Pesterijen



List en bedrog



Marja van Maerlant



Lidy bleef een ogenblik stokstijf stilstaan, terwijl haar hersens op volle snelheid werkten. Toen draaide ze zich om en rende weer naar buiten, zo hard ze kon. "Mevrouw Janowska!” riep ze. "Mevrouw Janowska, wacht even!"



Het was die dag druk geweest in de praktijk van kinderarts Lidy van de Poel. Veel van de patiëntjes die haar spreekuur bezochten kende zij al heel lang, sommige vanaf de geboorte. Zo was er deze morgen een meisje bij, Lotte, dat in het begin van het jaar behandeld was voor kinderleukemie. Naast de regelmatige controle in het ziekenhuis kwam het kind op verzoek van de moeder ook elke week even langs bij dokter Lidy. Dat was voor Lotte heel vertrouwd en het stelde de moeder gerust. De minste afwijking in haar gedrag zou door de kinderarts worden opgemerkt, daar was ze zeker van. Bloedtesten gebeurden dan wel als ze in het ziekenhuis waren.

Lidy van de Poel was er niet van overtuigd dat die bezoekjes medisch gezien noodzakelijk waren, maar de gemoedsrust van een moeder vond ze evenzeer van belang. Moeder Greet was misschien wat overbezorgd voor haar dochtertje, maar wie zou zij zijn om haar dat kwalijk te nemen? Zelf had ze gelukkig twee kerngezonde kinderen, maar als er ook maar iets met Steffie of Andy was, veranderde Lidy op slag van kinderarts in bezorgde moeder.

Lotte zag er stralend uit en vertelde vol enthousiasme over de speeltuin waar ze met de juf naartoe waren geweest. Dokter Van de Poel hoefde geen vragen te stellen over vermoeidheid, de antwoorden kwamen al vanzelf. Ze glimlachte naar de moeder, die vol liefde en ingehouden trots naar haar kleintje keek.

Halverwege het spreekuur was Lidy ook nog weggeroepen naar Huize Zonzicht, waarvan zij de huisarts was. In Huize Zonzicht verbleven kinderen die hun ouders hadden verloren. Zoals de naam al aangaf, probeerde de staf onder leiding van directrice Carrie Verlaan om die kinderen zoveel mogelijk zon in hun leven te geven en een uitzicht op een fleuriger toekomst. Uiteraard verkeerden de pupillen vaak in kwetsbare toestand. Die morgen had een kleine jongen zo'n heftige astma-aanval gekregen dat Lidy was opgeroepen. Ze wist dat ze niet onnodig werd gealarmeerd en was altijd snel ter plekke. Toen ze het benauwde gezichtje van Bram zag, vreesde ze even dat er een ambulance zou moeten komen, maar met haar ervaring en kundigheid had ze toch de aanval weten te bedwingen. Ze had de medicijnen die Bram kreeg voorgeschreven nog eens goed onder de loep gehouden en de dosis voorlopig wat aangepast.

Al met al was het laat toen ze de deuren van de praktijk sloot. Haar assistente Petra Kruisberg had duidelijk met ongeduld op dat moment gewacht. "Heb je een afspraak?" vroeg Lidy dan ook aan Petra, die de jas al aanhad.

"Met mijn vriendin!" zei Petra gehaast en weg was ze.

Corine Vossen, Lidy’s andere assistente, die juist bezig was de computer af te sluiten, keek haar hoofdschuddend na. "Wat ze heeft, weet ik niet, maar ze was niet te houden vandaag. Ze gaat met Irene eten en dan gaan ze samen voor het eerst naar een koor!"

"Een koor? Petra?" Lidy schudde vol ongeloof het hoofd. "Het is waar, ze zingt graag, dat horen we hier ook wel. Maar een koor… Zingen ze dan missen en zo?"

"Dat denk ik niet, het is een gezelligheidskoor. Het repertoire bestaat uit Oud-Hollandse liedjes. Petra zei dat Irene eens wat andere mensen wilde leren kennen."

"Aha!" Lidy vroeg niet verder. Het was bekend dat Irene, de hartsvriendin van Petra, al tijden pogingen deed om aan de man te komen. Pogingen die de een na de ander strandden. Irene was beslist een lieve meid, maar ze had niet veel pit. Petra daarentegen was een charmante, levendige, jonge vrouw, eentje waar mannen graag naar keken. Vergeleken met haar was Irene een saai, grijs muisje. Evengoed dateerde hun vriendschap al vanaf de kinderjaren en samen ondernamen ze van alles.


Ondanks het plezier en de voldoening die ze altijd uit haar werk putte, was Lidy toch behoorlijk moe, toen ze de doorgang naar haar privéverblijf betrad. Van verre kwamen haar al exotische kookgeuren tegemoet. Rosy, haar aangetrouwde tante die de dagelijkse zorg voor het gezin had, was neuriënd in de keuken bezig. Aan de keukentafel vond ze dochter Steffie die met het hoofd in de handen en een gemelijke blik boven een leesboek hing.

"Dag, allemaal," zei Lidy en ze probeerde opgewekt te klinken. Steffie bromde iets onverstaanbaars.

"Ga je vanavond met je vriendinnetjes spelen?" vroeg Lidy. Dat was op vrijdagavond het vaste patroon.

"Anna is ziek," zei Steffie zonder op te kijken.

"En Melanie dan?"

"Ik heb het gehad met Melanie!" zei het meisje nu heftig, terwijl ze haar boek met een klap dichtsloeg. "Echt helemaal gehad! Die Melanie kan me wat! En het is 'vriendinnen', mam, niet: 'vriendinnetjes'. Ik ben geen klein kind meer!"

"Tut-tut," maande Rosy. "Niet zo tekeergaan tegen je moeder. Als straks de klok slaat, blijft dat lelijke gezicht zo staan."

Lidy was te moe om er verder over door te praten en liep naar de zitkamer. Daar vond ze Andy voor de televisie. Die was al evenmin in zijn beste humeur. "Hoe ging het op school?" informeerde ze.

Andy mompelde iets en toen: "Ik verveel me."

"Ga dammen met Steffie, dat vind je toch leuk?"

"Steffie is een meisje. Meisjes zijn stom."

"Kan zijn, maar Steffie kan beter dammen dan jij."

"Dammen is ook stom. Ik háát dammen!"

Lidy zuchtte en voelde een migraine opkomen. Ze keek naar de mand van Tom de kater. Zelfs Tom scheen last te hebben van de algehele katterigheid - eigenlijk wel passend, vond ze. Haar gevoel voor humor werkte gelukkig nog wel.

Ze liep terug naar de keuken. "Waarom heeft Tom zijn bakje niet leeggegeten?" vroeg ze. 

Rosy was verdiept in haar kookbezigheden. "Tom?" vroeg ze afwezig. "Dat beest wordt steeds kieskeuriger. Het lekkerste blikvoer is meneer al niet meer goed genoeg. Je verwent ze te veel, Lidy. Ik bedoel niet de kinderen, maar Tom en Basil."

"Oh ja, Basil," schrok ze. "Waar is onze teckel?" Meestal kwam hij haar vrolijk blaffend begroeten.

"Hij is achter in de tuin, want hij moest nodig plassen en de dame hier had geen zin om hem uit te laten en nou is hij bezig met een groots project."

"Een project?"

"Basil graaft een kuil naar Australië," verklaarde Rosy, zonder een spier te vertrekken. "Dan gaat hij daar een kijkje nemen en komt ons vertellen hoe een kangoeroe eruitziet."

Lidy schoot in de lach. Die gekke Rosy ook altijd! Ze voelde hoe door het lachen de spanning uit haar gezicht wegvloeide. "Wat ben je toch een mal mens," zei ze liefdevol. "En zei je iets van koffie? Dat sla ik niet af!"

Tevreden ging ze tegenover Steffie aan de keukentafel zitten en terwijl ze met kleine slokjes van de hete koffie genoot, volgde ze het bedrijvige redderen van Rosy. Wat een lot uit de loterij hadden ze toch met haar! En ook voor Rosy, die eigenlijk Rosemary Howard heette en de tante van Alex was, had het goed uitgepakt. Na de dood van haar man had ze in het gezin van Lidy van de Poel en Alex Snijdewind een tweede levenstaak gevonden.

Ze hoorde het geluid van de voordeur die open werd gedaan en een golf van geluk ging door haar heen. Alex kwam thuis, haar tweede man en haar steun en toeverlaat. Toen Werner van de Poel op die regenachtige herfstnacht ineens uit haar leven verdween door toedoen van een dronken automobilist, was haar wereld ingestort. Met veel moeite had ze zich staande weten te houden, voornamelijk door het besef dat haar kinderen haar nodig hadden. Als steun was daar steeds Alex geweest, de vriend van Werner. Aanvankelijk bescheiden op de achtergrond, maar later met een steeds grotere rol in haar leven. Ach, ze kende hem ook al bijna zo lang als ze Werner had gekend. En opeens, hoe dat kon begreep ze nog steeds niet, maar opeens was hij niet langer de trouwe vriend en kameraad die nooit iets voor zichzelf verwachtte. Opeens zag ze een man voor zich en ze realiseerde zich dat hij bovendien zeer aantrekkelijk was. De overtuiging dat dit de instemming van Werner zou hebben gehad, gaf haar de moed om aan haar verlangen toe te geven. Toen Alex verbaasd besefte dat zijn gevoelens beantwoord werden, was hij de koning te rijk geweest.

Nu kwam hij binnen, zijn wangen koud en zijn haar wat vochtig van de motregen, en met zijn jas nog aan, boog hij zich naar haar over.

"Dag, liefste." Ze beantwoordde zijn kus. "Ben je erg nat geregend?"

"Och," was het vrolijke antwoord, "ik denk dan gewoon dat het lekker dooit!"

Ze glimlachte. "Jij bent tenminste in een goed humeur," was haar reactie. "En Rosy gelukkig ook. Steffie en Andy en zelfs Tom hebben eendrachtig besloten dat dit een rotdag is."

"Dat trekt wel weer bij. En jij dan, wat vind jij zelf?"

Ze keek hem aan en zag dat het een serieuze vraag was. "Ik dacht even dat ik hoofdpijn ging krijgen, maar nu ik jou zie is het op slag verdwenen."

"Goed zo." Hij kwam bij haar zitten en schoof onder de tafel zijn hand in de hare. "Misschien kan ik er patent op aanvragen."

"Patent waarop?" Ze trok verbaasd haar wenkbrauwen op.

"Op dit geheel nieuwe, revolutionaire medicijn tegen hoofdpijn. Ik zie de slogan al voor me: 'Bij het zien van Alex Snijdewind verdwijnt uw migraine als sneeuw voor de zon'!"

Lidy moest zo lachen dat ze zich proestend in haar koffie verslikte. Ze keek met een rood hoofd Alex aan terwijl de tranen over haar wangen rolden en bedacht dat er geen gelukkiger vrouw op de wereld was dan zij.



In het midden van de volgende week diende zich een bijzondere patiënt aan. Als laatste op het spreekuur die dag stapte Sangeeta Sorgdrager binnen, gevolgd door haar moeder Mary.

Dokter Lidy kende Sangeeta nog niet, maar wel haar moeder. Mary, van Hindoestaans-Surinaamse afkomst, had ze terloops ontmoet toen ze naar het blijf-van-mijn-lijfhuis was geroepen omdat daar een klein jongetje ernstig ziek was. Mary was daar ook geweest en had de moeder, een tengere, Nederlandse vrouw die behoorlijk overstuur was, gesteund. Lidy had bij die gelegenheid nauwelijks een woord met Mary Sorgdrager gewisseld, maar ze besefte dat elke vrouw die daar verbleef er een goede reden voor moest hebben.

Nu kwam haar dochter dus op Lidy's spreekuur. Ze keek in haar computer naar het adres en concludeerde dat moeder en dochter inmiddels zelfstandig woonden.

De kinderarts gaf beide een hand en wendde zich tot Mary. "Wij hebben elkaar al eens ontmoet," zei ze vriendelijk, "destijds toen Kees zo ziek was."

Mary wist het nog. "Daarom heb ik uw adres gevraagd," zei ze. "Mijn ex is nu weer naar Suriname en we hebben onze plaatsen in het blijf-van-mijn-lijfhuis afgestaan aan anderen die het hard nodig hebben. Nu is Sangeeta ziek en ik heb geen idee wat het kan zijn."

Lidy keek het meisje eens goed aan: een mooi kind, maar veel te klein en te tenger voor haar leeftijd. Sangeeta was kleiner dan Steffie, terwijl ze een jaar ouder was. Ze had een donkere huid, grote, glanzende ogen en een massa losse, zwarte krullen. Ongetwijfeld had ze Europese, Afrikaanse en Indiase voorouders en wellicht nog wat Chinese ook. Lidy's gedachten gleden een ogenblik eeuwen terug, naar een onbekende katoenplantage. Een beeldschoon meisje, zwart als ebbenhout, met grote, donkere ogen, haast een kind nog, had de aandacht getrokken van de zoon van de plantagehouder. Misschien was het ware liefde tussen die twee geweest, misschien alleen een verzetje voor de witte jongen en diende het meisje als speelbal voor zijn lusten. Ongetwijfeld was beide ooit voorgekomen. Het kind dat uit die verbintenis geboren werd, stond aan het begin van een talrijk nageslacht. Eén van die verre nakomelingen was het tengere meisje dat nu voor haar stond.

"Kom hier maar even zitten," wees ze naar een stoel opzij van haar bureau, "dan kan ik je wat beter bekijken." 

Onwennig en schuchter nam Sangeeta plaats.

"Vertelt u eens wat er aan de hand is," nodigde ze uit.

Terwijl Mary haar verhaal deed, bleef Lidy oplettend Sangeeta observeren.

Haar dochter was altijd gauw moe geweest, vertelde Mary, maar de laatste weken was het duidelijk verergerd. Gisteren had ze vage klachten gehad over pijn in haar buik en ze had erg veel dorst gehad en had voortdurend moeten plassen. Mary was naar de drogist gegaan en had paracetamol gekocht en een thermometer en die avond bleek Sangeeta koorts te hebben. Mary had via haar oude vriendin het nummer van dokter Lidy van de Poel gekregen en toen de assistente haar verhaal hoorde, had die aan het eind van de dag nog een plekje ingeruimd, hoewel het spreekuur eigenlijk al meer dan vol was.

Lidy luisterde met aandacht en haar gezicht stond ernstig. "Hoe zag de urine eruit?" wilde ze weten. "Was die donker gekleurd?" 

"Ik dacht het niet," zei Mary wat verbaasd en het meisje haalde haar schouders op.

Snel deed de kinderarts een globaal onderzoek bij Sangeeta, die dat angstig, maar gelaten onderging. De oorthermometer gaf geen koorts meer aan, slechts een lichte verhoging. Intussen pijnigde Lidy haar hersens over hoe ze een dringende vraag moest formuleren. Uiteindelijk besloot ze het maar recht op de vrouw af te vragen.

"U hebt beide een tijdje in een opvanghuis gewoond," zei ze behoedzaam. "Ik neem aan dat dit vanwege uw man was?"

"Mijn ex-man," bevestigde Mary. "Hij was gewelddadig en het werd steeds erger."

"Heeft hij…" Ze zocht naar de juiste woorden. "Heeft hij uw dochter ook belaagd?"

Ze zag dat Mary haar bedoeling begreep. "Nee, dat was het gelukkig niet," zei ze. "Hij sloeg mij en was verbaal agressief tegen onze dochter, maar nee, waar u op doelt, was gelukkig niet aan de orde."

"Inderdaad gelukkig," bevestigde Lidy. "Luister eens, het kan iets heel onschuldigs zijn, maar ik wil elk risico uitsluiten. Ik ga mijn assistente vragen om bij jou, Sangeeta, wat bloed af te nemen voor onderzoek. Zij heet Petra en ze is erg voorzichtig. Het gaat even prikken, maar dat is echt maar eventjes. Een grote meid als jij kan dat best aan." Ze wendde zich weer tot de moeder. "Dan wil ik graag morgenvroeg wat van Sangeeta's eerste urine en ook van u wil ik nu wat bloed hebben."

"Van mij?" vroeg mevrouw Sorgdrager nu verbaasd. "Waarom van mij? Ik ben toch niet ziek?"

De arts dacht na. "Hebt u wel eens van de sikkelcelziekte gehoord?" Ze zag aan het gezicht van Mary dat dat inderdaad het geval was.

"Ik niet," zei Sangeeta. Ze had nu kennelijk besloten om deel te nemen aan het gesprek, tenslotte ging het om haar.

"Je weet wat rode bloedlichaampjes zijn?"

Sangeeta knikte. "Daar moet je spinazie voor eten." Ze trok een vies gezicht.

"Precies, die rode bloedlichaampjes zorgen ervoor dat de zuurstof die je inademt helemaal door jou heen wordt gebracht. Soms werkt dat niet goed en als je te weinig van die bloedlichaampjes hebt, krijg je bloedarmoede. Bij sommige donkere mensen kunnen die bloedlichaampjes ziek worden en dan worden die mensen ook ziek."

Sangeeta luisterde aandachtig.

"Maar mama is niet ziek," zei ze pienter.

"Heel goed," prees de arts. "Maar het kan zijn dat jouw mama er wel de aanleg voor heeft. Dan wordt zij zelf niet ziek, maar als jouw vader nou diezelfde aanleg had, kan het zijn dat jij er wél ziek van wordt."

Sangeeta keek haar moeder lichtelijk verontwaardigd aan.

"Tegenwoordig worden alle pasgeboren donkere baby's er meteen op gecontroleerd met een hielprik," ging Lidy verder. “Ik denk eerlijk gezegd niet dat jij het hebt, want dan had je wel eerder klachten gehad en ook ergere. Ik wil echter voor honderd procent uitsluiten dat jij die sikkelcelziekte hebt. Bij jouw mama wil ik controleren of zij de aanleg heeft, of ze zogezegd drager is."

"Waarom heet het zo, sikkeldinges?" vroeg Sangeeta.

"Normaal zijn rode bloedlichaampjes ronde bolletjes, maar dan worden het een soort van halve maantjes. Dat is onder een microscoop goed te zien. Dan haken ze in elkaar en dat is gevaarlijk. Morgenvroeg heb ik het resultaat wel binnen, dan kan ik het jullie meteen vertellen. Maak maar een afspraak met Corine. Dan mag je nu wel even met Petra meegaan voor een prikje en neem straks voor de zekerheid nog een paracetamol tegen de koorts."

Toen moeder en dochter de spreekkamer hadden verlaten, zette dokter Van de Poel snel nog wat gegevens in de computer en sloot daarna af voor die dag.



