DEEL 1
I
Er was vijftig procent kans. Mama had het, en was schuimbekkend van waanzin gestorven. Vijftig procent kans voor Ursula en mij. Wat we kregen voor onze achttiende verjaardag - die van haar nu, die van mij over vier jaar - zou worden bepaald door hoe het muntje neerkwam: kruis of munt. Ik probeerde Ursula's hand te pakken terwijl we via de parkeerplaats het ziekenhuis in liepen, maar ze sloeg me weg. Verder herinner ik me alleen gangen, honderden gangen die weer naar honderden andere gangen voerden. Ik herinner me dat ik urenlang in een wachtkamer zat terwijl Ursula en papa de uitslag van het onderzoek bespraken, en ik herinner me dat Ursula met gespreide armen en een brede grijns een kamer uit kwam rennen. Ik omhelsde haar en we wervelden samen door het vertrek. Mooie Ursula. Ze zou mama niet achternagaan, niet van een humeurige vergeetachtigheid in stinkende onmacht vervallen en ten slotte op haar veertigste aan haar eind komen. Toen we die middag van het ziekenhuis naar huis reden daalde de duisternis op me neer. Ik was ervan overtuigd dat Ursula's onderzoeksuitslag voor mij niet veel goeds voorspelde. Papa legde uit dat dit onzin was, maar ik geloofde hem niet. Wat mij betrof kon het niet anders of een van ons had het, en als het Ursula niet was, dan zou ik het zijn. Ik was veertien, en vanaf dat moment zouden mijn gedachten beheerst worden door de dood. Ik zou de rest van mijn tienerjaren omhoog blijven staan kijken naar een langzaam vallend muntje. De tocht naar Kilburn was zo'n doorsnee saaie rit over de snelweg: vlak, dor en snel. Duizenden grote vrachtwagens denderden piepkleine gezinsauto's voorbij. In de dorre weilanden stonden hongerig ogende schapen, en er lagen minstens twee platgereden dieren langs de kant van de weg. Aan de rand van Kilburn waren rouwkamers en een begraafplaats, bij ons in de straat krijsende varkens in de spekfabriek. En dan was er nog de duisternis, die in me sijpelde. Ik miste die vier jaar van alles: Ik ging nooit in de achtbaan in het lunapark. Ik zoende nooit met een jongen voor het geval ik verliefd op hem werd. Ik schreef me niet in op de universiteit. Ik bleef maagd. Ik was al dood. Drie weken na mijn achttiende verjaardag reden we naar Mel-bourne. Ik beeldde me in dat ik door de gang van een Texaanse gevangenis liep. In plaats van geelbruine weilanden zag ik het staalgrijs van cellen. Mijn vader was de priester, die één stap voor me ademloos gebeden liep te prevelen. Ursula was de zwijgende bewaker, aan me vastgeketend, log. Ik liep naar de kamer waarin ik zou eindigen, lijdzaam, zonder het te verhinderen, en toen ik in de zijspiegel keek zag ik dat ik Cheesles at.
Terwijl ik de oranje smurrie uit de knapperige ringen zoog vroeg ik me af waarom men de moeite nam voor een galgenmaal, om onmiddellijk daarna te beseffen dat er altijd een moment hoorde te zijn voor Cheesles, want Cheesles zijn verrekte lekker. Dokter Gibbons had zo lang ik me kon herinneren deel uitgemaakt van het leven van ons gezin, en niet op een prettige manier. Hoe aardig en zachtzinnig hij ook was, in mijn ogen vertegenwoordigde hij injectienaalden en doodskisten, en telkens wanneer zijn dikke, oude gestalte verscheen werd ik overspoeld door een golf van angst. Die golf was krachtiger dan ooit toen dokter Gibbons bloed bij me afnam, me een heleboel vragen stelde en me van alles liet ondertekenen. 'Een week of twee, drie,' zei hij. 'Ik bel je wel.' 'Mag ik even alleen zijn?' vroeg ik. 'Natuurlijk.' 'Ik heb behoefte aan een wandelingetje,' zei ik. Ik liet dokter Gibbons, Ursula en papa in de behandelkamer staan en liep de trap af, naar buiten. Bij de auto schreef ik een briefje dat ik onder de ruitenwisser schoof, en daarna stak ik de zesbaansweg over. Toen ik me zigzaggend een weg baande door het langzaam rijdende verkeer besefte ik dat de duisternis aan het verdwijnen was. Ik beeldde me niet meer in dat er uit het niets een auto aankwam die van opzij op me in reed, waarbij mijn geplette hoofd en verdraaide lichaam zes meter de lucht in werden geslingerd en daarna neerploften in de begroeide berm. Toen ik het park betrad, beeldde ik me niet meer in dat er uit het niets een man in een grote overjas opdook die (a) een mes onder zijn jas vandaan haalde en mijn keel van oor tot oor doorsneed, of (b) me de bosjes in sleurde, me de onderbroek van het lijf rukte en me verkrachtte, terwijl hij met zijn elleboog mijn luchtpijp afknelde. Toen ik naar de andere kant van het park liep, beeldde ik me niet meer in dat ik in het aangelegde meer viel, met mijn voeten verstrikt raakte in de waterplanten en om hulp riep, maar die niet kreeg. Ik had voor het eerst sinds vier jaar geen fantasieën meer die te maken hadden met de dood. Ik bereikte de hoofdweg aan de andere kant van het park. Het ziekenhuis was inmiddels uit het zicht verdwenen. Ik hield een taxi aan. Ik draaide me om, keek naar het spoor van niet-dood achter me, haalde diep adem, deed het portier open en zei: 'Vliegveld Tullamarine. '
2
Ik was sinds mijn tiende nooit verder gekomen dan Mel-bourne, en dat was niet meer dan een dagreisje geweest om de pinguïns op Port Phillip Island te zien. Het was onze eerste expeditie zonder mama, bedoeld om ons op te vrolijken, maar ik weet nog dat ik de rijen toeristen en de waggelende pinguïns angstaanjagend veel op elkaar vond lijken en het me enigszins droevig stemde dat beide op dezelfde plek terecht waren gekomen en nog zo'n beetje hetzelfde deden ook. Ik had het vage plan opgevat te gaan reizen zodra ik de uitslag wist, om zoveel mogelijk te profiteren van de jaren die ik nog overhad, dus het paspoort dat ik had aangevraagd zat in mijn schoudertas. Maar nadat het bloed was afgenomen drong het tot me door dat er waarschijnlijk geen lol aan zou zijn als ik wist dat ik doodging. Sterker nog, met die wetenschap zou er geheid geen lol aan zijn. Ik kon het maar beter niet weten. En ik kon er maar beter onmiddellijk vandoor gaan. Het enkeltje kostte achthonderd dollar, twee derde van het bedrag dat ik had weten te sparen bij de Craigieburn Mint, waar ik zes maanden lang geld had gemaakt, in letterlijke zin. Ik kocht het ticket en rende zo snel ik kon naar de incheckbalie. Stel dat papa en Ursula me vonden, wat dan? Wat zou ik zeggen? Stel dat ze kwamen aanzetten en me smeekten niet te gaan, wat dan? 'Hoeveel koffers?' De norse persoon achter de incheckbalie van Qantas was klaarblijkelijk al een tijdje tegen me aan het praten, zonder dat ik had geluisterd. Ik had aan papa en Ursula gedacht, die gangen en parken doorrenden om me te zoeken, in de auto stapten en het briefje zagen dat ik onder de ruitenwisser had geschoven. Lieve papa en Ursula, Het spijt me, maar ik wil het niet weten. Ik wil er niet door worden beheerst. Dat is jaren het geval geweest en ik heb er mijn leven mee verdaan. Ik ga naar Londen om te leven en ik red me wel. Ik hou onnoemelijk veel van jullie. Bronny 'Geen?' vroeg de persoon achter de incheckbalie van Qantas. 'Hoezo, "geen?' 'Ik heb zo min mogelijk bij me, ' zei ik. Hij trok zijn wenkbrauwen op voordat hij me mijn instapkaart gaf en ik zette het op een lopen, voor het geval ze net aankwamen op de parkeerplaats, voor het geval ze me achternarenden om 'Stop!' te schreeuwen, want stoppen was wel het laatste wat ik wilde. Ik had hoogtevrees, dus ik deed mijn ogen dicht en dacht aan wat papa tegen me had gezegd nadat hij me had gedwongen naar het topje van de wachttoren van de vroegere gevangenis te klimmen. Toen ik boven aan de stenen wenteltrap verscheen, trof ik een weids uitzicht aan en een flinterdunne houten reling, die volgens mij elk moment kon breken. 'Diep ademhalen, ' zei papa. 'Niet zoveel nadenken. Stel je voor dat je op terracotta staat.'
Ik had erom moeten giechelen, maar het had niet geholpen, net zoals het nu niet hielp. Ik besloot het met alcohol te proberen. Twee uur later zat ik opgetogen van een Bacardi-cola te nippen. Ik had een hele rij stoelen voor mezelf en genoeg moed verzameld om af en toe een blik uit het raam te werpen. Er kwam maar geen eind aan Australië. Ik had in een Australië gewoond met grenzen - de Great Dividing Range, Melbourne, het oude spoorwegstation, de boerderij van O'Hair - en het was nooit goed tot me doorgedrongen hoe uitgestrekt mijn vaderland was. Het hield maar niet op. Vanaf stoel 23b, waar ik aan mijn zevende Bacardi-cola zat, was Australië een eindeloze, uitgedroogde pannenkoek. Het had even geduurd voordat ik mijn eerste drankje had besteld omdat ik geen idee had of ik er nu voor moest betalen of niet. Dit was mijn allereerste vlucht en de passagiersetiquette was me onbekend. 'Wilt u iets hebben?' had de stewardess gevraagd, maar ik was te zenuwachtig om ja te zeggen, en had dus eerst toegekeken hoe er in allerlei rijen sterkedrank werd besteld tot ik er heel zeker van was dat het niets kostte, en daarna had ik zeven keer kort na elkaar een drankje besteld. 'Ik heet Bronny!' zei ik tegen de man in 24c. 'Ik heb te veel gedronken.' 'Je moet nooit tegen een man zeggen dat je te veel hebt gedronken, ' zei hij, zonder te glimlachen. 'Okidoki, ' zei ik, en ik ging blozend terug naar mijn stoel. Wat bedoelde hij? 'Wat betekent het als een man zegt: "Je moet nooit tegen een man zeggen dat je te veel hebt gedronken?' fluisterde ik dronken tegen de vrouw in 23a. 'Het betekent dat hij een eikel is, ' zei ze, en ik glimlachte maar wist niet waarom, want ik begreep ook al niet waar zij het over had. Ik ging naar de wc en braakte in de metalen pot die de sporen vertoonde van elke kont die erop had gezeten: bloedspatten, natte poep die nog aan de zijkanten kleefde, bungelend wc-brildekje, een rubberen handschoen. Ik voegde mijn verhaal toe aan de pot in de vorm van Bacardi-cola en misvormde Cheesles, gooide twee tic tacs in mijn mond en ging terug naar mijn stoel. Daarna dutte ik in en sliep geruime tijd. 'Geruime tijd' was tijdens een langeafstandsvlucht tweeënhalf uur, ontdekte ik. Dat hield in dat er nog twee uur te gaan waren tot de overstapbelevenis in Singapore. Ik had een kater, mijn benen jengelden, de uitgedroogde pannenkoek onder me was in dreigend zwart water veranderd en toen kondigde de piloot ook nog eens aan dat we op negenduizend meter hoogte zaten. Negenduizend meter! Dat was nogal wat. Ik deed mijn ogen dicht en bad dat als er een god was, of ik dan alstublieft zo langzaam zwevend mocht sterven - zonder motoren één, twee, drie en vier - dat ik nog afscheidsbrieven naar dierbaren kon schrijven voordat ik neerstortte in de betonnen oceaan. Ik raakte in paniek. Waar was ik mee bezig? Ik had geen geld, geen contacten, geen kleren en geen baan in het vooruitzicht. Ik vroeg papier en een pen, zonder nog in te zitten over wat ik als passagier van Qantas al dan niet mocht doen. (Afgaande op de groep schoolverlaters in rij u en 12 die van grote afstand cashewnoten in eikaars mond gooiden, nam ik aan dat ik zo ongeveer kon doen wat ik wilde. )
Het schrijfmateriaal kwam en ik begon aan een
tweede brief aan papa en Ursula. Lieve papa en Ursula, Ik heb een
vergissing begaan. Ik heb geen geld, geen contacten, geen kleren en
geen baan in het vooruitzicht. Ik zal sparen tot ik naar huis kan
komen... Ik verscheurde het. Wat had het voor zin om hen bezorgd te
maken? Trouwens, we zouden over tien minuten landen. Ik
stapte uit het vliegtuig en schuifelde het reusachtige
luchthavengebouw in. Iedereen bewoog zich doelgericht op en naast
enorme loopbanden voort. Alle mensen leken precies te weten waar ze
naartoe gingen. Ik ging hen achterna: ik sprong op de loopband en
hield me angstvallig aan de zijkant vast. Op dat moment kwam ik de
man die in 24c had gezeten weer tegen. Hij heette Hamish. Hij was
tienerachtig, met een John Lennon-brilletje en glanzende lippen. Ik
glimlachte naar hem. 'Nog steeds dronken?' Ik haalde mijn schouders
op. 'Eerste keer, hé?' Ja. Ik weet niet zeker of hij nu mij volgde
of ik hem. Het enige wat ik weet is dat ik mijn tijd in
Overstapstad doorbracht met Hamish uit Toronto, die terugging naar
Londen na in Ballarat een herdenkingsdienst voor een vriendin te
hebben bijgewoond. Arme meid, zo was ze nog voor de kust van Devon
aan het zeilen, en het volgende moment lag ze dood op de zeebodem.
Ik zat de volgende twee etappes van de reis naast Hamish, en hij
sleepte me door verscheidene hevige paniekaanvallen heen die
afwisselend werden veroorzaakt door turbulentie, een onbekend
vliegend ding niet ver van de vleugel onder mijn raam, een
passagier die zijn tas (bom) iets te stevig vasthield, en een
verbeten vuistgevecht tussen een van de cashewgooiers en een ouder
wiens kind in het kruisvuur terecht was gekomen. We bekeken de
onsamenhangende delen van drie films. We stonden op Heathrow samen
in de rij voor de paspoortcontrole, waar Hamish me tot mijn
afgrijzen meedeelde dat ik geen onderdaan van de eu was en daarom
in de andere rij moest gaan staan, bij de Chinezen en de Afrikanen.
Daarna namen we samen de metro naar de Royal, waar Hamish een
internetcafë runde. Hij had me verteld dat de jeugdherberg
goedkoop, schoon en leuk was. Mooier nog, had hij gezegd, elke
ochtend kwam er een schoonmaakbedrijf langs om losse
arbeidskrachten voor een dag te ronselen. 'We zitten vol, ' zei de
beheerder van de jeugdherberg, terwijl hij zijn blik over me heen
liet glijden en Hamish zijn sleutel gaf. 'Je had online moeten
boeken. ' Ik kon wel janken. Ik was met vierhonderd Australische
dollar naar Londen gekomen en had verwacht dat ik het daarmee zou
kunnen uitzingen tot ik een baantje had gevonden, maar toen ik in
Bayswater aankwam had ik er al honderdvijftig uitgegeven. Ik had
net genoeg geld over voor drie nachten in een sjofel onderkomen als
de Royal, waar toch geen kamer meer vrij was. Ik trok mijn windjack
uit en ging duizelig en uitgeput op de bank zitten. Ik droeg een
spijkerbroek, sportschoenen en een flinterdun hemdje, en had de
ochtend daarvoor zo in de zenuwen gezeten over het feit dat ik
definitief zou horen of ik ten dode was opgeschreven, dat ik
vergeten was een beha aan te trekken. 'Hè, kijk nou, ' zei de
beheerder, terwijl hij een blik op mij wierp en zich daarna naar
zijn computerscherm draaide. 'We hebben er toch nog een.
'
3
De beheerder van de jeugdherberg, een Australisch-Italiaanse man die Francesco heette, had aangenomen dat Bronny een jongen was, tot ze haar windjack uittrok. Ze was geen jongen. Ze had grote, behaloze, achttienjarige borsten, vandaar dat er opeens een kamer tevoorschijn was gekomen. Kamer 13, bij de chick uit Nieuw-Zeeland. Ja, ja. Hij bood aan haar koffers te dragen, maar die had ze niet, dus ging hij haar voor naar de kamer, een tweepersoons met aparte bedden, op de tweede verdieping. Zij zou het bed bij de deur krijgen. 'Je hebt zeker geen handdoek over?' had ze gevraagd. 'Onder de uitdrukkelijke voorwaarde dat je vanavond naar het feest komt, ' zei hij, gefascineerd door meer dan alleen de bovengenoemde borsten: haar openhartige gezicht, haar natuurlijke, niet al te verzorgde haar, en haar glimlach, met een betoverende zweem van melancholie. Het was beklonken. Nadat Bronny had gedoucht en haar met de hand gewassen slipje onder de handdroger had gedroogd, deed ze een dutje. Haar kamergenote, Fliss, was blijkbaar nog aan het werk, dus ze sliep als een roos, en daarna ging ze naar het internetcafë op de benedenverdieping. Het cafë bevond zich aan de straatkant van de jeugdherberg. Hamish zat achter een van de zes terminals. De koffiemachine in de hoek was zo te zien het enige cafë-element van het vertrek. 'Goeiedag, ' zei Hamish met een erbarmelijk Australisch accent, voordat hij Bronny achter een van de terminals installeerde om een e-mail naar haar familie te schrijven. Ursula en papa, ik maak het goed, typte Bronny. Ik zit in een jeugdherberg in Londen, die erg gastvrij is. Ik heb zelfs al een baan. Ik hou van jullie! Toen ze haar e-mail afhad, bood Bronny Hamish het pond aan dat ze hem verschuldigd was. 'Trakteer me maar op een drankje, ' zei Hamish. Hij zag er schattig uit zonder bril, dacht Bronny bij zichzelf, en ze gingen samen naar het souterrain, allebei met het gevoel dat ze zo lang ze zich konden heugen al boezemvrienden waren. Het feest was in volle gang. Er stonden een stuk of twintig twintigers in de eetzaal, met mtv op vol volume. Bronny keek vorsend het vertrek rond en zag dat iedereen ontspannen, dronken en vrolijk was. De laatste keer dat ze een feestje had bezocht, was toen Rachel Thompson in Seymour haar veertiende verjaardag vierde, en dat partijtje was om negen uur 's avonds met cake en limonade geëindigd. Bronny sloeg een aantal biertjes achterover, de eerste biertjes die ze ooit achterover had geslagen, en maakte toen ongeremd kennis met haar nieuwe wereld: Fliss, haar Nieuw-Zeelandse kamergenote, die net terug was van haar werk in het cafë. Ze was een model in spe: donker, glanzend haar, donkerbruine ogen, drie meter lang en zo mager dat ze doorschijnend was. Ray, de rossige slotenmaker uit Johannesburg. Zach uit Torquay in Australië, langharig, gitaar bij zich, liefhebber van Lenny Kravitz. Pete uit Adelaide, met indrukwekkende spierbundels en een bijpassende strenge grijns. Cheryl-Anne uit Wagga Wagga, die bruin haar had dat rechter en dunner was dan papier, en een driejarig dochtertje: in Wagga Wagga. En Francesco... Mmm... Francesco, met zijn aparte accent. 'Gewoon inzuigen!' had hij gezegd, toen Bronny later die avond aan de hasjpijp zat. 'Een paar seconden binnenhouden en daarna langzaam uitblazen.' Haar hoestbui duurde langer dan sociaal aanvaardbaar was, en eindigde met armen in de lucht, de Heimlich-manoeuvre, twee glazen water en een whitey. 'Maak je geen zorgen, ' had Francesco gezegd, terwijl hij toekeek hoe ze geheel gekleed onder het stromende water van de douche zat. 'Hou mijn hand vast, ik glijd weg. Ik zie het licht. ' 'Ik zal je hand vasthouden, maar je gaat niet dood, ' zei Francesco, terwijl het water over haar uitgestoken onderlip en haar T-shirt liep. 'Straks word je misselijk en moet je kotsen, en daarna gaan we dansen. En morgenochtend gaan we in dat tentje aan Queensway gerookte zalm en bagels met roomkaas eten. '
4
Nadat Francesco me door de whitey had geloodst, voerde hij me weer mee naar beneden, en dansten we aan een stuk door. We hielden eikaars hand vast, sloegen onze armen om elkaar heen bij de langzame nummers, en gingen dicht naast elkaar op de bank in de hoek van de eetzaal zitten. Ik nam aan dat we nu officieel bij elkaar hoorden, een stel waren. We praatten over van alles en nog wat: wat hij tijdens zijn reizen had gezien (restaurants), en wat hij thuis deed (uit eten gaan). Ik vertelde hem over mijn werk bij de Munt: hoe iemand zijn hand in de muntstansmachine had gestoken en zijn vinger had verloren, en hoe een vrouw op weg naar de aan de overkant van de straat gelegen McDonald's door een auto met vierwielaandrijving was overreden. De auto was uitgeweken voor een dwalend schaap en had het schaap gemist, maar haar van Ronald aflaten druipen. Francesco vroeg of er nog iets anders dan dood en destructie plaatsvond in de Munt, en ik zei dat ik dacht van niet. Mijn werk was zo saai geweest - ik was archiefbediende - dat het enige gedenkwaardige eraan verhalen over verwonding en dood waren. Ik vertelde hem over Ursula, een streber die altijd, maar dan ook altijd, haar zin kreeg. Als mama een roze en een blauwe Humpty Dumpty kocht, kreeg zij de roze. Als zij naar het lunapark wilde en ik niet, gingen we naar het lunapark. Als zij in Melbourne geneeskunde wilde studeren, gebeurde dat ook. Ik zei verder niets over de gunstige uitslag van haar onderzoek, niet alleen omdat ik er niet over wilde praten, maar ook omdat ik besefte dat hij in slaap was gevallen. Ik was nog nooit zo dicht bij een jongen geweest. Mijn meest intieme contact had plaatsgevonden tijdens het paastoernooi van de tennisclub, toen Paul Fletcher en ik het gemengd dubbel hadden gewonnen en we elk een handvat van de beker hadden moeten vasthouden voor de foto van de Kil-burn Free Press. Paul Fletcher zag eruit als alle andere jongens uit Kilburn: een proleet met rood haar en een voorkeur voor zo'n typisch Australische korte broek die de ballen afkneep. Ik keek naar Francesco, met zijn hippe jeans en mooi vallende shirt, dat ondanks het dansen en slapen geen kreukje vertoonde. Ik schoof naar hem toe en ging naast hem liggen. Maar ik kon niet slapen. Ik vond het overweldigend om een man aan te raken die de volmaakte hoeveelheid onvolmaaktheden had: een klein buikje, een grote bruine moedervlek op zijn hals, zacht haar op zijn armen. Ik liet mijn blik over hem heen glijden, raakte zijn schouder, zijn hand aan. Toen hij wakker werd, tintelde mijn hele lichaam. De eetzaal was leeg, afgezien van wat flessen, sigarettenpeuken en onszelf. Hij deed zijn ogen open en glimlachte naar me: 'Ik zou me maar haasten als ik jou was, wil je James nog te pakken krijgen.' 'En de bagels dan?' 'Ik zal er een voor je bewaren. ' James was de Nieuw-Zeelander die het schoonmaakbedrijf runde. Zijn witte bestelbusje kwam elke ochtend om halfnegen voorrijden.
Hij ontbeet gratis in het souterrain van de jeugdherberg en verzamelde dan zoveel arbeidskrachten als hij die dag nodig had. Toen ik na me snel gewassen te hebben volkomen brak het souterrain weer binnenkwam, was hij net op weg naar buiten. 'Je kunt zeker niet nog een paar handen gebruiken?' zei ik. Hij telde het katerige groepje mensen dat bij het busje stond te wachten en zei dat hij er eigenlijk wel genoeg had. Ik pakte zijn arm beet voordat hij weg kon lopen. 'O, alsjeblieft. Ik ben platzak. ' Toen ik later de muren van een reusachtige bakkerij schrobde, haalde ik me elke seconde van de vorige avond voor de geest, de mooiste avond van mijn leven. Ik dacht aan de eerste keer dat Francesco en ik samen hadden gedanst, en hij zijn handen op mijn schouders had gelegd en me dichter naar zich toe had getrokken. Ik herinnerde me hoe ik met hem op de bank had gelegen en hem had bekeken toen hij sliep. Ik glimlachte terwijl ik met mijn dweil muizenkeutels opveegde, ook al zat James me achter de vodden. Ik slaakte een zucht terwijl ik vuile schalen onder de toonbank vandaan haalde, en het drong maar half tot me door dat ik er op weg naar de keuken twee had laten vallen. Ik deed mijn ogen dicht en haalde me Fran-cesco's gezicht voor de geest terwijl ik met een lege vuilniszak bij de afvalbakken stond. 'Nou heb ik er genoeg van!' 'Hé?' James keek naar me. Ik stond blijkbaar al een tijdje met mijn ogen dicht. Ik had geen gehoor gegeven aan zijn bevel om de kapotgevallen schalen - waaraan hij zijn hand had gesneden - op te ruimen, en was ontslagen. Uit een schoonmaakbaantje. Ik ging lopend terug naar Bayswater, wat me uiteindelijk drie uur kostte. Ik denk dat ik me gedurende mijn achttien jaar een beeld van Londen had gevormd dat voornamelijk was ontleend aan een Amerikaanse weerwolf in Londen. Ik had me enge ondergrondse tunnels voorgesteld, mist, grijze luchten, ongelukkige mensen, en weerwolven. De enige plattegrond die ik te pakken kon krijgen was een gratis metroplattegrondje, dus ik liep van het ene metrostation naar het andere, en liet me telkens door een krantenverkoper de weg wijzen naar het volgende station.
