De stille aanbidder van mevrouw Maigret


Zoals elk gezin hadden ook de Maigrets een aantal vaste gewoontes die in de loop der jaren even belangrijk waren als kerkgebruiken voor andere mensen. Zo had de commissaris al sinds de vele jaren dat ze aan de place des Vosges woonden de gewoonte om 's zomers, zodra hij de trap opging te beginnen zijn stemmige stropdas los te maken, wat duurde totdat hij op de eerste verdieping was.
Het hele gebouw was vroeger een groot herenhuis geweest, zoals alle huizen aan het plein, en het had er nog een prachtige statige trap van overgehouden met een smeedijzeren leuning en imitatiemarmer op de muren, maar niet verder dan de eerste verdieping. Daarna werd de trap smal en steil en tegen dat Maigret op de tweede etage was hijgde hij een beetje, en had zijn boordje losgeknoopt.
Nu moest hij alleen nog een slecht verlichte gang door totdat hij bij de deur van zijn appartement kwam, dederde aan de linkerkant. En terwijl hij met zijn jasje over zijn arm, de sleutel in het slot stak, riep hij traditiegetrouw naar binnen: 'Ik ben het!'
Meestal kon hij aan de geur die uit de keuken kwam al vaststellen wat er die middag gegeten zou worden. Dan ging hij de eetkamer binnen, waarvan het grote raam een schitterend uitzicht gaf op het plein met de vier bruisende fonteinen.
Het was juni. Het was uitzonderlijk warm weer en op de quai des Orfèvres werd vrijwel alleen over de vakantie gepraat. De mensen op straat liepen soms gewoon met hun jasje over hun arm en op alle terrassen werd druk bier gedronken.
'Heb je je aanbidder nog gezien?' vroeg de commissaris, terwijl hij zijn voorhoofd afbette.
Op een dergelijk moment zou je niet zeggen dat hij zojuist urenlang verdiept had gezeten in de meest naargeestige, meest ontmoedigende kronkels van de menselijke ziel, op het laboratorium voor misdaadbestrijding, zoals je de centrale recherche wel zou kunnen noemen. Buiten zijn werk was hij altijd te vinden voor een grapje, vooral als hij er zijn naïeve vrouw mee kon plagen. En sinds twee weken vroeg hij strijk-en-zet aan mevrouw Maigret hoe het met haar stille aanbidder ging. 'Heeft hij zijn twee rondjes om het plein weer gemaakt? Nog altijd even geheimzinnig en gedistingeerd? Jij met je zwak voor deftige heren, dat jij nu uitgerekend met mij getrouwd bent!'
Mevrouw Maigret was druk in de weer met tafel dekken, want een dienstmeisje wilde ze niet en zij had alleen een werkster 's morgens voor het zware werk. Ze hapte altijd meteen.
'Ik heb helemaal niet gezegd dat het een deftige heer was!'
'Je hebt hem me toch beschreven: parelgrijze hoed, hoge boord, klein gekruld en waarschijnlijk geverfd snorretje, wandelstok met gebeeldhouwde ivoren knop ...'
'Lach jij maar!... Je zult zien dat ik op een keer gelijk krijg... Volgens mij is er iets met die man, iets ernstigs, dat spreekt uit zijn hele manier van doen .. Vanuit het raam kon je het hele plein prachtig overzien. In de morgenuren was het er niet druk; maar 's middags kwamen de jonge moeders en de dienstmeisjes op de banken in het park zitten, terwijl de kinderen onder hun wakend oog in de zandbank speelden. Rondom het park, dat met zijn hekken eromheen een van de meest karakteristieke stadsparken van Parijs is, zijn de huizen allemaal hetzelfde, met hun booggewelven en hun steile leistenen daken ... In het begin had mevrouw Maigret alleen terloops aandacht geschonken aan de onbekende oude heer. Je kon hem moeilijk onopgemerkt voorbij laten gaan, want alles in zijn kleding, in zijn hele uiterlijk deed denken aan zo'n dertig jaar terug, en hij leek sprekend op het type van de statige oude heer dat je alleen nog in cartoons tegenkomt.
Dat was 's morgens vroeg geweest. Op het uur dat de ramen overal openstonden en je de dienstmeisjes binnen bezig zag met stofzuigen.
'Het lijkt wel of hij iets loopt te zoeken!' had mevrouw Maigret gezegd.
Die middag was ze bij haar zuster op bezoek gegaan en de volgende morgen op precies dezelfde tijd had ze de onbekende weer opgemerkt. Weer had hij éen keer, twee keer rond het plein gelopen en was toen verdwenen in de richting van de République.
'Die man vindt het natuurlijk leuk om naar al die jonge meisjes te kijken die kleedjes staan te kloppen!' had Maigret tegen zijn vrouw gezegd toen ze weer over haar krasse oude meneer begonnen was. En ze was die middag dan ook niet verbaasd geweest toen ze hem weer had gezien. Heel stil had hij op de bank tegenover haar gezeten, met beide handen leunend op zijn wandelstok.
Om vier uur zat hij er nog. Om vijf uur nog. Pas tegen zes uur stond hij op en wandelde in de richting van de rue des Tournelles, zonder met iemand een woord gesproken te hebben. Hij had niet eens een krant ingekeken.
'Vind je dat nou niet gek, Maigret?'
Want mevrouw Maigret noemde haar man altijd bij zijn achternaam.
'Ik heb je toch al gezegd: er zaten natuurlijk een paar leuke dienstmeisjes om hem heen ...' En de volgende dag was mevrouw Maigret er weer over begonnen:
'Ik heb hem goed bestudeerd, want hij bleef weer drie uur lang op dezelfde bank zitten, op hetzelfde plaats-je...'
'Zeg! Misschien zat hij wel naar jou te kijken! Vanaf die bank kun je zeker bij ons naar binnen kijken... Het is vast een stille aanbidder van je!'
'Doe nu niet zo flauw!'
'Ten eerste heeft hij een wandelstok en jij hebt altijd een voorliefde gehad voor mannen met een wandelstok... ik wil wedden dat hij een lorgnet draagt...'
'Hoezo?'
'Omdat jij een zwak hebt voor mannen met een lorgnet op!'
Ze hadden elkaar heel goedig zitten plagen, na twintig jaar huwelijk, in stilte genietend van de rust van hun huiskamer.
'Ik heb goed gekeken wie er om hem heen zaten... En 10 er zat inderdaad een dienstmeisje, recht tegenover hem, op een stoel... Het is een meisje dat ik al eens bij de groenteboer had opgemerkt, ten eerste omdat ze heel knap is, en verder heeft ze iets gedistingeerds ...'<br />'Daar heb je het!' zei Maigret triomfantelijk. 'Het gedistingeerde dienstmeisje zat tegenover de oude heer. Je weet dat vrouwen er soms bijzitten zonder zich al te zeer te bekommeren om de inkijk die ze bieden. En nu heeft jouw aanbidder natuurlijk de hele middag zitten genieten.'
'Jij denkt alleen daar maar aan!'<br />'Zolang ik jouw mysterie-man niet gezien heb .. 'Ik kan het niet helpen dat hij nooit langskomt op de tijden dat jij thuisbent!'
En zo vroeg Maigret, die altijd vol grapjes zat als tegenwicht voor alle ellende waarmee hij dagelijks in aanraking kwam, geregeld hoe het ging met de oude heer die in hun spraakgebruik de stille aanbidder van mevrouw Maigret geworden was.
'Ja, lach jij me maar uit! Toch heeft hij iets over zich dat me boeit en ik weet niet hoe ik het zeggen moet... Ik ben ook een beetje bang voor hem... Je kunt je ogen gewoon niet van hem afhouden. Hij zit zo maar urenlang doodstil op zijn bankje, zelfs zijn ogen bewegen niet achter zijn lorgnet...'
'Kun jij van hieruit zijn ogen zien?' Mevrouw Maigret bloosde bijna, alsof ze iets misdaan had.
'Ik ben hem van dichtbij gaan bekijken ... Ik wilde eens kijken of jij gelijk had ... Maar het blonde dienstmeisje dat altijd twee kindertjes bij zich heeft, zit er keurig bij, er is niets te zien...'
'Blijft zij daar ook de hele middag zitten?'
'Ze komt tegen drieën, meestal even na de man. Ze heeft altijd een haakwerkje bij zich. Ze gaan ongeveer tegelijkertijd weg. Urenlang zit ze over haar haakwerkje gebogen, ze kijkt bijna niet op, alleen om de kinderen in de gaten te houden ..
'Denk je niet, lieve, dat er in de parken van Parijs honderden dienstmeisjes urenlang met een haak- of een breiwerkje op de kinderen van hun mevrouw zitten te passen?'
'Misschien wel.'
'En dat er ettelijke oude renteniers zijn die niets anders meer aan hun hoofd hebben dan rustig in het zonnetje naar de mooie meisjes te zitten kijken?'
'Ja maar deze is niet oud ...'
'En je zei zelf dat hij zijn snor vast heeft laten verven en dat hij zelfs een pruik draagt...'