De hele dag had ze al een vaag geklop en gehamer vanuit de tuin gehoord, maar ze had het te druk gehad om er aandacht aan te schenken. Nu ze de keuken inliep, waar Rosy zoals gewoonlijk op dit uur wachtte met verse koffie, drong het getimmer ineens in volle hevigheid tot haar door. Het kwam van achter uit de tuin. Wat het was, kon ze vanuit het huis niet zien.

"Dank je wel, Rosy," zei ze dankbaar en snoof de heerlijke geur op. "Weet jij wat Karel aan het doen is daar achter in de tuin? Hij is toch niet bezig om onze eik om te zagen?"

De prachtige, eeuwenoude eik, die er al moest hebben gestaan lang voordat het huis gebouwd werd, was een geliefd wezen uit haar kindertijd. Vaak had ze als meisje de lagere takken beklommen en zich in de zomer, als hij in volle bloei stond, tussen het gebladerte verborgen.

Karel, die al jaren prima de tuin verzorgde, was haast evenzeer gehecht aan de boom. Daarom geloofde Lidy ook niet echt dat hij hem zou beschadigen.

"Karel bouwt een hut voor Andy," zei Rosy. "Dat hebben hij en ik bedacht. Lidy, ik heb geen idee wat er met Andy aan de hand is, maar hij zit ergens mee. Vanmorgen snauwde hij zijn zus af. Ik vroeg hem of er iets was, maar nee hoor, alles was natuurlijk dik in orde. Nou, ik geloof er niets van. Karel en ik dachten dat een hut hem zou opvrolijken, hij heeft het er al zo vaak over gehad."

Lidy keek wat bezorgd. "Er komen toch niet te veel spijkers in de boom? Het is misschien mal, maar dat kan ik niet goed hebben."

"Karel heeft beloofd, dat hij de takken voornamelijk als steun zou gebruiken en zo weinig mogelijk in de boom zelf zou timmeren."

Ze dronk haar koffie en pas toen kwam de ongerustheid over haar zoon naar boven. Rosy had groot gelijk, de jongen was de laatste tijd niet het levendige, onbezorgde knulletje dat hij normaal was. Zou hij ziek zijn? Ze nam zich voor om hem onopvallend in de gaten te houden. Ze zag hem door de week immers weinig, de drukke praktijk eiste zoveel van haar aandacht. Dat ze zich nou toch eerder zorgen had gemaakt over de boom dan over haar jongen… foei!

"Lidy," zei Rosy ineens. "Ik moet iets met je bespreken."

Lidy, die een beetje in elkaar gezakt was na de drukke werkdag, schrok op. Wat nou weer? "Zeg het eens," moedigde ze aan. "Wat is er?"

"Ik heb een brief gekregen van mijn nichtje Kimberley Howard uit Johannesburg. Nou ja, het nichtje van mijn overleden man, je begrijpt me wel. Ze krijgt binnenkort haar eerste baby en ze zou zo graag willen dat ik haar een tijdje kwam helpen als kraamhulp. Het is al weer twee jaar geleden dat ik haar heb gezien, dat was met haar bruiloft. Denk je dat we een oplossing zouden kunnen vinden voor het huishouden hier, dat ik een week of zes naar Zuid-Afrika zou kunnen gaan?"

Steffie die juist binnenkwam, ving de laatste woorden op. "Wat nou, Rosy," zei ze en ging op haar tenen staan om tante een knuffel te geven, "wil je op vakantie? Zes weken nog wel, jee zeg!"

"Geen vakantie," zei Rosy.

Lidy legde uit: "Haar nichtje krijgt een klein baby'tje."

"Ik heb er zo'n zin in," zei Rosy dromerig, "zo'n héél klein mensje… dat is toch het mooiste wat er is…"

"Behalve een nest puppies!" riep Steffie uit.

"Ja," gaf Rosy toe, "behalve een nest puppies."

"En jonge poesjes!"

"En poesjes. Maar weet je, de moederpoes kan het meestal alleen wel af. Mensenbaby's hebben meer hulp nodig en kraamvrouwen ook, maar hoe moet dat hier dan met jullie? Wie moet er voor jullie koken?"

Ze keken elkaar aan.

"Ik heb een idee!" riep Steffie enthousiast. "Ik ga de gebruiksaanwijzing van de magnetron heel goed nalezen en dan ga ik voor ons koken! Dat kan ik best!"

Lidy schudde haar hoofd en onthield zich van commentaar, maar Rosy zei vermanend: "Er gaat niets boven verse groente, dat weet je."

Ze keerde zich naar het aanrecht om zich aan het menu van die dag te wijden.



"De bloempjes gingen slapen, zij wa-haren geu-heurensmoe…"

Toen Lidy die morgen de praktijkafdeling binnenkwam, werd ze door Petra begroet met gezang. Sinds Petra bij het gezelligheidskoor was, mochten Lidy en Corine regelmatig meegenieten van het repertoire.

"Eerlijk gezegd vind ik dat niet zo'n passende tekst op de vroege ochtend," merkte Lidy op terwijl ze haar tas neerzette.

"Zij knikten met hun kopjes m'n welterusten toe…" ging Petra door, die zich niet liet storen in haar artistieke oprispingen.

"Wat nou 'm'n welterusten', hoezo 'm'n welterusten'?" vroeg Corine.

"Me 'n welterusten, me-een welterusten," verduidelijkte Petra. "Het zijn Oud-Hollandse liedjes, in Oud-Hollandse taal. Niet bedoeld voor het normale spraakgebruik van heden."

Ze haalde adem om opnieuw in te zetten, maar op dat moment greep Lidy in. "Je zult je voorlopig moeten beheersen," zei ze streng. "De eerste patiënten kunnen elk moment binnenkomen en niet iedereen is even blij met jouw gezang, vooral niet als ze een ziek kind hebben."

Petra zweeg verongelijkt, en Corine vroeg, om de bittere pil te vergulden: "Hoe groot is dat koor van jullie?"

Petra leefde weer op. "Ik sta met acht andere alten en Irene zingt bij de sopranen, dat zijn er dertien, en dan hebben we vijf bassen, en eh… drie tenoren…" Ze draaide zich om, om haar blos te verbergen.

"Dat is wat ongelijk verdeeld," vond Lidy. "Bijna drie maal zoveel vrouwen als mannen."

"Oh, maar de mannen hoor je heel goed, hoor!" gaf Petra enthousiast aan. "We hebben een paar goede bassen en een hele mooie echte tenor!" Haar blos werd dieper.

Lidy keek haar onderzoekend aan en Corine merkte droogjes op: "Ik heb voorheen nooit iets gemerkt van jouw enthousiasme voor Oud-Hollandse liedjes!"

De eerste klantjes kwamen binnen en ieder zette zich aan haar taak.

Als eerste ontving Lidy Mary Sorgdrager met haar dochter. Sangeeta leek minder ziek dan bij het eerste bezoek die dag ervoor. Daarentegen zag moeder Mary er behoorlijk ongerust uit.

Dokter Van de Poel liet haar niet lang in onzekerheid. "Gaat u rustig zitten," verzocht zij en ze opende haar computer.

"Dokter," vroeg Mary gespannen, "hebt u de uitslag binnen?"

"Jazeker," was het antwoord. "In het St. Joseph-kinderziekenhuis zijn de bloedmonsters onderzocht en ik kan u allereerst het goede nieuws meedelen: Sangeeta heeft géén sikkelcelanemie."

Een zucht van verlichting ontsnapte Mary. Zij had genoeg ervaring om te weten wat het hebben van de ziekte zou betekenen voor het leefpatroon van haar dochter.

"Maar er is wel een andere diagnose gesteld," ging de kinderarts door. "U bent zelf wel drager van de ziekte en Sangeeta is dat ook. Dat is wel degelijk belangrijk om te weten, vooral met het oog op een mogelijke toekomstige partner, van uzelf of van Sangeeta."

De moeder knikte, maar Lidy kon zien dat de opluchting en blijdschap over het goede bericht nog overheersten.

"Verder heeft Sangeeta inderdaad een lichte bloedarmoede, maar dat is een normale anemie. We zullen dat met een ijzerkuurtje bestrijden. Mijn assistente Petra heeft inmiddels de ochtendurine onderzocht: Sangeeta heeft ook een behoorlijke blaasontsteking. Al met al is er gelukkig geen echt probleem, maar voor dragers van de sikkelcelziekte is een gezonde leefwijze extra van belang. In deze folders vindt u daarover wat informatie."

Er was duidelijk een last van Mary's schouders gevallen. Ze bedankte de dokter uitvoerig en met folders en recepten in de hand verliet ze stralend de praktijk.

De volgende patiënt was Sanne, een levendige tiener. Dokter Lidy kende haar al jaren en zag af en toe haar foto in de plaatselijke krant. Sanne volgde met succes de tweede klas havo, maar haar grote hobby was kunstrijden, waarmee ze al verschillende prijzen had gewonnen. Nu kwam ze binnen, hinkend op één been, met het andere in een grote, wollen sok. Ze steunde op de arm van haar oudere broer Hans en plofte neer op de stoel voor het bureau.

"Dag, Sanne," begroette Lidy haar. "Ik zie dat je je chauffeur hebt meegenomen? Wat is er aan de hand?"

"Teen verstuikt," zei het meisje, met een van pijn vertrokken gezicht.

"Toch niet bij het schaatsen?"

"Nee, die schoenen beschermen je voeten prima. Nee, ik was op blote voeten op het terras met de tuinslang en ik wilde mijn broers natspuiten en toen gleed ik uit en kwam met mijn voet tegen het stenen muurtje. Mijn hoofd doet ook zeer, misschien heb ik ook wel een hersenschudding!"

"Dat lijkt me bij jou niet goed mogelijk," kwam haar broer er laatdunkend tussen. "Hoogstens één hersencel geschud of zo!"

Sanne zuchtte. "Het leven is ontzettend zwaar met twee oudere broers," klaagde ze tegen dokter Van de Poel. 

Die glimlachte. "Hij brengt je toch maar mooi naar de dokter. Laat mij die voet eens bekijken."

Lidy knielde voor het meisje neer en stroopte uiterst voorzichtig de sok af. Hoewel de sok haar een paar maten te groot was, duidelijk eentje van haar vader, spande hij nu om haar enorm gezwollen voet.

De arts keek hoofdschuddend naar de kleine teen, of liever gezegd, naar de bult waar dat onderdeel zich normaal gesproken bevond. "Dat is een enorme zwelling, dat is niet zomaar verstuikt," meende ze. "Die teen is gebroken. Er is geen enkele mogelijkheid om een kleine teen in het gips te zetten, dat zal met rust vanzelf moeten genezen." Ze zag dat Sanne die mededeling met berusting in ontvangst nam. "Dus voorlopig geen kunstrijden," voegde Lidy er voor alle duidelijkheid aan toe.

"Nee," zei het meisje, "Maar die schaatsen krijg ik nu toch ook absoluut niet aan!"

Lidy stelde nog enkele vragen om zeker te weten dat Sanne geen hersenschudding had, maar dat bleek niet het geval te zijn.

"Dus u hebt niets voor mij in de aanbieding, dokter?" vroeg Sanne nog hoopvol.

"Niet voor die teen," zei Lidy nadenkend, "maar ik geef je een recept mee voor je broers."

"Voor Hans en Maarten?" Haar gezicht was één groot vraagteken.

"Voorschrift om zusje voorlopig niet te plagen. Teentje moet eerst genezen," zei de arts met pretlichtjes in haar ogen.

Sanne snoof en keek naar Hans. "Nou hoor je het van de dokter zelf!"



Tussen de middag vond Lidy tijd om even thuis te gaan lunchen. Tot haar verbazing trof ze Rosy in de bijkeuken bezig met de wasmachine. Het was niet haar gebruikelijke wasdag.

"Is er iets aan de hand, Rosy?"

De trouwe Rosy keek haar aan. "Andy heeft vannacht een ongelukje gehad," zei ze enkel.

Lidy bleef staan. Andy had in bed geplast! Dat was niet normaal, dat deed hij al jaren niet meer.

Daar had hij niets van gezegd, bedacht ze, maar meteen besefte ze dat het kereltje daar die morgen ook geen gelegenheid voor had gehad. "Dat is wel zorgelijk," zei ze.

"Ja," vond Rosy. "Er is echt iets met hem aan de hand, Lidy. Misschien dat hij er nu eindelijk over wil praten, want dit vindt hij zelf natuurlijk ook niet leuk. Als hij vanmiddag van school komt, zal ik hem eens voorzichtig aan de tand voelen."

Lidy schonk zich een kop koffie in en smeerde een broodje, maar het smaakte haar niet echt. Ze maakte zichzelf verwijten dat ze niet meer aandacht aan haar zoontje had besteed. Hoe kon dit nu, als het een van haar patiëntjes was geweest, was ze er misschien allang achter gekomen wat hem dwarszat!

Maar ja, hoe krijg je een onwillig jongetje aan het praten? Zelfs de prachtige boomhut die Karel voor hem had getimmerd, had hem niet echt opgefleurd. Hij was er wel blij mee geweest, maar had niet, zoals ze had verwacht, onmiddellijk plannen gemaakt voor een indianenavontuur met vriendjes.

Bezorgd haastte de kinderarts zich naar de praktijk, waar de wachtkamer zich alweer vulde.


Rosy was in de keuken bezig om een taart voor te bereiden, toen ze Andy hoorde thuiskomen. Hij kwam niet zoals gewoonlijk meteen naar haar toe om van alles te vertellen. Ze veegde haar met meel bestoven handen af en keek om het hoekje van de woonkamer. Het jongetje zat stilletjes in een hoekje van de bank, als een geslagen hondje. Hij keek op toen hij haar hoorde.

Rosy ging naast hem zitten en sloeg een arm om hem heen. "Kom jij eens bij tante Rosy, lieverd," zei ze zacht.

Andy begon te huilen. Ze trok hem op schoot en drukte hem tegen haar moederlijke boezem. Dat haar keukenschort eveneens met meel bestoven was deerde geen van beiden. Snikkend verborg het kereltje zijn hoofd in haar hals terwijl Rosy hem zachtjes wiegde.

"Ik ko…kon er niks aan doen, echt niet," bracht hij hikkend uit.

"Jongetje, dat weet ik toch," zei Rosy geruststellend en streelde hem troostend over de rug. Langzaam bedaarde het snikken. "Nou moet je me toch eens vertellen wat er aan de hand is," zei ze rustig en keek even in het behuilde gezichtje.

"Er is een nieuwe jongen in mijn groep," zei Andy zacht.

"Een nieuwe jongen? Ja, en wat doet die?"

"Hij pest mij." Weer begon Andy te huilen. "Hij zegt dat ik stom ben. Hij zegt dat mijn naam een schoonmaakmiddel is!"

Rosy dacht na. "Jij hebt juist een hele mooie naam," zei ze toen. "Jouw naam, Andy, komt van Andrew en dat is Engels. De tweede zoon van de Engelse koningin, dat is de Hertog van York, die heet ook zo. Vertel die jongen maar… hoe heet die?"

"Patrick."

"Nou, zie je. Dat is een Ierse naam. Vertel die Patrick maar dat jij genoemd bent naar de Hertog van York en dat je hoopt dat hij het nou eindelijk snapt." Rosy had geen idee waar Andy naar genoemd was, maar daar ging het nu even niet om. "Kom op," zei ze. "Tante is een taart aan het bakken en jij mag helpen. Er is niemand die de deegkom zo goed kan uitlikken als jij!"

Toen Steffie een paar uur later thuiskwam, zaten Andy en Rosy tevreden aan de keukentafel. Andy haalde juist met zijn vingers de laatste likjes uit de kom met beslag en Rosy was verdiept in een blad met de nieuwste recepten. In de oven begon de verse taart al heerlijk te geuren.

Steffie deed de achterdeur open voor Basil, de teckel, die Karel had geholpen met het tuinwerk en die nu tegen de achterdeur sprong en blaffend wachtte op aandacht van het kleine vrouwtje. Als een wervelwind stoof hij naar binnen; zijn korte pootjes slipten op de gladde tegels van de keukenvloer en zijn zijdezachte oortjes flapperden op en neer als de vleugels van een onhandige, jonge vogel. Hij rende van Steffie naar Andy, toen als een speer naar binnen waar Tom in de mand lag en toen weer terug naar Steffie. Blaffend sprong hij tegen haar op. 

"Rustig nou, Basil," vermaande Rosy. "Wat wil je nou?"

Steffie begreep het. "Hij wil iets zeggen!" zei ze en liep naar binnen, vooruitgegaan door Basil. 

Tom lag in zijn mand en richtte de kop niet op toen Steffie zijn naam noemde. Zijn vacht was dof en hij leek wel helemaal apathisch. "Hij heeft wéér zijn voer laten staan," zei Steffie ongerust. "En," ze liep naar de kattenbak, "hij heeft vandaag helemaal niet geplast! Of is de bak net verschoond?"

Nu kwamen ook Rosy en Andy erbij staan.

"Hij heeft inderdaad nog helemaal niets gedaan," zei Rosy, nu ook ongerust. "Gisteravond niet en vandaag niet. En zijn mand is ook droog, maar daar heeft hij de hele dag in gelegen. Dit is niet goed, jongens, Tom is ziek!"

"Misschien wordt hij gepest," veronderstelde Andy. "Misschien heeft Basil hem gepest!"

Rosy deed haar keukenschort al af en zei: "Steffie, ga vlug naar Sjaan of Karel en vraag of we hun auto even mogen lenen. Andy, haal jij de draagmand uit de schuur. Ik stel de oven in zodat die straks automatisch afslaat en we brengen Tom onmiddellijk naar de dierenarts!"

Met zijn drieën zaten ze even later in de auto op weg naar de dierenkliniek: Steffie naast Rosy voorin, Andy op de achterbank met naast hem de draagmand met Tom. Af en toe stak hij een vinger door het kijkgaatje waar Tom dan even aan snuffelde. Verder liet de kater geen kik horen, hetgeen niet zijn gewoonte was als hij in de draagmand opgesloten zat.

De dierenarts, een kordate maar vriendelijke man van middelbare leeftijd, zette Tom op de onderzoektafel en betastte hem met voorzichtige, gevoelige handen. Ook nam hij de temperatuur op. Zijn gezicht stond ernstig.

"Tom heeft last van blaasgruis," zei hij. "Dat is bij gecastreerde katers een veel voorkomend en gevaarlijk euvel. In dit geval is het zo erg dat de urinebuis helemaal verstopt is en dat hij niet meer kan plassen. Zijn blaas is overvol en hij heeft ook wat koorts. Ik hoop dat we er nog op tijd bij zijn. Als zoiets al te lang duurt, vergiftigt zo'n beest zichzelf omdat de afvalstoffen niet meer door de nieren worden afgevoerd."

Rosy en de beide kinderen luisterden met angstige spanning naar deze uitleg.