Onderweg verbaasde ik me erover dat Londen er zo opwindend en schoon uitzag. Ordelijk, mooi, met interessant geklede mensen die, dat moest ik toegeven, er nogal ongelukkig uitzagen. Ik was verrukt van de enorme omvang van de stad, van het mooie, ongeschonden fruit dat in de winkeltjes uitgestald was, de ontelbare cafés en tentjes die losse pizzapunten verkochten, en de schitterende rijen Victoriaanse en Georgian gebouwen. Toen ik terugkwam in de Royal was ik uitgeput. Ik zat onder de muizenkeutels en had al drie dagen hetzelfde topje en dezelfde spijkerbroek aan, dus je kon rustig stellen dat ik stonk. 'Francesco!' riep ik, terwijl ik struikelend de receptie binnenkwam. Hij zat aan zijn balie naast de eigenaar, een bejaarde Poolse heer met een bril op. 'Ik ben ontslagen!' 'O ja?' zei Francesco. 'Zou je niet even gaan douchen? Dan praten we verder als meneer Rutkowski klaar is. ' 'Okidoki. ' Mijn heerlijke Francesco. Ik wierp een blik in het internetcafè. Cheryl-Anne zat druk te typen. 'Kijk eens, ' zei ze, en ze liet me een foto van de vorige avond zien, die ze had gedownload. Ik stond als een bezetene naast Francesco te dansen, en straalde. Om ons heen waren een stuk of tien anderen ook aan het dansen, maar Pete, de gespierde man uit Adelaide, danste niet. Hij zat naar me te kijken. Ik stuurde de foto door naar papa en Ursula: onderwerp: bewijs van vrolijke gemoedstoestand. De deur van Hamish' kamer, een eenpersoons pal naast het café, was dicht. Ik besloot hem niet lastig te vallen - hij deed waarschijnlijk een dutje - en ging regelrecht naar mijn kamer. Ik wist dat er iets niet klopte toen ik de deur opendeed. Mijn bed was niet opgemaakt, terwijl ik me herinnerde het te hebben opgemaakt voordat ik naar het feestje ging. Toen ik naar de plank ernaast keek, zag ik dat mijn schoudertas weg was. Ik begon koortsachtig de kamer te doorzoeken, maar de tas was er niet meer. Verdomme. Ach, wat deed het er ook toe, dacht ik bij mezelf. Ik kon een ander paspoort aanvragen en er was geen haast bij, ik was niet van plan ergens naartoe te gaan. Er zat maar zestig pond in de tas, aangezien ik twee overnachtingen in de jeugdherberg vooruit had betaald, en ik wist zeker dat Francesco of Hamish me daarna uit de brand zou helpen.
Terwijl ik deze positieve gedachten koesterde, kwam Fliss de kamer binnen. 'Heeft hij je gedwongen het in een etalage te doen?' 'Wie?' Fliss zweeg even, en zag er verbijsterd uit. 'Wil je een topje lenen?' 'Nou en of. Ik stink een uur in de wind. Ik was van plan naar de kringloopwinkel te gaan, maar mijn tas is zoek. ' Het daaropvolgende uur kreeg ik les in het leven in een jeugdherberg. Fliss, de expert, somde op waaraan je je moest houden wilde je zo lang mogelijk met je geld doen: Cider (geen pils), 'e' (geen cocaïne), wiet (geen hasj), de Kwiksave-supermarkt (niet Sainsbury's), lopen (niet met de metro), sms'en (niet bellen), broekzak (geen tas), kraakpand (geen jeugdherberg). Ik had geen boezemvriendin meer gehad sinds de kleuterschool, toen ik was ingegaan op de vriendelijke uitnodiging van Jennifer Simmons om na school bij haar te komen spelen. Het was mijn eerste dag, maar ik voelde me zo volwassen dat ik zonder nadenken ja had gezegd en voordat mama me kon vinden het speelplein af was gerend, en met Jennifer naar haar huis om de hoek was gehuppeld. 'Jennifer, ga naar je kamer!' zei haar moeder toen we giechelend haar veranda op kwamen. "Weet je hoe je thuis moet komen?' had ze me gevraagd. Ik kan me niet herinneren dat ze op mijn antwoord wachtte voordat ze de deur voor mijn neus dichtdeed. Ik had uiteraard geen idee hoe ik thuis moest komen. Ik was vijf en nooit verder geweest dan de spekfabriek, dus ik zwierf door Kilburn en stond er versteld van hoe groot het allemaal was. Het was echt allemaal ontzettend groot: grote bomen, grote lucht, groot rood huis, groot paard... Dat was Mandy, een van de paarden van meneer Todd. Meneer Todd was een overblijfsel uit de tijd van de veedrijvers, en bivakkeerde in het oude spoorwegstation. Hij maakte deel uit van het opsporingsteam dat mijn negenjarige zus had opgericht: 'Mama, jij blijft bij de telefoon. Als de politie niet over tien minuten belt, bel jij hen, ' had Ursula bevolen vanuit haar stuurcentrum bij het aanrecht. 'Papa, neem de straten rechts van de hoofdweg... Meneer O'Hair, u neemt de straten aan de linkerkant... Toddy, hou de school in de gaten... Ik blijf de moeders bellen... ' Zoals gewoonlijk slaagde haar plan. Binnen een uur had Toddy me op Mandy getild en me als een sprookjesprinses naar huis gevoerd. Na die gebeurtenis had ik genoeg van Jennifer Simmons, of zij van mij, en sindsdien had ik nooit meer een vriendin gehad van wie ik zo genoot als van Fliss.
Ze was ronduit prachtig, met volmaakte neptieten die ze me als pasgeboren puppy's aanbood. 'Voel eens!' 'Nee, dank je, ' zei ik, 'ik bewonder ze liever op afstand. ' Ze had een achteloze manier van doen, alsof wassen, aankleden, slapen, praten en eten de dingen die er werkelijk toe deden in haar leven in de weg stonden. En ze was ervaren. 'Knijp je plas halverwege af, ' had ze me aangeraden, 'dan krijg je geen uitgelubberde kut. ' 'Niet eten voordat je speed gebruikt, ' raadde ze me aan, 'anders hef je de werking op.' 'Sms nooit ja als antwoord, ' zei ze, 'zeg... ik zal erover nadenken? 'Altijd een flesje mineraalwater bij de hand hebben voor het geval je niet ontkomt aan doorslikken. ' Fliss was aan het verzamelen geslagen, zei ze, nadat haar verloving was verbroken. 'Voor vorig jaar april was ik maar met één man naar bed geweest, ' vertelde ze, terwijl ze een grote colafles vol internationale munten oppakte en heen en weer schudde. 'Eentje voor elke keer sinds die tijd.' Ik hield de colafles vast en maakte een snelle schatting, een kunstje dat ik na zeven achtereenvolgende wedstrijden 'Raad het aantal Kit Kats in de pot' op de jaarlijkse Kilburn Show aardig beheerste. Er zaten tweehonderdvijfentwintig munten in de fles, vermoedde ik. (Ik had de wedstrijd twee keer achter elkaar gewonnen en kon nu geen Kit Kat meer zien. ) 'Altijd een condoom gebruiken, ' zei ze, terwijl ze de fles van me overnam en nostalgisch naar een van de munten daarin keek. 'Khagendra uit Pokhara... Hij hield van chocoladetaart. ' Ze zette de fles weer op haar nachtkastje neer. 'Ik heb nog nooit seks gehad, ' zei ik tegen haar. Ze staarde me met open mond aan en verklaarde dat ze me met liefde wilde coachen. Ze zou me sekslessen geven en me alle fijne kneepjes leren, want sinds vorig jaar april had 98 procent van de mannen in de colafles verklaard dat ze nog nooit zo lekker hadden geneukt als met haar. 'Ja, dat raadt je de koekoek, ' mompelde ik per ongeluk. 'Wat?' Fliss had niet verwacht dat haar leerling iets terug zou zeggen. 'Eerlijk gezegd, moppie, was het op twee keer na de lekkerste seks die ik ooit heb gehad.' Fliss wees naar zichzelf en zei: 'Lerares, ' en daarna naar mij: 'Leerling.' 'Ik hou mijn mond.' 'Jij houdt je mond. ' Ze bewoog zich soepel door de kamer op zoek naar kleren die me zouden passen en staan, terwijl ze me de eerste officiële seksles van Felicity James gaf, die voornamelijk ging over de stand van de ogen tijdens het pijpen (geopend en omhoogge-richt). Toen ik een poosje later in bad lag en bedacht dat Francesco per ongeluk met zijn hand over mijn dij had gestreken, vlak bij mijn je-weet-wel, kwam Fliss binnenlopen.
Ze ging naar haar werk. Ik probeerde me zo goed mogelijk te verschuilen, maar het schuim van de bijeengesprokkelde stukjes zeep was te miezerig en ik had geen gezichtsreiniger. 'Het huis hiernaast is door de bank in beslag genomen. We breken morgen in. ' Ik gaf geen antwoord, want ik was bang dat ze zich zou omdraaien en naar mijn naakte lijf zou kijken. Het was nooit iets voor mij geweest om me openlijk te verkleden in het zwembad van Kilburn of mijn benen in te smeren, zoals Angela Ross met haar enorme, donzige kut. Ik was degene met de tot aan mijn kin opgetrokken handdoek, terwijl ik me stuntelig uitkleedde in een wanhopige poging mijn waardigheid te bewaren. Achteraf gezien denk ik dat ik eigenlijk het bangst was om mezelf te zien. 'Ray is slotenmaker. ' Ik was zo zachtjes mogelijk uit bad gekomen en mijn wanhopige vingertoppen waren er bijna in geslaagd de handdoek te pakken, toen ze zich met een ruk naar me toe draaide. 'Wil je ook een plek?' 'Sorry?' 'In het kraakpand?' Ze gaf me de handdoek aan en draaide zich om, en terwijl ze wegliep keek ze nog een keer over haar schouder om eraan toe te voegen: 'O, en snoes... Als je het ooit wilt doen, zul je je toch wat meer op je gemak moeten gaan voelen met je lichaam, dat trouwens prachtig is.' Hamish bood aan me tot de betaaldag wat geld te lenen, dus ik ging op een holletje naar de Slug and Lettuce. Daar 'werkte' Fliss, maar het drong algauw tot me door dat ze in werkelijkheid munten voor de colafles verzamelde, door het op allerlei vunzige en onmogelijke manieren te doen. Op het grote scherm in de hoek was een cricketwedstrijd gaande. Een stuk of tachtig onderdanen van het Gemenebest stonden er op een kluitje omheen, terwijl ze dronken, toekeken en kletsten. Ik zag dat Fliss de bar verliet om ergens naartoe te gaan, en betrapte mezelf erop dat ik het vertrek afspeurde naar buitenlanders (dat wil zeggen: Londenaren). In de andere hoek stonden twee mannen van in de dertig met een erg bekakt Engels accent. Ik stelde me voor, ze kochten drie Bacardi-cola's voor me, en vroegen ten slotte hoeveel het kostte. 'We hebben gehoord dat je vriendin vijftig pond vraagt voor alles erop en eraan, ' zei een van de Engelsen, terwijl hij met zijn hoofd in de richting van Fliss knikte, die was teruggekeerd om biertjes te tappen. 'Leugenaar, ' zei ik tegen de hoerenlopers, en ik liet mijn laatste drankje op tafel staan en ging terug naar mijn hoek van de wereld om te zien hoe Zuid-Afrika zijn run scoorde.
Een paar uur later deelden Francesco en ik een joint in de kleine tuin achter de Royal. 'Beloof me dat je niet meedoet, ' zei hij nadat ik hem over de kraakactie had verteld. 'Beloof je het?' 'Ik beloof het. ' Ik ging op het plaveisel liggen en keek naar de hemel. Het was een rare gewaarwording om niet de sterren van mijn wereld te zien. Het was zelfs nauwelijks te bevatten. En terwijl ik naar de Poolster staarde, dacht ik aan Kilburn, waar ik vier jaar daarvoor nagenoeg was gestorven, en waar ik dat misschien nog eens dunnetjes had overgedaan als ik was gebleven. Ik dacht aan Ursula: beste leerling van de school, tot nu toe uitmuntend op de universiteit, mooi, maar ernstig en totaal niet geïnteresseerd in jongens. 'Jongens zijn saai, ' had ze tijdens haar tienerjaren verklaard, en daarna, toen ze op de universiteit zat: 'Het komt me voorlopig niet uit. Ik moet me concentreren. En als ik er ooit klaar voor ben, zou hij uitzonderlijk moeten zijn... fascinerend... Kortom, hij bestaat niet.' Ze was een blokker, die zich begroef in natuurwetenschappen en vervolgens in geneeskunde, en ze was een loner, dol op de meest angstaanjagende aspecten van het Australische platteland: de meedogenloze dieren in het wild en het meedogenloze weer. Ik dacht aan papa, drieënvijftig nu, zijn haar nog altijd even donker en dik. Een ingenieur, wiens overmatige energie en voorliefde voor knutselen overal uit bleek: kippenhokken, rotstuinen, zijn ingemaakte abrikozen. Ik had geen idee hoe het linoleum op onze keukenvloer eruitzag, want het was altijd bedekt geweest met de onderdelen van onze 'nukkige' afwasmachine. Ik bedacht hoe frustrerend het moest zijn geweest voor mama en papa, de arts en de ingenieur - de hersteller van mensen en de hersteller van dingen - om opgezadeld te zitten met een onherstelbaar gezin. Ursula en papa zaten aan de andere kant van de wereld en werden nu wakker, verwelkomd door papegaaien en verse eieren. Ik drukte een zoen op mijn hand en blies die de lucht in. Ik had me de hele dag op het samenzijn met Francesco verheugd. Ik had aandachtig geluisterd naar het advies van Fliss en me voorgenomen stappen te ondernemen om die ontmaagding nou maar eens af te handelen.
Aan het eind van dit afspraakje, had ik besloten, zou de stand van mijn ogen geopend en omhooggericht zijn. Ik wist alleen niet precies hoe ik het in gang moest zetten, en een lichte paniek over de praktische uitvoering ervan stak de kop op. Ik had van een vriendin gehoord dat ze vijf minuten lang op de penis van een man had zitten blazen alsof het een verjaardagstaart was, tot hij haar voorstelde een stukje te nemen. Ik had van een andere vriendin gehoord dat ze halverwege had moeten kokhalzen, van weer een ander dat ze kaakkramp had gekregen, en dan was er ook nog een die vrijwel meteen daarna had besloten lesbisch te worden. Ik kon mijn zenuwen bijna niet in bedwang houden terwijl ik wachtte en wachtte tot hij het initiatief nam. Hij gaf me een zoen op mijn wang. 'Truste bella, zei hij, en hij vertrok. Ik bestierf het bijna. Aha, ' zei Fliss. 'Je hebt niets verkeerd gedaan, hij is gewoon een rukker. Hij doet het graag op een bepaalde manier. Je moet de betrekkelijkheid ervan inzien. Laat je niet door hen kwetsen. ' 'Ben jij gekwetst geraakt?' 'Wat?' 'Die enige man voor vorig jaar april?' 'Dat doet er niet toe. Blijf jij nou gewoon maar de betrekkelijkheid ervan inzien... Neem dit...' Ze stopte een wit pilletje in mijn mond,'... en zet hem uit je hoofd.' Om drie uur 's nachts bleek ik in de Poolse club aan de overkant van de straat te zitten, een piepklein cafeetje in het souterrain van een pertsion, met een biljarttafel, een bar, en een paar bejaarde Polen die ik met heel mijn wezen liefhad. Ze waren warm en zorgzaam en hadden een bril op met joekels van glazen, alle vier, en dat zei ik ook tegen hen terwijl ik met hen aan de bar zat. Joekels van glazen, die het leed dat ze ongetwijfeld in hun tragische leven hadden doorstaan, leken te vergroten. Fliss trok me bij de bar vandaan. 'Je maakt hen bang, ' zei ze. 'Je komt te dichtbij met je gezicht, je knarsetandt en je mond is zo droog dat je een klakkend geluid maakt. Drink wat water. ' Ik dronk een grote fles Evian en wervelde door het kleine souterrain om allerlei verbazingwekkends over mijn nieuwe vrienden te ontdekken: Cheryl-Anne at de doppen van pinda's, Zachs zus had niets meer van zich laten horen sinds ze drie maanden geleden in de Royal had gelogeerd, Fliss droeg zelfs onder een rok geen onderbroek. 'bronwyn! bronwyn!' Ik deed mijn ogen open om Fliss aan te kijken, die de rest van een grote fles Evian over mijn gezicht uitgoot. 'Je slaat wartaal uit. ' 'Maar het is ongelooflijk. Zoveel interessante mensen in één klein kamertje.
Het is net een microdinges. En daar komt Francesco binnen om mij te halen. Francesco! Mijn ogen zijn open en omhooggericht!' De eerstvolgende keer dat ik mijn ogen opendeed scheen de zon door het raam van mijn kamer in de jeugdherberg. Mijn hoofd deed zeer. Ik ging rechtop zitten en greep de waterfles naast mijn bed. Die was leeg, dus ik kwam uit bed en ging naar de badkamer. 'Hoi Cheryl-Anne, ' zei ik. Ze lag languit in bad. Ik slaagde er min of meer in mijn fles te vullen zonder al te veel naar haar te kijken, maar ik moet toegeven dat het litteken van de keizersnede op haar buik me wel opviel. Ik had Cheryl-Anne niet anders meegemaakt dan straalbezopen of met een kater, en ik wist niet wat nu erger was: haar weerzinwekkende rechtse argumenten, die gek genoeg steevast gepaard gingen met het uittrekken van kleren, of de geuren die de ochtend erna uit haar uitgedroogde mond kwamen. 'Hoi liefje, hoe voel je je?' 'Goed hoor, wat koppijn, meer niet. ' Ik liep de badkamer uit, ademde diep de nauwelijks frissere lucht in, en ging naar beneden, naar Francesco's kamer. Ik wist nog dat ik hem in de club had gezien, maar meer kon ik me niet herinneren, behalve dat ik knetterstoned was geweest en hysterisch was geworden omdat hij me in de tuin had achtergelaten. De relatie-etiquette was nieuw voor me, zoals de passagiersetiquette in een vliegtuig dat was geweest, en nu ik nuchter en drugsvrij was, kwam het bij me op dat stellen elkaar misschien niet elke dag zagen. Misschien waren ze om de dag bij elkaar, om het spannender te houden of zo. Ik klopte op Francesco's deur. Het bleef stil. Ik klopte opnieuw. Maar hij reageerde niet. Terug op mijn kamer kreeg ik de tweede van Fliss' lessen. Kennelijk spreidde ik een gretigheid tentoon die grensde aan behoeftigheid, wat afstotend werkte. Verder spitste ik me te snel toe op 'een man die eigenlijk zijn ballen zou moeten scheren'. 'Hoe weet je dat?' vroeg ik. Blijkbaar hoeven leraressen hun leerlingen geen antwoord te geven. 'Je moet leren mannen als seksobject te beschouwen, ' zei Fliss. 'Je hoeft hen niet aardig te vinden.'
Na deze woorden gaf ze me schone kleren en was de les afgelopen. Een uur later liep ik over Queensway naar het Porchester Cen-tre. Het was een art-decogebouw met een sportzaal en zwembad in het hoofdgedeelte, en stoombaden in de vleugel. Het zwembad en de stoombaden hadden een afzonderlijke ingang en receptie, maar waren door een tussendeur met elkaar verbonden. Ik wachtte in het kantoor boven het zwembad tot Pete, de zwaargewicht die ik op het feestje in de jeugdherberg had leren kennen, me kwam begroeten. Het was me bij onze eerste ontmoeting niet opgevallen, maar hij had iets van een jonge Bruce Willis. 'Zo, zo, Bronwyn Kelly. 'Hoi, Pete. ' Pete vertelde me over de baan die ik in het buurtkrantje aangeboden had gezien. Dit was mijn tweede sollicitatiegesprek ooit en ik blonk er niet in uit. Ik zat het grootste deel van de tijd te draaien op mijn stoel en rusteloos met mijn been te wippen, omdat ik bang was dat hij zou vragen wat ze me in de Craigieburn Mint hadden gevraagd, en ik opnieuw eerlijk antwoord zou geven. 'Waarom zouden we jou deze baan moeten geven?' had de drieéntwintigjarige bedrijfsleider van de Mint me gevraagd. 'Omdat ik geen ambitie of bijzondere vakkennis heb. ' 'Wat?' 'U wilt iemand die er tevreden mee is acht uur per dag, vijf dagen per week vellen papier te archiveren. De juiste kandidaat moet dus saai en robotachtig zijn. Die eigenschappen bezit ik. Ik ben degene die u zoekt.' Mijn vader had naderhand opgebeld om de drieéntwintigjarige zoon van zijn vriend (nepotisme was nog springlevend) uit te leggen dat ik een afwijkend gevoel voor humor had, maar wel degelijk brandde van verlangen om bij de Craigieburn Mint facturen te archiveren. En ja hoor, Pete vroeg me net zoiets, maar nu was ik erop voorbereid. 'Ik zou het fantastisch vinden om in zo'n mooi gebouw te werken, ' zei ik. 'Je moet wel haren uit afvoerputjes halen. ' Ik zag er bescheten uit, zelfs met Fliss' kleren aan. Mijn ogen waren rood, mijn kleren te strak, ik was uitgeput van het smoorverliefd zijn, en nog maar nauwelijks bekomen van mijn skunk- en 'e'-trip. 'Ik zou het een voorrecht vinden om haren uit afvoerputjes te halen, 'zei ik. 'Gefeliciteerd dan. ' Ik glimlachte flauw en waagde te vragen: 'Mijn eerste loon...?' 'Over drie weken, vrees ik. Kun je morgen beginnen? Dan is het damesdag. Je hebt een late shift: van drie tot tien. '
5
Die avond verloor ik mijn schoen. De linker. Een Asics-special die mijn vader had gekocht voor het geval ik van gedachten zou veranderen en me weer bij het netbalteam van St. Patricks zou aansluiten. Ik was niet van gedachten veranderd, maar ik was dol op die sportschoenen. 'Verdomme!' zei ik toen de schoen vanaf het dak in een reusachtige zwarte vuilcontainer viel, die voor de jeugdherberg stond. 'Ssst!' siste Fliss, terwijl ze het zolderraam van het huis naast de jeugdherberg openwrikte. Ik had mijn ogen half dicht en kroop centimeter voor centimeter voort, en probeerde wanhopig niet naar beneden te kijken. Als ik naar beneden keek, dacht ik bij mezelf, zou ik mijn houvast verliezen en als moes op het trottoir eindigen. Ik klauterde onhandig achter Fliss aan door het raam naar binnen, en het volgende moment stond ik naast haar in een stoffige zolderkamer. We slopen de smalle trap af naar de overloop op de tweede verdieping, en aanschouwden het schitterende interieur van een Georgian herenhuis. De trap was een wenteltrap, die naar de begane grond in de diepte kronkelde. Op elke verdieping staken minstens vijf kamers als spinnenpoten uit een rechthoekige overloop. We volgden de trap van de tweede verdieping naar de eerste, en ten slotte naar de begane grond. Er was niemand, zoals we hadden verwacht. James de Nieuw-Zeelander had het huis schoongemaakt, had hij Fliss verteld. Niet lang na de schoonmaak was de eigenaar bankroet gegaan en was het huis in beslag genomen door de bank. Ik had geen verstand gehad van kraken, en was stomverbaasd toen Fliss me vertelde dat we het recht hadden om in het leegstaande huis te wonen, zolang we niets vernielden om binnen te komen. Ze mochten ons natuurlijk uitzetten, maar niet met fysiek geweld, dus we konden de sloten vervangen en blijven tot de juridische procedure afgerond was, en dat kon weken duren. En dit was me het kraakpand wel: prachtig en kolossaal. Geen schuldgevoel ten opzichte van de eigenaar, die een paar maanden daarvoor failliet was gegaan en naar het buitenland was vertrokken om daar opnieuw te gaan speculeren. En geen last van de bank, die nog niet eens de moeite had genomen om het pand op de markt te zetten. Ik keek omhoog naar de bovenste verdieping, die overkapt werd door een enorme koepel van gebrandschilderd glas. Het was ronduit schitterend. We deden de voordeur open en lieten Ray binnen. Hij was de slotenmaker uit Johannesburg die de inbraak had uitgedacht. Hij had onopvallend staan wachten op de trap van de naastgelegen Royal. 'Aan elk uiteinde van de straat één, ' droeg hij ons op. 'Fluit als er een verdacht persoon aankomt.'
We liepen elk naar een uiteinde van de straat en deden wat ons was opgedragen, maar er kwamen geen verdachte personen langs, alleen een paar rugzaktoeristen, en bovendien zag Ray er zo nonchalant uit terwijl hij het slot op de voordeur verving, dat niemand onraad zou hebben geroken. Een halfuur later floot hij, waarop Fliss en ik naar elkaar toe en het huis in renden. Nadat we de deur achter ons hadden dichtgedaan, vielen we elkaar joelend in de armen. We hadden een gigantisch, prachtig huis. Gratis en voor niets. Nadat Ray ook het slot van de achterdeur had vervangen en ons onze sleutels had gegeven, zochten we elk een kamer uit. Ik koos de kamer op de begane grond met uitzicht op de tuin. Het was een grote, zonnige ruimte die uitkeek op het ommuurde gazonnetje aan de achterkant, en grensde aan een badkamer. Fliss nam de grootste kamer aan de voorkant op de eerste verdieping, en Ray koos een van de kamers op de tweede verdieping. We doorzochten urenlang de eindeloze hoeveelheid hotelcontainers en vonden uiteindelijk een oude bank, afgedankte matrassen, een tafel, vijf stoelen, een tv'tje en een magnetron. Iedereen behalve ik had een slaapzak, dus ik leende er een van Hamish. We maakten een salontafel van bakstenen en hout en voor we het wisten hadden we bedden, een eetkamer, een woonkamer, en alle expats uit Bayswater in huis. Ik werd stomdronken van de cider. Ik wervelde in het rond terwijl ik meezong met de muziek van de Violent Femmes, die uit de iPod-dock van een van de meisjes kwam. Ondanks mijn woeste gewervel vond ik alles heel zinnig, vooral de muziek. Fijne mensen. Fijn kraakpand. Fijn glas limonade. Ik ruilde met Hamish, mijn computerman, van kleding en moest tot mijn verbazing constateren dat ik er in zijn spijkerbroek en T-shirt ongeveer net zo uitzag als in de mijne. Daarna ging ik naar de Royal. Francesco had geen zin om met me te praten. Hij was bezig met de boekhouding en omdat hij het vertikte open te doen, belde ik net zo lang aan tot een pas aangekomen gast met jetlag naar beneden kwam en in zijn plaats opendeed. Ik ging met een pruillip bij de receptie staan, in de hoop dat dit schattig genoeg was om het ijs te breken. 'Wat ben jij egoïstisch, ' zei hij vanachter zijn met papieren bezaaide bureau, 'ik heb geen zin om zelfs maar naar je te kijken. ' Tot mijn verbazing had het gepruil geen effect. Ik had niet alleen mijn belofte om het kraakpand niet binnen te dringen gebroken, ik had ook zijn baan in gevaar gebracht door me via het dak van zijn jeugdherberg toegang te verschaffen. 'Het spijt me, ' zei ik, opeens nuchter geworden.
