Binnen was het heet en bedompt. Hij liep door de ruimte, ging aan een tafeltje achterin zitten en zat met zijn rug tegen de muur, zodat hij een goed zicht had op de andere tafels.
Op dat moment zag hij monsieur Vosges, Soutanes vader. Hij was ouder, dat was zeker, en zijn haar was langer, hoewel niet veel witter. Maar dat gezicht, dat zoveel op dat van Charles de Gaulle leek, was onmiskenbaar het zijne. Hij was binnengekomen met een fantastisch uitziende Aziatische vrouw. Ze zaten tegenover elkaar aan een tafel midden in het restaurant.
Even zat Chris als verdoofd te kijken. Toen hij weer voldoende tot zijn positieven was gekomen, slurpte hij wat thee naar binnen en verbrandde daarbij zowel zijn tong als zijn keel. Hij werd overvallen door een vlaag van paranoia en moest bijna overgeven. Misschien had Vosges hem wel door het winkelcentrum zien slenteren en was hij hem daarheen gevolgd!
Had Soutane niet gezegd dat haar vader nooit vergat? En eens had hij Chris willen vermoorden.
Monsieur Vosges en de Aziatische vrouw glimlachten naar elkaar en Chris zag dat onder de tafel hun benen in elkaar verstrengeld waren. Toen zag hij in de spiegel langs de muur zichzelf en hij ontspande zich. Hij was toen nog maar een jongetje geweest en hij twijfelde of Vosges hem wel zou herkennen.
Maar het was niettemin verontrustend om hem daar tegen het lijf te lopen.
Chris merkte dat Vosges een bekende was in het restaurant, want de manager, een kleine, parmantige Vietnamees bracht het stel persoonlijk hun thee en overhandigde hun de menukaarten.
Een moment later zat Chris als verstijfd in zijn stoel. Zijn hersenen gingen als een razende tekeer en hij kon nauwelijks adem krijgen. Bij het begroeten van Soutanes vader zei de manager: 'Goedenavond. Hoe gaat het vanavond met u, monsieur Milhaud?'
Eenmaal terug op zijn bureau, verdween Brad Wolff om het telefoonnummer na te trekken en Diana belde haar eigen bureau. Zoals ze al verwachtte, was er een boodschap van Seve. Ze draaide het nummer dat hij had achtergelaten en sprak enige tijd met hem. Het was al laat in Parijs. Zijn stem klonk alsof hij gestorven was, zonder dat iemand hem dat gezegd had. Ze vertelde hem dat ook.
Wolff kwam terug, zag dat ze bezet was en begon wat papierwerk af te handelen, waarvan hij nog veel te veel had liggen.
Toen ze klaar was, gooide hij zijn pen neer en vroeg haar: 'Wat houd jij voor mij achter over die Marcus Gable?'
Diana keek hem verwonderd aan. 'Ik begrijp je niet!'
'Oké. Dan zal ik het anders stellen. Waarom ben je er zo op gebrand hem te pakken te krijgen?'
Ze haalde haar schouders op. 'Seve heeft het me gevraagd.'
Hij zat op de hoek van zijn bureau en sloeg een folder tegen zijn bungelende been. 'Is dat de reden?'
'Bedoel je of Seve hem ervan verdenkt dat hij de heroïnelijn van de Gouden Driehoek naar Chinatown beheerst? Of wij denken dat hij de werkelijke peetvader van Chinatown is? Wie weet?'
Er klonk iets af standelij ks in haar stem door, misschien een nawee van haar ervaringen op het jacht, maar ook nog iets anders, woede en frustratie over Seve, die tienduizend kilometer daarvandaan zat en haar onduidelijke orders gaf. Brad Wolff knikte, alsof hij haar gedachten kon lezen. 'De reden dat ik je dat vraag,' zei hij, 'is dat Marcus Gable niet bestaat.'
'Wat?'
'Laat het me je uitleggen.' Brad Wolff stond op van zijn bureau en ging op een stoel naast haar zitten. 'Marcus Gable bestaat, hier en nu, maar wat de CIA betreft, bestaat hij niet.'
'Ze dekken hem.'
Wolff schudde zijn hoofd. 'Nee, dat doen ze niet. Hij heeft van 1968 tot 1972 voor hen gewerkt. Toen is hij er vertrokken.'
'Om wat te doen?'
Wolff haalde zijn schouders op. 'Waarschijnlijk hetzelfde als wat hij nu nog doet: import-export.'
'Je bedoelt drugs?'
'Diana, er is geen bewijs dat Gable betrokken was bij wat er op de Mo- nique gebeurde. Er zijn geen aanwijzingen dat Gable zakelijke contacten met Monique of met Reed Parks had.'
'Alleen maar omdat Monique werd vermoord voor ze iets kon zeggen.'
'Dat mag dan zo zijn,' gaf Wolff toe, 'maar dat geeft ons nog niet het bewijs in handen.'
'Als Gable niet langer bij de CIA is, wie dekt hem dan wel?' zuchtte Diana. Er kwam een golf van vermoeidheid over haar heen en ze sloot even haar ogen. 'Hoe ben je aan die informatie over Gable gekomen?'
Wolff grinnikte. 'Dat was simpel. Maar alleen omdat ik het simpel heb gemaakt. Een paar jaar geleden heb ik de zoon van iemand die ik ken bij de CIA behoed voor gevangenisstraf. En ik houd nog steeds een oogje op hem, omdat zijn vader bang is dat hij weer in zijn oude fouten zal vervallen.'
'Is de vader van die jongen een CIA-agent?'
'Nee, die hebben geen inside-informatie. Nee, Charlie Karnow is computer-operator, maar dan met toegang tot het hoogste niveau. Hij heeft zo mogelijk nog meer informatie dan de secretaresses.'
Diana lachte. 'Het gaat er niet om wie jij kent, maar wie hij kent.'
'Precies.'
Diana streek door haar dikke haar. 'Trouwens, we hebben nog steeds dat telefoonnummer dat Reed Parks probeerde te bereiken.'
Wolff knikte. 'En het is te hopen dat dat iets oplevert, want anders staan we voor een muur waar we met goede bedoelingen alleen niet meer overheen komen.'
'Maar we hebben meer dan dat,' zei Diana. 'We hebben de wet aan onze kant. Mij is altijd geleerd dat de wet alles was: het licht, het juiste pad, de waarheid.'
Wolff zuchtte. 'Je weet hoe het in werkelijkheid is, Diana.'
'Nee!' Ze schudde fel haar hoofd. 'Ik wens als dienaar van de wet niet te accepteren dat we hulpeloos zijn. Want dat is wat je me probeert te vertellen, niet?'
'Ik probeer je niets te vertellen,' zei Wolff. 'De situatie, die dicteert ons...'
Toen ging de telefoon en hij griste de hoorn van de haak. 'Ja? Wacht even.' Hij pakte zijn pen. 'Oké. Brand maar los.' Hij krabbelde ietsneer, hing toen op en keek Diana aan. 'Het adres dat bij het nummer van Parks hoorde, komt net binnen. Ik denk dat we daar maar beter direct heen kunnen gaan.'
'Ik moet eerst even naar het toilet.'
'Ga je gang. Ik wacht hier wel.'
Onderweg naar het toilet kwam ze Randy Brooks tegen, Wolffs assistent. Hij zag haar niet, omdat hij verschrikkelijke haast had. Hij rende naar Brads kantoor en nieuwsgierig draaide Diana zich om en keek hem na.
'Jezus, Brad, er is wéér een ongeluk gebeurd beneden in het celblok,'
zei hij.'Ik denk dat je beter...'
'Ik ga al,' zei Wolff, sprong overeind en volgde Brooks door de gang naar de lift.
'Brad,' riep Diana, maar hij was al in een wachtende lift gestapt. Toen ze in zijn kantoor terug was, belde ze haar eigen bureau om te horen of er nog boodschappen waren.
Ze was net halverwege de eerste toen ze Randy Brooks weer door de gang zag rennen. Zijn gezicht zag krijtwit en hij was buiten adem.
'Is er iets mis?' vroeg ze, maar hij was haar al voorbij. Ze zag hem gebaren naar diverse anderen op de verdieping en toen ze langs hem heen keek, zag ze een oploopje bij de lift. Gehaast hing ze op en rende naar Brooks. 'Wat is er gebeurd?' Ze dacht aan kogels en Brad die op de grond lag in het celblok. 'Wat is er aan de hand?'
Randy Brooks draaide zich naar haar om en nu zag ze zijn wijd opengesperde ogen. Hij probeerde zijn ademhaling onder controle te krijgen.
'Miss Ming, niet nu,' zei hij. 'We proberen erachter te komen...'
'Wat?'
'Een gebeurtenis van onbekende oorzaak.'
'Mijn God, wil je het me nu eindelijk vertellen? Is er iets met Brad gebeurd?'
Brooks knikte, alsof hij het haar, nu ze zelf het onderwerp had aangesneden, wel kon vertellen. 'Ik was op de vijftiende en ben helemaal hierheen gerend toen ik het hoorde. Er is een verschrikkelijk ongeluk gebeurd.'
'Wat voor ongeluk?'
Zijn gezicht was vertrokken en hij hield een met inkt of roet besmeurde walkie-talkie tegen zijn oor die aan één stuk door kraakte. 'De kabels van Brads lift hebben het begeven.'
'Wat bedoel je?' Haar maag trok pijnlijk samen. 'We zitten hier twintig verdiepingen hoog!'
'De lift ging helemaal naar beneden, tot in de kelder.'
'Maar hoe kan dat? Hoe zit het dan met de noodrem?'
'Ik weet het écht niet.'
'Nee,' zei ze scherp. 'Er moet een vergissing in het spel zijn.'
Ze renden naast elkaar naar een andere lift. Mensen schoven langs hen heen. Ze schreeuwden naar elkaar en ergens klonk een alarm. Diana voelde de angst in haar hart kruipen terwijl ze met de anderen in de lift naar beneden ging. Niemand keek naar haar. De lift rook naar zweet. Randy Brooks sprak in de walkie-talkie en ze spande zich in om de antwoorden op zijn herhaalde vragen te horen, maar alles werd vervormd door een verschrikkelijke ruis. Als verdoofd bad ze voor Brad en hoopte dat hij nog leefde.
De kelder werd beschenen door het koude licht van neon-looplampen. Iedereen zweette in de benauwde, warme ruimte. Ze waren al bezig het lichaam uit de verpletterde liftkooi te halen, maar ze begreep dat het er voor Brad Wolff niet meer toe deed. Hij was dood.
Toch wilde ze kijken. Ze negeerde de protesten, daalde afin de smerige liftschacht en gluurde over hun schouders in het binnenste van de liftkooi. Ze had ooit het lichaam gezien van iemand die met honderdtwintig per uur op een vrachtwagen was geknald. Het interieur van de auto was zó
verwrongen geweest dat het metaal de passagiers in tweeën had gesne den.
'Lieve God in de hemel.' Ze draaide zich om en Randy Brooks kon haar nog net opvangen voor ze voorover tegen de met bloed en olie besmeurde vloer sloeg. Iemand zag dat ze huilde en tilde haar omhoog naar de begane grond, weg van de hitte en de felle schijnwerpers. Pas later, na een verklaring te hebben afgelegd voor zowel de veiligheidsdienst van de DEA als voor het rechercheteam van de Newyorkse politie, ging ze terug naar Brads kantoor om het adres te zoeken dat bij het telefoonnummer van Parks hoorde.
Het was er niet.
Om halftien betaalde Milhaud zijn rekening en vijftien minuten later stonden hij en de Aziatische vrouw op om het restaurant te verlaten.
Toen zag Chris dat ze werden gevolgd. Een magere Vietnamees met een rattegezicht pakte zijn Dodgers honkbal jack en ging vlak na hen de deur uit.
Geïntrigeerd ging Chris achter hen aan. Maar toen Milhaud en de vrouw in een Renault stapten en hun schaduw in een klaarstaande zwarte BMW, werd het moeilijk.
Hij rende naar de Boulevard Massena en keek uit naar een passerende taxi, maar er kwam er geen. Even had hij de belachelijke neiging een passerende auto aan te houden, om net als in de film daarmee de achtervolging in te zetten. Maar hij realiseerde zich dat dat idee een geringe kans van slagen had. Bovendien was er geen tijd meer voor, want de twee auto's waren al in het verkeer verdwenen.
Dus deed Chris het enige dat hem nog restte en stal een fiets. Op de snelweg, of midden in de nacht, zou hij geen schijn van kans hebben gehad. Maar nu werden de auto's in het verkeer opgehouden en zolang er maar geen al te steile hellingen opdoemden, kon hij gedurende behoorlijke tijd een snelheid aanhouden van zo'n dertig per uur of meer. Het was prettig om weer op een fiets te zitten en zijn grenzen te verkennen. Het was weer als vroeger. Hij voelde de vertrouwde opwinding die de adrenaline door zijn lichaam j oeg. Af en toe voelde hij wat in zij n knie, maar hij negeerde de pijn. Hij wilde niet dat die hem in de weg zou staan Eén keer zag het er slecht voor Chris uit. Op de Place d'Italie werd een deel van het verkeer tegengehouden door overstekende voetgangers, terwijl de rest begon op te trekken bij een verkeerslicht. Chris zag hoe de Renault van Milhaud vooruitschoot, met in zijn kielzog de zwarte BMW. Chris werd erdoor verrast en moest zich tot het uiterste inspannen om het verkeerslicht ook nog te halen.
Hij zag de twee auto's verdwijnen, de Avenue des Gobelins op. Hij kon ternauwernood twee auto's ontwijken, hoorde getoeter en gekrijs van remmen en toen was hij het kruispunt voorbij. In de verte zag hij hoe het verkeer opnieuw vast kwam te zitten en hij had ze weer te pakken toen ze de Boulevard de Port Royal opreden.
Onder het fietsen begon Chris te denken over hetgeen Seve over Trangh had gezegd, dat hij de overgebleven leden van het SLAM-team wilde vermoorden vanwege een of ander vreemd idee van vergelding. Het had hem geen juiste voorstelling van zaken geleken en het was aan hem blijven knagen. Waarom? Trangh had Terry en Dominic onthoofd. Terry had deel uitgemaakt van de heroïnelijn en Dominic had DeCordia's biecht aangehoord. Maar Trangh onthoofdde ook Al Decordia omdat, zo leek het, DeCordia op het punt stond met zijn informatie naar de autoriteiten te gaan. Dat betekende dat DeCordia's dood een moord in opdracht was geweest. Hetgeen weer betekende dat Trangh werkte voor iemand die een hoge positie bekleedde in het heroïnenetwerk. Misschien zelfs wel de topman.
Alles goed en wel, maar toch klopte er nog iets niet. Maar wat? Hij dacht aan Alix in het ziekenhuis. Wat voor operatie-?
Alix, natuurlijk! Trangh had geprobeerd om ook hem te vermoorden!
Alix was tussenbeide gekomen en Chris had haar ervoor behoed door Trangh te worden vermoord. Maar waarom ik? vroeg Chris zich af. Ik zat niet bij het SLAM-team en was ook niet bij de heroïnehandel betrokken. Ik ben degene die niet in Seves theorie past. Hetgeen betekent dat óf Seve het verkeerd heeft óf dat Trangh voor iemand anders werkt, voor iemand met tot nu toe onbekende doeleinden.
Ze sloegen af naar het noorden over de Boulevard Raspail en draaiden toen naar links, de Boulevard St. Germain op, naar de rivier toe. Ze staken die over via de Pont de la Concorde en waren op de rechteroever. En verder ging het door de stad met haar glitterlichten, de Avenue New York over. De zwarte BMW was nergens meer te zien. Milhauds auto stopte voor een gebouw met een geornamenteerde witte stenen voorgevel halverwege het eerste blok. Hij en de Aziatische vrouw stapten uit. Chris, die van zijn fiets stapte, zag hoe ze Milhauds hand vasthield. Hij stond aan de overkant van de straat in de schaduw van een paar grote kastanjebomen. Het licht van voorbijrijdend verkeer viel op het gezicht van de vrouw, die iets tegen Milhaud zei en ze kusten elkaar. Milhaud draaide zich om en ging te voet in de richting vanwaar hij per auto gekomen was. Plotseling viel een scherp licht op het gezicht van de vrouw. De zwarte BMW was weer verschenen. De Aziatische stond als aan de grond genageld, gevangen in de gele baan van de dubbele koplampen. Milhaud, stomverbaasd, liep op haar af en Chris begon te rennen. Chris zag het getinte zijraam van de BMW omlaaggaan en zag een glimp van een geweerloop. Hij sprong zonder na te denken en ramde zijn schouder in de rechterzij van de vrouw op het moment dat het geweer werd afgevuurd. De knal dreunde in zijn oren.
Ze vielen allebei op het trottoir en een volgend schot joeg stukken asfalt in Milhauds gezicht. Toen was Chris weer overeind en trok de ongedeerde Aziatische vrouw met hem mee overeind. 'Kom mee,' riep hij hen toe.
Milhaud staarde hem aan, zelfs nog toen hij al achter hem aan begon te rennen. 'Wie ben jij?'
'Iemand die je haat,' zei Chris, die een hoek om rende. Hij zorgde ervoor zo diep mogelijk in de schaduwen te blijven. 'Iemand die net je leven heeft gered.'
Diana zat in een taxi te wachten. De meter liep en de chauffeur zat met zijn neus in de New York Post.
Diana drukte zich huiverend in een hoek van de taxi, keek naar de ingang van het DEA-gebouw en wachtte tot Randy Brooks zou verschijnen. Hij had haar verteld dat hij tijdens het ongeluk op de vijftiende verdieping had gezeten. Ik ben helemaal hierheen komen rennen. En toch had ze gezien hoe hij Brad in de ongelukslift had gewerkt. Hij moest zelf een excuus gehad hebben om uit die liftkooi te blijven. In ieder geval had hij tegen haar gelogen. De walkie-talkie die hij had gebruikt, was besmeurd met, naar ze toen dacht, inkt of roet. Nu had ze het vermoeden dat het vet was. Kabel vet.
Ze herinnerde zich weer wat Brad had gezegd; dat hij liever niet met zijn eigen mensen aan die zaak verder werkte omdat hij vermoedde dat iemand van binnen uit Monique had vermoord.
En Diana dacht nu de dader te hebben gevonden. Randy Brooks. Maar voor wie werkte hij? Voor de CIA, Buitenlandse Zaken of beide? Ze had geen idee, maar ze had wél een plan - een gevaarlijk plan - om daarachter te komen. Ze had de telefoon in Brads kantoor gebruikt en, wachtend tot Brooks binnen gehoorafstand was, had ze in de hoorn gezegd: 'Maar waarom zei hij dat hij op de vijftiende verdieping was, terwijl Brad op de twintigste in de lift stapte?'
Aan de andere kant had alleen een zoemtoon geklonken, maar dat wist Brooks natuurlijk niet. Diana had zo geprobeerd hem uit zijn tent te lokken. Seve zou het misschien niet goedgekeurd hebben, maar de zaken ontwikkelden zich in sneltreinvaart. Uit de manier waarop Brad was vermoord, bleek dat ze steeds dichter in de buurt kwamen. Dit was het moment om een dergelijk risico te nemen, om buiten haar boekje te gaan. Ze was ervan uitgegaan dat Brooks slechts op een of twee manieren kon reageren: óf hij zou direct achter haar aangaan of hij zou naar zijn contactadres gaan voor instructies.
Voor zichzelf had ze op de tweede mogelijkheid gegokt. Brooks was niet het type dat dingen op eigen houtje deed.
En het begon er meer en meer op te lijken dat ze gelijk had. Ze zag hem op dat moment uit een lift de hal van het gebouw instappen en even met een jonge vrouw praten. Toen kwam hij de deur uit naar buiten. Hij had kenneli j k om een auto gevraagd, want er stond een eindj e verderop een grijze Lincoln op hem te wachten. Brooks knikte naar de chauffeur.
Diana leunde voorover en tikte de taxichauffeur op zijn schouder.
'Tijd,' zei ze en hij zette de auto in zijn versnelling zonder zijn ogen van de krant op te slaan.
Daar gaan we dan, dacht ze.
Maar voor de taxi de kans kreeg op te trekken, klonk het geluid van gillende banden. Diana zag met afschuw hoe de Lincoln naar voren schoot en met toenemende snelheid het trottoir opreed. De glanzende radiateur raakte Brooks vol en zijn lichaam werd hoog de lucht ingeslingerd. Toen hij neerkwam en met zijn hoofd een brandkraan raakte, scheurde de grote wagen al bonkend en slingerend de straat uit.
Diana worstelde zich de taxi uit en baande zich rennend een weg door de samendrommende menigte.
'Politie! Politie!' riep ze, terwijl ze haar penning omhooghield. Toen ze de binnenste kring starende toeschouwers voorbij was, bleef Diana staan en keek naar het levenloze, bebloede lichaam van Randy Brooks. Ze zag een man met een zakdoek voor zijn mond. Maar dat weerhield hem er niet van te blijven kijken naar wat er over was van Brooks borstkas. 331
Diana doorzocht snel Brooks zakken, maar vond niets wat voor haar van waarde was. Een adressenboekje was leuk geweest, dacht ze, toen ze opstond. Maar ja, dat was waarschijnlijk te veel gevraagd. Ze baande zich weer een weg terug door de menigte en wilde net het DE A-gebouw binnengaan, toen ze zich bedacht. Dit was nog steeds een gevarenzone. Ze wist niet wie ze daar kon vertrouwen en welke telefoons werden afgetapt. Ze draaide zich om en dook haar taxi in. Ze gaf de chauffeur opdracht bij een telefooncel te stoppen, maar het kostte haar drie pogingen voor ze er een vond die werkte. Met gebruikmaking van haar credit card belde ze Seve in Frankrijk en vertelde hem alles wat er was gebeurd. Ze werd zich ervan bewust dat ze met haar voorhoofd tegen het koele metaal van de cel stond gedrukt, haar ogen gesloten, en voelde zich enigszins duizelig.
'Jezus,' zei hij, toen ze klaar was. 'We moeten hen wel heel dicht op de hielen zitten als ze zowel Brad als Randy Brooks uit de weg hebben geruimd. Brooks was kennelijk hun contact bij de DEA. Ze zullen ongetwijfeld weer snel toeslaan.'
'Wie het ook mogen zijn,' zei Diana.
'Je kunt er vergif op innemen dat Arnold Toth er alles van af weet.'
'Je kunt maar beter zorgen dat je hem snel te pakken krijgt, chef, of er blijft aan deze kant van de oceaan niemand van ons meer over.'
'Ik krijg hem wel,' zei Seve. 'Maar trek jij je alsjeblieft terug uit deze zaak. Je hebt méér dan je deel gedaan. Je stem klinkt alsof je aan het eind van je Latijn bent.'
'Ik ben veilig op het bureau.'
'Nee, dat ben je niet,' zei Seve, die haar aan Loong Chuns waarschuwing over een infiltrant op het bureau herinnerde. 'Verdwijn voor een tijdje - zoek een onderduikadres, een hotel of zo - en blijf daar tot alles voorbij is. Ze hebben Brad al te pakken. En ik verzeker je dat jij de volgende bent op hun lijstje.'
Ze besefte plots hoe bang ze eigenlijk was. 'O, Seve, ik wou dat je hier was!'
'Om je de waarheid te zeggen, zou ik dat ook wel willen,' zei Seve. Hij dacht aan wat Soutane had gezegd over emoties. Was hij écht zo emotieloos? Hij dacht altijd dat hij gewoon zijn werk had gedaan. Hij besloot Diana die vraag voor te leggen zodra hij haar weer zag.
'Seve, wat doen wij eigenlijk, allebei aan het andere uiteinde van het universum? We zouden op momenten als deze bij elkaar moeten zijn.'
'Dat weet ik,' zei hij. 'We zullen spoedig bij elkaar zijn, Diana. Doe nu zoals ik gezegd heb en duik onder.'
Ze herkende die klank in zijn stem en wist dat het geen zin had hem tegen te spreken. 'Oké. Ik weet dat alles goed zal komen,'zei ze. 'Maak je geen zorgen.'
Ze gaf de taxichauffeur opdracht haar thuis te brengen. Hij wachtte terwijl zij wat anders aantrok. Ze laadde haar reservepistool, controleerde het en stak het in de holster achter op haar heup. Op het politiebureau meldde ze zich terug bij Kline, die net op weg 332
naar buiten was. Vervolgens deed ze twee dingen. Ze belde de telefonische inlichtingendienst en keek het telefoonboek van Manhattan door. Charles Karnow woonde in East Eighty-second Street. Toen ze een telefoontje van de telefoonmaatschappij terugkreeg, sloeg ze de informatie die ze kreeg op in haar hoofd. Ze pakte haar jas, ging naar beneden en tekende voor een politiewagen zonder kentekens, zonder zelfs maar te overwegen om hulp te vragen. Seve zou haar ofwel voordragen voor een medaille of haar degraderen tot straatagent. Tenminste, als ze lang genoeg te leven had.
'Volgens mij kunnen we vanavond beter niet naar Porte de Choisy gaan,'
zei Soutane tegen Seve. De hotelarts was net vertrokken.
'Maar Trangh...'
'Seve, de dokter was erg kwaad.' Ze zat op het bed, naast hem. 'Jouw Frans is nogal beperkt, dus heb je de helft niet verstaan. Hij zei dat je nooit uit het ziekenhuis ontslagen had mogen worden. Ik kon hem er zelf s maar nauwelijks van weerhouden je opnieuw te laten opnemen. Hij zegt dat, doordat je je medicijnen niet hebt ingenomen, er een reële kans op infectie bestaat.'
'Die man is een paniekschopper,' zei Seve, terwijl hij opstond. 'Ik voel me prima. We gaan gewoon naar Porte de Choisy, zoals we van plan waren.'
En toen ging de telefoon. Soutane hield haar adem in terwijl Seve opnam. Toen hij de hoorn had neergelegd, zei hij: 'Dat was Diana. Ze belde uit een telefooncel in New York. Ze heeft daar nogal wat losgemaakt; veel meer dan ik had verwacht. De hel is er losgebroken. Van wat zij me net vertelde, krijg ik het idee dat de tijd begint te dringen.'
Soutane sloeg haar handen in elkaar. Ze liep naar het hoge raam en ging er met haar rug naar toe staan. Hij zag dat ze moeite met haar ademhaling had. 'Seve, je had gelijk,' zei ze, met benepen stem. 'Ik ben niet in staat hiermee door te gaan. Ik ben doodsbang.'
'Het is alleen maar normaal om bang te zijn voor iemand als Trangh.'
Soutane zei niets.
'Ik zal ervoor zorgen dat Trangh niet bij j ou in de buurt komt, Soutane. En, naar hetgeen je me verteld hebt, heb je in ieder geval de juiste training gehad voor een dergelijke onderneming.'
'Je begrijpt het niet,' zei ze triest. 'Ik wil niet gebruiken wat Mun me heeft geleerd.'
'Vertel me eens,' zei Seve. 'Zou je je gevechtstechnieken gebruiken als Chris in direct gevaar verkeerde? Of ik?'
'Natuurlijk,' zei ze. 'Maar daar hebben we het nu niet over. Ik niet in ieder geval. Jij en Chris zijn in zekere zin hetzelfde; jullie denken altijd dat je gelijk hebt. Jullie zijn arrogant en dat maakt jullie kortzichtig.'
Seve draaide zijn hoofd opzij, zodat de linkerkant van zijn gezicht en nek werd getoond en daarmee ook het oude litteken, dat van onder zijn oor naar zijn sleutelbeen liep.
'Zie je dit?' Vanuit zijn ooghoeken zag hij haar het licht inkomen. 'Ik zal je vertellen hoe ik hieraan ben gekomen. Ik heb het nooit tegen iemand willen zeggen, maar nu wil ik het jou vertellen. Ik was j aren geleden voor de DE A, het Amerikaanse antidrugsbureau, in Hongkong. Vandaar gingen we naar Laos en Birma, naar de Gouden Driehoek, om de bron te zoeken van één bepaald, zeer lucratief heroïnenetwerk.'
Soutane kwam steeds dichterbij, haar ogen gericht op de kronkelige streep glanzend vlees.
'We waren oorspronkelijk met ons vieren,' zei Seve, 'maar een van ons stierf in een hinderlaag in de Laotiaanse bergen. De tweede brak een been in Birma.
