·62 ·
Annabelle had Stone voor zonsopgang opgehaald. Ze waren naar Trents huis gereden en hadden de auto neergezet op een plek vanwaar ze de oprit in de gaten konden houden. De Chrysler Baron waarmee ze de eerste keer waren gekomen stond nog steeds geparkeerd op een zandweggetje zo’n vijfhonderd meter van de plek waar ze zich nu bevonden. Annabelle had gisteravond op Dulles Airport een andere auto gehuurd en die bij Rueben achtergelaten, terwijl zij Ruebens gebutste en gedeukte pick-up truck hadden genomen omdat die op het platteland niet zou opvallen.
Stone keek door de verrekijker. Het was donker, kil en klam, en nu de motor uit stond, werd het snel koud in de auto. Annabelle kroop diep weg in haar jas, maar Stone leek geen last van de kou te hebben. Ze hadden maar één andere auto langs zien rijden. De lichtbundels uit de koplampen hadden als messen door de boven de grond hangende mist gesneden, en Stone en Annabelle waren diep weggedoken totdat de auto voorbij was. De slaperige bestuurder had zitten bellen, terwijl hij tegelijkertijd koffiedronk en in de over het stuur gedrapeerde krant zat te lezen.
Een uur later, toen het licht begon te worden, verstrakte Stones gezicht. ‘Er komt iemand.’
Er reed een auto Trents oprit af. Toen hij vaart minderde om de weg op te draaien, richtte Stone zijn verrekijker op de bestuurder.
‘Het is Trent.’
Annabelle keek om zich heen naar de verlaten omgeving. ‘Zal het niet opvallen als we hem volgen?’
‘Dat risico moeten we maar nemen.’
Gelukkig kwam net op dat moment een andere auto langs, een stationcar met een moeder aan het stuur en drie kleine kinderen op de achterbank. Trent draaide net voor haar de weg op.
‘Oké,’ zei Stone. ‘Die gebruiken we als buffer. Als hij in zijn achteruitkijkspiegel kijkt, ziet hij een moeder met een paar kinderen. Erachteraan.’
Annabelle zette de pick-up truck in de eerste versnelling en reed achter de tweede auto aan.
Twintig minuten later bereikten ze via landweggetjes Route 7. In de tussentijd hadden een paar andere auto’s zich bij hen aangesloten, maar Annabelle wist achter de stationcar te blijven hangen, die op zijn beurt weer recht achter Trent reed. Bij Route 7, een belangrijke verkeersader van Tyson’s Corner, Virginia en Washington D.C., werd het een stuk drukker op de weg. Washington was een stad waar veel mensen vroeg op hun werk wilden zijn, dus op de toevoerwegen stonden er al om halfzes ’s ochtends files.
‘Pas op dat je hem niet kwijtraakt,’ zei Stone dringend.
‘Alles onder controle.’ Ze manoeuvreerde de truck behendig door het drukke verkeer zonder Trents auto uit het zicht te verliezen.
Stone keek haar zijdelings aan.‘Zo te zien heb je al eerder mensen achtervolgd...’
‘Zoals ik eerder tegen Milton zei: gewoon beginnersgeluk. Waar denk je dat Trent naartoe gaat?’
‘Naar zijn werk, hoop ik.’
Veertig minuten later bleek Stones hoop bewaarheid te worden en draaide Trent het terrein van Capitol Hill op. Ze moesten hun achtervolging staken toen hij doorreed naar een terrein dat verboden was voor onbevoegden. De bewaker liet de automatische wegversperring in de grond zakken en wenkte Trent dat hij kon doorrijden.
‘Die bewaker moest eens weten dat hij een spion en een moordenaar heeft toegelaten,’ zei Annabelle.
‘Dat zullen we eerst moeten bewijzen, anders is hij het niet. Zo werkt dat in een democratie.’
‘Je zou bijna wensen dat we fascisten waren, hè?’
‘Nee, helemaal niet,’ zei Stone streng.
‘En wat nu?’
‘We wachten af.’
Ook vóór 11 september was het niet eenvoudig geweest in de omgeving van het Capitool iemand te schaduwen, maar nu was het vrijwel onmogelijk. Annabelle moest de truck voortdurend verplaatsen, totdat ze eindelijk een plekje vonden vanwaar ze de uitgang waardoor Trent het terrein zou verlaten in de gaten konden houden. Twee keer was Stone snel de straat overgestoken om koffie en eten te halen. Ze luisterden naar de radio, bespraken wat Trents volgende zet zou kunnen zijn en vertelden elkaar het een en ander over hun verleden.
Milton had Stone gebeld op het mobieltje dat hij hem had geleend. Hij had weinig te melden. De politie gaf nauwelijks informatie vrij en daarom waren de media wel gedwongen om steeds weer met hetzelfde verhaal te komen. Stone stak het mobieltje in zijn zak, leunde achterover, nam een slok koffie en zei met een zijdelingse blik op zijn partner: ‘Verveel je je niet? Iemand schaduwen is vaak dodelijk saai.’
‘Geduld wordt meestal beloond.’
Stone keek om zich heen. ‘Ik denk dat Trent de hele dag op zijn werk blijft, maar je weet maar nooit.’
‘Is de Congresbibliotheek hier niet ergens in de buurt?’
Stone wees naar een punt voor zich uit. ‘Een straat verder is het Jefferson-gebouw waar Caleb werkt. Hoe zou het met hem gaan? De bibliotheek zal vandaag wel bezoek van de politie hebben gekregen.’
‘Waarom bel je hem niet?’ vroeg ze.