Omdat hij deed alsof hij me niet hoorde, ging ik naar buiten om na te denken en belde een paar minuten later weer aan. De eerdergenoemde, pas aangekomen gast kwam de trap weer af, deed de deur open en zei met zijn Zuid-Afrikaanse accent: 'Hou nou eens op met aanbellen, verdomme nog aan toe. ' Ik zei tegen Francesco dat ik niet afstotend behoeftig wilde overkomen. 'Ik ben echt niet behoeftig, ' zei ik. 'Ik vind je alleen heel erg leuk. ' Hij wuifde me hoofdschuddend weg, zonder me aan te kijken. Ik ging schoorvoetend weer naar buiten. Shit, ik was wel degelijk behoeftig, niet? Als ik zo doorging zou Fliss me nooit een tien met een griffel geven. Ik overwoog hem een tijdje koel te behandelen, misschien wel te doen alsof hij lucht was, toen er opeens twee mannen in pak op me af stevenden en voor me kwamen staan. 'We geven jullie zes weken, ' zei een van de mannen. 'Is dat billijk of niet?' Ik keek om me heen, in de veronderstelling dat ze het tegen iemand anders hadden. 'Zo niet, dan is er altijd nog plan B. ' Ik deed mijn mond open om iets te zeggen maar er kwam niets uit, alleen een soort kreun. Toen was er gelukkig een andere stem die voor me sprak. 'Heel billijk. ' Pete van het Porchester Centre had het feestje verlaten en stond achter me. De mannen knikten en vertrokken. 'Ik wil de grote kamer boven die van jou, ' zei Pete. 'Wie zijn dat?' vroeg ik. 'De bank, denk ik. Verdomd billijk. Als het mijn huis was geweest, zou ik meteen overschakelen op plan B. ' Pete draaide zich om en wilde weglopen. 'Waar ga je heen?' 'Naar het park, ' zei hij. Ik keek toe hoe zijn grote, gespierde gestalte langzaam uit het zicht verdween. Ik zou hem niet graag in het donker tegenkomen, dacht ik bij mezelf. Toen hij langs de gemeentelijke afvalcontainer voor de jeugdherberg liep, herinnerde ik me mijn schoen. Ik had de hele dag op Fliss' pumps gelopen en de pijn in mijn voeten was niet te harden. Ik rende naar de container en keek erin. Hij was reusachtig en donker, en gevuld met allerlei dingen die bijzonder goor roken. Ik stak mijn hand erin en raakte iets kleverigs aan. Toen zag ik hem - een sportschoen. Hij lag precies in het midden. Ik kon er net niet bij, dus ik hees me op tot ik met mijn buik over de rand van de container hing en stak mijn arm uit... nog iets verder, bijna... ik kon de schoen voelen... ik had hem! Ik rende het trapje op naar het kraakpand en grabbelde in mijn zak naar de sleutels, tot ik besefte dat ik Hamish' angstaanjagend goed passende spijkerbroek nog aanhad. Cheryl-Anne en Fliss deden de deur open - topless. Ik wist me geen houding te geven, bedekte mijn ogen toen ik langs hen liep, en ging naar bed. Toen ik de volgende ochtend de schoen wilde aantrekken, merkte ik dat het niet de mijne was.
6
De schoen was blauw, maat 37, een Nike en voor de rechtervoet. Bronny wurmde zich er toch in en rende naar Fliss' kamer op de eerste verdieping, om te ontdekken dat haar magere vriendin naakt naast twee even naakte mannen lag. Ze wendde haar blik af, graaide een T-shirt en een spijkerbroek van de grond en rende het huis uit. Ze was vijf minuten te laat en Stella - de stoombaddinosaurus - was ontstemd. Zo ontstemd dat ze uit pure kwaadaardigheid Bronny een netbalrokje en een poloshirt in maat 46 gaf. Bronny zag er potsierlijk uit met twee rechtersportschoenen van een verschillend merk en in een verschillende kleur, een rok die voortdurend op de grond viel, en een T-shirt dat zo groot was dat je haar nauwelijks kon terugvinden. Stella had ruim dertig jaar in de stoombaden gewerkt. Ze was negenenvijftig, mager en rimpelig. Ze lachte nooit en had daar ook geen reden toe, omdat niemand haar aardig vond, zelfs haar succesvolle kinderen niet. Ze gedroeg zich alsof de toko van haar was: ze hield het personeel nauwlettend in de gaten, vooral de Australiërs. Maar dat moest ze ook wel doen. Die lui gebruikten illegale drugs en hielden seksorgieën. Stella had het een tijdje geleden op zich genomen het Porchester te zuiveren van dergelijk gespuis, of in ieder geval hun het leven zuur te maken. Terwijl ze naging of ze sporen van drugsgebruik en promiscuïteit kon ontwaren, maakte Stella Bronny wegwijs: deel handdoek uit, neem handdoek in, controleer kluisjes, maak vloeren schoon, maak tegels schoon, maak afvoerputje schoon - en na een halfuur kwam ze tot de conclusie dat dit jonge delletje al net zo was als de anderen. 'Je mag hier alleen aankomen als je volledig bevoegd bent, ' zei Stella, terwijl ze een klein metalen kastje opendeed. Ze legde uit dat dit kastje niet alleen het bedieningspaneel voor de sauna's en de stoombaden bevatte, maar ook allerlei sleutels van allerlei belangrijke ruimtes.
Ze haalde een sleutel van een van de haakjes en deed de schoonmaakkast naast het metalen kastje open. In de schoonmaakkast stonden blikken schoonmaakvloeistof en rattengif, en een doos gevuld met gevonden voorwerpen. 'God, zijn hier ratten?' vroeg Bronny. 'Niet als we dit spul gebruiken. Maar jij mag dat niet!' bracht Stella haar in herinnering. 'Daarvoor moetje een volledig opgeleid personeelslid zijn.' 'Wat zijn dat?' Bronny wees naar twee grote bossen stro, die als een bezem stijf bijeengebonden waren. 'Die zijn voor schmeissing.' 'Schmeissing? 'Sommige mannen slaan elkaar daarmee, in de stoombaden. Het mag niet. Deze zijn op de vorige mannendag in beslag genomen. ' Stellas ogen werden spleetjes terwijl ze Bronny een paar ongemakkelijke seconden aankeek. 'Haal je maar niets in je hoofd, ' zei ze. 'Zoals?' vroeg Bronny. De Australische was op een idee gebracht, dat zag Stella zo. Uit de blik in haar puppyogen kon ze opmaken dat die meid waarschijnlijk dezelfde avond nog een lesbische, aan heroïne verslaafde vriendin met een provisorische strobezem zou afrossen. Bronny's vastbeslotenheid om tijdens haar eerste shift niet naar geslachtsdelen te kijken was prijzenswaardig, vooral gezien het feit dat iedere vrouw in het kuurcentrum naakt was. In de stoombaden hield ze haar blik op de grond gericht, bij de ontspanningsbedden op het plafond, en als ze bij het dompelbad de trap afliep, keek ze naar links. In de ruimte waar de handdoeken werden verstrekt, merkte ze dat ze haar ogen maar het beste dicht kon houden. Toen ze ze toch een keer opendeed om vanuit haar zittende positie een vraag te beantwoorden, keek ze recht tegen een vagina aan. Ze hapte naar lucht, gooide de klant een handdoek toe en deed snel haar ogen weer dicht. Dit was geen gemoedelijke omgeving, besefte Bronny. Klanten waren vastbesloten zich te ontspannen, ontspannen en nog eens te ontspannen, en hadden totaal geen aandacht voor het personeel, of ook maar enige behoefte aan een kletspraatje. Afgezien van Stella waren er maar twee andere personeelsleden op de damesdagen: Cath, een naakte parttimer en trouw medestandster van Stella, en Handschoenvrouw.
Handschoenvrouw kwam nooit de scrubkamer uit, een vierkante ruimte op de benedenverdieping tegenover de douches, waar naakte klanten vrijwillig op haar tafel met betonnen blad gingen liggen, alsof ze al in het lijkenhuis waren. Haar magere lijf was altijd gehuld in een hardloopbroekje en een topje. Ze was rond de dertig, had krullend haar, een permanent vertrokken gezicht, en reusachtige handschoenen waarmee ze haar klanten scrubde tot ze rauw waren. Daarbij dwarrelde hun huid als sneeuw naar de grond en veranderde onder invloed van het vocht in een dikke, donkere laag huidslijk. Handschoenvrouw sprak nooit. Haar peelinghandschoenen zeiden genoeg. Die avond ging Bronny om tien uur terug naar haar kolossale huis. Sinds de spijkerbroekruilepisode was ze haar sleutels kwijt, dus ze klopte aan en wachtte tot een van de stonede bewoners haar binnenliet. Er waren nog zeven stonede gezichten in de woonkamer, waaronder de pas aangetrokken bewoners: Pete Porchester, Cheryl-Anne Keizersnede en Zach Gitaar. Cheryl-Anne had haar T-shirt uitgetrokken en keek naar iets in de verte. Fliss zat in minirok tegenover Zach. Zach was opgehouden met het spelen van Believe omdat het tot hem was doorgedrongen dat hij datgene kon zien wat Fliss 'niet had gehad als ontbijt'. Bronny had een kater en was bekaf, maar omdat ze niet voor niets had gezworen te gaan leven, wist ze voldoende energie bijeen te schrapen om mee te doen met een bucket bongen het oeverloze gesprek over waar het gesprek over ging. Ze werd om drie uur 's nachts wakker van de droom.
Ze bevond zich op Saton Street in Kilburn. Haar uit bruine baksteen opgetrokken huis uit de jaren '70 stond waar het hoorde te staan, halverwege de straat. Het in onbruik geraakte spoorwegstation, waar meneer Todd zijn paarden stalde, lag aan het ene uiteinde van de straat, de spekfabriek aan het andere uiteinde. Bronny had de straat vroeger heel normaal gevonden - het gegil van de varkens die 's nachts werden geslacht; meneer Todd die in zijn stoffige waxjas op de grond sliep. Maar in haar droom kwam niets haar normaal voor. Ze rende langs het oude spoorwegstation, waar meneer Todd, angstaanjagend schoon, als een spook naast zijn paarden naar haar stond te staren. Ze rende langs de spekfabriek, waar de varkens niet krijsten, maar gewoon langzaam het slachthuis in liepen. Haar passen werden tijdens het rennen steeds groter, zodat ze zich uiteindelijk springend voortbewoog en almaar hoger de lucht in ging. Op het moment dat ze bij haar huis had moeten aankomen, sprong ze er pardoes overheen en kwam een stuk verderop neer. Ze sprong weer terug, maar kwam toen nog verder van huis neer. Ursula stond op de veranda te wachten, maar na een tijdje waren Bronny's sprongen zo groot en hoog geworden dat ze Ursula bijna niet meer kon zien. Ze werd badend in het angstzweet wakker, stond op van haar matras en liep naar de kleine badkamer naast haar slaapkamer. Het was stil in huis - iedereen was of naar bed gegaan of in de woonkamer in slaap gevallen. Ze draaide de kraan open, dronk wat, plensde water in haar gezicht, plaste, en liep door de gang terug naar haar kamer. Het was haar eerder niet opgevallen, maar er zat een deur in de gang onder de trap. Ze probeerde hem open te doen, maar hij zat op slot. Ze kon de slaap niet meer vatten. Niet alleen omdat de nachtmerrie nog nazeurde, maar ook vanwege Francesco.
Ze kon het toch niet hebben verzonnen? Die chemie? Het feit dat ze zo goed met elkaar hadden kunnen opschieten? Ze verlangde hevig naar hem, maar nu had hij een hekel aan haar gekregen en dat kon ze hem niet kwalijk nemen. Hij had haar nog zo gevraagd niet in te breken in het kraakpand, en ze was Oost-Indisch doof geweest. Toen ze rond een uur of zeven indommelde, ging de droom verder waar hij was opgehouden. Bronny kon nu zowel Ursula als haar vader ontwaren. Ze stonden op de veranda op haar te wachten, maar ze werden steeds kleiner omdat haar sprongen almaar groter werden. Ze werd wakker van de angst en tegelijkertijd van een geluid. Een geschraap, dat even later werd herhaald. Ze ging rechtop zitten, keek naar de kleine tuin, en daarna in de richting van de gang. Aanvankelijk vroeg ze zich af of het de droom was geweest - de varkens die 's nachts krijsten, of zoiets. Ze stond op en liep naar de woonkamer, maar daar was alleen Ray te horen, die met open mond lag te snurken: hij was blijkbaar voor de tv in slaap gevallen. 'Ray, heb je dat gehoord? Ray!' Hij snoof en draaide zich op zijn andere zij. In de keuken en ook boven hoorde ze geen enkel geluid. Ze ging weer naar de begane grond en deed langzaam de voordeur open. Niets. Ze liep door de keuken het tuintje in. Niets. Ze ging weer naar bed. Ze was gek aan het worden. boem! Een enorme klap ditmaal, alsof er plotseling een zwaar houten raam dichtging. Bronny sprong op van haar matras, sloop naar de deur en deed deze langzaam open. Ze gaf een gil toen ze Pete zag. Hij stond pal voor haar deur. 'Is er iets aan de hand?' vroeg hij. 'Ga weg!' zei Bronny. Pete bleef staan. 'Ga mijn kamer uit!' Bronny bleef staan luisteren terwijl hij de deur achter zich dichtdeed, de trap op liep en via de overloop de slaapkamer boven de hare in ging. Ze huiverde en ging niet meer slapen.
7
Pete was al naar zijn werk toen ik opstond. Bij het ontbijt vroeg ik de anderen hoe ze hadden geslapen. De achteloze antwoorden wezen erop dat verder niemand de geluiden had gehoord. Ik vroeg een paar mensen wat ze van Pete wisten. Niemand wist iets, maar iedereen leek hem te mogen. Nou, ik niet. Ik vroeg Ray de slotenmaker (langs mijn neus weg) of hij de deur naar de gangkast kon openmaken. 'Ik ben ontzettend benieuwd wat erin zit, ' zei ik. 'Geen probleem, zodra je uit je werk komt, ' verzekerde Ray me. Mijn tweede late shift. Ik kwam om drie uur 's middags aan in mijn belachelijke netbalrok, gaf de plant bij de receptie water en ging de ontspanningsruimte in. Stella en Cath zaten achter de handdoekenbalie een boek te lezen en groetten me niet. Handschoenvrouw bleef in haar kamer. Het zouden lange dagen worden, besefte ik. Het was onwerkelijk - alsof je terugging in de tijd. Vrouwen die lagen te lezen of te slapen, handdoeken om zich heen wikkelden en die vervolgens weer afwierpen, rustten en nog eens rustten. De digitale klok achter de handdoekenbalie versprong zo langzaam dat het onwaarschijnlijk leek dat het ooit tien uur zou worden, tot het uiteindelijk toch gebeurde. Toen ik na tienen thuiskwam, vond ik een pakje van Ursula dat iemand van de Royal voor me had langsgebracht. Er zat een foto in van haar en papa op de veranda, terwijl ze breed glimlachend een bordje omhooghielden waarop stond: we houden van bron! Er zaten ook twee grote dozen Cheesles in en een briefje: Allerliefste Bron, Ik mis je! Ik hoop dat je plezier hebt en een beetje uit de band springt. Dat heb je nodig. Maar als je ergens behoefte aan hebt, laat het me dan alsjeblieft weten! Ik werk te hard en verlang ernaar iets anders te doen dan alleen studeren. Het is hier warm en zonnig en ik heb een grote spin die Milly heet in mijn kamer. Je moet de groeten van haar hebben. Ik hou van je, Urs XXX ps: Heb de foto ontvangen.
Wie is dat lekkere ding met die tatoeages? Wauw! Ik hing de foto op aan de muur naast mijn bed en gaf de gang een spuitbeurt met een luchtverfrisser die ik van mijn werk had geleend. De bierwinden van Cheryl-Anne leken zich door het hele huis te hebben verspreid. Daarna schoof ik over elke vinger een Cheesle-ring en at er systematisch telkens tien, in afzondering, zodat klojo's die het wonder van Cheesles niet naar waarde schatten, zich er niet mee konden bemoeien. Toen ik ze ophad ging ik de woonkamer in, waar ik iedereen uit de jeugdherberg en een paar werknemers van het Porchester aantrof, maar Ray niet. 'Hij is weg,' deelde Fliss mee. Blijkbaar had een meisje dat hij een maand daarvoor in Thailand had ontmoet hem na het ontbijt ge-sms't om te laten weten dat ze in Frankrijk was en 'het' met hem wilde doen. Hij had in tien minuten zijn rugzak gepakt en was vertrokken, om nooit meer terug te keren. Dus in plaats van die avond de gangkast te inspecteren en meer te weten te komen over Pete en de geluiden, stortte ik me in een afscheidsfeestje voor James de schoonmaker uit Nieuw-Zeeland. 'Ik hou van die man, ' zei Hamish. We spraken om beurten een paar ontroerende woorden. 'De allertofste gast die ik in mijn leven heb ontmoet, ' zei een meisje met blauwe oorringen. 'Mijn boezemvriend, ' voegde dinges uit huppeldepup eraan toe. 'De grappigste man van Londen.' 'We houden van je, gabber!' 'We houden van je, verdomme.' De meisjes kwamen om de beurt naar James toe om hem te strelen en in zijn armen te huilen, terwijl hij pronkte met zijn enkeltje naar Auckland en er dol van enthousiasme mee wapperde, omdat zijn vriendin hem zou afhalen van het vliegveld en ze zouden gaan samenwonen en het fantastisch zou worden. De jongens sloegen hem om de beurt op de rug en speelden een spelletje ezeltje-prik-hem.
Ik had het beurtelings druk met (a) lurken aan Hamish' hasjpijp, (b) mijn mond openhouden voor Fliss' wodka-Red Bull-cocktail, (c) wit poeder opsnuiven vanaf Zachs gitaar, (d) 'God is Dwelling in My Heart' spelen op Zachs gitaar, (e) zoveel lachen dat ik er steken van kreeg in mijn kaak, en (f) aan James opbiechten dat ik, al had hij me godbetert ontslagen uit een schoonmaakbaantje, werkelijk meer van hem hield dan van wie ook in de kamer, wat zei ik, meer dan van wie ook in het hele land... nee, de hele wereld, nee, het universum. 'Bronny! Bronny!' James tikte me op mijn schouder. Ik deed mijn ogen open. Ik was klam. Het prille ochtendlicht scheen door het raam. Ik lag samen met minstens tien anderen op de grond van de woonkamer, en James was in paniek. 'Heb je mijn ticket gezien?' 'Wat? Nee, 'zei ik. James deed overal navraag, waarbij hij een hoop kabaal schopte en iedereen wakker maakte. 'Hou je kop, James, ' zei Fliss, die lepeltje-lepeltje met me lag. 'Rot op!' zei het meisje met de blauwe oorringen. James schudde het meisje door elkaar - haar oorringen zwaaiden heen en weer: 'Maar ik heb het ie daar in de hoek la- ten zien i' 'Rot op!' zei een jongen vanachter de bank, gevolgd door drie anderen in koor vanaf verschillende locaties op de grond: 'hou je harses!' lul; rot op, james! Dat deed hij dus maar. Hij rotte op naar de telefoon in de Royal om ruzie te maken met Qantas, en daarna met de verzekeringsmaatschappij, en daarna met zijn (ex-)vriendin. Die avond zat hij er met zo'n lang gezicht bij dat we niet onbekommerd konden genieten van America's Next Top Model- aflevering zes, seizoen vijf- en we waren het er allemaal over eens dat James een zeikerd was en dat we hem eigenlijk nooit zo hadden gemogen. Niet lang daarna verhuisde hij naar Earls Court. De volgende ochtend stond ik moeizaam op van de vloer van de woonkamer. Cheryl-Anne, Fliss, Hamish en ik hadden het grootste deel van het weekend tv-gekeken, zware kost gegeten, en allerlei drugs uitgeprobeerd die verondersteld werden de naweeën van allerlei andere te verlichten. Ik meed mijn slaapkamer en gaf er de voorkeur aan op de matras in de woonkamer te blijven, waar ik geen vreemde geluiden meer hoorde.
Ik begon me af te vragen of het niet gewoon een probleem met de afvoer of de riolering was geweest, vooral omdat er in mijn kamer een ranzige vochtlucht leek te hangen. Nadat ik mezelf overeind had gehesen van de matras in de woonkamer wisselden Hamish en ik onze kleren - eindelijk -weer om, en deden we Londen: Buckingham Palace, die ene speelgoedwinkel en Harrods. Ik voelde me erg op mijn gemak bij Hamish. Hij was mijn eerste echte maatje. Androgyn vond ik hem. Totaal geen viezerik. Als hij al ergens naar keek, dan was het niet naar vrouwen. We aten zelf klaargemaakte boterhammen met pindakaas op London Bridge. 'Heb je zin om mee te gaan in het reuzenrad?' stelde hij voor. 'Ik heb hoogtevrees.' 'The Dungeon dan?' 'Die schijnt heel erg eng te zijn.' Dus praatten we maar over het landelijke Victoria, waar zijn goede vriendin had gewoond. Hij was in Ballarat geweest voordat we elkaar tijdens de vlucht hadden leren kennen, en vond de koloniale gebouwen en het goudwinningsverleden daarvan erg interessant. 'Ik heb goud ter waarde van twee dollar gevonden op Sovereign Hill!' zei hij. 'Je weet toch wel dat ze het daar elke ochtend neerstrooien?' 'Ja hoor. Vreemd genoeg werd het er niet minder opwindend om.' Hij was de eerste Canadees die ik ooit had ontmoet, maar als je op hem mocht afgaan waren Canadezen de meest nuchtere, gemoedelijke mensen ter wereld. Toen we na de sightseeing thuiskwamen, was Francesco iets extravagants in de keuken aan het klaarmaken en met Pete aan het smoezen. Ze leken wel krengerige schoolmeisjes: ongetwijfeld over ons aan het roddelen. Ik deed of ze allebei lucht waren en ging met mijn goede vriend Hamish tv-kijken. Rond een uur of vier 's nachts was de wiet op. Ik bood aan met Hamish mee te gaan naar Bobby Rainproof, die blijkbaar in de Poolse club aan de overkant van de straat gestationeerd was. 'Wat doet hij eigenlijk?' vroeg ik Hamish terwijl we overstaken. 'Hij is drugsdealer.' 'O. ' Ik wist dat we stuff bij hem gingen kopen en zo, maar om de een of andere reden stelde ik dat niet gelijk aan het dealen van drugs.
Ik was tenslotte een achttienjarig meisje uit een keurig - zij het genetisch verkloot - gezin. Bobby Rainproof zat bij drie bejaarde Polen, die zich van de bar verwijderden toen ze mij naderbij zagen komen. 'Wat is er met hen aan de hand?' vroeg ik meneer Rainproof. 'Je schijnt hun nachtmerries te hebben bezorgd, ' antwoordde de jonge man. 'Je ziet er helemaal niet uit als een drugsdealer, ' zei ik. 'Ssst. Dio CaneY Uit Bobby's krachtterm en accent viel op te maken dat hij Roberto Rainproofo gedoopt was. 'Wil je dat we ingerekend worden?' Hij nam Hamish en mij mee naar een achterafkamertje waar nog een stelletje bejaarde Polen zat te pokeren, Ik vroeg me af hoeveel bejaarde, bebrilde Polen er in vredesnaam in Londen waren. We volgden Bobby naar een achterafkamertje van het achterafkamertje, waar drie grote stukken donkerbruine 'zeep' op een tafeltje uitgestald waren. 'Heb je geen wiet?' vroeg Hamish. 'Volgende week misschien, ' zei Bobby. Hij sneed wat cannabis af en verpakte die in plasticfolie. Hamish en ik keken gebiologeerd toe hoe hij een stuk van de maxirol afscheurde, het plastic op tafel legde, en vervolgens de cannabis uiterst zorgvuldig inpakte. Hamish gaf hem dertig pond en stak de stuffin zijn zak. ' Grazie, ' zei Hamish, en in het kielzog van de twintigplusser uit La Spezia liepen we het achter-achterafkamertje, het achterafkamertje en de bar weer uit. Hij gaf ons een zoen op beide wangen en we staken de weg over, naar onze begerig wachtende boezemvrienden. De volgende dag gingen Hamish, Fliss, Cheryl-Anne en ik naar Oxford. We namen de bus, brachten de dag in de pub door en vertrokken weer, om thuis nog wat van Roberto Rain-proofo's voortreffelijke shit te roken.
8
Stella had de pee in toen ik tot Werkneemster van de Week werd uitgeroepen. Ze had al dagen de pee in. Ten eerste omdat er tijdens mijn derde shift op onverklaarbare wijze een uniform dat me paste bij de receptie bleek te zijn aangekomen. Ten tweede omdat iedereen me wel scheen te mogen. Ten derde omdat ze een trut was. Ik zag de schampere trek om haar mond toen de manager van het Porchester, Nathan, mijn foto op het prikbord hing in de hoofdreceptie bij de fitnessruimte. Het was niet niks, Werkneemster van de Week. Het hield twee dingen in: een bonus van vijftig pond en nog meer gehaat worden door Stella. Ik zag Stella met Cath smoezen. Ze waren dol op smoezen, die twee. Ze minachtten de opgewekte houding die me mijn bonus van vijftig pond en een high five van baas Nathan had bezorgd. Baas Nathan droeg een pak. Hij was ongeveer vijfendertig, nieuw, en tuk op teambuilding, personeelsevaluatie, vooruitdenken, missiestatements en rendementen. Hij was met me ingenomen omdat ik altijd wanneer zijn vrouwelijke hielenlikkers voor hem kwamen spioneren iets aan het schoonmaken was of klanten beleefd te woord stond. Cath en Stella daarentegen zaten te lezen of met elkaar te kletsen. In werkelijkheid had ik alleen maar een scherper gehoor en was ik fitter. Ik was namelijk ingesteld op het kraken van de binnendeur tussen de stoombaden en het zwembad: zodra die openging, kwam ik meteen in actie. Ik was nog nooit op mijn werk op een voetstuk geplaatst. Bij de Craigieburn Mint was ik elke dag om negen uur begonnen, en na allerlei documenten gesorteerd en gearchiveerd te hebben, om vijf uur weer naar huis gegaan. Ik had gedaan wat ze van me hadden verlangd: met robotachtige ijver werken, omringd door twaalf grijze archiefkasten. Niemand kende me erg goed, en ik had zelfs nooit een kerstgratificatie gehad. Vandaar dat ik dolblij was met mijn nieuwe titel, trots op mezelf. Hoewel het grotendeels saai werk was, waren er wel dingen die ik er echt leuk aan vond. Ik vond het fijn om de ooit kwijnende palm naast het receptiehokje water te geven en te zien hoe de plant op mijn liefde en aandacht reageerde. Ik putte voldoening uit een schone douche, ik vond het fijn om de tevredenheid te zien van de rijke Arabische vrouw die liever twee handdoeken had in plaats van één, en ik hield van de geur van een pas gebleekte vloer. Ik hield van hoe mijn huid na afloop aanvoelde: glad en zacht van de stoom.