Twee van ons bereikten het Shan-plateau, maar mijn metgezel werd bedolven onder een rotslawine die, naar ik aanneem, werd veroorzaakt door de zware regenval. Ik weet het nog steeds niet zeker. Misschien werden de rotsen een beetje geholpen door mensenhanden. In ieder geval was ik alleen toen ik generaal Kiu's territorium binnendrong. Ik zie nu wel in hoe dwaas dat was - om onder dergelijke omstandigheden verder te gaan. Wat kon één man uitrichten tegen het leger van een opiumwarlord? Maar dat was nou net waarom ik niet terug kon. Er waren al té veel doden gevallen en er was al te veel tegenslag geweest. Ik dacht dat, als ik nu ook de jacht zou opgeven, al die mensen voor niets gestorven waren en dat ik dan zou toegeven aan die tegenslag.'
Soutane was nu vlakbij en tuurde in het lamplicht naar de bleke striem die als een door de maan beschenen rivier over zijn nek liep.
'Als ik er nu op terugkijk, is het duidelijk dat ik geen kans had, dat we van het begin af aan geen kans hadden. Generaal Kiu had zóveel connecties - hij kreeg van uur tot uur informatie over onze vorderingen. Hij had van ons genoten, vertelde hij me later. Een radioprogramma of film had niet leuker kunnen zijn.
"Ik zou je moeten doden," zei hij tegen me toen ik bij hem was gebracht, "net als al die andere agenten uit oost en west die mijn opium dan wel mijn dood wilden. Amerikaans of Russisch, Chinees of Birmees, het maakt voor mij geen verschil. Ik executeer zonder nationale voorkeuren." Hij lachte. Het was een man die, zoals alle evangelisten, gek was op zijn eigen stemgeluid.
En dat is precies wat generaal Kiu was. Een evangelist, met een evangelie dat op zijn eigen, griezelige manier net zozeer een geloof was als het boeddhisme of het christendom, compleet met goden, een hemel en een hel. "In het begin," vertelde hij, "was er het paradijs. En dat was de Shan." En dan lachte hij weer.
Terwijl hij sprak, hing ik ondersteboven aan een ruw in elkaar gespijkerd houten kruis. Ik kreeg niets te eten en niets te drinken. De zon was erg fel en deed pijn aan mijn ogen. Als het regende, plakte iemand mijn mond dicht, zodat ik ook dan niet kon drinken.
Toen ik zo gedesoriënteerd was dat ik niet langer wist of ik bij bewustzijn was of niet, liet generaal Kiu me lossnijden. Hij gaf me zelf water, met een theelepel, zodat ik niet te veel tegelijk zou nemen en ziek zou worden.
Ik lag op de grond en keek naar het maanlicht op zijn voeten en benen. Ik viel in slaap, en toen ik wakker werd, zat hij onder een boom, zoals Boeddha bij zijn incarnatie als Siddhartha.
Ik was zwak en hij voedde me alsof ik zijn zieke zoon was. "Als je nu sterft," zei hij tegen me, "zou je me zeer teleurstellen." Terwijl ik langzaam weer op krachten kwam, las hij me voor uit Sun Tzu's De kunst van het oorlogvoeren. Dat was zij n bij bel, en hij hield zich aan die geboden op dezelfde onbuigzame manier als gelovigen aan hun bijbel. Maar omdat ik zo dicht bij de dood was geweest, kostte mijn herstel nogal wat tijd. Als generaal Kiu niet bij me was, werd ik verzorgd door een jongen van een jaar of dertien. Zijn naam was Win en hij was al verslaafd aan opium. Hij rookte het op de serene manier van een tachtigjarige; heel griezelig bij een zo jong iemand. Langzaam aan werden we vrienden. Jij hebt nooit een oorlog meegemaakt, dus je weet niet hoe dat gaat. Maar als constant je leven op het spel staat, ontstaat er een soort band tussen de mensen met wie je omgaat. Dat overkomt niet alleen de jongens in een peloton, maar gebeurt ook tussen een gevangene en zijn ondervrager.
In ieder geval gebeurde het tussen Win en mij. Hij sprak heel goed Engels, maar vaak praatten we in het dialect van zijn stam. Hij leek het leuk te vinden mij dat te onderwijzen. En ik onderwees hem op mijn beurt in onze normen, waarden en wetten.
Die gesprekken waren mijn enige afleiding en ik keek er dan ook steeds naar uit. Maar ze waren ook een bron van grote droefenis, want ik zag in Win de verpersoonlijking van het kwaad, de ondermijnende invloed die van opium uitgaat.
Mét mijn liefde voor hem groeide ook mijn haat jegens de tranen van de papaver. Ik besefte dat mijn opdracht mislukt was. En nog erger, ik begreep dat ik nooit een kans op succes had gehad. Maar in deze jongen zag ik... nou ja, ik denk dat je het mijn verlossing zou kunnen noemen. Ik raakte ervan overtuigd dat als ik hem zou kunnen redden - slechts één individu - ik mijn nederlaag in een overwinning zou hebben omgezet. Ik zou generaal Kiu op zijn eigen terrein hebben verslagen. Dus begon ik aan mijn ontsnapping te werken en op een nacht was het zover. Win lag op nog geen drie meter van me vandaan te slapen. Ik nam hem in mijn armen en hij werd wakker. Hij vroeg me wat ik aan het doen was en ik vertelde het hem. Ik wilde dat hij weer zou leven, dat hij van zijn verslaving af zou komen.
En dat,' zei Seve, aan zijn keel voelend, 'is hoe ik aan dit litteken kwam. Win trok een mes uit zijn gordel en sneed me van mijn oor tot hier open. Ik bloedde zó hevig dat ik bang werd. Ik liet hem vallen en viel zelf ook op de grond.
En daar vond generaal Kiu me. Hij hurkte bij me neer en terwijl zijn mensen de wond behandelden, zei hij: "Nu begrijp je waarom ik je niet gedood heb. Dat zou de weg van de minste weerstand zijn geweest. Je wilt weggaan en de jongen met je meenemen. Omdat je in je arrogantie gelooft dat dat het beste voor hem is. Je denkt dat je weet waaraan hij behoefte heeft en wat hij is. Maar, barbaar die je bent, je weet niets. En nu weet je zelf ook dat je niets weet.
Win wil hier niet weg. Hij heeft geen hekel aan zijn leven. Hier is hij al een man, een feit dat jij niet kunt geloven of bevatten. Hier heeft hij de verantwoordelijkheid van een man, krijgt hij wat een man toekomt. Hij heeft gedood en is gewond geraakt. Hij is zelfs naar jullie begrippen rijk en heeft zijn moed getoond."
"U hebt al die tijd voor Win gesproken," zei ik. "Laat hij nu voor zichzelf spreken." Ik draaide me om naar Win en hij spuugde me in het gezicht. Generaal Kiu lachte. "Wat jij denkt in hem te zien, is alleen maar een produkt van jouw geest, jouw cultuur," zei hij. "Je hebt een illusie geschapen. Maar ook hiervan verwacht ik niet dat je het zult bevatten. Alle westerlingen houden zichzelf voor de gek. Je kunt er niets aan doen. Het zit in j e aard."
Toen ik voldoende op krachten was gekomen, liet hij me gaan. Hij gaf me een escorte soldaten mee om me in vijandig gebied te beschermen en om er zeker van te zijn dat mijn wonden niet geïnfecteerd zouden raken.'
Seve draaide zijn hoofd weer en het litteken verdween in de schaduw. Hij keek Soutane aan. 'Generaal Kiu had gelijk,' zei hij zachtjes. 'Ik wist niets. Ik was zo arrogant te denken dat ik zwart van wit kon onderscheiden, dat ik wist wat goed was voor deze mensen. Maar generaal Kiu gaf me het bewijs dat wit zwart was en zwart wit, en ik heb die les nooit vergeten.'
Soutane raakte zijn schouder aan. 'Het spijt me van al die nare dingen die ik tegen je gezegd heb,' zei ze.
'Laat maar.' Hij keek haar doordringend aan. 'Klaar om te gaan?'
Ze knikte.
'Oké dan.' Seve liep naar de deur en draaide de knop om. Toen kreeg hij een aanval van duizeligheid die de vloer deed golven. Die kwam omhoog en raakte hem tegen de zijkant van zijn hoofd. Milhaud rende over de Avenue Franklin Roosevelt, achter Morphée en zijn onbekende redder aan. Alle stukjes begonnen op hun plaats te vallen: LoGrazies angst voor de Magiër, zijn indirecte verzoek om Milhauds hulp, het laatste rendez-vous in het park. Het was allemaal doorgestoken kaart geweest; het was allemaal onderdeel geweest van de plannen van de Magiër.
Terwijl hij zijn zogenaamde losmaking van de Amerikanen had gevierd, hadden zij met hem gespeeld als een tijger met zijn prooi. Wat moest de Magiër genoten hebben van die laatste dagen!
'Kijk uit!' riep Milhauds metgezel toen een zwarte BMW de straat in kwam racen vanaf de Avenue New York. 'Die wagen heeft je de hele weg vanaf Angkor Vat gevolgd!'
Milhaud volgde de waarschuwing van de man op en dook weg in een donker portiek op een hoek. De BMW kwam aan het begin van de straat gierend tot stilstand en twee Vietnamezen sprongen naar buiten. 336
Milhaud trok Morphée tegen zich aan. Toen voelde hij een rukje aan zijn mouw en hij en Morphée volgden hun metgezel de hoek om, de Rue Frangois I in. 'Wie ben jij?' vroeg Milhaud opnieuw. 'Wat is je naam?'
'Herken je me niet?' Het gezicht, vaag bekend, verscheen en verdween terwijl ze de door straatlantaarns verlichte straat doorrenden. 'Ik ben Christopher Haye.'
'Mijn God!' Milhaud wankelde even en zocht steun tegen de muur van een gebouw. Het verleden, zo lang zo zorgvuldig verborgen gehouden, kwam nu op hem af met een snelheid die hij niet kon bijhouden. Chris pakte hem bij zijn mouw en trok hem weer verder.
'Lopen!' zei Chris tegen hen beiden. De echo's van hun voetstappen ijlden achter hen aan. Morphée had wijselijk haar schoenen met hoge hakken uitgedaan en rende barrevoets verder, trillend van angst. Ze hoorde nog steeds het geluid van de kogel die op een millimeter langs haar oor was gevlogen.
'Dit is onmogelijk!' Milhaud voelde zijn hart bonken. Had Christopher Haye gezegd dat hij vanaf het restaurant gevolgd was? Hij werd aan alle kanten verraden. 'Hoe kom jij hier?'
'Ik kwam hierheen om mijn broer Terry terug te brengen naar de States, maar bleef om erachter te komen wie hem had vermoord en waarom.'
'Maar waar neem je ons nu mee naartoe?'
'Naar de enige plek die ik ken die veilig is. Ik neem je mee naar je dochter.'
'Kan een computer liegen?'
'Nee. Het is maar een apparaat en dat kan niet liegen.'
'Maar hij kan voorzien worden van valse of misleidende informatie.'
'Niet deze computer. We zijn hier bij de CIA.'
'Laten we dan maar eens kijken.'
'Oké,' zei Charlie Karnow. 'Ik heb via deze computer toegang tot alle gegevens van de hoofdcomputer.' Hij tikte op het toetsenbord van het apparaat. 'Niemand weet hier natuurlijk van, en dat zou ik graag zo houden.'
'Daar heb ik geen problemen mee,' zei Diana.
Ze zaten met een brandy in Karnows studeerkamer. Het nieuws van Brads dood was bij hem hard aangekomen. 'Brad was een fantastische kerel,' zei Karnow, terwijl hij de glazen volschonk. Hij was een kleine, grauwe man met de gelige snor en vingers van de verstokte roker. 'Je hoeft alleen maar te kijken naar wat hij voor mijn zoon heeft gedaan. Jeff luisterde naar Brad.'
Hij krabde op zijn kalende schedel. 'Ik weet het niet. Nadat mijn vrouw is gestorven, leek mijn gezin uit elkaar te vallen. Ik denk dat ik te weinig ervaring had in het bij elkaar houden ervan. Dat liet ik aan haar over.' Hij liet zich op de stoel voor de computer zakken. 'Nou ja, hoe het ook zij, voor Brad doe ik alles.'
Diana knikte. 'Zoek dan maar uit waar Marcus Gable zich verstopt.'
'Hoe bedoel je?'
'Hij is van de CIA, maar ook weer niet. Hij is actief, maar niet voor de CIA en wordt gedekt door een schaduworganisatie, maar dat is niet de CIA. Er is druk vanuit het ministerie van Buitenlandse Zaken, maar die wordt door de CIA niet aangezwengeld.'
Charlie Karnow zat al over het toetsenbord gebogen en gaf een lange serie codes in. 'Wie bij BZ?' vroeg hij.
'Morton Saunders,' zei Diana. 'De contactman voor de CIA.'
'Let op het scherm,' zei Karnow.
Diana deed zoals hij vroeg en zag de gegevens van Saunders verschijnen. 'Hij is niet de contactman voor de CIA.'
'Niet meer.' Karnows vingers dansten nog steeds over het toetsenbord.
'Hij werd, zoals dat in hun kringen heet, "toegewezen aan een derde partij".'
'En dat betekent?'
Karnow haalde zijn schouders op. 'Dat zou elk van een ontelbaar aantal diensten binnen de geheime dienst kunnen zijn. Laten we eens zien of we erachter kunnen komen welke.'
De deurbel rinkelde en Karnow keek op. 'Dat zal de reparateur zijn,'
zei hij, zijn stoel naar achteren schuivend. 'Mijn telefoon doet het de hele dag al niet goed.'
Diana staarde naar het scherm en las de tekst die daarop stond: 'BEVEI-LIGD. GEBRUIK AXEL NINE VOOR VERDERE INFORMATIE'. Ze Zei echten
'Vraag wie het zijn en kijk eerst door het kijkgaatje voor je de deur opent.'
Karnow knikte en riep: 'Ik kom eraan!'
Diana hoorde hem bij de deur vragen wie er was en ze vroeg zich af wat Axel Nine inhield. Ze zag Karnow zijn oog tegen het kijkgaatje drukken, vlak voor een zware explosie het recht in zijn gezicht blies. De luchtdruk was zó groot dat Karnow dwars door de hal vloog. Diana was al overeind gesprongen, met haar pistool in de aanslag, toen de voordeur naar binnen klapte. Ze hebben me gevonden, schoot het door haar heen.
Ze zag Karnows lichaam uitgespreid op de grond liggen. Van zijn gezicht was nauwelijks iets over. Charlie is van de CIA en ze hebben hem vermoord, dacht ze. Wie zijn dit, verdomme?
In een reflex vuurde ze twee schoten af alvorens achter een gecapitonneerde rugleuning van een stoel weg te duiken voor een geweerschot dat als een explosie de kamer verscheurde. Toen begreep ze hoe weinig bescherming de wet haar kon verschaffen. Met tuitende oren rolde ze achter de aan flarden geschoten stoel vandaan, kwam overeind en begon te rennen. Ze wist dat ze geen kans had als ze daar bleef.
In de slaapkamer rukte ze aan het raam, maar dat was vergrendeld. Met een afkeurend gegrom pakte ze het pistool bij de loop, sloeg met de kolf het glas eruit en tikte de resterende glasscherven los en glipte naar buiten.
Ze bevond zich nu op een ouderwetse brandtrap en begaf zich onmiddellijk naar beneden. Ze had er geen behoefte aan op het dak in de val te lopen. Haar adem was gejaagd en heet en ze voelde de metalige smaak van angst in haar mond.
Op de tweede verdieping hield ze de trap voor gezien en sprong rechtstreeks naar beneden. Toen ze op de grond terechtkwam, zakte ze door haar linkerenkel en een scherpe pijn schoot door haar been.
'Verdomme!' De kreet ontsnapte aan haar op elkaar geklemde kaken. Ze hoorde geluid boven zich, dook naar de grond en rolde weg. Toen ze weer overeind kwam, vuurde ze op de figuur op de brandtrap en hoorde een bevredigend gekreun. Ze hoorde het gekletter van metaal op metaal, maar bleef niet staan kijken of het inderdaad het geluid van een geweer was dat op het rooster van de brandtrap viel.
Ze liep hinkend naar Second Avenue en hield een taxi aan. De chauffeur draaide zich om, keek naar haar gehavende uiterlijk en zei: 'Ik weet niet of...'
'Maar ik wel.' Diana liet haar legitimatie zien en gaf haar huisadres op. Ze bleef een volle minuut naar haar eigen voordeur zitten staren toen de taxi haar woning had bereikt. Haar eerste opwelling was geweest om naar het politiebureau te gaan, maar toen dacht ze aan Seves waarschuwing over infiltranten.
'Dame?' De taxichauffeur staarde haar aan. 'We zijn er.'
Diana liet haar hoofd achterover tegen de rugleuning rusten en sloot haar ogen. Ze was zó vermoeid dat ze door duizelingen dreigde te worden overvallen.
'Dame? Hé, komt er nog wat van?'
Ze was zó dicht bij de kern van de duisternis geweest die Marcus Gable omringde, zó dicht bij de informatie die Seve nodig had. En die ze hem zo graag zou willen geven. Ze herinnerde zich wat Brad Wolff had gezegd: Het beste voor Guarda zou zijn als je hem een zoon gaf. Nu was haar wijkbureau een rode zone en ze besefte dat dit ook voor haar appartement gold. Als ze wisten wie ze was, wisten ze ook waar ze woonde. Ze keek omhoog naar de donkere ramen. Iemand kon zich daar verborgen houden, wachtend op het moment dat zij de sleutel omdraaide. Diana huiverde. Ze moest daarvandaan.
'Dame, denk aan mij, ja? Ik weet niet hoe het met u is, maar ik moet met deze taxi mijn geld verdienen.'
Diana gaf hem het adres van een hotel helemaal aan de westkant van de stad, ver van de geijkte hotels, rustig, anoniem. Ze kende het omdat de stad het vaak gebruikte om juryleden in onder te brengen. Toen ze op het trottoir stond nadat de taxi was vertrokken, voelde ze zich verschrikkelijk kwetsbaar. Ze haastte zich het hotel in en vroeg uit veiligheidsoverwegingen een kamer op de bovenste verdieping. Ze deed de deur achter zich in het slot, deed de ketting erop, trok haar kleren uit en nam een gloeiend hete douche. Haar benen trilden zó erg dat ze zich met beide handen moest vasthouden. De zeep nam wel het zweet en het vuil met zich mee, maar niet de angst.
Ze kleedde zich weer aan, pakte haar dienstpistool uit de holster en ging op bed liggen. Naast het bed stond een goedkoop, imitatiehouten tafeltje, met daarop een zwarte telefoon, een afschuwelijke metalen leeslamp en een asbak. In de la lag de bijbel. Diana sloot haar ogen en luisterde naar het geluid van haar eigen ademhaling . Ze moest in slaap zij n gevallen, want toen ze haar ogen weer opendeed, zag ze in één oogopslag de gebroken ketting en de figuur in de deuropening. Ze tastte naar haar pistool en hoorde een stem zeggen: 'Zeg maar dag met het handje.'
Het geweerschot wierp haar van het bed tegen de muur, maar ze voelde niets. Het geluid was het hardste dat ze ooit gehoord had. Van het ene moment op het andere was het, en alles, over.
Milhaud drukte Chris tegen de gevel van een gebouw. 'We kunnen hier nog niet weg.'
'Waar hebt u het over? Deze mensen proberen u en uw vriendin te vermoorden.'
'Dat is het nu juist,' zei Milhaud. Zijn gezicht was wit vertrokken in het licht van de straatlantaarns. 'Deze mensen zijn mijn werkgevers. Mr. LoGrazie, de man met wie ik zo dadelijk een ontmoeting zou hebben, is hier ook bij betrokken, dat weet ik zeker. Als ze me inderdaad hebben afgeschreven, moet ik terug naar mijn appartement.'
'U bent gek!' zei Chris. 'Ze houden natuurlijk uw appartement óók in de gaten.'
'Maar tóch moet ik gaan,' hield Milhaud aan. 'Anders nemen ze de Prey Dauw mee.' Hij zette zich al in beweging en Chris werd gedwongen hem te volgen, als hij het gesprek althans wilde voortzetten. Ze haastten zich de straat over en sloegen een hoek om naar de Avenue New York. 'Ik heb hem nog, maar mijn werkgevers willen hem. Ik heb geweigerd hem uit handen te geven.'
'Wacht eens even,' zei Chris. 'Wie zijn uw werkgevers eigenlijk?'
Milhaud, van schaduw naar schaduw springend, negeerde hem. 'Aan de overkant van de straat ligt mijn appartement,' fluisterde hij. 'Ik zie niemand die de ingang in de gaten houdt.'
Chris, die zijn nek bijna verrekte om maar alle kanten te kunnen opkijken, zei: 'Het is onmogelijk. Ze zijn niet zo stom dat ze de mogelijkheid over het hoofd zouden zien dat u terug zou gaan.'
Hij gaf Milhaud en Morphée een teken te blijven waar ze waren en kwam toen uit de schaduw te voorschijn. Hij liep het hele blok langs, eerst aan één kant van de straat, toen terug langs de andere kant. Onderweg tuurde hij in elke geparkeerde auto, maar er was niemand. Ook keek hij naar de ramen van de flats, op zoek naar gezichten, het bewegen van een gordijn, de glinstering van metaal die op een geweer kon duiden. Tegelijkertijd hield hij de straat in de gaten om te zien of de zwarte BMW terugkwam, maar toen hij weer terug was bij Milhaud, had hij niets gezien.
'U hebt gelijk,' zei hij. 'Het lijkt er inderdaad op of het huis niet in de gaten wordt gehouden.' Die constatering droeg echter niet bij aan zijn gemoedsrust. Waarom had men niemand aangesteld om Milhauds huis in de gaten te houden? Ergens klopte er iets niet. Maar wat?
Milhaud begon de straat over te steken, maar Chris trok hem terug.
'Blijf in hemelsnaam nog even wachten,' fluisterde hij. 'Misschien zijn ze al boven in het appartement.'
Milhaud keek hem met een grimmige uitdrukking aan. 'Als dat zo is, zal ik het gauw genoeg weten.' Toen kwam er een nieuwsgierige blik in zijn ogen. 'Je hebt mij al een keer gered en nu probeer je het weer. Waarom?'
'Ik houd van uw dochter. Ik heb altijd al van haar gehouden.'
Milhaud wachtte even en knikte toen. 'Ja. Dat geloof ik. Maar helaas zijn Soutane en ik niet langer familie van elkaar. Zij denkt ongetwijfeld dat ik dood ben en, geloof me, dat is ook veel beter.'
'Ze heeft het recht om de waarheid te kennen.'
Er verscheen een wrange glimlach op Milhauds gezicht. 'Mijn beste jongen, ik weet dat je het goed bedoelt. Maar als ze écht achter de waarheid zou komen, zou ze me met heel haar hart vervloeken.'
'Dat geloof ik niet. U bent haar vader. Wat hebt u gedaan dat ze u niet zou kunnen vergeven?'
'Mijn dochter is, zoals je ongetwijfeld zult weten, boeddhist. Doden is voor haar onaanvaardbaar. Ik heb met voorbedachten rade en uit woede gedood. Dacht je dat ze mij dat ooit zou vergeven?'
'Ze heeft zelf ook gedood,' zei Chris. 'Haar neef Mun heeft het haar geleerd en ze doodde om hem te beschermen. Het besef van wat ze heeft gedaan, vreet haar op.'
'O, mijn arme kind.' Hij schudde zijn hoofd. 'En jij denkt dat dat enig verschil maakt? Nee, nee. Zelfs al zou ze me kunnen vergeven, dan nog kan ik mijzelf niet vergeven. Er is geen boetedoening zwaar genoeg om het bloed van mijn handen te wissen. Ik heb geen andere keus dan verder te gaan op de weg die ik voor mijzelf heb uitgestippeld.'
'Natuurlijk hebt u een keus.'
Milhaud schudde zijn hoofd. 'Mijn beste jongen, je weet er niets van. Door mij n toedoen is j e broer nu dood. Hij bezat het derde en ontbrekende deel van het Woud der Zwaarden. Weet je iets van de Prey Dauw af?'
'Soutane heeft het me uitgelegd.'
Milhaud gromde. 'De mystieke aspecten, neem ik aan. Maar de praktische toepassingsmogelijkheden van het zwaard kan niemand nog ten vol-le bevatten. Het zou heel goed kunnen dat het zwaard als enige in staat is alle opium-warlords uit de Gouden Driehoek te verenigen. Begrijp je wat dat zou betekenen?'
'Macht en geld,' zei Chris. 'Dat is waar we allemaal op uit zijn. Ook u, monsieur Vosges.'
'Nee!' Milhaud schreeuwde het bijna uit. 'Je begrijpt het verkeerd, of mijn dochter, die mijn beweegredenen nooit heeft kunnen begrijpen, heeft je op het verkeerde spoor gezet. Ik wilde slechts vrijheid voor de Cambodjanen, een complete breuk met het kolonialisme, waartoe ze door mijn wrede, onnadenkende landgenoten - en de jouwe - waren gebracht.'
'En dus vormde u intellectuelen om tot radicalen en verkocht aan hen wapens.'
'Ik had geen keus! Begrijp je het dan niet? De ontwikkeling was al te ver gegaan. Gewapende tegenstand was het enige antwoord. Het kolonialisme was al te diep geworteld in de machthebbers om hen nog te kunnen veranderen.'
'Maar het resultaat, monsieur Vosges, stond gelijk aan genocide. U
hebt Pol Pot losgelaten op het volk. Hoeveel Cambodjanen zijn er niet door uw handelen gewetenloos afgeslacht?'
Milhaud huiverde en Morphée sloeg haar armen om hem heen. 'Elke nacht droom ik over hen,' zei hij. 'Over de dood. Hoe kon ik weten dat het zo zou uitpakken? Hoe kon ik voorzien dat Saloth Sar zou veranderen in een wandelende, levende nachtmerrie?'
'De geschiedenis had u dat kunnen leren, als u maar had willen kijken,'
zei Chris. 'Mensen worden gedreven door hebzucht, niet door theorieën. Het verlangen naar macht en rijkdom is sterker dan zelfs de lessen van de grootste filosofen.'
'Maar ik heb hun alleen het pad naar de vrijheid gewezen,' zei Milhaud mistroostig. 'Ik kan nog steeds niet begrijpen wat er is misgegaan.'
Chris vroeg zich af of alle filosofen in de wereldgeschiedenis zo grondig teleurgesteld waren. 'U zei daarstraks dat door uw toedoen Terry dood is. Hebt u opdracht gegeven hem te vermoorden?'
'Als ik dat had gedaan,' zei Milhaud, 'zou je dan in staat zijn me te vergeven?'
'Hebt u het gedaan?'
'Nee. Zijn dood was een ongeluk.'
'En de moorden op Dominic Guarda en Al DeCordia? En de aanslag op mijn leven?'
Milhaud staarde hem aan. 'Waar heb je het over?'
Het was in het zwakke licht moeilij k om zijn gelaatsuitdrukking te zien.
'Monsieur Mabuse - Trangh - heeft Dominic en DeCordia op dezelfde manier uit de weg geruimd als Terry. Hij heeft hen onthoofd. Toen kwam hij achter mij aan, in New York, en deed bij na hetzelfde met de vrouw die bij me was.'
'Wat is er gaande? Ik heb nooit toestemming gegeven...'
'Maar u was toch samen met Terry bij die heroïnehandel betrokken?'
'Samen met hem? Nee, dat zou ik niet willen zeggen. We waren, zo zou je kunnen zeggen, vreedzame concurrenten in dezelfde branche. Tenminste, totdat ik door mr. LoGrazies groep werd benaderd.'
'Uw werkgevers?'
'Ja. Eerst was ik ervan overtuigd dat het de mafia was. Toen kwam ik er, dankzij een afluisterapparaat in LoGrazies woning, achter dat het de CIA was die zich als mafia had voorgedaan.'
'De mensen van de CIA? Betrokken bij een heroinenetwerk?'
'O, zeker. Verbaast je dat? Nou, ze zitten al sinds de oorlog in Vietnam in de drugshandel. Ik heb een overeenkomst met hen gesloten via twee van hun afgezanten die ik in 1969 in Angkor Wat ontmoette. Een van hen werd de Magiër genoemd. De andere was je broer Terry.'
'O, Jezus!' Chris sloot zijn ogen en voelde zich duizelig. 'Nee!'