Stone toetste het nummer in van Calebs mobieltje, maar zijn vriend nam niet op. Daarna belde hij de leeszaal. Er werd opgenomen door een vrouw en Stone vroeg naar Caleb.
‘Hij is een tijdje geleden gaan lunchen.’
‘Heeft hij gezegd hoelang hij weg zou zijn?’
‘Waar wilt u meneer Shaw over spreken?’ vroeg de vrouw.
Stone verbrak de verbinding en liet zich achterover zakken in zijn stoel.
‘Is er iets mis?’ vroeg Annabelle.
‘Ik denk van niet. Caleb is gewoon even wat gaan eten.’
Stones mobieltje begon te piepen. Hij herkende het nummer op het schermpje. ‘Het is Caleb.’ Hij bracht het toestel naar zijn oor. ‘Caleb, waar zit je?’
Hij verstrakte. Een minuut later legde hij zijn mobieltje neer.
‘Wat is er aan de hand?’ vroeg Annabelle. ‘Wat heeft Caleb gezegd?’
‘Dat was Caleb niet. Het was een van zijn ontvoerders.’
‘Mijn god! Wat willen ze? En waarom bellen ze jou?’
‘Ze hebben het nummer van Milton gekregen. Ze willen ons ontmoeten voor een gesprek. En zodra ze de politie zien, gaat hij eraan.’
‘Wat bedoel je? Wie willen ze ontmoeten?’
‘Jou, mij, Milton en Rueben.’
‘Zodat ze ons kunnen vermoorden?’
‘Ja, zodat ze ons kunnen vermoorden. Maar als we niet gaan, vermoorden ze Caleb.’
‘Hoe weten we dat hij nog leeft?’
‘Om tien uur vanavond zullen ze ons bellen, en dan laten ze ons met hem praten. Dan zullen ze ook vertellen waar en wanneer de bijeenkomst wordt gehouden.’
Annabelle trommelde met haar vingers op het stuurwiel. ‘Dus wat doen we nu?’
Stone tuurde aandachtig naar de koepel van het Capitool. ‘Speel je poker?’
‘Ik hou niet van gokken,’ zei ze met een uitgestreken gezicht.
‘Nou, Caleb is hun full house. Dus we moeten op zijn minst iets gelijkwaardigs zien te vinden om deze slag te winnen. En ik weet waar we de kaarten kunnen krijgen die we nodig hebben.’ Stone besefte maar al te goed dat zijn plan hun vriendschap tot het uiterste op de proef zou stellen. Maar hij had geen keus. Hij toetste een nummer in dat hij uit zijn hoofd kende.
‘Alex, met Oliver Stone. Ik heb je hulp nodig. En het is dringend.’
Alex Ford leunde voorover in zijn stoel in het Washington Field Office van de Secret Service.
‘Wat is er aan de hand, Oliver?’
‘Het is een lang verhaal, en je moet het horen vanaf het begin.’
Toen Stone was uitgesproken leunde Ford met een diepe zucht achterover. ‘Verdomme.’
‘Kun je ons helpen?’
‘Ik zal mijn best doen.’
‘Ik heb een plan.’
‘Dat hoopte ik al. Zo te horen hebben we niet veel tijd om iets op touw te zetten.’
Die avond reed Albert Trent na zijn werk naar huis. Toen hij de laatste bocht naderde, minderde hij vaart. Een pick-up truck was van de weg geraakt en ergens tegenaan gebotst. Er stonden een ambulance, een takelwagen, en ook een politiewagen in de berm. Midden op de weg stond een geüniformeerde agent. Trent reed langzaam verder totdat de politieman een stap naar voren deed en zijn hand opstak.
‘Omdraaien, meneer. Die truck heeft een bovengrondse gasdrukregulateur geraakt en daardoor is er een enorme drukgolf door de leidingen gegaan. De bestuurder mag van geluk spreken dat hij niet is opgeblazen, met de hele buurt erbij.’
‘Maar ik woon om de hoek. En ik heb geen gasaansluiting.’
‘Dan is het in orde, maar dan moet ik wel een identiteitsbewijs zien waar uw adres op staat.’
Trent gaf hem zijn rijbewijs. De agent liet zijn zaklamp erover schijnen en gaf het terug.
‘Rijdt u maar door, meneer Trent.’
‘Hoelang duurt het voordat alles gerepareerd is?’
‘Dat moet u het gasbedrijf vragen, meneer. O, en nog iets.’
Hij bracht zijn andere hand naar het raampje en spoot met een spuitbusje recht in Trents gezicht. Hij hoestte één keer en zakte toen voorover.
Precies op dat moment kwamen Stone, Milton en Rueben de ambulance uit. Met hulp van de agent tilde Rueben Trent uit de auto en legde hem in een andere auto die inmiddels vlak naast hen tot stilstand was gekomen. Annabelle zat aan het stuur. Toen kwam Alex Ford de ambulance uit en overhandigde Stone een rugzak. ‘Moet ik je nog eens laten zien hoe je hiermee omgaat?’
Stone schudde zijn hoofd. ‘Ik kan het nu wel, Alex. Ik weet dat je enorm je nek hebt uitgestoken, en dat stel ik erg op prijs. Ik zou niet weten tot wie ik me anders had kunnen richten.’
‘Oliver, we krijgen Caleb wel weer terug. En als we hiermee die spionagebende kunnen oprollen dan hebben jullie allemaal een medaille verdiend. Als je gebeld wordt, geef ons dan de details door. Jullie krijgen alle mogelijke steun van verschillende organisaties. We staan te popelen om die hufters op te pakken.’
Samen met de anderen stapte Stone weer in de auto.