En ik vond het prettig dat ik me veilig voelde: als met bubbeltjesplastic omhuld door de rust van een louter door vrouwen bevolkte wereld. De dag nadat ik verheven werd tot Werkneemster van de Week verslechterde de sfeer in de stoombaden zienderogen. Stella had me altijd al in de gaten gehouden, maar nu volgde ze me op de voet, en bracht regelmatig fluisterend verslag uit aan Cath. Op een bepaald moment maakte Handschoenvrouw zelfs oogcontact met me. Dat had ze nog nooit gedaan. Haar ogen waren altijd neergeslagen als ze haar kamer in liep, neergeslagen als ze haar cliënten scrubde. Een vernietigende blik, zou ik het willen noemen, en daarna een veelbetekenend knikje naar Stella. Ik deed mijn best om gewoon mijnwerk te doen, probeerde zelfs een gesprekje aan te knopen met de rijke Arabische vrouw die het liefst twee handdoeken had. 'Woont u in de buurt?' vroeg ik. 'Nee,' antwoordde ze. Na mijn shift ging ik ervandoor om gratis gebruik te maken van de faciliteiten, het enige echte voordeel van mijn werk, en iets wat ik zo vaak mogelijk deed. Het zwembad en de fitnessruimte stelden me in staat het ongezonde van het leven in het kraakpand eruit te zweten, en, wat belangrijker was, ik kreeg nog een strak lichaam ook. Ik had mezelf kort daarvoor betrapt terwijl ik de manshoge spiegels tegenover de douches schoonmaakte, en opgemerkt dat mijn benen er zo goed uitzagen. Goedgevormd, gespierd, alsof het andermans benen waren. Ik was de spiegels vaker dan gewoonlijk gaan schoonmaken om mezelf ervan te overtuigen dat deze bijzonder fraaie benen daadwerkelijk de mijne waren. Ik zwom veertig baantjes, douchte en kleedde me aan, en liep langs de fitnessruimte waar Pete aan het bankdrukken was. Hij had een korte broek en een hemdje aan en zijn bovenarmen en schouders waren overdekt met tatoeages. Hij gaf geen krimp toen hij me in het oog kreeg en hervatte met een vertrokken gezicht zijn opdrukoefeningen. Hij maakte me bang.
Toen ik Nathan zag glimlachte ik, maar hij glimlachte niet terug en gaf zijn dierbare Werkneemster van de Week ook geen high five. Hij gebaarde met een treurige vinger dat ik boven moest komen, waar hij me liet plaatsnemen en vragen op me afvuurde. Hoe laat had ik de stoombaden verlaten? Hoelang had ik gezwommen? Herinnerde ik me dat ik een rijke Arabische vrouw een handdoek had gegeven? Was het me opgevallen dat ze een rode handtas had? Een bruine leren portemonnee? Driehonderd pond contant geld en drie creditcards? Welk kluisje had ik gebruikt? Op dat moment kwam Pete de kamer in en ging naast Na-than zitten. Hij had net gehoord wat er zou zijn voorgevallen en wilde bij de ondervraging aanwezig zijn. Cath en Stella zaten er zo onopvallend mogelijk bij terwijl ik tegen Nathan zei dat ik me de tas niet herinnerde en dat ik geen kluisje had. Ze slaagden er bijna in hun glimlach te onderdrukken toen Nathan zei dat hij kluisje nummer 78 door een vrouwelijk staflid zou laten openmaken, omdat Cath bij hoog en bij laag had gezworen dat ze me er eerder die middag iets in had zien leggen. Ik stond verstijfd van angst bij kluis nummer 78. Cath en Stella keken toe terwijl een van Nathans vrouwelijke ondergeschikten het deurtje openmaakte. De kluis was leeg. Cath en Stella keken elkaar verbijsterd aan. Ik slaakte een zucht van opluchting en keek mijn aanklagers hoofdschuddend aan. Waarom hadden ze me dit willen flikken? Wat had ik in vredesnaam misdaan? 'Gaat het wel?' vroeg Pete toen ik de stoombaden en daarna de hoofdingang uit liep. 'Ja hoor, best. ' Ik meende het wel niet, maar had ook geen zin om met hem te praten. Op weg naar huis voelde ik de zwaarte van het alleen-zijn. Wie zou er voor me instaan als ik van een misdaad werd beschuldigd? Toen ik Francesco bij het huis zag rondhangen, kromp ik ineen. Ik wilde niet dat hij me zag nu ik zo overstuur was, en kon het niet verdragen opnieuw met totaal verdiende schimpscheuten om de oren geslagen te worden. Maar hij had tijd gehad om na te denken, zei hij, en had het me vergeven. Hij verontschuldigde zich er zelfs voor dat hij zo grof was geweest omhelsde me en vroeg of we misschien opnieuw konden beginnen. 'Laat me je op een etentje trakteren, ' zei hij. 'Alsjeblieft?'
9
Bronny lag ontspannen in het bad op de benedenverdieping en had net haar onderarmen, benen en bikinilijn geschoren. Het afspraakje met Francesco was over een uur, en ze keek ernaar uit. Fliss had haar wat badschuim gegeven, waar ze met haar ogen dicht diep in wegzonk, luisterend naar de natte stilte. Bonk, bonk, bonk. Een geluid als uit een omsloten ruimte, dof en vreemd. Ze ging rechtop zitten, deed haar ogen open... en daar had je hem weer. Hij stond over haar heen gebogen. 'Jezus!' gilde ze, terwijl ze haar knieën naar haar kin bracht en haar armen om zich heen sloeg. Pete gaf ook een gil en bedekte zijn ogen, in een armzalige poging te doen alsof hij haar niet naakt had willen zien. Hij ging met een slap excuus de badkamer uit. Bronny droogde zich af, kleedde zich aan, en bonkte op zijn deur. Hij deed schaapachtig open, niet bedacht op de aanval: woorden ('klootzak', 'engerd', 'politie'), maar ook een spectaculaire, rake klap op zijn wang. Daarna vertrok ze weer, om haar lichaam voor te bereiden op haar ontmaagding, die vanavond zou plaatsvinden, zo had ze besloten. Francesco zat in de wijnbar op haar te wachten. Hij droeg een spijkerbroek en een gestreepte trui en nipte van een glas rode wijn. Hij zag er anders uit buiten de jeugdherberg - op de een of andere manier minder aantrekkelijk, maar nadat Bronny twee grote glazen bier had gedronken, was hij alweer een stuk knapper geworden. Ze boden elkaar excuses aan en Bronny vertelde hem over de geluiden. 'Je komt uit Hicksville, ' zei hij. 'Misschien moet je gewoon wennen aan de grote stad... Het kan ook zijn dat je geen ganja meer moet roken. ' Na sluitingstijd gingen ze terug naar het kraakpand. De anderen zaten in de woonkamer naar een herhaling van Euro-trash te kijken en te schateren van het lachen, terwijl ze zich om de beurt over de bucket bong bogen. Bronny zat naast Francesco op een matras en voelde zijn knie tegen de hare. Ze had moeite met ademhalen als hij haar hand vasthield, en vooral als hij haar onderrug aanraakte en er zachtjes over wreef. Er kwamen haar allerlei beelden voor ogen. Het grote moment naderde. Zou het werkelijk gebeuren? Hij dook zonder enige waarschuwing op haar, als een ekster uit Kilburn die er zomaar ineens op los pikte. Ze was overdonderd en vond zijn mond op de hare nogal vreemd aanvoelen - waren dat zijn tanden? Waar begonnen zijn lippen en waar hielden ze op?
Ze vergat wat Fliss haar had geleerd over het voorkomen van slobberzoenuitslag en hoe je hagedistong moest ontmoedigen zonder iemand te beledigen, en bracht in praktijk wat ze op het fonteintje naast haar toilet in Kilburn had geoefend. Gezicht op tien of twee uur; mond halfopen; tong ontspannen, nat en breed; tongbewegingen langzaam, voorzichtig en onregelmatig; neusademhaling zacht of helemaal inhouden. Maar ze vond het moeilijk om zich te concentreren, en op een gegeven moment vroeg ze zich af of ze hem had gebeten toen zijn hand een geheim plekje had opgezocht. Ten slotte kwam ze zo in ademnood dat ze hem lachend wegduwde en de kamer rondkeek, naar de anderen die daar nog steeds zaten. Ze giechelde nerveus en verwachtte dat hij zou voorstellen ergens anders heen te gaan, maar dat deed hij niet. Hij zoende haar weer op de lippen en ging daarna voluit voor de ekster-duik. Bronny hield haar ogen ditmaal open en keek toe hoe vier mensen heen en weer zapten tussen haar zoen en Channel Four. 'Ik ga naar bed, ' zei Pete nogal bruusk vanaf de bank tegenover Bronny en Francesco. Bronny hield op met zoenen, hapte eindelijk naar lucht en keek toe hoe Pete de kamer uitliep. 'Ik moest er ook maar eens vandoor gaan, ' zei Francesco. 'Wat?' 'Tot morgen. ' En daar ging Francesco, zomaar, zonder zijn grijs-wit gestreepte trui te hebben uitgetrokken, laat staan Bronny te hebben ontmaagd.
10
O shit, de duisternis. Hij lag op me. Ik ging rechtop zitten toen ik de zwaarte ervan op mijn borst voelde, haalde een paar keer diep adem en ging naar de badkamer om een glas water te drinken. Toen ik de kraan dichtdraaide, begon die te schokken - enorme trillingen, oorverdovend gebonk. Ik rende van de badkamer de gang in en naar de kamer van Fliss op de eerste verdieping, waar ze tot mijn afgrijzen de seks had die ik had moeten hebben. Het was Zach die onder haar lag. Hij tokkelde niet op zijn gitaar maar op iets wat Fliss ertoe dreef telkens 'poespoespoes' te zeggen. Ze hoorden of zagen me niet, dus ik rende naar de kamer van Cheryl-Anne op de tweede verdieping. We gaven elkaar een arm, beiden half aangekleed en doodsbang, en slopen naar de eerste verdieping. Op de gang bleven we staan luisteren, maar het lawaai was opgehouden. Ik word kennelijk gek, stelde ik vast. Ik had de afgelopen paar dagen allerlei drugs gebruikt en weinig geslapen. Mijn eetpatroon, mijn gewoontes, alles aan mij was veranderd. Misschien was ik aan het hallucineren. Toen Petes deur vlak voor onze neus krakend openging, veerden Cheryl-Anne en ik op van schrik, en we slaakten een gil... 'Wat is er?' vroeg hij op zijn gebruikelijke, effen toon. 'Heb je dat lawaai gehoord?' vroeg ik. 'Nee, ' zei hij, waarop hij de eerste verdieping en de begane grond controleerde, terwijl wij achter hem aan slopen. 'Probeer die deur eens, ' zei ik, wijzend naar de deur in de gang. Hij ging terug naar zijn kamer en kwam met een gereedschapskistje beneden. Hij morrelde aan het slot. Na een minuut of vijf- waarin we geen enkel eng geluid hoorden - glimlachte hij naar ons, trok zijn wenkbrauwen op en deed de deur open. Het was een kast. Een saaie kast met rollen behang, hoog opgestapelde blikken roestbruine verf, een oude platenspeler en een paar platen. 'Je bent kierewiet aan het worden, ' zei Cheryl-Anne. Nadat hij het huis veilig had verklaard, zette Pete thee voor ons, en hij bleef bij ons in de keuken tot we vrolijk giechelden. 'Je moet die rommel niet meer gebruiken. ' Hij had gelijk, de dope tastte mijn verstand aan.
Hij ging naar zijn kamer en liet ons rustig samen theedrinken. 'Ik zou er wat voor geven om die quadricepsen te likken!' zei Cheryl-Anne toen hij weg was. 'Echt?' 'Hij is verrukkelijk, ' zei ze. 'Mysterieus. ' Hmm. Ik hield die nacht in bed de duisternis bijna bij me vandaan. Het lukte me bijna geen aandacht te schenken aan het gevoel dat ik zonk, het gevoel dat ik loodzwaar was en te moe om te slapen, te verdrietig om te huilen. Bijna. Maar toen begon het gekrijs. Het was alsof het geluid in mijn hoofd zat. Ik legde mijn handen op mijn oren, mijn provisorische kussen over mijn hoofd. Ik kneep mijn ogen stijf dicht, neuriede, en probeerde aan leuke dingen te denken: Francesco... (tanden, hielp niet echt)... Chocola... (leek te krioelen van de mieren)... Ursula... Ah, dat hielp... Papa... O... Mijn papa, mijn Ursula. Ik zou morgen schrijven, hun zeggen dat ik van hen hield. Nu ik wat was gekalmeerd, haalde ik mijn kussen van mijn hoofd en liep op mijn tenen naar het raam. Ik schoof het oude gordijn opzij en tuurde het donker in, maar kon niets zien. Net toen mijn lichaam zich enigszins ontspande, sprong er een cyperse kat tegen mijn raam op, die een krols gemiauw uitstootte, een angstaanjagend babygekrijs. Ik sprong naar achteren en drukte mijn handen tegen mijn bonkende hart tot mijn ademhaling rustiger was geworden. Het was maar een kat. Het gekrijs kwam van een kleine, grijze kat. Godzijdank! Omdat ik niet kalm genoeg was om te kunnen slapen, liep ik de gang weer in en deed de kastdeur open. Het was koud in de kast. Ik huiverde ervan. Ik pakte de oude platenspeler en een paar platen van de Beatles en nam alles mee naar mijn kamer. Papa zette altijd muziek op om tot rust te komen. Hij had de gewoonte om zijn stereo-installatie in de schuur aan te sluiten en keihard klassieke muziek te draaien tot hij zich beter voelde. Nog lang na de dood van mama had Mozart over onze tuin gezweefd. Ik installeerde de platenspeler onder het raam en zette hem aan. Ik blies het stof van een plaat, zette de naald op het vinyl en ging weer op mijn matras liggen. De plaat knetterde er vrolijk op los, en toen mijn favoriete liedje afgelopen was, zette ik het nog een keer op. Ik bracht de naald omhoog en draaide de plaat een derde en een vierde keer, en tijdens die laatste keer versprong de naald: bij 'please help' kaatste hij terug, zodat het laatste woord herhaald werd. De naald was hoog opgesprongen, wel een centimeter of zo, en bleef daarna zonder haperen op de plaat liggen tot het liedje uit was. Of was hij niet versprongen? Pete had gelijk, ik moest geen stukken skunk meer roken.
11
Pete snakte naar ruimte. De dichtstbijzijnde plek waar hij dat kon vinden was Kensington Gardens, aan het uiteinde van de straat. Toen zijn werk in de sportschool erop zat liep hij over Queensway, langs winkelcentrum Whiteley's, de cafés en de pubs, naar het evenwijdig daaraan lopende Queensway Terrace, en vervolgens langs de Royal en het kraakpand naar het einde van de straat. Daar stak hij de drukke weg over en ging het park in. Hij zag Bronny vrijwel meteen. Ze zat in de schaduw een Lonely Planet-gids te lezen. Hij wilde naar haar toe gaan, maar bedacht zich. Ze had er geen misverstand over laten bestaan hoe ze over hem dacht. Daarom liep hij langs cricketers, zonaanbidders, de vijver en de beelden Hyde Park in. Ruimte zoals hij dat kende was het niet, maar het was tenminste iets. Hij vond een redelijk leeg stuk gras en ging erop liggen. Hij deed zijn ogen dicht en stelde zich voor dat hij thuis was. Hij dacht terug aan de tijd dat hij over Eyre High-way had gereden, de 1668 kilometerlange, kaarsrechte, boomloze weg die Nullabor Plain doorklieft. Hij had op het dak van een Jaguar gezeten, het schuifdak open, zijn voeten op het stuur, een baksteen op het gaspedaal. Het land om hem heen was geel, leeg en eindeloos, precies zoals hij het graag zag. Al die Engelse bomen en heggen die de wanhopige waterreservoirs uitputten waren niets voor hem. Hij hield van droog. Hij had zijn zonnebril opgehad en zijn armen uitgestrekt om het land te omhelzen. Hij had het ingeademd. Zijn geliefde en mooie Australië. Pete ademde diep in terwijl hij op het Engelse gras lag en probeerde de geuren van thuis te ruiken: eucalyptus en stof. Hij probeerde de geluiden van thuis te horen: lachvogels en papegaaien, en probeerde zich te voelen zoals hij zich thuis voelde: gelukkig. 'Zou je me een plezier willen doen?' Het Australische accent leek deel uit te maken van zijn dagdroom. Laag, sappig en drinkbaar. Hij zei 'Mmm', deed zijn ogen open en besefte dat de stem echt was. Hij ging rechtop zitten. 'Overval me niet steeds zo.' Bronny stond over hem heen gebogen, met haar boek in haar hand. 'Doe ik dat?' 'Ja. Op plekken die privé zijn. ' 'Je maakt kabaal... gillen en zo. Je zwerft 's nachts rond. ' 'Wil je zeggen dat ik praat in mijn slaap?' Pete zette een hoog, angstig stemmetje op: lIk probeer het ik probeer het ik probeer het... ' 'Nee! Echt waar?' ' Wacht op mij Ursula, papa!Jullie zijn zo klein!' Bronny had sinds haar aankomst eigenlijk niet meer met iemand gepraat, fatsoenlijk gepraat. De gesprekken waren meestal over hasj gegaan en soms over ontharing. Ze snakte naar een goed gesprek. Het verraste haar dat deze grote, ongrijpbare man degene was met wie ze wilde praten.
Ze ging naast hem op het gras zitten. 'Dat is mijn nachtmerrie. ' 'Wat probeer je dan eigenlijk?' vroeg Pete. 'Thuiskomen. Maar ik blijk altijd te hard te rennen en te hoog op te springen of zo, en raak er uiteindelijk steeds verder vandaan. ' Pete glimlachte naar haar. Hij begreep het. 'Ik mis Cheesles, ' zei Bronny. 'Het strand, ' zei Pete. Trams. 'Mensen die gedag zeggen. ' 'Beren-chocoladekoekjes. ' 'Is Ursula je zus?' vroeg Pete. 'Ja, ze is tweeëntwintig. Het evenbeeld van papa. ' 'Is zij het die op de foto in je kamer staat?' 'Wanneer heb je die gezien?' 'Die keer dat ik binnenkwam om te zien wat al dat kabaal te betekenen had... Ze lijkt op je, ' zei Pete. 'Zij is de bofkont. Zij heeft het prachtige haar, de hersens en de benen waar geen eind aan komt. ' 'Ze lijkt sprekend op jou. ' 'Nee, ik ben het evenbeeld van mama. ' Bronny vertelde Pete niet dat haar moeder acht jaar daarvoor was gestorven. Ze beschreef hem niet wat haar het scherpst voor de geest stond: het geluid van iemand die naar adem snakt, de slaapkamer in rennen, haar moeder die naar een tienjarige vreemde aan het voeteneind van het bed schreeuwt: 'Wie is dat? Stuur haar weg!' Ze vertelde hem niet dat ze niet had gehuild toen haar moeder stierf, en ook niet bij de begrafenis, of het bezoeken van de begraafplaats, of op enig ander moment erna. Ze had de tranen opgerold tot kleine, stenen balletjes. Ze kon ze soms voelen: kleine, harde, stenen balletjes in haar maag. 'Ze is vast erg mooi, ' zei Pete. 'Mmm. ' Voordat het allemaal heel akelig werd, was haar moeder ook mooi geweest. Bronny vertelde Pete wel andere dingen. Ze vertelde hem over de spekfabriek waar ze één keer per week goedkoop snij-vlees had gekocht, zonder aandacht te schenken aan het terrein vol droevig kijkende varkens buiten de fabriek en de kokende ketels met hun soortgenoten binnen. Ze vertelde hem over de dag dat ze naar het lunapark in St. Kilda was gegaan. Ursula had daar jaren om gezeurd, en uiteindelijk was papa er met hen naartoe gegaan en had een dagkaart voor hen gekocht. 'Ik was vijftien, ' zei Bronny, om vervolgens te vertellen dat ze onderweg in de auto aan een stuk door had zitten zaniken - 'Ik heb geen zin! Ik heb geen zin!' - en ook nog eens had geweigerd om waar dan ook maar in te gaan. 'Ik zat met over elkaar geslagen armen onder die reusachtige nepmond, ' zei Bronny. Toen haar vader voor de twintigste keer naar haar toekwam en haar smeekte wat vrolijker te worden en zich een beetje te vermaken, stemde ze erin toe een sneeuwijsje te nemen.
Terwijl de verkoopster een blauwe vloeistof over het ijs goot, zag Bronny dat Ursula in de rij ging staan voor de beroemde Scenic Railivay-achtbaan. Ze rende naar de rij wachtenden om haar tegen te houden, maar toen ze daar aankwam was Ursula al in het voorste wagentje gaan zitten. Bronny sprong over het hek en riep dat ze eruit moest komen, want je kon doodgaan tijdens zo'n ritje! Je kon vast komen te zitten als je ondersteboven hing en doodgaan! Ze trok aan Ursula's kraag terwijl het acht-baanpersoneel de beveiliging belde. 'Er werd ons voorgoed de toegang ontzegd, ' vertelde Bronny aan Pete. 'Ursula heeft drie weken niet tegen me gesproken. ' Bronny vertelde hoe ze met haar hakken over de sloot haar schooldiploma had gehaald en als archiefbediende bij de Mint had gewerkt. Ze zag dat hij zich afvroeg waarom ze zo weinig had gepresteerd vergeleken met de rest van haar familie, en ze verontschuldigde zich voordat hij ernaar kon vragen. 'Ik heb nooit het nut van studeren ingezien. Waarom zou je al die moeite doen?' Ze vertelde hem hoe de dakloze meneer Todd altijd een gelukkige indruk had gemaakt. Overdekt met het stof waarin hij jarenlang had geslapen leek hij net zozeer deel uit te maken van het landschap als de oude hardstenen gevangenis waaruit Ned Kelly's vader naar verluidt was ontsnapt. 'Hoe is het met meneer Todd afgelopen?' vroeg Pete. 'Een weldoener heeft hem in zijn kraag gevat en in een aanleunwoning gestopt. Ze deden hem in bad, spoelden het stof weg, en toen ging hij dood. ' 'Zomaar ineens?' 'Ik denk dat het hem bij elkaar hield, dat stof. ' 'Ik wil je iets laten zien. ' Pete trok haar overeind. Ze liepen naar de andere kant van het park, staken een paar straten over en slenterden langs winkels en cafés, en daarna langs huizen en tuintjes. Toen ze bij de achterom van een rij grote, witte herenhuizen kwamen, bleef Pete staan. 'Ruik eens, 'zei hij. Bronny deed haar ogen dicht en snoof. 'Eucalyptus. ' 'Die zal wel geplant zijn door een stel Australiërs met heimwee, zoals wij. ' Pete wees naar de grote eucalyptusboom in een achtertuin. Sommige takken hingen over in de achterom. Hij stak zijn hand uit naar een ervan en trok er een paar blaadjes af. 'Op een dag wil ik er ook zo een in mijn tuin, ' zei hij, terwijl hij de blaadjes op Bronny's hand legde. Ze liepen die dag een heel eind.
Eerst naar een tuincentrum, waar Pete voor Bronny een eucalyptusboom kocht - zo'n dertig centimeter hoog. 'Wat voor pot?' vroeg Pete haar. 'Een gele. ' Pete droeg het boompje in zijn zonnige gele pot door Londen, en nam onderweg de tijd om haar nog iets te laten zien wat hem interesseerde. 'Weet je waar we zijn?' 'Nee.' 'Bucks Row. Agent John Neil trof hier een op haar rug liggende vrouw aan. Haar kleren waren opgetrokken en het bloed vloeide uit haar keel...' 'Jasses!' Pete zette de pot neer en begon opgewonden te vertellen. 'De eerste echte seriemoordenaar. Tenminste, de eerste over wie men las en die in de belangstelling stond, als een beroemdheid. Jack the Ripper. Vijf vrouwen, vermoeden ze, verminkt... Van sommigen waren de organen eruit gerukt. ' 'Hou op!' Pete legde één hand op Bronny's keel en de andere om haar middel, en speelde tijdens het vertellen het verhaal na. 'Hij greep hen beet, liet hen voorzichtig op de grond zakken en sneed hun keel door. ' Bronny keek Pete in de ogen terwijl hij haar gekromde rug vasthield. In een danssituatie zou het heel romantisch zijn geweest. 'En dan hield hij een stukje van hen voor zichzelf, een nier bijvoorbeeld!' zei Pete. 'Hou op!' Bronny wurmde zich overeind en rende weg. Pete pakte de pot op en rende haar giechelend achterna. Toen ze weer in het park kwamen, gingen ze op het gras liggen. Een van hen ging het eerst liggen. Als je het hun later had gevraagd, zouden ze zich geen van beiden herinneren wie dat was geweest, maar ze gingen op het gras liggen en keken allebei naar hetzelfde stukje hemel, zwijgend en op hun gemak. Toen Bronny wakker werd en rondom haar de geluiden van de avond hoorde, lag Pete nog in dezelfde houding. 'Ik heb nu officieel voor het eerst met een man geslapen, ' zei Bronny, terwijl ze zich uitrekte. 'Je houdt me voor de gek. ' 'Nee hoor. ' 'Maar je hebt toch wel met een man geneukt?' Bronny gaf hem een stomp in zijn maag en hij dook ineen, eerst van de pijn, later van het lachen. Ze liepen zonder iets te zeggen terug naar het kraakpand. Er waren opeens chemicaliën in het spel, met als gevolg dat ze zwegen, maar niet langer op hun gemak waren.
12
Ik zou te laat komen voor mijn tweede echte afspraakje met Francesco. Ik was om de een of andere reden niet meer zo zeker van hem - nou ja, ik wist eigenlijk wel wat de reden was. Dat was Pete. Hij was leuker dan ik had gedacht en ik had net een heerlijke dag met hem gehad. Maar hij was wel een beetje raar, met zijn gepraat over seriemoordenaars. Hoe dan ook, ik moest Francesco weer ontmoeten, want ik was nog steeds maagd en in seksles nummer twee had Fliss gezegd dat ik mijn bloem onder geen beding mocht prijsgeven aan iemand voor wie ik diepere gevoelens had. 'Je moet het onder controle hebben, ' zei ze tegen me. 'Volledig. ' 'Val je echt op Francesco?' vroeg Pete toen we over Queens-way Terrace liepen. Ik glimlachte. 'Ja, ergens wel. Hoezo?' 'Niets. Hij is alleen niet zo'n serieus type, he. ' 'Ik ben al veel te lang serieus geweest. ' Net toen we de straat naar het kraakpand wilden oversteken zag ik twee jongetjes op het stoepje van hun benedenhuis zitten. De een was een jaar of zeven, de ander ongeveer vijf. Ze hadden hun schooluniform nog aan en staarden voor zich uit, met hun hand onder hun hoofd. Ze zaten alleen maar te staren, ontzettend schattig, maar droevig. De jongste had krullend blond haar dat waarschijnlijk nog nooit geknipt was, en een pleister op zijn knie. Zijn naar voren gestoken onderlip benadrukte zijn knorrigheid. De oudste had kort, donker haar en een ernstig gezicht. 'Hallo, jongens!' zei ik, voordat ik de straat overstak. "We mogen niet met vreemden praten, ' zei het krullenkopje. 'Ik heet Bronwyn. Ik woon daar... Dus ik ben geen vreemde. ' 'Vreemden zijn mensen die je nooit je zeldzaamste kaarten laat vasthouden, en ik zou jou de mijne niet geven. Ik heb er vijf. ' 'Vier, ' zei de oudste, terwijl hij met zijn ogen rolde. 'Dr. Who, ' zei een man die achter de jongens de voordeur uit kwam. 'Daar is hij bezeten van. ' De man gaf de oudere jongen een aai over zijn bol. 'Al wat gezien?' De jongen schudde droevig zijn hoofd. 'Hij komt niet. ' 'Jawel, hij komt uiteindelijk altijd weer opdagen...' De man lichtte me in: 'Bobby, onze kat. Hij is weer eens de hort op. ' Ik nam aan dat Greg hun vader was.
