·41·
Annabelle had roomservice een avondmaaltijd naar haar kamer laten brengen. Na het eten sloeg ze een handdoek om en begon haar haar te kammen. Terwijl ze voor de kaptafel zat, bedacht ze dat Jerry Bagger inmiddels wist dat hij veertig miljoen lichter was gemaakt. Ze had nu minstens tienduizend kilometer van hem vandaan moeten zijn. Dit was voor het eerst dat ze van een vluchtplan was afgeweken, maar er was dan ook nooit eerder een voormalige echtgenoot van haar vermoord.
Ze vond Oliver en Milton intrigerend. Rueben was vooral grappig met zijn aanhankelijke puppygedrag. En Caleb was een nummer apart. Ze moest toegeven dat ze het leuk vond met dit zooitje ongeregeld op te trekken. Ondanks haar eenzelvige karakter had ze altijd deel van een team uitgemaakt, en ergens had ze er nog steeds behoefte aan. Het teamwork was begonnen met haar ouders en in haar volwassen leven had ze die traditie voortgezet. Met Oliver en de anderen vormde ze ook een soort team. Toch had ze hier beter niet kunnen zijn.
Ze liet de handdoek van haar schouders vallen en trok een lang T-shirt aan. Daarna liep ze naar het raam en keek naar de drukke straat tien verdiepingen beneden haar. Terwijl ze naar de verkeersstroom stond te staren, dacht ze aan wat ze de afgelopen dagen had gedaan. Ze had zich voorgedaan als tijdschriftredactrice en Oliver Stone geholpen bij de inbraak in de Congresbibliotheek. Bovendien had ze zich uitgegeven voor fbi- agent, wat een misdrijf was. Nu moest ze een manier bedenken om Caleb aan de banden van de beveiligingscamera’s te helpen, zodat ze konden zien wat er met Jonathan was gebeurd. En als Oliver gelijk had, kregen ze te maken met mensen die misschien nog gevaarlijker waren dan Jerry Bagger.
Ze draaide zich om, ging op bed zitten en wreef haar benen in met bodylotion. ‘Dit is gekkenwerk, Annabelle,’ zei ze tegen zichzelf. ‘Bagger zal hemel en aarde bewegen om je te kunnen vermoorden, en je bent nog niet eens het land uit.’ Maar ze had beloofd dat ze de anderen zou helpen. Ze had er zelfs op aangedrongen. ‘Zal ik dan maar hier blijven en het risico nemen dat Jerry’s radar Washington D.C. over het hoofd ziet?’ zei ze hardop. Iemand had Jonathan vermoord. En ze wilde wraak. Ze werd woedend bij de gedachte dat iemand Jonathans leven had beëindigd terwijl zijn tijd nog lang niet gekomen was.
Plotseling viel haar iets in en ze keek even op haar horloge. Ze had geen idee in welke tijdzone Leo zich nu bevond, maar ze moest iets weten. Ze nam haar mobieltje van het bureau, toetste een nummer in en wachtte ongeduldig. Ze had hem een internationaal werkend mobieltje met dit nummer gegeven zodat ze nog een tijdje contact konden houden. Als een van hen iets over Jerry hoorde, moest hij de ander bellen.
Eindelijk nam Leo op. ‘Hé.’
‘Jij ook hé. Ik dacht al dat je niet op wilde nemen.’
‘Ik lag in het zwembad.’
‘In het zwembad. Lekker. Waar in het zwembad?’
‘In het diepe.’
‘Nee, ik bedoel waar in de wereld?’
‘Sorry, maar dat kan ik niet zeggen. Misschien staat Bagger wel naast je.’
‘Ik snap wat je bedoelt. Heb je nog iets van de anderen gehoord?’
‘Helemaal niks.’
‘En van Bagger?’
‘Nee, die heb ik uit mijn Rolodex gehaald.’
‘Ik bedoel of je iets gehoord hebt over zijn reactie.’
‘Wel iets, niet veel. Ik hou me liever afzijdig, weet je. Reken maar dat die gast nu zwaar over de rooie is.’
‘Hij zal de rest van zijn leven naar ons blijven zoeken.’
‘Laten we dan maar hopen dat hij snel een zware hartaanval krijgt. Dan is hij uit zijn lijden verlost.’ Leo zweeg even en zei toen: ‘Er is iets wat ik je al eerder had moeten zeggen, Annabelle. Niet boos worden.’
Ze ging rechtop zitten. ‘Zeg het maar.’
‘Ik heb me tegenover Freddy iets over je leven laten ontglippen.’
Ze stond op. ‘Wat?’
‘Je achternaam, dat je met Paddy hebt samengewerkt.’