'Ja, maar hij ziet er niet oud uit.. 'Ongeveer mijn leeftijd?'
'Soms lijkt hij ouder, soms jonger.. En alsof hij jaloers was bromde Maigret: 'Ik moet hem toch eens van dichtbij bekijken, die aanbidder van je ...'
Hij besteedde er niet werkelijk aandacht aan, evenmin als mevrouw Maigret. Op deze manier hadden ze ook een tijdlang het wel en wee van twee gelieven gevolgd, die elke avond samenkwamen in een hoekje van het plein, soms ruzie hadden, het dan weer goedmaakten, totdat het meisje, dat bij de melkboer in de winkel stond, op een keer, op precies dezelfde plaats, met een andere jongen afgesproken had. 'Weet je, Maigret...'
'Wat is er?'
'Ik heb nog eens nagedacht... Ik vraag me af of die man daar niet zit om iemand te bespioneren ...' Er ging een aantal dagen overheen. De zon werd steeds warmer en 's avonds kwamen er steeds meer wandelaars op het plein, meest kleine zelfstandigen uit de buurt, die een luchtje kwamen scheppen bij de vier fonteinen. 'Weet je wat ik zo vreemd vind? Dat hij 's morgens nooit gaat zitten. En waarom loopt hij het plein twee keer rond, alsof hij op een teken wacht...'
'Wat doet de schone blondine op dat moment?' T)at kan ik niet zien... Ze werkt in een huis aan de rechterkant en van hieruit zie je niet wat daar gebeurt ... Ik kom haar altijd tegen op de markt, maar ze praat nooit met iemand, alleen om te zeggen wat ze hebben wil... Ze dingt nooit op iets af, dus moet ze veel te veel betalen... Maar het lijkt wel of ze er nooit met haar gedachten bij is ...'
'Nou zeg, als ik weer eens iemand moet laten schaduwen neem ik jou, in plaats van een van mijn mannen...'
'Plaag jij maar! We zullen zien of ik niet op een keer...'
Het was acht uur. Maigret had al gegeten, wat heel ongewoon was, want meestal kwam hij veel later van de quai des Orfèvres thuis.
In zijn hemdsmouwen, met zijn pijp in de mond, stond hij voor het raam te kijken naar de roze hemel waarover de avondschemering ging vallen, naar het plein waar het druk was met wandelaars die van de vroege zomer liepen te genieten.
Achter hem hoorde hij aan de geluiden dat mevrouw Maigret de borden in de kast had gezet en nu bij hem zou komen zitten met een of ander werkje. Avonden als deze, dat er geen onverkwikkelijke zaak af te handelen was, geen moordenaar opgespoord of geen dief gevolgd hoefde te worden, avonden dat je je gedachten vredig kon laten wegdrijven langs de roze hemel, kwamen zelden voor en Maigret had nog nooit zo genoten van zijn pijp, toen hij ineens, zonder zich om te draaien, riep: 'Henriette!'
'Ja wat is er?'
'Kom eens kijken ..
Met de steel van zijn pijp wees hij naar een bank aan de overkant. Op de ene hoek van deze bank zat een oude vent, zo te zien een clochard, een dutje te doen. Op de andere hoek zat...
'Dat is hem!' riep mevrouw Maigret uit. 'Asjemenou! ...'
Ze vond het haast onbetamelijk dat 'haar' middagwandelaar zich niet aan zijn vaste gewoonte hield en op dit uur op de bank zat.
'Hij is zeker in slaap gevallen,' mompelde Maigret, terwijl hij de brand in zijn pijp stak. 'Als er geen twee trappen waren zou ik hem eens van dichtbij gaan bekijken, die aanbidder van je, alleen al om te zien hoe hij er nu precies uitziet...'
Mevrouw Maigret ging weer naar de keuken. Maigret volgde drie jongetjes die ruzie kregen en ten slotte over de grond lagen te rollen, terwijl een paar andere eromheen reden op rolschaatsen.
Toen zijn tweede pijp opgerookt was zat Maigret nog steeds op zijn plaats, de onbekende oude heer ook, terwijl de clochard moeizaam in de richting van de Seinekade gestrompeld was. Mevrouw Maigret ging met een naaiwerkje aan tafel zitten, want, perfecte huisvrouw als ze was, ze moest altijd iets om handen hebben. 'Zit hij er nog?'
'Ja.'
'Gaan ze de hekken dan niet sluiten?'
'Over een paar minuten, ja... De waker stuurt de mensen al naar de uitgang...'
Maar de waker zag de onbekende oude man niet, die nog steeds onbeweeglijk op zijn bank zat. De waker had al drie hekken van het park gesloten en wilde juist het vierde gaan sluiten, toen Maigret zonder iets te zeggen zijn jasje pakte en de trap afging. Vanuit het raam zag mevrouw Maigret hem praten met de in het groen gestoken parkwachter die zich een hele piet voelde in zijn functie. Ten slotte mocht Maigret het hek toch binnen en hij liep recht op de grijze oude heer toe.
Mevrouw Maigret was uit haar stoel gekomen. Ze voelde dat er iets aan de hand was en ze maakte een gebaar naar haar man beneden, dat zoveel betekende als: Is het zover?'
Ze zou niet precies onder woorden kunnen brengen wat, maar ze had al dagenlang een voorgevoel dat er iets ging gebeuren. Maigret knikte van ja, liet de parkwachter post vatten bij het hek en kwam dan weer boven. 'Mijn boord en mijn das ' Is hij dood?'
'Zo dood als een pier! Al minstens twee uur, of ik moet me sterk vergissen ...'
Maigret zweeg even, want hij had altijd moeite met het strikken van zijn stropdas.
'Wat ga je nu doen?'
'Het onderzoek beginnen, natuurlijk! Het parket waarschuwen, de dokter, en de hele rataplan ...' De schemering was nu over het plein gevallen en het ruisen van de fonteinen was sterker geworden. Even later ging Maigret de sigarenwinkel op de hoek binnen, voerde een serie telefoongesprekken, en vond een wijkagent die hij in plaats van de parkwachter bij de ingang van het park op wacht zette. Mevrouw Maigret ging liever niet naar beneden, want ze wist dat haar man er een gruwelijke hekel aan had dat ze zich met zijn zaken bemoeide. Ze begreep ook dat hij nu voor deze ene keer eens ongestoord te werk kon gaan, want niemand had de dode heer met de lorgnet gezien en niemand had de commissaris zien lopen. Het plein lag er nu ook vrijwel uitgestorven bij. Alleen het echtpaar van de bloemenwinkel beneden zat voor de deur te praten met de eigenaar van de autoshop even verderop, die met zijn grijze stofjas aan een praatje kwam maken.
Tot hun verbazing zagen ze een auto stoppen voor het hek van het park en dan naar binnen rijden. Ze gingen het eens van dichtbij bekijken toen ze nog een auto zagen voorrijden met een meneer alleen erin, waarschijnlijk iemand van het parket. En toen ten slotte de ziekenwagen aankwam had er zich al een grote groep nieuwsgierigen gevormd, maar niemand begreep precies wat er aan de hand was, want het belangrijkste speelde zich in het park af, achter de ligusterhaag. Mevrouw Maigret had de lampen niet opgedaan. Dat gebeurde wel vaker als ze alleen was. Ze zat nog steeds naar het plein te kijken, overal gingen de ramen open,
maar het blonde knappe dienstmeisje zag ze niet.
De ziekenwagen vertrok het eerst, richting quai des Orfèvres.
Vervolgens een auto met een paar heren erin ... Maigret stond nog even met een paar mensen te praten op het trottoir, stak toen de straat over en ging zijn huis binnen.
'Moet het licht niet aan?' vroeg hij knorrig. Ze draaide de schakelaar om.
'Doe het raam maar dicht... Het is niet warm meer.. Dit was niet meer dezelfde ontspannen Maigret van daareven, dit was de nukkige commissaris van de centrale recherche, waar de jonge inspecteurs doodsbang voor waren als hij een slechte dag had. 'Hou toch eens op met naaien! Dat wordt vervelend op den duur, zeg! Kun je dan nooit eens vijf minuten met je handen over elkaar zitten?'
Ze hield op met haar naaiwerk. Hij begon door de huiskamer te ijsberen met zijn handen op zijn rug en af en toe keek hij zijn vrouw met een vreemde blik aan. 'Hoe kwam je erbij dat hij er soms jong en soms heel oud uitziet?'
'Ik weet het niet... Zomaar een indruk ... Hoezo?...
Hoe oud is hij?'
'Hij is nog geen dertig.'
'Wat zeg je me nou?'
'Ik zeg dat jouw figuur in werkelijkheid niet is wat hij lijkt... Hij heeft onder die pruik blond jongenshaar, die snor is opgeplakt en hij draagt een soort korset waardoor hij die houterige loop van een oude baas kreeg .. .'
'Maar...'