Hij was slank en bloedmooi, maar ook hij zag er een beetje droevig uit. Toen we ons aan elkaar voorstelden, merkte ik dat Pete inmiddels de straat was overgestoken en het kraakpand in was gegaan. Ik wendde me weer tot het jongste jongetje. 'Ik vind het erg leuk om kennis met je te maken en als je het ooit aandurft, zou ik graag een van je zeldzaamste kaarten willen zien, van een afstand natuurlijk. Vasthouden doen we niet aan. ' 'Ik zal erover nadenken, ' zei het krullenkopje. De oudste stond opgetogen op; achter mijn rug was de kat plotseling tevoorschijn gekomen. Het was dezelfde kat die naar mijn slaapkamerraam was gesprongen. Hij miauwde onschuldig. 'O, hallo, ' zei ik, voordat ik naar huis ging. 'Hij zat gisteravond bij mij in de tuin!' Toen ik mijn voordeur dichtdeed, keek ik nog een keer naar het huis aan de overkant van de straat. De jongens en hun vader hielden de kat vast, maar zaten allemaal op het stoepje droevig voor zich uit te staren. Nadat ik me had klaargemaakt voor mijn afspraakje, keek ik uit mijn slaapkamerraam en zag dat Pete de gele pot met het boompje in de tuin had gezet. Ik glimlachte erom. Hij was Thaise kipcurry aan het klaarmaken toen ik later de keuken in liep. Ik had me opnieuw voorbereid op een avond vol wellust, vandaar dat ik een van Fliss' belachelijk blote topjes aanhad. 'Hallo meneertje, ' zei ik, en ik deed de achterdeur open en bekeek mijn kleine stukje Australië. 'Bedankt voor het water geven. ' Ik proefde de groene curry, die zalig was. Er zat basilicum en kokosroom in. 'Mmm, ' zei ik. 'Bewaar je een beetje voor me?' 'Waar ga je heen?' Ik trok mijn wenkbrauwen op en met een 'gaat je niets aan' walste ik de keuken uit. Na het tweede afspraakje met Francesco leek het me volstrekt duidelijk dat ik naar mijn ontmaagding kon fluiten. Ik voelde me net Batman die met zijn tikkende bom rondrende om die kwijt te raken, maar het ding nergens kon laten. Tijdens het etentje zat ik te kieskauwen terwijl Francesco maar doorleuterde over een of ander restaurant in Schotland waar je je oesters kon kiezen uit het loch. Ik kon niet luisteren. Het was saai en ik had maar één ding voor ogen, ik had een missie. Ik had al een tijdje geen missie meer gehad. Niet zoals toen ik negen was en het team van St. Patrick de finalewedstrijd zou spelen tegen de Broadford Minis.
Ik was middenvelder, een fanatiek dribbelaartje, en had nog nooit iets zo dolgraag gewild. Ik tekende schema's op een flip-over die papa had meegebracht van zijn werk, om vast te stellen welke bewegingen mijn tegenstandster, Kylie Dalkeith, op het verkeerde been zouden zetten, en welke worpen niet onderschept zouden worden door de lange verdedigster, die net vanuit Puckapunyal bij ons in het zuiden was komen wonen. Ik oefende schijnbewegingen in de tuin. Ik rende elke dag heen en weer naar school om in conditie te blijven, en ik bad. God, laat ons alstublieft van de Broadford Minis winnen! We verloren. 32-21. Ik huilde aan één stuk door, tot aan de avond waarop ik werd uitgeroepen tot de beste en sportiefste speelster van het seizoen. Nadat ik op mijn veertiende netbal eraan had gegeven, heb ik het altijd vreemd en een beetje sneu gevonden dat ik zo bezeten ervan was geweest. Maar nu was ik verdorie weer bezeten: van het scoren van een potje seks zonder diepere gevoelens. 'Ik denk gewoon dat we niet te hard van stapel moeten lopen,' had Francesco gezegd na alweer een saai etentje op zijn kosten. 'Ik vind je te aardig. ' Ik had drie grote glazen bier op, die me niet alleen naar het hoofd waren gestegen maar ook het vuur naar mijn dijen hadden gejaagd, en ik had zin om de kont tegen de krib te gooien. Ik wilde het doen, en wel die avond. 'Neuk me dan maar zonder te hard van stapel te lopen. Trek je broek uit.' Ik trok zelfs aan zijn rits toen we op zijn kamer in de jeugdherberg waren, maar hij hield me tegen met zijn hand. Wat mankeerde hij in jezusnaam? 'We hebben het er morgen wel over, onder het eten. Ik heb indigestie. ' Hij duwde mijn hand weg en deed zijn slaapkamerdeur open om me uit te laten. 'Ik wil geen eten, ik wil seks!' brulde ik. De deur stond wijd open en Hamish, mijn computervriend, stond in de lobby. Hij kromp ineen. 'Bronny! Wacht!' zei Hamish, terwijl hij me achternaliep, de jeugdherberg uit. 'Wat is er mis met me?' vroeg ik. Hij ging naast me op het stoepje zitten. 'Niets. Je bent perfect. Eigenlijk behandelt hij je juist heel fatsoenlijk.' 'Wat heb ik nou aan fatsoenlijk?' 'Veel, neem dat maar van me aan. En je hebt nog tijd zat voor die dingen. Het heeft geen haast. Maak een beetje lol. ' 'Ik ben bang dat het er nooit van zal komen.' 'Je moet met volle teugen gaan genieten. ' Ik volgde de uitstekende raad van Hamish op. We gingen naar het kraakpand, rookten twee bucket bongs en aten minstens zeven witte boterhammen met echte boter en pindakaas met stukjes noot.
Toen Hamish en ik een heel brood ophadden, kwam Pete de keuken in. Hij zag er belabberd uit. 'Heb je wat voor me bewaard?' vroeg ik hem. 'Wat bedoel je?' 'Groene curry.' 'O. Nee.' 'Dat is maar goed ook, schat ik zo in. Je ziet er een beetje pips uit.' 'Ik voel me prima, ' zei hij, terwijl hij met zijn glas water de keuken uit liep. Ik kreeg een lijp idee toen Hamish vertrokken was. Het viel me in toen ik naar de muur van de woonkamer zat te staren: zou het niet onweerstaanbaar grappig zijn om de trap op te sluipen, Petes slaapkamerdeur open te doen en 'boe!' te roepen? Joepie. Hij lag poedelnaakt op zijn matras. Hij deed geen poging zich te bedekken, en ik deed geen poging mijn verbijsterde blik af te wenden van zijn gezicht, zijn bovenlijf, en zijn zaakje. Ik had nog nooit in het echt iemands zaakje gezien, en in Petes geval was een verkleinwoord in ieder geval niet op zijn plaats. Toen ik ten slotte weer naar Petes bovenlijf keek, stak hij zijn hand naar me uit. Er zat een pinda tussen mijn kiezen. Ik pulkte hem eruit met mijn tong, draaide me om, liep de deur uit en deed die stevig dicht. In de gang bleef ik ademloos en enigszins verdoofd tegen zijn deur aan staan. 'Ho!' Pete had de deur geopend terwijl ik er nog tegenaan leunde. Ik viel achterover in zijn armen. Toen ik weer rechtop kwam en me omdraaide, zag ik tot mijn opluchting dat hij zijn korte broek had aangetrokken. 'Gaat het wel?' 'Mmm, prima, ' zei ik ademloos, terwijl ik eindelijk mijn handen loswrikte van zijn met inkt versierde biceps. Ik wist me plotseling met mijn houding geen raad in het gezelschap van deze man. Heel anders dan bij Francesco, die me eerlijk gezegd zo verveelde dat ik er ontspannen van werd. Tijdens onze seksloze eetafspraakjes had Francesco altijd alleen maar over voedsel gepraat. Hij was een rijke jongen, besefte ik, die zonder problemen de meeste avonden uit eten ging, in tegenstelling tot zijn berooide medereizigers, die leefden op instantnoedels, toast met pindakaas en pasta met pesto. Zijn ouders hadden zich afgebeuld in de horeca en hem een liefde meegegeven voor alles wat culinair was. 'Mijn familie komt uit Umbrië, ' had hij me tijdens ons laatste etentje uitgelegd. En voordat hij zelfs maar een voorgerecht had besteld, had hij besloten: 'Morgen neem ik gepocheerde eieren bij het ontbijt!' Dus bij Francesco kon ik indigestie verwachten in plaats van seksuele spanning. Maar niet bij Pete.
Nadat hij me had begeleid naar de woonkamer om 'te babbelen', klopte Pete het kussen van de bank voor me op. Hij ging naast me zitten en ik wilde dat hij dat niet had gedaan, omdat het veel te knus was. De bank was oud en zacht en we zakten allebei naar het midden toe, zodat we van benen tot schouders tegen elkaar aan gedrukt zaten. Ik rekte mijn bovenlijf de andere kant op. Ik bracht mijn billen omhoog. Maar het hielp niet. Hij was te zwaar, de bank was te zompig en bovenlijf en billen weigerden uit te wijken naar een wat minder intieme positie. Tot overmaat van ramp had ik mijn nek zodanig verdraaid om naar zijn 'gebabbel' te luisteren, dat die vast was komen te zitten. Als ik mijn hoofd bewoog, bedacht ik, terwijl ik zorgvuldig door mijn neus ademde, zou het er misschien wel af vallen. Daarom bewoog ik het maar niet. Wat ik wel deed, was heel vaak ja zeggen, terwijl hij me van alles vertelde over een vlakke stad in de buurt van Adelaide waar hij dol op was, en die mij vreselijk leek. Toen Pete eindelijk welterusten zei, slaagde ik erin rechtop op de bank te blijven zitten tot hij verdwenen was, en daarna viel ik zijwaarts om, mijn hals nog steeds negentig graden uit het lood. Er waren die avond geen geluiden. Ik had voor het eerst sinds ik in het huis was komen wonen een fatsoenlijke nachtrust. De volgende dag ging ik naar mijn werk om mijn shift te draaien. Ik gaf zoals gewoonlijk de bamboepalm water - ik leek de enige te zijn die dat ooit deed - en schreef Ursula nog een brief. Lieve Ursula, Ik zit aan een bureau bij de stoombaden van het Porchester, waar ik veertig uur per week werk. Ik deel handdoeken uit en verwijder haar uit afvoerputjes. Overal zijn naakte vrouwen. Heb je besloten me te vergeven? Begrijp je het? Ik kan wil niet praten over je-weet-wel, maar ik verschuil me niet langer voor jou en papa. Ik wil alleen maar een beetje plezier maken en dat lukt ook wel, afgezien van de naakte vrouwen overal. God... Cath en Stella zitten over me te roddelen, op hun plek tegenover me.
Ze kunnen me niet uitstaan, die oude wijven. Ik ben door de suffe manager uitgeroepen tot Werkneemster van de Week en ze zijn stikjaloers. Cath, het kwabbige witte wezen, heeft borsten die als ze aan het vegen is bijna op de grond hangen. Stella is een kontlikker, en ik heb een bloedhekel aan haar. Ik heb een jongen leren kennen. Hij heet Francesco. Hij is de beheerder van de jeugdherberg naast mijn huis en houdt van uit eten gaan. Er zitten hier ontzettend veel Australiërs - er is een jongen bij die Pete heet, maar ik weet nog niet goed wat ik van hem vind. (Hij is degene op de foto. ) En dan heb je nog mijn nieuwe boezemvrienden: Hamish en Fliss, die niet meer weg te denken zijn uit mijn leven. Misschien kun je eens overkomen? Ik weet dat je een hekel hebt aan regen, maar die houdt soms op, en je zou ook een beetje plezier moeten maken, Urs, je zou verliefd moeten worden. Ik wou dat je dat deed. Ik zou dolgraag willen zien dat iemand je aanbad. Ik wou dat je overkwam. Zolang je belooft niet over je-weet-wel te praten. Ik hou van je, Urs. Ik mis...'Kun je ook boter smeren op de buitenkant van mijn tosti?' Een vrouw vroeg of ik een kaastosti voor haar wilde maken. Ze was ongeveer vijftig kilo, een jaar of veertig, en zag er door haar botoxbehandeling uit als een ontsnapte uit Madame Tus-sauds. Telkens wanneer ik haar zag, deinsde ik even terug. Angstaanjagend. Ik vouwde de brief snel op, legde hem onder het bureau en liep door de klapdeur de keuken in. Toen ik de tosti doormidden sneed, hoorde ik Pete met het meisje praten dat in het houten receptiehokje bij de ingang van de stoombaden zat. 'Waarom ga je niet mee?' vroeg ze. 'Ik hou niet zo van musicals, ' zei hij. Ik stak mijn hoofd om de hoek van de deur om te zien wie hem probeerde te versieren. Het was een receptioniste die ouder was dan ik en erg knap. Ze was Engelse, een van de weinige autochtonen bij het Porchester, en had nog nooit iets tegen me gezegd. Trouwens, ik ook nooit tegen haar. Wat moest ik zeggen? 'Wat heb je in het weekend gedaan?' 'Waar ga je van de zomer naartoe?' 'Hoe gaat het met je vader?' Het is achteraf gezien vreselijk, maar ik had totaal geen belangstelling voor normale dingen. Ik had alleen maar belangstelling voor drinken, roken, het afschudden van het onafschudbare, en die bonk van een kerel die naast de plant bij de receptie stond. O ja? Ik zag het meisje weerspiegeld in de grote spiegel tegenover het receptiehokje. Het zat me niet lekker dat ze zo met hem praatte. Hoe durfde ze? 'Ik herkende je niet met je kleren aan, ' zei ik toen Pete me vanuit de keuken naar hen zag gluren. 'Ik had met de politie moeten dreigen en je daarna een klap in je gezicht moeten geven. ' 'Wat?'
Dit was afkomstig van de knappe receptioniste, die begrijpelijkerwijs van haar stuk was gebracht door ons gesprek. 'We wonen in hetzelfde huis, meer niet, ' deelde Pete zijn bewonderaarster mee. 'Ik zie dat je onze landgenoot weer tot leven hebt gewekt, ' zei Pete, terwijl hij de natte aarde in de pot van de bamboe-palm bevoelde. 'Groene vingers, ' zei ik. Hij glimlachte en keek me te lang aan. Ik trok me snel terug in de keuken en sloeg met mijn handpalm tegen mijn voorhoofd. Groene vingers... Wat een uilskuiken. Ik gluurde weer naar buiten en keek toe hoe Pete door de deur in de hoek de receptie verliet. Ik deed de klapdeur open die naar de ontspanningsruimte leidde. De vrouw die om de tosti had gevraagd was niet alleen ontstemd omdat die verbrand was. Ze was ontstemd over de geruchten. 'Is het waar?' vroeg ze toen ik met een tweede probeersel terugkwam. Iemand had haar verteld dat de stoombaden gesloten zouden worden - te duur, te ouderwets, niet genoeg klanten. 'Cath, worden we gesloten?' informeerde ik bij de naakte dweilster. Ze trok wit weg. Ze snelde naar Stella, die ook wit wegtrok. Ze hadden nooit ergens anders gewerkt, zouden ook nooit ergens anders een baantje krijgen of kunnen houden, en om de beurt renden ze door de tussendeur naar het zwembad en de sportzaal om erachter te komen of het gerucht op waarheid berustte. Dat bleek zo te zijn. De stoombaden zouden gesloten worden. De directie zou zijn best doen om ons te werk te stellen in het zwembad of de sportzaal, maar voor die oude taarten, die alleen maar goed waren in het treiteren van nieuwe stafleden, zag de toekomst er behoorlijk somber uit. De rest van mijn werktijd deed ik alsof ik beneden de sauna's en stoombaden schoonmaakte. De baden bevonden zich in het hart van het gebouw. Om er te komen moest je eerst bij het dompelbad de trap af, dan langs de scrubruimte en de douches, en ten slotte de hoek om. Ik bleef ontzettend lang in een van de kleine houten cabines zitten en voelde al het schadelijks van mijn lichaam druipen, terwijl ik water op de sissende kolen gooide.
Nadat iedereen naar huis was gegaan sloot ik de stoombaden af en speldde de sleutels die me waren toevertrouwd sinds ik tot Werkneemster van de Week was verheven in het binnen-zakje van mijn poloshirt. Toen ik thuiskwam vielen de wanhoopsverleidingsplannen die ik voor die avond had gesmeed in duigen. Ten eerste had ik niets om aan te trekken. Fliss had het grootste deel van de plunje die ik sinds mijn aankomst bijeen had gegraaid teruggevorderd, en in mijn kamer lagen alleen nog mijn smerige spijkerbroek en topje, en twee sportschoenen, waarvan er een niet van mij was en - bij nadere inspectie - een bloedvlek bleek te hebben. Ten tweede stonk ik. Hoe vaak ik me ook waste, de geur van het kraakpand en met name mijn kamer leek mijn huid in te sijpelen. Ten derde had ik geen tijd gehad om mijn nagels te doen, en Fliss had benadrukt dat rafelige, niet gemanicuurde nagels een onmiskenbaar teken waren van het onge-trimde-bos-syndroom, en dat was kennelijkvoldoende om elke man af te schrikken. Ten vierde begon ik te beseffen dat seks hebben met Francesco misschien wel net zo oninteressant was als uit eten gaan met hem, en dat de kans groot was dat hij 'Half gebakken!' zou roepen als hij klaar was om bediend te worden. En ten slotte ging ik onderuit, toen ik de sportschoen weer op de grond zette. Ik was niet flauwgevallen, alleen maar onderuitgegaan, en het was niet de eerste keer dat ik zo klunzig was: ik was die ochtend op weg naar mijn werk over een niet-bestaande scheur in het trottoir gestruikeld. Nu lag ik op de planken, verbijsterd over mijn onhandigheid. En terwijl ik naar het plafond staarde werd ik merkwaardig warm, alsof ik weer in de stoombaden was. Ik dacht dat ik gek werd, maar toen drong er rook mijn neusgaten binnen. Ik stak mijn neus in de lucht en snuffelde, ging rechtop zitten en snuffelde, ging staan en snuffelde, maar rook steeds minder. Ik knielde op de planken neer en bracht mijn neus naar de vloer. Absoluut rook. Ik legde mijn hand op de planken. Absoluut warm. Ik ging op mijn buik liggen en duwde mijn neus in de spleet tussen de vloerplanken. Er kwam rook uit het souterrain.
DEEL 2
13
Een meter tachtig lager zat een vrouw vastgebonden aan een stoel. Het gele polyester dat haar mond stevig afsnoerde stond in brand. De vrouw was Celia. Ze was achtendertig en had twee kinderen. Ze zat al vier weken in het souterrain. Op de ochtend dat ze ontvoerd werd, had Celia net haar enige wekelijkse dienst erop zitten, de hele nacht in het hospice vlak bij Ladbroke Grove. Ze had haar snelwandeloutfit aangetrokken, haar rugzak stevig vastgesnoerd op haar rug en was bij het benzinestation langsgegaan voor een zak chips en het nieuwste Dr. Who-tijdschrift, die ze allebei in haar rugzak stopte. Daarna had ze drie kilometer gesnelwandeld tot ze in haar straat aankwam. Ze had geglimlacht en zich erop verheugd de gezichten van haar zoontjes te zien, en in het kingsize bed te kruipen waar ze uiteindelijk altijd met zijn vieren belandden en nog minstens een uur knuffelden totdat het ontbijt en de schoollunch haastje-repje moesten worden klaargemaakt. Ze verheugde zich erop de man uit te wuiven op wie ze nog steeds verkikkerd was, de jongens naar school te brengen, een tweede kop koffie te drinken, en dan knus in bed naar de aflevering van The Bill te kijken die ze de vorige avond had gemist. Toen ze voorbij de Royal liep keek ze vol verwondering naar de straat waarin ze woonde. Zij en Greg hadden zich er niet toe laten verlokken naar een voorstad te verhuizen. Ze hielden van de drukke, jachtige jeugdigheid van de stad, en ze wilden er nooit weg. Dat soort blije gedachten had ze vaak, en dan prevelde ze een bedankje voor haar geluk: voor de onbezorgde kindertijd, de broer met wie ze zo goed overweg kon, de gezonde, behulpzame ouders, het zinvolle werk, de man die haar nog steeds de mooiste vrouw van de wereld vond en haar dat regelmatig liet weten, het te gekke appartement, de aanhalige kat, en de kinderen die je lieten glimlachen en schateren, de hele dag, elke dag weer. Maar Celia kreeg geen kans om haar appartement in te lopen, of met Sam en Johnny in bed te liggen, of de koffie te drinken die Greg haar om acht uur zou brengen, of toast met Nutella te maken voor het ontbijt en daarna tonijnsandwi-ches voor de lunch, of Greg uit te wuiven, of te glimlachen en te schateren terwijl ze de kinderen naar school bracht, of naar de aflevering van The Bill van de vorige avond te kijken. Ze verloor namelijk haar schoen, en terwijl de vlam van de polyester knevel om haar wang speelde en haar haren in kroop, wenste ze hartgrondig dat ze hem nooit had verloren.
14
De Zieke Man voelde zich erg ziek. Ditmaal leek het in de maagstreek geconcentreerd te zijn: felle pijnscheuten. Aanvankelijk dacht hij dat het zijn blindedarm was, en vergat hij even dat die twee jaar daarvoor al verwijderd was. Hij vroeg zich af of het zijn hart kon zijn, maar hij voelde geen tintelingen. Hij googelde diverse andere opties, belde zelfs de doktersdienst, en moest uiteindelijk constateren dat het waarschijnlijk psychosomatisch was, een gevolg van de vergissing die hij had begaan. Het was een behoorlijke vergissing ook, een vrouw ontvoeren die ergens thuishoorde. Hij had gedacht dat het een opluchting zou zijn, maar op hoeveel manieren hij het ook deed, hij voelde zich de laatste tijd toch merkwaardig onvoldaan, en werd nu nog ziek ook. Hij dacht terug aan die keer dat hij als kind ziek was geweest. Hij had vijf dagen in bed gelegen. Vijf dagen alleen in huis terwijl zijn moeder de hort op was, en hij daar lag te zweten en te huilen en eigenlijk wel dood wilde. De vijfde dag begon hij op te knappen, en 's middags was hij opeens aan het masturberen. Vlak voordat hij klaarkwam keek hij uit het raam, en daar had je haar. Een jonge vrouw die op het trottoir buiten zijn raam aan het joggen was. Jarenlang zag hij haar voor zich, deze vrouw die langs hem jogde terwijl hij zich aftrok, soms haar hele lichaam, soms alleen haar gezicht, soms alleen een witte sportsok. Maar na een paar jaar vervaagde ze, en moest hij hulp inroepen om haar weer te vinden. In het park misschien? De sport-winkel? Sportievesletten. com? Telkens wanneer hij eropuit was gegaan om etalages te bekijken keerden de beelden van blakende fitheid terug en voelde hij zich daarna in bed even wat beter, net als toen zij langs het slaapkamerraam van zijn twaalfjarige zelf was gejogd. Nadat hij naar Londen was verhuisd besefte hij dat het bekijken van etalages niet meer werkte; net als een uitgedoofde relatie was het niet voldoende meer. Na weken van mislukte pogingen om tot een hoogtepunt te komen, besloot hij dat hij meer moest doen dan rondneuzen. Hij moest tot een aankoop overgaan. Hij kende haar, had zelfs een paar keer naar haar geglimlacht. Hij wist waar ze woonde, wat ze tussen de middag graag at, en dat ze elke dinsdagochtend rond kwart over vijf thuiskwam. Hij had haar twee dinsdagen achter elkaar hetzelfde zien doen, en hij had het diverse malen op de oude manier geprobeerd, het versleten gordijn zijn masker, maar hij kwam telkens net niet, vandaar dat hij op de derde dinsdag het plan had uitgevoerd dat hij had ingestudeerd: om kwart over vijf 's ochtends zou de vrouw glimlachend de heuvel aflopen, langs de jeugdherberg.
Ze zou een beetje bloeden na de klap op haar achterhoofd. Ze zou niet merken dat hij haar vanaf het trottoir het verlaten huis in sleepte, niet merken dat hij haar door de lege gang droeg, en daarna de trap af naar het souterrain. Daar hield het op, het plan, en aanvankelijk was het van een leien dakje gegaan, maar daarna had hij moeten improviseren. Ze kwam eerder bij bewustzijn dan hij had verwacht, maar hij was er klaar voor. Hij had zijn uitverkoren gezicht op - een bondagemasker - en droeg een spijkerbroek en een oud T-shirt. Zijn mond leek door de op maat gemaakte gaten in het strakke, glanzende zwarte leer heen te schitteren. Grote ogen staarden haar aan. Reusachtige ogen, tegenover haar, in de hoek van de kamer. Met een geknevelde mond en vastgebonden aan haar stoel kwam ze weer bij bewustzijn. Hij bekeek het gezicht waar de angst overheen gleed: de ogen opengesperd en wit, het voorhoofd diep gerimpeld door de druk van geluidloze kreten. Ze kwijlde. Haar benen waren rood en rauw van het wriemelen, wringen, proberen, smeken. Een paar uur later raakte hij zachtjes de zijkant van haar hoofd aan. Ze was minder verstijfd, en de kreten waren gezakt en bonkten nu in haar maag. Hij ging weer zitten, bang dat het na alle moeite niet zou lukken. Hij ademde een paar keer langzaam in en uit, en ritste zijn gulp open. Terwijl hij haar ogen weer groter zag worden, nam hij zijn slappe penis ter hand. Toen begon hij. Langzaam... zorg dat het lekker is... zo, ja... op en neer, concentreer je, bijna zover, bijna zover. Ze wrong zich in allerlei bochten, en dat beviel hem. Hij concentreerde zich op haar benen, gehuld in lycra en enkelsokken, en het viel hem nu pas op dat ze maar één schoen aanhad. Kut.