'Maar jongen! Ik dacht dat je dat wist. Je was tenslotte zijn enige broer.'
'Ik heb nooit iets geweten.' De enormiteit van die woorden raakte hem keihard. Hij voelde zich doodmoe en wilde het liefst huilen. Toen haalde hij diep adem en probeerde krampachtig zijn gedachten weer te ordenen.
'U zei dat u een overeenkomst met Terry en de Magiër had gesloten, dus ik neem aan dat ze uw netwerk overnamen?'
Milhaud knikte.
'En wat kreeg u daarvoor terug? Geld?' Zelfs toen hij de vraag stelde, was hij zich ervan bewust dat een deel van hem zich wilde verschuilen, niets wilde weten.
'O nee, iets veel waardevollers dan geld,' zei Milhaud. 'Tenslotte was het netwerk een bron van nooit eindigende inkomsten. Er was slechts één reden waarom ik dat zou opgeven: voor een kans om een aanslag op Sihanouk te plegen. Maar toen dat een politiek besmet onderwerp werd, stelde ik me tevreden met wapens. Ze voorzagen me van een constante stroom wapens die ik, met al mij n geld, nooit zelf had kunnen verkrij gen.'
Chris voelde zich misselijk. 'En die wapens gingen rechtstreeks naar Pol Pot?'
'Naar de Khmer Rouge, ja. Zoals ik al zei, was mijn eerste doel Sihanouk uit de weg te ruimen. Toen dat niet meer uitvoerbaar was vanwege zijn banden met Peking, probeerde ik zijn afzetting te bewerkstelligen.'
'Wat moest de CIA met een heroïnenetwerk?'
'Dat heb ik niet gevraagd.'
'U wilde er niet over denken, bedoelt u.'
'Mogelijk,' gaf Milhaud toe. 'Maar dat maakt niet veel verschil. Ze zouden me tóch geen antwoord hebben gegeven.'
'Maar later, toen Terry en Mun het netwerk runden, moesten zij toch geweten hebben waar de heroïne heen ging?' Het was verschrikkelijk belangrijk voor Chris om dat uit te pluizen. Na al zijn verwachtingen en veronderstellingen, na zijn vertrouwen in Terry's goede bedoelingen, leek hij het toch bij het verkeerde eind gehad te hebben. Terry was drugssmokkelaar geworden, zo simpel was het. Die waarheid leek te afschuwelijk om over na te denken.
'Dat was juist het vreemde,' zei Milhaud. 'Ik ben er nooit achter gekomen wie de heroïne kocht. Ik kan je alleen zeggen dat het geen van de gebruikelijke kanalen was.'
'Ik begrijp het nog steeds niet,' zei Chris. 'Als LoGrazie van de CIA is en hij wil dat u Terry's netwerk overneemt... Naar wat u me hebt verteld, was dat netwerk al in handen van de CIA.'
'Ik heb alleen maar gezegd dat de CIA het in 1969 heeft gekocht, maar ik weet niet wat er in die tussentijd is gebeurd. Misschien hebben de Magiër en Terry geprobeerd er een privé-onderneming van te maken. In ieder geval is er een enorme verwijdering tussen hen ontstaan - waardoor, kan ik niet zeggen.'
'Dus de CIA huurde u in om het netwerk terug te krijgen.'
'Ja, via Operatie Witte Tijger, hoewel ik dus eerst niet wist dat zij erachter zaten. En de centrale factor - wat ze echt wanhopig graag wilden hebben - was de Prey Dauw. Met die talisman kunnen ze de hele papaverproduktie in de Gouden Driehoek controleren.'
'Hoe zijn ze achter het bestaan van het Woud der Zwaarden gekomen?'
'Via de Magiër. Dat was de naam die je broer aan Virgil gaf.'
Chris keek weer de straat af naar enig teken van de zwarte BMW. 'De Magiër wil ons allemaal dood hebben. Weet u ook waarom?'
Milhaud ging van het ene op het andere been staan. 'Dat doet er niet toe. We bevinden ons nu allemaal op dit pad en kunnen niet anders dan het tot het einde toe volgen.'
'Dat is niet waar. Mijn ervaring is,' zei Chris, Milhaud strak aankijkend, 'dat het mensen die beweren geen keus te hebben eenvoudig aan de moed ontbreekt een keuze te maken. Als u het moeilijk vindt te veranderen, denk dan eens hieraan: misschien bent u degene die Soutane er weer bovenop kan helpen. U had het daarstraks over boete doen. Zou dat niet genoeg boetedoening zijn? Zou dat niet voldoende zijn om uzelf te redden?'
Milhaud rukte zijn blik los van die van Chris. 'We verspillen onze tijd,'
zei hij scherp. Hij wendde zich tot Morphée en duwde haar nog verder in de schaduw. 'Blijf hier,' zei hij, 'en beweeg je niet tot wij je komen ophalen.' Toen rende hij de straat over. Ondanks de waarschuwingssignalen in zijn hoofd ging Chris hem achterna. 'We moeten de Prey Dauw te pakken krijgen.' Milhaud deed de toegangsdeur van het slot. Het garagegedeelte was pikdonker en hij liet bewust het licht uit. Hun voetstappen echoden spookachtig door de ruimte.
Boven, in het vreemd ingedeelde appartement, was het eveneens donker. Milhaud sloot de deur achter hen. Hier en daar waren er bleke, wratachtige vlekken licht op het parket en de tapijten te zien. Milhaud leidde hen behoedzaam door gangen en langs zwaar meubilair. Hij deed geen licht aan en Chris was gedwongen zó dicht achter hem te blijven dat hij hem kon aanraken, zodat hij niet de weg zou kwijtraken en ergens tegenop zou botsen.
Bij de deuropening van elke kamer bleef Milhaud als een snuffelende hond staan om de geur van een indringer op te vangen. Bij elke stap die ze deden, leek de spanning te stijgen. Chris begon te zweten. Hij tuurde in de verste, donkerste uithoeken, waar hij onmogelijk iemand had kunnen zien, alsof zij n intuïtie hem kon aanduiden of er iemand loerde, tot hij, als een kind dat bang is in het donker, beweging leek te zien in elke onduidelijke vorm die opdoemde. Ten slotte kwamen ze bij Milhauds studeerkamer. Die was bereikbaar via openstaande dubbele schuifdeuren en ze bleven beiden doodstil in de deuropening staan. Chris probeerde vormen in het donker te ontwaren en Milhaud concentreerde zich zonder ergens speciaal naar te kijken. Ze gingen snel de kamer binnen, waar Milhaud onmiddellijk naar het bureau liep. Chris liep ondertussen naar het raam, dat uitzag op de Seine en daarachter de Ecole Militaire en het Pare du Champ de Mars. De ramen werden geheel bedekt door bamboelamellen, maar niette-min drongen er dunne straaltjes licht doorheen. Chris liep nog dichter naar het raam toe, tot hij met zijn gezicht tegen de lamellen gedrukt stond en door de spleten de Avenue New York kon zien.
De zwarte BMW stond dubbel geparkeerd. Hij kon rook uit de uitlaat zien kringelen, de motor liep nog.
Chris draaide zich om en zag dat Milhaud een pistool in zijn hand had. Hij wilde net wat gaan zeggen, toen Milhaud hem tot stilte maande. Milhaud wees naar een deur in de kamer, opende die en liep erdoorheen. Chris volgde hem.
Ze bevonden zich nu in een opbergkast. 'De zwarte BMW staat beneden,' fluisterde Chris in de benauwde ruimte.
'Dat verbaast me niets,' zei Milhaud in zijn oor. 'Er is iemand in het appartement. Ze zijn, zoals ik al zei, gekomen om het Woud der Zwaarden te stelen.'
Dat was interessant. Chris herinnerde zich dat Milhaud de deur achter zich gesloten had, maar hij had geen geluid gehoord dat leek op het openbreken van een slot, hetgeen betekende dat, wie er zich ook in het appartement mocht bevinden, een eigen sleutel had. Hij duwde voorzichtig de deur van de kast iets verder open, zodat ze een iets ruimer zicht op de studeerkamer hadden. Ze konden nu ook een deel van de schuifdeuren zien, Milhauds bureau en een deel van de plafondhoge boekenkast. Hij wilde net aan Milhaud vragen wie er een sleutel van zijn voordeur kon nebben, toen een schaduw de deuropening vulde. Hij voelde Milhaud naast zich verstijven en zag dat hij zijn pistool richtte. De figuur bleef even staan, alsof hij een vertrouwde omgeving bekeek, liep toen zonder geluid naar Milhauds bureau en klikte de bureaulamp aan.
In het licht daarvan herkende Chris Trangh. Milhaud ontspande zich en liet het pistool zakken. Hij veranderde van positie en stond op het punt de kast te verlaten, toen Trangh naar de boekenkast liep en, met zijn handen plat ertegenaan, een deel ervan wegschoof. Het was een verborgen deur en zodra die open was, voelde Chris een nieuw soort gespannenheid door Milhaud heen trekken. Trangh leunde naar voren in de nu geopende ruimte en kwam weer te voorschijn met een vreemd uitziend driebladig zwaard.
'Merde!' zuchtte Milhaud. 'Hij heeft het Woud der Zwaarden!'
Met de zwarte BMW beneden in de straat in zijn achterhoofd fluisterde Chris: 'Misschien zag hij de auto beneden en wil hij het zwaard naar een veiliger plek brengen.'
'Het was daar volkomen veilig,' zei Milhaud. 'Christus, wat ben ik een dwaas geweest! Hij heeft me verraden!' Chris zag het pistool weer omhoogkomen en op Tranghs achterhoofd wijzen. Op datzelfde moment leken vele stukjes van de puzzel op hun plaats te vallen en begreep Chris waarom niemand het appartement in de gaten had gehouden. Dat was niet nodig geweest, omdat Trangh hun ogen en oren vormde.
Trangh werkte voor Milhaud, de hoge ome in het netwerk, maar nu werd duidelijk dat hij ook nog voor iemand anders werkte. Voor wie?
Wie had Trangh erop uitgestuurd om Chris te doden, wie had Milhaud die avond willen neerschieten en wie zat er in de zwarte BMW? Milhauds werkgevers?
Toen wist Chris het. 'Hij werkt voor Marcus Gable!'
Milhaud draaide heel even zijn hoofd opzij. 'Voor wie?'
'Virgil.'
'Ja! De Magiër. Dat moet het zijn!' fluisterde Milhaud, over de loop van zijn pistool heen. 'Daar zal hij voor sterven!' Zijn vinger spande zich om de trekker.
Chris keek naar Trangh, die het Woud der Zwaarden inpakte en beleefde opnieuw die ontmoeting in de stal in Tourrette. Hij herinnerde zich wat Seve had gezegd. Trangh had Terry, Dominic en DeCordia vermoord. En toen hij probeerde Chris te vermoorden, had hij Alix zwaar verwond.
En toch, toen hij weer de kans had gehad Chris te doden, had hij dat niet gedaan. Hij had in plaats daarvan de ruil geaccepteerd tussen Soutane en de dolk die Terry zo graag had willen houden. Waarom?
Chris wist het niet, maar hij herkende in Trangh iets, een mysterie dat hij misschien moest ontraadselen teneinde te begrijpen wie en wat hij geworden was. Want het was hem duidelijk dat hij niet langer de Christopher Haye was die voor een rechtbank een man had verdedigd die daarna zo ongeveer zijn schuld had bekend. De Christopher Haye die zich verraden voelde door de wet, die hij altijd, zoals hij had gezworen, zou eerbiedigen, maar die hem nu bespottelijk had gemaakt. Een tij dj e had hij gedacht dat hij als door osmose langzaam maar zeker de identiteit van zijn dode broer had geabsorbeerd. Dat zou eenvoudiger te begrijpen zijn geweest, een keurige, literaire oplossing. Maar sinds die avond in de stal wist hij dat de waarheid veel ingewikkelder was, zoals ook het leven veel ingewikkelder was dan in enig boek kon worden beschreven. Hij zag de loop van Milhauds pistool op Trangh gericht en in zijn geest kwam het beeld op van het trotse hert dat snuivend door de sneeuw stapte. Hij voelde Terry's vinger weer over de zijne heen, hem dwingend de trekker over te halen.
Die hele onderneming was begonnen om uit te zoeken wie Terry had vermoord en waarom, maar het was nu tot iets oneindig belangrij kers geworden. Het was voor Chris een persoonlijke reis naar een thuis waarvan hij nooit geweten had dat hij het had, laat staan dat hij ooit zou hebben geloofd het te zullen vinden.
Milhauds vinger spande zich om de trekker, maar Chris wrong het pistool uit zijn hand.
Ma Varada had tegen Mun gezegd dat hij niet zou sterven en ze had gelijk gekregen. Mun, die zijn machtige vrienden en aanzienlijke fondsen in Bangkok had aangesproken, stapte uit de jumbo jet op Franse bodem. Het was Parijs en niet Nice, omdat Parijs de stad was waar zich volgens Ma Varada de Magiër bevond.
Parijs of Vence, het maakte Mun niet uit. Frankrijk was niet langer zijn thuis. Zijn geest en zijn ziel werden verteerd door de gedachte aan Sagaing. Slechts met de grootst mogelijke inspanning was hij in staat geweest zich los te weken van de stad van het gebed. Alleen vanwege de Magiër was hij teruggekomen. Hij keek naar Ma Varada terwijl ze langs de douane gingen. Ze droeg een modieus pakje van linnen en zijde, een in Bangkok gemaakte imitatie van een Ungaroontwerp. Ze had haar haren kort laten knippen, op een heel moderne manier, droeg schoenen met hoge hakken van slangeleer, een stel iriserende groene armbanden om haar linkerpols en een tasje van slangeleer. Hoewel het al na middernacht was, zag ze eruit alsof ze net op het vliegtuig was gestapt. Het was ongelooflijk dat dit dezelfde vrouw was die Mun uit de handen van generaal Kiu had gered.
'Maak je geen zorgen om een taxi,' zei Ma Varada, toen ze door de douane waren. 'Een vriend van mij heeft mijn auto naar het vliegveld gebracht.'
Het was een Citroen met een opgevoerde motor en ze reed snel. Mun moest zich regelmatig aan de handgreep vasthouden terwijl ze over de Périphérique raasde.
Ze moesten in het zestiende arrondissement zijn, op het kleine Petrarque-plein. Ze parkeerde de Citroen op de stoep naast een drie verdiepingen hoog hoekhuis met een nogal strenge, neoklassieke gevel. Een klein maar druk bewerkt gietijzeren balkon domineerde de tweede verdieping. De deur, geflankeerd door twee imposante ovalen ramen, lag diep in het portiek.
Toen ze uitstapten, zei Ma Varada: 'Hier bevindt zich de Magiër.'
Mun was moe en had pijn en hij wist dat dit niet de juiste tijd was voor een confrontatie met de Magiër. Zijn wond heelde snel, dankzij het drankje van de blinde man in Sagaing, maar hij was nog verre van hersteld. Maar Mun wist ook dat tijd nu net iets was dat hij miste. Niet als het de Magiër betrof. Hij moest nu worden tegengehouden, voordat hij in het bezit kwam van de Prey Dauw. Voor hij de opium-war'.ords kon commanderen en de Shan compleet in handen had. Zijn macht op het Shan-plateau was toch al aanzienlijk. Hij had al de medewerking van admiraal Jumbo en het leek erop, ondanks tegensprekingen, dat hij ook generaal Kiu aan zijn kant had. Mun wist dat de Magiër en Terry hetzelfde plan hadden gehad, namelijk alle warlords te verenigen. Maar wat ze met de daaruit voortvloeiende, enorme macht wilden doen, was totaal verschillend. Kiu of Jumbo, een van die twee warlords had Mogok gedood en geprobeerd ook hem en Ma Varada te doden. Maar wie? Mun wist het niet. Alleen de Magiër wist het.
Plotseling lachte Mun. Hij bedacht ineens dat het ook niet uitmaakte wie er had geprobeerd hem te doden, want uiteindelijk was het de Magiër die aan de touwtjes trok.
Mun keek naar het huis en wenste dat Terry erbij was. Hij fluisterde een kort gebed en zei toen: 'Oké. Laten we gaan.'
Maar Ma Varada hield hem tegen en liep alleen de stenen trap op naar de deur. Ze stond nu op het bordes, in het volle zicht van de videocamera die boven haar tegen de muur was bevestigd. Met haar rug naar hem toe belde ze aan, legde haar hand op de deurknop en duwde de deur open.
'Ik wil haar niet zien,' zei Milhaud. 'Als ze achter de waarheid komt, zal ze me verachten en daarmee kan ik niet leven. Nu ben ik tenminste nog afgeschermd voor haar haat en kan ik mezelf wijsmaken dat die niet bestaat.'
Chris legde de hoorn op de haak en, de bron van Milhauds angst verkeerd interpreterend, zei hij: 'U hebt te weinig vertrouwen in haar.' Hij zag dat Milhaud net zo doodsbang keek als Soutanes stem had geklonken toen hij haar zojuist in het hotel had gebeld.
'Chris, waar ben je geweest? Ik ben bijna gek van angst!' had ze hem zowat toegeschreeuwd.
'In Porte de Choisy,' zei hij. 'Terwijl jij en Seve een tête-a-tête hadden, heb ik een opzienbarende ontdekking gedaan.'
'Wat? Heb je Trangh gevonden?'
'Ja en nee. Weet je zeker dat je hierin geïnteresseerd bent?'
'In godsnaam, Chris, zeg me wat er aan de hand is! Begrijp je dan niet dat we allebei pijn lijden? Even vergat ik afgelopen nacht mijn pijn en riep ik Terry's naam. Maar is dat een reden om me nóg meer te straffen?'
Chris schaamde zich op hetzelfde moment. Moest hij écht weten dat hij belangrijker voor haar was dan Terry was geweest? Maar hoe zou hij daar ooit achter komen? Hoe kon ze hem dat ooit bewijzen, zelfs als ze dat zou willen?
'Chris, is het goed met je?'
'Ik wil dat jij en Seve direct hierheen komen,' zei hij.
'Seve is net flauwgevallen. Hij heeft nog steeds last van Tranghs aanval,' had Soutane gezegd. 'De dokter is hier geweest. Hij kan niet weg.'
'Dan kom jij maar alleen,' had Chris tegen haar gezegd. 'Heb je een pen? Schrijf dit adres op.'
Hij zag nu de angst over Milhauds gezicht komen. Het was afschuwelijk om te zien, en hij zei: 'Het is te laat. Ze is op weg hierheen.'
'Dan ga ïk weg.'
Hij wendde zich tot Morphée. 'Kun jij hier niets aan doen?'
Milhaud had erop aangedrongen om daarheen te gaan, naar Les Portes du Jade, het huis van Morphée. Het was, zei hij, de enige plek waar hij zich veilig voelde. Hij had er ook op gestaan dat ze uit veiligheidsoverwegingen afzonderlijk zouden vertrekken. Zelf had hij de metro genomen en Chris was de Seine overgefietst naar de linkeroever. Morphée glimlachte naar hem. 'Hij zal niet vertrekken,' zei ze. 'Hij droomt van zijn dochter en ziet zelfs in mij dingen van haar terug.' Ze draaide zich om naar Milhaud. 'Dacht je soms dat ïk dat niet wist? Ik weet misschien niet wat er in je hoofd omgaat, maar weet altijd precies wat je voelt.'
Milhaud wendde zich van haar af, liep naar het raam en keek uit over de stad. 'Dat wachten is een beetje als sterven,' zei hij.
'Je zult het wel overleven,' zei Morphée. 'Net zoals je alle verschrikkingen van de oorlog hebt overleefd.'
Ze kwam achter hem staan, maar hij schudde haar hand van zich af.
'Dit is anders. Begrijp je het niet? Soutane is mijn ziel; ze is een deel van mij.'
'Je hebt al zó lang zonder haar geleefd.'
'Niet geleefd; dat kon je nauwelijks leven noemen.' Chris zag hoe de wanhoop diepe groeven in Milhauds gezicht had gekerfd. 'Ik heb rondgekropen als een beest dat zijn eigen poten heeft afgeknaagd. Mijn verleden is zó levend voor me geworden dat ik nauwelijks nog besef wat er om me heen gebeurt. Het heden is grijs en donker als een winteravond voor me en net zo vaag als vroeger het verleden.' Hij schrok op bij het geluid van een klop op de deur van Morphées appartement.
Chris opende de deur. 'Hallo, Soutane.'
Ze had een zwarte panty aan en een getailleerde blouse. Over de panty droeg ze een zwarte minirok, die nauwelijks haar dijen bedekte. Ze had geen make-up op, maar dat was niet de reden dat ze zo bleek zag, dacht hij.
'Chris, ben jij...'
'Kom eerst maar verder.'
Ze stapte over de drempel en hij ging opzij .Toen zag ze Milhaud aan de andere kant van de kamer staan. Hij leek wortel te hebben geschoten en kon nauwelijks ademhalen.
'Lieve God!' zuchtte Soutane. 'Vader?'
Chris zag dat Milhaud wilde knikken, zijn mond wilde openen en het woord uitspreken dat hij zo graag wilde zeggen: dochter. Maar hij kon het niet.
Ze liep de kamer door en zonder haar ogen van haar vaders gezicht af te wenden, vroeg ze aan Chris: 'Wat heeft dit te betekenen?'
'Hij noemt zich tegenwoordig Milhaud; niet Vosges.'
Het leek of hij haar een klap had gegeven. Ze deinsde achteruit, maar het was Milhaud die ineenkromp. Morphée sloot haar ogen. 'De man...'
Soutane slikte en moest opnieuw beginnen. 'Trangh werkt voor mijn vader?'
'Ja,' zei Chris. Hij voelde zich als een tolk bij een ontmoeting van de politieke wereldtop. 'Ze hebben elkaar in 1969 in Indo-China ontmoet.'
'Ik zag Trangh als een dolende ziel in de krankzinnigheid van de oorlog .' Milhaud had zij n stem teruggevonden. Misschien kwam het door het onderwerp, een terugkeer naar het terrein dat zijn levensfilosofie was geweest. 'Hij was de slippedrager van de Magiër, de voetveeg. Ik kon niet aanzien dat hij zich zo vernederde, net zoals de Vietnamezen en Cambodjanen zich al meer dan een eeuw door ons, Fransen, hadden laten vernederen. Toen heb ik hem onder mijn hoede genomen, hem weggehaald bij Vir-gil, en heb hem geleerd zijn koloniale verleden te vergeten. Ik heb hem geleerd een toekomst te zien die vervuld is van vrijheid.'
'Vrijheid?' Een schaduw viel over Soutanes gezicht. Was het afgrijzen of walging, of een combinatie die te complex was om te begrijpen? 'Dus dat is jouw omschrijving van moord? Ik kan nauwelijks geloven dat jouw bloed door mijn aderen stroomt.'
Milhaud richtte zich hulpeloos tot Chris. 'Ik heb gefaald met Trangh, net zoals ik met Pol Pot heb gefaald. Het is zoals je zegt, ik begrijp de achterliggende theorie, maar schoot te kort toen ik hun psyche moest beoordelen. Ik ben door hen misleid, iets dat ik nog steeds niet kan begrijpen.'
'Het lijkt erop dat zijn lessen niet helemaal op Trangh zijn overgekomen,' zei Chris tegen Soutane. 'Op een gegeven moment zocht hij weer contact met Virgil en sindsdien heeft hij in het geheim voor hem gewerkt. Zijn opdracht om te doden kwam niet van je vader maar van de Magiër.'
'Dat is waar,' zei Milhaud snel. 'Trangh had La Porte a la Nuit\an Terry moeten kopen - dat was alles. Maar Terry probeerde me een imitatie te verkopen. Hij dacht dat ik het verschil tóch niet zou zien en hij had gelijk. Maar hij wist niet dat Trangh voor mij werkte noch dat ik hém zou zenden om de dolk te inspecteren.
Trangh was een van de weinige mensen die de Poort naar de Nacht ooit in het echt had gezien. Hij had direct door dat het namaak was en daaruit is al het andere voortgekomen.'
'Het lijkt nu duidelijk dat Trangh toen al een opdracht van de Magiër had om Terry te doden,' zei Chris. 'En dat was het ideale moment om het te doen, zonder dat je vader ook maar kon vermoeden wat er werkelijk aan de hand was.'
Soutane wendde zich tot haar vader. 'Is dat waar?'
Hij knikte zielig. 'Het lijkt er wel op. Ja.'
'Maar waarom verdween je, heb je je naam veranderd, heb je een leven geleid alsof ik niet bestond?' vroeg Soutane.
Vosges wierp snel een blik in Morphées richting voordat hij zich omdraaide en uit het raam keek.
'Vader?'
Hij bewoog zich alsof hij in het diepst van zijn slaap een onrustige droom had. 'Daarop moet ik het antwoord schuldig blijven, vrees ik.'
Stilte in de kamer. Chris keek van de een naar de ander, tot zijn blik op Morphée gericht bleef. Ze stond heel stil en vermeed iemand aan te kijken. Soutane deed één enkele stap in de richting van de figuur bij het raam.
'Denk je nu écht dat ik daar genoegen mee neem? Dat ik me in je armen zal werpen, je overladen met kussen en zeggen: oké, ik vergeef je?'
Het begon als een sombere glimlach, maar toen hij haar gelaatsuitdrukking zag, verdween die. Hij bracht zijn vuist voor zijn mond en kuchte verlegen. Het gebaar kon niet zijn angst voor haar verbergen. Maar Soutane, in haar opgewondenheid, scheen zich niet bewust van haar macht over hem. 'Chris, ik wil hier weg,' zei ze.
'Ik denk niet dat zoiets op dit moment verstandig is.' En toen ze zich verbaasd en kwaad naar hem omdraaide, ging hij verder: 'Monsieur Vosges' connectie met Trangh - hoe weinig die nu ook nog mag betekenen kan net het werktuig zijn om Trangh in de val te lokken en ons naar de Magiër te brengen.' Hij schonk haar een veelbetekenende blik. 'Hoe rot je je op dit moment ook voelt, ik geloof niet dat je die kans wilt laten lopen.'
Ze knikte met tegenzin. 'Maar ik wil niet in één kamer met hem blijven.'
, lieveling , ' zei Morphée en nam haar bij de arm .' Ik zal het j e elders gemakkelijk maken.'
Vosges stond op het punt te protesteren, maar toen zag hij de blik in Morphées ogen en besloot het erbij te laten. Zijn arm, die hij als in een verzoek had uitgestrekt, viel krachteloos langs zijn lichaam. Morphée en Soutane gingen de deur van het appartement uit en hij zei met diepe droefheid: 'Ze heeft mijn hart kapotgemaakt.'
Chris, die hem van dichtbij aankeek, zei: 'Alleen in zoverre u het ernaar hebt gemaakt, monsieur Vosges.'
Mun rende, zonder acht te slaan op zijn pijn, de trappen op en schoof langs haar de vestibule in. Hij draaide zich om teneinde de deur voor haar gezicht dicht te slaan, maar ze was al naar binnen geglipt. Had hij haar willen buitensluiten om haar te beschermen of omdat hij haar nog steeds niet vertrouwde?
Hij drukte een vinger tegen zijn lippen en gebaarde dat ze bij de deur moest blijven staan. Ze bevonden zich in een zwak verlichte hal. Voor hen liep een glanzend gewreven eikehouten trap omhoog naar de eerste verdieping. Daarboven, op de overloop, brandde ook licht en daartegen stak nu het messcherpe silhouet af van een man die de trap af kwam rennen.
'Ma Varada?'
De stem van de Magiër bracht een massa herinneringen en beelden boven. Mun bracht zichzelf weer terug tot de werkelijkheid.
'Ja?' Sprak ze uitdagend of juist terughoudend?
'Kom maar naar boven.'
Mun zag haar op hetzelfde moment met haar lippen één woord vormen: karma. Hij liep met haar mee en zag, boven gekomen, een man die hij niet kende. Die man had een automatische Beretta in zijn hand. 'Hallo, Mun,'
zei de Magiër. 'Ik zag je toen je uit de auto stapte.'
'Wat is er met jou gebeurd?' vroeg Mun, hoewel hij dat eigenlijk wel kon raden.
De Magiër gebaarde met de Beretta en Mun liep de overloop over en een in lichte kleuren geschilderd vertrek binnen. Een walnotehouten klok tikte sonoor de minuten weg op een marmeren schoorsteenmantel. Een tweetal ramen keek uit over de smalle straat en daarachter, op het Trocadéro.
