Alleen thuis



Oud en eigenwijs



Ellen Keyzer



“Berend, zul je heel lief zijn en heel goed luisteren naar je grote broer?” vroeg Monika aan haar jongste zoon.

“Bos?” vroeg de kleine Berend.

“Morgen gaan we naar het bos. Vandaag ga je lekker spelen met Dieter,” zei Monika en ze kuste hem.

Snel trok Monika haar werkkleren aan. Ze voelde zich nog altijd vreselijk. Ze werd misselijk van zichzelf. Kon ze dit doen, kon ze zomaar twee kinderen een paar uur alleen laten? Het stelde haar enigszins gerust dat Dieter zo volwassen en wijs was, maar kon hij die verantwoordelijkheid wel aan?



“Mamma! Mamma! Dieter heeft mijn speelgoed afgepakt!” Met tranen in zijn ogen kwam de kleine Berend op zijn moeder af rennen. Achter hem liep zijn oudere broer Dieter.

Monika Bertens tilde haar zoontje op en gaf hem een zoen op zijn beide wangen. “Wat is er aan de hand, lieverdje van me?” vroeg ze warm.

“Dieter pakte mijn auto!” riep Berend verontwaardigd uit.

Monika wierp een blik op haar oudste zoon.

Dieter keek onschuldig naar zijn moeder terug. “We waren gewoon aan het spelen, verder niks. Ik wilde dat autootje helemaal niet afpakken,” reageerde hij.

“Hoor je dat, Berend? Dieter wilde je auto niet afpakken. Er is niets aan de hand,” zei Monika terwijl ze de betraande wangen van haar zoontje kuste.

Berend haalde opgelucht adem, hij was even bang geweest dat hij z’n lievelingsauto kwijt zou zijn. Monika zette hem op de grond en Dieter gaf hem het rode speelgoedautootje terug. 

Monika streek door Dieters haar. “Je bent een hele goede, grote broer,” complimenteerde ze haar oudste zoon.

Dieter was pas negen jaar oud, maar hij straalde rust uit. Hij was een enorme steun voor zijn moeder. Hij speelde vaak met zijn broertje Berend, die pas twee was. 

Berend klauterde op de bank en liet zijn auto over de zittingen rijden.

Monika keek naar hem. Hij ontroerde haar. Vooral hoe hij de geluiden van een auto nadeed. Ze keek de kamer rond en stelde zuchtend vast dat het een behoorlijke rommel was in hun huis. Er moest nodig opgeruimd en schoongemaakt worden, maar Monika had daar nauwelijks de tijd voor. 

Ze keek op haar horloge. Ze moest in ieder geval nog boodschappen doen en dan was het alweer bijna etenstijd. Na het eten moest ze de jongens naar bed brengen en dan begon haar nachtdienst in het hotel.

Dieter zag dat zijn moeder in gedachten verzonken naar de huiskamer stond te kijken. Alsof hij haar gedachten kon lezen, begon hij het speelgoed bij elkaar te rapen en hij stopte het in de mand, die in de hoek van de huiskamer stond.

“Dank je wel, lieverd,” zei Monika, die uit haar gepieker was wakker geschud. Ze wilde absoluut niet dat haar jongens iets van haar zorgen merkten. Ze hadden al genoeg aan hun hoofd, voor zulke jonge kinderen.

Bijna twee jaar geleden was hun vader en Monika’s echtgenoot overleden. Nog elke dag dacht Monika aan hem en ze wist dat vooral Dieter het er ook heel moeilijk mee had. Berend was nog een kleine baby geweest, hij had zijn vader nauwelijks gekend. Hij had dan ook geen verdriet of gemis ervaren toen zijn vader om was gekomen bij een verkeersongeluk.

Dieter had dat wel. Hij was zeven toen zijn vader stierf en dat was een behoorlijke klap geweest. Monika probeerde hem zo goed mogelijk op te vangen, maar het viel haar niet mee om alles in haar eentje te doen. Ze was ’s nachts gaan werken, zodat ze overdag bij haar kinderen kon zijn. Ze wilde Dieter zelf naar school brengen en hem ook weer ophalen. Bovendien had ze niet genoeg geld om Berend elke dag naar de kinderopvang te brengen.

Monika probeerde haar nare gedachtes weg te stoppen. “Jongens, we gaan eens even lekker boodschappen doen. Dan mogen jullie kiezen wat jullie vanavond willen eten,” zei ze met een glimlach op haar gezicht.

Ze hielp de jongens in hun jassen en met z’n drieën liepen ze naar de supermarkt. 