'Niks te maren ... Ik kan er nog niet bij hoe jij uitgerekend lucht hebt gekregen van die zaak.. Het was bijna of hij haar de schuld gaf van wat er gebeurd was, van deze bedorven avond, van het werk dat hem te wachten stond.
'Je weet toch wat er gebeurd is, niet? Nou, die stille aanbidder van je is op dat bankje in het park vermoord...'
'Dat is onmogelijk!... Waar iedereen bij was?'
'Waar iedereen bij was, ja, en vast en zeker op het drukste uur van de dag ...'
'Denk je dat dat dienstmeisje ...?'
'Ik heb de kogel naar een expert gestuurd en die belt me zo dadelijk op.'
'Hoe is het mogelijk dat er iemand met een revolver.. Maigret haalde zijn schouders op en juist op dat ogenblik ging de telefoon.
'Hallo!... Ja, ja, dat dacht ik al... Maar ik wilde zekerheid hebben...'
Mevrouw Maigret zat te popelen, maar hij haastte zich met opzet niet, en bromde toen, alsof het haar niet aanging:
'Een luchtdrukkarabijn van een heel speciaal type, zeer zeldzaam...'
'Ik begrijp niet.
'Dat betekent dat de man van een afstand is gedood, door iemand die bijvoorbeeld vanuit een raam heeft geschoten en alle tijd had om te richten ... Het moet trouwens een eersteklas schutter geweest zijn, want de kogel is precies in het hart terechtgekomen en de man is op slag dood geweest...
Dus midden op deze zomerse dag, tussen de mensen ... Mevrouw Maigret begon ineens te huilen van emotie, en door haar tranen heen snikte ze:
Het spijt me hoor... Ik kan er niets aan doen ... Het is net of het een beetje mijn schuld is ... Onzinnig natuurlijk, maar...'
'Als je er een beetje overheen bent zal ik je als getuige horen...'
'Wat? Ik als getuige?'
'Om de drommel wel! Jij bent tot dusver de enige die ons een aantal belangrijke dingen over hem kunt vertellen, omdat je nieuwsgierig als je bent...' En eigenlijk wilde Maigret haar best een paar dingen vertellen. Nog altijd alsof hij tegen zichzelf sprak zei hij: 'De man had geen papieren bij zich ... Zijn zakken waren zo goed als leeg, behalve een paar briefjes van honderd, wat kleingeld, een sleuteltje en een nagelvijl... Ze zijn nu bezig hem te identificeren ...'
'Dertig jaar oud!' bracht mevrouw Maigret uit. Het was niet te geloven! Nu begreep ze ook hoe het kwam dat die jonge man er zo fascinerend uitzag in die vermomming van oude heer, als een wassen beeld. 'Kun je me antwoord geven?'
'Ga je gang maar.'
'Ik moet je er wel op wijzen dat ik dit getuigenverhoor moet afnemen als ambtenaar in functie en er een proces-verbaal van opmaak ...'
Mevrouw Maigret glimlachte, een beetje zwakjes, want ze was er wel van onder de indruk.
'Heb je deze man vandaag gezien?'
'Vanmorgen heb ik hem niet gezien, want toen ben ik naar de Hallen geweest. Maar vanmiddag zat hij op zijn vaste plaats ...'
'En het blonde dienstmeisje?'
'Dat zat er ook, net als anders.'
'Heb je hen nooit met elkaar zien praten?'
'Dan hadden ze heel luid moeten praten, want ze zaten wel tien meter van elkaar af...'
'En ze bleven altijd de hele middag onbeweeglijk zitten?'
'Het meisje zat alleen wat te haken ...'
'Steeds maar haken? Al twee weken lang?'
'Ja...'
'Heb je nog kunnen zien wat voor steek ze haakte?'
'Nee ... Als het een breiwerk was geweest had ik het zo geweten, maar ...'
'Hoe laat is het meisje weggegaan?'
'Ik weet het niet... Ik was slagroom aan het kloppen ... Waarschijnlijk om vijf uur, zoals gewoonlijk ...'
'Volgens de politiedokter is de dood om omstreeks vijf uur ingetreden ... Alleen moet ik het nu op de minuut af weten... Is het meisje voor of na vijven weggegaan, voor of na de moord?... Ik vraag me af waarom je nu uitgerekend vandaag slagroom moest maken ... Als je iemand dan zo graag bespioneert, doe het dan ook goed, tot het bittere eind ...'
'Denk je dat dat meisje .
'Ik denk helemaal niets! Ik weet alleen dat ik als uitgangspunt voor mijn onderzoek niet meer heb dan wat jij te vertellen hebt, maar veel soeps is dat ook niet. Weet je dan misschien bij wie ze werkt, dat blonde dienstertje?'
'Ze gaat altijd binnen bij nummer 17 bis .. 'En wie woont er op 17 bis?'
'Dat weet ik ook niet... Mensen met een grote Amerikaanse auto en een chauffeur die eruitziet als een buitenlander ...'
'Is dat alles wat je ervan weet? Nou, een mooie rechercheur zou jij zijn, zeg! Van het jaar nul!... Een grote Amerikaanse auto en een chauffeur . ..' Het was allemaal maar gespeeld en hij glimlachte haar ten slotte goedhartig toe.
'Weet je, lieverd, dat ik nu hopeloos in de penarie gezeten had, als jij je niet in de gangen van je aanbidder had verdiept? Ik wil niet zeggen dat de situatie nu briljant is, of dat het onderzoek gesmeerd loopt, maar we hebben tenminste een uitgangspunt, ook al is het dan niet veel...'
'De mooie blondine?'
'De mooie blondine, precies! Dat doet me denken .. Hij haastte zich naar de telefoon en gaf orders dat er een inspecteur moest post vatten voor nummer 17 bis, en als er een mooi blond meisje naar buiten kwam haar geen moment uit het oog verliezen.
'Zo, en nu naar bed... Morgen komt er weer een dag...'
Hij was al bijna in slaap toen de stem van zijn vrouw nog voorzichtig probeerde:
'Zeg, denk je ook niet dat het misschien verstandig zou zijn om ...'
'Nee, nee, nee!' riep hij en hij richtte zich half op. 'Omdat je nu een keer bijna lont geroken hebt, moet je niet denken dat je mij adviezen hoeft te geven! Het is nu trouwens tijd om te slapen ...'
En de maan wierp zijn zilveren schijnsel over de leistenen daken aan de place des Vosges, de vier fonteinen zetten hun samenzang voort, alleen was er een altijd iets hoger dan de andere, dus klonk het wel een beetje vals.
Toen Maigret die morgen met de scheerzeep op zijn wangen en zijn bretels op zijn hielen door het raam keek naar de place des Vosges, had er zich al een grote groep gevormd om de bank waarop de vorige avond een man dood gevonden was.
De vrouw van de bloemist, die meer wist dan de anderen omdat ze erbij geweest was toen de leden van het parket arriveerden, stond uitvoerig tekst en uitleg te geven en zelfs van een afstand kon je aan haar hele houding zien dat de zaak voor haar geen geheimen meer had. De hele buurt was op de been en toevallige voorbijgangers, die zoeven nog gehold hadden om op tijd op hun werk te komen, hadden ineens alle tijd om te blijven staan, want er was tenslotte een misdaad gepleegd. 'Ken jij die vrouw daar soms?' vroeg Maigret terwijl hij met zijn scheermes naar een tamelijk jonge elegante dame wees, die er met haar chique Engelse mantelpakje duidelijk anders uitzag dan de rest. 'Ik heb haar nooit eerder gezien... Ik geloof het niet tenminste...'
Dat wil niets zeggen. De luxe appartementen op de eerste verdieping van de huizen rond het plein worden bewoond door rijke zakenlieden en mensen uit de betere kringen. Toch is het vrij ongewoon dat een vrouw uit dergelijke kringen 's morgens om acht uur op straat gaat wandelen, of het moest zijn om haar hondje uit te laten. Maigret keek nog eens naar de dame en zei toen tegen zijn vrouw:
'Zo, jij gaat vanmorgen maar eens uitvoerig boodschappen doen!... Je gaat alle winkels binnen en je luistert goed naar wat er gezegd wordt. Probeer vooral ook iets te weten te komen over het blonde meisje en haar werkgevers . ..'
'Zul je me dan dit keer niet voor roddeltante uitschelden?' grapte mevrouw Maigret. 'Hoe laat kom je thuis?'
'Wist ik het maar.'
Want al had hij geslapen, het onderzoek was intussen gewoon doorgegaan, en hij hoopte dat hij straks aan de quai des Orfèvres het nodige feitenmateriaal zou aantreffen waarmee hij verder kon werken. Zo was dokter Hébrard, de beroemde politiedokter, de vorige avond om elf uur gewaarschuwd toen hij in avondkleding een première bijwoonde in de stadsschouwburg. Hij was tot het einde van de voorstelling gebleven, was in de kleedkamer zijn complimenten gaan brengen aan de hoofdrolspeelster, die een vriendin van hem was, en was een kwartier later op het instituut voor gerechtelijke anatomie gearriveerd, zoals het vroegere lijkenhuis nu heet. En terwijl een van zijn assistenten hem in zijn witte jas hielp, haalde een ander het lijk van de onbekende man van de place des Vosges uit een van de vele vrieskasten langs de wanden. Tegelijkertijd waren er op de zolderverdieping van het paleis van justitie - waar enorme kaartsystemen staan die alle misdadigers van Frankrijk en de meeste zware misdadigers uit de hele wereld bevatten - twee mannen in grijze stofjassen geduldig bezig de vingerafdrukken te vergelijken.