Boven op een bewerkte ladenkast lag een geopende koffer, met daarin broeken en overhemden. Kleren van de Magiër. Waar ging hij heen?
'Ik ben gestorven en herboren,' zei de Magiër. 'Je kunt heel makkelijk leven scheppen als je de juiste personen kent, die bovendien over onbeperkte fondsen kunnen beschikken.'
'De CIA.'
'O, lieve help!' De Magiër lachte. 'Nee, nee. De Company wordt geleid door een stelletje idioten die nog niet eens het verschil kennen tussen geld en invloed. Het is nog precies hetzelfde als toen ik er werkte. Maar dat, beste Mun, is al heel lang geleden.'
Mun bedacht dat ze hem precies het goede gezicht hadden gegeven, want Virgil kon zich achter zijn uitdrukkingsloze uiterlijk verbergen. Als zijn gezicht bewoog, leek het of het van plastic was en op commando's reageerde in plaats van op emoties.
'Ik heb de Company in 1972 vaarwel gekust. Jezus, wat was dat een prettige gewaarwording! Het leek wel of ik vier jaar had dichtgezeten, alsof ik in de hel was gestationeerd, wat in 'Nam ook eigenlijk het geval was.'
'Waar ging je daarna heen?' Mun probeerde niet naar de Beretta te kijken. Hij zag de jungle weer voor zich, de muren van Angkor, de god Visjnoe, die schiep en vernietigde.
'Ben je daarom hierheen gekomen, om daarachter te komen? Jezus, Mun, ik hoop niet dat je zó stom bent!'
Het wapen was niet de bron van de dood, maar de man. De Magiër met zijn plastic gezicht moest in de gaten worden gehouden.
'Het is waar; in het begin hield ik van de CIA. Maar dat kwam voornamelijk omdat ik naïef was. Ik zag in hen - en daarmee in mezelf-een moderne versie van de Texas Rangers. Stoere kerels, die voor een goede en belangrijke zaak vochten.'
Mun moest zichzelf dwingen eraan te denken hoe gevaarlijk deze man was en wat hij met Terry had gedaan. Als je zijn gezicht zag, de glimlach die erop lag, kon je onmogelijk geloven dat hij ook maar iemand kwaad zou doen. Hij mocht niet vergeten hoe machtig de Magiër was, het soort macht waarnaar Aziaten hunkerden. Hij was in zekere zin nu veel meer oosters dan hij ooit geweest was toen Mun hem in Indo-China kende.
'Maar ik vergiste me. Net zoals ik ten onrechte geloofde dat we om goede redenen in Vietnam zaten. Vietnam was het troetelkind van president Nixon. Het congres en de rest van de regering werden erbuiten gehouden. En sindsdien geeft geen enkele president nog iets om het congres of om het volk dat het vertegenwoordigt. En ik kan de heren niet eens helemaal ongelijk geven. Congresleden zijn alleen maar zakkenvullers, die zeuren dat ze ingelicht moeten worden over de geheime operaties van de CIA. En als ze dan geïnformeerd worden, klimmen ze over elkaar heen om het maar als eerste aan de pers te kunnen vertellen.
Ik ben de toekomst,' zei de Magiër. 'Alleen ik ben slim genoeg om te voorkomen dat Amerika zichzelf opeet. Al jaren houden we uitverkoop naar de Japanners toe. Amerika wordt in hapklare brokken verdeeld en onze regering kijkt als in trance toe. De president wordt geobsedeerd door macht en het toedekken van geheime operaties en het congres denkt alleen nog aan het uitschudden van de belastingbetaler.'
Toen begreep Mun wat er veranderd was in de Magiër. Hij was niet bang voor de dood. Niet zoals in Vietnam, waar hij zich onoverwinnelijk had geacht, maar omdat hij had geleerd dat leven en dood onverbrekelijk met elkaar verbonden waren, dat de dood niet het einde betekende, maar het begin.
'Ik verliet de Company omdat die totaal aan banden lag bij de pers.' Hij leunde tegen de schoorsteenmantel en vermaakte zich, zag Mun; hij genoot er enorm van.
'Sinds ik, om het zo maar te noemen, onafhankelijk ben, neem ik zelf mijn besluiten. Ik heb nog wel een baas boven me, maar ik bepaal zelf mijn agenda. Hij denkt het ene, ik doe het andere. Hij is net iets minder stom dan de rest, maar ik betwijfel of hij datgene wat ik doe zou accepteren. Hij is als ieder ander een gevangene van zijn eigen macht.'
'Wie is het?' vroeg Mun, die bij zichzelf dacht: Wie houdt nu wie voor de gek? Je kunt niet onafhankelijk zijn en toch iemand boven je hebben. De Magiër grinnikte. 'Dat zou je zeker graag willen weten? Maar ja, er zijn zóveel geheimen waar je het antwoord op zou willen weten. Niet, Mun? Je hebt in de Shan lopen rondneuzen. Heb je al ontdekt wat ik van plan ben? Nee, dat zal wel niet, anders was j e nu niet hier geweest. Je wilt weten wie jou en Terry heeft verraden, admiraal Jumbo of generaal Kiu. Nou, voor het antwoord moet je niet hier zijn. Ik verschaf geen informatie, en zeker niet aan een Cambodjaan die me net zo lief dood ziet.'
'Jij hebt Terry laten vermoorden,' zei Mun. 'Door jou te doden zou ik me een stuk beter voelen.'
'Waarom?' vroeg de Magiër. 'Vertel me niet dat het om gerechtigheid gaat. Jij was niet meer dan Terry's voetveeg, net als Trangh mijn voetveeg was. Het enige verschil is dat Trangh nog steeds zijn plaats weet.'
'Je bent gek als je dat gelooft!'
'Ja, dat zal best.'
'Terry was mijn vriend. Mijn enige vriend.'
De Magiër draaide de Beretta om en legde hem op zijn uitgestrekte handpalm. 'Oké, als het je menens is met die wraak, kom dan hier en dood me.' Maar Mun bewoog zich niet, want hij wist wanneer iets een valstrik was.
'Je had gelijk door naar de Shan te gaan,' zei de Magiër. 'Daar komt het allemaal vandaan: geld, macht, leven en dood. Hoeveel mannen, mijn beste Mun, zijn daar niet gestorven omdat ze het een niet van het ander konden onderscheiden?' Hij lachte. De Beretta werd nog steeds als gif voor een rat aan Mun voorgehouden, maar hij negeerde het wapen.
'Je bent slim,' zei de Magiër. 'Jij bent de weg gegaan. Zelfs Terry kon dat niet.'
'Je haat zal zich tegen je keren,' zei Mun. 'Uiteindelijk zul je erdoor worden vernietigd.'
De Magiër lachte weer. 'Jij moet vooral aankomen met die boeddhistische wijsheden, killer Mun.'
'De oorlog schept zijn eigen wetten.'
'Gelul.'
'Is dat zo? Jij zou beter dan wie ook moeten weten hoe de oorlog mensen verandert. De dood is niets vergeleken bij de herinneringen aan de verschrikkingen die je er meemaakt.'
'Laat al die onzin nou maar zitten!'
'Herinner je nog dat kleine meisje dat zo hartverscheurend huilde? Ze was zo hulpeloos, zo hopeloos. Zelfs met die handgranaat onder haar arm. Ik vraag me af wat jij je er nog van herinnert. Het geluid van haar huilen of de knal van de explosie, toen je haar overhoop schoot? Persoonlijk herinner ik me beide, en zó levendig alsof het gisteren is gebeurd.'
'Houd je mond,' zei de Magiër. Hij pakte de Beretta weer gewoon beet en richtte op Mun. 'Eigenlijk zou ik je nu moeten neerschieten.'
'Ik zie niet in waarom je dat niet zou doen. Ik ben net zo'n grote bedreiging voor je als Terry was.'
'Nooit.' Voor het eerst leek er een spoort j e van emotie over zij n gezicht te trekken. 'Terry was de enige die ik ooit heb vertrouwd. Hij wist alles.'
'En dat was uiteindelijk ook het probleem, niet?'
De Magiër knikte. 'Hij was net zo onafhankelijk ingesteld als ik. Toen de botsing tussen ons kwam, leden we daar beiden onder.'
'Botsing? Wanneer was dat?'
'Je wou zeggen dat hij je daar nooit iets over heeft verteld? Dat verbaast me. Zo is hij aan het heroïnenetwerk van admiraal Jumbo gekomen, dat we daarvoor, tijdens de oorlog, van monsieur Vosges hadden overgenomen.'
'De ontmoeting in Angkor. De Khmer Rouge.'
'Mmm. Dat netwerk was Terry's troostprijs toen we uit elkaar gingen.'
'Toen hij niet langer betrokken wilde blijven bij jouw privé-onderneming.'
'Ja, inderdaad. Hij dreigde ons bloot te geven als we hem niet lieten gaan. Nou ja, wat konden we anders? Hij gaf ons een kopie van een dagboek dat hij had bijgehouden - namen, lokaties, logistieke gegevens - en zei dat het origineel goed verborgen was. Ze zeiden, verdomme, hem dan maar te laten gaan.'
'Maar jij dacht er anders over.'
'Ik zei het ook.' De Magiër glimlachte. 'Maar ik meende het niet. Ik heb hem nooit uit het oog verloren.'
'Je rekende erop dat hij het netwerk zou verbeteren.'
'En met jouw hulp gebeurde dat ook.' Mun bedacht dat de hand van de Magiër toch eens vermoeid moest raken van het ophouden van die Beretta, maar hij rekende er niet al te veel op. 'Het enige waar ik niet op rekende , was dat j ullie tweeën eigen ideeën hadden over waar de heroïne moest eindigen. Nu we het er tóch over hebben: aan wie verkocht je het spul eigenlijk?'
Mun dacht: Generaal Kiu weet wat we ermee gedaan hebben, maar de Magiër kennelijk niet. Betekende dit dat generaal Kiu Mun de waarheid had verteld of dat hij geheimen voor de Magiër had? Mun zei: 'Niemand die jij kent.'
'Maar waar ging het allemaal heen? Er was zoveel! Ik zou toch iets over de bestemming moeten hebben vernemen.'
'Het is me een raadsel.'
De Magiër keek hem doordringend aan. 'Ik moet je nageven dat je weliswaar een klootzak mag zijn, maar wel keihard. En je was ook een prima soldaat.'
Het klonk Mun iets te veel als een grafschrift in de oren en hij verlegde zijn aandacht van het wassen gezicht van de Magiër, waar toch niets op af te lezen viel, naar de wijsvinger van de rechterhand, die zich om de trekker had gekromd. Het geluid van een schot ergens in het huis bracht Mun in beweging.
'Rustig aan,' zei de Magiër, alsof hij het tegen een schichtige hond had en glimlachte. 'Dacht j e soms dat Ma Varada j e wel zou redden? Dacht j e dat ik alleen in huis was? Ik zei al dat ik je uit het raam had gezien. Mr. LoGrazie, mijn connectie met de privé-onderneming, de groothandel zogezegd, heeft zich over Ma Varada ontfermd. Voorgoed. Ook zij had een onafhankelijke geest. Eerst zag ik dat als een pluspunt, maar langzaam aan werd het een onzekere factor. Te veel nadenken leidt onvermijdelijk naar een in twijfel trekken van de status quo, denk je ook niet? Ma Varada was de laatste tijd wat opstandig. Zo is het het beste voor haar.' En al die tijd speurde hij Muns gezicht af naar reacties, naar een teken dat de verbale prikken eindelijk een voedingsbodem vonden.
Mun dacht eraan met Ma Varada terug te keren naar Sagaing. Zijn gedachten gingen naar de druk beschilderde stoepa's van de tempels, aan het beëindigen van verlangen, hetgeen vereist was wilde je het Nirwana bereiken. Hij dacht aan een leven van bespiegeling, dienen, het gezicht van Boeddha in een waas van wierook en kardamom.
Maar als dat allemaal onmogelijk zou blijken, zou hij dat ook accepteren. Karma. Zijn verlangen naar dat nieuwe/oude leven zou, als het zijn huidige leven geheel zou leiden, alleen maar destructief zijn.
'Ik wist tot op dit moment niet of ze de waarheid sprak of loog,' zei hij. Hij zag en genoot van de angst die hij heel even op het gezicht van de Magiër zag verschijnen. De Magiër hield er niet van dat geheimen werden onthuld.
'Het doet er niet toe. Het zal over enkele ogenblikken voor jou niet meer van belang zijn.'
Mun voelde de dood naderen en zei: 'Je bewijst me een dienst, misschien wel de enige goede daad die je ooit hebt gedaan. In mijn volgende incarnatie zal ik de zonden uit dit leven ongedaan maken door te proberen alleen goed werk te verrichten.'
De Magiër fronste zijn wenkbrauwen. Maar dat was niet, zoals Mun dacht, vanwege zijn woorden. De Magiër had zijn aandacht naar de geopende deur verplaatst.
Ma Varada stond op de drempel, met een Beretta op de Magiër gericht.
'Laat zakken of ik schiet je neer,' zei ze.
'Mr. LoGrazie?'
'Dom en slap,' zei Ma Varada. 'Ik sloeg hem neer, pakte zijn revolver en schoot een kogel door zijn verhemelte, in zijn hersenen. Zo heb je het me toch geleerd?'
De Magiër knikte. Hij zei: 'Ma Varada?'
'Ja?'
Hij schoot haar neer zonder dat hij de loop van zijn Beretta leek te hebben bewogen. Ma Varada's ogen gingen wijd open en ze vloog tegen de verste muur van de hal achter haar. Bloed welde op van de plek waar eens haar hart sloeg.
'En dat is óók een manier,' zei de Magiër.
Mun was al onderweg. De Magiër moest hem uit zijn ooghoeken hebben zien aankomen, want ook hij bewoog zich, maar hij was niet snel genoeg. Mun, zijn gezicht vertrokken van de pijn in zijn zij, schopte de Magiër met de punt van zijn schoen in het kruis. De Magiër viel op zijn knieën en Mun gaf hem een harde klap in zijn nek. De zenuwbaan die zich daar bevond, functioneerde niet meer en de Magiër viel opzij, tijdelijk totaal verlamd en buiten bewustzijn. Mun snaaide de Beretta weg, draaide het lichaam op zijn rug en ramde de loop zo ver mogelijk in de geopende mond. Zijn vinger spande zich om de trekker.
Hij had vaak aan dat moment gedacht, er onophoudelijk over gedroomd. In zijn dromen dacht hij altijd aan Terry, aan het in balans brengen van de weegschaal van goed en kwaad, gesymboliseerd door de goden Hanuman en Ravana. Maar nu, na zijn korte verblijf in Sagaing, wist hij dat die beslissing niet aan hem was. Het was aan de goden en niet aan de mens om die balans in evenwicht te brengen.
Dit was de nieuwe Mun, de Mun die niet meer kon doden. Hij had niet langer de behoefte om te doden en zag er bovendien het nut niet meer van in.
Hij liet de Beretta los en stond op. De revolver lag als een vreemde, metalen rune, als een stigma in de mond van de Magiër. Hij liep de hal in en knielde neer bij Ma Varada, om te constateren wat zij n instinct hem al had verteld, namelij k dat ze dood was. Zij n vingertoppen beroerden haar wang, haar lippen en haar oogleden. Haar wimpers waren nat van de tranen.
Mun liep terug naar de kamer, doorzocht snel de koffer en zocht naar een aanwijzing omtrent het reisdoel van de Magiër. Hij staarde naar de vliegtickets en knikte. Had er ooit enige twijfel over bestaan? Zorgvuldig doorzocht hij het huis op sporen die op de Prey Dauw wezen, maar hij vond niets. Teruggekeerd bij de koffer, staarde hij nogmaals naar de tickets. Direct daarna was hij niet langer geestelij k aanwezig in de kamer. Hij hoorde het geklingel, de koperen gongen die de gelovigen tot gebed opriepen en ook hij sprak een gebed uit. Maar of het voor de Magiër was of voor hemzelf, dat wist hij niet.
Diana opende haar ogen en dacht na over de dood. Was dit het nu, voor de eeuwigheid vastgenageld in de positie waarin je was heengegaan? Ze bad tot God dat het niet zo was.
En Hij verhoorde haar smeekbede.
Ze haalde hortend en pijnlijk adem en wist dat ze leefde. Ze probeerde te bewegen en schreeuwde het uit. De pijn verblindde haar bijna. Ze hoorde haar hart kloppen, zó luid dat het leek of er rock 'n roll in plaats van leven in haar lichaam werd gepompt.
Ze keek om zich heen. Er was zoveel bloed dat ze bijna weer van haar stokje ging. Ze vocht ertegen, bang dat ze dan nooit meer wakker zou worden.
Ze dacht: hoe kan ik mezelf redden?
Even dreigden haar gedachten te blijven steken in de vraag dat ze een schotwond had en of ze zou doodgaan.
Ze sloot haar ogen en haalde diep adem. Dit brengt me niet verder, hield ze zichzelf voor. Ze voelde al vaag de paniek opkomen die haar geest geheel in beslag zou nemen en haar zou verhinderen samenhangend te denken. Dit is niet de manier, zei ze nogmaals tegen zichzelf. Ze opende haar ogen en keek de kamer rond. Ze zag als eerste het bed, de muffe sprei onder het bloed - haar bloed. O, God!
Ze haalde opnieuw diep adem en huiverde.
Naast het bed stond het imitatiehouten tafeltje met daarop een metalen lamp, een asbak, een zwarte telefoon.
De telefoon!
Ze móest erbij zien te komen. Ze probeerde overeind te komen, maar merkte dat ze zich niet kon bewegen. Haar hart sloeg over toen ze dacht: Ik ben verlamd! Ze huilde; hete tranen liepen langs haar wangen en drupten op haar onbruikbare dijen. Toen was de storm voorbij en dacht ze: Je weet nog helemaal niets. Denk niet zoveel en zorg dat je die verdomde telefoon te pakken krijgt. Ze duwde zich met de muis van haar hand af van de muur, waarop dikke korsten opgedroogd bloed zaten. Ze viel op het besmeurde tapijt en begon als een slang te kruipen.
Haar hart ging als een bezetene tekeer, de lucht leek haar longen te verschroeien en ze gebruikte haar ellebogen om zich over de vloer te slepen. De pijn was verschrikkelijk, maar ze beet op haar tanden en ging door. Tot een messcherpe pijnscheut haar tot stilstand bracht. Ze lag zwaar ademend op haar zij. Achter haar ogen ging een vuurwerk van lichtjes af en even dacht ze dat ze was flauwgevallen. Het was misschien een zuchtje uit de airconditioning die haar weer tot leven had gebracht of anders was ze helemaal niet flauwgevallen. In ieder geval wist ze dat ze verder moest. Maar ze kón niet. De pijn was té groot en ze maakte totaal geen vorderingen.
Toen, met haar hoofd op haar armen, wierp ze een blik achter zich en zag ze haar voeten, de ene op de andere, alsof er geen leven in zat, en haar enkels achter de staander van de staande koperen schemerlamp gehaakt. Ze schreeuwde het uit, uit woede en frustratie en omdat ze het pas besefte toen ze omkeek.
Even verloor ze haar laatste restje wilskracht. Het was te veel voor haar, de pijn, de schok en het bloed. Waar ze ook keek en waar ze ook rondkroop, zag ze bloed, het was in haar eigen bloed. Haar hart werkte zó hard dat ze zeker wist dat het weldra zou ophouden. Een hartaanval of een hersenbloeding daar nog bovenop en het zou, pats, bekeken zijn.
Maar zover is het nog niet, hield ze zichzelf voor. Ik ben hier! Ik leef!
En ze begon weer aan de helse tocht over de vloer van de hotelkamer. Ze reikte achter zich, langs haar willoze benen, en wist kreunend beide voeten achter de lamp vandaan te krijgen. Met tranen van pijn worstelde ze zich naar de telefoon. Ze praatte tegen zichzelf, zong wiegeliedjes uit haar kindertijd, probeerde een warm en geborgen gevoel te wekken, concentreerde zich nu op Seve, stelde zich voor dat ze hem kuste, dat hij haar ten huwelijk vroeg, hoorde de huwelijksklokken, zag haar gezwollen buik, vol leven, de eerste glimp van haar baby, hun baby. Toen stootte ze met haar voorhoofd tegen het tafeltje en greep naar de telefoon. Ze draaide het alarmnummer en zei: 'Rechercheur Diana Ming. Ik ben neergeschoten.' Toen gaf ze hun het adres van het hotel en hoofdinspecteur Klines nummer. Ze moest weer flauwgevallen zijn, want het volgende wat ze wist, was dat ze op een draagbaar lag, met Joe Klines bezorgde gezicht boven het hare.
'Diana, hoor je me?'
Ze knikte en kromp ineen.
'Wie heeft dit gedaan? Heb je een gezicht gezien?'
Er was van alles gaande om haar heen, net buiten haar gezichtsveld. Toen merkte ze dat ze haar hoofd niet kon bewegen.
'De dokters hebben je vastgebonden,' zei Kline, die de uitdrukking op haar spierwitte gezicht zag. 'Uit voorzorg,' voegde hij eraan toe.
'Hoe is het met me?' Ze was zich bewust dat Seve bijna hetzelfde tegen haar had gezegd, toen op dat dak.
'Het is nog te vroeg om dat te zeggen,' zei Kline. 'Diana, weet je wie dit heeft gedaan?'
'Ja.' Ze dacht: Ik moet Seve bereiken.
'Wie?'
'Kapitein, ik moet een telefoon hebben.' Ze waren begonnen haar weg te rijden.
'Later. Je gaat eerst naar het ziekenhuis.'
Ze werd door de hotelkamer gedragen en kon hem alleen maar met haar blik overreden. 'Het is een kwestie van leven en dood.' Ze moest Seve vertellen wat er was gebeurd, maar vóór alles moest ze hem de naam en het adres geven dat de telefoonmaatschappij voor haar had opgezocht, het nummer dat ze op Reed Parks draagbare telefoon had gezien. Brad Wolff was erom gestorven, evenals Charlie Karnow en Randy Brooks. Zij was uiteindelijk de enige die de dans ontsprongen was. Joe Kline staarde haar aan en ze kon zich voorstellen dat hij zich afvroeg waarom ze hem niets vertelde. Toen knikte hij. 'Ik zal de draagbare telefoon uit mijn auto halen. Je kunt hem onderweg naar het ziekenhuis gebruiken.'
Een stem boven haar hoofd, van een van de brancardiers, zei: 'De dokter zal dat...'
'De dokter kan de pot op,' zei Kline. 'Je hebt gehoord wat ze zei. Mijn mensen gaan voor.'
Trangh vond de Magiër met de revolver nog steeds in zijn mond. Hij legde opzij wat hij in zijn handen had, knielde neer naast de Magiër en nam het wapen voorzichtig uit zijn mond. Toen legde hij zijn handen elk aan een kant van diens hals. Hij zocht de halsslagader en toen hij het aantal slagen per minuut had geteld, drukte hij de zijkant van zijn hand tegen de zenuwmeridiaan. Daarmee voelde hij hoe die baan zich via de zijkant van zijn hand tot in het topje van zijn middelvinger voortzette. De klok op de schoorsteen tikte de minuten weg, minuten waarin Trangh, over de levenloze figuur gebogen, de genezende werking van pentjaksilat toepaste.
Plotseling raakte hij gespannen, voelde hoe de hartslag door de meridiaan werd opgepikt en op dat moment deed de Magiër zijn ogen open. Hij pakte Trangh bij de voorkant van zijn shirt en staarde hem zó intens aan dat zijn hoofd begon te trillen. Toen, alsof er een crisis voorbij was, huiverde hij even.
'O, Jezus, wéér zo'n spieetoog,' fluisterde hij, en liet vervolgens het shirt los.
Trangh sprong weer op, liep naar de geopende koffer en legde het lange, in vloeipapier gewikkelde pak dwars over de kleren. De Magiër wreef met de muis van zijn handen in zijn ogen, alsof hij uit een lange sluimering was ontwaakt. 'Het zwaard is de sleutel,' zei hij.
'Het is altijd geweest waar alles om draaide. Milhaud was alleen voor ons van nut zolang hij twee derde van de Prey Dauw bezat. Het heeft ons allemaal een hele tijd gekost voor we erachter waren dat hij bij toeval twee van de drie stukken van het reliek in handen had gekregen, het zwaard dat Mun ooit in Angkor had begraven. Ze waren opgegraven door bandieten, die niet beseften wat ze daarmee in handen hadden en ze lieten rondslingeren. Zo kon Milhaud er beslag op leggen.' De Magiër zat rechtop tegen de zijkant van een stoel aan. 'En deze keer is het de echte.'
Trangh had geen behoefte daarop te antwoorden. Hij wist dat het zwaard voor hem niets meer betekende, dat de goden van Angkor na eeuwen weer uit hun verstarring ontwaakten. Hij kon voelen hoe hun macht de wereld reeds begon te beroeren, had dat voor het eerst gevoeld op het moment dat hij en Christopher Haye in die stal in Tourrette tegenover elkaar stonden. Die wetenschap bracht hem van zijn stuk.
'Heb je een manier gevonden om het zwaard door de controle op het vliegveld te krijgen?' vroeg de Magiër.
'Ja, heel simpel,' zei Trangh. 'Ik haal het lemmet eraf. De lemmeten zijn van jade, dus daar reageren de röntgenstralen niet op. Het metaal doet er dan verder niet toe.'
'Wat was dat?' De Magiër was overeind gesprongen.
Trangh draaide zich om teneinde naar hem te kijken.
De Magiër, gespannen en enigszins in elkaar gedoken, zei: 'Hoor je het niet? Iemand die huilt.'
'Ik hoor niets.'
'Ja. Een jong meisje.'
'Er is niets.'
'Er is iemand in het huis.'
Trangh zei: 'Behalve de doden is er verder niemand.'
De ogen van de Magiër schoten heen en weer. 'Je bedoelt LoGrazie en de vrouw.' Hij liep de kamer door naar de hal. 'Die bedoel ik niet, idioot!'
Hij keek neer op het lichaam van Ma Varada, dat al stijf begon te worden. Haar gezicht was witter dan hij het ooit had gezien. Hij hurkte bij haar neer en tilde een ooglid op.
'Jij bent dood,' mompelde hij. 'Jij kunt niet huilen.'
Hij werd zich er plotseling van bewust dat Trangh bij hem stond, en hij stond snel op, alsof hij betrapt was. 'Ik wil het huis doorzoeken.'
'Niets dan doden,' zei Trangh, maar hij volgde hem toch, het hele huis door. Behalve het lijk van LoGrazie was er verder niemand en ze eindigden weer in de zitkamer.
'Jij ontdoet je op de gebruikelijke manier van de lichamen,' zei de Magiër.
'Als jij wilt,' zei Trangh, maar de klank in zijn stem maakte dat de Magiër zich omdraaide en hem aankeek.
'Is er iets?'
Even bleef Trangh zwijgen. Toen, alsof hij zelf een van de goden van Angkor was die uit zijn slaap ontwaakte, zei hij: 'Christopher Haye en Milhaud zijn bij elkaar.'
De Magiër knipoogde. 'Maar dat is interessant!'
'Haye werkt samen met Seve Guarda.'
'De Danser,' zei de Magiër fronsend. 'Je had hem in Doyers Street moeten doden. Tóen had je de kans. Je kreeg mij op tijd weg uit het gebouw.'
'Als ik ook maar even langer was gebleven, was ik nu dood geweest.'
'Ja, maar Guarda ook,' zei de Magiër en ritste de koffer dicht.
'Ik denk dat we moeten gaan naar waar zij zich bevinden,' zei Trangh.
'Zijn ze dan bij elkaar?'
'Christopher Haye en Milhaud wel. Samen met Milhauds dochter.'
De Magiër raakte geïnteresseerd. 'Tijd om te vernietigen wat er nog van Milhauds leven over is. Je kunt nu je beoordelingsfouten goedmaken en een punt achter de hele zaak zetten.'
Hij glimlachte op de wrede manier die als enige nog aan de oude Arnold Toth herinnerde. 'Ik zal Soutane doden terwijl haar vader toekijkt. Maar...' Hij stak zijn vinger op, 'ik wil niet dat hém iets overkomt, begrepen? Ik wil dat hij begrijpt en lijdt voordat hij sterft.'