“Wat wil je eten, Dieter?” vroeg Monika aan haar oudste zoon. Hij leek sprekend op zijn vader, dat viel Monika telkens weer op. Hij had dezelfde lichtbruine ogen en dezelfde serieuze gelaatstrekken. 

Dieter dacht lang na. Hij vond een heleboel dingen heel erg lekker. Hij was gek op patat, maar hij hield ook heel erg veel van macaroni. 

“Pliet,” mompelde Berend, die zijn autootje mee had genomen en stevig in z’n kleine handjes hield.

“Wat zeg je nou? Pliet?” herhaalde Monika lachend.

“Bedoel je friet?” vroeg Dieter behulpzaam.

“Ja, pliet,” riep Berend nog een keer en hij knikte vol overtuiging.

“Goed, we maken friet, maar dan wel met groente erbij,” zei Monika en daar stemden haar zoons mee in. 

Toen ze de boodschappen hadden gedaan en weer thuis waren, werd Monika plotseling overspoeld door een enorm moe gevoel. Ze ging aan de tafel zitten en liet haar hoofd in haar handen rusten. 

Dieter en Berend keken naar de televisie en letten niet op hun moeder. Ze waren moe en hingen op de bank. Ze hadden hun schoenen uitgeschopt en Berend leunde tegen z’n grote broer aan. 

Monika keek naar haar twee zoons. Ze hadden allebei rode wangen en hun blonde haren zaten door de war. Ze vroeg zich af hoe ze die twee jongens helemaal in haar eentje groot moest brengen.

Ze wist wel dat er zoveel alleenstaande moeders waren, maar ze had nooit gedacht dat haar zoiets zou overkomen. Ze dacht terug aan dat vreselijke moment. Dat moment waarop de bel ging en er twee agenten voor de deur stonden. Op dat moment was Monika alleen thuis geweest met Berend. Dieter was bij een vriendje uit zijn klas gaan spelen. 

De agenten hadden een ernstige uitdrukking op hun gezicht en Monika had direct geweten dat er iets helemaal niet in orde was. Ze had de koude rillingen over haar rug gevoeld. 

“We moeten u iets vreselijks vertellen, mevrouw,” had de oudste van de twee agenten langzaam gezegd. 

Angstig had Monika hen aangekeken. Haar hart had in haar keel gebonkt en ze kon niets uitbrengen.

“Uw man is omgekomen bij een verkeersongeval.”

Ze had die woorden niet echt begrepen. Ze hoorde ze wel, maar ze had toen niet kunnen beseffen wat die woorden betekenden. 

Hans was bij een ongeluk met een vrachtwagen overleden. De agenten hadden haar het hele technische en medische verhaal uitgelegd, maar dat ging langs haar heen. Het had heel erg lang geduurd voordat Monika volledig had begrepen wat er gebeurd was.

De dagen die op het ongeluk volgden, beleefde ze als in een roes. Ze had aan Dieter moeten uitleggen wat er gebeurd was, maar hij was nog zo klein, hij begreep het niet. Hij had nachten achtereen gehuild om zijn vader.

Ze had de begrafenis moeten regelen en ze had nog veel meer moeten regelen. Ondertussen ging het leven van haar zoons gewoon door. 

In de eerste periode had ze veel steun ontvangen van familie en vrienden, maar ze merkte al snel dat voor hen het leven ook gewoon doorging. Ze wilde hen in geen geval lastigvallen met haar problemen. 

Monika deed haar best niet aan alle nare dingen te denken. Ze putte steun uit het feit dat Hans zeker had gewild dat ze goed voor hun zoons zou zorgen en dat probeerde ze dan ook te doen. 

Ze stond op en begon met het klaarmaken van het avondeten. Het was er weer niet van gekomen om het nodige schoon te maken. Misschien zou ze dat ergens volgende week even kunnen doen. 

Ze maakte het eten klaar en at met Berend en Dieter aan tafel. Berend vertelde hortend en stotend over het televisieprogramma. Dieter verbeterde hem af en toe, maar niet op een vervelende manier. 

Na het eten bracht Monika eerst Berend naar bed. Het kleine jongetje viel al om van de slaap. Monika las een verhaaltje voor en gaf hem daarna een nachtzoen.

Ze ging zich verkleden voor haar werk. Ze werkte sinds een aantal maanden ’s nachts als receptioniste in een hotel. De situatie was verre van ideaal, maar ze kon op die manier in ieder geval overdag bij haar kinderen zijn.