Hij ritste zijn gulp weer dicht, rende de trap op, deed de deur naar de gang open, struikelde over een vloerplank, kwam razend weer overeind, worstelde met de klink van de voordeur, en liep de straat op. Hij zocht klungelig in het prille daglicht naar het bewijsmateriaal, boog zich om onder een auto te kijken, stootte zijn hoofd toen hij weer overeind kwam, en vond de schoen ten slotte - godzijdank - onder een metallic blauwe Honda Jazz die zo'n dertig meter van de voordeur geparkeerd stond. Hij pakte de schoen en controleerde de straat tot hij ervan overtuigd was dat hij niets anders over het hoofd had gezien. Net toen hij wilde terugkeren om de draad weer op te pakken, zag hij iemand naar het deel van de straat lopen dat uitkwam op Kensington Gardens. Hij raakte in paniek, gooide de sportschoen in de vuilcontainer naast hem, en ging weer naar binnen. Hij was na het gedoe met de schoen een beetje geïrriteerd, vandaar dat hij niet eens op zijn stoel ging zitten toen hij het souterrain weer binnenkwam. Hij ritste zijn gulp weer open en knielde neer naast de schoenloze voet, waarvan de tenen wriemelden uit protest tegen de strelingen van zijn linkerhand, en na twee keer rukken, niet te geloven, maar twee keer, gebeurde het al. Ah, zei hij, terwijl hij zijn ogen opendeed. Ah, ah, zei hij, terwijl hij zijn prestatie oplikte van de in een sok gehulde voet.
15
Toen ze weer bij bewustzijn was gekomen, had Celia gedacht dat het een droom was. Zoals de droom waarin ze vergeten was Johnny eten te geven, en hij zo mager was geworden en zijn ogen zo uitpuilden, dat ze een gil van afgrijzen had geslaakt en hem tegen de muur had gesmeten. Of de droom waarin ze met de beste vriend van Greg naar bed was geweest en Greg erachter was gekomen en bij haar was weggegaan. Maar ze werd niet wakker, draaide zich niet naar haar man toe om te zeggen: 'Greg, ik heb een nare droom gehad, hou je nog van me?' Of naar haar zoontjes, om te zeggen: 'Goedemorgen, mooie knulletjes! Hebben jullie honger?' Ze kon haar handen niet bewegen om zichzelf een klap te geven of te knijpen, en hoe ingespannen ze ook keek, de jongens waren er niet, het bed was er niet, Greg was er niet, en toen drong het tot haar door dat dit echt was. Ze bevond zich in een donkere kamer. Haar lange broek en slipje waren naar haar knieën getrokken. Er zat een gat in haar stoel en daar stond een emmer onder. Ze was vastgebonden en haar mond was gekneveld. Ze had zich nooit voorgesteld hoe ze zich zou redden in dergelijke omstandigheden, dus er was niets waaruit ze kon putten. Geen innerlijke hulpbronnen om haar door de eerste paar uur heen te slepen, toen ze uit alle macht had geprobeerd geluid uit haar binnenste naar buiten te krijgen, terwijl er al die tijd op één meter afstand een gemaskerde man had gezeten die naar haar keek, alleen maar naar haar keek. Het geluid kwam niet. Het bleef in haar keel vastzitten, en het speeksel dat erbij vrijkwam bevochtigde het materiaal dat diep in het vlees rond haar mond sneed. Ze gaf het niet direct op, maar nadat ze urenlang inwendig had geschreeuwd en zich verwoed uit de boeien had proberen te wringen, nam ze heel even rust om op krachten te komen. Hij glimlachte naar haar terwijl ze zat te kwijlen, als een gemuilkorfde, hondsdolle hond aan een ketting. Er ging geruime tijd overheen voordat er mensen boven haar kwamen wonen.
Ze had zichzelf intussen gedwongen haar aandacht te richten op overleven, en niet op hem, op wat hij haar aandeed. Vandaar dat ze telkens wanneer hij vertrok haar kin op het medaillon om haar hals drukte, een zilveren, hartvormige medaillon aan een ketting, dat een foto van haar gezin bevatte. Ze raakte het aan met haar kin in de hoop dat het haar kracht en geluk zou brengen, en ging daarna geconcentreerd en vastberaden door met haar plannen. Ze was midden in de kleine, vierkante, lage, raamloze kamer aan een stoel vastgebonden. Een met plastic omhulde fietsketting was door een van de latjes in de rug van de stoel gehaald en daarna met een hangslot stevig bevestigd aan een metalen ring die met bouten aan de vloer vastzat. Haar handen waren achter haar rug samengebonden. Haar voeten waren elk aan een stoelpoot vastgemaakt. Haar benen en romp waren omwikkeld met een dik touw. Haar mond werd afge-snoerd door een polyester bandana. Op een metalen tafel in de hoek stond een lamp, die hij altijd uitdeed als hij klaar was. Boven in de rechtermuur zat een klein rooster. Onder haar stoel stond een emmer met haar uitwerpselen. Ze had vluchtig gezien dat er pal buiten de kamer een trap was die naar de echte wereld voerde, waar die ook was. Voor hetzelfde geld was ze in Bulgarije. Ze kwam tot de conclusie dat ze het touw alleen zou kunnen loskrijgen door met haar vingers, tenen en voeten te wriemelen en zoveel mogelijk te wringen, kronkelen en bewegen. Dat deed ze elke dag urenlang, eerst met de handen, dan met de voeten, dan met het hele lichaam. Wriemelen en uitrusten. Wriemelen en uitrusten. Ze doorspekte dit plan met andere plannetjes, om gemotiveerd te blijven. De mondknevel. Zie hem eraf te krijgen en zet het op een gillen. Ze duwde haar hoofd tegen haar schouder en wreef. Ze beet en kauwde op het polyester. Ze liet de stoel wiebelen. Van voor naar achter, van links naar rechts, om te proberen de stoel te verplaatsen en de fietsketting los te maken. Maar die zat stevig op slot. Ze probeerde met de stoel op de grond te bonzen, door de voorpoten omhoog te brengen en hard neer te laten komen. Herrie te maken. Maar het geluid dat ze daarmee voortbracht was om te huilen zo bescheiden, en het scheelde maar een haar of ze liet de stoel kantelen, en daarvan raakte ze in paniek. Als ze omviel, stelde ze vast, zou haar positie nog ongunstiger zijn. In die eerste afschuwelijke weken bleven Celia's verwoede pogingen zonder resultaat. Haar touwen zaten nog steeds stevig vast, haar mondknevel was niet losgegaan, en haar stoel stond nog steeds op dezelfde plek. 'Je hebt je niet gewassen, hé? Je bent een stinkerige meid, ' zei hij tijdens een van zijn bezoekjes in de schemering. 'We zullen moeten overwegen je in bad te stoppen. ' Na die opmerking over in bad stoppen strekte Celia urenlang haar voet uit naar de emmer onder het gat in haar stoel. Het gebeurde tijdens haar derde shift, zoals ze haar langdurige, hartstochtelijke pogingen was gaan noemen. De emmer sloeg om en stroomde uit over haar voet en de hele vloer. Daarna wiebelde ze zo woest heen en weer dat haar stoel met een klap op de grond viel. Ze raakte bewusteloos, maar toen ze weer bijkwam glimlachte ze onder haar mondknevel, want het was gelukt. Ze zwom in haar eigen uitwerpselen, zou er dagenlang in marineren; nu zou ze geheid in bad moeten.
16
Kut, dat had hij niet willen doen. Hij was na zijn tochtje naar de avondwinkel naar binnen gegaan, en deed opeens iets wat hij niet had willen doen. Een week lang was het heerlijk geweest. Hij had haar elke avond om dezelfde tijd bezocht. Naarmate de werkdag vorderde werd hij steeds ongeduldiger, en zinderde zijn lichaam van opwinding. Hij vond het bijna onverdraaglijk om de normale avondbezigheden af te werken, terwijl hij wachtte op het juiste moment om het souterrain binnen te gaan. Dat deed hij via de achtertuin: hij klom over de hoge muur, sloop het gazonnetje over, deed de keukendeur open, liep de gang in en opende de kast. Die was afgesloten en in de achterwand ervan zat nog een deur, aan het oog ontrokken door rollen behang en opgestapelde bussen verf. Hij had hangsloten bevestigd aan deze binnenste deur, en telkens wanneer hij wegging stapelde hij zorgvuldig de verfbussen hoog op, voor het geval dat. Achter de tweede deur bevond zich een oude houten trap die afdaalde naar het souterrain. Op het kleine, betonnen gangetje beneden kwamen twee kamers uit, één afgesloten, de andere zonder deur. Ondanks zijn onhandigheid was de eerste avond het fijnst geweest, toen hij door de tuin was geslopen, de ene na de andere deur had opengemaakt, en haar precies zo had aangetroffen als hij haar die ochtend had achtergelaten; een ouder die een pasgeboren baby voor het eerst wakker ziet worden. Hij glimlachte toen haar ogen wijd, heel wijd opengingen. Zijn meisje, nog steeds fris, met witte sokken, sportschoenen en een lycra broek aan. Fit en pittig en... hij gaf haar een zoen op haar wang en haar neus. Hij likte haar linkeroor en de huid onder het rechter. Hij stak zijn tong zo ver mogelijk in haar rechteroor en liet hem daarna over haar voorhoofd glijden, en proefde het zout van haar angst.
Ze zat er roerloos bij, haar ogen ditmaal stijf dicht, terwijl hij zich rond haar gezicht opwreef tot zijn 'Ah' aankondigde dat het voorbij was, al droop het nu van haar kin. Zeven avonden achter elkaar. Ah, bijna zover, bijna zover, en daarna haalde hij haar mondknevel eraf en hield een mes bij haar keel om te voorkomen dat ze zou schreeuwen, hoewel hij zich daar eigenlijk niet zoveel zorgen om maakte, want er was toch niemand die het zou horen. Hij voerde haar met een lepel, gaf haar water door een rietje, kletste over wat er die dag zoal was voorgevallen, maakte de knevel weer vast, deed het licht uit en vertrok door de ene na de andere deur naar de echte wereld. De tweede week ging de stank uit de emmer hem steeds meer tegenstaan, en hij besloot voortaan om de dag te komen. Zij bleef op de stoel en hij vroeg zich af hoe ze erin was geslaagd zo smerig te worden, terwijl ze daar alleen maar zat. De derde week nog maar één bezoekje. Hij had het druk gehad en toen hij terugkwam om haar te zien was het niet bepaald fraai wat hij aantrof. Ze had de emmer omgegooid en haar stoel lag op zijn kant op de vloer in een plas stront en pis. Hij kokhalsde. Ze had zich verwaarloosd, moest netter worden, dus hij zette de stoel rechtop en sprak met haar af: 'Ik zal je losmaken als je braaf bent. Niet schreeuwen, of andere geintjes uithalen. Ik moet je even schoonmaken. ' Ze had geknikt met haar ooit zo mooie gezicht, en hij maakte het hangslot open waarmee de stoel aan de metalen ring op de vloer vastzat. Daarna droeg hij haar en haar stoel bij de natte, donkere plek vandaan. Hij haalde haar bandana eraf. Haar mond bleef even in dezelfde stand staan, alsof de stof er nog omheen zat, maar ten slotte zag hij het gezicht dat hem op straat zo had aangetrokken. De donkerbruine ogen, het steile zwarte haar, het optimale gewicht, de ideale lengte, gezondheid, gespierdheid, frisheid en fitheid. Hij legde zijn vinger op haar mond en ze gehoorzaamde en zweeg terwijl hij haar losmaakte om haar af te sponzen. Hij veegde eerst haar linkerarm af. Het geluid van het uitgeknepen, vuil geworden water dat het teiltje in droop deed hem denken aan de keer dat hij ziek was geweest en zijn moeder zijn voorhoofd had afgekoeld. Zachtjes pakte hij haar handen een voor een beet terwijl hij haar tot aan de elleboog schoonmaakte, en daarna trok hij haar T-shirt op tot boven haar borsten. Hij maakte haar beha los en waste elke borst met de ingezeepte spons. Hij pakte haar handen en hielp haar die omhoog te steken, zodat haar T-shirt uitgetrokken kon worden. Hij hielp haar overeind, zodat hij haar lycra runningbroek en sokken uit kon trekken en de delen kon schoonvegen die bloot waren geweest sinds die eerste dag, toen hij alles attent tot op haar knieën naar beneden had getrokken.
Hij stopte de kleren in een zwarte vuilniszak en waste haar langzaam - omhoog, rondom - en daarna veegde hij de zitting schoon waarin hij een gat had gesneden voordat ze was gekomen. Hij bracht haar weer terug in haar zittende houding. Hij waste haar gezicht en ogen met de spons en daarna boog hij zich voorover om haar voeten te wassen. En toen gebeurde het. Nadat hij de natte spons tussen haar grote teen en de teen daarnaast had geduwd, schopte ze hem. Hij viel op de grond. Zijn neus bloedde. Hij keek even toe hoe ioi ze de kamer uit en naar de trap toe rende. Ze klauterde één, twee, drie, vier treden op. Hij kwam overeind terwijl ze morrelde aan een van de binnenste sloten die hij altijd zorgvuldig dichtdeed nadat hij de verborgen deur was binnengegaan. Ze bonkte aan één stuk door met haar hand op het hangslot aan de ketting, alsof ze die zo kapot kon maken. Ze pakte de deurkruk beet, trok eraan, en brulde help! Hij liep langzaam naar de trap, naar haar naakte, bonkende, brullende lichaam. Ze draaide zich om en keek hem aan. Hij gaf haar een vuistslag op haar rechterwang. Ze viel van de trap. Haar naakte ledematen sloegen tegen de treden, tot ze slordig aan de voet van de trap neerkwamen. Hij liep de trap weer af en gaf haar een schop voordat ze kans zag overeind te komen. Hij gaf haar nog een schop. En nog een. Hij kon zijn voet niet laten ophouden haar in haar zij, tegen haar been en haar hoofd te trappen. Het was een oversized zenuwtrekje van zijn voet, onstuitbaar, en toen er eindelijk een eind aan kwam, viel hij uitgeput op de grond naast haar. Hij deed op hetzelfde moment zijn ogen open als zij. Kut, dit had hij niet willen doen. Ze was nu niet alleen goor en stin-kerig, maar ook gewond en opgezwollen. Haar gespierde benen zaten onder het bloed en zagen er vanuit diverse hoeken zelfs kwabbig uit. Een van haar vingerbotjes stak door de huid heen. Haar gezicht was nauwelijks meer een gezicht te noemen, haar rug was graatmager en bont en blauw. Hij bond haar slappe, naakte lichaam vast op de stoel. Het bloed uit zijn neus droop op haar buik en benen. Hij kon nauwelijks naar haar kijken. Ze was walgelijk. Een favoriete pornofilm die gruizig was geworden. Toen hij met een vuilniszak vol gore kleren het souterrain uit ging, had hij haar niet met een lepel gevoerd of met een rietje water gegeven. Ook had hij niet verteld wat er die dag zoal was voorgevallen, de emmer niet onder haar iele kont gezet en de stoel niet aan de metalen ring midden in de kamer vastgeketend. Hij had zelfs de touwen niet erg stevig vastgemaakt. Terwijl hij snel de geheime deur verborg achter blikken magnolia zijdeglans en mat, vroeg hij zich af of hij er nog wel trek in zou hebben haar weer te bezoeken. Bayswater bleek een ideale plek te zijn - overal virale jonge mensen, in de jeugdherbergen, de bars, het park, het recreatiecentrum aan de overkant. Hij was zo verrukt van het aanbod dat het hem bijna lukte niet meer aan deze laatste vergissing te denken, aan dit wezen dat een leven had en mensen die naar haar zochten. Dat kon hij toch doen, of niet? De misselijkheid negeren, met een glas cider wegdrinken? Opnieuw beginnen, misschien met die in dat netbalrokje? Op een avond, toen hij uit het park terugwandelde, zag hij iemand bij de deuropening rondscharrelen. Hij keek achter een boom toe terwijl de meisjes giechelend naar binnen renden. Shit. Ze waren het huis binnengedrongen. Hij keek toe hoe ze weer naar buiten kwamen en vervolgens matrassen en rommel door de voordeur naar binnen droegen. Shit. Hij voelde zich doodziek. Ze waren in het huis getrokken. Hij maakte de balans op. Zij was daarbeneden. De kast zat op slot en de deur was goed verborgen. Maar shit. Het huis had maandenlang leeggestaan, en ze moesten uitgerekend dit moment kiezen om het te kraken. Hij slikte zenuwachtig terwijl hij toekeek, en vroeg zich af wat het voor hem zou betekenen. Kon hij hen tegenhouden? Wat kon hij doen? Hij was altijd zo voorzichtig, zo grondig, en dit was een lelijke streep door de rekening. Hij zou het moeten oplossen, dat stond vast. De vraag was alleen: hoe?
17
Celia werd wakker toen ze de voetstappen hoorde. Licht en donker hadden elkaar afgewisseld. Angst, pijn, verveling en boosheid hadden de trage minuten opgeslokt. Hij was al heel lang niet meer langsgeweest, ze wist niet precies hoelang, maar lang genoeg om haar in de gelegenheid te stellen zich meer te bewegen dan ze daarvoor had kunnen doen. Ze was behoorlijk afgeranseld, en had een gebroken vinger en overal snijwon-den en blauwe plekken, maar ze liet zich niet uit haar concentratie halen: denk aan ontsnappen, en aan niets anders. In zijn boosheid en frustratie over haar vluchtpoging had hij haar slordig vastgebonden. Hoewel haar mondknevel net zo strak zat als daarvoor, waren haar handen nu voor haar lichaam samengebonden en niet aan de stoel vastgemaakt, en voelden haar benen wat losser aan. Wat nog belangrijker was: de stoel was niet langer vastgeketend aan de metalen ring midden in de kamer, en kon, als ze voorzichtig zigzagde, telkens een paar centimeter verschoven worden. Haar eerste expeditie was naar de afvoerbuis naast het rooster. De buis lekte een beetje en ze snakte naar water. Ze had tijdens haar opleiding alles over uitdroging en verhongering geleerd, en wist hoelang ze had: zo'n twintig dagen zonder voedsel, drie of vier zonder water. Op haar ketting na was ze naakt. Haar mondknevel zat nog stevig vast en ze werd er gek van. Door het gebrek aan water waren haar lippen gebarsten en haar tong gezwollen, en ze had braakneigingen. Ze wist dat ze zou sterven als ze zou braken; ze zou in haar braaksel stikken en sterven.
Vandaar dat ze centimeter voor centimeter naar de afvoerbuis schoof en haar mond tegen het druipende metaal hield. Het duurde bijna een uur voordat de knevel doordrenkt was, maar uiteindelijk was hij verzadigd van water en ze zuchtte van opluchting terwijl ze op de stof zoog om haar mond nat te maken. Ze had zichzelf meer tijd gegeven. Haar tweede expeditie was de kamer uit, naar het gangetje. De kamer waarin ze gevangen was geweest had geen deur, maar er zat nog wel een vastgenageld stuk hout op de grond waar de deur ooit had gezeten, en pas na vier pogingen slaagde ze erin met de stoelpoten eroverheen te hobbelen. Het gangetje was ongeveer anderhalve vierkante meter groot, met aan één kant een trap, rechts daarvan haar deurloze kamer, en links een afgesloten deur. Ze kon in haar stoel de trap niet op en ook de tweede kamer niet in, en verder was het gangetje helemaal leeg. Omdat de expeditie vruchteloos bleek te zijn en de gang nog erger stonk dan haar stront, ging ze maar weer terug naar de kamer die ze nu in gedachten haar kamer noemde. Haar volgende project was de touwen om haar handen doorzagen, met de hoek van de metalen tafel waar de lamp op stond. Ze was op weg naar de tafel toen ze het geluid boven hoorde. Omdat ze aannam dat hij het was, ging ze rechtop zitten en keek achterom naar de trap. Vreemd genoeg verlangde ze er bijna naar hem te zien. Misschien haalde hij de mond-knevel eraf om haar te voeren en water te geven, net als in de goede oude tijd. Maar hij kwam de trap niet af. De voetstappen werden luider. En ze behoorden toe aan meerdere personen. Er werd gelachen, gegild en met meubels gesleept. Ze kwam koortsachtig in actie. Ergens in het huis werd een feestje gehouden
ze hoorde veel stemmen en luide muziek. Ze liet haar stoel heen en weer schommelen, bonkte met haar hoofd tegen de afvoerbuis, verplaatste zich naar de tafel en duwde daar met haar stoel tegenaan om een luid geschraap te veroorzaken. Maar het feestje boven was zo luidruchtig dat niemand haar kon horen. Ze bonkte met haar hoofd tegen de muur... en sloeg zichzelf buiten westen. Toen ze wakker werd was het licht en stil. Ze huilde waterloze tranen. Haar concentratie verslapte. Ze viel in slaap. Het was opnieuw donker en de stemmen waren ver weg en gedempt. Ze doordrenkte haar mondknevel, zoog erop en wachtte op het juiste moment. Ze hoorde iemand de kamer boven haar binnengaan, rondlopen, tot rust komen, tegen zichzelf praten, in haar eentje. Het was vast en zeker haar slaapkamer. Celia schraapte haar stoel over de grond. Daarna schraapte ze hem weer terug. Ze hoorde de persoon opstaan en over de vloerplanken pal boven haar hoofd lopen. Met haar wanhopige ogen volgde Celia de trillende planken. Boven ging krakend een deur open. Voeten verlieten de kamer; vloerplanken hielden op met trillen. Celia's ogen schoten van links naar rechts. Waar waren ze gebleven? Hadden ze het gehoord? Kwamen ze naar beneden om haar te redden? De voetstappen keerden terug in de kamer en het werd weer stil. Ze had het niet gehoord. Celia besefte dat ze haar pogingen zou moeten verdubbelen. Ze liet haar stoel van voor naar achter schommelen, en na drie of vier krachtige zwiepen tuimelde de stoel met een harde klap voorover. Bloed uit haar voorhoofd stroomde over de grond, en Celia spitste haar oren. Had het meisje het ditmaal wel gehoord? Ze had het gehoord! Ze stond op, liep naar de deur, zei iets. Celia hield haar adem in en wachtte. Een mannenstem. De stem van het meisje. Daarna stilte. Stilte. De hele nacht. Het was niet gelukt. Dat niet alleen; ze lag nu op de grond, en hoe ze zich ook inspande, bewegen was onmogelijk. Celia bleef twee dagen in die houding liggen.
18
Uiteindelijk was het helemaal niet zo moeilijk. Alleen maar het huis in de gaten houden, wachten tot de bekende gezichten een tijdje uit de buurt waren of in ieder geval buiten ge-hoorsafstand, en dan naar binnen gaan, net als vroeger. Hij stond er versteld van hoe makkelijk het was. De bewoners waren luidruchtige doperokers, die het grootste deel van de tijd stoned en/of lazarus waren. Ze waren over het algemeen niet bepaald hygiënisch, dus niemand scheen iets gehoord of geroken te hebben. Niemand had ook maar een flauw vermoeden. De motivatie opbrengen was nog het moeilijkst, en dat lukte hem alleen omdat hij inzag dat hoe eerder hij haar weg zou halen, des te gemakkelijker het zou zijn. Dan kon ze vertrekken zoals hij dat deed, lopend, en kon hij haar ergens anders naartoe brengen en bedenken wat hij met haar aan moest. Toen hij binnenkwam werd hij boos op haar. Omdat ze zich zo had toegetakeld. Ze lag weer op de grond, stinkend en onder het bloed. 'Godskolere!' snauwde hij zo zacht mogelijk nadat hij het licht had aangedaan. Hij schopte haar en maakte haar los tot ze stil in een bruin plasje op de grond ineenzakte, en daarna goot hij langzaam de emmer water die hij had meegenomen over haar heen. Hij droogde haar af tot ze weer enigszins op een vrouw leek. Hij was nooit zo goed in bed geweest, wist niet precies hoe hij de zaak in gang moest zetten, en hij vroeg zich af of boosheid het 'm zou doen. Hij was razend. Maar hij wist niet welke houding hij het beste kon aannemen. Eerst legde hij haar met gespreide benen op haar rug op de grond. Haar ogen waren open maar zagen er doods uit, haar mond was nog gekneveld. Ze deed op zijn bevel haar ogen dicht, en daarna kleedde hij zich uit en ging een tijdje boven op haar liggen, tot hij besefte dat het zo in ieder geval niet zou lukken. Hij moest de boosheid terug zien te krijgen. Hij dwong haar te gaan staan. 'Verzet je!' zei hij. Ze gehoorzaamde en sloeg hem op zijn borst, maar zonder overtuiging. Hij sloeg haar in het gezicht en beval haar nogmaals zich te verzetten, en dat deed ze. Ze gaf hem twee klappen, met overtuiging. Hij draaide haar om en dwong haar de handen op de rug van de stoel te leggen en wijdbeens te gaan staan, maar ook op die manier lukte het niet. Hij ging op de stoel zitten en liet haar schrijlings plaatsnemen. Geen succes. Tegen de muur, twee handen om haar keel. Ze spartelde tegen en probeerde zich los te wurmen, met als gevolg dat hij steeds bozer werd. Hij stootte in haar. 'God, wat ben je toch een lui varken!' had hij na afloop gezegd, en hij had haar op de grond gegooid. Hij walgde van het hele gedoe, zozeer zelfs dat hij besloot haar voorlopig niet ergens anders naartoe te brengen. Hij haastte zich, om maar zo snel mogelijk weg te komen, weg van de weerzinwekkende stank. Hij bond haar jachtig vast, sloop de trap op, deed de geheime kastdeur open, sloot die zachtjes af, zette de behangrollen en verf er weer voor, en liep op zijn tenen de gang in.