Niet ver van hen vandaan waren de specialisten van het laboratorium begonnen een aantal voorwerpen grondig te onderzoeken: een donker kostuum van ouderwetse snit, een paar knoopschoenen, een wandelstok met een bewerkte ivoren knop, een pruik, een lorgnet en een haarlok van de overledene zelf.
Toen Maigret, na links en rechts zijn collega's begroet te hebben en na een kort onderhoud met zijn chef, zijn werkkamer binnenkwam waar het naar koude pijptabak rook ondanks het open raam, lagen er drie rapporten op zijn bureau klaar, keurig naast elkaar, elk in een andere kleur map.
Eerst het rapport van dokter Hébrard: het slachtoffer was vrijwel onmiddellijk na het schot overleden. De kogel was van meer dan twintig meter afstand geschoten, misschien wel honderd meter, met een klein kaliber wapen waarmee echter een groot penetratievermogen bereikt kon worden.
Vermoedelijke leeftijd: achtentwintig jaar. Geen lichamelijke afwijkingen van betekenis die zouden kunnen wijzen op een bepaald beroep, ergo heeft de man vermoedelijk geen geregeld handwerk verricht. Daarentegen veel aan sport gedaan, met name roeien en boksen. Uitstekende gezondheid. Gespierde lichaamsbouw. Een litteken aan de linkerschouder gaf aan dat de jongeman ongeveer drie jaar geleden een kogel in zijn schouderblad gekregen had.
Ten slotte kon een zekere eeltvorming aan de vingertoppen erop wijzen dat de man vrij geregeld typewerk verrichtte.
Maigret las het medisch rapport langzaam door, ondertussen deed hij kleine trekjes aan zijn pijp en keek af en toe door het raam naar de Seine die schitterde in de morgenzon. Soms ook maakte hij een paar onleesbare aantekeningen in zijn opschrijfboekje, een doodgewoon kladboekje dat hij al jaren gebruikte en dat inmiddels beroemd geworden was omdat hij er allerlei notities in maakte, schots en scheef door elkaar, over elkaar, zodat hij er zelf alleen uit wijs kon worden, god weet hoe. Het rapport van het laboratorium was al evenmin erg opzienbarend.
De kleren waren al eerder door diverse andere mensen gedragen en het was erg waarschijnlijk dat de onbekende ze op de vlooienmarkt gekocht had of ergens bij een uitdragerij.
Hetzelfde gold voor de wandelstok en de schoenen. De pruik was van vrij redelijke kwaliteit, maar het was een zeer gangbaar model dat bij elke willekeurige pruikenmaker te koop is.
Ten slotte leverde een analyse van het stof dat in de naden van de kleren had gezeten een vrij grote hoeveelheid meelkorrels op, geen meelpoeder, maar grof meel, met de zemelen er nog in.Lorgnet: glazen van gewoon vensterglas, zonder enig praktisch nut voor de ogen.
In het kaartsysteem: niets te vinden! Geen enkele van de vingerafdrukken uit de registers kwam overeen met die van het slachtoffer.
Maigret bleef een poosje peinzend voor zich uit staren, met zijn ellebogen op zijn bureau geleund, en het leek erop of hij een moment van laksheid doormaakte. De zaak zag er niet erg rooskleurig uit, vooral omdat het toeval, een van de trouwste medewerkers, ditmaal geen hand uitstak.
Toen kwam hij toch overeind, zette zijn hoed op en zei tegen de bode die op de gang zat: 'Als er naar me gevraagd wordt, ben ik hier over een uur weer terug.. /
De place des Vosges was te dichtbij om een taxi te nemen, daarom ging hij lopen, langs de Seine, en toen hij voorbij de groentewinkel op de hoek van de rue des Tournelles kwam, zag hij daar mevrouw Maigret in druk gesprek gewikkeld met een paar huisvrouwen. Hij keek de andere kant op om zijn lach te verbergen en liep rustig door.
In de tijd dat Maigret pas bij de politie was had hij een chef gehad die zeer veel op had met de toen nog nieuwe wetenschappelijke methoden van onderzoek en die had vaak tegen hem gezegd:
'Pas op, jonge vriend! Niet zoveel fantaseren! We werken bij de politie niet met ideeën maar met feiten!' Wat Maigret er niet van had kunnen weerhouden om door te gaan en er een vrij aardige carrière mee te maken.
Zo bekommerde hij zich, nu hij de place des Vosges bereikte, niet zo erg om de technische details uit de rapporten van die morgen, maar probeerde veeleer thuis te raken in wat hij wel noemde 'de sfeer van de misdaad'. Hij probeerde zich het slachtoffer voor te stellen, nu niet meer dood zoals hij hem gezien had, maar levend: een jongen van achtentwintig jaar, blond, gezond, gespierd, ongetwijfeld met een zekere charme, die zich elke ochtend uitdoste als een statige oude heer, met dat ouderwetse pak dat hij kennelijk op de vlooienmarkt gekocht had, maar waaronder hij toch ondergoed van luxe kwaliteit droeg...
Dan loopt hij elke ochtend twee keer rond het plein en verdwijnt in de rue de Turenne.
Waar ging hij dan naar toe? Wat voerde hij tot 's mid-26 dags drie uur uit? Bleef hij er zo bijlopen als een held uit een blijspel van Labiche, of ging hij zich ergens in de buurt verkleden?
Hoe speelde hij het elke middag weer klaar om drie uur stokstijf op een bankje te blijven zitten, zonder een mond open te doen, zonder een keer te bewegen, zo maar zitten staren in de ruimte? Hoe lang duurde deze vertoning zo al voort? En 's nachts, waar bleef hij dan? Wat voor privé-leven had hij? Met wie praatte hij? Met wie ging hij om? Aan wie toonde hij zich in zijn ware gedaante? En vanwaar die meelresten in zijn kleren? Dat wees op een molen, niet op een bakkerij, want het was ongezuiverd meel. Wat had hij in een molen te zoeken? Maigret vergat door al zijn gepeins dat hij bij nummer 17 bis moest zijn, hij liep een eindje terug, ging de poort binnen en sprak de conciërge aan. Deze vertrok geen spier van haar gezicht toen hij haar zijn politiepenning liet zien.
'Wat komt u doen?'
'Ik zou graag van u weten wie van de huisbewoners hier een blond dienstmeisje heeft dat er vrij knap en charmant uitziet...'
Ze viel hem in de rede, ze wist het al: 'Juffrouw Rita?'
'Dat kan wel. Ze gaat elke middag uit wandelen met twee kinderen ...'
'De kinderen van haar meneer en mevrouw, Krofta heten ze, die wonen al meer dan vijftien jaar op éen-hoog... Toen ik hier kwam woonden ze er al. Meneer Krofta zit in de import en export... Hij heeft zijn kantoor aan de rue du 4 Septembre...'
'Is hij thuis?'
'Hij is net weggegaan ... Maar mevrouw zal wel thuis zijn ...'
'En Rita?'
'Dat weet ik niet... Ik heb haar vanmorgen nog niet gezien... Maar ik heb mijn trappen schoongemaakt, dus...'
Even later belde Maigret op de eerste etage aan, en hoewel hij van achter uit het appartement geluid hoorde, werd een hele tijd lang niet opengedaan. Hij belde nogmaals. Ten slotte ging de deur open op een kier. Hij zag een vrij jonge vrouw staan, alleen gekleed in een lichtblauwe ochtendjas die ze angstvallig dichthield. 'Ik zou meneer of mevrouw Krofta graag even spreken ... Ik ben commissaris bij de centrale recherche ...' Ze deed de deur ten slotte toch open, trok haar peignoir stevig om zich heen en liet Maigret binnen in een schitterend appartement, met zalen van kamers, zeer smaakvol ingericht met veel kunstvoorwerpen van waarde. 'Het spijt me dat ik u zo moet ontvangen, maar ik ben alleen met de kinderen. Hoe is het mogelijk dat u zo vlug al hier bent? Mijn man is nog maar net weg ...' Ze was buitenlandse, dat kon je aan het lichte accent horen en je zag het aan haar typisch Oosteuropese charme. Maigret had al meteen de dame in haar herkend die hij die morgen op het plein had gezien, met het lichte mantelpakje aan.
'Verwachtte u mij dan?' mompelde hij en hij probeerde niets van zijn verbazing te laten merken. 'U of een andere agent... Maar ik moet bekennen dat ik niet wist dat de politie zo vlug was... Mijn man komt er zeker ook aan?'
'Dat weet ik niet.. 'Heeft u hem niet gezien?'
'Nee...'