Ze had Dieter uitgelegd hoe hij haar kon bereiken. Ze had met de buurvrouw afgesproken dat Dieter en Berend in geval van nood bij haar terecht konden. Ze had ook een babyfoon bij de buurvrouw staan en zij had de sleutel van haar huis. Mocht er dus iets zijn, dan kon de buurvrouw er gauw bij zijn.

Het was een heel onprettig idee om haar kinderen alleen thuis te laten, maar het was niet anders. Als ze ’s nachts werkte, kon ze bovendien ook meer verdienen dan overdag.

“Dieter, het is bedtijd,” zei Monika toen ze zich had omgekleed. 

Ze liep met Dieter mee naar zijn kamertje, dat volhing met posters. Dieter trok zijn pyjama aan en poetste zijn tanden. “Mam, denk jij nog wel eens aan pappa?” vroeg hij toen hij in bed lag.

Monika zat aan de rand van het bed en streek door Dieters haren. Ze knikte zonder iets te zeggen. 

“Ik ook. Ik denk eigenlijk nog best heel veel aan pappa,” zei Dieter zacht. 

“Dat is toch helemaal niet erg, lieverd. Of vind je het vervelend? Word je er verdrietig van om aan pappa te denken?” vroeg Monika een beetje bezorgd.

“Ik weet het niet zo goed. Ik vind het heel leuk om aan pappa te denken, maar ik word er ook best wel verdrietig van,” antwoordde Dieter.

Monika glimlachte naar hem. Ze begreep goed wat haar zoon bedoelde.

“Denk je dat pappa weet dat wij nog aan hem denken?” vroeg Dieter verder.

“Ja, dat denk ik wel. Sterker nog, ik weet het wel zeker. Ik weet ook heel zeker dat pappa altijd aan ons denkt,” zei Monika vastberaden.

“Echt waar? Weet je dat zeker?” vroeg Dieter met grote ogen. 

“Natuurlijk! Wat dacht jij dan?” vroeg Monika en ze kietelde Dieter onder z’n voeten.

Dieter giechelde en probeerde aan het kietelen te ontsnappen.

“Ik moet zo gaan, liefje. Je weet het, als er iets is, dan bel je meteen op!” zei Monika en ze keek er ernstig bij. “Je kunt ook altijd naar buurvrouw Marie gaan, dat weet je ook, hè!”

“Ja, mam, dat heb je nou al zo vaak gezegd,” zei Dieter en hij had een bijdehante blik in z’n ogen.

“Goed zo, slaap lekker dan. En tot morgen,” zei Monika en ze drukte een kus op het voorhoofd van Dieter.

Ze ruimde nog wat op en maakte zich verder klaar voor haar werk. Vlak voor ze wegging, keek ze nog even bij Dieter en Berend. De beide jongens lagen al in diepe slaap. Gelukkig sliepen ze allebei heel goed en meestal werden ze pas wakker als Monika alweer terug was. Ze gaf haar jongens voorzichtig nog een kusje en liep toen zachtjes het huis uit. Ze deed de voordeur langzaam dicht, belde even bij de buurvrouw aan om te zeggen dat ze weg was en liep naar haar auto.

Heel even vroeg ze zich af hoelang ze dit nog vol zou houden. Ze sliep maar een paar uur per dag en ze voelde zich vaak vreselijk vermoeid. Tegelijkertijd was ze dankbaar dat ze haar twee jongens had en dat ze zoveel mogelijk bij hen kon zijn. Ze moest nu eenmaal keuzes maken en Monika koos zonder enige twijfel voor haar kinderen.

Ze parkeerde bij het hotel en maakte nog een praatje met de collega die ze af kwam wisselen. Het was een groot en druk hotel en er liepen zelfs ’s nachts behoorlijk wat mensen in en uit. 

Monika zette haar zorgen opzij en concentreerde zich op haar werk. Het werd een drukke nacht, maar dat vond ze prettig. Als het druk was, ging de tijd snel en dan kon ze snel weer naar huis gaan.



Anne Maas zat aan de keukentafel en maakte een boodschappenlijstje. Ze dacht na over het feestmaal dat ze met Max zou gaan bereiden. Ze hoorde Max zingen en onwillekeurig moest ze lachen.

Het was vandaag Mientjes verjaardag. Omdat hun lieve huishoudster zoveel voor hen deed, hadden Max en Anne besloten eens iets terug te doen. Mientje was op pad gegaan met een vriendin van haar en als ze terug zou komen, wilden Max en Anne haar met een feestelijke maaltijd verrassen.