"Ik ga Tom hier een nacht houden," ging de dierenarts door. "Ik haal straks via een buisje zijn blaas leeg, maar dat moet onder een lichte narcose. Dan zullen we zien hoe erg de ontsteking is die hij heeft en als hij morgen aan het eind van de middag koortsvrij is, mag u hem dan weer komen halen. Aangepast blikvoer is wel noodzakelijk, want anders krijgt Tom er onherroepelijk opnieuw last van. Ik denk dat we er nog net op tijd bij zijn."

"Steffie hier heeft het ontdekt," zei Rosy. "Met Basil, u weet wel, onze teckel."

"En ik heb de mand gehaald," voegde Andy er aan toe.

"Zo zo," zei de dokter. "Nou, jullie zorgen goed voor je dieren, hoor! Mijn compliment."



Petra stond enthousiast te zingen tussen de alten. Ze probeerde zich op haar bladmuziek te concentreren, maar telkens als ze opkeek, ving ze de blik van die leuke blonde tenor, die Gert Roest. Zelfs als ze niet keek, voelde ze zijn ogen en die brachten haar stevig in de war. Al bij hun eerste kennismaking had hij haar na afloop van het zingen gevraagd om nog iets te gaan drinken in het café op de hoek. Irene was eerst meegelopen in de veronderstelling dat de uitnodiging ook voor haar bedoeld was, maar al gauw had haar vriendin begrepen dat ze hier overbodig was.

Het speet haar voor Irene, natuurlijk speet het haar voor Irene, maar wat kon Petra er nu aan doen? Gert had een duidelijke voorkeur voor haar en zij viel als een blok voor hem.

De hele week had ze zijn beeld voor ogen gehad en ze werd warm als ze aan hem dacht en droomde 's nachts van hem… Nu stond ze te zingen: Schoon lieveken waar waardet gij den eersten Meien nacht…

Ze wist zeker dat ze weer na afloop samen iets zouden gaan drinken in het intieme, kleine café op de hoek.

Ze had het gevoel dat dit een crisis zou worden met Irene, haar hartsvriendin, maar het was onontkoombaar, bedacht ze. Soms kon je maar één ding doen in het leven, namelijk je hart volgen. Dat was wat ze nu deed en wat Gert, die blonde jongen met zijn zuivere tenorstem die daar zo prachtig stond te zingen, ook deed.

Die eerste avond hadden ze heel wat afgepraat. Hij was archeoloog, vertelde hij, en hij maakte de meest interessante reizen naar elke uithoek van de aarde. Onlangs was hij nog in China geweest waar hij onderzoek had gedaan aan de Chinese muur. Bij de Mayasteden in Mexico had hij ook opgravingen gedaan. Hij schreef wetenschappelijke artikelen die alom geciteerd en geroemd werden.

Petra hing aan zijn lippen, wát een interessante man! Ze had zich hardop afgevraagd hoe hij nog tijd had om in een koor te zingen. Dat was om de verbinding met zijn roots te bewaren, legde Gert uit, die Oud-Hollandse liedjes herinnerden hem aan de cultuur waaruit hij voortkwam.

Toen Petra voorzichtig informeerde naar zijn thuissituatie betrok zijn gezicht. Hij had op jeugdige leeftijd al veel verdriet gehad. Hij had een vriendin gehad en samen hadden ze een schattig, blond dochtertje. Helaas was ze op tragische wijze op tweejarige leeftijd gestorven aan een enge ziekte - hij ging verder niet in op details en Petra vroeg er heel tactvol niet naar. Met zijn vriendin was het nu uit.

Petra's hart zwol van medelijden. Wat erg om zoiets te moeten meemaken! Ze nam zijn hand in de hare en zei zacht: "Gert, ik voel met je mee. Als je erover praten wil, dan kan dat altijd."

Hij knikte en veegde met zijn vrije hand een traan weg.

"Denk je nog vaak aan haar, aan… Hoe heette je dochtertje?"

Hij schrok op. "Eh… eh… Irene."

"Net als mijn vriendin," zei Petra verbaasd.

Gert knikte. "Ja, net als jouw vriendin. Ja, ha ha, toevallig, hè?" Hij lachte wat geforceerd.

Petra liet het onderwerp verder maar rusten, vooral toen hij zich naar haar over boog en haar zonder inleiding zoende. Ze voelde zich licht en gelukkig worden. Dit was een geschenk uit de hemel! Zelf was ze niet veel aan het woord geweest, hij had verteld en verteld. Zo ging dat meestal met mannen, maar dat deerde haar niet. Bij een volgende ontmoeting zou hij vast wel interesse tonen in haar, haar werk en haar leven. Het was duidelijk dat hij net zo tot haar werd aangetrokken als zij tot hem. Ze voelde zich gevleid door het idee dat zo'n bijzondere man, een internationaal bekend wetenschapper, belangstelling voor haar toonde

De hele week had ze nu aan de blonde tenor gedacht. Hij had haar niet gebeld, maar wel sms'jes gestuurd met toepasselijke teksten van oude liefdesliedjes.

Ze keek op van haar muziek en weer ontmoette ze zijn blik. Ze voelde zich rood worden tot onder haar haarwortels. Straks zouden ze… ja, straks. 

Irene verdween na afloop meteen zonder een woord te zeggen. Petra liep langzaam naar de garderobe. Ineens passeerde Gert haar met een paar lange passen en pakte haar mantel van de kapstok. Hij bood hem haar galant aan. Petra accepteerde zijn gebaar en haar hele wezen jubelde in stilte.



"Je hebt geen idee hoe blij wij met jou zijn, Lidy," zei Carrie Verlaan. De directrice van Huize Zonzicht dronk na afloop van het wekelijkse bezoek van de kinderarts altijd graag een kopje koffie met haar, waarbij ze de lopende zaken doornamen.

"Het genoegen is helemaal wederzijds," gaf dokter Van de Poel ten antwoord. "Jij en je staf zetten zich altijd volledig in voor de kinderen hier en ik draag graag mijn steentje bij."

Vandaag waren er geen ernstige zaken geconstateerd. Enkele kinderen hadden verkoudheden in diverse stadia en dat zou nog wel even doorgaan tot iedereen het had gehad. Gewoon af en toe een flinke snotneus was heel gezond voor een kind, daarmee bouwden ze weerstand op. Een mens stond nu eenmaal overal en altijd bloot aan aanvallen van die microscopisch kleine ziekteverwekkers die je gezondheid belaagden. Lidy geloofde niet in kasplantjes.

Tot haar opluchting was ook Brams toestand enorm vooruitgegaan. De nieuwe medicijnbalans werkte kennelijk goed. Sinds die ernstige aanval toen Lidy was opgeroepen, had hij geen last van astma meer gehad en hij speelde buiten en ravotte met de andere kinderen als een normale jongen, vertelde Carrie.

Lidy streek hem goedkeurend over de rode appelwangetjes. "Je bent een flinke jongen," prees ze. "Als jij je medicijnen op tijd gebruikt, gaat het vast wel goed met je."

Tussen de middag at ze een broodje samen met Rosy, die verse bolletjes had gebakken. Bij de geur alleen al liep het water Lidy in de mond.

"We zullen je enorm missen als je in Zuid-Afrika bent, tantetje," zei ze hartelijk, terwijl ze haar tanden zette in zo'n knapperig bolletje.

"Toch niet alleen vanwege de verse broodjes, hoop ik?" plaagde Rosy.

"Je weet wel beter, Rosy. Ik ben heel blij dat je me hebt ingelicht over Andy's problemen op school. Toevallig ga ik vanavond naar een ouderavond en misschien kan ik het probleem aankaarten. Pesten is een veel voorkomend probleem, maar erover praten kan soms helpen. Het valt in ieder geval te proberen."

Ja, ze zouden Rosy zeker missen, bedacht ze. Het stond voor Lidy vast dat ze haar voor die kraamhulp naar Zuid-Afrika moest laten gaan, hoewel ze nog geen oplossing had gevonden in de vorm van een vervangster. Het moest een vertrouwd iemand zijn, die goed met kinderen omging, en bereid was intern te komen wonen om desnoods dag en nacht klaar te staan. Dat zou niet meevallen.

Aan de andere kant… de kinderen hadden al gefantaseerd over eindelijk eens gewoon kip met patat en appelmoes, of worteltjes met een gehaktbal. Andy was zelfs begonnen over frikadellen, maar daar maakte Lidy resoluut een einde aan. Veel te zout eten voor kinderen, voor iedereen trouwens.

Voor ze weer naar de praktijk ging, liep ze nog even langs Tom, die als vanouds in zijn mand lag. Hij zag er stukken beter uit na het verblijf bij de dierenarts. Zijn vacht glansde weer en toen Lidy hem even achter de oortjes krabde, begon hij te spinnen van genot en krulde zich half op zijn rug. Je kon merken dat het dier zich blij en opgelucht voelde na al die narigheid. Zoals hij nu was, kon hij nog jaren mee, had de dierenarts gezegd, tenminste als ze hem de aangepaste voeding gaven.


Toen ze de deur opende naar de praktijkruimte kwam Petra's gezang haar al tegemoet. Ditmaal was het geen Oudhollands liedje, maar Willeke Alberti's 'Morgen ben ik de bruid' dat haar tegemoet schalde.

"Heb je een aanzoek gehad, Petra?" vroeg ze gekscherend.

Sinds de eerste dag dat ze bij dat koor was gaan zingen, was Petra niet de oude. Ze praatte er niet over, maar het stond voor Corine en Lidy vast dat ze smoorverliefd was. Ze neuriede of zong voortdurend liedjes, was afwezig bij het werk en had die onweerstaanbare vrolijkheid over zich. Lidy nam zich voor extra op te letten of Petra geen fouten maakte bij wat ze deed. Ook had ze gemerkt dat haar assistente af en toe tijdens het werk een sms'je bekeek, hetgeen Lidy eigenlijk afkeurde. Het werken in een dokterspraktijk was te verantwoordelijk, daar moest je je volledige aandacht bij hebben. Privézaken waren voor daarna. Maar ja, Petra was zo'n schat van een meid en bovendien een buitengewoon goede doktersassistente, dat ze het maar oogluikend toeliet.

Petra zweefde die dag op een roze wolk. Alles was de vorige avond zo heerlijk geweest - samen een glaasje wijn drinken in een intiem hoekje van het café, samen naar huis lopen langs de grachten, want ze woonden toevallig in dezelfde buurt. Petra die eigenlijk op de fiets was gekomen, had daarover gelogen. Bij de voordeur aangekomen van het statige herenhuis waar Gert woonde, had zij ten afscheid haar hand even op zijn arm gelegd en als vanzelf had Gert haar in zijn armen genomen als inleiding op een voorzichtige vrijpartij. Daarna had Petra met gloeiende wangen en een hoofd waarin een heel koor van vogels zong, hem voor de laatste keer ten afscheid gekust en was via een kleine omweg teruggelopen om alsnog haar fiets op te halen.

Het was de meest romantische avond van haar leven geweest, ze smolt weg onder de aanraking van zijn smalle, sterke handen met die lange, gevoelige vingers. Nog voelde ze de warme, ruige huid van zijn kin en zijn zoekende lippen tegen de hare.

De hele dag door had hij sms'jes gestuurd met regels uit Oud-Hollandse liefdesliedjes.

Petra kende niet veel archeologen, eigenlijk geen een, maar Gert was helemaal zoals ze zich een wetenschapper voorstelde. Hij had zo'n prachtig oud herenhuis! En verstrooid dat hij was! Toen ze zei dat hij al veel had meegemaakt - ja, want weer hadden ze voornamelijk over Gert gepraat, maar dat kon haar niets schelen - toen had hij sniffend gezegd: "Het ergste was het verlies van de kleine meid, onze lieve Ineke…"

"Ineke?" vroeg ze verbaasd. "Ze heette toch Irene!"

"Ach ja, natuurlijk," corrigeerde hij zichzelf. "Ach, ik heb het ook zo druk de laatste tijd…"

Ze moest er weer om lachen, als ze er aan dacht. Dat iemand zo verstrooid kon zijn dat hij zich vergiste in de naam van zijn enige dochtertje! Petra vond het ontzettend vertederend.



De eerste patiënt van die middag kwam binnen, een sproetig jongetje van dezelfde leeftijd als Andy. Zijn vader kwam met hem mee en vertelde dat het leek of het kind ineens een huidziekte ontwikkelde. Hij stroopte het truitje van het kereltje, dat Peter heette, omhoog en toonde de schouders en de bovenrug van het kind. De kinderarts schrok hevig van wat ze zag. De huid was rood geïrriteerd en op sommige plaatsen volledig bedekt met dikke, streepvormige blaren. Uiterst voorzichtig legde ze haar vingers op de huid rondom en betastte de blaren die alle nog heel waren. Ze deden denken aan brandwonden, maar de arts dacht aan een andere verklaring. Meteen daarna waste ze haar handen.

"Heb jij onlangs met je vriendjes buiten gespeeld, struikrovertje of zo?" vroeg ze vriendelijk. "Je weet wel, toen het zo’n warm weer was?"

Peter keek haar met zijn helderblauwe ogen aan. "We speelden cowboy," zei hij. "Ik was Indiaan en ze vingen mij, maar ik ben weer ontsnapt!"

"Jullie zaten elkaar achterna tussen van die hele mooie, hoge, witte bloemen?" veronderstelde dokter Lidy.

"Daar wilden ze mij aan vastbinden," zei Peter. "Ik ben mooi weer weggelopen!"

Lidy wendde zich tot de vader. "Wat u ziet, is het werk van de reuzenberenklauw. Een buitengewoon gevaarlijke plant, vooral voor spelende kinderen. Na contact vormen zich onder zonlicht jeukende plekken op de huid en daarna blaren. Het is een ontzettend kwaadaardige allergische aandoening en Peter zal er behoorlijk last van hebben. Ik zal u een corticosteroïdcrème voorschrijven die u een paar maal daags heel voorzichtig en dun moet opbrengen. De assistente zal straks met een pipet de dikste blaren leegzuigen, maar verder moet u er zo weinig mogelijk aankomen. Dat truitje zit veel te strak, dat schuurt er voortdurend langs. Laat hem binnenshuis gewoon met een onderhemdje lopen, nu ook, als u tenminste met de auto bent." Ze schreef het recept uit en overhandigde dat aan de vader. "Zul je een grote jongen zijn en er niet aan krabben?" vroeg ze aan Peter, die manhaftig knikte. "Eventueel kan Peter een dun, wijdvallend T-shirt dragen," zei Lidy. "Als er over enkele dagen geen verbetering optreedt, komt u dan terug. Dan heb ik een nog sterker inwendig middel, maar dat doen we pas als het echt niet anders kan."

Ze keek de beide na toen ze met Petra meegingen. De jongen tenger en kwetsbaar met zijn vurig, rode schoudertjes onder het witte onderhemdje, de vader lang en beschermend, het recept in de hand en het truitje onder de arm. Haar gedachten dwaalden af naar haar eigen zoontje, naar Andy. Die werd dus gepest, daar moest ze het vanavond op zijn school echt over hebben. Je wilde zo graag je kind beschermen tegen ziekte, onheil en verdriet, maar ach, wat kon je weinig doen als het er op aankwam.

Dan was er het probleem van Rosy. Het werd nu dringend zaak om een vervangster te zoeken. Ze had Rosy aangespoord om alvast een vliegreis te boeken, want haar nichtje was over enkele weken uitgeteld. Binnenkort zouden ze Rosy al uitgeleide doen naar Schiphol en ze had nog steeds geen goed plan voor een betrouwbare en kundige huishoudster.

Ze voerde de gegevens van het jongetje Peter in de computer in en ineens, als een donderslag bij heldere hemel, was daar Het Idee. Snel zocht ze in haar adressenbestand en krabbelde een telefoonnummer op een geel blaadje. Na het volgende patiëntje was er even een kwartiertje theepauze, dan ging ze Mary Sorgdrager bellen, de moeder van Sangeeta. Dat ze daar niet eerder aan had gedacht!

Mary Sorgdrager nam meteen op toen haar mobieltje rinkelde.

"Met Lidy van de Poel," klonk het.

"Oh!" zei Mary verschrikt.

"Nee, Mary, je hoeft niet te schrikken. Het gaat niet om Sangeeta, er is niets met haar of met jou aan de hand," stelde Lidy haar gerust. "Ik bel over heel iets anders, ik wou je iets vragen. Misschien kan het voor ons allebei goed uitpakken. Ik zou het fijn vinden als je vanmiddag na het spreekuur even langs wilde komen, ik wou je privé iets vragen. Dan gaan we naar mijn woning, die aan de praktijk verbonden is, en drinken samen een kopje thee."

Mary begreep er niets van. Een kopje thee bij de dokter thuis drinken? Durfde ze dat wel? "Moet Sangeeta meekomen?" vroeg ze.

"Moeten niet, maar het is misschien geen slecht idee. Het gaat haar evengoed aan, als wij het eens worden."

Mary's gezicht was één groot vraagteken toen ze haar mobieltje dichtklapte. Ze wierp een blik op de klok. Er was nog juist tijd om voor haarzelf en Sangeeta nette kleren uit te zoeken en haar haren mooi te maken.



"Hier wonen wij dus," begon Lidy van de Poel als inleiding toen ze tegenover elkaar zaten in de ruime, zonnige woonkamer.

Sangeeta zat op haar knieën voor de mand van Tom en speelde met de kater met een touwtje. Basil, waar ze nog wat bang voor was, verbleef zolang in de tuin.

"Ons gezin bestaat uit mijn man Alex en mijn kinderen Andy en Steffie. Hun vader is een paar jaar geleden op tragische wijze verongelukt."

Mary's ogen gingen naar de fotogalerij aan de muur, waar tussen de vrolijke zeilfoto's van het viertal een oudere foto hing, van Lidy met een ernstig kijkende andere man.

"Ja," knikte Lidy, "dat was hij, dat was Werner. Hij en Alex waren studievrienden." Ze wendde haar gezicht af. "Verder is er nog een lid van het gezin en dat is tante Rosy. Je hebt haar al gezien toen ze thee bracht. Rosy is onze trouwe hulp en toeverlaat, maar ze gaat binnenkort voor een tijdje naar Zuid-Afrika."

Ze hield Mary nog eens de schaal met koekjes voor - heerlijke, zelfgebakken koekjes van Rosy. Sangeeta toonde onmiddellijk belangstelling en kwam er ook nog eentje halen.

"Waar het nu om gaat," vervolgde Lidy, "is dat ik al een tijdje op zoek ben naar iemand die zes weken lang voor ons het huishouden zou kunnen verzorgen. Het moet iemand zijn die goed kan koken, goed met kinderen omgaan, maar vooral: ze moet vertrouwd zijn. Ik heb overdag een drukke praktijk en mijn man Alex werkt bij een druk advocatenkantoor. Onze beide kinderen gaan naar de basisschool en komen vroeg in de middag thuis, dan moet er iemand zijn die ze opvangt. Als ik aan het werk ben als kinderarts, moet ik me geen zorgen hoeven maken over wat er hier gebeurt. En, misschien raad je al waar ik naartoe wil: nu had ik aan jou gedacht."

