met hun
hoofd in hun nek naar me op. Ik zal zo'n negen meter in de lucht
zijn, en kom roepend naar hen neer, ditmaal minstens twintig meter
van hen vandaan. Ik haal adem. Ik ben in het ijskoude dompelbad
geduwd en Pete omhelst me huilend en zegt: kijk me aan, hou vol,
hou vol. Ik zie Vera Oh. Ik zie Greg, die van bovenaf lachend naar
me kijkt: 'Dankjewel, Celia leeft nog, ze maakt het goed,
dankjewel, dankjewel, ' zegt hij. 'Ik hou van je, ' fluistert Pete.
Ik weet precies hoe ik moet reageren... 'Ik wil dat je met me mee
naar huis gaat. Begrijp je wat ik bedoel?' Hij knikt, en
verstrengelt zijn vingers met de mijne. Een man die me liefheeft
houdt mijn hand vast terwijl ik doodga. Greg verdwijnt om naar
Celia te gaan. Ik doe mijn ogen dicht. Pete heeft zich bij Ursula
en papa op de veranda gevoegd. Ze worden steeds kleiner, heel
nietig, terwijl ik op en neer spring. Nu kan ik hen helemaal niet
meer zien. Is dat een driewieler? Het gespring geeft me een
opgetogen gevoel. Opeens joel ik: 'Jippieieie!
EINDE.