'Maar hoe zit dat dan?'
Het was duidelijk dat er een misverstand in het spel was en Maigret liet dat nu ook merken, want dat kon hem misschien weer nieuwe informatie opleveren. De jonge vrouw stamelde, misschien om tijd te winnen: 'Wilt u me een ogenblikje excuseren? De kinderen zijn in de badkamer... ik moet even kijken of ze geen kattekwaad uithalen.'
Ze liep met sierlijke passen de kamer uit. Het was werkelijk een mooie vrouw, een elegant figuur, een voornaam gezichtje, en zeer gracieus.
Je hoorde haar in de badkamer op gedempte toon iets tegen de kinderen zeggen en toen kwam ze terug, met een vriendelijke glimlach om haar mond. 'Neemt u me niet kwalijk, maar ik heb u nog niet eens een stoel aangeboden. Ik wilde dat mijn man nu maar kwam, want die kent de waarde van de juwelen beter dan... Hij heeft ze tenslotte gekocht.' Over welke juwelen had ze het? Wat had dit nu weer te betekenen, en vanwaar die ongeruste uitdrukking op het gezicht van deze vrouw die zo ongeduldig zat te wachten op haar man?
Het leek wel of ze bang was iets te zeggen, of ze probeerde het gesprek slepende te houden zonder iets te veel te zeggen.
Maigret voelde dit en hij probeerde zo onschuldig mogelijk te kijken met zijn 'goede heertjesgezicht', zoals hij dat wel noemde.
'Je leest zo veel van diefstal in de kranten, maar, vreemd genoeg, denk je er niet bij dat het jezelf ook een keer kan overkomen. Ik had gisteravond dan ook geen flauw vermoeden ... Pas vanmorgen . ..'
'Hoe laat bent u weer naar binnen gegaan?' vroeg Maigret.
Ze schrok op.
'Hoe weet u dat ik uitgegaan ben vanmorgen?'
'Omdat ik u gezien heb ...'
'Was u dan al in de buurt?'
'Dat ben ik voortdurend, want ik woon praktisch naast u.'
Het bracht haar zichtbaar in de war. Ze vroeg zich natuurlijk af wat er achter die uiterlijk onschuldige woorden schuilging.
'Ik ben inderdaad uitgegaan, dat doe ik wel meer, om een luchtje te scheppen voordat ik de kinderen in bad ga doen ... Daarom ziet u me nu ook in dit tenue ... Als ik terugkom trek ik altijd iets makkelijks aan en ...' Ze slaakte een zucht van verlichting. Er klonken voetstappen op de gang. Er draaide een sleutel om in het slot.
'Dat is mijn man ...' fluisterde ze. En ze riep:
'Boris! Kom eens ... Er is iemand voor je ...'
De man zag er ook zeer correct uit, hij was iets ouder dan zij, rond vijfenveertig jaar, elegant, verzorgd, een Hongaar of een Tsjech, dacht Maigret, maar hij sprak vlekkeloos, zelfs zeer beschaafd Frans.
'De commissaris was er al eerder dan jij en ik zei al, dat je zo dadelijk thuis zou komen ...'
Boris Krofta keek Maigret met beleefde aandacht aan, waarachter een zeker wantrouwen schuilging.
'Neemt u me niet kwalijk.. mompelde hij. 'Maar ik begrijp het niet helemaal.'
'Commissaris Maigret, van de centrale recherche.'
'Dat is vreemd ... Wilt u mij spreken?'
'De werkgever van een zekere Rita, ja, die elke middag met twee kinderen naar het park gaat.. 'Ja ... Maar... U gaat me toch niet vertellen dat u haar al gevonden heeft, of dat u de juwelen achterhaald hebt?... Ik kan me voorstellen dat u dit vreemd in de oren klinkt... Het is ook zo'n toevallige samenloop van omstandigheden dat ik het zelf niet helemaal meer begrijp ... U moet weten dat ik zelf zojuist aangifte gedaan heb op het wijkbureau van politie, ik heb een klacht ingediend tegen Rita... Nu kom ik thuis en ik tref u hier aan en u zegt me dat...' Hij had iets zenuwachtigs in zijn manier van doen. Zijn vrouw dacht er niet over de twee mannen alleen te laten en ze zat de commissaris vreemd onderzoekend aan te kijken.
'Waarvan heeft u aangifte gedaan?' Diefstal van juwelen ... Dat meisje is er gisteren zonder iets te zeggen vandoor gegaan... Ik dacht eerst dat ze met haar minnaar gevlucht was en ik was al van plan om vanmorgen een advertentie in de krant te zetten voor een ander... Gisteravond zijn wij het huis niet uitgeweest. Vanmorgen kreeg ik, terwijl mijn vrouw uit was, ineens het idee om in haar juwelenkistje te kijken ... Toen werd me pas duidelijk waarom Rita er vandoor gegaan was, want het juwelenkistje was leeg...'
'Hoe laat was het toen u dat ontdekte?'
'Even over negenen, vanochtend. Ik had mijn kamerjas nog aan. Ik heb direct mijn kleren aangeschoten en ben naar het politiebureau gegaan . ..'
'En inmiddels was uw vrouw thuisgekomen?'
'Inderdaad ... Terwijl ik me stond aan te kleden ... Maar nu begrijp ik nog steeds niet dat u hier uitgerekend vanochtend moest zijn ...'
'Stom toeval!' mompelde Maigret onschuldig. 'Toch zou ik graag willen weten of... Wist u vanmorgen al dat die juwelen gestolen waren?' Een ontwijkend gebaar van Maigret, dat niets betekende en dat Boris alleen nog maar zenuwachtiger maakte. 'Zoudt u me dan tenminste de reden van uw bezoek kunnen vertellen. Ik dacht toch niet dat het gewoonte was bij de Franse politie om zo maar bij de mensen binnen te lopen, te gaan zitten en ...'
'En te luisteren naar wat er gezegd wordt,' vulde Maigret aan. 'U moet toch toegeven dat ik daar ook niets aan kan doen. Sinds ik hier binnen ben heeft u het steeds maar over een juwelendiefstal die me niets interesseert, terwijl ik gekomen ben in verband met een misdaad ...'
'Een misdaad?' riep de jonge vrouw uit.
'Wist u dan niet dat er gisteren op de place des Vosges een misdaad gepleegd is?'
Hij zag haar nadenken, zich herinneren dat Maigret vlakbij in de buurt woonde, en terwijl ze misschien eerst nee wilde zeggen, mompelde ze met een glimlach: 'Ik heb zoiets gehoord vanmorgen op het plein... Het was er een hele oploop ...'
'Ik zie niet in wat wij...' viel haar man haar in de rede. '... Met deze zaak te maken hebben? Ik weet het ook nog niet, maar ik ben er zeker van dat we daar vroeg of laat wel achter komen. Hoe laat is Rita hier gisteren weggegaan?'
Iets na vijven antwoordde Boris Krofta zonder een moment te aarzelen. Is het niet zo, Olga?'
Dat klopt. Ze kwam om vijf uur terug met de kinderen. Daarna is ze naar haar kamer gegaan en ik heb haar niet meer naar beneden horen komen. Tegen zessen ben ik naar boven gegaan, want ik vond het vreemd dat ze niet aan het eten begon ... En toen was haar kamer leeg ...'
'Zou ik die kamer even kunnen zien?'
'Mijn man zal wel even met u meelopen. Ik kan in dit tenue niet over de gang...'
Maigret kende het huis al, want het was precies eender gebouwd als het zijne. Na de tweede verdieping werd de trap nog nauwer en donkerder en dan kwam je bij de zolderkamers. Krofta deed de deur van de derde open. 'Hier is het... Ik had de sleutel in het slot gelaten ...'
'En uw vrouw zei zojuist dat zij naar boven was gegaan!'
'Dat klopt ook. Maar daarna ben ik op mijn beurt naar boven gegaan ...'
Een gewone dienstbodenkamer met een stalen bed, een kast en een wasbak, alleen had je hier wel een schitterend uitzicht over de place des Vosges. Naast de kast stond een doorsneemodel koffer van kunstleer. In de kast kleren en ondergoed ... 'Uw dienstmeisje zou dus vertrokken zijn zonder haar spullen?'
'Ik neem aan dat ze aan de juwelen genoeg had, want die zijn zo'n tweehonderdduizend francs waard...' Maigret nam een groen hoedje in zijn dikke handen en pakte er daarna nog eentje, met een gele band eromheen.
'Weet u ook hoeveel hoeden uw dienstmeisje had?'
'Ik kan het u niet vertellen... Mijn vrouw misschien wel, maar ik betwijfel het..
'Sinds wanneer is ze bij u in dienst?'
'Sinds zes maanden...'
'Heeft u haar via een advertentie gevonden?'
'Nee, via een bemiddelingsbureau dat ons haar warm aanbevolen had... Ze heeft trouwens altijd uitstekend gewerkt...'
'Heeft u geen ander personeel?'