‘Ben je goddomme krankzinnig geworden!’ schreeuwde ze in de telefoon.
‘Sorry, het was stom van me. Het ging gewoon vanzelf. Ik wilde hem duidelijk maken dat je anders was dan je vader. Maar ik heb niets tegen Tony gezegd. Zo achterlijk ben ik ook weer niet.’
‘Nou, je wordt bedankt, Leo. Heel erg bedankt.’
Ze verbrak de verbinding en bleef roerloos in het midden van de kamer staan. Freddy kende nu haar achternaam en wist dat Paddy Conroy haar vader was, de doodsvijand van Jerry Bagger. Als Jerry Freddy in handen kreeg, zou hij hem ongetwijfeld aan het praten krijgen. Daarna zou Bagger achter haar aangaan, en ze kon redelijk goed voorspellen hoe het dan met haar zou aflopen.
Ze begon haar koffer te pakken. Sorry, Jonathan.
Toen Caleb later die avond thuiskwam, stond iemand hem op te wachten op het parkeerterrein.
‘Meneer Pearl, wat doet u hier?’
Vincent Pearl zag er vanavond niet uit als professor Perkamentus. In plaats van de lange paarse mantel droeg hij een tweedelig pak en een overhemd zonder das. Zijn schoenen waren glanzend gepoetst en zijn dikke lange haar en baard waren zorgvuldig gekamd. Zonder mantel zag hij er veel slanker uit. De mollige Caleb nam zich voor nooit dat soort gewaden aan te trekken. Pearls bril zat halverwege zijn neus terwijl hij Caleb zo minachtend aankeek dat de bibliothecaris er een beetje nerveus van werd.
‘Nou?’ vroeg Caleb na een tijdje.
Op gekwetste toon zei Pearl: ‘U hebt niet de moeite genomen op mijn telefoontjes te reageren. Met een persoonlijk bezoek hoop ik wat meer vaart in de zaak te krijgen.’
‘Juist, ja.’
‘Ik wil graag het een en ander met u bespreken.’ Hij keek om zich heen. ‘Een parkeerterrein lijkt me niet de aangewezen plek om over een van de zeldzaamste boeken ter wereld te praten.’
Caleb zuchtte. ‘Goed, komt u maar mee naar boven.’
Ze namen de lift naar de verdieping waar Caleb woonde en gingen tegenover elkaar in de kleine woonkamer zitten.
‘Ik was bang dat u had besloten met het Bay Psalm Book rechtstreeks naar Sotheby’s en Christie’s te gaan.’
‘Nee, dat is het niet. Na uw bezoek ben ik niet eens meer in Jonathans huis geweest. Ik heb u niet gebeld omdat ik nog niet weet wat ik met het boek zal doen.’
Pearl keek hem opgelucht aan. ‘In elk geval lijkt het me zaak eerst een definitief authenticiteitsonderzoek te laten uitvoeren. Ik ken een paar firma’s met een onberispelijke reputatie. Ik zie geen reden er nog langer mee te wachten.’
‘Nou...’ zei Caleb aarzelend.
‘Hoe langer u aarzelt, hoe groter de kans dat het bestaan van een twaalfde Bay Psalm Book in de openbaarheid komt.’
‘Wat bedoelt u?’ vroeg Caleb scherp.
‘Misschien beseft u het belang van uw ontdekking niet helemaal, meneer Shaw.’
‘Dat besef ik maar al te goed.’
‘Ik bedoel dat er lekken kunnen zijn.’
‘Hoe dan? Ik heb het er met niemand over gehad.’
‘Ook niet met uw vrienden?’
‘Die zijn volstrekt betrouwbaar.’
‘Neemt u me niet kwalijk dat ik uw vertrouwen niet helemaal kan delen. Maar als er gelekt wordt, dan zouden er beschuldigingen kunnen volgen die Jonathans reputatie aanzienlijke schade toebrengen.’
‘Wat voor beschuldigingen?’
‘Godallemachtig, man,’ zei Pearl ongeduldig. ‘Moet ik het dan echt voor je uitspellen? Dat het boek gestolen is, natuurlijk.’
Caleb dacht onmiddellijk aan zijn eigen theorie dat het exemplaar van de Congresbibliotheek een vervalsing was. Toch zei hij zo oprecht mogelijk: ‘Gestolen? Dat gelooft u toch zelf niet.’
Pearl haalde diep adem. ‘Er zijn elf exemplaren van het Bay Psalm Book waarvan het bestaan bekend is. In de lange en roemruchte geschiedenis van boekverzamelingen is er nog nooit iemand geweest die het bezit van een Bay Psalm Book geheim heeft gehouden. Tot nu toe.’