19
Hoe vervelend Celia de verkrachting ook had gevonden, het had bijna een onbelangrijke gebeurtenis geleken. Haar lichaam behoorde haar allang niet meer toe; ze had haar geest ervan losgemaakt, dus toen hij erin was geslaagd een stijve te krijgen, haar tegen de muur had opgetild om haar binnen te dringen en in haar neus had staan hijgen, had ze nauwelijks een spier vertrokken. Dit was zij niet. Zij was heel ergens anders. Er was één lichtpuntje: hij was slordig geworden door het neuken. Hoewel zijn knopen nog even keurig en professioneel waren, had hij haar handen minder strak samengebonden, en opnieuw voor haar lichaam. Hij had de stoel niet aan de vloer vastgeketend. Hij had haar voeten minder stevig vastgemaakt, zodat ze ze wriemelend alle kanten uit kon bewegen en ongehinderd met de stoel kon zigzaggen. Wat betreft het touw om haar bovenlijf, dat was ronduit lachwekkend. Er was een paar centimeter bewegingsruimte tussen haar rug en de rugleuning van de stoel. Nadat hij weer naar boven was geslopen, borrelde er een positief gevoel in haar op. Met bewegende vingers, wriemelende tenen en de beschikking over een hangslot en een fietsketting, lag de wereld aan haar voeten. Celia verdeelde de dagen in parten. Tijdens haar eerste shift schaafde ze de touwen, in de hoop ze te verzwakken. Ze waren ongeveer een halve centimeter dik, van wit nylon en... niet kapot te krijgen. Celia schaafde zoveel ze kon door haar handen en benen tegen de muur, de stoel, de afvoerbuis en de tafel te drukken, maar de knopen bleven muurvast zitten, en de touwen leken volledig bestand te zijn tegen schuren en rek. Haar tweede shift besteedde ze aan een poging om zittend in haar stoel de trap te beklimmen. Ze stelde zich voor de onderste tree op en liet zich naar voren vallen, zodat haar kin op de derde tree belandde. Vervolgens probeerde ze haar knieën op de eerste tree te krijgen. Het was de bedoeling dat ze zich met behulp van haar kin en knieën treetje voor treetje naar boven zou werken, maar na verloop van tijd wilde ze niets anders meer dan weer uit die beginpositie zien te komen, want het was een hopeloos plan. Tijdens de derde shift bonkte ze met haar vuisten op de muren, en, als haar vuisten te beurs werden, met haar voorhoofd, in de hoop dat iemand, wie dan ook, haar zou horen - een van de nieuwe bewoners boven, een voorbijganger misschien, iemand die het vuilnis buitenzette, een van de buren die opgeslagen spullen uit het aangrenzende souterrain haalde... wie dan ook. De vierde shift hakte ze met het hangslot in op het slot van de deur in het gangetje.
Haar vijfde shift: met de boog van het hangslot aan haar touwen en mondknevel trekken. De zesde: met de fietsketting op de vloer bonken. De zevende: op de natte mondknevel zuigen. Maar haar touwboeien en mondknevel wilden van geen wijken weten, de afgesloten deur weigerde open te gaan, de trap was onbeklimbaar en niemand leek zich binnen gehoors-afstand te bevinden, niemand leek te luisteren. Celia was altijd een vastberaden mens geweest. Ze had eerder kunnen lopen dan de andere peuters in de crêche. Ze had tot haar tweede flesvoeding geweigerd. Ze had nooit bloemkool gegeten. En van alle twee de jongens was ze thuis bevallen, verrekkend van de pijn, zonder medicijnen, thuis in bad. Ze gaf nooit iets op niet toen Greg zei dat hij niet zeker wist of hij wel kinderen wilde, of toen Johnny weigerde dank u wel te zeggen, of toen Sam verklaarde dat hij toch nooit, maar dan ook nooit zou willen fietsen. Haar hele leven lang had Celia alles wat ze zich ten doel had gesteld bereikt. Maar hoewel ze wekenlang haar doorzettersmentaliteit had behouden, en dat onder de zwaarst, gruwelijkst denkbare omstandigheden, drong het langzamerhand tot Celia door dat ze het in dit geval zou moeten opgeven. Het was zo'n tien avonden geleden dat er mensen boven haar waren komen wonen - helemaal precies wist ze het niet, omdat minstens één overgang van licht naar donker haar was ontgaan - en ze had alles geprobeerd. Ze had al haar mentale kracht, al haar fysieke reserves opgebruikt, en het drong tot haar door dat het tijd was om zich over te geven. Ze zou sterven. Ze zou Greg, Johnny of Sam nooit meer zien. Ze zouden haar lichaam nooit vinden, nooit weten dat ze vlak buiten hun huis was overmeesterd en daarna was weggevoerd, geslagen, verkracht en uitgehongerd.
Ze kon maar beter sterven, dacht ze, terwijl ze onder aan de trap op haar stoel zat. Ze was weer in het stinkende gangetje toen ze een kraan hoorde lopen. Er was waarschijnlijk een badkamer naast de slaapkamer van het meisje, dacht ze bij zichzelf. Ze volgde het geluid terwijl het langs de muur en door een buis naar beneden ruiste. Ze verplaatste zich naar de afvoerbuis en bonkte er met haar handen op. Goede, krachtige slagen waar ze trots op was. Ze ging ermee door tot ze geluid uit de badkamer hoorde - het meisje weer. Geluid, en daarna voeten en stilte. Celia verplaatste haar stoel naar de fietsketting in de kamer. Die kon ze gebruiken om meer herrie te maken. Toen ze er vlak bij was kwamen de voetstappen terug, en Celia hoorde water door de buis gutsen. Het meisje liet het bad leeglopen, en Celia was niet op de juiste plek om tegen de buis te kunnen bonken. Tegen de tijd dat ze zich zigzaggend een weg terug had gebaand, was het meisje weg. Celia ramde lange tijd met haar ketting tegen de pijp. Ze nam aan dat ze door de echo meer kans maakte gehoord te worden. Maar het leverde niets op, afgezien van nog meer bloed uit haar kapotte handen. Uren later boog Celia in haar stoelgevangenis haar hoofd om te gaan sterven. Ze kon het net zo goed ter plekke doen. Waarom zou ze zich nog verplaatsen? Waarom zou ze nog iets ondernemen? Miauw. Misschien was dit de hemel, dacht Celia. Miauw. Bobby kwam haar begroeten in de hemel. Misschien waren de jongens er ook wel. Miauw. Ze deed haar ogen open. Ze was nog steeds in de hel. Miauw. Was Bobby in de hel? ' Bobby?' Ze keek het vierkante gangetje rond - daar was het weer. Ze volgde het geluid zo snel ze kon, door zich met meerdere centimeters tegelijk naar haar kamer te verplaatsen. Bobby stond voor het rooster te miauwen. O, god. Bobby. Ze schoof naar de muur toe en keek omhoog naar haar kat. Hij had haar gevonden. Hoe? Ze keek hem in de ogen en kwam tot de conclusie dat ze niet ver van huis kon zijn. Het rooster was ongeveer dertig centimeter breed en iets minder hoog. Een paar van de metalen spijltjes ontbraken, zodat Bobby zijn hoofd naar binnen kon steken.
Maar hij kon de rest van zijn lichaam er niet doorheen wurmen, hoe graag hij dat ook scheen te willen. Hij bleef maar naar Celia miauwen en zich op allerlei manieren naar voren duwen. Kom op, Bobje, kom op, dacht ze bij zichzelf, en ze strekte haar vastgebonden handen zo ver mogelijk uit, totdat ze enkele decimeters van zijn hoofd vandaan waren. Hij leek ermee op te houden. Zat hij vast? Ze hoopte van wel, en dat hij zo hard zou miauwen dat een van de buren het zou horen. 'Miauw! Bobby, miauw!' probeerde ze met haar ogen te zeggen. Dan komt er misschien iemand die je vindt, die mij vindt. Maar hij miauwde niet en hij zat niet vast. Hij voerde een kattentoverkunst uit, waarbij hij schijnbaar zonder zich te bewegen zijn lichaam manipuleerde, en even later plofte hij met een suizend geluid voor haar voeten neer. Er vielen twee spijltjes uit het rooster, waarvan een op Celia's schoot, en ze greep het vast uit een herontdekt instinct om gereedschappen en wapens te verzamelen. Het tweede spijltje viel rakelings langs Bobby terwijl hij op haar sprong. Celia raakte hem aan, boog zich voorover om hem met haar gezicht te voelen. Ze kamde met haar ogen de kamer uit, terwijl ze koortsachtig nadacht en luid door haar neus ademde, en toen viel het haar in. Haar medaillon - een zilveren hart met een onbereikbare foto van haar jongens erin. Het was niet zo moeilijk de ketting af te doen nu ze haar handen voor haar lichaam had en haar vingers een klein beetje kon bewegen. Ze vroeg zich af waarom ze niet eerder had bedacht waarvoor ze de ketting zou kunnen gebruiken. Hoewel, dacht ze vluchtig, ze zou het ding waarschijnlijk hebben gebruikt om zelfmoord te plegen, en ze was nu blij dat ze dat niet had gedaan. Ze hing de zilveren ketting met het hartvormige medaillon om Bobby's nek. Daarna tilde ze de kat met haar samengebonden, verwrongen handen zo hoog ze kon op. Hij sprong luid miauwend een paar decimeter de lucht in en kon makkelijk door de opening komen, nu op één na alle spijlen eruit waren. Hij rende weg met zijn boodschap. Ze kon nauwelijks geloven dat ze zo'n geluk had. Bobby zou haar medaillon thuisbrengen en ze zouden hem volgen naar waar hij vandaan kwam, net als bij Lassie. Verre sirenes verflauwden, samen met haar hartslag. Stemmen zweefden het rooster in en uit, geblaf, het deksel van een rol-emmer, voetstappen, kranen en deuren. Het was een meesterlijke oplossing, en ze was een tijdje opgetogen geweest, maar terwijl de stemmen en de geluiden van de deuren wegstierven besefte ze dat Bobby maar een kat was, en niet eens zo'n bijzonder slimme, en dat hij het medaillon waarschijnlijk in de achterom had laten vallen en daarna ergens naartoe was geslopen om zich te wassen. Ze vond een stem in haar keel waarmee ze kon kreunen en ze boog haar hoofd om er troost uit te putten. Een liedje. Celia hield op met kreunen, tilde haar hoofd op en luisterde. Een nummer van de Beatles. Het kwam van boven het rooster, en de tekst was woordelijk te verstaan. Ze zigzagde net zo lang tot ze zich recht onder de muziek bevond en stak de metalen spijl die op haar schoot was gevallen zo hoog mogelijk in de lucht, om ermee tegen het lage plafond te stoten. Ze rekte zich en rekte zich, tot het dertig centimeter lange metalen staafje bijna bij het plafond was. Ze kon er net niet bij. Ze probeerde de stoel op te laten springen maar telkens wanneer ze dat deed, kwam de metalen spijl niet tegen het plafond aan. Kut, dacht ze, en ze greep de spijl zo stevig mogelijk vast. Het meisje draaide het nummer nu voor de vierde keer, en zou er binnenkort wel mee ophouden. Ze moest ervoor zorgen dar het ditmaal wel lukte. Ze bracht zichzelf in evenwicht, strekte haar hand uit, en sprong op. Help! Ze had het plafond geraakt! De stoel kwam met een klap terug op de vloer. Help!
20
Ze had werkelijk verwacht dat de voetstappen die van een agent waren. Het was nog licht. Hij kwam nooit als het licht was. Dit moest de politie zijn, of in ieder geval het meisje. Maar waarom deden ze zo voorzichtig? Waarom kwamen er niet zeventien auto's met gierende remmen tot stilstand rond het gebouw, met een stroom van inzittenden die omsingelden, aanlegden, bestormden en haar redden? Het was de politie niet. Hij was het. Hij had Bobby in zijn armen. 'Erg creatief, ' zei hij, spelend met de ketting. Bobby blies en haalde uit naar de hand van zijn overmeeste-raar. 'Au!' zei de gemaskerde man, en hij gooide de kat neer en drukte zijn opengekrabde pols tegen zich aan. Bobby rende onmiddellijk naar zijn eigenaresse, en nestelde zich op haar naakte schoot. Celia kreunde, legde haar handen over hem heen, en kreunde nog harder toen de man naar haar toe kwam en de kat weggriste. Celia stak haar samengebonden handen uit om hem tegen te houden. De kat krijste, en probeerde wanhopig te ontsnappen. De man knielde op de grond neer, hield Bobby tussen zijn knieën vast en knoopte de ketting van het medaillon ruw om Bobby's hals. Hij glimlachte naar Celi-a's smekende ogen en ging staan, met Bobby in zijn handen. Hij tilde de kat hoog op... en liet hem los. Bobby spartelde terwijl de strop hem wurgde. Zijn poten bungelden maar een paar centimeter boven de grond. De man wachtte tot het bewegen ophield, alsof hij een tollende jojo vasthad. Als om zijn daad kracht bij te zetten trok de man vervolgens net zo lang aan de kettingstrop tot de kattenkop was afgesneden en op de grond plofte. Het werd vermoeiend. Nu zou hij haar moeten doden. Dit was vervelend, want doden was eigenlijk niet zijn meest favoriete bezigheid, maar in haar toestand kon ze hier niet levend weggaan en ze had hem te vaak horen spreken, kende zijn stem. Hij kon het doen en haar bij de anderen achterlaten. Als men die nu nog niet had gevonden, zouden ze ook nooit gevonden worden. Maar hij moest nu ergens heen. Hij was zelfs aan de late kant. 'Ik zal je morgen doden, ' zei hij, en hij liet Celia en de stukken van haar kat in hun gezamenlijke graf achter. Toen hij vertrok, vergat hij het licht uit te doen.
21
O god. Ze deed haar ogen stijf dicht, wendde zich af van de onthoofde kat, en bleef in die houding zitten tot het buiten donker was, zonder te kijken, zonder zich te bewegen. Ten slotte merkte ze dat er licht in haar ogen scheen. Bovendien rook ze een doordringende lucht. Ze keek met samengeknepen ogen naar het peertje in de hoek van de kamer. Het licht was wit en fel. Te fel... 100 watt - haar ogen hadden zich aangepast en ze kon het nu op het peertje lezen. De witte binnenkant van de oranje lampenkap werd bruin van de hitte. Ze verplaatste zich naar de lampenkap. De uiteinden van de bandana die haar mond afsnoerde waren los en flodderig: ideale vuurmakers. Ze begon die losse uiteinden te verhitten. Er steeg stoom uit op, van het verdampende water uit de afvoerbuis. Terwijl ze zich over de hete gloeilamp heen boog verhitte het polyester zichzelf en het duurde niet lang of er kwam rook vrij. Het was haar bedoeling het materiaal te verzwakken, een deel ervan te verbranden zodat het zou loslaten, maar toen er rook afkwam besefte ze dat dit ook als een signaal kon dienen. Ze bewoog haar hoofd heen en weer, om er zuurstof bij te laten komen, de rook te laten opstijgen, en algauw hing er een dichte rook in de kamer... en stond haar haar in brand. Ze gilde door de brandende stof heen en sloeg met haar hoofd tegen haar schouder, tegen de lamp, die op de grond in stukken viel, en tegen de muur tot het vuur gedoofd was. Ze smeulde een paar seconden na en toen drong het tot haar door dat dit, haar laatste en afschuwelijkste project, niet had gewerkt. Dat niet alleen, het had haar haar en een deel van haar gezichtshuid weggeschroeid. Terwijl de endorfinen naar haar verwondingen toe schoten, besefte Celia dat dit het einde was. Ze knikte tegen zichzelf: ze zou zelf een einde aan haar leven maken, voordat hij haar kwam vermoorden. De voldoening die hij uit die daad zou putten wilde ze hem niet geven. Het zou op haar voorwaarden gebeuren. Ze liet haar ogen door de kamer glijden, op zoek naar gereedschappen: de in scherven gevallen, nutteloze lamp, de metalen tafel, het medaillon, de fietsketting, de dode kat, de metalen spijlen die uit het rooster waren gevallen, de emmer, de stoel, de tafel, de afvoerbuis. Er waren diverse mogelijkheden: kapotte lamp tegen polsen, fietsketting om nek. Uiteindelijk besloot ze te doen wat haar oom Mark met zijn ongewenste puppy's had gedaan. Ze zou haar hoofd verbrijzelen tegen de muur. Op die manier zou ze in ieder geval duidelijk maken hoe ze het vond zichzelf te moeten ombrengen... Want daar was ze eerlijk gezegd pisnijdig om. Ze zou de volgende dag beginnen. Tot dan zou ze een wake voor zichzelf houden. Ze zou stilstaan bij haar zeer gezegende leven, denken aan haar moeder, haar vader en haar grote broer, aan Johnny's krullen en Sams volmaakte taalbeheersing en nette handschrift, en aan het gesprek dat zij en Greg vaak hadden, en dat altijd begon met zijn vraag: Wie bemint je? Jij- Waarom? Omdat ik beminnelijk ben. Waarom? Omdat God me zo heeft gemaakt.
DEEL 3
22
Het hield op. Tegen de tijd dat Fliss had gereageerd op mijn uitroep 'Brand!' en mijn kamer in was komen rennen, was de rook verdwenen. Als bij toverslag. 'Zal onze bong wel geweest zijn, of iemand die aan het bar-becueën was, ' zei Fliss. Ik snuffelde nog eens in de lucht en aan de vloerplanken, maar er was geen spoor van rook, en ook niet van hitte. Jezus Christus, geen drugs meer gebruiken was niet genoeg. Ik had een psychiater nodig. 'Je hebt geen psychiater nodig, ' zei Fliss, die naast me op de planken kwam zitten en een van haar toverpillen in mijn mond stopte. 'Je hebt kleren nodig. ' Ik volgde haar blik. Shit, ik was naakt. Ik had pal voor de ogen van een ander mens nu al een paar minuten als een poedelnaakte zottin op mijn buik op de grond gelegen, snuivend en klauwend aan de planken. 'Seksles nummer 34b, ' zei Fliss, '... en dit is heel, heel belangrijk... ' Ik had mezelf bedekt met de slaapzak en luisterde aandachtig, hoewel ik in feite nog geen bal had gehad aan Fliss' seksles-sen. 'Zorg ervoor dat je nooit, maar dan ook nooit... naar stront stinkt. ' Ik was met stomheid geslagen. Stonk ik echt naar stront? Waarom had niemand daar iets van gezegd? 'Die brandlucht is een welkome verandering, ' zei Fliss, terwijl ze mijn raam opendeed en wat parfum in de lucht spoot. Ze zei dat de geur van mijn kamer zich naar de gang leek te hebben verspreid, en dat ik maar moest overwegen geen pindakaas meer te eten. Ze zei ook dat het me ontbrak aan overtuiging. 'Het enige wat je als vrouw hoeft te doen is besluiten dat je seks wilt, dan volgt het vanzelf. Simpel zat. Wil je het wel?' Ja. 'Kies dan iemand uit en doe het, vanavond nog. ' 'Oke, ' zei ik, en daarna boende ik me zo stevig onder de douche dat ik bijna bloedde. Voordat ik wegging spoot ik Fliss' parfum weer door de kamer en gooide ik de grootgebruikerspot pindakaas met stukjes noot weg die ik van Ha-mish had gekregen. Een uur later namen een aantal van ons gezamenlijk een taxi naar Club Wolf. Terwijl de zwarte taxi over Ladbroke Grove reed, vergat ik de gebeurtenissen in het huis en glimlachte ik naar de voorbijzoevende Londense bezienswaardigheden: de mensen met verschillende huidskleuren en kledingstijlen, die snel over de drukke straten liepen. Ik hield van Londen. Ik hield van iedereen in de taxi, van de keurige rij voor de ingang van de club, de muziek binnen, en de manier waarop Cheryl-Anne breeduit grijnsde terwijl ze danste, ook al had ze een kind dat achttienduizend kilometer verderop zat, en ook al had ze meer dan eens racistische opmerkingen gemaakt. Ik hield ervan dat Fliss tien seconden nadat we waren binnengekomen een man inpikte die niet Zach was, en dat het Zach geen reet leek te schelen.
En ik hield van mijn mannen, die alle drie urenlang met me dansten: De verlegen en schutterige Pete, die over elke stap nadacht en veelvuldig wees; de hippe en exotische Francesco, die wel met me danste maar niet echt met mij; en de schattige en ongedwongen Hamish, die zich soepel naar het ritme voegde, en altijd glimlachte. Hoewel ik van plan was geweest me enkel en alleen door Francesco te laten ontmaagden, maakten het licht en de muziek me duidelijk dat elk van die drie mannen de uitverkorene zou kunnen zijn, want om twaalf uur, toen er een eind kwam aan het dansen, waren ze me alle drie even lief. Het was tijd om in een rustig hoekje van de club bijeen te kruipen en elkaar aan te kijken. Cheryl-Anne had het een poosje daarvoor met Pete aangelegd. 'Volgens mij is hij achterlijk, ' had ze gezegd na geruime tijd geil met hem te hebben gedanst en één keer daadwerkelijk zijn quadriceps te hebben gelikt. Hij had haar uit haar likhouding omhooggetrokken en gevraagd of ze een glas water wilde. Toen ze nee zei, zei hij: 'Nou, ik wel. Zou je het voor me willen halen?' Cheryl-Anne zwiepte haar haar naar achteren en ging op zoek naar een stel bicepsen die de acrobatiek van haar tong wel zouden waarderen. Zach belandde op het podium, met andermans gitaar. Fliss tongde met drie mannen en nam een van hen mee naar buiten om een wandelingetje te maken. 'Hoe laat is het?' vroeg ik aan Francesco, die een erg glimmend voorhoofd leek te hebben. 'Middernacht, ' zei hij. 'Ongelooflijk, niet?' Ik gaf geen antwoord. Dat hoefde niet. We wisten allemaal hoe ongelooflijk en verbazingwekkend het was dat het middernacht bleek te zijn. 'Hoe laat is het?' vroeg ik Francesco even later. 'Middernacht, ' zei hij. 'Wauw, ' zei ik. 'Jullie zijn gestoord, ' zei Pete, vanuit zijn superioriteitsposi-tie als niet-drugsinnemer. Het staren werd aanraken toen Francesco mijn gezicht streelde. Ik hield van Francesco. Toen ik terugstreelde, merkte ik dat zijn gezicht vochtig was. Dat van Pete voelde ruwer, mannelijker aan. Dat van Hamish was een beetje raar... als polystyreen. Mijn gezicht was blijkbaar zacht en mooi. Daar waren ze het allemaal over eens. We bestelden om de beurt drankjes. Francesco bestelde echte champagne. Hamish bestelde wodka met limonade. Ik bestelde rode wijn met tonic en een scheutje Baileys voor de kleur en de textuur. Pete bestelde water. Mijn brouwsel was blijkbaar het smerigste drankje dat ze ooit hadden gedronken. 'Ik ben maagd, ' zei ik toen we met zijn vieren in een taxi naar huis gingen. 'Ik probeer nu al een tijdje Francesco de eer te geven maar die gaat er niet op in.
Nog even en zijn kans is verkeken. ' Ik had mijn hoofd buiten het raampje gestoken, en Londen raasde door mijn haar. Ik stak mijn hoofd weer in de taxi en keek mijn jongens aan. 'Waarom wil je niet met me neuken, Francesco?' 'Ik ben een hoer. ' 'Des te beter!' 'Ik kan alleen maar hoereren. Ram. Bam. Rot op. Ik heb jou per ongeluk leren kennen. Ik neuk niet met mensen die ik ken... God, veel te veel verantwoordelijkheid. ' 'Ben je dan met iemand anders geweest sinds we elkaar hebben leren kennen?' 'Even denken... ja. ' 'Nee!' 'De meeste nachten wel. ' 'Nee!' Ja. 'Wat ben ik toch dom. Fliss zegt dat ik dom ben. Fliss zegt dat ik mezelf moet opjutten en me meer moet optutten - dat zou een liedje kunnen zijn. Fliss zegt dat ik alleen maar ie- mand hoef uit te zoeken en het dan gewoon met hem moet doen, zomaar, omdat ik een vrouw ben. Dus... wat denk jij ervan Hamish?... of Pete... en Pete... en Francesco. O, ik kan niet kiezen! Ik weet het al, ik vind voor ieder van jullie wel een passend plekje!' 'Hou je mond, ' zei Pete. 'Ik wil alleen maar een potje neuken. ' 'Als je je mond niet houdt, laat ik de chauffeur stoppen. ' 'Wat mankeert jullie eigenlijk? Ik bied jullie een maagdenen trommelvliesverscheurende groepsneukpartij aan!' Pete liet de chauffeur stoppen, deed het portier open, duwde me de auto uit en deed het portier weer dicht. De andere twee jongens leken te giechelen terwijl ik met open mond langs de kant van de weg stond. Toen de auto vijftig meter verderop stopte om Pete te laten uitstappen, stond ik nog in dezelfde houding. Hij liep naar me toe en de taxi vertrok weer. 'Wat mankeert je?' krijste ik toen hij dichterbij kwam. 'Je bent zo stoned als een garnaal, Bronwyn. Je kletst uit je nek. ' 'Ach, neuk op. ' 'Je hebt jezelf daarnet aan drie mannen tegelijk aangeboden. ' 'Nou en?' 'Het woord "neuken" moet je niet meer in je mond nemen. ' Ik liep zo snel ik kon door de donkere, rommelige straat en mompelde voortdurend het n-woord tot het geen betekenis meer had. Ik was niet high meer en hield ook een stuk minder van alles en iedereen.
Wat was hij een klootzak, om me zo te vernederen en mijn avond te verpesten. Hij liep twee stappen achter me en hoe snel ik ook liep, ik kon hem niet afschudden. Na drie straten bleef ik staan en draaide me plotseling om. 'Waarom wil niemand me ontmaagden? Ben ik lelijk?' Pete bleef ook staan. 'Nee.' 'Dan ben ik stom. ' 'Francesco houdt van kinky seks: hij doet het graag in het openbaar. Hij heeft me verteld dat hij het gisteravond in de dames-wc van Whiteley's Shopping Centre heeft gedaan, met een meisje uit de shoarmatent. Na die zoen waar iedereen bij was in het kraakpand, had hij waarschijnlijk wel door dat je daar niet voor in zou zijn. ' 'Ik ben inderdaad stom. ' 'Soms wel, maar meestal droevig. Volgens mij probeer je gelukkig te zijn, maar ik vraag me af of het lukt. Wat gaat er in dat koppie om?' 'Niets.' 'Heb je iets gedaan waarvoor je je schaamt?' 'Hoezo? Nee.' 'Ben je ergens bang voor?' 'Nee!' 'Je bent sinds je hier aankwam stoned geweest. Je hebt niets bezichtigd. Je hebt niets gedaan. ' 'Ik ben naar Oxford geweest.' 'Je bent naar een café geweest.' 'Rot op.' 'Waarom hou je iets achter? Waar ben je bang voor? Wie ben je?' 'Wie ben jij, meneer Pete?' vroeg ik. Het heerlijke gevoel dat ik zwom, veroorzaakt door de tweede pil, was teruggekeerd.' Ik heet Peter McGuire, ik ben vierentwintig en kom uit een plaats in de buurt van Adelaide. Mijn moeder is een alcoholist. Mijn vader is een Engelsman. Ik ben verliefd op je. ' 'Ik ben ook verliefd op jou, ' zei ik, en ik streelde zijn ruwe gezicht. 'Nee, niet ingegeven door drugs. Ik heb het gevoel dat je mijn thuis bent. ' 'O! Ik vind jou ook een thuis. ' 'Jezus Christus!' Pete was om de een of andere reden boos op me, misschien omdat ik tijdens mijn laatste zin omviel. Hij liep beledigd weg, de lijperd, en nadat ik was opgekrabbeld volgde ik uiteindelijk maar zijn starre, brede schouders, die op de nacht inbeukten.