Trangh keek naar de man die hem had verraden en voelde haat nog woede. Hij voelde eerder een soort tevredenheid over zich komen. 'Ik heb genoeg geleden om precies te begrijpen waar je op uit bent,' zei hij. Ze gingen naar buiten en Trangh ging achter het stuur van de zwarte BMW zitten, met de Magiër naast zich, en ze reden de smalle straat uit. Parijs, dacht Trangh met enige verwondering terwijl hij door de fel verlichte stad reed, is een schone lei voor mij geworden, een tabula rosa waarop hem de gelegenheid werd geboden zijn eigen begin, midden en eind te schrijven. Hij kreeg de kans te boeten voor alle zonden die hij willens en wetens had begaan.
Terwijl Trangh de Pont d'Iéna overstak en voorbij de Eiffeltoren reed, dacht hij aan hetgeen hem werd geboden. Het was geen vrijheid - nog niet, in ieder geval - maar een begin van een weg.
Hij was zich niet langer bewust van het wezen dat naast hem zat noch van de stad, behalve dan als een eindige constructie waaraan hij zijn visie op de toekomst kon ophangen.
Terwijl hij zijn snelheid opvoerde, ging hij onder in linten van licht, lijnen van chroom en neon. En dat buitengewone licht leek vormen aan te nemen die tot dan toe voor licht onbekend waren. Ze bundelden zich tot iets wat nog het meeste leek op een trompetstoot.
Hij trapte het gaspedaal in tot op de vloer en hoorde vaag iets van geroep, maar het kwam van zo ver dat het net zo goed van een andere planeet had kunnen komen. Hij negeerde het. Hij was te oud om bevelen aan te nemen en te jong om ze te begrijpen.
Hij zag het inktzwarte bos van de Jardins du Luxembourg op hetzelfde moment dat hij iemand aan zijn arm voelde trekken. Het volgende moment werd de loop van een pistool tegen zijn slaap gedrukt. Hij rukte hard aan het stuurwiel, de banden krijsten protesterend, en toen reden ze bonkend over het trottoir, doorbraken de kettingen rondom de toegangen tot de tuinen en snelden recht op het hoge, zwart-metgouden hek af dat voor het paleis stond dat Maria de Medici in de zeventiende eeuw had laten bouwen. Vlak voor de klap realiseerde Trangh zich dat hij, sinds hij Crash voor de eerste keer had gelezen, zo'n dood had gewild. Hij had het niet alleen gewenst, hij had er letterlijk naar verlangd. Alles wat daar tot dan toe aan had ontbroken, was een aanleiding voor zo'n dood geweest. Nee, niet alles, want boven alles ging het om geloof; zonder dat zou zijn dood niet mogelijk zijn. En natuurlijk was alle geloof uit hem weggebrand door de kolkende napalm, verslonden door de onverzadigbare muil van de oorlog. Totdat het vasthouden van de Prey Dauw de waarheid in hem had losgemaakt. Hoe hij was gemanipuleerd door Virgil. Door nu Virgil te vernietigen, zou hij zowel geloof als reden tevredenstellen. Teer chroom, breekbaar glas en fragiel menselijk vlees ontmoetten met immens geweld het onwrikbare ijzeren hek.
Trangh wilde niet alleen sterven, maar was er ook op voorbereid. Hij wilde niets liever dan samsara berijden, het rad van het leven, om te ontdekken wat zijn nieuwe verschijning zou zijn en hoe hij die kon gebruiken om zijn wezen te reinigen van de opeenstapeling van vuiligheid uit zijn leven.
Maar het mocht niet zo zijn.
Hij kwam bij, bebloed en gekneusd, en staarde naar een uitspansel van twinkelende lichten en, daarin ingebed, een kern van duisternis die slechts hier en daar door klodders dieprood werd doorbroken. Toen werd zijn hoofd helemaal helder en besefte hij dat hij naar de Magiër keek, die half door de voorruit was gesmeten. Hij lag te midden van een grote berg verbrijzeld veiligheidsglas en om zijn pols bungelde een stuk van een sierstrip. Bloed druppelde traag in de geschokte stilte. De Magiër was dood, maar hij, Trangh, niet. Waaróm niet?
Zittend naast het lijk werd Trangh getroffen door een gedachte die zó verbazend was, dat het leek alsof hij plots baadde in een wit, hemels licht. Hij huiverde, en ineens begreep hij alles.
Het was nooit de bedoeling geweest dat hij daar zou sterven, tegen die zwarte barrière, te midden van glinsterende lichten. Trangh zag, in een volgend moment van verheldering, dat hij nog niet kón sterven. Het proces van zijn metamorfose was net begonnen. Dat kon pas eindigen als hij opnieuw met Christopher Haye geconfronteerd werd.
Hij maakte zijn veiligheidsgordel los, boog voorover en trok het jasje van de Magiër langs de naad in tweeën. Vervolgens scheurde hij diens overhemd aan flarden en gebruikte dat om zichzelf schoon te vegen. De repen stof waren bijna doordrenkt toen hij daarmee klaar was. Hij zocht op de zittingen en op de grond naar zijn gunsen, die hij uit voorzorg had meegenomen. Kostbare ogenblikken gingen verloren, maar hij vond hem niet. Misschien was hij naar buiten gevallen tijdens de botsing. Hij keek nog één keer snel rond in het verwrongen, bloederige interieur van de auto en stapte toen uit. Dwars over de Place Edmond Rostand liep hij naar de Boulevard Saint-Michel.
Toen hij het trottoir daar bereikt had, keek hij om. Een eenzame auto die door de straat reed, was gestopt en er stapte iemand uit die omzichtig het wrak van de BMW naderde. Hij gluurde naar binnen en zijn hoofd schoot weer te voorschijn, alsof hij door een zwerm bijen was gestoken. Hij keek om zich heen en Trangh trok zich terug in de schaduw van de gebouwen. Toen, terwijl er nog meer auto's stopten, rende de eerste chauffeur naar een telefooncel.
Ik brand.
Trangh haastte zich de boulevard over. De Magiër was zo vooruitziend geweest Milhaud te schaduwen vanaf het moment dat Milhaud LoGrazie had voorgesteld dubbel spel te spelen. Zodoende wist Trangh van Morphées bestaan af en kende hij ook het adres van Les Portes du Jade. Hij sloeg een hoek om en zag de hekken ervan voor zich uit. Alles leek nu in brand te staan.
Iemand speelde Desafinado, een Braziliaans liedje uit de jaren zestig, toen Seve bij Les Portes du Jade arriveerde. Het was vreemd, maar Seve kon zich precies herinneren waar hij was geweest en wat hij had gedaan toen hij dat liedje voor het eerst hoorde.
Het was in Vietnam geweest, in een benauwd hutje van golfplaat. Het was het onderdak van Sugar, een mager, aandoenlijk Vietnamees meisje, dat als geen ander de bossa nova kon dansen.
Als hij vrij was, ging hij vaak naar haar toe, hoewel er aantrekkelijker meisjes beschikbaar waren. De waarheid was echter dat het Seve om meer ging dan alleen het lichaam van het meisje. Hij wilde haar, zonder zich daar helemaal van bewust te zijn, tot een beter iemand maken. Hij leek daarin op zijn broer Dominic, die degenen wilde redden die door hun aanwezigheid in Vietnam verminkt waren. Seve wilde Sugar redden van de chaos waarin haar land was ondergedompeld.
Natuurlijk was dat onmogelijk.
Zoals Dominic al had gezegd, had God zijn blik afgewend van dat deel van de wereld, zodat de duivel er vrij spel had. Op een dag kwam Seve weer eens naar het hutje, met het idee haar uit een gehavend boek van Chaucer voor te lezen dat hij ergens uit het vuilnis had gered. Sugar zat rechtop op haar armetierige stromatras, maar ze reageerde niet op zijn begroeting en bewoog ook niet toen hij de hut binnenkwam. Hij liep op haar af en zag dat ze dood was. Er was geen bloed. Ze was niet vermoord of gewond geraakt. Ze was simpelweg gestorven, zoals bij ons mensen van zeventig, tachtig jaar op een gegeven moment doodgaan. Alleen was zij toen pas negentien.
Seve had die nacht zittend naast haar doorgebracht, hardop Chaucer voorlezend, terwijl op de achtergrond Joao Gilberto zachtjes Desafinado zong.
Nu, terwijl hij het gebouw op de linkeroever binnenging, leek het hem alsof er nog maar heel weinig tijd verstreken was sinds dat moment. De klanken van Desafinado zweefden door het halfdonker en echoden over de grote binnenplaats. Voor zich zag hij de fontein met de dolfijn en de zeemeermin in hun erotische omhelzing. Het muzikale geklater van water vermengde zich met Gilberto's stem. Niemand had op zij n aankloppen gereageerd en er was ook niemand op de binnenplaats. Hij bedacht dat het zijn geluk was geweest dat Soutane zich in zijn kamer had bevonden toen ze het telefoontje van Chris kreeg. Omdat ze natuurlijk direct naar hem toe wilde, had ze de portier van het hotel opdracht gegeven alle telefoontjes die voor haar bestemd waren naar Seves kamer door te verbinden.
Tien minuten nadat ze was vertrokken en terwijl Seve zich erg beroerd voelde, ging de telefoon opnieuw. Het was Diana. Hij had geluisterd naar haar verhaal, een deel van hem in doodsangst om wat er met haar was gebeurd, maar een deel ook heel trots op haar. Weer een ander deel nam alle informatie die ze hem doorgaf in zich op.
Toen ze eindelijk bij de naam en het adres kwam van degene wiens telefoonnummer ze bij Reed Parks had gevonden, zei hij: 'Een ongeregistreerde autotelefoon. Dus het is dé Jason Craig. Iemand die helemaal niets met de inlichtingendiensten heeft te maken.'
'Ja en nee.' Haar stem klonk zó ver weg dat hij zich moest inspannen om haar stembuigingen te kunnen horen. 'In ogenschouw genomen wie hij is. De president-directeur van ICC.' 4 International Communications Conglomerate was de grootste, wereldwijde producent en gebruiker van medianetwerken, stem-en data-over-brenging en commerciële satellietzenders. Er was geen land ter wereld dat niet op de een of andere manier van ICC-technologie gebruik maakte. Het was letterlijk een wereldwijde organisatie. Jason Craig was niet alleen president-directeur van ICC, met vijfenzeventig procent van de aandelen, maar eveneens de eigenaar, die alleen verantwoording schuldig was aan een door hemzelf samengestelde raad van commissarissen.
'Kan één man werkelijk achter dit alles zitten?' Seve besefte waar hij naar vroeg.
'Je bedoelt zijn eigen privé-inlichtingendienst? Zijn eigen wereldwijde drugsnetwerk? Genoeg macht om orders van de DEA, de CIA én de president te herroepen? Ik weet het niet.' Plotseling klonk er uitputting door in haar stem, zelfs over die transatlantische lijn. 'Zeg jij het maar.'
'Laat het nu maar even rusten,' zei Seve, die in ieder geval voor even afstand wilde nemen van die hoofdbrekende situatie. 'Je moet nu eerst genezen. Oké?'
'Hoe kan ik het uit mijn hoofd zetten zolang ik niet weet of jij veilig bent?' zei Diana's stem in zijn oor.
'Maak je over mij geen zorgen.'
'Zie ik je gauw?'
'Zeker. Heel gauw,' had Seve gezegd. En toen: 'Diana? Je hebt verdomd goed werk geleverd.'
'Dank je, chef.' Er viel een stilte. 'Ik houd van je, Seve.'
Hij slikte. 'Ik houd ook van jou.' En hij wist dat dit niet alleen maar woorden waren. Hij had de hoorn op de haak gelegd en het adres gepakt dat Soutane voor hem had opgeschreven. Toen was hij haastig begonnen zich aan te kleden.
Seve keek rond over de binnenplaats van Les Portes du Jade. Chris en Soutane. Waar waren ze?
Naar links kwam de binnenplaats uit op een weelderige tuin vol ontluikende, met dauw bedekte voorjaarsbloemen, azalea's, jasmijn en lelies. Rechts was een brede trap en daar liep hij heen.
Hij wilde net naar boven gaan, toen hij een deur in het oog kreeg die half verborgen was onder de trap. Hij liep om de trap heen, stond toen recht voor de deur en voelde zijn nekharen overeind gaan staan. Op de houten deur was in rood een symbool geschilderd dat hij maar al te goed kende: phung hoang, de Vietnamese feniks. Tranghs talisman. Met trillende hand raakte Seve het symbool aan, bracht toen zijn besmeurde vingertop naar zijn neus en rook eraan. Bloed. Lieve God! Van wie?
Hij duwde de deur open en liep het duister daarachter in. Vosges zei: 'Ze zal nooit meer een woord tegen me zeggen.'
Chris keek hem aan. 'Dat is inderdaad mogelijk,' zei hij. Toen trok hij zijn wenkbrauwen op en liet een ironisch gelach horen. 'Zoekt u soms medeleven?'
'Nee,'zei Vosges. 'Vergeving.'
'Dan bent u, denk ik, aan het verkeerde adres.'
'Ken je dan geen christelijke naastenliefde?
'Jawel,' zei Chris, 'maar alleen voor degenen die ze verdienen.'
'Wie ben jij dat je daarover kunt beslissen?' zei Milhaud. 'Dat oordeel is aan God.'
'Bent u ineens religieus geworden? Dat komt wel heel goed uit, nu.'
'Je zult het ongetwijfeld een goede grap vinden als ik je zeg dat God me naar Indo-China heeft geleid.'
'Inderdaad, ja, dat vind ik zeker.'
'En toch is het precies zoals ik je zeg.'
'Monsieur Vosges, u kunt me vertellen wat u wilt,' zei Chris, die zich omdraaide om uit het raam te kijken. 'Maar dat wil nog niet zeggen dat ik ernaar moet luisteren.'
'God zal je dit gebrek aan aandacht vergeven, maar niet je eigengereidheid om over anderen te oordelen.'
Chris kon nog net zien hoe bij de oostelijke hekken van het Luxembourg een aantal auto's samendromden. Terwijl hij keek, arriveerde het blauwe zwaailicht van de politie. Zeker een ongeluk. Hij richtte zijn aandacht weer op monsieur Vosges.
'Uit uw mond, een moordenaar en drugskoerier, is die zelfrechtvaardiging walgelijk,' zei Chris.
'Werkelijk?' Vosges' hoofd trilde van emotie. 'Ik wist niet dat jij en ik elkaar zó goed kenden.'
Chris keek de ander even aan. 'Ik denk dat ik alles weet wat ik over u moet weten.'
'Onwetendheid is het kenmerk van de dwaas,' zei Vosges. Hij stond in het midden van de kamer. 'En het enige dat je zeker niet bent, is een dwaas.' Hij kruiste zijn armen voor zijn borst. 'Zowel Boeddha als Visjnoe was stervend in Indo-China toen ik daar arriveerde. Daar hadden mijn landgenoten wel op hun eigen efficiënte manier voor gezorgd. Toen begonnen de communisten God en zijn zoon Jezus Christus in een kwaad daglicht te stellen. Het resultaat was natuurlijk chaos. Ik wilde... ik móest daar wat aan doen.'
'Als u dat wilde, had u jezuïet moeten worden,' zei Chris.
'Misschien, in een andere tijd, zou ik dat ook wel geworden zijn. Maar tegenwoordig - en dat gold ook al twee decennia geleden - hebben de jezuïeten geen enkele macht. De kerk als geheel is machteloos. ZuidAmerika is hun strijdperk geworden, en beide kanten, zo lijkt het, verliezen daar.'
'Zuid-Amerika ligt een heel eind van Indo-China verwijderd.'
'Dat is waar.' Vosges leek wat rustiger nu, alsof het simpele feit dat er nu naar hem geluisterd werd voorlopig voldoende naastenliefde was. 'Ik stuitte min of meer bij toeval op het heroïnenetwerk, dat me toegang verschafte tot admiraal Jumbo. Maar ik vergiste me in de menselijke natuur; het bleek niet meer dan een stelletje dieven en moordenaars waarbij ik terechtkwam. Ze waren alleen in geld geïnteresseerd en sneden elkaar desnoods de strot af om maar aan meer te komen.
Ik zag toen een manier om aan hen te ontsnappen en tegelijkertijd het enige ding van waarde dat ze bezaten mee te nemen. Ik zette de ene groep tegen de andere op en vervolgens zette ik weer een andere groep op tegen de eerste. Ik herhaalde die tactiek keer op keer en toen het voorbij was, waren de overwinnaars zó zwak geworden dat het geen enkel probleem was hen in hetzelfde graf te krijgen waarin ze hun laatste tegenstanders hadden gegooid.
Weet je wat ik met de opbrengsten van de heroïnehandel deed?'
'U kocht wapentuig voor Saloth Sar en de Rode Khmer.'
'Uiteindelijk wel, ja. Een deel van het geld ging toen naar de revolutie. Maar vóór de Khmer Rouge werden er lerarensalarissen van betaald, schoolgebouwen en voorraden, kerken. En zelfs toen de Khmer Rouge op het toneel verscheen, als een ongeregeld zootje verzetsstrijders in de bergen, bezuinigde ik niet op mijn onderwijsbudget. Daar was het veel te belangrijk voor. Natuurlijk onderwezen mijn leraren niet, zoals de andere Franse onderwijzers, dat Frankrijk het middelpunt van de wereld was en dat de Vietnamezen en de Khmer Rouge voor eeuwig bestemd waren aan de leiband ervan te lopen.'
'Wat wilt u eigenlijk van me?' vroeg Chris. 'Ik kan u uw zonden niet vergeven. Ik ben geen priester.'
'Vergeving door een mens is alles wat ik vraag,' zei Vosges. Chris dacht lange tijd na voor hij zei: 'Het spijt me. Die kan ik niet geven.'
Vosges leek even van zijn stuk, maar hij herstelde zich snel en wist zelfs een zij het wat wrange glimlach op zijn gezicht te toveren. 'Het geeft niet.'
Chris, die weer uit het raam keek, zag een taxi voor het huis stoppen, waaruit een vertrouwde figuur stapte.
'Jezus, daar heb je Seve nog!' zei hij.
'Wat? Seve Guarda, die Amerikaanse politieman?' Vosges liep naar het raam en keek naar beneden, maar Seve was al naar binnen. Vosges keek naar Chris. 'Weet je het zeker? Het is nogal donker.'
'Ik ben er zeker van.'
Vosges' gezicht was erg bleek geworden. 'Hij heeft ontdekt dat ik niet dood ben en weet wie ik ben. Hij komt me halen. Ik ben altijd banger geweest voor Guarda dan voor je broer. Guarda had een ijzeren wil, zelfs al toen hij nog voor de DEA in Birma zat.'
'Denkt u écht dat hij daarom hierheen is gekomen, terwijl hij eerst zei niet te zullen komen?'
'Wat zou het anders kunnen zijn?' vroeg Vosges. Hij had het duidelijk doodsbenauwd.
'Dat is iets dat ik nu ga proberen uit te vissen,' zei Chris. Hij liep de hal in, met Vosges in zijn kielzog.
Seve ging een trapje af met treden die door de tijd en veelvuldig gebruik uitgesleten waren. Onderaan bleef hij even doodstil staan. Zijn neusvleugels trilden en hij moest bijna hoesten. Zijn geest was plotseling twintig 366
jaar terug. De lucht scheen zwanger van een mengeling van kruiden citroengras, chilipepers, verse munt - en bederf - bloed, pus, uitwerpselen - die hij onmiddellijk associeerde met de oorlog. Hij liep verder, half gehurkt, deels in de verdediging, deels in de aanval, zoals hij had geleerd in de broeierige jungle en drassige rijstvelden van Vietnam.
'Danser?'
Seve stond stil.
'Ben jij het?'
Seve wilde zijn positie niet verraden door te spreken. Er hing strijd in de lucht.
'Ben je bang om jezelf bloot te geven? Ben je bang voor mij? Maak je geen zorgen. Ik weet waar j e zit,' zei Trangh fluisterend, als wind door de bomen.
Seve begon te zweten. Een combinatie van de spanning en de medicijnen die de dokter hem had gegeven, spande tegen hem samen. Hij begon weer te bewegen, tussen buizen door die sisten van ontsnappende stoom en langs elektrische bedradingen die als vezelbundels door de ruimte liepen.
'Wees niet bang, Danser.' Tranghs stem zweefde, een geest in de duisternis, en deed Seve denken aan de verleidelijke stemmen van de VC in de jungle. 'Ik weet dat je achter de Magiër aanzit. Hij is dood. Ik heb hem op fantastische wijze aan zijn eind geholpen - glas, licht en verwrongen metaal staken van alle kanten door hem heen. Er was ook heel veel bloed.'
Seve bewoog nog steeds vooruit in de door mensenhanden gemaakte jungle van de ingewanden van het gebouw en vroeg zich af of Trangh gek was geworden. Misschien was hij altijd al gek geweest.
'Jij was het die voor het noorden werkte,' zei hij ten slotte.
'Ik hoorde zowel bij het zuiden als bij het noorden,' zei Trangh. 'Ik werkte voor allebei en voor niemand. Want uiteindelijk vallen alle verschillen weg als hebzucht en angst de plaats innemen van politieke idealen. Alles raakt vergiftigd en niemand is sterk genoeg om dat walgelijke tij te keren.'
Hij had natuurlijk gelijk, maar Seve besefte dat hem dat niet kon schelen. Het kon hem niet verdommen wat Trangh in de oorlog had gedaan of waarom. Hij wist alleen dat Trangh degene was die Dom had vermoord, die zijn afschuwelijke gevechtswaaier had gebruikt om Dom te onthoofden. Daar moest hij voor worden gestraft.
'Je hebt mijn broer gedood.' Hij schuifelde verder en wrong zich tussen pijpen en leidingen door. 'Ik ben hier voor jou.'
'Ik heb al te veel gezondigd; ik wil jou niet doden,' zei Trangh vanuit het duister. 'Maar ik kan niet sterven. Nóg niet.' Hij wilde nog veel meer zeggen, de Danser vertellen over zijn openbaring toen hij het Woud der Zwaarden vast had, het witte licht in de vernielde BMW, maar hij leek sprakeloos geworden. Het was alsof de Engelse begrippen die zijn gevoe-lens tot uitdrukking moesten brengen uit zijn herinnering waren gewist.
Dus begon hij in het Vietnamees te praten. Maar zijn moedertaal, die hij zo weinig had gehoord of gebruikt, maakte hem aan het huilen. Hij zag alleen nog lekkende vlammen. Met een hoorbare klap sloot hij zijn mond.
De binnenplaats was verlaten toen Chris en Vosges eraan kwamen.
'Misschien is hij in de tuin,' zei Vosges.
Maar Chris had inmiddels het bloederige teken op de deur gezien.
'Wat is dit?'
Vosges, die naast hem was komen staan, zei: 'Dat is eenphung hoang, een Vietnamese feniks. Het is een heilig, mythisch dier dat onsterfelijk heet te zijn.'
Trangh,' zei Chris, en opende de deur.
En ook zij daalden af in de duisternis.
De geur van vet en roestend metaal hing in de lucht. Het leek daar beneden wel een crypte. Ze kwamen onder aan de trap en Chris, die bijna onthoofd werd door een scherp, metalen uitsteeksel op hoofdhoogte, dook in elkaar en gebaarde Vosges hetzelfde te doen.
'Ik ken Trangh,' zei Vosges. 'Laat mij dit maar afhandelen.'
'Maar hij werkt niet langer voor u,' zei Chris. 'Misschien heeft hij wel nooit voor u gewerkt. Hij heeft u al een keer verraden.'
'Maar het blijft een Vietnamees,' zei Vosges. 'Ik weet wat er in zijn hoofd omgaat, wat belangrijk voor hem is.'
'Blijf daar.'
Chris herkende Seves stem.
'Wat doe jij hier?' vroeg Chris. 'Soutane zei...'
'Dat zou je niet hoeven vragen,' zei Seve. 'Je wéét waarom ik hier ben.'
'Het lijkt erop dat Guarda Trangh al heeft gevonden,' zei Vosges fluisterend.
'Seve, we moeten Trangh levend te pakken krijgen,' zei Chris. 'Hij is ons enige houvast wat de Magiër betreft.'
'Het verbaast me je zo te horen praten,' zei Seve. 'Trangh heeft je broer vermoord en hij vermoordde Alix ook bijna.' Chris hoorde een vreemde klank in Seves stem, een schor geluid dat bijna dierlijk leek.
'Hij zal daarvoor boeten, Seve,' zei Chris. Hij zweette hevig en begon een idee te krijgen van Seves gedachtenproces. 'Kom op.'
'Ik waarschuw je,' zei Seve. 'Blijf daar. Trangh is van mij. Hij heeft Dom vermoord en daar krijgt hij nu de rekening voor gepresenteerd.'
Chris probeerde het nog één keer. 'In Jezus' naam, Seve, je bent een politieman. Je kunt niet...'
'Bemoei je hier niet mee, verdomme! Jij kunt dit niet aan.'
'Kom op!' fluisterde Chris, en gaf Vosges een duwtje. 'We moeten snel zijn nu.'
'Je kunt hier niets snel doen,' legde Vosges uit. 'Het is één warwinkel van buizen en draden. Zelfs met het licht aan zou je nog moeite hebben te zien waar ze zitten. Je zou een ladder moeten hebben om boven dat netwerk uit te komen.'
Ze gebruikten dus maar hun oren, lieten zich leiden door de geluiden, hun handen voor zich uitgestrekt om hen te waarschuwen voor buizen en draden.
'Snel,' zei Chris. 'Hij zal Trangh doden als hij de kans krijgt.'
'Of Trangh doodt hem!'
'Het maakt niet uit dat je niet langer van hem houdt,' zei Morphée. 'Ik zal genoeg van hem houden voor ons beiden.'
Soutane, die bij de deur stond van een kamer die aan de hal grensde, zei: 'Ik geloof dat ik nooit écht van hem heb leren houden.' Ze bestudeerde Morphée alsof de andere vrouw een lang uitgestorven schepsel was.
'Wat ik niet begrijp, is, wetend wat jij voor hem doet, hoe je iets om hem kunt geven.'
Morphée glimlachte op een manier die mensen, die haar niet kenden, als onderdanig bestempelden. Het was echter een uiting van haar innerli j ke vrede. 'In tegenstelling tot jou,' zei ze, 'weet ik dat de menselijke natuur breekbaar is en niet zonder smetten. Als het leven me één ding geleerd heeft, is het wel dat het niet het streven inhoudt naar perfectie, maar het corrigeren van onze fouten.'
Zonder zich ervan bewust te zijn, was Soutane zo ver mogelijk van Morphée af gaan staan. Vanuit die donkere hoek van de kamer kon ze in de hal kijken, maar dat deed haar niet zich echt veiliger voelen. Ze had het liefst een borrel genomen, maar ze zag niets wat op drank leek en bovendien wilde ze Morphée haar zwakte niet tonen door er haar om te vragen.
'Ik weet wat ik ben,' zei Morphée, die in het lamplicht bewoog als een schim over een door maanlicht beschenen ven. 'Maar het gaat erom hoe jij mij ziet.' Haar stem klonk zacht, zonder een spoortje angst of beschuldiging.
'Waarom?' Soutanes deel in de conversatie kwam er daarentegen nogal snauwend uit.
'Ik dacht dat dat nogal duidelijk was,' zei Morphée. 'Jij bent zijn dochter.'
'Vreemd, maar ik voel me niet als zodanig.'
'Ah, maar dat is nu juist de tragedie van dit alles.'
'Is dat de reden dat je me hierheen hebt gebracht? Denk je soms dat je me van gedachten kunt laten veranderen?'
'Ik heb je meegenomen van de plek waar je niet langer wilde zijn,' zei Morphée, die van het donker in het licht stapte. 'Dat is alles.'
'Ik geloof je niet.' Ze voelde zich in een hoek gedreven door Morphée, die steeds dichterbij kwam. 'Jij denkt dat je er op de een of andere manier voor kunt zorgen dat ik weer van mijn vader ga houden.'
Weer die glimlach. 'Soutane, waarom weiger je het voor de hand liggende te zien? Instinctieve dingen kun je niet leren. Ik geloof dat, hoewel je zei dat je nooit van je vader hebt gehouden, het tegendeel waar is. Ik denk dat je altijd van hem gehouden hebt. Je hebt alleen door de jaren heen geleerd hem te haten.'
'Nee, ik...'
Toen Soutane Chris en haar vader door de hal zag snellen, kwam ze onmiddellijk in beweging en ging op de loop.
'Ik zie hem!'
Chris draaide zijn hoofd om. 'Wie? Seve?'