“Zo, schone dame, hebt u al een prachtig en ingenieuze maaltijd verzonnen?” vroeg Maxim Fräser met een grote glimlach toen hij de keuken binnenkwam. Hij drukte een kus op Annes wang.

Anne lachte warm naar hem. Ze was nog altijd helemaal gek op haar vriend. Ze waren al een tijdje samen, maar soms leken ze nog wel een hel jong verliefd stel. Max bleef zo aantrekkelijk met zijn blonde haren, zijn lange en slanke postuur. Anne waardeerde zijn intelligentie en zijn open blik op de wereld enorm. Bovendien kon Max erg boeiend over zijn vak, als hoogleraar archeologie, vertellen.

Max luisterde op zijn beurt altijd zeer geïnteresseerd naar de avonturen die Anne als traumatoloog bij de Landau-kliniek beleefde. Vandaag stond echter helemaal in het teken van Mientje en niet van hun werk.

“Goed, ik heb nu een heerlijke tomatensoep met basilicum als voorgerecht,” begon Anne voor te lezen van haar lijstje. “Vervolgens gevulde kip, gebakken aardappeltjes en een frisse salade,” vervolgde ze. 

Max knikte aandachtig, het klonk allemaal erg lekker.

“En dan als dessert aardbeien en een bolletje vanille-ijs met chocoladesaus,” zei Anne tevreden.

“Dat lijkt me een uitstekend plan. Volgens mij hebben we dan zo’n beetje alles wat Mientje lekker vindt in een maaltijd gestopt!” riep Max vrolijk uit.

Ze pakten de boodschappentassen en gingen op pad. Het kwam niet erg vaak voor dat Anne en Max een hele dag met z’n tweeën waren. Ze hadden allebei behoorlijk zware banen. 

Archeoloog Maxim Fräser verbleef regelmatig in het buitenland om daar veldwerk te doen. Hij was onlangs nog een aantal weken in Egypte geweest, waar hij met zijn team weer een zeer interessante expeditie had uitgevoerd.

Ook Anne spendeerde de meeste tijd aan haar werk, in de Landau-kliniek. Haar baan eiste nogal wat van haar, maar ze had er dan ook alles voor over. Anne was een arts in hart en nieren. Ze was altijd betrokken bij haar patiënten en bovendien was ze een betrouwbare, knappe en doortastende vrouw. 

Max en Anne gingen naar de markt, ze wilden zoveel mogelijk verse producten halen voor hun maaltijd. Ze genoten er beide van om over de markt te struinen en allerlei lekkere dingen te kopen.

Met volgeladen tassen liepen ze terug naar hun auto.

“Zeg, hier kunnen we wel een week allerlei heerlijke maaltijden van bereiden,” zei Max, terwijl hij de tassen in de auto neerzette.

“Ja, ik begin nu ook te denken dat we misschien een beetje te veel hebben gekocht,” lachte Anne.

“Ach, dat komt wel op,” zei Max en hij duwde de achterklep van de auto dicht. 

Het was druk, maar Max manoeuvreerde de auto behendig door het verkeer. Hij zette de radio aan en Anne en hij zongen mee en barstten daarna gelijktijdig in lachen uit. Anne streek even door zijn blonde haar. Ze was ontzettend gelukkig met een man als Max aan haar zijde. 

Toen ze thuiskwamen, pakten ze de tassen uit, aten snel even een boterham en begonnen toen aan de voorbereidingen.

“Ik besef nog meer dan normaal wat Mientje allemaal voor ons doet. Ze is altijd zo druk in de weer om voor ons te zorgen, wat een geweldig mens is het toch,” zei Anne terwijl ze de tomaten sneed.

Anne kende Mientje, die voluit Wilhelmine Redlich heette, al van kinds af aan. Mientje had ook haar ouders in de huishouding geholpen en nu zorgde ze vol liefde voor Max en Anne. Anne zou werkelijk niet weten wat ze zonder Mientje zou moeten beginnen.

Toen ze halverwege hun kookbezigheden waren, ging de bel van de voordeur. Even was Anne bang dat het Mientje zou zijn, die haar sleutel vergeten was, maar dat kon ze zich toch eigenlijk niet voorstellen. Mientje zou op dit tijdstip nog niet thuiskomen.

Anne liep naar de voordeur en deed open. Voor haar neus stond Isabel, de dochter van Max. “Hoi,” zei Anne en ze gebaarde het meisje om binnen te komen.