Ze zag aan Mary's gezicht dat dit als een complete verrassing kwam. Haar ogen werden groot, maar ze zei niks.

"Je zou dan met Sangeeta hier zes weken komen wonen," legde Lidy uit. "Boven zijn twee kamertjes die nu allebei door Rosy gebruikt worden, maar die richten we dan voor jullie in. Er is een eigen badkamertje met wc en douche."

Ze merkte dat Sangeeta nu aandachtig meeluisterde, maar Mary zei nog steeds niets.

"Jullie zijn dan deel van ons gezin," ging Lidy door. "Houd je van koken?"

Nu begon Mary te stralen. "Oh ja, mevrouw!" zei ze enthousiast.

"Mijn moeder kan hartstikke lekker koken!" kwam nu ook Sangeeta.

"Weet je wat," zei Lidy. "Ik vraag Rosy of ze je een rondleiding geeft. Dan kun je het huis zien en Rosy legt uit wat de bezigheden zoal inhouden en wat je verantwoordelijkheden zouden zijn. Je krijgt vanzelfsprekend kost en inwoning, maar ook nog een salaris." Ze noemde een bedrag waar Mary's ogen opnieuw groot van werden. "Dus als je wilt," ging Lidy door, "kun je de huur doorbetalen van je appartement nu, zodat je straks niet op straat staat. Je kunt het misschien zelfs zolang onderverhuren."

"Dank u wel, mevrouw," kwam Mary nu bedeesd. "Maar…"

"Maar wat?" moedigde Lidy nu aan.

"Ik weet niet of ik het wel durf, mevrouw. Dat koken en huishouden doen, dat kan ik heel goed, en met kinderen kan ik ook goed overweg, ik houd van alle kinderen. Maar dan woon ik dus bij mevrouw in huis…"

Lidy schaterde van het lachen. "Je zegt in ieder geval al mevrouw, en niet dokter," merkte ze vrolijk op. "Dat is al een hele verbetering. Kom, we nemen nog een kopje thee en dan vraag ik Rosy voor de rondleiding. Dan beslissen we daarna, goed?"

Ze wist dat Rosy met argusogen zou opletten of haar vervangster goed voor haar taak berekend was, maar zelf had ze er alle vertrouwen in.


Die avond aan de eettafel kon Lidy het gezin verrassen met de mededeling dat er een nieuwe huishoudster zou komen, de volgende week als Rosy op reis ging.

"Hoera!" juichte Steffie. "Worteltjes met gehaktbal!"

"Dat denk ik niet," zei Lidy voorzichtig. "Zie je, het zit zo…"

"Karbonaadje misschien?" informeerde Alex hoopvol en likte zich om de lippen.

"Ook niet," zei Lidy. "Zie je, ze is Hindoestaanse. Dat wordt lam en kip, maar vast heel lekker. Met allemaal nieuwe, onbekende specerijen en groente, Surinaamse recepten, mjam, mjam!"

Ze zag de gezichtjes van de kinderen betrekken en voegde er haastig aan toe: "Er komt een meisje mee dat net zo groot is als Steffie. Sangeeta heet ze en ze zegt dat haar moeder overheerlijke koekjes bakt, gommakoekjes. En lekkere toetjes maken kan ze ook!"

Dat stelde iedereen weer tevreden.



Petra had die avond een afspraakje. Gert Roest had haar per sms'je voorgesteld om iets te gaan drinken in 'hun' bruine café. Het maakte haar helemaal warm om er op die manier over te praten, het klonk zo intiem, zoals iets van hen beiden.

Net als de vorige keer zaten ze in het hoekje bij het raam, allebei met een glaasje witte wijn. Petra had gehoopt ook iets over zichzelf te kunnen vertellen en dat zou ook vast het geval zijn geweest, dat wist zij zeker, maar Gert had groot nieuws te melden.

Er was hem een hoogleraarschap aangeboden! Niet zomaar een lullige post ergens op een achteraf universiteitje, nee, het betrof de Universiteit van Caïro. Uiterst interessant voor iemand met zijn expertise, voegde Gert er stralend aan toe. Petra werd er stil van. Het was toch ongelofelijk dat zo'n internationaal geacht wetenschapper hier nu met haar aan een rond, houten tafeltje een glaasje wijn zat te drinken!

Gert had zijn hand op haar knie gelegd en schoof wat dichter naar haar toe. Met een intense blik keek hij haar aan. Petra wist niet goed wat ze moest zeggen en dronk uit verlegenheid haar glas maar leeg. Normaal gesproken was ze nooit zo gauw uit haar doen, maar deze jonge, blonde man raakte haar tot in het diepst van haar hart.

"Wat denk je, meiske," zei hij. "Zullen we deze avond ergens anders voortzetten? In jouw flat bijvoorbeeld?"

"Oh, maar ik woon heel eenvoudig! Laten we naar jouw huis gaan, dat mooie, grote herenhuis, dat lijkt me geweldig."

Even was hij van zijn stuk gebracht. "Ik wil juist graag jouw eenvoudige flatje zien," verzekerde hij haar toen. "Gewoon, om te zien waar jij woont, waar je eet en waar je gaat slapen. Ik wil alles van je weten, dat heb je toch wel gemerkt?"

Eigenlijk had ze dat helemaal niet, maar onder zijn blikken smolt ze weg.

Even later liepen ze gearmd door de nachtelijke straten naar haar adres. Het hart bonkte Petra in de keel. Ze wist heel goed waar ze aan begon, meende ze. Gert was tenslotte niet haar eerste vriendje, maar op een of andere manier was dit anders als alle voorgaande keren. Nog nooit had een man met zo'n stormachtige snelheid haar hart veroverd. Zou hij nu straks werkelijk naar Caïro gaan verhuizen? Daar wilde ze nog niet aan denken.



De ouderavond verliep anders dan Lidy zich had voorgesteld.  Gedeeltelijk kenden de aanwezigen elkaar van voorgaande jaren, maar de ouders van Patrick waren hier natuurlijk voor de eerste keer - áls ze er waren. Gespannen zocht ze de aanwezigen af. Iedere ouder droeg een naambordje met de naam van zijn of haar kind. Op Lidy's plaatje stond: 'Andy en Steffie van de Poel'.

Ze was voorbereid op weerstand. Ook vanuit haar ervaring als kinderarts wist ze dat het moeilijk is om te accepteren dat je kind minder aardige trekjes heeft. Vooral de moeder zou ongetwijfeld eerst gaan suggereren dat Andy zelf evenzeer schuldig was aan de ruzie. Ze hoopte maar dat het niet een heel onaangename avond zou worden, maar ze zag nog steeds het behuilde gezicht van haar zoontje voor zich toen hij het ook haar had opgebiecht: "Die nieuwe jongen pest mij, mam! Hij zegt dat mijn naam een schoonmaakmiddel is!"

Opeens zag ze een niet al te lange man, stevig postuur en sportief gekleed, met de naam 'Patrick Bosmans'. Hij stond er wat verloren bij alsof hij niemand kende. Ze stapte op hem af. "Bent u de vader van Patrick, die onlangs op deze school is gekomen?"

Hij keek verrast op, glimlachte en stak zijn hand uit. "Willem Bosmans. Leuk om u te ontmoeten."

"Ik ben Lidy van de Poel, de moeder van Andy die bij Patrick in de klas zit. Is uw vrouw vanavond ook meegekomen?"

Zijn gezicht betrok. "Mijn vrouw is overleden. Patrick was toen vier."

Ze schrok. Daar had ze toch rekening mee moeten houden! "Wat spijt me dat," zei ze eerlijk. "Neemt u mij niet kwalijk."

"Dat kon u immers niet weten. Patrick en Andy zitten dus bij elkaar in de klas. Zijn het vriendjes?"

"Daar wilde ik het juist met u over hebben. Zullen we misschien een stil plekje opzoeken en even gaan zitten?"

Nadat ze een leeg klaslokaal hadden gevonden, zaten ze rustig tegenover elkaar. Lidy nam de man eens goed op. Hij maakte een oprechte en open indruk. Donkerblauwe ogen die haar onderzoekend aankeken. Ze kuchte even. "U bent dus alleenstaande vader?"

"Ja, na de dood van mijn vrouw had ik mijn handen vol aan mijn werk en de zorg voor Patrick. Vooral dat laatste was niet gemakkelijk. Bij een kind van die leeftijd laat het verlies van de moeder diepe wonden na. Ik heb nooit de puf gehad om aan een nieuwe relatie te beginnen en eerlijk gezegd had ik daar ook geen behoefte aan."

Ze knikte. "Ik ben kinderarts en kan me dat alles levendig voorstellen. Waar ik met u over praten wilde, betreft mijn zoontje Andy. Hij is de laatste weken erg overstuur en uiteindelijk heeft hij opgebiecht dat hij op school wordt gepest. Door uw zoon Patrick."

Het detail van het bedplassen, verzweeg ze. Als de vader dit aan zijn zoon zou vertellen, was de ellende voor Andy niet meer te overzien.

Willem Bosmans sprong niet in de verdediging zoals ze had verwacht. Hij keek haar verbaasd en geschokt aan. "Dat is vreemd," zei hij. "Wat vind ik dat vervelend. Ziet u, mijn zoon…" Hij zocht naar woorden. "De reden dat ik mijn zoon naar een andere school heb gestuurd is, dat Patrick zelf werd gepest op zijn oude school. En niet zo'n beetje ook! Nu wil hij blijkbaar niet dat hetzelfde hem weer overkomt en slaat daarom maar van te voren om zich heen."

Dit was zo onverwacht voor Lidy dat ze even niet wist hoe ze moest reageren.

"U moet niet al te slecht over mijn zoon denken," ging Willem door. "Het is heus een lieve jongen, eigenlijk te zacht, maar hij kon niet omgaan met het verlies van zijn moeder. Hij ontwikkelde teruggetrokken gedrag en tics. We zijn met hem naar een kinderarts geweest, een collega van u dus. Die verwees ons naar een kinderpsycholoog en daar heeft Patrick een aantal keren mee gepraat. Dat heeft wel goed geholpen, de tics zijn een stuk minder geworden. Op zijn school was het kwaad al geschied, hij werd uitgescholden voor halvegare en ze sloegen een keer zijn bril kapot. Toen hij keer op keer huilend thuiskwam, heb ik de knoop doorgehakt en hem van die school afgehaald. Nu doet dus hij hetzelfde bij uw zoon, hij pest Andy?"

Ze knikte. "Hij zegt dat Andy's naam een schoonmaakmiddel is. We hebben onze zoon Andy genoemd, gewoon omdat we het een leuke naam vonden. Een Engelse naam."

"Net zoals Patrick een Ierse naam is."

Ze keken elkaar aan. "Dit moet absoluut anders kunnen," zei Patricks vader. "Volgens mij heeft Patrick nog helemaal geen aansluiting in zijn nieuwe klas en hunkert hij naar een vriendje. Als u met uw zoon nu eens bij ons op bezoek kwam? Dan proberen we op een volwassen manier met die jongens te praten. Ze zijn oud genoeg om dingen te begrijpen."

Ze knikte, maar zei: "Dat lijkt mij in principe een goed plan, maar laten we het dan anders doen. Komt u met Patrick een middag bij ons. Dan is Andy op eigen terrein en voelt zich veiliger. Dat lijkt mij niet meer dan billijk. Volgende zaterdag misschien?"

Hij haalde zijn agenda tevoorschijn. "De volgende zaterdag kan ik niet, dan moet ik werken. Eens kijken… Kunt u het weekend daarop?"

Ze vonden een datum die hen beiden schikte.

"Hopelijk is het weer dan nog mooi," zei Lidy. "We hebben een heerlijke tuin waarin de kinderen hun gang kunnen gaan. Onze tuinman heeft onlangs een boomhut getimmerd, echt iets voor jongens om hun fantasie in uit te leven."

"En echte boomhut! Wat geweldig. Dat zal Patrick fantastisch vinden, zelf wonen wij in een flat." Zijn gezicht klaarde op bij het idee van een boomhut, heel even leek hij zelf nog een kleine jongen, popelend van verlangen om met zijn vriendjes avonturen te beleven. "Het duurt nog even, maar ik zal intussen vast met Patrick praten," zei hij terwijl ze opstonden. "Hopelijk ziet hij in hoe verkeerd zijn gedrag is." Ze namen afscheid, Lidy met een opgelucht gevoel.



Op Schiphol was het die vrijdag zoals altijd een drukte van belang. Alex laveerde behendig tussen de komende en gaande auto's door en vond na enig zoeken op het uitgestrekte parkeerterrein nog een plaatsje.

De auto stroomde leeg. Andy en Steffie stonden klaar om mee te helpen met het dragen van de vele koffers en tassen van tante Rosy.

"Kijk eens," wees Alex en legde een hand op de schouder van Andy. "Daar staan allemaal bagagekarretjes, zie je wel? Kun jij daar eentje van halen? Je moet die twee bovenste handgrepen heel stevig tegen elkaar aanknijpen, anders staan ze meteen op de rem. Probeer eens of jij dat kunt? Maar goed uitkijken!"

De jongen knikte manhaftig en rende weg.

"Kinderen," zei Rosy, waarmee ze zowel Andy en Steffie als haar neef Alex en Lidy bedoelde. "Kinderen, ik zal jullie missen! Maar ik verheug me er ook op om weer naar mijn oude Zuid-Afrika te gaan. En zo'n heel erg, klein baby'tje, och, dat is zo lief!"

"Wij zullen jou ook missen, tantetje," zei Lidy, terwijl ze Rosy warm omhelsde. "Hartelijk dank voor al je goede zorgen en ook voor je inspanning om Mary in te werken."

"Dat gaat vast hartstikke goed, daar heb ik alle vertrouwen in," zei Rosy tevreden.

Mary was de afgelopen dagen al dagelijks in Huize Van de Poel geweest om mee te draaien met alle huiselijke werkzaamheden. Vanavond zouden zij en Sangeeta hun intrek nemen en dan was er het weekend, zodat iedereen rustig kon wennen aan de nieuwe situatie. 

Andy kwam met het bagagekarretje, licht hijgend, want onderweg was het ding toch een paar keer op de rem geschoten.

"Goed gedaan, knul," zei Alex waarderend en begon de koffers op te stapelen. Helemaal bovenop kwam nog een grote, leren tas, de handbagage. Het karretje bood een indrukwekkende aanblik.

"Het is maar goed dat je in Johannesburg afgehaald wordt!" lachte Lidy. "Je zou geen handen genoeg hebben om dit allemaal te dragen!"

Ze brachten haar tot de incheckbalies en namen afscheid. Tante Rosy werd uitvoerig omhelsd. "Lieverd, ik ga de wereld niet uit," troostte ze Steffie die zowaar tranen in de ogen had.

"Je komt toch wel terug, tante?" vroeg het meisje. "Ook als je verliefd wordt op een mooie, grote Zoeloe?"

"Als dat gebeurt, neem ik hem mee!" lachte Rosy. "Kom, ga nu maar gauw, jullie allemaal! Ik sta voorlopig nog wel in de rij!"

Ze draaiden zich om en liepen weg.



Petra was het hele weekend al uit haar gewone doen en naarmate de zondag vorderde, nam haar onrust toe. Ze had verwacht iets van Gert te zullen horen, een telefoontje of op zijn minst een sms'je, maar al dagenlang kwam er geen bericht.

Haar wangen gloeiden nog als ze aan die avond dacht. Die avond, waarop Gert mee was gegaan naar haar flat! Nerveus, maar toch met een blij gevoel van verwachting had ze haar voordeur van het slot gedraaid en hem in haar heiligdom uitgenodigd. Hij wilde zien waar zij woonde en Petra stond klaar om hem rond te leiden.

Ze was best een beetje trots op haar niet erg grote, maar smaakvol ingerichte flat. Haar woonkamer, die ze in de loop der jaren helemaal naar eigen inzicht had ingericht, daar hield ze het meest van. 

Eenmaal binnengekomen had Gert geen enkele belangstelling voor haar woninkje. Hij gooide zijn jas over een stoel, nam haar in de armen en trok haar op de bank. Petra had in gedachten al heel wat met hem afgevrijd, maar ineens was de werkelijkheid niet zo romantisch. Zijn handen waren overal tegelijk op haar lichaam en zijn tong drong zich zo onstuimig in haar mond naar binnen dat ze naar adem snakte. Al wilde zij ook met elke vezel van haar lichaam, en al besefte ze heel goed wat ze wilde, ze had het zich toch anders voorgesteld. Voorzichtiger, tederder, meer een behoedzaam elkaar ontdekken. Niet alles in één keer.

Toen Gert hijgend begon over de slaapkamer ging er in Petra's hoofd ineens een alarmbel rinkelen. Ineens wist zij heel zeker dat ze dit niet wilde, ook al was ze nog zo verliefd.

Ze onttrok zich aan zijn greep, liet zich van de bank glijden en stond op. "Sorry, Gert," zei ze, terwijl ze haar kleren rechttrok. "Dit gaat me even te vlug. Ik ben hier nog niet aan toe." Ze zag de verbijstering in zijn blik. "Sorry," zei ze nogmaals. "Het spijt me."

Gert stond op, pakte zijn jas op terwijl hij haar aan bleef kijken en verliet toen zonder een woord te zeggen haar flat.

Nu had ze natuurlijk spijt en vroeg zich af of ze niet vreselijk stom was geweest. Ze was toch verliefd op hem, dat leed geen twijfel. Waarom gedroeg ze zich dan als een groentje? Gert was een internationaal bekend wetenschapper, een man van de wereld, en het was toch geen wonder dat hij haar als een volwaardige vrouw behandelde?

Petra vond zichzelf een vreselijke oen, er was geen ander woord voor. Wat moest ze nu? De hele vrije zaterdag liep ze rond met een hoofd dat pijn deed van die voortdurend malende gedachten. Meermalen stond ze op het punt Gert te bellen of een sms'je te sturen, maar dat durfde ze gewoonweg niet. Hoe moest ze dit nu aanpakken?

Tenslotte, halverwege de zondagmorgen, ging ze achter haar opklapbare bureautje zitten, nog in ochtendjas. Moeilijke zaken kon je toch het beste op papier uitleggen, vond ze zelf altijd. Petra was er nooit erg goed in geweest om haar gevoelens te verwoorden - Gert als gestudeerd man kon dat ongetwijfeld beter - maar nu ging ze het toch proberen. Ze schroefde haar ouderwetse vulpen open, die nog van haar vader was geweest, en ging aan de slag.

Na vier kladversies was ze eindelijk tevreden over het resultaat.