Maar Vosges was al onderweg. Het kan me lukken, dacht hij. Ik kan een eind aan deze waanzin maken. Misschien kan ik in één keer goedmaken wat ik heb misdaan.
'Monsieur Mabuse,' fluisterde hij, terwijl hij tussen de buizen in het halfdonker door laveerde. 'Luister goed. Ik ben gekomen om je te redden. Geloof me als ik zeg dat ik je alles verg...'
Vosges werd omhooggesleurd en probeerde te schreeuwen, maar een hand had zich om zijn keel geklemd. Hij kon niet spreken en ook niet ademhalen. Hij staarde in Mabuses gezicht; een kleine blauwe ader die zijn voorhoofd in tweeën deelde, klopte alsof hij een eigen leven leidde.
' Tu... me... pardonnes?' Je vergeeft mij ? Het kwam er vol ongeloof uit. Trangh ramde Vosges zó hard tegen een groepje roestige ijzeren pijpen aan dat zijn lichaam tekeerging als een marionet.
'Mon Dieu,' wist Vosges, naar adem snakkend, uit te brengen vóór Trangh hem als een zielig hoopje op de met olie en vet besmeurde vloer liet vallen.
Trangh zat over hem heen gebogen, als een dier dat zijn prooi beloert. Zijn ogen stonden wijd open, staarden in het niets, en door zijn hoofd maalden als een rivier van smeltend staal de woorden: Soms voel ik me een moederloos kind... ver, heel ver van huis... .
'Het is niet aan u mij te vergeven.' De woorden werden als giftige kogels afgevuurd. 'Ik zou eerder ü moeten vergeven. Maar vergeving veronderstelt barmhartigheid.' Hij stak zijn arm uit. 'En daarvan heb ik niets meer in me.' Tot zij n vingertoppen Vosges' borst net boven zij n hart raakten. 'Jouw mensen hebben alle mededogen uit mijn hart gebrand.'
De vingers verstijfden en Vosges keek met een morbide gefascineerdheid naar wat zijn dood zou worden. De nagels, scherp als dolken, rukten Vosges' van zweet doorweekte overhemd van zijn lichaam en trokken sporen in zijn vlees.
'En nu, na alles wat jij en jouw soort ons hebben aangedaan, verwacht je in je opperste arrogantie dat ik dankbaar ben voor jouw vergeving.'
Rode striemen liepen heet en prikkend over zijn benige borst en bloed droop over zijn buik. 'Het heeft totaal geen waarde. Erger nog, het is deel van de kanker die ons levend heeft verslonden sinds jullie Fransen voet op onze bodem zetten.' Tranghs stijve vingers, het enige wapen dat hij nodig had, werden in een juru naar binnen gedrukt, met een felheid die overeenkwam met zijn gezichtsuitdrukkingde lippen teruggetrokken, de gele tanden ontbloot. 'De enige manier om van kanker af te komen, is hem voorgoed uit te rukken.'
Door de kracht van de slag braken Vosges' ribben en de rafelige uiteinden doorboorden hem als pijlen uit een boog. Zijn lichaam kromde zich terwijl het bloed te voorschijn spoot en langs Tranghs benige pols droop. Zonder enig gevoel van tevredenheid of wroeging stond Trangh op en voelde tegelijkertijd de snelle nadering van de Danser. Hij had nu spijt dat hij zich zó door zijn wraakgevoelens had laten meesleuren, want daardoor had hij de Danser uit het oog verloren. Hij besefte dat hij nu hun uiteindelijke confrontatie niet meer kon ontlopen.
Zijn droefheid duurde lang nadat het volle gewicht van de Danser tegen hem aan was geramd en hen beiden tegen de muur had doen tuimelen. En algauw werd zijn droefheid vergezeld door haar trouwste bondgenoot, de wanhoop. En het was die wanhoop die hem in staat stelde zich los te worstelen en het dreigende duister in te strompelen.
'O, Jezus!' fluisterde Chris. Bloed besmeurde hem toen hij zich over Vosges boog. Omdat hij niet wist waar Trangh nu uithing en liever niet verrast werd door die demon, trok hij Vosges achter een groepje ruwmetalen schakelkasten. Het leek een eeuwigheid te duren. Hij kon het zware gereutel van Vosges' ademhaling horen, maar toen hoorde hij een ander geluid en verstijfde. Trangh!
'Chris?'
Hij ving een glimp op van Soutane, die probeerde een weg te vinden tussen de wirwar van buizen door.
'Blijf waar je bent,' riep hij zachtjes. 'Trangh is in de buurt.'
'Is mijn vader bij jou?'
Hij keek naar Vosges. Er was zoveel bloed dat het nauwelijks voor te stellen was dat hij nog leefde, maar zijn ogen waren geopend en keken Chris aan.
'Vergeef me, Christopher, want ik heb gezondigd,' bracht hij als in een zucht uit.
Chris tilde zijn hoofd op van de vloer.
'Negentien jaar lang heb ik niet meer gebiecht. Negentien jaar lang heb ik mijn ogen van God afgewend. Ik zou zijn blik niet hebben kunnen verdragen, na alle zonden die ik heb begaan, uit passie, uit jaloezie en uit woede. Ik heb mijn vrouw, Geleste, vermoord.'
Zijn zucht ging over in een rochelend gehoest. 'Daar. Ik heb het gezegd. Wordt me nu vergiffenis geschonken, Christopher?'
'Ik...'
'Chris?' riep Soutane. 'Is alles goed met je?'
'Ja.'
'En mijn vader?'
'Hij is hier bij me.'
Hij hoorde haar dichterbij komen, wilde zijn mond openen om haar opnieuw te zeggen dat ze moest blijven waar ze was, maar hij wist dat het geen zin had. Een moment later was ze naast hem, achter de tralieachtige muur van kasten. Haar angstige ogen schoten van hem naar de gebroken gestalte van haar vader.
'Lieve God! Wat is er gebeurd?'
'Je vader dacht dat hij nog invloed had op Trangh, maar hij vergiste zich.' Hij kon haar warmte voelen en verlangde ernaar haar in zijn armen te nemen en dicht tegen zich aan te drukken.
Ze keek neer op Vosges' gezicht. 'Kunt u een vreemde voor me zijn en toch mijn vader?' zei ze. Aan wie stelde ze die vraag, vroeg Chris zich af. Hij zag Vosges glimlachen. 'Vader,' zei hij zwakjes. 'Dat is alles wat ik wil horen.'
Dat was natuurlijk een leugen, dacht Chris. Zijn hele leven was daar het overduidelijke bewijs van. Of misschien was het uiteindelijk tóch geen leugen. Misschien was er iets in hem veranderd. Zijn hele leven had Vosges op God vertrouwd om hem de weg te wijzen. En hij had daarbij in de mensen geloofd, maar was steeds weer door hen teleurgesteld, verraden. Het had hem gedesillusioneerd en hij had hen ten slotte nog slechts gebruikt, zelfs zijn vrouw en dochter. Als hij dat uiteindelijk had ingezien, was dat tóch een soort verlossing.
'Hij is dood, Soutane,' zei hij, en sloot Vosges' ogen.
'En Trangh?'
'Die zit ergens in deze doolhof; God mag weten waar.'
'Precies,' zei Seve, 'dus houd je stil. Doodstil.' Hij zag het beeld van Sugar voor zich, haar magere lichaam als bevroren op de smerige matras.
'Maar jij, Trangh, voor jou helpen stilte noch woorden. En of je nu wel of geen wroeging voelt over wat je hebt gedaan, het maakt voor mij geen enkel verschil meer.' Hij kroop verder door de brij van olie, water en zweet. 'Als je wilt ontsnappen, zul je dwars door me heen moeten, Trangh.' Ratten vluchtten schril piepend voor hem weg. 'Schoft. Vuile smeerlap! Je hebt Dom vermoord. Een priester. Een man Gods, die nog nooit iemand kwaad heeft gedaan. Je kunt van nu tot sint-juttemis om vergeving bidden; het is nu te laat. Begrijp je me?'
'Ik denk van wel. Ja. Ik heb je in de jungle bezig gezien. Je bent meedogenloos. De Magiër was bijna net zo bang voor jou als voor Terry Haye.'
'Zo zie je maar,' zei Seve, die omzichtig om een roestige buis heen kroop, 'hoe verkeerd je de dingen soms kunt zien. Terry is dood en ik ben er nog.'
'Ik smeek je, denk er nog eens over na,' zei Trangh. Seve kon aan de resonantie van zijn stem horen hoe dicht ze al bij elkaar waren; niet meer dan twee armlengten. Hij snoof de duisternis op en rook als een bloedhond zijn prooi. Toen gleed hij geruisloos onder een druipende pijp door en rende als een niet te stuiten brok energie op Trangh af. Zijn eeltige handen en gespierde onderarmen raakten Dominics moordenaar en dat werkte als een krachtig pepmiddel. Hoe meer hij hem raakte, hoe sterker Seve werd. Hij leek in een wrekende engel te zijn getransformeerd.
Zijn lichaam juichte bijna door die nieuw verworven vrijheid en het ging voort met zijn wrekende arbeid tot er in hem niets anders over was dan de wens tot vergelding. Weg was de evenwichtigheid die de essentie van zijn besluitvorming had uitgemaakt, weg zijn gevoel voor rechtvaardigheid, zijn behoefte zich strikt aan de wet te houden.
Er was nu niets anders meer dan bloeddorst. De geschreven wetten van God en de mensheid telden niet langer; wat restte, was de voetafdruk van de duivel.
Ik smeek je, denk er nog eens over na.
Trangh wilde nog meer zeggen. Hij wilde de Danser zeggen dat hij tegelijkertijd meer en minder was dan toen op het dak in Doyers Street. Maar hij begreep waarschij nlij k nog niet voldoende wat er in hem omging om het in woorden uit te drukken.
In plaats daarvan zei hij, in een poging Seve te kalmeren: 'Ik heb niets tegen jou.'
Zijn woorden hadden echter het tegengestelde effect en in woede ontstoken sprong Seve boven op hem en beiden gingen tegen de grond. Sinds hij tegen Seve had gezegd: Maak je geen zorgen. Ik weet waar je zit, had Trangh geprobeerd kebatinan op te roepen, de mystieke staat van pentjak-silat, waarin de wereld in haar primitieve staat aan hem onthuld zou worden. Maar het was hem niet gelukt dat te bereiken - het leek wel of Vosges het laatste beetje uit hem had gezogen - en hij begon de eerste sporen van angst te voelen.
Nu hij werd neergedrukt door het gewicht van de andere man, probeerde Trangh wanhopig te begrijpen wat er gebeurde. Hij was helemaal niet van plan geweest de Danser bij hem in de buurt te laten komen; hij had in feite vertrouwd op kebatinan om hem te beschermen. Hij had helemaal niet op een treffen willen aansturen. Integendeel, hij had wanhopig naar een manier gezocht de situatie te ontlopen.
Hij had dat niet gewild en wachtte ergens op. Op wat?
Hij had in zijn eigen bloed zijn teken op de deur naar de kelder geschreven. Dat had een reden gehad. Welke?
Hij was het vergeten of had het nooit geweten. En in dat geval was hij nu verloren, had hij net zo goed tijdens de crash van de BMW kunnen sterven, samen met de Magiër.
Trangh, in gevecht met de Danser, zag weer de botsing voor zich, de Magiër die door de voorruit schoot, de metalen strip die omhoogkwam en als in een perverse omhelzing zijn pols greep. Maar zelfs die levendige beelden konden hem niet kalmeren. Trangh was nergens meer zeker van. Hij gebruikte jurus, de roffelende slagen uit zijn vroegere training. Maar óf hij had door de crash kracht verloren óf hij was vergeten op welke lichaamsdelen hij moest richten.
Hij werd onophoudelijk getroffen door harde, tweehandige slagen naar borst en hoofd. Hij voelde pijn, concentreerde zich om die te onderdrukken, maar voelde direct daarop weer nieuwe pijn in een ander deel van zijn lichaam. Ook proefde hij bloed in zijn mond en dacht het zicht in één oog te hebben verloren.
Hij vocht terug zo goed als het ging, met zijn stijve vier vingers in Seves maag, met de zijkant van zijn handen tegen diens ribben, zijn gekromde knokkels tegen het voorhoofd en de oren, maar niets leek te werken. De pijn hield niet meer op en verspreidde zich door heel zijn lichaam.
En toen, opwellend uit de groeiende wanhoop, kwamen de woorden van zijn leermeester bij hem boven. Als je aan het einde bent, moetje weer terug naar het begin. Intensieve training loochent van nature het instinct. Zoveel principes om te onthouden! Als het einde nadert, moet je je princi- pes laten varen en op je instincten afgaan.
En zo vond Trangh een manier om zijn leven te redden: door zich om te draaien en de eerste juru toe te passen die hij had geleerd: de feniks in de steen.
Zijn lichaam kwam omhoog en als een spuwende cobra schoot de granietharde muis van zijn rechterhand uit en raakte Seve met zó'n verblindende snelheid op de nieren dat hij niet eens de tijd had het uit te schreeuwen. Seve was zich er nauwelijks van bewust dat er iets fout was toen hij, plotseling van al zijn krachten beroofd, vooroverzakte en een grauwe mist zijn bewustzijn vulde.
Zijn krachteloze vingers trachtten nog hun klauwachtige greep op Tranghs lichaam te bewaren. Hij wilde zijn obsessie niet opgeven, zelfs niet toen hij werd overspoeld door een pijn zoals hij nog nooit had gekend. Een hand - van Dominic of van God - wenkte naar hem, de palm geopend en de vingers licht gekromd. Hij reikte ernaar en viel in een diepe duisternis.
'Daar!' zei Chris, en wees door de doolhof van buizen. 'Ik zie hem.'
'Seve!'
Soutane had gelijk. Chris kon hen nu alle twee zien, in elkaar verstrengeld. Toen draaide Trangh zijn lichaam en zijn hoofd kwam vragend omhoog. Hij zag Chris en hun ogen vonden elkaar.
'Hij is er slecht aan toe,' zei Trangh. Hij sprak alleen tegen Chris. 'Misschien is hij al dood.'
Chris moest Soutane ervan weerhouden op hem af te rennen. Hij had iets in Tranghs ogen gezien, iets angstaanjagends, dat hem op zijn hoede deed zijn.
'Blijf daar!'
Soutane staarde hem aan. 'Maar Seve! Hij is misschien...'
'Doe wat ik zeg!' schreeuwde Chris. 'Ik wil dat je hier verdwijnt.'
'Maar...'
'Nu!'
'Chris, ik kan jou - jullie tweeën - hier niet achterlaten!'
'Luister,' zei hij, haar vastpakkend. 'Als je bij Trangh in de buurt komt, zal hij je doden.'
'Maar jij...'
'Hij zal mij niet doden.' Chris had daar geen flauw benul van. Hij vermoedde iets - maar wat? Dat Trangh niet de band wilde verbreken die tussen hen bestond? Maar als alleen hij, Chris, die band voelde?
Soutane was doodsbang. 'Wat bedoel je? Hoe kun je dat weten?'
'Vertrouw op me, Soutane, en we komen hier heelhuids uit. Maar anders...'
Ze knikte. 'Oké. Maar ik ga niet weg en blijf hier wachten.' Ze keek naar haar vader en toen, over zijn dode borst heen, kuste ze Chris fel op de lippen. 'Ik wacht op je.'
'Wat je ook doet, volg me niet,' waarschuwde hij.
Hij kwam langzaam overeind. Zijn benen deden pijn van het lange hurken en hij keek naar Trangh. 'Ik kom eraan,' zei hij. 'Ik wil zien hoe Seve eraan toe is.'
'Je wilt niet mij maar de Magiër,' zei Trangh. 'Hij is gedood tijdens een botsing.'
'Wat voor botsing?'
'Ik reed de BMW tegen een hek in Les Jardins du Luxembourg.'
Trangh zag er nogal verward uit. 'Hij vloog door de voorruit.'
Chris voelde een enorme opluchting omdat Gable dood was. Maar op hetzelfde moment besefte hij met angstaanjagende helderheid dat Trangh hem met één beweging van zijn hand kon doden. Hij was zó bang dat zijn hart in zijn keel leek te kloppen en hij onderdrukte de neiging te kokhalzen en raapte al zijn moed bij elkaar.
'Ik wil alleen maar even kijken hoe het met Seve is,' zei Chris. Trangh besefte dat dit maar een leugentje was en hij vroeg zich heel even af wat hij daartegen moest doen. Chris was nu zó dichtbij dat hij Seves middel kon aanraken, hetgeen betekende dat Trangh hem nu te pakken kon nemen. Trangh wist dat hij hem nu moest stoppen, maar hij deed niets anders dan kijken, terwijl Christopher almaar dichterbij kwam. Hij kon zijn blik niet losrukken van de ogen van de ander, zelfs niet toen Chris zijn handen op het lichaam van de Danser legde en Tranghs been wegduwde.
Trangh zag de ziekelijke gelaatskleur van de Danser, maar hij kon onmogelijk zeggen of hij nog ademhaalde. Terwijl hij de verschillende emoties op Chris' gezicht bestudeerde, zei hij: 'Was hij een vriend van je, de Danser?'
'Danser?'
'Zo noemde de Magiër hem toen hij hem rekruteerde voor zijn onderdeel in Vietnam. Omdat hij daar zo graag met de meisjes danste. Hij genoot ervan zijn lichaam te bewegen op de muziek van de Rolling Stones of nog oudere muziek, met een beetje geschiedenis, zoals hij zelf zei. Ik heb het nooit begrepen. In Vietnam heb je zulke muziek niet. Als ik Vietnamese muziek hoor, denk ik aan de oorlog. Ik denk niet dat hij dat bedoelde, maar ja, waarom zou hij er anders op dansen?'
Trangh, die zelden meer dan één zin achter elkaar tegen een westerling sprak, kon nu niet ophouden met praten. Hoe kwam dat?
'Ik herinner me dat ik wilde begrijpen waarom die muziek hem aan het dansen maakte.'
'Het was het ritme.'
'Wat?'
Chris keek hem aan, terwijl zijn handen, rood van het bloed van de Danser, naar een hartslag zochten. 'Het ritme. Je weet wel, een, twee, drie, een, twee, drie.'
375
'Ik zie meisjes optreden,' zei Trangh. 'Dansen en optreden als de oude aspara, de hemelse danseressen van Angkor. Maar ik begrijp het niet. Proberen ze net als de aspara een verhaal te vertellen met hun gedans?'
'Hij ademt nog,' zei Chris, 'maar is bewusteloos.' Hij keek op naar Tranghs gezicht. 'Ik ga hem van je afrollen.'
'Nee!'
Chris zat doodstil gehurkt, zo vlak bij Trangh. Hij leek, net als de Danser, nauwelijks adem te halen.
'Ik wil hem alleen maar hiervandaan hebben,' zei Chris. 'Als hij niet heel snel naar het ziekenhuis gaat, zal hij zeker sterven.'
'Ik kan dat niet toestaan,' zei Trangh. 'Als je hem weghaalt, zal ik je doden.'
'Dat wil je niet, Trangh,' zei Chris, legde zijn handen onder Seves lichaam en begon hem van de Vietnamees af te rollen. Tranghs bovenlichaam schoot naar voren en met zijn ijzeren vuisten trok hij Chris zó dicht naar zich toe dat hun neuzen elkaar bijna raakten, zó dicht dat Chris van het ene oog naar het andere moest kijken om Trangh te kunnen aankijken.
Trangh zei: 'Ik meen het.' Eén vuist vormde zich tot een platte, keiharde wig, die hij langzaam naar Chris' keel bewoog. 'Als ik ook maar iets harder druk, ben je binnen vijftien seconden bewusteloos en binnen tweemaal die tijd dood. Ik hoop in godsnaam dat je me gelooft.'
Chris nam dat zonder meer aan, maar toch ging hij door met Seve van zich af te rollen. De druk op zijn keel nam toe tot hij geen lucht meer kreeg en de zuurstof in zijn lichaam raakte nu snel op. Hij begon langzaam maar zeker te stikken, maar toch bleef hij proberen Seve naar de trap te trekken.
'Waarom doe je dit?' vroeg Trangh.
'Ik heb mijn vertrouwen in jou gesteld,' zei Chris, met raspende adem.
'Maar waaróm?' Trangh begon te trillen.
'Omdat...' Hij kon niet verder. De inspanning om dit uit te leggen, was immens. 'Omdat je me niet gedood hebt toen je daar de gelegenheid voor had. Je gaf me je woord en je hield je eraan.' Hij raakte versuft. Door het gebrek aan zuurstof echoden de geluiden in zijn hoofd. 'Er is niemand anders in wie ik mijn vertrouwen kan stellen.'
'Houd hiermee op!' schreeuwde Trangh, maar hij trok zijn hand weg van Chris' keel.
Chris zakte bijna in elkaar. Zijn hoofd, over Seves lichaam gebogen, trilde en zijn borst ging hevig tekeer om maar lucht naar binnen te krijgen.
'Ik kan je nog steeds doden.'
'Dat weet ik,' fluisterde Chris schor. 'Daar heb ik geen moment aan getwijfeld.' Maar toen hij weer genoeg op krachten was gekomen om zijn hoofd op te tillen, zag hij tranen over Tranghs wangen lopen.
'Laat me Seve naar de andere kant van de kelder brengen, zodat de mensen daar hem naar het ziekenhuis kunnen brengen.'
Trangh stak zijn arm uit en pakte Chris bij de hand. Chris wachtte, onbeweeglijk, en besefte instinctief dat, als hij zijn pols ook slechts spande, Trangh hem zou breken als een droge tak.
'Luister naar me. Luister naar wat ik te zeggen heb, waarom ik hier ben. In de dagen van de oorlog, toen ik je broer en de Danser heb leren kennen, werkte ik zowel voor het zuiden als voor het noorden. Ik spioneerde en bespioneerde de spionnen, tot ik niet meer wist wie mijn werkelijke meesters waren. In die tijd rapporteerde ik alles en sloot mijn geest af voor de gevolgen die dat voor noord of zuid kon hebben. Ik was als een pijl waaraan te veel gevraagd wordt door de schutter, die een té grote afstand moet afleggen en daarom geen ander doel vindt dan de aarde. Ik vond de aarde, maar zelfs die wilde me niet. Ik wilde dood, maar ik leefde. Terwijl anderen, die veel meer recht hadden om te leven, aan mij n voeten en door mijn handen stierven.
Ons SLAM-team, geleid door de Magiër, voerde vernietigingsaanvallen uit op vijandelijk grondgebied. Vaak gingen we te voet, maar even zo vaak werden we per helikopter afgezet. Dat gold voor de grotere doelen hele dorpen, waar de Noordvietnamezen zich hadden ingegraven en zich veilig voelden. Dat was ons werk, begrijp je, niet alleen doden, maar ook hun het gevoel van veiligheid te ontnemen.
Als we door de lucht werden vervoerd, was het mijn taak de piloten te leiden. Zij wisten nooit van tevoren waar we heen gingen. Ik vond de dorpen en de helikopters deden de rest: laag aanvliegen, vuren, vernietigen. Die ene missie ging het precies zo. Alles was hetzelfde. We gingen naar het noorden, vlogen over de grens, tot we over een bergkam scheerden en ik achter de laatste bomenrij mijn eigen dorp zag liggen. Ik was zo door de oorlog in beslag genomen dat ik niet had beseft... Ik wist het pas toen het te laat was. Ik had de piloot alle informatie gegeven die hij nodig had. We vlogen weer laag aan, zoals altijd en, zoals altijd, hingen we uit de helikopter en vuurden met onze Russische AK-47's, bazoeka's en wat we al niet hadden.
Ik zag gezichten die ik kende, mensen met wie ik was opgegroeid, waanzinnig van angst, die zonder mededogen werden neergemaaid, aan stukken werden geschoten of, schreeuwend, werden bedolven onder vloeibaar vuur.
Het gegil. Het laat me niet meer los.'
Hij zweeg en er viel een stilte in zoals na een gevecht of een bombardement. Chris voelde de aanwezigheid van een nieuwe energie, die de stilte te broos, te helder maakte, zodat, toen ze werd doorbroken, het geluid pijn deed aan zijn oren.
'Trangh,' zei hij, 'er is een weg hieruit, een weg naar de verlossing.'
'Je bent al precies als de rest!' schreeuwde Trangh. Hij trok met een ruk zijn hand weg, alsof hij een vlam vastgreep in plaats van vlees. 'Net als monsieur Vosges en, op zijn manier, ook de Magiër. Jullie proberen me allemaal de vergeving te schenken van een God om wie ik niets geef. Ik wil niet gered worden. Ik wil bevrijd worden!'
Hij sprong overeind en verdween in de schaduwen van het souterrain. Chris begon hem te volgen en riep naar Soutane dat ze voor Seve moest zorgen. Hij liep naar het eind van de kelder zonder ook maar een teken van Trangh te zien. Even was hij bang dat Trangh via een omweg terug was gegaan naar Soutane.
Toen zag hij een donkerder vlek te midden van de schaduwen en toen hij dichterbij kwam, zag hij dat het een oud, nooit meer gebruikt onderhoudsluik in de vloer was. Ernaast lag een rond, metalen deksel. Hij tuurde ernaar en kon met enige inspanning lezen wat erop stond. Toen keek hij door het gat naar beneden. Daar lagen de riolen van Parijs. Hij wilde net door het gat afzakken, toen Soutanes stem hem tegenhield.
'Chris? Ben je gek geworden? Laat hem gaan. Hij zal verdrinken of stikken, wat maakt het uit? Als jij maar niet daar naar beneden gaat. Hij heeft al genoeg kwaad aangericht.'
'Je begrijpt het niet, Soutane,' zei Chris zachtjes. 'En misschien ikzelf ook wel niet. Nóg niet. Er bestaat een bepaalde band tussen Trangh en mij.' Hij zette een voet op de eerste sport van de verticale ijzeren ladder, de toegang tot de eerste laag riolen. 'Ik voelde het op het moment dat we tegenover elkaar stonden in de stal in Tourrette. Die mysterieuze band is ook de reden dat hij je toen liet gaan, dat hij zich aan zijn woord hield.'
'O, Chris, hoe kun je vertrouwen stellen in iets wat je niet begrijpt?'
'Is dat niet wat ons altijd angst aanjaagt in het leven?' Hij keek haar aan. 'Ik móet dit doen.'
'Waarom? In godsnaam, Chris, kom terug!' Ze smeekte hem, was verstijfd van angst om hem. 'Daar beneden wacht slechts vernietiging.'
'Je ziet het verkeerd, Soutane,' zei hij, terwijl hij nog een tree lager stapte. 'Maar als je je daardoor beter voelt, mag je voor me bidden.'
'Begrijp je dan niet dat het te laat is om te bidden?' zei ze bitter. Chris daalde af. De treden van de ijzeren ladder waren door vocht en smurrie verraderlijk glad en één keer gleed hij uit en bungelde aan zijn armen, zijn ene been pijnlijk bekneld tussen de sporten. Halverwege de ladder kwam Tranghs stem hem tegemoet. 'Christopher, ga terug! Als je naar beneden komt, zul je sterven.'
Het is te laat om nog te bidden. Chris daalde verder af. Allerlei geuren overvielen hem - zout, zuur, een stroperige, verstikkende atmosfeer. Toen hij beneden was, zag hij hier en daar een lamp, kale peertjes die aan draden aan het glinsterende stenen plafond hingen. Ergens vlakbij klonk het naargeestige gedrup van water en verder weg quasi muzikale geluiden als van een beekje.
Chris, alle kanten opkijkend, draaide een hele slag in de rondte. Trangh raakte hem op de kin en hij viel op zijn zij op de grond.
'Ik heb je gewaarschuwd niet naar beneden te komen,' zei Trangh, over hem heen gebogen.
Chris keek naar hem op. Hij kwam niet overeind en wreef zelfs niet over zijn kin. Hij wilde geen onverwachte beweging maken. 'Jij bent niet verantwoordelijk voor mij, Trangh.' Omdat een deel van zijn mond verdoofd was, klonk zijn stem vreemd. 'Integendeel, ik ben verantwoordelij k voor jou.'
Trangh hurkte naast hem neer. Zijn ogen leken in zijn schedel te gloeien. 'Waarom zeg je dat? Vertel het me.'
'Toen je Terry doodde, doodde je een deel van mij,' zei Chris, die het nu zelf voor het eerst goed begreep.