'Mijn vrouw verzorgt de kinderen liever helemaal zelf, daarom heeft ze voldoende aan een dienstmeisje... Bovendien wonen we een groot gedeelte van het jaar aan de Rivièra en daar hebben we een tuinman en zijn vrouw voor de huishouding.
Maigret moest ineens nodig zijn neus snuiten, ondanks de tijd van het jaar, liet zijn zakdoek vallen en bukte zich om hem op te rapen.
'Het is merkwaardig..mompelde hij voor zich heen. Dan nam hij de ander van hoofd tot voeten op, deed zijn mond open en weer dicht. 'Wilde u iets zeggen?'
'Ik wilde u nog éen ding vragen. Maar het is nogal een indiscrete vraag, die u misschien ongepast zult vinden .
'Ga gerust uw gang.'
'Werkelijk? Wel, ik wilde u voor alle zekerheid vragen of u, gezien het feit dat uw dienstmeisje aantrekkelijk was om te zien, wel eens andere betrekkingen met haar hebt gehad dan die van werkgever-werknemer. Een routinevraag, waar u me geen antwoord op hoeft te geven..
Vreemd genoeg begon Krofta nu na te denken en hij zag er ineens veel bezorgder uit dan eerst. Hij gaf niet direct antwoord, keek eens om zich heen en zuchtte dan: 'Wordt dit een officieel antwoord?' Er is grote kans dat er nooit sprake van zal zijn.'
'In dat geval kan ik u maar beter bekennen dat ik inderdaad wel eens met haar...'
'In uw appartement beneden?'
'Nee ... Dat gaat moeilijk, vanwege de kinderen .. 'Heeft u haar buitenshuis ontmoet?'
'Nooit!... Ik kwam af en toe hier boven en ...'
'De rest kan ik wel raden,' zei Maigret met een grijns. 'En ik ben blij met dit antwoord van u. Ik had namelijk al opgemerkt dat er een knoop aan uw jasje ontbrak. En die knoop vind ik hier zojuist op de grond, vlak naast het bed. Er is natuurlijk een ietwat wild gebaar voor nodig om een knoop te verliezen ...' Hij gaf de knoop aan Krofta terug en deze nam hem opvallend gretig aan.
'Wanneer bent u voor de laatste keer bij haar geweest?'  vroeg Maigret heel zacht terwijl hij naar de deur liep.
'Een dag of drie vier geleden... Wacht eens ... Vier dagen ja ...'
En was Rita gewillig?'
'Ik dacht van wel...'
'Was ze verliefd op u?'
'Die indruk gaf ze me in ieder geval wel.. /
'Had u nog een rivaal, voor zover u bekend?'
'O, meneer de commissaris!... Geen kwestie van! Ook al zou Rita een minnaar gehad hebben, dan had ik die nooit als mijn rivaal beschouwd ... Ik houd dolveel van mijn vrouw en mijn kinderen en ik begrijp zelf eigenlijk niet waarom ik ...'
En terwijl Maigret de trap afliep dacht hij bij zichzelf: 'Ik heb zo'n gevoel dat jij kunt liegen of het gedrukt staat, mannetje!'
Hij ging nog even bij de conciërge aan. De vrouw was boontjes aan het doppen en hij ging tegenover haar zitten.
'En, heeft u ze gesproken? Ze zitten er maar mee, hè, met die juwelendiefstal.'
'Was u gisteren om vijf uur thuis?'
'Jazeker!... Mijn zoon zat daar waar u nu zit zijn huiswerk te maken ...'
'Heeft u Rita thuis zien komen met de kinderen?'
'Wis en waarachtig!'
'En heeft u haar vijf minuten later weer naar buiten zien gaan?'
Dat kwam meneer Krofta me daareven ook al vragen. Ik heb hem ook gezegd dat ik niets gezien heb. Hij beweert dat dat niet kan, dat ik zeker naar achteren ben geweest, of niet opgelet heb. Er komen per slot ook zoveel mensen langs! Toch lijkt me dat ik het wel gemerkt zou hebben, want het was haar tijd niet.. 'Heeft u meneer Krofta wel eens op de derde etage gezien?'
'Wat zou hij daar te zoeken hebben? O ... Ik begrijp het al!... U denkt zeker dat hij zijn dienstmeisje ... Nee, ik zie wel dat u Rita niet kent... Ze zeggen nu dat ze gestolen heeft... Kan wezen ... Maar wat mannen aangaat en dergelijke dingen ...' Maigret stak gelaten een pijp op en ging weg.
'En ... mevrouw de commissaris?' plaagde Maigret goedig terwijl hij naar het raam liep, waar de mouwen van zijn overhemd fel wit afstaken in de zon. 'Nou, je zult het vanmiddag moeten stellen met gebraden haas en artisjokken. Ik heb ze maar panklaar gekocht, dan is er minder werk aan, als je de groenteman tenminste mag geloven ...'
'Wat zullen we nou hebben! Zeg, ik bedoel, vertel eens gauw wat je op je speurtocht gevonden hebt.. 'Ten eerste is die Rita geen dienstmeisje .. 'Hoe weet je dat?'
'Alle winkeliers hebben gemerkt dat ze niet in centen kon tellen, dat betekent dat ze nog nooit boodschappen gedaan had. De slager wilde haar eens een cent teruggeven en toen keek ze zo raar op... Ze heeft hem toen toch aangepakt, maar dat deed ze natuurlijk om niet door de mand te vallen, dat weet ik zeker ...'
'Mooi zo. Een meisje van goeden huize dus, dat voor dienstmeisje gaat spelen bij de familie Krofta ...'
'Het lijkt me meer een studente. Er worden in de winkels hier in de buurt veel vreemde talen gesproken, Italiaans, Hongaars, Pools.. . Het schijnt dat ze vaak de indruk maakte of ze het verstond en als er een grapje tegen haar gemaakt werd in een van die talen, lachte ze ...'
'En wordt er nog iets over jouw stille aanbidder verteld?'
'Nee, er zijn er wel die hem opgemerkt hebben, maar niet zoals ik ... O ja! Dan is er nog iets!.. . Het dienstmeisje van de familie Gastambide, die 's middags ook vaak in het park zit, beweert dat Rita niets van dat haakwerk terechtbracht... Ze kon het helemaal niet!'
Maigret moest lachen om de aandoenlijke manier waarop zijn vrouw haar best deed om zich alles weer te binnen te brengen en alles ordelijk en volgens plan te presenteren.
'Dat is nog niet alles! Vóór Rita hadden de Krofta's een meisje uit htm geboorteland in dienst en dat hebben ze teruggestuurd omdat ze in verwachting was .. 'Van Krofta?'
'O nee! Die houdt te veel van zijn vrouw! Het schijnt dat hij zo jaloers van aard is dat ze vrijwel nooit bezoek hebben...'
Zo gaven al deze geruchten, al deze beweringen, of ze nu waar waren of niet, terecht of niet, alles bijeen een veranderd beeld van de hoofdpersonen, soms zelfs een volledig beeld.
'Omdat je zo goed je best gedaan hebt,' zei Maigret terwijl hij een verse pijp opstak, 'zal ik je ook een tip geven. Het schot waarmee onze onbekende heer met pruik en lorgnet is doodgeschoten is gelost vanuit de zolderkamer van Rita. Dat is met een reconstructie gemakkelijk aan te tonen. Ik heb de schiethoek bekeken en die stemt absoluut overeen met de houding van het slachtoffer en de baan van de kogel.. T)enk je dat zij.. /
'Ik weet het niet... Zoek het maar uit!' En met een zucht deed hij zijn boord om en zijn stropdas. Zijn vrouw hielp hem in zijn jasje. Een half uur later liet hij zich in zijn bureaustoel op de quai des Orfè-vres vallen en wiste het zweet van zijn voorhoofd, want het was nog warmer dan de vorige dag en er zat onweer in de lucht.
Een uur later waren alle drie de pijpen van Maigret warm, de asbak lag boordevol as en het vloeiblad was volgeschreven met woorden en brokjes van zinnen, die schots en scheef door elkaar stonden. De commissaris was duidelijk doodmoe, hij gaapte en keek met prikkende ogen naar alles wat hij tijdens zijn mijmeringen opgeschreven had.
Als Krofta inderdaad zijn dienstmeisje had laten verdwijnen, dan was die juwelendiefstal een aardige vondst om hem buiten verdenking te stellen. Het was leuk bedacht, maar dat bewees nog niets, en Rita kon er ten slotte best met de juwelen van haar mevrouw vandoor gegaan zijn.
Krofta had niet direct willen zeggen dat hij een verhouding met zijn dienstmeisje had.
Dat kon natuurlijk betekenen dat het waar was en dat hij zich schaamde. Maar het kon ook betekenen dat het niet waar was en dat hij gezien had dat Maigret de knoop opraapte of dat hij vreesde dat de vraag van de commissaris een valstrik was.
Die knoop zou daar dus vier dagen hebben gelegen, terwijl de kamer kennelijk pas geveegd was. En waarom was mevrouw Krofta die ochtend uit wandelen gegaan? Waarom had ze geaarzeld met te vertellen dat ze over die moord had horen praten? Maigret had toch duidelijk gezien dat ze zich tussen de omstanders had geschaard.