Isabel keek naar Anne met een mengeling van ontzag en verontwaardiging. Anne was er inmiddels wel redelijk aan gewend dat Isabel niet zo blij was met de liefde tussen haar en Max, al bleef het een moeilijk onderwerp.

“Hoi, is mijn vader ook thuis?” vroeg Isabel en ze keek naar haar voeten.

“Jazeker, kom binnen. Hij is in de keuken,” zei Anne vriendelijk. Ze begreep dat het voor Isabel geen makkelijke situatie was. Het meisje zat in de puberteit en ze had geen goede band met haar moeder, de ex-vrouw van Max. Isabel was wel dol op haar vader, maar aangezien Max voor zijn werk vaak naar het buitenland moest, zagen vader en dochter elkaar maar af en toe. 

“Kijk eens aan!” riep Max verrast toen hij Isabel de keuken in zag lopen. 

Isabel gaf haar vader een zoen en keek een beetje verbaasd naar alle ingrediënten die over de keukentafel en het aanrecht verspreid stonden. “Hoi, pap, alles goed?” vroeg Isabel en ze trok haar jas uit.

Anne maakte een kan limonade klaar en ze pakte drie glazen.

“Met mij gaat het uitstekend. En met jou? Wat leuk dat je ons zomaar met een bezoekje komt verrassen,” zei Max vrolijk en hij woelde door het haar van Isabel.

“Niet doen, pap, zo gaat alles door de war,” zei Isabel geïrriteerd en ze streek vlug haar haren weer plat.

“Och jee, het spijt me vreselijk,” reageerde Max en hij maakte een hoffelijke buiging. 

Isabel schoot in de lach. Ze kon nooit echt boos worden op haar vader en hij ook niet op haar. “Ik heb vakantie,” begon Isabel te vertellen. “Maar ik werd eerlijk gezegd een beetje gek van mamma en zij van mij, geloof ik. En toen we ruzie maakten, riep ze dat ik maar naar jou moest gaan en dat heb ik dus maar gedaan,” verklaarde Isabel haar aanwezigheid.

Max vond het jammer dat Isabel niet zo’n beste band met haar moeder had. Daardoor voelde hij zich soms ook schuldig dat hij niet meer tijd had om met haar door te brengen. Hij knikte begrijpend, het was niet de eerste keer dat Isabel na een ruzie met haar moeder naar het huis van Anne was gekomen. 

“Nou, wij kunnen nog wel een paar handen gebruiken, hoor!” stelde Anne voor.

Max gezicht klaarde op en hij glimlachte dankbaar naar Anne. Hij wist dat de situatie met zijn dochter voor haar ook niet al te makkelijk was, maar Anne was geen type dat zeurde of klaagde, ze zette altijd haar schouders ergens onder. “Inderdaad! Wij kunnen zeker nog wel wat hulp gebruiken,” zei Max vrolijk.

“Wat zijn jullie eigenlijk aan het doen?” vroeg Isabel nieuwsgierig.

“Mientje is jarig en we maken een heuse feestmaaltijd voor haar,” legde Max uit.

Isabel knikte, nu begreep ze waarom de hele keuken vol lekkere dingen stond. 

“Als je zin hebt om te helpen, vinden wij dat hartstikke fijn en dan kan je natuurlijk ook blijven eten,” stelde Max voor. 

“Ja, dat lijkt me leuk,” zei Isabel en ze voelde dat ze weer wat vrolijker werd. Ze werd altijd vrolijker als ze bij haar vader in de buurt was.

Anne vertelde haar wat ze gingen eten en waar ze hen mee kon helpen.

“Ik vind de vakantie eigenlijk maar stom,” vertelde Isabel terwijl ze bezig was met het snijden van een ui.

“Waarom? De meeste kinderen vinden vakantie toch juist leuk?” merkte Max verbaasd op.

“Ik ben geen kind, pap,” corrigeerde Isabel haar vader op puberale wijze. “En ik verveel me helemaal te pletter,” voegde ze eraan toe. 

Max moest lachen en Isabel keek hem eerst boos aan, maar zijn lach werkte zo aanstekelijk dat ze al snel met haar vader mee begon te lachen. 

Anne, Max en Isabel werkten die middag hard door in de keuken. Ze dekten de tafel met een mooi tafelkleed en servies en Isabel stelde voor om kaarsjes neer te zetten. Ondertussen ruimde ze de snijplankjes, borden en pannen die ze niet meer nodig hadden op.

“Mientje kan elk moment komen,” zei Anne een beetje zenuwachtig. Het was lang geleden dat ze iemand op deze manier had verrast. Ze wist dat Mientje het leuk zou vinden dat er nu een keer voor haar gezorgd werd, in plaats van andersom. 