Trangh had de beroering van de goden van Angkor gevoeld. Zij waren het geweest - hij wist het zeker - die hem dat moment van onthulling hadden geschonken toen hij de Prey Dauw in handen had, en toen vlak voor de crash.
Nu schonken ze hem de kennis waarnaar hij had gezocht sinds het moment dat Luong hem had vervloekt door zich het leven te benemen. Hij zag in een flits het pad naar zijn boetedoening en zijn bevrijding.
'Het is waar wat je zegt.' Hij knikte. 'Maar even waar is het feit dat Terry in jou voortleeft.'
'Dat is niet waar,' zei Chris. 'Ik ben mijn broer niet. Dat ben ik nooit geweest.'
'Ik kende Terry beter dan wie dan ook, met uitzondering van Mun misschien. Wat ik in jouw ogen zie, heb ik ook in zijn ogen gezien. Het is anders, maar toch hetzelfde. Anders omdat ik bij Terry nooit heb begrepen wat ik zag. Ik betwijfel of Terry zich er zelf wel van bewust was.'
'Ik weet niet wat je bedoelt.'
'Ik denk dat je het heel goed begrijpt.' Trangh bewoog zich en daarbij viel zijn oog op iets glinsterends dat tussen hen in lag. Hij boog zich tot vlak bij Chris en pakte het op.
'Kan het waar zijn? Is dit Terry's mes?' Er lag een spoor van verwondering in zijn stem en door die laatste onthulling hielden de schreeuwen van doodsangst, die hem twee decennia onophoudelijk hadden achtervolgd, eindelijk op.
Chris nam het knipmes in zijn handen en opende het. 'Het is van mij,'
zei hij. 'Terry gaf het me ooit als kerstcadeau. Ik gooide het in zijn gezicht terug. We waren nog maar kinderen, toen, en ik begreep het niet. Dank zij hem schoot ik een hert neer in het bos. Terry wilde zo graag de jager zijn, thuiskomen met een trofee. Ik heb dat moedwillige doden nooit vergeten.' Hij raakte het handvat met zijn vingertoppen aan. 'Dit is gemaakt van het gewei van dat hert. Het was Terry's manier om zich te verontschuldigen, van boetedoening denk ik, voor wat hij me had laten doen.'
En Trangh, die er nu zeker van was dat de oude goden van Angkor ontwaakten en al hun ontzaglijke kracht hervonden, greep in één gebaar zowel zijn bevrijding als Chris' hand.
Met zijn sterke vingers, zijn ijzeren wil die Chris leidde, trok hij de hand met het mes met grote kracht recht op zich af, zodat het lange lemmet tot aan het heft in zijn borst drong.
'Nee!'
Chris' schreeuw echode eindeloos door de onderaardse gangen en hij trok het mes terug zodra Trangh het toestond.
Trangh glimlachte naar het in afschuw vertrokken gezicht van Chris.
'Wanhoop niet,' zei hij. 'Voel blijdschap. Met hulp heb je nu twee keer gedood. Het waren beide onschuldige daden en daarom heilig. Je gaf je broer wat hij die kerstdag het liefste wilde, een geschenk dat alleen jij hem kon geven. Je broer was als ik: primitief. Hij leefde zijn leven volgens een strikte innerlijke erecode, eentje die zijn hele leven overeind bleef. Met deze gift aan jou probeerde hij dat op zijn manier aan jou te vertellen. Hij gaf je het mes niet uit schuldgevoel, maar uit vriendschap. Nu heb je mij mijn vrijheid teruggegeven, en meer kon ik niet vragen.'
Er was overal bloed, maar Trangh had nog steeds genoeg kracht om Chris' pogingen het bloeden te stelpen af te weren. 'Eindelijk ben ik bevrijd van begeerte. Dat is wat wij in het leven zoeken, het enige dat wij ervan kunnen verwachten. Dat het ons bevrijdt van begeerte.'
Hij gleed enigszins weg in de drab; zijn krachten namen langzaam maar zeker af. Chris hield hem in zijn armen. Zijn geest kon nog nauwelijks verwerken wat er gebeurde.
'Als je dit begrijpt, bezit je het enige dat écht waarde heeft,' zei Trangh.
Zijn hoofd rustte op Chris' schouder en hij voelde zich heel dicht bij een gevoel van vrede, een gevoel waarvan hij had gedacht dat het buiten zijn bereik lag. Zijn vertrouwen was niet misplaatst geweest en hij dankte Boeddha voor die solitaire zegening. Hij zuchtte, wist dat zijn taak nog niet helemaal was volbracht. 'Luister, Christopher.' Zijn stem was broos als het maanlicht. 'Luister naar me. Ik heb je zoveel te vertellen en er is nog maar zo weinig tijd.'
Toen ten slotte Trangh zijn ogen sloot, stond Chris op en gooide het lichaam over zijn schouder. Hij wilde Trangh daar niet achterlaten in de riolen.
Met grote moeite klom hij de glibberige ladder weer op. Het was niet het gewicht maar de onhandelbaarheid van het lichaam die hem het gaan bemoeilijkte. Hij was in zekere zin blij met de last die hij droeg, want elke stap die hij zette, bracht hem dichter bij Terry.
Hij huilde terwijl hij omhoogging, maar pas veel later begreep hij waarom.
Soutanes gezicht was het eerste dat hij zag toen hij uit het luik kroop. De blik van opluchting die erop verscheen toen ze hem zag, sprak boekdelen.
'God zij dank!' Ze drukte hem tegen zich aan. 'Wat is er daar beneden gebeurd?'
Chris voelde iemand hevig geëmotioneerd trillen, maar hij wist niet of hij dat zelf was of Soutane. De politie had op haar oproep gereageerd en de agenten zwermden nu als vliegen door de kelder. Flitslampen dansten om het met gespreide armen en benen liggende lichaam van Vosges heen. Verplegers waren bezig Seve voorzichtig op een brancard te leggen voor de moeilijke tocht de trap op.
Chris staarde strak in Seves gesloten, bloederige gezicht en probeerde vruchteloos nog enig leven te ontdekken onder de lijkbleke huid. Terwijl Seve de trap op werd gesjouwd, begon een tweetal Parijse rechercheurs met stoppelbaarden hun vragen te stellen. Ze deden hun best te antwoorden, maar dat was niet eenvoudig. Wie zou hun verhaal geloven?
De ondervraging leek eeuwig te duren. De rechercheurs vertoonden geen enkele geneigdheid hen te laten gaan, tot een jongeman in een blauwgestreept pak binnenkwam, die een voor Chris onleesbaar identiteitsbewijs liet zien en met hen begon te overleggen. Vlak daarop kregen Chris en Soutane te horen dat ze konden gaan.
'Qui êtes-vous?' vroeg Chris aan de man met het krijtstreepkostuum.
'Wie bent u?
'Verdwijn uit mijn gezicht, klootzak,' zei de man in het Engels. 'Praat alleen als je iets gevraagd wordt. Wat is jullie betrekking tot Marcus Gable?' Zijn allesomvattende blik maakte duidelijk dat hij het zowel tegen Chris als Soutane had.
Chris vertelde hem alles wat hij wist, behalve wat Trangh hem had onthuld. De man in de krijtstreep nam Chris' verklaring op met een microrecorder. Hij deed alleen zijn mond open om zijn afgemeten vragen op Chris af te vuren, op een afstandelijke toon, die geen enkele aanwijzing gaf over zijn standpunt. Toen hij klaar was, zei hij dat ze konden vertrekken. Buiten gloorde de dageraad boven de daken van Parijs en het zonlicht zocht zich langzaam een weg naar de brede avenues en boulevards. In de smalle zijstraten hing nog het restant van de nacht in groezelige, duistere hoeken.
Chris trok Soutane met zich mee tot ze een blok verder waren. Toen ze uit het zicht van het gebouw waren, hield hij een taxi aan. Trangh had Chris verteld waar hij het Woud der Zwaarden had gelaten. Hij had hem ook verteld wat hij van de Magiër wist, maar helaas niet wie diens opdrachtgever was. Trangh had echter wél verteld dat het iemand met enorme macht was, iemand die er zijn eigen geheime dienst op na hield. Toen hij zich eenmaal van hem had losgemaakt, had de Magiër gezworen nooit meer naar hem terug te gaan. Maar de man was achter de feiten van Linda Gables dood gekomen en had daarmee geprobeerd de Magiër te dwingen weer naar hem terug te keren. Toen de Magiër had geweigerd, had de man zijn dreigement in daden omgezet en de politie zover gekregen dat ze Gable arresteerde. En zo was Gable bij Chris terechtgekomen. Tijdens het proces, toen er nog meer belastend bewijsmateriaal bij de aanklager dreigde te worden gedeponeerd door agenten van de man, had Gable gecapituleerd en was teruggekeerd tot de organisatie van de man. Chris vertelde Soutane daar niets van, want hij beschouwde dat wat Trangh hem had verteld als in heilig vertrouwen meegedeeld. Via Terry en Trangh was het nu zijn verantwoordelijkheid geworden. Om Soutane of wie dan ook bloot te stellen aan de geheimen van de Magiër zou betekenen dat ze onterecht betrokken werden bij iets wat hen niet noodzakelijkerwijs aanging. Ze arriveerden bij LoGrazies huis op het Petrarque-plein en de voordeur bleek, zoals Trangh had gezegd, niet op slot. Met Soutane achter zich trapte Chris de deur open. Hij tuurde in het duistere interieur van de hal, maar kon niets onderscheiden. Er bewoog in ieder geval niets. Ze gingen voorzichtig naar binnen. In de hal hing een ziekelijk zoete geur, alsof er een enorm tapijt rottende vegetatie lag. Soutane kokhalsde en sloeg toen een hand voor haar gezicht.
'Door je mond ademen,' zei Chris.
'O God, wat is dit?'
Hij wilde het haar niet vertellen en stapte grimmig door de schemerige hal.
Soutane hapte plots naar adem en Chris volgde haar blik. Er zat vers, al opdrogend bloed op de muren en vloer van de hal op de eerste verdieping, maar er waren geen lichamen te zien. Soutane vroeg zich af wiens bloed het was. Hoewel Chris dat wist, vertelde hij het haar niet. Hij trok haar verder, tot ze aan het begin van de trap stonden. Daar drukte hij haar op de onderste traptrede en gebaarde dat ze daar moest blijven zitten. Ze opende haar mond om te protesteren, maar Chris legde een vinger over haar lippen, schudde zijn hoofd en begon de trap op te lopen. Maar bijna onmiddellijk werd hij achter zich iemands aanwezigheid gewaar. Hij draaide zich om en zag dat ze hem volgde. Hij was al bijna halverwege en wist dat hij haar niet kon bewegen beneden te blijven en voelde ongerustheid in zich opkomen. Hij wilde de Prey Dauw in handen krijgen en die enorme graftombe zo gauw mogelijk weer verlaten. Hij wachtte tot ze bij hem was.
De koffer bevond zich op de plek die Trangh had aangegeven en lag geopend in de tweede kamer aan de gang op de eerste verdieping. 'Daar is hij!' zei Chris en liep erop af toen, als in een plotselinge uitbarsting, alle lichten aangingen.
Hij haalde sissend adem. Naast hem wist Soutane slechts één woord uit te brengen. 'Merde!'
Door de geopende kamerdeur heen was, boven aan de trap, Marcus Gable te zien, de Magiër. Hij zat onder het bloed en was naakt boven het middel. Bloed druppelde op het parket en vormde een donker plasje aan zijn voeten. De Magiër leefde! Hoe was dat mogelijk? Trangh had gezegd dat hij was omgekomen bij het auto-ongeluk in de Jardins du Luxembourg. Met groeiende afschuw begon Chris te beseffen dat de Magiër zich elk moment op hem kon storten; hij had een wapen nodig. Maar er was daar niets en het was bovendien toch al te laat.
Hij zag dat Gable enigszins door de heupen gebogen stond. Zijn linkerschouder was lager dan de rechter en zijn linkerarm hing langs zijn lichaam alsof hij van lood was. Hij hield zichzelf met zijn rechterheup tegen de trapleuning staande, teneinde het gewicht niet op zijn linkerbeen te laten drukken.
Zijn gezicht was besmeurd met bloedige strepen, alsof hij was opengehaald door een tijger. In het vlees van zijn kin, wangen, neus, voorhoofd en nek zat een verzameling kleine glasscherven, zodat, toen hij bewoog, zijn gezicht flonkerde in het weerkaatsende licht. Alleen zijn ogen waren bij het ongeluk gespaard gebleven. Die ogen waren nog van hetzelfde intense blauw dat Chris zich herinnerde van de ontmoetingen in zijn kantoor en van hun etentje na de uitspraak en hij herinnerde zich hoe ze afkeer en minachting konden uitdrukken. Hij vroeg zich af welke emotie ze nu uitstraalden, afgezien van haat.
'Jij, zak van een advocaat,' zei Marcus Gable, de Magiër, en duwde de loop van zij n pistool recht voor zich uit. Chris dook weg en op dat moment haalde Soutane flitsend uit met de punt van haar laars. Ze raakte Gable vol in het gezicht en hij werd tegen de muur achter hem geworpen. Door de klap verloor hij de greep op zijn pistool, dat uit zijn hand vloog en de trap af stuiterde naar de begane grond.
Chris kon niet anders dan staren. Kennelijk hadden de flinters glas als bizarre stutten het vlees van Marcus Gables gezicht bij elkaar gehouden, want Soutanes trap had een uitzonderlijk effect. Het zorgvuldig gereconstrueerde gezicht van de Magiër was nu één massa bloedend vlees en zag er onherkenbaar en embryonaal uit, alsof het nooit door de beeldhouwer was gevormd.
'Chris!' schreeuwde Soutane. 'Kijk!' Op de plek achter die waar Gable had gestaan, behoedzaam tegen de muur gezet, stond de Prey Dauw. Dat was de reden dat hij daar teruggekomen was en niet Trangh was gevolgd naar de Portes du Jade.
Ze deed een stap in die richting, maar de Magiër stond alweer overeind en gaf haar een klap met de rug van zij n grote hand. Soutane schreeuwde het uit en viel tegen de balustrade waarover vlak daarvoor het pistool in het duister verdwenen was.
Gables hand greep naar iets dat tussen zijn broekriem zat. Hij trok het eruit en met een geoefende beweging van zijn pols waaierde hij de ijzeren ribben open die veel leken op Tranghs gunsen. Er waren acht tanden, elk eindigend in een punt die zo scherp was als een scheermes. De Magiër bewoog de gunsen nu in een horizontale cirkel, zodat Soutane zich ver naar achteren over de trapleuning moest buigen om hem te ontwijken. Met een maniakale lach dook de Magiër naar voren en met een schreeuw viel Soutane achterover in de inktzwarte duisternis van het trappehuis.
Hij draaide zich om naar Chris. 'Ik zou maar voor mijn leven rennen, lummel.'
Chris schreeuwde zonder geluid te maken en sprong op Gables enorme, glibberige gestalte af. De Magiër brulde van woede. Zijn blauwe ogen leken karmozijnrode tranen te huilen. Het was als het omhelzen van een open graf. De verstikkende, allesoverheersende stank van de dood hing al om hem heen, als donzige, misselijkmakende wolken stuifmeel. Zijn mond sperde zich wijd open, als bij een tijger of een beer, en hij stootte zijn hoofd naar voren vanuit zijn dikke nek. Chris ramde zijn elleboog in Gables mond en probeerde hem er zo ver als hij kon in te persen. Gable wilde zijn kaken op elkaar klappen, maar Chris' elleboog voorkwam dat. In plaats daarvan beet hij met een beestachtige kracht door stof, huid en vlees heen.
Chris kromp in elkaar van de pijn en trapte Gable met zijn knie in de maag. Gable wankelde en moest, met de hand waarin hij de gunsen vasthield, steun zoeken tegen de met bloed bespatte muur. Chris raakte hem opnieuw en Gable gromde, beet nóg harder, zodat tranen van pijn Chris in de ogen schoten. Op hetzelfde moment flitste de gunsen door de lucht en schoot fluitend over Chris' hoofd heen. Met zijn vrije hand greep Chris de Magiër met zó'n kracht bij zijn genitaliën dat de aderen aan beide zijden van Gables stierenek opzwollen. Bloed vloog uit Gables wenkbrauwen en haar toen hij zijn hoofd heen en weer sloeg, in een vruchteloze poging om zich van die folterende pijn te bevrijden.
Chris probeerde ondertussen met zijn bovenlichaam Gables hoofd naar achteren te buigen en ze rolden, aan elkaar gekluisterd en worstelend, over de vloer, tot ze tegen de balustrade botsten waaroverheen Soutane was verdwenen. Chris, op dat moment bovenop liggend, probeerde Gables hoofd tussen twee spijlen door te duwen.
De Magiër haalde met zijn gunsen uit naar Chris' schouder, maar hij miste. De ijzeren punten sloegen echter in het hout en halveerden twee spijlen alsof het grassprieten waren.
Doordat hij de suizende bladen moest ontwijken, verloor Chris zijn greep op de Magiër. Die wist hem van zich af te werpen en plantte tegelijkertijd een knie in zijn nieren. Chris liet een gekreun horen en de Magiër rukte zijn hoofd achterover, in een poging zijn kaken te bevrijden van Chris' elleboog. Daarbij trok hij Chris omhoog en over zijn eigen lichaam heen, zodat hij ruggelings tegen het beschadigde gedeelte van de balustrade sloeg. Die begaf het onder zijn gewicht en Chris schoot bijna over de rand het trapgat in. Zijn rug voelde aan alsof hij gebroken was en alle lucht was uit zijn longen geperst. Hij spartelde als een vis op het droge en zijn ontvelde en ontvleesde arm had zó'n ruk gekregen dat hij er zeker van was dat die uit de kom was geschoten.
Gable, zwaar hijgend en bloedend, hurkte boven hem, niet als een menselijke gestalte maar als een elementaire dierlijke vorm, in elkaar gedoken en vervormd, een primitieve voorloper van de mens voordat die rechtop ging lopen en kon nadenken.
Hij staarde met onheilspellende blik naar zijn tegenstander en bracht zijn hand met daarin de gunsen omhoog, om in één machtige krachtsinspanning de messcherpe punten in Chris' borst te stoten.
'Stop!'
Dat ene woord deed hem midden in zijn beweging verstarren. Hij keek op, onderwijl bloederige tranen wegknipperend, en zag Soutane op de trap verschijnen. Ze hield het pistool in de scherpschuttergreep met twee handen vast, haar armen recht voor zich uitgestrekt. De loop van het pistool was op hem gericht.
'Leg dat neer!' beval ze. 'Leg onmiddellijk neer of ik schiet!'
Gable herstelde zich van zijn verbazing over haar aanwezigheid - want in de hitte van zijn monumentale worsteling met Chris was hij haar compleet vergeten - en begon te lachen. Hij wist dat ze vanuit haar lage posi384
tie geen vrij schootsveld had en grote kans had Chris zijn kop eraf te schieten.
'Ik meen het!' zei Soutane, die verder de trap opliep om zo haar schootsveld te vergroten.
'Daar heb je het lef niet voor,' zei Gable, die zijn aandacht weer op Chris richtte en aan de neerwaartse beweging naar diens borst begon.
'Jezus!' riep Soutane vloekend, en deed het enige waartoe ze in staat was. Ze gooide het pistool naar de Magiër.
Ze had geen tijd om goed te richten, maar liet zich door haar instinct leiden en het wapen vloog buitelend door de lucht tussen haar en de Magiër en raakte dat wat het meest centraal was en het dichtst bij haar: de gunsen.
Gable vloekte toen het blauwkleurige staal de knokkels van zijn nog goede hand brak. De korrel op de loop ging door zijn huid alsof het een mes was en het bloed spoot naar buiten.
Chris probeerde ondertussen weer bij zijn positieven te komen, maar dat viel niet mee. De pijn in zijn rug en van zijn opengereten elleboog verdoofde hem bijna en bovendien had hij de grootste moeite om weer lucht in zijn longen te krijgen. Dat betekende dat hij ook geen kracht had. Maar dat was nog niet alles. Hij moest tegen zijn eigen natuur vechten. Ongeacht zijn persoonlijke gevoelens wilde hij Marcus Gable toch niet doden. Dat ging tegen zijn ingeboren aard in. Hij was een man die uiteindelijk tóch geloofde in de doeltreffendheid van de door mensen gemaakte wetten. Bij Seve -en misschien, hoewel hij dat niet wilde geloven, ook bij zijn broer Terry - had hij gezien tot wat voor droevige resultaten het verzaken van de wet kon leiden en hij wilde dat vernietigende pad niet volgen. Maar hij wilde ook niet sterven. Vanuit zijn ooghoeken zag hij Soutane, die op volle snelheid rennend de eerste verdieping had bereikt. Ze sloeg boven aan de trap de hoek om, precies op het moment dat Gable zijn handen om Chris' keel legde en begon te knijpen.
Net als Gable even tevoren bewoog Chris wild zijn hoofd naar alle kanten om zo aan de ijzeren greep van de Magiër te ontkomen. Hij begon al naar lucht te happen en een amorfe duisternis gleed vanuit zijn ooghoeken over zij n ogen, zodat hij niet langer kon zien waar Soutane was of wat ze deed.
Totdat, plotseling, Gables handen verdwenen en de Magiër met een brul zijn bovenlichaam draaide om Soutane een klap te geven, die naar de gunsen dook die de Magiër uit zijn krachteloze hand had laten vallen. Hij raakte haar hard tegen de zijkant van haar hoofd en ze zakte grommend in elkaar. Gable, grijnzend als een doodshoofd, liet slag na slag op haar rug en borst neerkomen. Chris, gevangen onder zijn druipende gewicht, hoorde het dierlijke gegrom dat hij bij elke slag uitte. Het was té veel. Wet of geen wet, dit was meer dan hij kon verdragen. Hij voelde hoe de adrenaline door zijn aderen schoot en hij inhaleerde volop zuurstof. Door zijn ervaring als wielrenner wist hij dat die toestand niet lang zou duren, dat hij maar één kans zou krijgen, één laatst, wanhopig moment om de situatie onder controle te krijgen voordat Gable Soutane zou doden en zijn moorddadige aandacht weer op hem zou richten. Hij dacht niet na; hij bewoog. Zijn reactie was primair, de basis van elke oosterse gevechtskunst.
Chris gebruikte zijn sterkste lichaamsdelen, de dijen, wrong en klemde ze, draaide ze toen met één beweging van zijn heupen, de oorsprong van hara, van energie, en met zó'n enorme innerlijke kracht omhoog dat Gable van hem af werd geworpen en met een gekraak als van een donderslag op zijn rug terechtkwam. Toch wist Gable met zijn goede hand nog Chris' shirt vast te pakken. Chris werd met zó'n kracht vanuit het middel omhooggetrokken dat zijn tanden op elkaar sloegen. Hij raakte bijna bewusteloos en zoog met volle teugen lucht in zijn brandende longen. Hij zag dat de Magiër te pakken had wat Soutane had willen gebruiken, Tranghs gunsen, en hij dacht, in Gables maniakale gezicht starend: Dit is het. Het is voorbij. Ik heb niets meer...
En toen, naar lucht happend, viel in een flits zijn oog op de Prey Dauw. In het geweld van hun gevecht was de talisman op de grond gegleden en hij lag nu op een armlengte afstand van hem, met het heft in zijn richting. Chris graaide ernaar en Gable, die met zijn gewonde hand Chris bij zijn haar greep, probeerde hem terug te trekken. Hij schreeuwde het uit van de pijn en Chris trapte met alle kracht die hij nog in zich had naar het lichaam van de Magiër.
Eén kans, één laatste wanhopig moment...
En op dat moment, toen Gables hand de greep op Chris' van zweet doordrenkte haar verloor, strekte Chris zijn lichaam volledig en zijn hand sloot zich om het heft van het Woud der Zwaarden. Hij tilde het op, het driebladige lemmet ging van licht naar donker en weer naar licht en hij hield het voor zich uit, de punt op Gable gericht. En hoewel hij ervan overtuigd was dat hij zijn laatste restje adrenaline had verbruikt, voelde hij toch weer nieuwe energie. Het leek in niets op de vertrouwde kinetische blokkering van de uitputting door een nieuwe stoot adrenaline in zijn bloed. Het was meer als een uiterst subtiele vorm van galvanisering, een rivier van donker zilver die hem voedde, zijn pijn deed afnemen en zijn moeheid totaal verdreef. Zijn moed en angst werden tegelijkertijd gesterkt.
Die afschuwelijke, ijzige lach klonk weer. 'Idioot!' schreeuwde de Magiër. 'Dat lemmet is van jade. Het heeft geen snijkant. Als wapen is het waardeloos!'
Gebukt en zeker van zichzelf kwam hij met de uitgespreide oorlogswaaier op Chris af en de dodelijke uiteinden spoten vuur toen ze een streepje zonlicht vingen. Gables neusgaten stonden wijd open, alsof hij de dood al rook, en zijn ogen waren op Chris' gezicht gericht, als een gulzige vampier die het laatste restje leven uit hem zou zuigen. Daardoor zag hij Chris' trap pas toen het te laat was en de hiel van Chris' schoen kwam met grote kracht tegen zijn linkerknie aan, zodat hij rondtolde. Maar zelfs dat bracht hem nauwelijks van zijn stuk. Hij had zich in de jungle van Vietnam en Cambodja daartegen gehard. Hij zette zijn voeten wat verder uit elkaar om zijn evenwicht te bewaren, gleed uit in een plas van zijn eigen bloed en schoot met geweld naar voren. Rechtstreeks op het op hem gerichte lemmet van de Prey Dauw af. Gable had gelijk gehad. Het jade was niet gemaakt om te doden, maar doden kon het, als het slachtoffer er loodrecht inviel. Trangh had dat geweten toen hij de replica van de Poort naar de Nacht, onderdeel van de Prey Dauw, had gebruikt om Terry vast te pinnen. Gable viel zo zwaar en met zo'n kracht op Chris dat alle drie de lemmeten dwars door het massieve lichaam heen gingen. Chris gromde van verrassing en inspanning. Even werd hij gevaarlijk teruggeworpen, maar toen, alsof het heft van de Prey Dauw plots te heet was om vast te houden, liet hij zijn greep erop verslappen en Marcus Gable viel op de grond.
Chris was al bij Soutane, draaide haar uiterst behoedzaam om en streek het haar uit haar gezicht. Hij zag dat ze nog ademhaalde en bad in stilte. Zo voorzichtig mogelijk voelde hij naar gebroken botten. Een of twee keer kreunde ze van de pijn en toen opende ze knipperend haar ogen.
"Chris!' Er klonk paniek in haar stem.
'Alles is goed,' zei hij troostend. 'Gable is dood.'
'Ik heb het geprobeerd, Chris. Ik heb het geprobeerd.'
'Sssst,' zei hij en streelde haar wang om haar te kalmeren. 'Ik weet het.'
Hij glimlachte naar haar. 'Hoe voel je je?'
Ze probeerde te gaan zitten, kromp toen ineen en deed een tweede poging. Ze tilde haar armen op naar zijn schouders. 'Ik wil opstaan.'
'Soutane...'
'Omhoog!'
En hij kwam overeind, met haar in zijn armen, maar ze viel meteen tegen hem aan, alsof de botten in haar benen gesmolten waren. Haar voorhoofd viel op zijn borst en hij kon haar moeizame ademhaling voelen. Toen, met een wonderbaarlijke kracht in haar armen, duwde ze hem zacht van zich af en even bleef ze licht zwaaiend staan. Toen deed ze een eerste stap in Gables richting. De palm van haar ene hand was in haar zij gedrukt, maar er verscheen alweer kleur op haar gezicht en ze leek verder ongedeerd.
'De schoft!' zei ze, terwi j l ze hem met de punt van haar laars aanraakte.
'Hij was echt een soort magiër.'
Chris zag Marcus Gables gezicht. Zijn ogen, dood, waren niet omhooggedraaid, maar keken eerder naar beneden, naar de aarde. Of misschien keken ze naar binnen, om nog een laatste glimp op te vangen van de fantastische solipsistische ziel die zich als een geduldige, meerogige spin midden in zijn web had ontwikkeld. Soutane keek naar het bloedige gezicht en huiverde intens. Ze werd zó
in beslag genomen door de kwaadaardige aanblik ervan dat ze, pas toen Chris zijn voet op Gables vlezige schouder zette en het Woud der Zwaarden uit het menselijke wrak lostrok, de naam ervan uitsprak, fluisterend.
'De Prey Dauw.'