‘Omdat u denkt dat Jonathan het gestolen heeft? Dat is onzinnig. Jonathan was net zomin een dief als ik.’ Laat het in hemelsnaam waar zijn, dacht Caleb.
‘Misschien heeft hij het zonder het te weten gekocht van iemand die het wél had gestolen. Maar dat kan ik me bijna niet voorstellen. Anders had hij het nooit al die tijd geheimgehouden.’
‘En waar zou het dan gestolen moeten zijn? U zei dat u bij alle bezitters navraag hebt gedaan.’
‘Wat hadden ze anders kunnen zeggen,’ snauwde Pearl. ‘Denkt u dat ze tegenover mij zouden toegeven dat hun Bay Psalm Book gestolen was? En misschien weten ze het zelf niet eens. Misschien hebben ze er wel een heel goede vervalsing voor in de plaats gekregen. Dat soort instellingen gaat echt niet elke dag hun bezittingen op authenticiteit controleren.’ Hij zweeg even en vroeg toen: ‘Hebt u documenten aangetroffen die betrekking hadden op het Bay Book ? Een kwitantie? Iets waaruit blijkt waar het vandaan kwam?’
‘Nee,’ zei Caleb, en hij voelde de moed in zijn schoenen zinken. ‘Maar ik heb me niet in zijn persoonlijke archieven verdiept. Mijn taak beperkt zich tot zijn collectie.’
‘Nee, het is ook uw taak te bewijzen dat de boeken van die collectie zijn eigendom waren. U denkt toch niet dat Christie’s of Sotheby’s het Bay Psalm Book gaan veilen als ze er niet honderd procent zeker van zijn dat het niet alleen authentiek is, maar ook dat de erven van Jonathan DeHaven gerechtigd zijn het te koop aan te bieden?’
‘Natuurlijk weet ik dat.’
‘Nou, meneer Shaw, als ik u was, zou ik daar zo snel mogelijk bewijzen voor gaan zoeken. Anders wordt de indruk gewekt dat Jonathan het op niet naspeurbare wijze in zijn bezit heeft gekregen, wat in ons wereldje betekent dat hij het heeft gestolen of willens en wetens heeft gekocht van degene die het gestolen heeft.’
‘Ik zal zijn notaris vragen of ik zijn persoonlijke documenten mag doorzoeken. Misschien kan hij het zelf doen als ik hem vertel waar hij naar moet zoeken.’
‘Hij zal willen weten waarom. En als u hem de reden vertelt, dan geeft u de regie uit handen.’
‘Dus ik moet het helemaal alleen uitzoeken.’
‘Ja! U bent zijn literair executeur, dus gedraagt u zich ernaar.’
‘Uw toon staat me helemaal niet aan,’ zei Caleb boos.
‘Krijgt u een percentage van de opbrengst?’
‘Daar hoef ik geen antwoord op te geven.’
‘Ja dus. Luister. Stel dat u probeert dit Bay Psalm Book te veilen zonder overtuigend bewijs dat DeHaven er eerlijk aan is gekomen. Als achteraf blijkt dat het niet het geval is, dan gaat niet alleen zijn reputatie naar de haaien, begrijpt u waar ik heen wil? Als het om grote bedragen gaat, denken de meesten altijd het ergste.’
Zwijgend liet Caleb dat tot zich doordringen. Hoezeer Pearls opmerkingen hem ook tegenstonden, hij kon niet ontkennen dat de man gelijk had. Het was een vreselijke gedachte dat de nagedachtenis aan zijn vriend Jonathan averij zou oplopen, maar hij voelde er niets voor zijn eigen reputatie te grabbel te gooien.
‘Ik zal nog eens in Jonathans huis gaan zoeken.’ Hij wist dat Oliver en de anderen het huis al hadden doorzocht, maar die waren niet op zoek geweest naar eigendomsbewijzen van zijn collectie.
‘Gaat u vanavond nog?’
‘Het is al laat.’ En hij had Rueben de sleutel gegeven .
‘Morgen dan?’
‘Ja, morgen.’
‘Uitstekend. Laat me weten of u iets vindt. Of niets vindt.’
Toen Pearl weg was, schonk Caleb zich een glas sherry in en nam er een schaaltje chips bij, zijn lievelingssnack. Hij stond nu onder zo’n zware druk dat hij zich niet om zijn dieet kon bekommeren. Hij liet zijn blik over zijn eigen bescheiden verzameling in de boekenkast gaan.
Wie had ooit kunnen denken dat boeken verzamelen zo ingewikkeld kon worden?