Toen ze de voordeur open hoorde gaan, hielden Max, Isabel en Anne heel even hun adem in.

Mientje liep de keuken in en direct begonnen Max, Anne en Isabel voor haar te zingen. De bejaarde huishoudster sloeg een hand voor haar mond van verbazing. Met grote ogen keek ze naar Max, Anne en Isabel en naar de prachtig gedekte tafel.

“Wat mooi!” bracht Mientje verbaasd uit, toen ze verjaardagskussen kreeg. “Wat leuk dat jij er ook bent,” zei ze tegen Isabel. Mientje was gek op kinderen en ze hoopte dan ook vurig dat Anne en Max ook ooit aan gezinsuitbreiding zouden doen. “Ik weet gewoon niet wat moet ik zeggen,” mompelde Mientje die haar verbazing nog niet helemaal te boven was.

Anne was erg blij dat de verrassing zo geslaagd was en het eten was ook erg goed gelukt. 

“Jullie hebben mij helemaal niet nodig, jullie kunnen zelf fantastisch koken,” lachte Mientje terwijl ze van de heerlijke gerechten genoot.

“Lieve Mientje, ik wil nog even een toost uitbrengen op jou. Jij zorgt altijd geweldig voor ons en voor het huis en daar zijn we je erg dankbaar voor. We hopen dat je een fijne dag en avond hebt gehad. Lieve Mientje, nog vele jaren!” sprak Max en hij hief zijn glas.

Na het toetje ruimde Anne nog het een en ander op in de keuken. Max en Isabel zaten nog wat te praten over Isabels moeder. Anne wist dat het voor Isabel niet makkelijk was om over Irma te praten in de aanwezigheid van Anne.

Mientje was na het eten naar bed gegaan. Ze had hen wel tien keer bedankt voor de geweldige avond. Ze was behoorlijk moe geworden van deze bijzondere verjaardag en dus viel ze al snel in slaap.

Anne besloot ook naar bed te gaan. Er lag weer een werkdag in de Landau-kliniek op haar te wachten en ze wilde uitgerust op haar werk verschijnen. 

“Slaap lekker, bedankt voor je hulp, Isabel,” zei Anne voor ze naar de slaapkamer liep.

Isabel knikte een beetje ongemakkelijk en Max gaf Anne een zoen. 

“Ik denk dat het voor ons ook tijd wordt om te gaan slapen,” zei hij na een tijdje tegen zijn dochter.

Isabel bleef bij hen logeren. Toen ze in bed lag, probeerde ze zich ontevreden te bedenken wat ze moest gaan doen in haar vakantie. Haar vriendinnen waren bijna allemaal weg, haar moeder vond ze maar vervelend en haar vader moest alleen maar werken. Woelend en draaiend viel Isabel pas na een lange tijd in slaap.



Monika Bertens had voor haar zoons eitjes gemaakt bij het ontbijt. Dieter en Berend zaten stil te smikkelen van het feestontbijt. De kinderen hadden vakantie en Monika wilde het hen naar de zin maken.

Ze had een drukke nacht achter de rug. In het hotel was een gast onwel geworden en heel even was er paniek uitgebroken. Gelukkig bleek het allemaal mee te vallen, waarschijnlijk had de gast gewoon iets verkeerds gegeten. 

Monika onderdrukte een gaap en schonk voor zichzelf een flinke kop koffie in, die had ze wel nodig na zo weinig slaap.

Ze was om zes uur thuisgekomen en om half acht waren Dieter en Berend wakker geworden. Heel misschien kon ze vanmiddag nog even slapen, als Berend zijn middagslaapje hield, maar dan was Dieter weer alleen, peinsde ze.

“Mamma, mag ik dat eens proeven?” vroeg Dieter en hij wees naar de koffie.

“Koffie is niet voor kinderen, Dieter. Je mag er wel eens aan ruiken, maar ik weet zeker dat je het niet lekker vindt,” zei Monika en ze gaf hem de kop koffie.

Dieter boog zich voorover en snoof de geur van de koffie op. Hij trok een vies gezicht. “Bah, dat ruikt inderdaad helemaal niet lekker!”

“Ik ook ruiken,” brabbelde Berend. 

Behoedzaam hield Dieter de koffie voor de neus van z’n broertje. “Vies, hè?” vroeg Dieter.

Berend knikte. Hij was het vaak eens met zijn grote broer.