Hier stond, in eenvoudige taal die recht uit haar hart kwam, wat ze voor deze aantrekkelijke man voelde, hoe hij haar hart had veroverd en dat ze dag en nacht aan hem dacht. Op onopgesmukte wijze beschreef ze haar gevoelens voor hem. Haar verlangen naar hem en haar bewondering omdat hij zo getalenteerd was. Ze vroeg zich af hoe dat moest met hen als hij naar Caïro zou gaan. Want dat hij van zijn kant blijk had gegeven van gevoelens voor haar, daarvan was ze overtuigd. Ze verontschuldigde zich voor haar afwijzing en voerde als excuus aan dat ze overrompeld was geweest door de kracht van zijn verlangen. Hetgeen trouwens de waarheid was.

Ze schreef de brief over in het net, las hem nog eenmaal door, vouwde hem in een envelop, schreef het adres op de buitenkant en likte hem dicht. Postzegel erop, en ze ging hem posten, nu meteen!

Daarna ging ze naar de sportschool die ze de laatste weken schromelijk verwaarloosd had.



De kinderen hadden vol spanning gewacht op het moment dat Mary en Sangeeta hun intrek zouden nemen. In de afgelopen dagen waren ze al vertrouwd geraakt met de nieuwe tijdelijke gezinsleden en Sangeeta en Steffie waren goede maatjes geworden. Steffie had het bijgelegd met haar vriendin Melanie en voortdurend zat er nu een giebelende kluit meisjes op het tuinterras. Alle aandacht ging uit naar Sangeeta, die de meisjes razend interessant vonden. Zij had in Suriname gewoond! Ze vertelde van de ruimte en de tuin die ze daar hadden met allerlei vruchtenbomen. Ze hield vooral van de rijpe mango's die je zo van de boom kon eten en waarbij het sap langs je kin en armen droop. Haar moeder maakte daar Indiase chutney van, zei ze, die was heerlijk, maar wel erg pittig.

Mary en Sangeeta hadden allebei een bescheiden koffertje met kleren bij zich, lang niet zoveel als tante Rosy had meegenomen. Toen Mary alles had uitgepakt, kwam ze naar beneden en zette een klein beeldje in de keuken neer, op een richel boven de keukentafel. Het zag er heel merkwaardig uit: het was een rechtopstaande olifant met een dik buikje en een mensenlichaam. Het leek een beetje op een Boeddha, maar het had een kop met een lange, krullende slurf en olifantenoren. Tussen die oren, bovenop, stond een rond soort van kroon.

"Wat is dat nou?" vroeg Steffie verbaasd.

"Dat is Ganesha," legde Sangeeta uit. "Ganesha is een god, hè, mama?"

Mary knikte. "Ganesha is een Hindoe-godheid. Hij helpt bij het verwijderen van hindernissen en hij is de god van de reizigers. Als mensen aan iets nieuws beginnen, helpt Ganesha ze daarbij."

"Dus daarom staat hij hier," begreep Steffie. "Om jou te helpen."

"Ben jij Hindoe?" vroeg Andy. "Zijn alle Surinaamse mensen Hindoe?"

Mary lachte. "Nee," zei ze. "Het is heel ingewikkeld. Net zo ingewikkeld als hier. Mijn Indiase moeder was Hindoe, maar mijn vader was Rooms Katholiek. Bij ons thuis stonden Ganesha en Shiva op een klein altaartje, maar op een andere plek stond een Mariabeeldje. Sangeeta's vader was niet Hindoe, hij was Creools en ook Rooms Katholiek. Hij vond altijd dat ik zo'n mooie naam had." Ze zuchtte. "Hij is nu in Suriname," zei ze. "Zo gaan de dingen, maar hij schrijft en belt nog steeds met Sangeeta, hè?"

"Kom," zei Steffie. "We gaan lekker onze tuin in. We hebben geen mango's, maar wel een boomhut. Mogen we daarin zitten, Andy?"

Ze wist heel goed dat het eigenlijk Andy's boomhut was.

"Vandaag mag het," zei Andy grootmoedig. "Morgen niet. Morgen komt Patrick met zijn vader en dan willen wij in de boomhut spelen."

Hij was al minder nerveus dan in het begin, toen hij hoorde van de afspraak die zijn moeder had gemaakt. Sinds de ouderavond was het gedrag van zijn plaaggeest veranderd. Patrick had niets meer gezegd over zijn naam, het was zelfs alsof hij wat toenadering tot Andy zocht. Zijn vader had vast en zeker met hem gepraat.

Andy had voorgesteld om tegelijk een paar van zijn vriendjes uit te nodigen, maar dat vond Lidy geen goed idee. "Jullie moeten eerst maar gewoon aan elkaar wennen," zei ze. "Ik denk dat er ook iets uit te leggen valt."

Voor haar zoon hoefde dat niet echt, het plagen was over, dus waarom zouden ze het er nog over hebben? Maar ja, grote mensen hadden altijd hun eigen ideeën.



Toen Willem en Patrick op zondagmorgen kwamen, deed Andy, nog steeds wat gespannen, zelf de deur open. De vader van Patrick was een stevig gebouwde niet al te grote man, met donkerblond, wat krullend haar en een vriendelijk gezicht. Hij stak de hand uit. "Dag, Andy," zei hij. "Jij bent toch Andy? Ik ben de vader van Patrick. Je mag best Willem zeggen, dat doet Patrick soms ook."

Patrick grijnsde. "Ha, Andy!"

"Kom binnen," zei Andy en hij deed een stap opzij.

Achter hem was ook Mary op het geluid van de bel afgekomen. "Komt u binnen, meneer," nodigde ze vriendelijk uit. "Zal ik uw jas aannemen? Drinkt u een kopje koffie of hebt u liever thee? Ik zal u even voorgaan naar de woonkamer."

Alsof ze het al jaren had gedaan, hing ze het jack van Willem op, en introduceerde hem bij Lidy en Alex die in de woonkamer zaten te wachten. Toen verdween Mary naar de keuken om de koffie met wat lekkers te verzorgen, hierbij geholpen door Steffie en Sangeeta.

De beide meisjes brachten keurig het serviesgoed en de koffie, melk en suiker naar binnen. En natuurlijk de koekjes, waarbij ze vooral hun best deden om de gebroken stukjes weg te werken.

Patrick en Andy dronken braaf een glaasje frisdrank met de volwassen visite mee, maar het was duidelijk dat beiden popelden om er vandoor te gaan. Patrick was al door zijn vader voorbereid en vroeg van alles over de boomhut, tot Andy slurpend zijn glas leegdronk en zei: "Kom mee, dan zal ik het je laten zien."

Ze liepen de tuin in, die naar Patricks idee gigantisch groot was. "Kijk," wees Andy. "Daar, achter die struiken."

Patricks ogen werden groot. "Gaaf!"

Ze beklommen de houten ladder en keken samen uit over de tuin van tussen het gebladerte.

"Weet je wat," zei Patrick. "We spelen indianendorp. Dan gaan we vissen en jagen en de vrouwen blijven thuis en koken eten."

Dat klonk als een goed plan, en Andy klom, handig als een klein aapje, naar beneden om Steffie en Sangeeta te gaan halen. Vrouwen waren absoluut nodig voor het indianenspel, legde hij uit: "Dan gingen wij jagen en dan kwamen wij thuis en dan hadden jullie gekookt!"

"Wonen indianen in boomhutten?" vroeg zijn zusje kritisch.

Allebei keken ze naar Sangeeta als deskundige. In Suriname woonden tenslotte ook indianen. Sangeeta wist het niet zeker, maar dacht dat het vast wel zou kunnen. Patricks vader wist hoe vrouwen van indianen heetten: squaw.

"Skwó?" vroeg Andy. Wat een raar woord was dat en je schreef het nog gekker!

Even speelden de kinderen met zijn vieren, maar al gauw kreeg Steffie er genoeg van. "Jullie zeggen aldoor wat wij moeten doen en dan ga je zelf lekker tikkertje spelen," klaagde ze. 

"Zo hoort dat," zei Andy wat boos. "Jullie zijn squaw! Indianenvrouwen spelen geen tikkertje."

"Indianen ook niet volgens mij," gaf Steffie bits terug. "Bekijk het maar. Deze squaw gaat lekker muziek draaien op haar kamer. Ga je mee, Sangeeta?"

Zo bleven de beide indianenkrijgers alleen achter. Naast elkaar zaten ze op de dikke tak waar de boomhut tegenaan steunde en bungelden met hun benen boven de grond.

Ineens zei Patrick: "Pesten is stom."

Andy schrok op: "Ja?"

"Ja. Op de Piet Heinschool zaten ze mij altijd te pesten. Ze zeiden…" Patrick slikte. "Ze zeiden dat ik een halvegare was."

"Nou!" zei Andy verontwaardigd. "Dat slaat toch nergens op!"

"Nee. Ik vind pesten vet stom."

"Ik ook," zei Andy uit de grond van zijn hart en dat was dat.

Patrick en Willem werden uitgenodigd om te blijven eten. Lidy had eerst met Mary overlegd of dat niet een te grote belasting voor haar zou zijn; tenslotte was ze nog bezig om met de keuken vertrouwd te raken, maar Mary straalde bij het idee van nog twee eters erbij. Hoe meer, hoe liever, vond ze. Al die maanden dat ze die kleine potjes had moeten koken voor Sangeeta en haar alleen, dat vond ze maar niks.

Zo schaarde zich een groot gezelschap rond de tafel die avond: Lidy en Alex, Andy en Steffie, Patrick en Willem, en Sangeeta en Mary. Acht mensen, de eetkamer was vol! Geweldig, vond Mary. Heerlijke en onbekende geuren kwamen uit de keuken.

Sangeeta likte zich al om de lippen. "Ik ga mama helpen met opdienen," riep ze en liet zich van haar stoel glijden.

Steffie volgde haar voorbeeld. "Wat eten we?" vroeg deze nieuwsgierig.

"Basmatirijst met kousenband, mmm!" zei Sangeeta.

De gezichten van de andere kinderen waren een studie waard.

Willem schoot onwillekeurig in de lach. "Dat is geen echte kousenband," legde hij uit. "Het is een soort Surinaamse groente en het smaakt vast heerlijk. De geur is al verrukkelijk!"

Hij bleek gelijk te hebben en ondanks al de nieuwe en onbekende specerijen liet iedereen het zich goed smaken.

"Je bent een voortreffelijke kokkin, Mary," zei Willem genietend. "Volgens mij zou je een restaurantje kunnen openen. Dat zou beslist een succes zijn!"

Mary nam het compliment blozend in ontvangst, maar Alex zei haastig: "Voorlopig blijft ze hier, niet, Mary? Wij hebben je nodig!"



Lidy had al enige tijd het gevoel dat Petra niet met haar gedachten bij haar werk was, maar vandaag vond ze dat het tijd werd om er over te praten.

Die morgen was er op het spreekuur een kleine peuter gekomen, Johnnie Huurmans. Lidy kende hem al vanaf de geboorte en hij was nu ruim drie jaar. Het anders zo vrolijke kereltje kwam ditmaal krijsend binnen. Hij had de hele nacht liggen huilen, vertelde de moeder, en gelukkig hadden ze die morgen als eerste op het spreekuur mogen komen.

Een half uur voor het spreekuur begon was de moeder met het jongetje al aanwezig en Petra had ze opgevangen en geprobeerd alvast de temperatuur van het kleine patiëntje op te nemen, maar het was onmogelijk geweest om de oorthermometer in te brengen. Bij de minste aanraking van het oortje begon Johnnie te krijsen en om zich heen te slaan.

Dokter Lidy onderzocht het kind uiterst voorzichtig en bevestigde Petra's vermoedens. Het kind had een behoorlijke middenoorontsteking. Ze vroeg hoelang het manneke al ziek was. Dat bleek al twee dagen te zijn. In het begin had de moeder gemeend dat het een gewone verkoudheid was die wel over zou gaan, maar de pijn was kennelijk steeds erger geworden.

"Door de ontsteking ontstaat er druk achter het trommelvlies en dat veroorzaakt die pijn," legde Lidy uit. "Op een gegeven moment kunnen er zelfs kleine scheurtjes in de trommelvliesjes ontstaan. Dan kan de pus weglopen en zakt de pijn af. Tegenwoordig zijn we wat terughoudend met het geven van antibiotica, omdat we willen voorkomen dat ziekteverwekkers resistent worden. Daarom gaan we dit eerst bestrijden met een oud huismiddeltje, namelijk een omslag met uien." Ze legde uit hoe de moeder dit zou kunnen doen. "Hopelijk werkt dit verzachtend," vervolgde ze. "Daarnaast zal ik tegen de pijn wat kinderparacetamol voorschrijven. Johnnie moet vooral veel drinken. Mocht er morgenvroeg nog geen verbetering zijn opgetreden, bel dan meteen naar de praktijk. Dan verwijs ik u naar het St. Joseph-kinderziekenhuis, naar de KNO-specialist." Ze gaf de moeder een bemoedigend knikje. "Hopelijk knapt Johnnie gauw op. Het is vreselijk voor een moeder om haar kleintje zo'n pijn te zien lijden!"

Toen Lidy aan het eind van de morgen tegen Petra opmerkte hoe moeilijk ze het altijd vond om een moeder met zo'n huilend jongetje weer naar huis te sturen – de meeste ouders verwachtten toch een wondermiddel dat hun kind als bij toverslag van alle kwalen zou verlossen – keek haar assistente haar wezenloos aan. "Huilend jongetje?" zei ze.

"Johnnie Huurmans, middenoorontsteking," herinnerde de kinderarts haar.

Petra moest een eeuwigheid nadenken, leek het wel.

"Petra, wat heb jij toch?" vroeg nu ook Corine verwonderd.

"Ach," zei Petra. "Gewoon, niets bijzonders. Ik ga maar naar de sportschool vanavond."

Dat was natuurlijk geen echt antwoord, maar daar moesten ze het voorlopig mee doen. Petra liet verder niets los.

Het was al een halve week geleden dat ze de bewuste brief had verstuurd en nog steeds had Gert niets van zich laten horen. Ze voelde zich met de dag rustelozer en wanhopiger worden.

Toen ze na het werk inderdaad de sportschool wilde binnengaan, kwam er echter een vrouw naar buiten die een snaar in haar raakte. 

Ze had haar vaker gezien en zelfs wel met haar gepraat, maar het blonde, golvende haar en de hoekige kaaklijn deden haar nu aan iemand denken die de laatste weken haar gedachten had beheerst.

Hoe heette die vrouw nu toch, was het niet Wilma… Ja, Wilma, natuurlijk! Petra bleef zo plotseling staan dat de jongeman achter haar tegen haar opbotste, maar ze lette er niet op. "Wilma!" riep ze uit, "Wilma, wacht even!"

De vrouw draaide zich om, maar liep langzaam door.

"Jij bent toch Wilma Roest?" vroeg Petra, een beetje ademloos. "We hebben wel eens met elkaar gesproken. Ben jij familie van Gert Roest?"

Wilma reageerde wat afstandelijk. "Ja," zei ze. "Dat is mijn kleine broertje. Een beetje een zorgenkindje, vrees ik."

"Nou, klein broertje!" bracht Petra onmiddellijk verontwaardigd uit. "Hij is toevallig wel een internationaal bekend wetenschapper."

Nu bleef de vrouw staan. "Oh nee," zei ze.

"Wat bedoel je?" Petra werd nu echt ongerust. "Er is toch niets met hem? Of is hij al naar Caïro vertrokken, nee toch?"

"Caïro…" zei Wilma. "Wacht eens, ben jij soms Petra? Heb jij hem onlangs een brief geschreven?"

"Ja," zei Petra verwonderd. "Hoe weet jij dat?"

"Jouw brief is nummer 47 in zijn klapper," zei Wilma droogjes. Ze zag hoe Petra wit wegtrok. "Kom mee," ging ze door en pakte Petra bij de pols. "Daar bij die vijver staat een bankje. Ik denk dat wij even rustig praten moeten."

Het duizelde Petra van wat ze hoorde. Op vlakke, berustende toon vertelde Wilma over haar broer Gert. Dat hij met hangen en wurgen de havo had gehaald. Dat hij intelligent genoeg was, maar die intelligentie verkeerd aanwendde. Dat hij helemaal geen archeoloog was, maar zijn uitkering aanvulde met allerlei los-vaste baantjes bij een uitzendbureau.

"Maar hij is net benoemd tot hoogleraar in Caïro!" zei Petra. Ze kon het nog niet bevatten.

"Caïro?" herhaalde Wilma weer, met lachtrekken om haar mondhoeken. "Voor zover ik weet, is hij nooit verder geweest dan Valkenburg of Cadzand!"

"Ik geloof het niet!" zei Petra opstandig. "Hij heeft toch zo'n prachtig oud herenhuis? Ik heb hem zelf naar binnen zien gaan! Dat kun je toch niet betalen van een uitzendbaantje!"

"Dat prachtige, oude herenhuis? Daar huurt hij een kamer in het souterrain. Het is er klein, donker en vochtig. Arme meid, je bent er echt met open ogen ingetuind."

Petra keek haar met afgrijzen aan. Op dat ogenblik haatte ze deze Wilma. Net als zo vaak gebeurt, moest ook in dit geval de boodschapper van het slechte nieuws het ontgelden.

Wilma zag dat ze nog steeds twijfelde aan haar woorden. "Jouw brief," zei ze overredend. "De brief die jij ondertekende met 'jouw eigen Petra'…"

Petra huiverde.

"Gert heeft een klapper met liefdesbrieven. Vrouwen vallen op hem, hij heeft een leuke, jolige kop en een vlotte babbel. In het verleden is hij al straaljagerpiloot geweest en hersenchirurg, om maar een paar te noemen. Nu dus archeoloog. Allemaal in zijn verbeelding. Hij liet mij jouw brief zien – nummer 47 dus – omdat hij het handschrift zo mooi vond en omdat het nog met vulpen geschreven was. Een bijzonder exemplaar, zei hij."

Petra voelde zich plotseling misselijk worden. "Ik geloof dat ik ga overgeven," zei ze zwakjes, strompelde naar de kant van de vijver en voegde de daad bij het woord. 

Ineens was daar Wilma, die met een koele hand haar voorhoofd ondersteunde. "Och, meid, toch," zei ze en er was een zachte klank in haar stem. "Ik wist niet dat je het zo serieus opnam."

Haar medelijden werkte averechts; een nieuwe golf van misselijkheid kwam opzetten.

Toen Petra eindelijk haar maag had leeg gespuugd, zat ze uitgeput op het bankje naast Wilma. "Ik wil mijn brief terug," zei ze ineens.

Wilma keek haar aan. "Dat snap ik, maar dat zal niet meevallen. Dat zijn zijn trofeeën!"

Nu werd Petra ontzettend kwaad. "Je klinkt alsof je dit allemaal heel normaal vindt! Die kerel is gek!"