Waarom had Krofta aan de conciërge gevraagd of ze Rita naar buiten had zien gaan?
Zomaar nieuwsgierigheid? Of zou het zijn omdat hij wist dat de politie hetzelfde zou vragen en hij het brave mens op deze manier had willen beïnvloeden?
Plotseling stond Maigret op. Dit hele samenspel van kleine feitjes en suggesties begon hem op den duur te irriteren, maar tegelijkertijd vervulde het hem met een dof gevoel van angst, want je kwam ten slotte vanzelf bij de brandende vraag: 'Waar is Rita nu?'
Gevlucht natuurlijk, als ze een moord of een diefstal gepleegd had. Maar als ze nu eens geen van beide gedaan had...
Het volgende moment was hij in het kantoor van zijn chef en vroeg met een korzelig gezicht:
'Kunt u mij aan een blanco arrestatiebevel helpen?'
'Is er iets aan de knikker?' grapte de directeur van de centrale recherche, die de buien van Maigret beter dan wie ook kende. 'We zullen het wel even in orde maken.
Maar pas er wel mee op, hè'
Net terwijl zijn chef met het arrestatiebevel bezig was werd Maigret aan de telefoon geroepen. Het was zijn vrouw. Ze zei met een klein stemmetje:
'Luister eens, ik bedenk me zojuist iets... Ik weet niet of ik het wel via de telefoon kan zeggen.
'Doe het toch maar!'
'Stel dat zij nu niet eens geschoten heeft.. 'Ja, ga door ...'
'Stel nu bijvoorbeeld eens dat haar baas het gedaan heeft... Kun je me volgen... Dan vraag ik me af of ze misschien nog ergens in huis is ... En wie weet ook al vermoord ... Of opgesloten
Het was vertederend om mevrouw Maigret voor het eerst van haar leven zo met dit speurwerk bezig te zien. Maar wat de commissaris niet wilde toegeven was, dat ze in feite op hetzelfde punt was aanbeland als hij.
Ís dat alles vroeg hij ironisch. 'Lach je me uit?... Denk je niet dat.. 'Je denkt dus eigenlijk dat als we nummer 17 bis van boven tot onder doorzoeken ...'
'Ja, stel dat ze nog in leven is ...'
'We zullen wel zien! Zorg jij nu maar dat er vanavond wat beters op tafel komt dan wat we vanmiddag hadden ..
Hij hing op en vond bij zijn chef het arrestatiebevel klaarliggen.
'Wat denk je, Maigret, zou het geen spionagezaakje zijn?'
Maar de commissaris vond het altijd heel vervelend om zich in een dergelijk geval uit te spreken en hij haalde alleen zijn schouders op.
Toen hij al op de gang was, riep hij nog naar binnen: 'Ik zal u vanavond antwoord geven.' Mevrouw Lécuyer was ongetwijfeld een best mens dat alles deed om haar kinderen behoorlijk op te voeden, maar ze had alleen de onplezierige eigenschap dat ze gauw in paniek raakte.
'Begrijpt u zei ze hoofdschuddend, 'al die mensen die me de hele dag van alles vragen... Ik word er gewoon tureluurs van ...'
'Rustig nu maar, mevrouw Lécuyer zei Maigret op kalmerende toon.
Hij zat op een stoel bij het raam, terwijl het zoontje aan tafel zijn huiswerk zat te maken, net als de vorige dag. 'Ik heb nooit iemand kwaad gedaan en ...'
'Niemand beweert ook dat u iemand kwaad gedaan hebt hoor ... We willen alleen maar dat u zich bepaalde dingen weer herinnert... Vertelt u me eerst eens hoeveel huurders er hier in huis wonen.'
'Tweeëntwintig, want op de tweede en de derde etage zijn het allemaal kleine flatjes en dan nog een paar kamers apart, dan kom je gauw aan een hoop mensen ...'
'En gaat geen van de huurders met de familie Krofta om?'
'Dat kan toch niet... De Krofta's zijn rijke mensen met een auto met chauffeur ...'
'Weet u eigenlijk waar ze die auto stallen?'
'In de buurt van de boulevard Henri-IV ... De chauffeur komt hier bijna nooit, want hij eet ergens anders ...'
'Is hij gistermiddag geweest?'
'Ik weet het niet meer ... Ik geloof van wel..
'Met de auto?'
'Nee! De auto heeft hier gisteren niet gestaan en vanmorgen ook niet... Mevrouw en meneer zijn praktisch niet uitgegaan ...'
'Maar was de chauffeur hier rond vijf uur dus in huis?'
'Nee! Hij is om halfvijf weggegaan... Ik weet het nu weer, want toen kwam mijn zoontje net uit school thuis...'
'Dat is waar!' beaamde de jongen.
'Nu een andere vraag: heeft u sinds gistermiddag vijf uur ook een groot pak naar buiten zien komen?... Of is er bijvoorbeeld een verhuiswagen in de buurt geweest?'
'Dat zeker niet!'
'Heeft u niemand met meubels, of kisten, of met een groot pak zien lopen?'
'Wat moet ik u daar nu op zeggen?' zuchtte ze. 'Wat bedoelt u met een groot pak?
'Een pak waar bijvoorbeeld een mens in zou kunnen zitten ...'
'Grote god! Wat gaat u me nou aanhalen? Denkt u soms dat er in mijn huis iemand vermoord is?'
'Gaat u nu eens rustig na, uur voor uur .. .'
'Nee! Ik heb echt niets gezien ...'
'Is er geen vrachtwagen voorgereden of desnoods een handkar?'
'Ik zeg het u toch!'
'Staat er ook een kamer leeg in het huis? Is alles bewoond?'
'Alles, ja! Er stond alleen een kamer leeg op driehoog maar die is sinds twee maanden verhuurd.'
Op dat moment keek het jongetje van zijn huiswerk op en zei met zijn pen tussen zijn lippen:
'En de piano dan, mam?'
'Wat heeft dat er nou mee te maken? Die hebben ze trouwens niet naar buiten gebracht, maar juist bezorgd ... Ze hebben er nog moeite genoeg mee gehad om het ding de trappen op te krijgen.. Ís er een piano bezorgd?'
'Gisteren om halfzeven, ja...'
'Welke vrachtdienst was het?'
'Ik weet het niet... Er stond geen naam op de vrachtwagen ... Hij is trouwens de binnenplaats niet opgereden ... Het was een grote kist, en daar zijn ze met drie mannen nog een uur mee zoet geweest...' Hebben ze de kist weer meegenomen toen ze weggingen?'
'Nee ... Meneer Lucien is met de sjouwers mee naar beneden gekomen om hun een borreltje aan te bieden in het café op de hoek.'
'Wie is meneer Lucien?'
die heeft die kamer gehuurd waar ik het zojuist over had ... Hij woont er nu twee maanden ... Een hele nette rustige man ... Hij schijnt componist te wezen...'
'Kent hij de familie Krofta?'
'Ik wed dat hij ze nog nooit gezien heeft.. 'Was hij gisteren om vijf uur thuis?'
'Hij kwam om een uur of halfvijf thuis ... Dezelfde tijd dat de chauffeur wegging'
'Had hij u gezegd dat er een piano voor hem bezorgd zou worden?'
'Nee... Hij had alleen gezegd dat ik, als er post voor hem was .'
'Kreeg hij veel post?'
'Erg weinig.'
'Ik dank u heel hartelijk, mevrouw Lécuyer... Blijft u vooral kalm ... U hoeft zich nergens zorgen over te maken ...'
Maigret ging naar buiten, gaf een paar instructies aan de twee inspecteurs die bij het park op hun post stonden, ging dan het gebouw weer binnen, maar schoot snel voor het raam van de conciërge langs, om geen verdere klaagliederen van het mens te hoeven aanhoren. Noch op de eerste noch op de tweede verdieping hield Maigret stil. Op de derde etage aangekomen zag hij dat de muren hier en daar geblutst waren. Dat was het werk van de pianosjouwers. Hij hoefde de sporen maar te volgen. Dat bracht hem bij de vierde deur. Hij klopte er aan, hoorde zacht schuifelende voetstappen, als van een oude vrouw op pantoffels, en toen vroeg een oude beverige stem: 'Wie is daar?'
'Woont meneer Lucien hier?'
'Dan moet u hiernaast wezen .
Maar op dat moment hoorde hij een andere stem in de kamer, de deur ging open, en Maigret stond tegenover een dikke oude vrouw die moeite deed om zijn gezicht in het donker te onderscheiden.
'Meneer Lucien is op het ogenblik niet thuis... Maar kan ik de boodschap misschien overbrengen?' Werktuiglijk boog Maigret zich voorover om te zien wie die andere persoon in de kamer was. Je kon in het halfduister bijna niets zien. De kamer stond vol oude meubels, overal oude kleedjes, afschuwelijke snuisterijen en er hing een typische lucht van oude mensen.