Toen Chris het zwaard weer vastgreep, onderging hij opnieuw die subtiele gewaarwording, de verbintenis met een heldere, zwarte rivier die geen velden en bergen overspande, maar eeuwen. Was het zijn verbeelding of was het meer? Zou hij, een pacifist, erin geslaagd zijn Gable, het roofdier, te verslaan zonder de Prey Dauw"? Had deze talisman uiteindelijk zelf het menselijke zwarte gat opgezocht dat Marcus Gable was?
Hij knipperde, keek om zich heen en zag Soutane boven het lichaam van de Magiër staan. Toen zag hij de met bloed bespatte muren, de glibberige, plakkerige vloer en rook hij de zoetige, weeïge geur van het open graf. Al die dingen had hij al eerder meegemaakt; ze waren hem tamelijk vertrouwd. Toch had hij de duidelijke indruk dat hij ze op een bepaalde subtiele manier nu toch anders onderging.
Hij staarde naar de jaden lemmeten en dacht er beweging in te zien, zoals je beweging ziet onder het donkere, rimpelende wateroppervlak van een meer als je daarin net je vislijn met vers aas hebt uitgegooid. Voordat ze het pand verlieten, liep hij het huis nog een keer door en ontdeed het, zoals Trangh hem had uitgelegd, van zijn goed verborgen geheimen.
Later, terug in het hotel en nadat ze een bad hadden genomen en zich verzorgd hadden met behulp van eerste-hulpartikelen die ze bij een apotheek hadden gehaald, vertelde Chris haar wat hem te doen stond. Het leek vreemd genoeg of hij het al zijn hele leven had geweten.
'Waarom moet je naar de Shan?' vroeg ze.
'Omdat daar het Woud der Zwaarden thuishoort.'
Ze schudde haar hoofd. 'Ik begrijp het niet. Vernietig het toch! Begraaf het waar niemand het kan vinden. Gooi het in de Seine. Kun je het niet gewoon laten rusten? Ben je écht zoals je broer geworden, totaal geobsedeerd door de Prey DauwT
'Lang geleden, toen ik je ontmoette, dacht ik geobsedeerd te zijn door de oorlog,' zei hij. 'Ik had mezelf een schuldgevoel aangepraat omdat ik ervoor zou zijn weggelopen en Terry niet. Jaren later realiseerde ik me dat het Terry was voor wie ik was weggelopen en ging ik me nog schuldiger voelen. Nu begrijp ik pas dat Terry zijn hart volgde, en ik het mijne. Ik kwam hier, werd verliefd en won bijna de Tour de France. Jarenlang was ik ervan overtuigd dat die gebeurtenissen mijn leven voorgoed gevormd hadden, maar nu weet ik hoe verkeerd ik dat zag. Ik ben niet geobsedeerd door de Prey Dauw. Voor het eerst in mijn leven is mijn geest volkomen helder. Maar ik moet Mun vinden en met hem praten. Hij heeft het laatste deel van de puzzel, die Terry was, in handen. Begrijp je, Soutane, ik kwam hier niet terug om mijn broer te begraven, maar om hem en daarmee mezelf te vinden. Ik heb zó lang in een droom geleefd dat ik het vermogen had verloren mezelf gelukkig te maken. Sindsdien heb ik heel veel over Terry ontdekt en daar zal ik altijd dankbaar voor zijn. Maar ik weet ook dat het op de een of andere manier nog niet genoeg is. Het is nog niet voorbij, en voor het zover is, kan ik niet naar huis.'
Hij zag haar verstijven. 'Naar huis?' zei ze zachtjes. 'Weet je waar je thuis is, Chris? Is het hier in Frankrijk of in New York?'
In New York metAlix, was wat ze bedoelde. Even zag hij het beeld van Alix voor zich. 'Is dat een uitnodiging, Soutane?' vroeg hij. 'Want als het dat is, wil ik dat je ten volle begrijpt wat het betekent.'
Ze draaide zich om, niet in staat of niet van plan te antwoorden. Even later zei ze: 'Vraag me niet met je mee te gaan. Ik ben zo ver gegaan als ik kan, Chris, en ben aan het eind van mijn Latijn.'
'Ik weet het,'zei hij.
'Ga dan niet en blijf bij mij. Ik heb je nodig.'
'Ik zal alleen maar de rust verstoren die je nodig hebt.'
Haar ogen sperden zich ongelovig open. 'Mijn God, na alles wat er gebeurd is, kun je me toch niet zó achterlaten!'
'Ik heb je ooit verteld,' zei hij, 'dat mijn vader afkomstig is uit Wales, en afstamt van krijgers. Hij placht een oud gezegde uit Wales aan te halen: "Laat al het bloed aan je voorkant zijn". Als ik niet naar de Shan ga, Soutane, zal er bloed op mijn rug zitten.'
Ze staarde hem aan. 'Ik had gelijk wat jou betrof,' fluisterde ze. 'Je bent gek!'
Hij sloeg een arm om haar tengere schouders en verbaasde zich over de droefheid die hij in zich voelde.
Een uur later, nadat hij en Soutane waren teruggekeerd van het ziekenhuis waar Seve werd opgekalefaterd, had hij een telefoongesprek met Alix. Hij had inmiddels de telex gelezen die Max Steiner hem had gezonden. Omdat hij de hotelbediende geen al te lange boodschap wilde toevertrouwen, had Steiner in zijn eigen woorden de aard van Alix' operatie geschetst, het resultaat ervan en de optimistische prognoses.
'Christopher, ben jij het écht?' vroeg Alix.
'Ik ben het écht,' zei hij, terwijl een ondefinieerbare emotie bezit van hem nam. 'Het spijt me dat ik niet bij je ben.'
'Max zorgt goed voor me. Hij heeft mijn ex de deur gewezen; die bleef hier maar rondhangen. Max heeft een gerechtelijk bevel geregeld dat hij bij Danny uit de buurt moet blijven.'
'Is het goed met je?'
'Ik voel me prima.' En tot zijn opluchting klonk dat ook zo.
'Je bent heel dapper geweest.'
'Ik? Ik ben een hopeloos geval. Dicks verschijning heeft me helemaal overstuur gemaakt, maar God zij dank was Max er.'
'Hij is een goede vriend.'
'Ja, dat is hij zeker.' Stilte bloeide op, van het soort dat tussen geliefden ontstaat die lang van elkaar gescheiden waren. Dachten ze beiden aan de afstand die hen scheidde en vroegen ze zich met angstige voorgevoelens af wat voor effect die scheiding had op hun relatie?
'En hoe is het met jou?' vroeg Alix ten slotte. 'Heb je het moeilijk daar? Ik weet dat je van je broer hield.'
'Hoe weet je dat?' vroeg hij, stomverbaasd.
Ze lachte even en dat klonk zó goed dat hij zijn ogen dichtkneep. 'Dat was nogal duidelijk, domkop.' In de daaropvolgende stilte klonk het gekraak van de transatlantische verbinding. Toen ze weer sprak, klonk haar stem zachter. 'Ik hoop dat, wat je ook zocht, je het gevonden hebt.'
Chris moest dat even verwerken. 'Het is bijna voorbij,' zei hij, hoewel hij zelf niet helemaal begreep wat hij daarmee bedoelde.
'Heb je...' Het kwam er spontaan uit, maar werd even plotseling weer afgebroken en ze begon opnieuw. 'Christopher, ik weet dat ik niet het recht heb dit te vragen,' zei ze, 'maar wanneer kom je naar huis? Het lijkt al zó lang geleden dat ik je heb gezien! Ik mis je vreselijk.'
'Spoedig,' zei hij, niet in staat haar een ander antwoord te geven. Hij voelde de roep van de donkere rivier van zilver - vroeg zich af wat voor belofte die inhield. 'Ik kom spoedig naar huis.'
VOORJAAR, HEDEN: de Shan
Mun ontmoette Chris op Mingaladon Airport, achttien kilometer ten noordwesten van Rangoon. Mun had daar anderhalve dag gewacht omdat Chris' vlucht vanaf Bangkok om de een of andere reden was vertraagd. Dat was niets ongewoons in Birma. Chris' toeristenvisum was slechts zeven dagen geldig, maar men had hem verteld zich daar geen zorgen over te maken. Zonder één woord had Mun Chris' koffer achter in de met stof en modder bedekte jeep gegooid. De motor veroorzaakte een angstaanjagend geluid, alsof hij nog nooit was nagezien en er een beest in de stroomverdeler zat. Drie dagen later hadden ze alles achter zich gelaten - behalve een paar stugge canvas rugzakken die Mun ergens achter uit de j eep had gevist - en waren ze halverwege de Shan. Ze vorderden langzaam en moesten regelmatig stoppen vanwege Muns verwondingen en Chris' pijn. In die extreme hitte en vochtigheid moest Chris eenmaal per dag het verband om zijn arm verwisselen en nieuwe desinfecterende middelen aanbrengen. Tijdens die eerste dag had Chris gezegd: 'Trangh, de Magiër, monsieur Vosges, ze zijn allemaal dood.' Hij had Mun al verteld dat Milhaud in werkelijkheid Vosges was.
'En de Danser?'
Chris was nog steeds niet gewend aan die bijnaam voor Seve. 'Eén dag zweefde hij ergens tussen leven en dood. Hij ademde en zijn hart klopte, maar dat was dan ook alles. We weten nog steeds niet wat Trangh met hem heeft uitgespookt, maar dat doet er nu niet meer toe. Hij zal herstellen. We hebben een hele tijd met elkaar gesproken voordat ik vertrok.'
'En mijn nicht?'
'Soutane is bij hem, in het ziekenhuis.' Hij keek op zijn horloge en controleerde de datum. Eigenlijk was hij er zeker van dat Seve zich al uit het ziekenhuis had laten uitschrijven. 'Ze is niet alleen. Zij en Vosges' minnares, Morphée, zijn bevriend geraakt.'
'Is het voor Soutane niet moeilijk in Parijs te moeten blijven terwijl jij hier bent?'
Chris dacht lang na voordat hij antwoordde. 'Ik ben er helemaal niet zo zeker van dat ze mee wilde.'
'Dus stelt ze zich tevreden met het verzorgen van de Danser.'
'Nee, ze is verre van tevreden. Ze wilde niet dat ik wegging en ze wilde zelf misschien ook niet meegaan,' zei Chris.
'Zag ze er de noodzaak van in?'
'Dat ik hierheen ging? Ik weet het niet. Ik vraag me af of ze wel ergens de zin van inziet. Haar weigering met zichzelf in het reine te komen werkt verlammend op haar.'
'Ik heb haar gemaakt tot wat ze is, Christopher,' zei Mun. 'Elke dag leef ik met die innerlijke pijn van haar en hoopte dat toen jij in haar leven terugkeerde, haar pijn zou verdwijnen.'
Terwijl ze door de onmogelijk dichte, uit drie lagen bestaande jungle van de Shan omhoogklommen, vroeg Chris zich af of hij nog wel ooit naar huis zou terugkeren. Hij vroeg zich af waar dat thuis was. Was het in Nice, met Soutane? Of in New York, bij Alix?
De Shan.
Het gebied strekte zich voor hem uit, reikte tot aan de hemel. Tijdens hun tweede nacht daar werden ze overvallen door een wolkbreuk en een storm van ongekende kracht. Immense flitsen van bijna fluorescerend weerlicht schoten door de bergen, terwijl donderslagen met een bijna fysieke aanwezigheid op het trommelvel van de hemel sloegen. Als vogels, de vleugels gevouwen en rillend, zaten ze weggedoken in de ontoereikende bescherming van de jungle, terwijl de boomtoppen boven hen bijna afbraken. Tegen de ochtend was de lucht schoon en helder, gepolijst door de storm.
'En de Magiër en Trangh?' had Chris gevraagd. 'Was je niet bang dat ze je zouden volgen?'
'Ik heb dat niet eens overwogen,' had Mun gezegd, waarmee hij bedoelde dat hij had geweten dat ze al dood of bijna dood waren. In de vijf dagen die ze samen hadden doorgebracht, had Chris Mun al goed genoeg leren kennen om diens vertrouwen op psychische aura's te accepteren, zij het ook niet te begrijpen.
In het koele morgenlicht, toen ze hun kamp opbraken, dacht Chris aan Terry. Volgden ze het pad dat Terry maanden geleden of zelfs maar weken tevoren had genomen? Hij stelde zich zijn broer voor zoals hij met zijn gebruinde, verweerde gezicht, zelfverzekerd en sterk, dat pad volgde. Terry zou zich daar, in die van zweet doordrenkte wildernis, op zijn gemak hebben gevoeld, maar bij Chris was dat beslist niet het geval. Hij voelde zich bang in dat vijandige, moeilijk begaanbare terrein, werd in onzekerheid gebracht door de zo duidelijke wetteloosheid van Birma. Onbewust raakte hij het benen heft van Terry's knipmes aan, alsof het een amulet was dat hem tegen nog ongeziene gevaren kon beschermen. En Alix' stem sloop in zijn hoofd. Ik mis je verschrikkelijk, had ze gezegd, vlak voordat ze de hoorn ophing. En wat had hij daarop gezegd? Niets. Het bleef de hele dag door zijn hoofd spelen, maar 's nachts was hij zó
uitgeput dat hij in een droomloze slaap viel, net als tijdens de andere nachten van zijn tocht.
Op de vierde dag wekte Mun hem twee uur voor de dag aanbrak. 'We moeten nu heel voorzichtig zij n,' zei hij fluisterend, terwijïze de pikzwarte duisternis inliepen. 'We zijn zojuist generaal Kiu's gebied binnengetrokken. Er zullen hier veel patrouilles zijn; er dreigt groot gevaar.'
Tegen de tijd dat ze de uiterste noordoostelijke rand van generaal Kiu's grondgebied bereikten, hadden ze inderdaad vier van dergelijke patrouilles gezien, maar Mun bleef op een veilige afstand. De atmosfeer was aanzienlijk veranderd en er zat kou in de lucht. Ze bevonden zich op ongeveer honderdvijftig kilometer van Mandalay, en meer dan achthonderd meter boven de zeespiegel. Op het moment dat de zon opkwam, een majestueuze, rode, afgeplatte bol, leidde Mun hem naar een kleine, vooruitstekende rots. Over de rand heen zag hij ver in de diepte het oerwoud liggen.
Daar was de aarde zwart, vol verpulverde as, alsof een vreugdevuur van enorme afmetingen maanden aan één stuk had gebrand.
'Je kwam hier om de waarheid over je broer te leren,' zei Mun. 'Hier ligt die waarheid. Terry werd gedwongen zich bij de organisatie van de Magiër aan te sluiten, maar hij deed dat wel min of meer op zijn eigen voorwaarden. Hij eiste dat hij de complete en autonome controle over de opiumpijplijn kreeg die ze van Milhaud hadden overgenomen. Hij kreeg zijn zin, maar toen de Magiër ontdekte dat Terry er voornamelijk inlichtingen aan onttrok in plaats van winsten, dreigde hij het netwerk van hem af te nemen. Terry gaf de Magiër kopieën van de dagboeken die hij over de organisatie had bijgehouden - de originelen had hij aan mij toevertrouwd, zodat ik ze bij zijn eventuele dood kon verspreiden.'
'Maar waarom heb je ze niet aan het licht gebracht toen Terry vermoord werd?' vroeg Chris.
'Omdat ik ze niet meer had. Trangh had ze gestolen,' zei Mun. De wind stak op en Mun zette zich schrap tegen de stam van een door weer en wind vervormde boom. 'Toen Terry uit de organisatie stapte, kwam hij naar mij toe. Hij was vastbesloten de pijplijn te blijven runnen en ik besloot hem daarbij te helpen.'
'Waarom?'
'Omdat ik geloofde in hetgeen waarmee hij bezig was,' zei Mun. Chris staarde hem ongelovig aan. 'Kinderen dat vergif toedienen?'
Mun schudde zijn hoofd. 'Ik vertelde je al dat ik per se wilde dat je hierheen kwam, dat het niet voldoende zou zijn je mijn verhaal te vertellen. Je zou me niet hebben geloofd of op zijn minst aan mijn woorden hebben getwijfeld.' Hij spreidde zijn armen. 'Nu zie je de waarheid met je eigen ogen.'
Chris keek om zich heen naar de verschroeide aarde. Overal lag as. 'Ik begrijp het niet.'
Mun boog voorover, schepte een handvol as op en liet het door zijn vingers lopen als zand in een zandloper. 'Dit is wat er met de opium ge-beurde die we van admiraal Jumbo kochten. Dit is het eind van de pijplijn.'
Chris was geschokt. 'Jullie verbrandden hem?'
'Ja. We gebruikten CIA-gelden, kochten de opium en vernietigden hem.'
Chris keek hem stomverbaasd aan.
'De andere helft van het plan was ronduit geniaal. Terry sloot een overeenkomst met de Chinezen en in ruil voor het vernietigen van de opium voorzagen zij hem van strategische en militaire inlichtingen betreffende Rusland, die zij zelf verkregen vanuit bronnen in het noorden, aan hun grenzen, en in Hongkong.
Toen Terry nog bij de CIA was, verschafte hij hun die inlichtingen. Later, toen we onafhankelijk waren, zetten we de overeenkomst voort, maar op ónze voorwaarden. We lieten hen er goed voor betalen.'
Chris ging op de uitstekende rots zitten. Dat was dus het geheim, het einde van zijn zoektocht. Misschien. Hij pakte zorgvuldig de Prey Dauw uit, ter voorbereiding van wat? vroeg hij zich af en hij keek naar Mun.
'Maar er kwam iets tussen.'
Mun knikte. 'Lange tijd konden we enorme invloed uitoefenen. Ik denk dat Terry daar uiteindelijk aan onderdoor ging. Plotseling was alles wat we deden niet genoeg meer voor hem. Hij wilde het Woud der Zwaarden. Hij wilde het gebruiken om alle opium-warlords onder zijn controle te krijgen, hen onder één man te verenigen: hemzelf. En hij leek tevens vastbesloten de Magiër te vernietigen.'
'Maar waarom, na al die tij d nog? Ze leken al zo lang in een soort gewapende vrede te hebben geleefd!'
'Ongeveer twee jaar geleden kwam de Magiër op de hoogte van jouw bestaan. In jou zag hij een manier de pijplijn weer in handen te krijgen, waarvan hij vond dat Terry die van hem gestolen had. Hij bedreigde Terry en zo begon alles.'
'Ik kan niet geloven dat Terry werkelijk de Poort naar de Nacht aan Vosges wilde verkopen.'
'Nee,' zei Mun. 'Dat wilde hij ook niet en daarom liet hij het duplicaat maken. Ik wist daar niets van en zou hem daarop aangevallen hebben als ik erachter was gekomen. Terry wist dat en deed het in het geheim. We hadden geld nodig. De CIA was bij de laatste betalingen in gebreke gebleven. Budgetaire problemen, zeiden ze, maar Terry geloofde hen niet. In ieder geval hadden we baar geld nodig.'
Chris draaide zich om en staarde in het niets achter de rots. Dat was allemaal gebeurd omdat Terry hem had willen beschermen tegen Marcus Gable. Mijn God, ze hadden met hun tweeën de wereld wél op zijn kop weten te zetten!
Voor het eerst ving Chris een glimp, een eerste aanduiding op van de enorme krachten die daar aan het werk waren en hij wist niet of hij bang of uitgelaten moest zijn. En toen, met een huivering, besefte hij dat die mengeling van emoties precies was wat Terry eens gevoeld moest hebben. Hij stond op en liep op Mun af. 'Voordat hij stierf, vertelde Trangh me alles wat hij wist over de plannen van de Magiër. Hij kende alle sleutels, behalve één: de naam van degene voor wie de Magiër werkte. Maar Seves mensen zijn erachter gekomen wie dat is: Jason Craig, president-directeur van ICC. Trangh heeft dossiers bewaard, gesprekken opgenomen. Ze hebben genoeg bewijs, samen met wat ik hun heb gegeven, om een aanklacht tegen hem in te dienen.'
Mun keek hem aan. 'Een aanklacht is nog geen veroordeling,' zei hij.
'Jongens als Craig hebben hele legers advocaten in dienst die tot alles bereid zijn.'
Chris schudde zijn hoofd al. 'Wie zou dat beter kunnen weten dan ik?'
zei hij grinnikend. 'Ik was ooit ook een van die advocaten, maar sta nu aan de kant van de engelen, Mun. Ik zal ervoor zorgen dat Craig er niet zomaar onderuit komt.'
Hij draaide zich naar het zonlicht en met de punt van zijn laars roerde hij in de as. Daar, in de jungle van Birma, voelde Chris eindelijk Terry naast zich, als een duurzame aanwezigheid. 'Weet je,' zei hij langzaam,
'voordat dit alles begon, dacht ik de advocatuur wel gezien te hebben, maar nu besef ik het soort advocaat te zijn geworden dat ik niet kon uitstaan. Ik was een en al ego, Mun, en stortte me alleen maar op onmogelijke zaken die anderen niet aandurfden, uit angst dat ze zouden falen. Ik zocht naar beroemdheid alsof ik eraan verslaafd was. Weet je hoe Terry me noemde? Le monstre sacré. De superster. En dat klopte ook. Ik brandde met een onmogelijke helderheid, brandde van ambitie en had geen oog meer voor de mensen die ik als cliënt nam, hield mezelf voor dat iedereen recht heeft op een eerlijke verdediging. Maar in werkelijkheid speelde ik een spelletje, waarbij ik slimmer probeerde te zijn dan de openbare aanklager. Dat spel had niets te maken met mijn cliënten en daarom was het ook zo eenvoudig mezelf voor de gek te houden wat hen betrof. Het spel had alleen met mijzelf te maken.'
Hij onderkende op dat moment de verschrikkelijke illusie die vrijheid was. De meeste mensen die het over vrijheid hadden, hadden daarbij slechts zichzelf op het oog. Vrijheid, dacht Chris, hoewel hij als een kind net begon te leren wat het was, was puur ego, teugelloos egoïsme. Dat was niet wat hij voor zichzelf wilde.
Het was een kwestie van keuze. Chris' eigen keuze. Hij herinnerde zich ooit ergens te hebben gelezen dat de keuze van Adam en Eva in het paradijs er een was geweest tussen het eigen ik en God, tussen arrogantie en geloof. Hun keuze was niet, zoals meestal werd aangenomen, die tussen blinde gehoorzaamheid of rechtschapen vroomheid. Zijn keus leek heel veel op die van hen, want hij had een glimp van de waarheid opgevangen, de waarheid dat elke keuze uit dezelfde bron ontsprong. Op het eind had Trangh over geloof gesproken, dat geloof gelijkstond aan het ontbreken van begeerte - een zuivere geest, waar ook Mun nu naar streefde. Chris wist dat hij dat nooit zou bereiken; hij was veel te menselijk om dergelijke goddelijke dromen te hebben. Maar hij kon wel een beter mens worden.
Je broer was net als ik: primitief, had Trangh gezegd. 'Hij leefde volgens een strikte innerlijke erecode, een die zijn hele leven overeind bleef. Nu begreep Chris dat het een veel striktere erecode was dan hijzelf - de goede broer! - ooit had kunnen volgen. Het was tegelijkertijd een nederig stemmende en geëxalteerde ervaring, want in dat ene moment van herkenning had Chris eindelijk zijn broer én zichzelf gevonden. De cirkel was rond en de eerste aarzelende tekenen van tevredenheid gleden over hem heen, als de stralen van een opkomende zon.
Plotseling besefte Chris dat hij al die tijd de Prey Dauw had vastgehouden. Het bladgroene, driebladige jaden lemmet leek te gloeien met een verborgen licht, maar toen hij de talisman in het zonlicht draaide, werd het jade ondoorzichtig, zo zwart als de nacht. Tussen zijn handpalmen voelde hij de donkere, weerschijnende rivier aan hem trekken. Het was als een drug: verlokkend, fascinerend, zijn eigen kracht vermeerderend als een streng, geweven door een onzichtbare wever. Maar hij herkende in het diepste diepten een alarmerend, beginnend gevaar, een pad dat, als je het niet op tijd ontweek, je alle menselijks zou ontnemen.
'Mun, is de macht van de Prey Dauw reëel?'
Mun glimlachte. Zijn gezicht, vrij van zorgen en rimpels, glom als het jade in het zijdelings op hem vallende licht van de vroege ochtend. 'Ik denk dat het afhangt van het feit tegen wie je spreekt. Geloof is een vreemd, complex gebied dat nog nooit goed is onderzocht,' zei hij. Chris keek hem vragend aan. 'Betekent dat ja of nee?'
'Het verbaast me dat je dat nog vraagt. Beide, natuurlijk! De macht van de Prey Dauw zit in je hoofd.'
Chris staarde naar de talisman en voelde - dacht te voelen - de onbeperkte kracht ervan. 'Wat zal er nu mee gebeuren?'
'Dat is geheel aan jou. Hij behoort aan jou toe. Jij kunt van zijn macht gebruik maken, als je dat verkiest.'
Chris schudde al zijn hoofd. 'Nee, niet ik. Hij behoort aan iemand die zuiver van geest is. Dat gaat voor mij nauweljks op.' Hij keek naar Muns open gezicht. 'Wat moet ik doen? Ik kan hem niet zomaar ergens begraven; dat zou onverantwoordelijk zijn. Wil jij me niet helpen?'
Mun glimlachte. 'Je moet weten, Chris, dat je niet alleen bent. Jij hebt Terry.' Hij legde de palm van zijn hand op Chris' borst. 'Hier. In je hart. Misschien spreekt hij tot je.' Hij maakte een weids gebaar. 'Misschien spreekt deze plek tot je. lic zie dat de geest van de Shan op je heeft ingewerkt.'
Zij n borst was warm waar Mun hem had aangeraakt en hij was zich heel sterk bewust van zijn hartslag. Het was niet alleen Terry die hij in zich droeg, maar ook Alix. Hij had dat begrepen op het moment dat hij de rots opliep, die baadde in het zonlicht van een nieuwe dag. En Soutane? Mun had gezegd: Ik had gehoopt dat, toen jij in haar leven terugkeerde, haar pijn zou verdwijnen. Maar nu zag Chris in dat het niet aan hem was Soutanes innerlijke kwelling weg te nemen. En ook Mun kon daar niets aan doen. Die wond kon alleen door Soutane zelf worden genezen.
Soutane was deel van zijn verleden. Zij tweeën waren niet meer dan een in sepiakleuren afgedrukte foto. Alix behoorde tot het heden en zij was degene die de Christopher Haye van nu miste, naar wie hij verlangde.
'Dat was de andere reden dat je me hierheen bracht, niet?' zei hij. 'Om me een kans te geven de wereld te ervaren zoals Terry die zag.'
'Ik heb bereikt wat ik wilde,' zei Mun. 'Jij hebt je antwoorden, je hebt de waarheid gezien. Nu moet ik terug naar Sagaing. Boeddha roept me.'
Chris hield het Woud der Zwaarden voor zich uit. 'Ik denk dat hij ten slotte besefte dat jij zijn bewaarder was.'
'Wie?' Maar het was duidelijk dat Mun al wist wie hij bedoelde.
'Trangh.' Chris voelde een enorm gewicht op zich drukken bij de gedachte aan de macht die hij in zijn handen hield. 'Vrij te zijn van begeerte, zei hij. Als je dat weet, weet je alles.'
Mun keek Chris niet langer aan. 'De Prey Dauw is een enorme drager van macht. In dit land zouden de mensen je God of de Heer of Meester noemen, met deze talisman in je hand. De opium-warlords zouden voor je knielen. Je zou kunnen krijgen wat je wilt. Weet je zeker dat je dat wilt opgeven?'
Chris grinnikte terwijl hij de talisman in Muns handen legde. Hij voelde de magnetiserende aantrekkingskracht van de donkere, weerschijnende rivier afzwakken. 'Ik weet niet wat ik mis,' zei hij. De beide mannen draaiden zich omen daalden, door de as wadend, van de kale rots naar beneden.
Daar gold, net als elders in de wereld, zo besefte Chris, dat het gevaar niet school in het vergaren van macht, het gevaar was dat die macht je kon vernietigen.
Hij wist dat hij dit vanaf die dag nooit meer zou vergeten. De oude Christopher Haye zou daar nooit over hebben gedroomd, laat staan zich ertegen hebben gewapend.
Maar deze persoon, die met zoveel vertrouwen door de Shan liep, was nieuw voor hem. Chris verheugde zich erop hem beter te leren kennen.