De vrouw naast haar haalde in berusting haar schouders op. "Dat gaat zijn hele leven al zo. De toestanden die we met hem al hebben beleefd… Paps en mams zijn ook ten einde raad. We zijn allemaal bang dat hij nog eens echt het criminele pad op gaat. Tot dusver blijft het bij vrouwen veroveren en sterke verhalen vertellen."

Petra stond op en pakte haar sporttas. "De sportschool sla ik vandaag maar over. Dag, Wilma. Bedankt voor de toelichting."

Het 'graag gedaan' bestierf Wilma op de lippen. In plaats daarvan zei ze: "Sterkte, meid."



Het duurde niet lang of Mary voelde zich volkomen op haar plaats in het gezin Van de Poel. Zij bestierde het huishouden alsof ze het al jaren had gedaan en bereidde met veel plezier de heerlijkste gerechten. Andy en Steffie hadden een nieuw spel bedacht: raden wat er op tafel kwam. De exotische geuren varieerden van dag tot dag. Zelfs als ze in de pannen keken die stonden te pruttelen, wisten ze vaak nog niet wat de inhoud was.

Ze proefden nieuwe groenten en vruchten, leerden bakkeljauw en kip masala kennen en smulden van oker.

Sangeeta, die haar moeder graag in de keuken hielp, legde van alles uit. Dit was typisch Surinaams en dat behoorde tot de Indiase traditie.

Mary deed allerlei mysterieuze dingen die de kinderen fascineerden. Soms vlocht ze van rietbladeren een bakje dat ze dan gevuld met bloemetjes voor het Ganesha-beeldje neerzette. "Omdat hij mij helpt met opruimen."

"Opruimen?" vroeg Steffie en keek rond in de vlekkeloze keuken.

"Niet de afwas," legde Mary uit. "Niet dat soort dingen. Andere dingen, in je hoofd." Ze legde een hand op haar achterhoofd. "Muizenissen."

Een keer kwam Steffie in paniek naar beneden rennen. "Mary, Mary! Kom gauw! Er zit een hele grote spin in mijn kamer, een monster! Help!"

Mary legde de pollepel neer, greep een zachte keukenhanddoek en repte zich naar boven, gevolgd door Steffie, Andy en Sangeeta.

"Daar!" wees Steffie. Op het behang naast het raam zat inderdaad een grote, dikke kruisspin. 

Mary klom op een krukje, legde uiterst voorzichtig de doek over het dier en vouwde de punten naar binnen. Ze liep ermee naar buiten en wapperde de spin op een grote struik, waar hij volop gelegenheid had om een mooi web te maken.

Steffie en Andy keken met verbazing toe.

"Maak je hem niet dood?" vroeg Andy, ietwat overbodig.

"Spinnen zijn nuttig," zei Mary.

"Deze is familie van Anansi, niet, mama?" vroeg Sangeeta.

"Oh ja, zeker," antwoordde Mary. "Spinnen zijn allemaal familie van Anansi."

"Anansi?"

"Kom mee naar de keuken, kinderen," zei Mary. "Dan maak ik het beslag verder af en intussen vertel ik van de spin Anansi."

De kinderen volgden haar op de voet. Ze waren dol op de verhalen van Mary.

"De spin Anansi was er al heel, heel lang geleden," vertelde Mary, terwijl ze met trefzekere bewegingen het beslag in de kom rond schepte. "Anansi spon een hele lange draad tussen de hemel en de aarde en langs die draad bracht hij de verhalen naar de aarde. Dat was in Afrika.”

“Onze meester heeft verteld dat de eerste mensen in Afrika woonden. De oudste vrouw die ze vonden, hebben ze Lucy genoemd," zei Steffie wijs.

"Nou, zie je, dat klopt. De eerste spin was Anansi en die bracht de verhalen naar de eerste mensen. En de mensen die later naar Suriname werden gebracht – dat waren de zwarte slaven – die namen die verhalen mee en zo kwamen ze in dat deel van de wereld."

"Anansi was heel slim. Hij was ook een beetje lui en hij was niet sterk, maar hij was alle dieren te slim af," ging Sangeeta door.

"Weet je wat," bedacht Steffie ineens. "Jij kunt op school wel een spreekbeurt houden over die spin Anansi! Je weet er vast een heleboel van en je kunt Mary vragen om te helpen!"

Dat leek iedereen een goed idee, alleen Sangeeta wist niet of ze wel durfde.

"Natuurlijk durf je dat," ijverde Steffie. "Je moet vast en zeker een keer een spreekbeurt houden en als het is over iets waar je veel van af weet, dan ben je ook minder zenuwachtig. Je kunt ook praten over Surinaams eten!"

"Kom," zei Mary. "Maak even wat ruimte, kinderen! Het beslag gaat in de vorm en dan zet ik het in de oven en die is heel heet! Dus kijk uit dat niemand zich brandt aan de deur."



Op de avond dat het koor bijeen zou komen, was Petra het liefst in bed gekropen met het dekbed over haar hoofd getrokken. Ze dacht niet dat ze zich ooit zo miserabel had gevoeld. Wat moest ze zeggen tegen Gert, hoe kon ze hem onder ogen komen?

Toen won haar woede het van haar verdriet en schaamtegevoel. Wie moest zich hier nu eigenlijk schamen, zij toch zeker niet? Ze snakte ernaar hem de waarheid te zeggen! afgezien van alles: zij wilde gewoon haar brief terug.

Toen ze weer op haar gewone plekje tussen de alten stond, keurde ze Gert eerst geen blik waardig. Ze had een vage hoop gehad dat hij er niet zou zijn, maar hij was er wel. Zijn houding was wat afwachtend, alsof hij niet goed wist waar hij aan toe was. Nu, daar zou hij gauw achterkomen!

In de pauze liep ze recht naar hem toe. Net zoals ze de vorige kooravonden zijn gezelschap had opgezocht, maar nu in een heel andere stemming.

Hij glimlachte toen hij haar zag, maar haar blik bleef ijskoud. Zonder inleiding zei ze: "Ik wil mijn brief terug."

Zijn glimlach verdween. Op even directe toon antwoordde hij: "Dat kun je vergeten."

Ineens werd ze razend. Wat had ze ooit in deze kwal gezien? "Jij met je tragische relatie, je jong gestorven dochtertje en je hoogleraarschap," beet ze hem toe. "Wat ben jij een ongelofelijk waardeloos individu! Een kneus ben je, een zielig mannetje!"

Even leek het alsof hij haar te lijf wilde gaan, maar hij bedacht zich. "Die brief heb je mij gestuurd," zei hij koeltjes. "Dat is mijn wettig eigendom. Wie heeft jou trouwens al die verzinsels over mij verteld, als ik vragen mag?"

"Dat gaat jou helemaal niets aan! Welk recht heb jij om mijn brief te houden? Je hebt met valse voorwendsels geprobeerd mij te verleiden!" Ze merkte hoe om haar heen andere koorleden stonden te luisteren, maar het kon haar niets schelen. Petra was door het dolle heen. "Wat wil je trouwens met die brief doen?"

"Och," kwam hij tartend. "Misschien ga ik nog eens mijn memoires schrijven. Dan wordt jouw brief bijlage 47 bij het hoofdstuk: ‘Vrouwen Die Mij Wilden’."

Ik moet hier weg, dacht ze ineens. Als ik nog langer naar hem luister, ga ik subiet weer overgeven. Ze draaide zich om, liep naar de garderobe en vertrok zonder nog een woord te zeggen.



"Mama, mama!" riep Andy op zaterdagmorgen.

Lidy en Alex zaten aan de ontbijttafel te genieten van een uitgebreid ontbijt met het gezin.

"Mama, kijk eens, een brief met hele mooie postzegels!"

Een grote, dikke luchtpostenvelop zat tussen de stapel die hij uit de brievenbus had gehaald. Een lange rij prachtige postzegels sierde de buitenkant, met leeuwen, olifanten en exotische bloemen.

'Posseel' stond erop en 'Suid-Afrika'.

"Van tante Rosy!" zei Alex opgewonden en ritste de envelop open met een ontbijtmes.

Er kwam een dikke brief uit en toen hij die openvouwde, gleden er foto's op de grond. Lidy raapte ze op en legde ze op tafel. Het waren kiekjes van tante Rosy, haar nichtje, en vooral: van een ongelofelijk klein, rood koppetje, gehuld in een roze dekentje. Een pasgeboren baby'tje, nog maar een paar uren oud.

"Oooh!" riepen Lidy, Steffie en Sangeeta eenstemmig.

Mary, die het vanuit de keuken hoorde, kwam ook kijken. "Oh, wat een schatje!"

"Hm," vond Andy kritisch. "Ik vind het net een klein aapje."

"Zo zien pasgeboren kindjes eruit," zei Lidy en drukte hem even tegen zich aan. "Jij zag er net zo uit toen jij heel klein was!"

Andy trok een gezicht alsof hij dat niet geloofde en wijdde zijn aandacht verder aan de envelop met fraaie postzegels.

"Luister eens!" Alex las voor. "Ons kleine schatje is vanmorgen geboren om negen uur plaatselijke tijd. Het is een meisje en raad eens? Ze heet Lily Rosemary en Kimberley noemt haar Rosy. Ze zegt dat ze dat de mooiste naam vindt. Haar eigen moeder heette Lily, maar die is gestorven toen ze nog heel klein was. Jullie begrijpen hoe trots ik ben!"

"Wat vind ik dat leuk voor onze Rosy! Dat is echt geweldig nieuws!" zei Lidy enthousiast. Rosy had nooit veel losgelaten over de kinderloosheid van haar huwelijk, maar haar blijdschap en trots over het vernoemd zijn spraken boekdelen.

"Kom," zei Alex. "Laten we de bootspullen klaarzetten. Steffie, Andy en Sangeeta, pakken jullie je eigen zwemgoed in? En misschien een trui of vest voor als het vanavond frisjes wordt. Lidy, vergeet de zonnebrandolie niet! Patrick zal zo wel gebracht worden."

Na alle druilerige nattigheid van de afgelopen dagen was de lucht nu stralend en het zou een uitgelezen zeilweertje worden. Alex en Lidy hadden een middag op het Naardermeer gepland en ook Patrick was uitgenodigd. Nu de lucht tussen hem en Andy eenmaal was opgeklaard, bleek dat ze uitstekend met elkaar overweg konden.

Mary en Lidy zorgden ervoor dat er een goedgevulde picknickmand klaarstond. Uiteraard was Willem ook gevraagd om mee te gaan, maar die had gezegd dat hij persoonlijk liever wat achterstallig leeswerk wilde doen om zijn vakliteratuur bij te houden.

"Dat kan ik me voorstellen," had Alex joviaal gezegd. "Maak je over Patrick geen zorgen. Dan breng ik hem vanavond wel weer terug, wordt hij keurig voor jouw deur afgeleverd!"

Willem stond er op om zijn zoon zelf weer mee te nemen. Hij zei dat het hem heerlijk leek om zich op het tuinterras te installeren met zijn laptop en vaktijdschriften om hem heen. "Als ik Mary daarmee niet belast," voegde hij er bescheiden aan toe.

Mary had daar totaal geen bezwaar tegen gehad en had beloofd hem van koffie of thee te voorzien. "En dan blijft u waarschijnlijk ook weer eten met de familie?" vroeg ze hoopvol.

"Nou, graag!" antwoordde Willem. "Maar alsjeblieft, Mary, noem mij toch Willem. Zo heet ik tenslotte! Als je 'u' blijft zeggen, ga ik jou voor straf mevrouw Sorgdrager noemen!"

Daar moest Mary vreselijk om lachen en ze had voorzichtig geoefend: eerst met meneer Willem, en toen met 'Willem'.


Toen de auto was volgeladen met alle kinderen en alle kleren, handdoeken en proviand draaide Alex behendig de oprit af en reed weg, een fijne zeilmiddag tegemoet.

Lidy kon er echter niet volop van genieten zoals anders. Haar gedachten waren bij haar assistente. Wat was er toch met Petra aan de hand? Sinds zij met Irene bij dat koor was gegaan, was er iets gebeurd dat haar helemaal in beslag nam, meer dan goed was voor haar werk. Eerst was ze zo uitgelaten blij geweest dat je onwillekeurig zou denken dat ze verliefd was. Daarna was dat omgeslagen in somberheid. Tot overmaat van ramp scheen de verhouding met haar vriendin Irene verstoord te zijn, want die kwam haar niet meer van het werk afhalen zoals ze anders regelmatig deed.

Lidy wilde maar dat Petra er gewoon over zou praten, want haar assistente was een leuke meid en haar welzijn ging Lidy ter harte. Elke toespeling werd door Petra rigoureus afgekapt. Er was niets aan de hand, ze was gewoon wat moe. Of ze had wat hoofdpijn. Of beide. Lidy zuchtte. Er zat niets anders op dan te wachten tot Petra uit zichzelf vertelde wat haar op het hart lag.

Alex en de kinderen vermaakten zich uitstekend. Tevreden zag Alex toe hoe Steffie en vooral Patrick op een ondiep gedeelte van het meer Sangeeta zwemlessen gaven. Eigenlijk zwom ze al heel aardig, maar ze voelde zich nog steeds niet helemaal zeker in het water. Andy had hier geen geduld voor, die ging intussen duiken naar grote vissen, zei hij. Of misschien vond hij wel een gezonken schat!

Alex bekeek het tafereeltje en sloeg een arm om Lidy heen. "Kinderen zijn heerlijk!" zei hij en knipperde tegen het zonlicht. "Al zijn het ook niet mijn eigen."

"Dat maakt niets uit," vond Lidy. "Kinderen zijn inderdaad heerlijk, tenminste op zo'n mooie dag als deze."

Hoe zou het zijn als Steffie haar eerste verliefdheid had of als Andy ging puberen? vroeg ze zich in stilte af. Dan zou ze zich nog meer zorgen maken dan nu om Petra.

Intussen had Willem een half uurtje op het tuinterras gezeten met zijn vakliteratuur voor zich, maar hij kon zich niet concentreren. Tenslotte nam hij een besluit, stond op en liep de keuken binnen, waar Mary bezig was. Ze keek op toen hij binnenkwam en hij zag hoe het zonlicht door het keukenraam op haar gezicht viel en op haar dikke, glanzende, zwarte haar, dat ze in een losse vlecht op haar rug had samengebonden.

"Dag, Willem," zei ze bedeesd, maar haar ogen straalden.

"Kan ik misschien met iets helpen?" vroeg hij aarzelend. "Ik ben nu al de tweede keer uitgenodigd om met Patrick te blijven eten en ik zou graag wat willen doen, groente schoonmaken of iets snijden."

"Oh, eh, Willem!" zei Mary verlegen. "Dat is geen mannenwerk toch? Dat doen mannen niet?"

"Hoe kom je nu op dat idee?" vroeg Willem op zijn beurt verbaasd.

"Sinds mijn vrouw is overleden, dat is nu bijna vijf jaar geleden,  doe ik het huishouden voor mijn zoon en mij. Ik wil niet beweren dat ik elke dag even uitgebreid kook, daarvoor is mijn baan te druk, maar ik kan het prima, hoor!" Hij keek naar de ingrediënten die klaarlagen en voegde eraan toe: "En trouwens, alle beroemde chefkoks zijn toch man? Wat heb je hier allemaal liggen, Mary, wat ga je maken vandaag?"

Mary keerde zich naar het aanrecht om uitleg te geven, maar kon niet nalaten om toch even op te merken: "Maar als die chefkoks thuiskomen, dan wed ik dat hun vrouw kookt!"

"Nou, nou," zei Willem lachend. "Volgens mij heb jij een hoop sombere ideeën over mannen die nodig moeten worden bijgesteld!"

Toen Alex en Lidy en de kinderen gebruind en hier en daar wat verbrand van de zeilmiddag terugkamen, vonden ze Willem en Mary tegenover elkaar aan de keukentafel, in druk gesprek verwikkeld. Lidy, die als eerste de keuken binnenkwam, had even het gevoel alsof ze stoorde.

"Papa!" riep Patrick en stormde naar voren. "Ik mocht het roer vasthouden! Zeilen is vet gaaf!"

"Echt?" zei Willem verbaasd. "Mocht jij het roer vasthouden? Kerel, ik ben trots op je!"

Sangeeta liep naar haar moeder toe en vertelde stralend dat ze al heel veel alleen had gezwommen, en ook in het diepe, zei ze.

"Kom hier, meid," zei Mary en gaf haar een knuffel. "Je bent geweldig, meid. Ga je me helpen met tafel dekken?"

"Niets daarvan," besliste Willem. "Tafeldekken doe ik. Jullie zijn vast moe van al dat zwemmen en zeilen. Laat mij maar begaan, Mary vertelt wel waar de borden en het bestek liggen."



Petra voelde zich dat weekend zo mogelijk nog miserabeler dan de dagen ervoor. Zonder haar werk in de dokterspraktijk om haar nog enigszins af te leiden, kwam haar ellende in volle omvang op haar af. Ze voelde zich beetgenomen en verraden en tegelijk vond ze zichzelf een grote stommeling dat ze deze man zo volkomen had vertrouwd. Tenslotte waren er toch aanwijzingen geweest: toen ze vroeg naar de naam van zijn dochtertje was hij opgeschrikt en had snel gezegd: Irene. De eerste naam die hem te binnen schoot, de naam van haar vriendin. Vervolgens had hij zich vergist en had dat dochtertje ineens Ineke genoemd. Toen zij dat mooie, statige herenhuis had willen bekijken, had hij een plotselinge interesse voor haar flat geveinsd. Zodra ze de deur waren binnengegaan, had hij weer elke belangstelling voor haar en haar leven verloren.

Nee, zij had alles geslikt wat hij haar voorhield. Liefde maakt blind, was het gezegde. Nou, liefde?! Verliefdheid zeker, maar ze was verliefd geweest op een persoon die in feite niet bestond. Niet eens zozeer op zijn status als 'wetenschapper', alhoewel ze daar natuurlijk wel ontzag voor voelde, nee, ze was verliefd geweest op dat open, jongensachtig eerlijke gezicht, dat weerbarstige blonde haar en die trouwhartige ogen. Ze was, kort en goed, verliefd geweest op een hersenschim. Niet op Gert Roest. Dus waar maakte ze zich nou zo druk om?

Tot overmaat van ramp had hij die bewuste brief, waarin ze haar hart voor hem had geopend. Iets wat Petra zeer zelden deed. Ze had zich al suf gepiekerd over hoe ze die brief weer in handen kon krijgen. Het idee van nummer 47 te zijn in zijn klapper met trofeeën was te weerzinwekkend voor woorden. Ze had hem sms'jes gestuurd, geprobeerd te bellen, maar geen reactie.