“Zo, geef die maar weer aan mij,” zei Monika lachend en ze nam nog een flinke slok van de koffie.

“Gaan we vandaag naar het bos?” wilde Dieter weten.

Dieter was dol op buiten spelen en het liefste was hij uren in het bos. Hij wilde ergens een geheime hut bouwen, maar dat mocht natuurlijk niemand weten. Heel misschien zou hij het aan zijn broertje vertellen, maar daar was hij nog niet uit. 

“Misschien kunnen we wel naar het bos gaan. Ik vind het wel een goed idee. En jij, Berendje, wil jij naar het bos?” vroeg Monika aan haar kleinste.

“Bos!” riep Berend vrolijk.

“Dat betekent vast ja,” zei Dieter wijs.

“Dat denk ik ook,” glimlachte Monika.

“Dieter, ga jij maar even douchen en je klaarmaken. Dan kleed ik Berend even aan, goed?” zei Monika en ze begon de tafel op te ruimen. 

Dieter rende naar zijn kamer. Hij wilde zo snel mogelijk naar het bos gaan, dus hij sprong snel onder de douche.

Monika ruimde de ontbijtspullen op. Er stond al een flinke afwas in de keuken. Ze zuchtte, ze moest echt binnenkort de boel opruimen. 

Ze tilde Berend op en nam hem mee naar de badkamer. Hij was niet dol op wassen. Hij hield z’n ogen stijf dicht. Monika waste hem van top tot teen en zong ondertussen een liedje. 

“Mag ik deze aan?” vroeg Dieter en hij hield een grote, rode trui vast. 

“Ja hoor, dat is prima,” lachte Monika.

Ze kleedde Berend aan en ging daarna zelf douchen. Ze voelde zich altijd beter na een goed ontbijt en een warme douche. 

“Ik smeer nog een paar boterhammen,” zei ze tegen de jongens toen iedereen zich had aangekleed en klaar was om te gaan. 

Op het moment dat Monika het brood wilde pakken, ging de telefoon. “Met Monika Bertens.”

“Hoi Monika, met Eveline.” 

Monika herkende de stem van haar manager van het hotel. Eveline was een rustige, zakelijke vrouw, maar ze klonk nu een beetje gehaast.

“Hoi, Eveline, wat kan ik voor je doen?” vroeg Monika vrolijk en ze gaf Dieter een knipoog. Waarschijnlijk belde Eveline om iets over het rooster te bespreken. 

“Monika, we hebben een probleem,” begon Eveline en haar stem klonk ernstig. 

“Wat is er aan de hand?” vroeg Monika, die nu ook begreep dat Eveline niet zomaar belde.

“We hebben een receptionist voor vandaag tekort. Er is iets misgegaan bij het maken van de roosters, maar we hebben geen receptionist vandaag en dat terwijl het ongelofelijk druk wordt. Er komen twee grote en belangrijke groepen vandaag, het hotel zit helemaal vol,” legde Eveline uit en ze klonk nu behoorlijk paniekerig.

“Maar hoe kan dat nou?” vroeg Monika verbaasd. Er werkte immers genoeg personeel in het hotel.

“Dat begrijp ik ook niet. In ieder geval is er iets verkeerd gegaan bij het maken van de roosters. Ik weet dat jij net nachtdienst hebt gehad, maar ik zou je niet bellen als dit geen noodgeval is. Het gaat om een paar uurtjes. Ik heb ook al anderen geprobeerd, maar Ted en Ben zijn op vakantie en Lotte is bij haar ouders op bezoek en die kan hier pas over vier uur zijn,” vertelde Eveline vlug. “Vannacht ben je dan uiteraard vrij,” voegde ze er aan toe.

Monika dacht een moment na. Het zou betekenen dat ze niet naar het bos kon met haar zoons. Dat was nog niet het ergste. Wat moest ze in godsnaam met hen beginnen? Ze kon niet zo snel een oppas regelen, bovendien had ze nauwelijks geld over voor een oppas. 

Koortsachtig dacht Monika na. De buurvrouw was overdag aan het werk. Haar moeder woonde veel te ver weg. Haar vriendinnen werkten ook overdag.

“Het gaat echt maar om maximaal drie uurtjes, het zijn net drie heel drukke uren, daarom bel ik je,” drong Eveline aan. “We betalen je er extra voor en je mag daarna een paar nachten vrij nemen,” voegde ze er bijna smekend aan toe.

Dat zou Monika wel heel goed uitkomen, wat extra geld en een paar nachten slaap. Misschien zou ze dan haar jongens een keertje op pannenkoeken kunnen trakteren.