23
Om twee uur 's nachts waren de jongens alle drie nog wakker. Bobby was niet thuisgekomen, en over te lang wegblijven werd in dit huishouden niet langer luchthartig gedaan. Er waren vijf weken voorbijgegaan sinds die ene dinsdag, toen Johnny en Sam wakker waren geworden van het geluid van hun vaders wekker. Radio 2, vrolijk en niet opdringerig. Ze hadden elkaar aangekeken op het kingsize bed van hun ouders, waar de jongens uiteindelijk altijd terechtkwamen. 'Waar is ze?' had Johnny gevraagd. Hij was wakker geworden en had zich uitgestrekt om haar te vinden, maar ze was er niet. Ze lag niet warm en glimlachend tussen hen in voor de ochtendknuffel, nadat ze de hele nacht had gewerkt om hun speelgoed en vakanties te kunnen geven. 'Waar is ze?' had Johnny naar zijn vader geroepen, die koffiezette. 'Wat?' 'Mama? Ze is er niet?' 'Ik versta je niet.' 'Mama is er niet.' 'Niet schreeuwen, ' had Greg gezegd, met twee koppen koffie in zijn hand. 'Ze zit geloof ik op de wc. ' Greg zette de koppen koffie op de tafel naast het bed neer. 'Ciel!' had hij liefdevol gezegd, terwijl hij op de wc-deur klopte. 'Ciel!' had hij liefdevol gezegd, terwijl hij in de werkkamer tuurde. 'Ciel!' had hij liefdevol gezegd, terwijl hij zijn blik door de kamer van de jongens en de woonkamer liet glijden. 'Ciel!' had hij gezegd, terwijl hij al het bovenstaande nogmaals deed. 'Celia!' had hij tegen haar voicemail gezegd. 'celia!' over straat, nadat hij haar werk had gebeld. In Kensington Gardens, nadat hij de politie had gebeld. De ondergrondse. Whiteley's Shopping Centre. Het huis van haar moeder. Haar goede vrienden. Haar minder goede vrienden. Opnieuw Kensington Gardens. 'celia, celia, celia!' Het allerergste was de onzekerheid. Greg kende dat gevoel al wel in het klein: hij had het gehad toen hij wachtte tot Celia ja zou zeggen, en tot de dokter nee zou zeggen, nee de foetus had niet het downsyndroom.
Maar in onzekerheid verkeren over waar ze was, wat ze deed, of ze nog leefde - dit niveau van onzekerheid was martelend, en om gek van te worden. Hij kon de manier waarop het aan hem had gevreten in stadia opdelen. Eerst was er die vreemde kalmte, net als bij die keer dat Sam op zijn derde in de supermarkt was zoekgeraakt. Gregs hart ging aanvankelijk niet tekeer, alsof het met zijn eigenaar was overeengekomen: sneller kloppen is toegeven dat het allerergste mogelijk is. Sam was na zestig seconden met een half opgegeten donut opgedoken uit de broodafdeling. Greg had geglimlacht. Nadat was gebleken dat Celia niet was thuisgekomen, klopte Gregs hart een paar uur lang nog even rustig als anders. Ze is gewoon wat later, ze is bij het benzinestation langsgegaan. Ze is met een collega aan het koffiedrinken of ontbijten, ze is boodschappen gaan doen in de nachtwinkel. Geen reden om in paniek te raken. Geen reden om bezorgd te zijn. Maar de klok had doorgetikt en de telefoontjes hadden geen opheldering gegeven, dus er zat voor zijn hart niets anders op dan hem de waarheid te zeggen. Ze had een ongeluk gehad. Hij hoorde zijn hart kloppen, om hem de energie te geven tot handelen over te gaan, haar te vinden, te helpen - want in dit stadium was dat nog mogelijk. Gregs vingers tikten nummers in op handsets, zijn benen droegen hem langs het kanaal, over Ladbroke Grove, de goed verlichte route die ze elke week nam.
Zijn mond sprak assertief tegen ziekenhuispersoneel en politieagenten die gegevens raadpleegden - geen aanrijdingen waarbij de dader was doorgereden, geen waarnemingen. Geen ongeluk. Dan was ze er blijkbaar vandoor gegaan. Zijn angst nam wat af. Misschien had ze besloten even wat afstand te nemen, er een paar nachten tussenuit te gaan. Ze had nog nooit zoiets gedaan, maar het was mogelijk, toch? 'Heeft uw vrouw weleens een verhouding gehad?' vroeg de vrouwelijke rechercheur die belast was met de opsporing. Ze was rond de veertig, van Chinese afkomst, en had een vet Cockney-accent en een dwalend oog. Ze heette Vera Oh en verstrekte Greg meer persoonlijke informatie dan nodig - dat ze alleen woonde, dat haar twintigjarige zoon vlak na zijn vader het huis uit was gegaan. Om haar nieuwe leven zonder mannen in te luiden, zei ze, was ze met roken gestopt en op pottenbakken en Franse les gegaan. De manier waarop haar linkeroog een geheel eigen leven leek te leiden was verontrustend. Greg wist niet waar ze naar keek. Keek ze naar hem? Naar iets over zijn schouder? Hij werd er verlegen, zenuwachtig van. Greg besefte niet dat ze zich daarom nooit eraan had laten opereren. Een dwalend oog was nuttiger voor politiewerk dan een pistool. Het ontwapende de mensen, wekte de indruk dat ze benaderbaar was, en overrompelde hen. 'Niet dat ik weet, ' antwoordde Greg, plotseling minder overtuigd van de trouw van zijn echtgenote. Desondanks ondervroegen Vera en haar team vrienden en buren. Woede, achterdocht en twijfel staken de kop op. Waren we gelukkig? Had ze met dokter Tavendale geflirt toen hij haar die ene keer had opgehaald van haar werk? Wiens nummer was 07960055911? Waarom zou ze haar mini-e-reader hebben meegenomen? Het was een eindeloze stroom vragen, die verder werd aangewakkerd door verwoed gespit in ondergoedladen (wanneer had ze die rode zijden teddy gekocht?), medicijnkastjes (waarom gebruikte ze intiemtissues?) en e-mailaccounts: Hoi, Eten jullie lamsvlees? CielX Hoi, een flirterige aanhef, nietwaar? En afsluiten met een zoen? Ciel?
De e-mail was gericht aan dokter Tavendale, die de daaropvolgende vrijdag met zijn vrouw zou komen eten. Een vriendin vertelde de politie dat Celia was afgevallen en zich de laatste tijd beter kleedde. O ja? Dat was hem niet opgevallen. Was hij het soort echtgenoot dat zulke onmiskenbare tekenen van ontrouw niet opmerkte? Een andere vriendin van school had de politie verteld dat Celia zich erover had beklaagd dat Greg nooit de afwas deed en de seks minder spannend was geworden. En een van de buren had hen op een avond om halfzeven horen ruziemaken. Celia had in het bijzijn van de kinderen het woord 'klootzak' gebezigd. Het viel de politie op dat de oudste jongen, Sam, boos op zijn moeder leek te zijn. 'Het is zo, ' zei de oudste tegen Vera Oh. 'Ze heeft "klootzak" gezegd. Ze wil niet meer thuiskomen. Ze houdt niet van ons. Ik ben toch niet gek!' De gelukkige momenten leken er geen van alle nog toe te doen. Momenten als met het hele gezin genieten van het verhaaltje voor het slapengaan, of worstjes braden op de camping in Frankrijk, of het oude speelgoed van de kinderen terugkopen op de schoolbazaar, of te veel snoepen in de bioscoop, of die keer dat Johnny de bankemployee van de Bank of Scot-land had uitgemaakt voor hollebollegijs! Of die keer dat ze met zijn vieren in Kensington Gardens I Spy hadden lopen spelen. Deze momenten en talloze andere leken te zijn gesmolten als Johnny's veel te grote chocolade-ijsje. Een gelukkig, ideaal gezinsleven, nu een kleverig plasje op het gras. 'Heeft uw vrouw zichzelf weleens iets aangedaan?' vroeg Vera Oh. 'Nee, ' zei Greg. 'Weet u dat zeker?' Wist Greg ook nog maar iets zeker? 'Ze is gelukkig. Wij zijn gelukkig. ' Alsof hij zichzelf daarvan moest overtuigen. Ze dregden het kanaal en kamden andere populaire zelf-moordplekken uit. 'Dat zei ik toch, ' zei Greg, toen de netten, bruggen en gegevensbank van de psychologische hulpdienst niets opleverden. Niet lang na haar verdwijning vonden ze in het benzinestation op haar route opnamen van bewakingscamera's. Ze had om 4. 58 uur chips en een Dr. Who-tijdschrift gekocht. Ze had geglimlacht tegen degene die achter de kassa zat en was naar buiten gelopen.
Had ze het appartement ooit bereikt? Greg doorzocht de vijf kamers om aanwijzingen te vinden. Had ze deuren geopend? De wc-bril naar beneden geklapt? Haar sleutels en tas in de gang neergegooid? Een lamp aangedaan? Hij kreeg niet de indruk dat ze was thuisgekomen. Dus moest er iets gebeurd zijn in de ongeveer vijftien minuten die ze nodig zou hebben gehad om van het benzinestation naar Queensway Terrace te lopen. En dan was er nog de laatste optie, de optie waar ze geen van allen aan hadden gewild totdat alle andere weggestreept waren. Ze was ontvoerd, misschien verkracht, misschien vermoord, misschien ergens naartoe gebracht, misschien al het voorgaande. De andere mogelijkheden doken gedurende die vijf weken zo nu en dan op in het onderzoek: een ongeluk, een gezondheidsprobleem dat haar had overrompeld, een verhouding waarover ze zich schuldig voelde, een plotselinge depressie waaraan ze een eind moest maken. Maar deze mogelijkheden waren spookachtig, en werden twijfelachtiger naarmate de tijd voortschreed. Gregs hart leek nu alleen nog maar snel te kloppen wanneer de telefoon of de deurbel ging. Dan vulde de verdroogde harde abrikoos die zijn hart was geworden zich zo snel met bloed dat het pijn deed. Die pijn werd alleen nog maar erger wanneer het alleen maar zijn moeder bleek te zijn die belde, of alleen maar een vriend die voor de deur stond, en zijn hart net zo snel leegliep als het zich had gevuld. Het allerergste was de onzekerheid. De kat was niet thuisgekomen. En ook al ging Bobby nog zo graag de hort op, hij kwam uiteindelijk altijd thuis. De jongens lagen aan weerszijden van hun vader in bed. Het licht in de gang was aan en scheen fel de keurige slaapkamer in. Bij elk geluid stond Sam op om bij het kattenluikje in de voordeur te gaan kijken. Maar om twee uur 's nachts was er nog geen spoor van Bobby, en Johnny huilde zo hard dat Greg zijn zelfbeheersing verloor en hem een tik op zijn arm gaf. 'Het spijt me. Kom hier. ' Hij hield de vijfjarige Johnny onder de dekens in zijn armen en probeerde zijn eigen tranen te bedwingen. Dit was niet de vader die hij wilde zijn. De vader die het kind sloeg omdat het huilde om zijn vermiste kat en moeder. Hij kon zijn tranen niet meer onderdrukken en huilde net zo hard als zijn zoontje. De zevenjarige Sam slaakte een zucht en kwam uit bed. Moest hij nou altijd de verstandigste zijn? Sinds zijn moeder hun leven had verwoest door te besluiten niet thuis te komen, had hij de boel draaiende moeten houden. Hij had degene moeten zijn die de telefoon opnam en de witte bonen in tomatensaus opendraaide, en nu was hij de enige die zag dat de Australiërs van de overkant thuiskwamen. 'Laten we het hun gaan vragen, ' zei Sam tegen zijn huilende vader en broertje.
24
Ik was weer nuchter. Wie waren al die lui, al die mannen? Wat deed ik hier in godsnaam? Ik ging op Queensway Terrace een telefooncel in. Ursula aanvaardde de kosten. Toen ik haar stem hoorde, had ik het gevoel dat er een bullbar tegen me op klapte. Ik weet niet meer precies hoe het gesprek verliep en of je het zelfs wel een gesprek kon noemen, maar het kwam erop neer dat ik blijkbaar geen idioot was maar een geweldige meid die misschien niet eens ziek was, en ook al was ik dat wel, dan zou ik ertegen opgewassen zijn... Het was misschien beter als ik het gewoon maar onder ogen zag... Het ziekenhuis had trouwens eerder die week gebeld. Ze was niets te weten gekomen, daar hoefde ik niet bang voor te zijn. Toen ik haar smeekte niet meer over dit onderwerp te praten, zei ze dat ik tot ik er klaar voor was best een beetje lol mocht trappen, zolang ik dat ook maar deed, en me niet voortdurend ellendig voelde. Ik vroeg of ze naar Londen wilde komen, maar ze was net bezig met haar afsluitende examens. Nog één, zei ze, dan zou ze arts zijn. 'Trouwens, ' zei ze, 'waarom zou ik naar Engeland willen? Dat is mij te tam en te groen. Ik heb vijfduizend dollar gespaard. Als ik klaar ben, koop ik een Volkswagen en rijd ik naar Katherine Gorge.' Papa kwam aan de telefoon en zei in grote trekken hetzelfde, maar dan met een lagere stem. 'Je kunt me altijd bellen, ' zei hij. 'Ik hou van je. We houden allebei van je. En we zijn blij dat je je vermaakt. We missen je Bronny, lief meisje van me. Controleer eens wat vaker of je mail hebt. Je bent verduveld slecht in mailen. ' Pete verscheen achter de telefooncel. Hij sloeg zijn arm om me heen en zorgde ervoor dat ik thuiskwam. Hij bracht me naar mijn kamer, legde me op mijn matras neer en ging naast me zitten toen mijn verhaal eruit knalde. 'Huntington... ' herhaalde Pete. Ik vond het vreselijk om de naam ervan te horen. 'Vijftig procent kans is iets anders dan "waarschijnlijk".' Hij klonk als mijn vader. 'Wat moet ik met mijn leven aanvangen? Ik kan geen kinderen nemen dat wil ik hen niet aandoen. Ik kan niet verliefd worden. Dat zou ik toch niet kunnen maken? Wat kan ik een man nou meer bieden dan het genoegen mijn hand te mogen vasthouden als ik sterf?' Pete reageerde niet met woorden, maar met een heerlijke lange knuffel. 'Ik vraag me gewoon af wat ik voor zin heb. Wat heb ik voor zin?' 'Weet je wat ik denk?' Hij streek mijn haar uit mijn ogen. 'Ik denk dat het juist de onzekerheid is die aan je vreet. ' We waren even stil voordat we elkaar zoenden en toen we dat deden, bekommerde ik me totaal niet meer om de regels die ik had opgesteld aan de wastafel naast het toilet in Kilburn. Hoeken, lippen, tanden, tongen en bewegingen... wat donderde het? Het gebeurde gewoon. En het had van mij eeuwig mogen duren, ware het niet dat de deurbel ging. Ik keek op Petes horloge. 'Halfdrie?' Ik maakte me met moeite los uit zijn armen en ging opendoen. Het was Greg van de overkant. Zijn dikke bruine haar stond alle kanten op, alsof iemand hem terwijl hij sliep eraan had rondgeslingerd. Hij werd vergezeld door de twee jongetjes, allebei in ochtendjas en op pantoffels. Johnny slaperig en lief. Sam ernstig en boos. 'Het spijt me vreselijk, ' zei Greg. 'De jongens zijn de hele avond al overstuur en we zagen dat het licht aan was... Het gaat om Bobby... Hij is niet thuisgekomen en we vroegen ons af of hij misschien weer bij jou in de tuin zat. '
25
'Bobby!' riep de kleinste met de schattigste stem die ik ooit had gehoord. We waren in de achtertuin. Pete had zijn zaklantaarn gehaald (hij scheen alles wat je ooit nodig had in zijn kamer te hebben), maar de kat was in geen velden of wegen te bekennen. 'Bobby!' riep de oudste en ernstiger jongen. Hij liep tegen de gele pot met de eucalyptusboom aan die ik van Pete had gekregen. De aarde was droog. Ik schonk een glas vol en gaf de plant water. 'Bobby!' riep Greg. We stroopten de tuin af, maar vonden niets. Johnny zat bij mij op schoot terwijl Pete toast met Marmite maakte. 'Jesses!' zei Sam toen hij de bruine vegen op zijn toast zag. 'Het lijkt wel poep!' 'Jullie gang ruikt naar poep!' zei Johnny slaperig. 'Ssst!' zei zijn oudere broer. 'Je mag niet onbeleefd zijn. ' Johnny viel in mijn armen in slaap. Ik was nooit zo geïnteresseerd geweest in kinderen - ik had geen schattige nichtjes of neefjes gehad om mee op te trekken - en ik werd verrast door hoe het voelde om dit warme hoopje knuffeligheid in mijn armen te hebben. Het was zalig. Ik betrapte mezelf erop dat ik glimlachend naar Pete keek, terwijl hij toast maakte (zonder Marmite). Hoe zou het zijn als wij een stel waren, een gezin hadden? Ik liet de afwas aan Pete over en liep met Johnny in mijn armen naar de overkant, voorzichtig, om hem niet wakker te maken. Ik legde hem op het enorme bed in de ouderlijke slaapkamer. Nadat ik hem had neergelegd en een zoen op zijn voorhoofd had gegeven, glimlachte ik naar Sam, die in het donker naast zijn broer gespannen naar het plafond lag te kijken. 'Maak je geen zorgen, hij komt wel terug, ' zei ik. 'Je weet het zeker niet, hé?' 'Wat niet?' 'Doe het licht aan, ' beval de zevenjarige Sam. Johnny sliep als een roos en Greg was in de badkamer, dus ik deed het licht aan. 'Draai je om. ' Ik gehoorzaamde, terwijl ik me afvroeg wat er in vredesnaam achter me kon zijn, afgezien van een muur of een kast. Een muur, en een kast... en beide waren volgehangen met krantenknipsels, landkaarten, kattebelletjes en foto's... Een gezicht keek me aan, een mooi, blij, lachend gezicht. 'Dat is mijn moeder, ' zei Sam, terwijl hij wees naar de foto met het onderschrift vermist, en daarna naar de foto met: hebt u onze moeder gezien?, en ten slotte naar die met: politie staakt zoektocht. Ik plofte met mijn hand voor mijn mond op de rand van het bed neer en keek naar haar foto. Ik merkte dat Sam achter mijn rug rechtop ging zitten en naar me toe schoof. Ik hoorde Greg de slaapkamer in komen en voelde dat hij naar me keek. Ik draaide me om en nam Sam in mijn armen. 'Het spijt me, ' zei ik. 'Ik wist het niet. ' 'Ze houdt niet meer van ons, ' zei Sam. Ik nam zijn hoofd tussen mijn handen en keek hem aan.
Zijn ogen waren niet de ogen van een zevenjarige. Ze waren rood, vermoeid en droevig. Een van zijn voortanden ontbrak, maar desondanks zag hij eruit als een verpletterde volwassene. 'Natuurlijk houdt ze van je, ' zei ik. 'Als ze van me houdt, waarom heeft ze dit dan gedaan?' Hij zat in kleermakerszit op bed. Zijn ernstige ogen smeekten om een antwoord. 'Soms gebeurt er iets wat we niet in de hand hebben. ' 'Dat zeggen ze allemaal. ' 'Weet je wat? Schrijf haar een brief om het haar zelf te vragen. Vertel haar dat je haar mist. ' Ik weet niet waar dat vandaan kwam. Maar ik had de indruk dat hij leed en behoefte had aan een middel om die pijn kwijt te raken. 'Niemand schrijft tegenwoordig nog een brief. Trouwens, waar zou ik die naartoe moeten sturen' 'Geloof je in de Kerstman?' 'Ik ben niet achterlijk.' 'Dat weet ik, maar geloof je in de Kerstman?' Hij zweeg even. Ja.' 'Schrijf je naar hem?' 'Ik mail.' 'Ik durf te wedden dat je moeder ook een mailadres heeft.' Ik keek Greg aan, die nog steeds in de deuropening stond. Hij glimlachte naar me en zette de computer in de hoek aan. 'Dat is ceils. maher@hotmail. com, ' zei hij. Ik dronk een kop thee met Greg terwijl Sam ijverig op het toetsenbord zat te tikken. Greg vertelde me over de zoektocht, die volgens hem van begin tot eind knullig was uitgevoerd. Het duurde dagen voordat ze honden inzetten, ze maakten geen gebruik van de media, verzuimden vliegvelden of veerboten te controleren en zochten zelfs de omgeving niet zorgvuldig af. 'Ze hebben het grootste deel van de tijd geprobeerd mij ervan te overtuigen dat ze zelfmoord had gepleegd of er met iemand vandoor was gegaan. ' 'En dat is uitgesloten?' vroeg ik. 'Ik was gek op haar. Zij was gek op mij. We waren schandalig gelukkig. ' Toen de thee op was, gingen we bij Sam kijken. Hij lag in bed te slapen. Greg zag dat hij zijn moeder een e-mail had gestuurd. Hij maakte het bericht open en we lazen het samen. Aan: ceils. maher@hotmail. com Onderwerp: Geen onderwerp Lieve mama, Waarom ben je weggegaan? Je bent een stomme heks. Ik haat je en het is allemaal jouw schuld. Ik mis je, Sam Toen ik weer naar het kraakpand liep, begon ik te beseffen dat hun huis beneveld was door een veel akeliger onzekerheid dan de mijne, want zij hadden geen keus. Op dat moment besloot ik dat ik de volgende ochtend meteen het ziekenhuis zou bellen.
26
De dood was zo erg nog niet. Het was de warmte voelen van de stem die zei: het is een jongen, het is een jongen, het was Gregs koffie ruiken terwijl de stoom opsteeg uit zijn espressoautomaat, het was het geluid horen van Johnny die zijn kat riep. De stem van Sam, die de kat riep. En Greg: 'Bobby, Bobby!' Als dit de dood was, dan was het zo erg nog niet. Haar hoofd verbrijzelen was niet nodig. Dit was zacht. Ze zou nu in slaap vallen, dat voelde ze, en ze wist dat ze niet meer wakker zou worden. Ze liet langzaam haar oogleden zakken. Was de dood de Dr. Who-slippers zien van haar jongste zoon? Of was dit echt? Waren de stemmen echt? Buiten, in de tuin? Ze was te zwak om zich snel of ver te kunnen voortbewegen, en het enige gereedschap binnen handbereik was de kop van de kat, die ze met haar vastgebonden handen optilde. Ze bracht met een zwaai haar handen omhoog, als een kogelstootster, en slingerde de kleverige kop naar het rooster, in de hoop dat hij door de opening zou gaan. Ze zouden zich een ongeluk schrikken, dacht ze, maar dat kwamen ze wel te boven. Hun moeder verliezen zouden ze nooit te boven komen. De worp was ver naast. De kop sloeg met een klets tegen de muur, viel op de grond en rolde weg, buiten haar bereik. Ze liet haar stoel heen en weer schommelen en schreeuwde door de knevel, maar de slippers waren er niet meer en Bobby werd niet meer geroepen. Het was waarschijnlijk nooit gebeurd. Ze had het waarschijnlijk allemaal verzonnen. Misschien kon ze nu maar beter haar ogen dichtdoen. Celia zou The Best of Sex niet hebben uitgezocht als muziek om bij te sterven. Het ja en het ooo, en het ja, ja, ja. Het was verkeerd, totaal verkeerd, en het duurde te lang. Het duizelde haar. Niets leek nog enige zin te hebben, maar ze moest die kamer uit, weg van de herrie. Langzaam zigzaggend nam ze de vlucht. Toen ze eindelijk het gangetje bereikte, legde ze haar hoofd tegen de deur van de afgesloten kamer waar ze een tijdje daarvoor met het hangslot op had ingehakt. Er hing zo'n stank dat ze braakneigingen kreeg. Ze probeerde zich te ontspannen zodat ze kon slikken en niet stikte. Ze had niet goed nagedacht. Waar was haar concentratie? Hoe kon ze zomaar in slaap vallen nadat het haar niet was gelukt een doelpunt te maken met de kattenkop? Ze deed alles in de verkeerde volgorde, raakte in de war en... denk na, celia! Haar jongens waren daarbuiten geweest. Haar kleine jongens, die hun kat riepen. Ze mocht het niet opgeven.
Ze mocht niet gewoon maar haar ogen dichtdoen en sterven. Ze strekte haar hand uit over het aan de vloer genagelde stuk hout, om de grootste scherf keramiek van de kapotte lamp te pakken. Waarom had ze zelf de lamp niet verbrijzeld toen ze daar nog de kracht voor had? Ze hield het keramiek krachteloos vast in haar knokige rechterhand en sneed ermee in het touw om haar pols, eenmaal, tweemaal - niet op het bloed letten - driemaal. Tien minuten later hield ze haar handen afzonderlijk op voor haar gezicht. Ze schudden, net als haar hoofd - van ongeloof. Het was gelukt. Haar handen waren los. Ze probeerde de knoop van haar mondknevel los te maken, maar de pijn in de gebroken vinger van haar linkerhand ging door merg en been en het was onmogelijk om de strakke viervoudige knoop los te maken. Ze greep met haar goede hand haar knevel vast en rukte eraan om haar mond te bevrijden en te kunnen schreeuwen, maar er was een dikke, harde korst bloed en pus verkleefd geraakt met het verbrande polyester, en toen ze trok had ze het gevoel dat ze haar gezicht afscheurde. Ze ging over op de touwen om haar benen maar de vaart was eruit, en de sneden in haar polsen waren een marteling. Ze vroeg zich af of ze zou flauwvallen. Ze nam even rust. Ze had al eens geprobeerd te ontsnappen door de trap op te rennen, in de tijd dat ze nog zevenenvijftig kilo woog in plaats van een kilo of veertig, in de tijd dat ze nog de kracht en behendigheid had gehad. De deur boven aan de trap zat op slot, dat wist ze. Het kon trouwens best zijn, dacht ze, dat de andere deur in het gangetje, de afgesloten deur, naar de echte wereld leidde, of misschien naar de naastliggende jeugdherberg? Dit was de deur waar ze een tijdje daarvoor op had ingebeukt. Toen had dat zinloos geleken, maar de oppervlakte rondom het slot was zwakker en losser geworden. Ze pakte voorzichtig een van de metalen spijlen op die uit het rooster waren gevallen, en gebruikte daarbij beide handen, om zo min mogelijk pijn te hebben. Ze zette de spijl in de barst bij het deurslot en wrikte... Natuurlijk lukte het zo niet. Waarom zou er iets lukken? De deur zwaaide open. Ze gaf hem een duw en keek naar binnen. Een door een rooster sijpelende streep straatlicht verlichtte de kamer. Celia had gedacht dat ze het absolute dieptepunt had bereikt - de hel had gezien maar dat was niet zo, dat gebeurde pas toen ze in die kamer keek.