Petra had er met niemand over gepraat, niet over kunnen praten. De enige die ervan afwist was Wilma, de zus. Haar trots verbood haar om contact met deze zus te zoeken. Bovendien vond ze die Wilma niet bijzonder sympathiek, hoewel ze zich ervan bewust was dat de omstandigheden een zuiver oordeel in de weg stonden. Normaal gesproken was haar vriendin Irene de persoon geweest met wie ze dit gedeeld had en juist de vriendschap met Irene had door het gebeurde ook al een flinke knauw gekregen.

Petra zuchtte en voelde voor de zoveelste keer een stekende hoofdpijn opkomen. Ze ging maar een kop verse thee zetten, iets anders kon ze niet bedenken.



Maandag was een van die overvolle dagen in de praktijk van kinderarts Lidy van de Poel. Zoals altijd na het weekend hadden ouders met ongeduld gewacht op het moment dat assistente Corine de telefoon aannam en een afspraak voor ze kon maken. De eerste moeders met kinderen of baby's stonden zelfs al voor de deur. Tien minuten voor de officiële begintijd was Lidy van de Poel al bezig met haar spreekuur.

Om kwart voor elf, toen zij ondanks alle inspanningen al achterliep op het schema, ging Corines telefoon. Het was Carrie Verlaan, de directrice van Huize Zonzicht. Zij meldde een urgent crisisgeval. Het betrof een jongetje van zeven jaar: Martin, een relatief nieuwe bewoner van het weeshuis. Hij was achter de computer bezig geweest met een of ander spel toen hij plotseling in elkaar was gezakt en flauwgevallen. Ook toonde hij tekenen van benauwdheid. Een van de begeleidsters, Joyce, had onmiddellijk de directrice gealarmeerd en was verder bij de jongen gebleven.

Omdat vervoer mogelijk gevaarlijk kon zijn, meende Carrie dat het misschien het beste was als de dokter zelf even kwam kijken.

De dokter, met een blik op haar nog steeds overvolle wachtkamer, wenste voor een kort ogenblik dat ze zichzelf in twee personen kon opsplitsen, maar ondernam toen onmiddellijk actie. Ze verzocht Corine om snel de medische gegevens van Martin uit te printen en vertelde Petra dat ze haar noodgedwongen even moest excuseren. Ze vroeg haar medisch assistente om alvast een kort gesprek met de wachtende ouders te hebben en een inschatting te maken van de ernst van de situatie. Toen schoot ze snel haar jas aan, pakte haar dokterstas die altijd gereedstond en haastte zich naar Huize Zonzicht.

Ze vond Martin onder de hoede van Joyce, die hem in een stabiele zijligging had gelegd, met een opgerolde handdoek onder zijn hoofd. Hij begon alweer bij te komen. 

"Het was zo angstig, dokter!" zei Joyce, die zich duidelijk al wat geruster voelde door de aanwezigheid van de kinderarts. "Ik was toevallig in de speelkamer en hij was de hele morgen al op de computer bezig geweest met zijn game. Ik vind het zelf verschrikkelijke dingen, met al dat geschreeuw en die opflikkerende kleuren, maar jongens zijn er nu eenmaal dol op. Ineens zag ik hem opzij rollen en toen ik naar hem toe ging, was hij bewusteloos en reageerde nergens meer op. Hij leek het ook benauwd te hebben. Dus ik heb hem snel in deze houding gelegd en de andere kinderen weggestuurd en de directrice laten roepen."

"Dat heb je prima gedaan, Joyce," prees de dokter. Ze wist hoezeer het meisje verknocht was aan de kinderen van Huize Zonzicht.

"Wil je nu uitzoeken wat hij vanmorgen allemaal heeft gegeten? Wat kreeg hij bij het ontbijt, heeft hij alles opgegeten of iets laten staan, van dat soort dingen?"

"Komt in orde, dokter!" Joyce was al weg.

Lidy begon aan een zo volledig medisch onderzoek. Toen haalde ze haar glucosemeter uit de tas en gaf Martin een klein prikje in de vinger om een bloedmonstertje te nemen.

Toen Joyce terugkwam met de gevraagde informatie stelde ze haar nog een paar vragen. Had Joyce ooit iets bijzonders aan Martins ademhaling opgemerkt, hyperventilatie met name? Nee, Joyce dacht van niet, maar Martin was nog maar pas in het weeshuis. Zijn moeder was na een lang ziekbed gestorven aan multiple sclerose en Martin, die grotendeels was opgevoed door zijn oma, had zijn vader nooit gekend. Na de dood van haar dochter was de last voor de oma te zwaar geworden en Martin was liefdevol opgenomen in het weeshuis.

Lidy bekeek de medische gegevens, die Corine had uitgeprint. Ze zocht naar een aanwijzing voor Martins plotselinge ziektebeeld, maar vond die niet. Inmiddels was de jongen weer bij kennis. Hij keek nog steeds wat pips uit zijn ogen. 

"Er zijn verschillende mogelijkheden," zei ze tegen Carrie, die er inmiddels ook bij was komen staan. "Joyce, neem jij Martin mee en geef hem wat te drinken. En houd hem rustig, voorlopig geen computergames."

"Ik denk in eerste instantie aan een hypo, een daling van de bloedsuikerspiegel," ging ze door tegen de directrice. "Ik vind in zijn medisch dossier echter geen aanwijzing voor suikerziekte. Het bloedmonster dat ik hem zojuist heb afgenomen, geeft geen uitsluitsel. Morgenvroeg stuur ik mijn assistente om dit te herhalen; hij moet dan wel nuchter zijn. Dus niets laten eten voor Petra is geweest! De andere mogelijkheid is epilepsie. Om hierover zekerheid te hebben, zouden we in het St. Joseph een EEG kunnen laten uitvoeren. Ik moet nu eerst terug naar mijn praktijk. Morgen bel ik dan weer."

Ze was al met al een dik half uur weggeweest. Toen ze de deur van de praktijk binnenging, kwam er juist een jonge vrouw naar buiten met een baby van ruim een jaar op de arm.

Dokter Lidy wierp in het voorbijgaan een blik op haar en terwijl ze haar jas uittrok, informeerde ze bij Petra wat er met de baby aan de hand was.

"Oh, een beetje uitslag, gewoon wat allergie," zei Petra. "Wat rode pukkeltjes en vlekjes, je weet wel." Ze klonk wat vaag. "Het is het dochtertje van mevrouw Janowska."

Lidy bleef een ogenblik stokstijf staan, terwijl haar hersens op volle snelheid werkten. Toen draaide ze zich om en rende weer naar buiten, zo hard ze kon. "Mevrouw Janowska!” riep ze. "Mevrouw Janowska, wacht even!"

De vrouw, die juist haar kindje in het babystoeltje van de fiets zette, keek op.

"Mevrouw Janowska!" riep Lidy nogmaals tegen de vrouw, die zich nu naar haar toewendde. "Komt u nog even weer naar binnen, ik wil uw kindje graag nog even zelf zien!"

Petra had vanuit de praktijkruimte het gebeuren gevolgd. 

"Jij dacht aan een allergische reactie?" zei Lidy tegen haar assistente. "Heb je in het mondje gekeken?"

Petra schrok zichtbaar, want ze besefte de achterliggende bedoeling van die vraag.

Eenmaal in haar praktijkruimte bood de kinderarts de moeder een stoel aan en haalde vlug in haar computer de betreffende gegevens tevoorschijn: Olga Janowska, geboren in Polen, twee kinderen: Jan (bijna vier jaar oud) en Anna (ruim dertien maanden), sinds een half jaar partner van Theodoor Rosmalen.

Lidy wist eigenlijk al genoeg, maar ter bevestiging van haar vermoedens, opende ze voorzichtig het mondje van de kleine Anna. Petra keek gespannen toe.

"Kijk," zei Lidy en liet haar assistente zien wat ze bedoelde. Binnen in het mondje waren rode vlekjes zichtbaar met witte plekjes in het centrum. "Tegenwoordig krijg je niet vaak meer de gelegenheid om een kind met mazelen te observeren, omdat we hier in Nederland een goed en sluitend inentingsprogramma hebben. Bij kinderen uit andere landen moet je er nog steeds op verdacht zijn."

Petra liet schuldbewust het hoofd hangen. Eigenlijk wist ze dit wel, natuurlijk, maar… Tja, haar gedachten waren elders geweest. Een andere verontschuldiging had ze eenvoudigweg niet.

"We zullen het er straks nog wel over hebben," zei de dokter, niet onvriendelijk maar toch streng. Uiteraard wilde ze dit niet bespreken in bijzijn van een moeder, maar zulke missers mochten toch niet voorkomen. Ze ondervroeg Olga Janowska verder. Was haar zoontje Jan onlangs ook ziek geweest? Olga bevestigde dit. Ging hij naar een kinderdagverblijf? Inderdaad, twee dagen in de week.

Lidy maakte een notitie van het adres van het kinderdagverblijf en ze hoopte in stilte dat er daar verder geen kinderen zouden zijn die intussen ook de mazelen hadden. Mazelen was nog steeds een ongelofelijk besmettelijke ziekte. Een ziek kind had anderen al aangestoken voordat de eerste verschijnselen zich openbaarden. De meeste kinderen kwamen er ook wel goed doorheen, zoals Jan kennelijk had gedaan, maar voor kleine baby's en volwassenen kon het wel degelijk gevaar opleveren. Gelukkig werden de meeste kinderen in Nederland ingeënt en de meeste volwassenen hadden op de een of andere manier afweerstoffen opgebouwd.

"Uw kindje heeft mazelen," legde ze de moeder uit.

"Mazelen," herhaalde Olga Janowska. Ze proefde het nieuwe, Nederlandse woord.

"Ik zal u iets geven om de koorts te bestrijden," ging dokter Lidy door. "Als Anna's toestand erger wordt, moet u onmiddellijk terugkomen. In ieder geval wil ik u voor het weekend weer op het spreekuur zien. Maakt u even een afspraak met Corine, voor aan de balie?"

Ze overtuigde zich ervan dat de Poolse vrouw haar goed had begrepen. Dit was weer een van die weinig voorkomende gevallen waarbij iemand buiten het vangnet van consultatiebureau en inentingsprogramma was terechtgekomen. Ook vroeg ze nog voor de zekerheid of Olga niet zwanger was, maar dit was niet het geval. "Dat moet ook even zo blijven," voegde Lidy er aan toe. Voor zwangere vrouwen waren de mogelijke complicaties extra gevaarlijk en ze had geen idee of Olga zelf immuun was. Waarschijnlijk wist die dat zelf helemaal niet.

Via Corine gaf ze aan de peuterspeelzaal van Jan Janowska door dat er mogelijk een besmetting met mazelen kon hebben plaatsgevonden. De kans erop was uiterst klein, maar zulke zaken moesten toch gemeld worden, vond ze.



Aan het einde van het ochtendspreekuur zag Lidy tot haar verbazing Willem Bosmans verschijnen met zijn zoon Patrick. Hij glimlachte verontschuldigend. "Onze eigen huisarts is niet bepaald kindvriendelijk," legde hij uit. "Toen Patrick thuiskwam met een kapotte knie wilde hij beslist alleen naar dokter Lidy. Dus zodoende zijn wij hier."

"Dat is in orde," zei Lidy vriendelijk.

Patrick zag er behuild uit, met vuile, zwarte vegen over zijn wangen. Kennelijk waren ze rechtstreeks hierheen gekomen.

"Onze buurjongens hebben een skateboard," zei Willem. "Ik moet zeggen, ze zijn er verdraaid handig mee en dan lijkt het zo eenvoudig. Dus voordat hij naar school ging, wilde Patrick dat ook wel even proberen…"

Hij rolde de ene broekspijp van Patrick omhoog. De stof van de pijp was smerig en doorgesleten van de val. Het been van de jongen zag er gehavend en bloederig uit, van de knie was het vel over een groot oppervlak weg geschaafd.

"Oei, dat is een lelijke plek," bevestigde dokter Lidy. "Het doet vast behoorlijk pijn, is het niet?"

Patrick knikte en vertrok zijn gezicht nog eens om zijn woorden extra kracht bij te zetten. "Ik mocht ook even op het skateboard en ik rolde gewoon over het fietspad…"

"Dat is langs de Zilvermeerweg," lichtte Willem toe. 

Lidy kende de situatie. Een lichtglooiende nieuwbouwweg die afliep naar een braakliggend terrein en overging in een onverharde weg vol kuilen en bulten, bekleed met steenkoolgruis. Het Zwarte Weggetje, een laatste overblijfsel van een voorbije periode.

"En toen kon ik niet meer remmen," besloot Patrick mistroostig.

Lidy bekeek de knie uiterst zorgvuldig. Zwart gruis en vuil waren in de schaafwonden achtergebleven. "Dat moet erg goed worden schoongemaakt en gedesinfecteerd en dan verbonden," zei ze. "Het spijt me, maar dat gaat behoorlijk pijn doen, Patrick, het kan helaas niet anders. Als het niet goed schoon is, gaat het ontsteken en dan is de ellende helemaal niet te overzien. Mijn assistente Petra zal dit verzorgen, die is heel voorzichtig.

Heb je een korte broek die je voorlopig kunt dragen?"

Patrick knikte.

"Van deze broek kan de pijp wel even worden afgeknipt, want die is toch al kapot," zei Lidy. "Dan hoop ik dat alles verder goed gaat, maar als het toch gaat ontsteken, kom je meteen weer, oké?”

Patrick knikte weer.

Willem zei: "Absoluut! Dank je, dokter!"

Lidy glimlachte en reikte beiden de hand. "Nog steeds Lidy, hoor," zei ze tegen Willem en tegen Patrick: "Het lijkt vast heel interessant op school, zo'n ingezwachtelde knie!"


Nadat Petra het been van Patrick had behandeld en ze beide uitgeleide had gedaan - Patrick had nog een kleine surprise mogen uitzoeken omdat hij werkelijk erg flink was geweest tijdens de pijnlijke behandeling - ging ze met lood in de schoenen naar het privégedeelte van de villa van dokter Van de Poel. Lidy had haar daar ontboden om het voorval van die morgen rustig te kunnen bespreken.

Petra wist dat ze ernstig nalatig was geweest; hoe had ze zo slordig kunnen zijn? Ook al kwam het in de praktijk nog maar hoogst zelden voor, mazelen was toch een van de overbekende kinderziekten waarop je altijd even moest controleren. Ze begreep zelf niet hoe haar dit had kunnen overkomen.

Ze belde aan bij de voordeur. Opgewonden geblaf weerklonk in de gang met de ouderwetse, natuurstenen vloer. Toen Mary de deur nog maar half open had, sprong Basil al tegen haar op, voor zover dat met zijn korte pootjes mogelijk was.

Een beetje verbaasd herkende Mary de doktersassistente. "Ik word bij dokter Van de Poel verwacht," legde Petra wat gegeneerd uit. Het had haar niet juist geleken om heel familiair de weg binnendoor te nemen, niet nu zij in feite kwam om een standje in ontvangst te nemen.

Het gesprek liep anders dan zij had verwacht en gevreesd. Lidy ontving haar in de smaakvol ingerichte woonkamer en bood haar een kop soep en een broodje aan, die door Mary onmiddellijk werden gebracht.

"Petra," begon Lidy, toen ze beide gezellig soep zaten te lepelen. Een Surinaamse soep die Petra niet kende, maar die heerlijk rook en smaakte, al was hij wel vrij pittig. "Wij moeten eens serieus met elkaar praten, want zo gaat het niet langer, dat begrijp je zelf ook wel. Er is iets wat jou al weken bezighoudt en waar je tot dusver niet over wilde praten. Je vond waarschijnlijk dat jouw privéproblemen een ander niet aangingen. Dat is tot op zekere hoogte je goed recht, maar je werk lijdt er onder, zoals nu overduidelijk is gebleken. En dat gaat mij wel aan!"

Petra knikte. Ze wilde iets zeggen, maar er zat iets in haar keel wat haar het praten onmogelijk maakte.

"Lieve Petra," begon Lidy nu zachtmoedig. "Beste meid, je kunt mij toch gewoon vertellen wat er is? Als je vriendin, niet in eerste instantie als je werkgeefster. Kind, ik kan echt heel veel begrijpen, ik heb zelf ook heus het nodige meegemaakt."

Nog altijd zei Petra niets.

"Wat is het toch, dat het zo moeilijk maakt om erover te praten?" vroeg Lidy.

"Ik… ik voel me zo vreselijk dom!" barstte Petra los. "Ik schaam me zo, dat ik zo onnozel was!" Zonder overgang begon ze nu te huilen, heel zacht en eindeloos verdrietig. "En ik dacht," vertelde ze tussen haar snikken door, "ik dacht, dat hij net zo weg van mij was, als ik van hem, maar hij is alleen maar vervuld van zichzelf! Dus die man waar ik verliefd op was, die bestaat helemaal niet, die heeft nooit bestaan en dat doet zo'n pijn!"

Lidy liet haar eerst uithuilen. Eindelijk kalmeerde Petra wat, snoot haar neus, en zuchtte diep. Toen begon ze het hele gebeuren te vertellen, tot en met het souterrain en de klapper, waarin haar brief nummer 47 zat.

"Dat vind ik zo'n vreselijk idee!" zei ze. "Ik heb nog nooit zo'n brief geschreven en juist deze brief is nu in verkeerde handen! Ook al zou nooit iemand anders hem lezen - maar hij heeft hem al aan zijn zus laten zien, aan die Wilma. Het idee dat ik mijn hart heb blootgelegd en dat dat nu daar in een klapper zit, is gewoon onverdraaglijk! Bovendien dreigt hij om het ooit te publiceren in een of ander boek! Misschien zet hij hem wel op internet, op facebook of zo!"

"Zo'n vaart loopt het vast niet," zei Lidy peinzend. "Hij zegt dat het nu zijn wettig eigendom is? Daar wil ik het eens met Alex over hebben." Ze stond op. "Nu moeten we weer naar de praktijk, Petra, het is alweer tijd. Probeer het zoveel mogelijk van je af te zetten, in ieder geval tijdens het werk."

"Oh, ik doe beslist mijn uiterste best!" riep Petra vurig uit. "Onze patiëntjes mogen niet de dupe worden, dat moest er ook nog bij komen!"



Toen Lidy aan het eind van de dag toch behoorlijk moe de huiskamer weer binnenkwam, werd ze al opgewacht door Andy.

"Mama, mama!" riep hij, alsof hij een geweldig nieuwtje had. "Patrick is gevallen op het Zwarte Weggetje en zijn hele been zit in het verband!"

"Dat weet ik toch, jongen," glimlachte Lidy en gaf hem een knuffel. "Patrick was in de praktijk vanmorgen, met zijn vader. Die knie zag er akelig uit."

"Maar mag hij zondag dan wel zwemmen?" hield Andy aan.