Bij de naaimachine zag hij een vrouwengedaante zitten, met een kaarsrechte rug, als iemand die op visite is. En toen ontdekte de commissaris tot zijn levensgrote verbazing dat het zijn eigen vrouw was die daar zat.
'Ik had gehoord dat juffrouw Augustine wel eens naaiwerk deed,' zei mevrouw Maigret haastig. 'En daarom ben ik haar eens gaan opzoeken. We hebben heel gezellig zitten praten. Weet je wel, dat dienstmeisje dat gestolen heeft? Nou, die woont vlak hier naast, dat is ook toevallig, hè?'
Maigret haalde zijn schouders op en vroeg zich af waar zijn vrouw het op aanstuurde.
'Het eigenaardigste is, dat ze gisteren bij de andere buurman een piano bezorgd hebben, een levensgrote kist die er nog steeds moet staan ...'
Nu trok Maigret een zuur gezicht. Hij voelde zich razend worden omdat zijn vrouw, god weet hoe, dezelfde resultaten geboekt had als hij.
'Nu meneer Lucien niet thuis is, moet ik naar beneden zei hij kortaf.
En nu ging alles razendsnel in zijn werk. De twee inspecteurs die op het plein gepatrouilleerd hadden, werden op de trap neergezet, vlakbij de deur van de familie Krofta. Er werd een slotenmaker gehaald en de commissaris van de wijkpolitie werd er bijgehaald. En even later werd de deur van de kamer van meneer Lucien geforceerd. Er stond alleen een piano in, een bed, een stoel, een kast, en tegen de muur de houten kist waarin de piano gezeten had.
'Maak die kist open...' beval Maigret, die zich helemaal niet lekker voelde omdat hij hoog spel speelde. Hij wilde zelf de kist niet aanraken, zo bang was hij dat die leeg zou zijn. Hij deed alsof hij uiterst kalm een pijp ging stoppen, en hij deed ook alsof het hem niets deed toen een van de inspecteurs uitriep: 'Commissaris!... Een vrouw!.. 'Ik weet het!'
'Ze leeft nog!' En weer zei hij: 'Ik weet het!'
Natuurlijk! Als er een vrouw in dit kist zat, was dat Rita en dan was het bijna zeker dat ze stevig gekneveld was, maar in ieder geval nog levend. 'Probeer haar bij kennis te brengen!... Laat onmiddellijk een dokter halen!'
Hij liep op de gang bijna zijn vrouw tegen het lijf die met juffrouw Augustine was komen kijken. Ze keek hem aan met een triomfantelijke uitdrukking op haar gezicht die uniek was in de geschiedenis van hun huwelijksleven, een glimlach die de indruk wekte dat mevrouw Maigret haar rol van toegewijde echtgenote voorgoed ging verwisselen voor die van detective. Toen de commissaris op de eerste etage kwam ging de deur van de familie Krofta open. Krofta verscheen zelf op de drempel, in uiterste staat van opwinding, maar toch beheerst.
Ís meneer Maigret er niet?' vroeg hij aan de inspecteur op de trap.
'Hier ben ik al, meneer Krofta.'
'Er is telefoon voor u... Het ministerie van binnenlandse zaken...'
Dat was niet helemaal juist. Het was de chef van de centrale recherche die zijn rechterhand dringend moest spreken.
'Ben jij het, Maigret? ... Ik dacht wel dat ik je hier kon bereiken... Terwijl jij weet ik wat aan het uitspoken was in dat huis, heeft die kerel bij wie ik je opbel zijn ambassade opgebeld... Deze heeft het ministerie van buitenlandse zaken gebeld...'
'Ik begrijp het al,' gromde Maigret. 'Ik zei het je toch al! Een spionagezaak! We hebben orders om de hele zaak stil te houden, geen verklaringen aan de pers en zo... Krofta werkt al jaren als geheim agent voor zijn land in Frankrijk. Hij schijnt het hoofd van een hele spionagedienst te zijn ...' Deze Krofta stond lijkbleek, maar grijnzend in de hoek van de kamer.
'Kan ik u misschien iets te drinken aanbieden, commissaris?'
'Nee, dank u!'
'Het schijnt dat u ons dienstmeisje gevonden heeft?'
En met nadruk op elke lettergreep antwoordde de commissaris:
'Ik heb haar nog juist op tijd gevonden, meneer Krofta! Tot ziens!'
'Kijk,' zei mevrouw Maigret terwijl ze haar chocoladepudding oppeuzelde, 'toen ze me verteld hadden dat dat kind niet haken kon ...'
'Wat je zegt!' zei haar man instemmend. 'Zouden ze via dit systeem nu echt elke dag iets hebben overgeseind? Eigenlijk was die Rita dus bij de Krofta's in dienst gegaan om hen te kunnen bespioneren?' Maigret hield er niet van om over een zaak na te kaarten, maar hij vond het nu toch niet aardig om zijn vrouw in het ongewisse te laten. 'Ze bespioneerde de spionnen!' bromde hij. En dan zei hij, knorrig, met een moedeloos gebaar: 'Daarom krijg ik juist als ik het zaakje kan oprollen het consigne:
"In de doofpot ermee! Laten lopen en mondje dicht!" '
'Dat is inderdaad niet leuk voor je,' zuchtte ze, alsof ze hem hiermee al zijn norse buien vergaf. 'Toch een aardige zaak, vol geniale vondsten. Je moet goed zien hoe het in elkaar zit. De Krofta's brengen van hun kant alle inlichtingen die ze binnen krijgen over aan hun regering...
Aan de andere kant heb je een dienstmeisje en een man, Rita en de oude statige heer van het bankje, jouw gewezen aanbidder. Voor wie werken die? Nu gaat dat mij niet meer aan. Dat zoekt de inlichtingendienst maar uit. Hoogstwaarschijnlijk zijn het agenten van een andere mogendheid, misschien van de binnenlandse oppositie daar, want die dingen lopen soms vreemd door elkaar. Hoe dan ook, ze moeten de inlichtingen die Krofta elke dag ontvangt in handen krijgen en dat lukt Rita vrij gemakkelijk. Maar hoe moet ze die overbrengen? Spionnen zijn erg wantrouwend? Eén verdachte misstap en het kan hun noodlottig worden.
Zo komen ze aan die truc van de oude heer op het bankje! En op het idee van het haakwerkje waarmee ze, zo onschuldig als het lijkt, prachtig alle informatie kan overseinen in morsetekens.
De oude heer zit tegenover Rita en neemt alles zorgvuldig op in zijn hoofd. Zo zie je maar weer hoe ongelofelijk getraind sommige geheime agenten zijn, want hij moet alles wat hij opvangt urenlang woord voor woord vasthouden in zijn geheugen, totdat hij het in zijn flat in Corbeil allemaal gaat uittypen, diezelfde avond nog. Ik vraag me af hoe Krofta deze slimme truc ontdekt heeft. Waarschijnlijk via de chauffeur die hem het nieuws om vier uur is komen vertellen.' Mevrouw Maigret luisterde doodstil, zo bang was ze dat haar man niet verder zou vertellen. 'Nu, de rest weet je evengoed als ik. Krofta moet nu eerst de man onschadelijk maken, en vervolgens Rita aan de tand voelen om uit te vinden voor wie ze werkt en wat ze al doorverteld heeft.
Krofta heeft al sinds een paar maanden een handlanger in huis gehaald, Meneer Lucien, die een prima schutter is. Hij belt hem op. Meneer Lucien komt, gaat direct naar de zolderkamer van het meisje en schiet vanuit het raam met een luchtdrukkarabijn de man neer die hem aangewezen is.
Niemand heeft iets gezien of gehoord, behalve Rita, die toch de kinderen eerst nog thuis moet brengen, en die grote kans loopt dat ze ook neergeschoten wordt. Ze weet wat haar te wachten staat. Ze proberen haar geheim uit haar te krijgen. Ze slaat niet door. Ze bedreigen haar met de dood en ze laten die piano bij meneer Lucien bezorgen, waarvan de kist moet dienen om het lijk in te vervoeren. Wie zou haar trouwens zoeken in de kamer van de componist?
Krofta begint al te regelen dat hij buiten alle verdenking blijft: hij dient een aanklacht in, zegt dat zijn dienstmeisje er met de juwelenkist vandoor gegaan is en ...' Even stilte. De schemering daalde neer. De hemel verdonkerde en fonteinen stemden hun zilveren gezang af of het zilveren licht van de maan. 'Maar toen heb jij ingegrepen!' zei mevrouw Maigret plotseling met bewondering in haar stem. Hij trok een zuurzoet gezicht. En ze ging verder: 'Het is niet leuk voor je dat je nu niet door kunt gaan...'
Waarop Maigret met gespeelde tragiek in zijn stem antwoordde:
'Weet je wat nog veel erger is? Dat ik jou bij die juffrouw Augustine moest aantreffen! Want per slot van rekening was jij eerder ter plaatse dan ik... Maar ja, het was tenslotte ook jouw stille aanbidder!'