"Dat lijkt me geen goed idee!" zei Lidy. "Dat vindt de dokter vast niet goed…"

Even keek haar zoon haar niet-begrijpend aan. Toen verhelderde zijn blik. "Je maakt een grapje!" riep hij uit. "Jij bent toch zelf de dokter?"

Lidy lachte. "Precies, daarom weet ik ook dat het niet mag."

"Maar we zouden zondag weer gaan zeilen!"

"Misschien moet dat een andere keer. Zwemmen mag in geen geval. Zijn knie doet vast nog pijn en het verband moet goed blijven zitten, dus met de boot gaan lijkt me ook niet echt handig."

Andy keek zo teleurgesteld, dat Lidy haar best deed een oplossing te bedenken.

"Als Patrick nu weer bij je komt spelen," stelde ze voor. "Dan spelen jullie krijger of soldaat en dan wordt Patrick gewond, wat dacht je daarvan? Eventueel kan ik de gewonde soldaat verzorgen, of misschien vinden Steffie en Sangeeta het leuk om verpleegster te zijn."

Het idee begon post te vatten bij Andy. "Ja, dan leggen we een deken in een tent. Hij kan nu natuurlijk niet in de boomhut klimmen, dat is wel jammer. Maar mogen we de tent dan opzetten in de tuin, mam? Dat is dan het ziekenhuis!"

"Goed idee," prees Lidy. "Een veldhospitaal heet dat. Dat wordt vast leuk!"

"En dan gaat hij misschien wel dood," bedacht Andy. "Niet echt natuurlijk, maar een klein beetje. Dat spelen we dan." Tevredengesteld ging hij de tuin in, waar Basil, de teckel, Karel hielp met het tuinwerk.



De volgende morgen zond de kinderarts Petra eerst naar Huize Zonzicht om te zien hoe kleine Martin het intussen maakte en om hem nogmaals een bloedmonster af te nemen en dat te onderzoeken op aanwijzingen van suikerziekte. Petra was blij met de opdracht. Gelukkig had Lidy nog steeds vertrouwen in haar kunnen en zij was vast van plan om dat vertrouwen niet weer te beschamen. 

Ze moest die Gert Roest nu maar uit haar hoofd zetten, overdacht ze terwijl ze naar het kinderweeshuis fietste. Die man was haar verdriet niet waard en haar brief kreeg ze waarschijnlijk toch nooit terug. Er was iets anders, dat ze nodig moest doen. Ze had haar vriendin Irene de laatste weken verwaarloosd, dat besefte ze heel goed. Ze was haar wel iets verschuldigd. Al fietsend pakte ze haar mobieltje.

Tot haar opluchting drukte Irene het gesprek niet weg, maar nam meteen op. "Ja?" Ze klonk afwachtend.

"Irene," zei Petra, zoekend naar de juiste woorden. "Ik moet je een heleboel uitleggen en ik hoop dat je nog naar me wilt luisteren. Mag ik langskomen, kan het vanavond?"

Even een stilte. "Goed," zei haar vriendin.

"Oh, dank je wel!" riep Petra. Ze voelde zich ongelofelijk opgelucht. "Tot vanavond dan, en Irene…"

"Ja?"

"Het spijt me zo!"

"Gekkie," zei Irene, ineens op de oude vertrouwde toon. "Tot vanavond, doei!"

Toen Petra verder fietste, voelde ze zich alsof er een zware last van haar schouders was gevallen. Gelukkig, de vriendschap met Irene had deze crisis doorstaan, daar had ze nu alle vertrouwen in.

In Huize Zonzicht vond ze Martin in gezelschap van Joyce, die een rustig bordspel met hem deed. Voorlopig maar geen games met snelle bewegingen en opflikkerende kleuren op het scherm, had de dokter gezegd. 

"Ik ben Petra," zei ze vriendelijk. "Ik ben de assistente van dokter Lidy. Weet je nog dat je gisteren een klein prikje hebt gehad?"

Martin schudde van nee en zijn gezicht betrok. "Ik voelde me zo raar," vertelde hij. "Ik weet niet wat er is gebeurd. Ineens lag ik op de grond en mijn hoofd deed ook pijn."

"Wij gaan uitzoeken hoe dat kwam en hopelijk kunnen we ervoor zorgen dat het niet weer gebeurt. Stel je voor dat je aan het fietsen was geweest en zomaar was omgevallen, dat is gevaarlijk!"

Martin dacht na. "Ik val niet met de fiets," verklaarde hij toen, zeker van zichzelf.

Petra lachte. "Nee, dat hoop ik ook. We gaan het toch onderzoeken en daarvoor moet ik nu even een druppeltje bloed van je prikken!"

Ze haalde de glucosemeter tevoorschijn. De jongen keek vol belangstelling toe. "Met dit apparaatje kan ik jouw bloed meten," legde ze uit. "Kijk, dit strookje hier, zie je wel? Daar doe ik nu een druppeltje bloed op. Geef je hand maar even hier."

"En dan weet je waarom ik gisteren zo raar werd?"

"Misschien," zei Petra, terwijl ze met een trefzekere beweging een klein gaatje in zijn vinger prikte en er een druppeltje donkerrood bloed uit perste. "Maar misschien komt het door iets anders. Dan moet je verder worden onderzocht in het ziekenhuis."

"Ik wil niet naar het ziekenhuis," zei Martin, nu plotseling angstig. "Daar gaan mensen dood." Hij keek hoe Petra het bloedmonster verwerkte en gespannen een paar seconden wachtte tot ze het suikergehalte kon aflezen.

"Soms worden mensen juist beter in een ziekenhuis," probeerde Joyce.

"Mijn mama werd niet beter! Weet je het nu al?" vroeg hij Petra ongerust. 

"Niet echt zeker," antwoordde deze enigszins ontwijkend. "Ik moet het met de dokter bespreken. Dan hoef je niet in het ziekenhuis te blijven, hoor, het is alleen om je te onderzoeken."

Ze keek Joyce aan, die een arm om de jongen heen had geslagen. Het huilen stond Martin nader dan het lachen.

"Ga nu maar lekker een boterham eten. Je zult wel honger hebben, je hebt natuurlijk niet met de rest mee mogen ontbijten vanmorgen," zei ze.

Voor ze wegging, liep Petra nog even langs directrice Carrie Verlaan. Deze keek haar vragend aan.

"Ik ben uiteraard niet gerechtigd om een diagnose te stellen," zei Petra. "Dat moet dokter Van de Poel doen. Maar op het eerste gezicht zijn er totaal geen aanwijzingen voor suikerziekte."

Carrie knikte peinzend. "De andere mogelijkheid die Lidy noemde, was een epileptische aanval. Dan moet hij in het ziekenhuis worden onderzocht?"

"Precies. In dat geval hoort u het van de dokter. De jongen heeft een panische angst voor een ziekenhuis, blijkbaar is zijn moeder daar gestorven?"

Carrie knikte. "Ja, hij heeft al veel meegemaakt in zijn jonge leven. Net als de meeste kinderen hier. Dat te verwerken, heeft tijd nodig, maar we zullen ons best doen hem daarbij te helpen. Met Joyce heeft hij al duidelijk een band. Maar goed, dan wachten wij af wat dokter Van de Poel beslist. Bedankt voor je goede zorgen, Petra."

Petra haastte zich het gebouw uit en terwijl ze terugfietste naar de dokterspraktijk realiseerde ze zich dat ze zich al veel minder beroerd voelde dan de laatste weken het geval was geweest. Eigenlijk was er toch geen betere medicijn dan gewoon je werk te doen, vooral als dat werk interessant was en voldoening gaf.



Voor het avondeten had Mary ditmaal extra haar best gedaan. Een grote schaal roti kwam op tafel, met kip masala en kousenband. 

"Ha!" riep Steffie enthousiast. "Nu mogen we weer met de vingers eten!"

Alex schoot in de lach. Voor kinderen was dit blijkbaar een geweldige attractie. Ze hadden al eens eerder een les in roti eten gehad. Sangeeta had het voorgedaan: je brak een stukje van de roti af en dat gebruikte je om er kip of vlees of groente mee op te  scheppen. Zelf was ze er ontzettend handig in, maar bij Steffie en Andy werd het nog een beetje een knoeiboel.

Lidy vond het voor een keertje niet erg, dat knoeien aan tafel. Ze was blij dat de kinderen er tenminste plezier in hadden, want Steffie en vooral Andy protesteerden nog wel eens als het wat al te pittig was. Dan zat hij met tranen in de ogen van de scherpte te jammeren dat het heet was en of tante Rosy al gauw weer terugkwam.

"Dat duurt nog even," lachte Alex. "Toen tante Rosy voor ons kookte, klaagde je ook altijd, ben je dat nu alweer vergeten?"

"Nou, echt niet!" ging Andy ertegenin. "Of misschien een heel klein beetje! Maar dat was lang niet zo scherp!"

"We zullen zien," zei Lidy. "Als Rosy terug is, zal ik je er nog wel eens aan herinneren!"

Toen de tafel was afgeruimd, zaten Lidy en Alex nog met een kopje koffie wat bij te komen van de dag. De kinderen hadden zich teruggetrokken: de meisjes zaten op Steffies kamer en Andy deed met Basil in de tuin oefeningen in balbehendigheid.

Vanuit de keuken klonk het gezellige geluid van borden en bestek. Mary ruimde de afwasautomaat in en maakte de keuken schoon.

"Hoe was het deze week in de praktijk?" vroeg Alex. Regelmatig wilde hij weten of er nog iets bijzonders was voorgevallen.

"Ik werd gisteren naar Huize Zonzicht geroepen voor een spoedgeval," vertelde Lidy. "Een jongetje, Martin, was plotseling weggevallen achter de spelcomputer. Voor de zekerheid hebben we getest op suikerziekte, maar ik vermoed dat hij aanleg voor epilepsie heeft en een licht insult kreeg. Hij was bezig met zo'n game, dat gaat vaak nogal tekeer op het scherm."

"Aha," knikte haar man.

"Dus we hebben een afspraak gemaakt met het St. Joseph-kinderziekenhuis voor een nader onderzoek door het team daar. Ik heb de specialisten verzocht om belastende onderzoeken als een EEG voorlopig zoveel mogelijk te vermijden. Martin is namelijk panisch bang voor een ziekenhuis omdat hij vrij recent zijn moeder heeft verloren aan multiple sclerose. Zij moest natuurlijk vaak naar het ziekenhuis, is daar waarschijnlijk ook overleden en hij associeert die omgeving nu met narigheid en doodgaan. Joyce heeft beloofd met hem mee te gaan, dat scheelt."

"Dat meisje is goud waard," meende Alex.

"Inderdaad, een schat van een meid. Hoe die zich altijd inzet voor de kinderen!"

Alex keek zijn vrouw aan. Dat doe jij toch ook, dacht hij verliefd, maar hij zei maar niets.

"En er was een zeldzaam ziektegeval: een eenjarig kindje met mazelen." Lidy aarzelde even, maar toen besloot ze om het volledige verhaal te vertellen, van Olga Janowska met de kleine Anna, maar ook van Petra. Hoe ze de laatste weken afwezig was geweest met haar gedachten en hoe ze nu de hele geschiedenis aan haar werkgeefster had opgebiecht. "Ik vind het zó sneu voor haar," besloot ze haar relaas. "Petra is echt een hartstikke goede meid en ik zou haar een fijne vriend toewensen. Uitgerekend zij moet dan in handen vallen van zo'n charlatan. Ze is gewoon veel te goed van vertrouwen geweest."

Alex zat fronsend te denken. "Die brief die ze hem heeft geschreven, beschouwt hij dus als zijn wettig eigendom? En hij zei iets over publiceren?"

"Ja, hij vindt dat die aan hem is gericht en dat hij 'dus' het volste recht heeft erover te beschikken."

"Kijk, het is misschien wel zijn eigendom, maar het auteursrecht berust nog steeds bij Petra."

"Auteursrecht?" reageerde Lidy verbaasd.

"Jazeker. Je hoeft geen literaire prijs te hebben gewonnen om beschermd te worden door auteursrecht. Als die meneer dreigt die brief te publiceren, dan gaat hij buiten zijn boekje. Ik herinner me een arrest van de Hoge Raad inzake een briefwisseling die iemand met Gerard Reve had gevoerd. De brieven van Gerard Reve vallen onder het auteursrecht en ik zie niet in waarom dat met Petra anders zou zijn."

Lidy veerde op. "Bedoel je…?"

"Ik bedoel dat ik mijn best ga doen op een mooi schrijven op indrukwekkend papier met briefhoofd van een advocatenkantoor waarin ik deze Gert Roest wijs op zijn beperkte rechten en vooral zijn plichten. Dit alles gelardeerd met zoveel mogelijk juridisch jargon en veel 'inzake' en 'vermits' enzovoort. We zullen eens zien of hij zich laat intimideren. Ziekelijke leugenaars zijn meestal van een nogal laffe soort."

Lidy vloog Alex om de hals en gaf hem spontaan een zoen. "Dat is een geweldig idee, je bent een schat!"

"Tjonge," lachte hij plagerig. "Zo krijg ik nog eens iets! Zorg jij nu dat je van Petra het adres van dat souterrain te pakken krijgt!"



Een paar dagen voor het weekeinde belde Willem Bosmans. Lidy, die de telefoon aannam, informeerde onmiddellijk naar het been van Patrick. De knie heelde goed, vertelde Willem. Hij ververste regelmatig het verband en werd er al heel bedreven in. De wond was nog niet dicht en Patrick had via Andy gehoord dat zeilen en zwemmen dat weekend nog uit den boze was.

"Van uitstel komt geen afstel, hoor!" zei Lidy hartelijk.

Nee, nee, dat had Willem wel begrepen. Patrick had het steeds over Andy en het leek erop dat de beide jongens dikke kameraden waren zo langzamerhand. Mocht Patrick zondag toch…?

"Oh ja hoor, laat hem maar komen! Moeten wij hem even ophalen, is dat niet plezieriger? Dan kun jij ook je gang gaan!"

Nee, nee, dat was niet de bedoeling! Als het niet te veel gevraagd was - als Willem nu weer zijn laptop meenam en op het tuinterras mocht werken - als hij de familie daarmee niet te veel belastte?

"Maar natuurlijk, dat is prima," verzekerde Lidy, lichtelijk verbaasd. Ze sloot het gesprek af en legde neer. "Die vorige keer toen Willem op het tuinterras zat met zijn papieren en laptop," zei ze, terwijl ze zich tot haar man keerde. "Had jij toen het idee dat hij erg hard was opgeschoten met zijn werk? Toen we thuiskwamen, zat hij groente te snijden in de keuken voor Mary en te oordelen naar hun gesprek zat hij er al uren!"

Alex keek haar aan. "Ik had het gevoel," zei hij op gedempte toon met een blik op de keuken, "dat die twee het erg goed konden vinden samen. Willem komt dus aanstaande zondag weer? Misschien moeten wij dan eens van de gelegenheid gebruikmaken om samen te gaan wandelen en langs die oude buren van ons te gaan, weet je wel? Dat zijn we al tijden van plan, maar met dat heerlijke zeilweer komt het er steeds niet van."

Met een samenzweerderig lachje keken ze elkaar aan.

"Dan zal ik Mary vertellen dat ze voor aanstaande zondag weer op twee extra eters moet rekenen. Wedden dat ze dat niet erg vindt?"



Op vrijdagavond stond ineens Petra voor de deur van de familie Van de Poel. Mary, die opendeed, keek verbaasd naar het blije gezicht van de doktersassistente.

"Ik wilde de dokter bedanken voor haar tussenkomst. Hoe ze het gedaan heeft, weet ik niet, maar ik heb dit vast en zeker aan haar te danken!"

"Kom verder," zei Mary en ging haar voor.

Petra zocht naar de beste woorden om Lidy en Alex te vertellen wat ze kwam doen, maar in plaats daarvan stak ze met opgetogen blik een brief omhoog. Met beide handen hield ze hem stevig vast, alsof ze bang was hem alsnog weer te verliezen.

"Nee maar!" riep Lidy verrast uit.

"Toen ik thuiskwam, lag hij op de mat," verklaarde Petra. "Hij was vandaag door de brievenbus geduwd. Ik kan jullie niet vertellen hoe opgelucht en blij ik ben! Mag ik jullie allebei heel hartelijk bedanken!"

Mary, die intussen naar de keuken liep om koffie te halen, keek met een veelbetekenende blik naar het beeldje van Ganesha. Zij had zo haar eigen ideeën over wie bij deze geschiedenis had geholpen.



"Eigenlijk moesten we dit vaker doen," vond Lidy, terwijl ze haar arm door die van haar man stak. "Gewoon samen een eindje gaan lopen, zeker met zulk prachtig weer als vandaag. Dat is weer een heel andere manier om de natuur te beleven dan op het water!"

De zondag was zo mogelijk nog stralender dan de week daarvoor.

"Het was leuk om onze oude buren weer te zien," beaamde Alex. "En ik geniet ook van deze wandeling, met zo'n mooie vrouw naast me!"

Verliefd keek hij haar aan, terwijl ze zijn arm drukte.

"Wat bof ik toch met jou," zei Lidy.

"En wij allebei met twee zulke prachtige kinderen!" was Alex' reactie.

"En met ons werk!" 

"Je hebt gelijk, Lidy. Wij vinden allebei voldoening in ons werk en dat is een groot geluk."

"Ik vind dat ik het mooiste beroep heb dat denkbaar is," zei Lidy. Toen zag ze ineens weer het blije gezicht van Petra voor zich, die haar brief terug had gekregen. "Maar wat jij doet is ook belangrijk," voegde ze eraan toe.

Aangekomen bij de villa zagen ze al van verre dat het tuinterras leeg was. Een stapel papieren lag op de tafel en een laptop stond er ongeopend naast.

"Volgens mij is onze vriend Bosmans weer ijverig aan het studeren op zijn vakliteratuur," zei Alex glimlachend. Hij opende de voordeur met de huissleutel en samen liepen ze met enig nadrukkelijk geraas door de gang naar de woonkamer.

In de keuken stonden Mary en Willem. Mary had haar zwarte, glanzende haar in een kunstige wrong opgestoken en een prachtige, traditionele sari aangetrokken. Het was alsof Willem en zij eindeloos in elkaars blik verzonken waren. Toen ze Lidy en Alex hoorden, keerden ze zich half naar hen toe, terwijl Willem een beschermende arm om Mary's schouders legde.

Hij schraapte zijn keel, maar woorden waren overbodig. Mary legde haar hoofd tegen zijn schouder. Het geluk in hun ogen sprak boekdelen. Het zonlicht, dat door de hoge keukenramen naar binnen stroomde, omsloot hen beiden liefdevol. Zoals ze daar stonden, de prachtige, donkere vrouw met haar hoofd in overgave tegen de blonde man geleund, haar blauwzwarte haarwrong in de holte van zijn hals, vormden ze een volmaakte eenheid.