“Ik wil het best doen, maar ik heb mijn twee zoons thuis. Ze hebben vakantie en ik kan niet zo snel onderdak voor ze regelen, dus dan zou ik ze graag mee willen nemen,” zei Monika.

Dieter keek naar zijn moeder. Hij zag aan haar gezicht en hoorde aan haar stem dat er iets aan de hand was. Hij sloeg z’n ogen neer. Op dit soort momenten miste hij z’n vader heel erg. Zijn vader had altijd overal een oplossing op geweten. Toen zijn vader nog leefde, was zijn moeder ook veel gelukkiger en ze was veel vaker thuis.

“Ja, dat begrijp ik,” reageerde Eveline kortaf.

Monika wist dat haar manager absoluut niet van kinderen hield.

“Monika, het spijt me verschrikkelijk, maar we kunnen je kinderen er nu echt niet bij hebben. Er komen ontzettend belangrijke mensen uit het zakenleven en ik wil niet dat er iets misgaat. Waarschijnlijk komt de pers ook en het zou erg jammer zijn als kinderen roet in het eten zouden gooien. Het gaat om drie uur. Kunnen ze dan niet gewoon even thuis spelen? Zoals ik al zei, je krijgt daarna extra geld en een paar vrije dagen, dus dan heb je veel tijd om bij hen te zijn,” zei Eveline zakelijk. 

“Ik weet het niet, ik had beloofd om met hen naar het bos te gaan,” reageerde Monika beduusd. Ze voelde zich plotseling zo zwak en zo verdrietig. Ze wilde er het liefst zijn voor haar jongens, maar ze wilde tegelijkertijd haar baan niet kwijt.

“Mam, we gaan wel andere keer naar het bos,” zei Dieter volwassen.

Er schoten tranen in Monika’s ogen, die ze met moeite probeerde weg te knipperen.

“Het bos loopt niet weg, Monika,” zei Eveline fel en geïrriteerd. 

“Goed dan. Ik kom er aan,” zei Monika zacht.

“Zo mag ik het horen,” antwoordde Eveline en ze hing op. 

Monika voelde zich een verschrikkelijk slechte moeder. Ze probeerde te bedenken wie ze kon bellen, wie even op de kinderen kon passen. Ze probeerde een paar vriendinnen, maar zoals ze al vreesde, was iedereen aan het werk.

Dieter en Berend zaten naast elkaar op de bank.

Monika ging voor hen zitten. “Jongens, het spijt me heel erg, maar ik moet even weg. Ik moet een paar uur extra werken en dan kom ik weer heel snel terug en dan ben ik een paar dagen vrij en dan gaan we samen een heleboel leuke dingen doen, goed?” zei Monika en ze probeerde te glimlachen, maar ze moest heel erg haar best doen om niet te huilen. “Dieter, kun jij een paar uurtjes op je kleine broertje passen?” vroeg Monika.

“Natuurlijk, mamma. Je hoeft je geen zorgen te maken, hoor, ik ben al hartstikke groot,” zei Dieter stoer.

Monika lachte ontroerd en streek door zijn haar. “Dat weet ik toch, lieverd. Als er iets is, dan bel je me onmiddellijk op, goed? Ook als je ergens over twijfelt, altijd bellen!” drukte Monika Dieter op het hart.

“Ja, dat zal ik doen,” beloofde Dieter.

“Berend, zul je heel lief zijn en heel goed luisteren naar je groter broer?” vroeg Monika aan haar jongste zoon.

“Bos?” vroeg de kleine Berend.

“Morgen gaan we naar het bos. Vandaag ga je lekker spelen met Dieter,” zei Monika en ze kuste hem.

Snel trok Monika haar werkkleren aan. Ze voelde zich nog altijd vreselijk. Ze werd misselijk van zichzelf. Kon ze dit doen, kon ze zomaar twee kinderen een paar uur alleen laten? Het stelde haar enigszins gerust dat Dieter zo volwassen en wijs was, maar kon hij die verantwoordelijkheid wel aan?

Ze maakte vlug nog wat eten voor de jongens klaar en liet Dieter beloven dat ze het op zouden eten.

“Mam, je doet net alsof je heel erg lang weggaat,” zei Dieter een beetje verbaasd.

“Ja, dat is waar. Terwijl ik over een paar uur alweer terug ben. Niet aan scherpe dingen komen, vergeet niet wat te eten en verder moeten jullie gewoon lekker spelen. En je belt me als er iets is!” zei Monika voor de zoveelste keer. Ze omhelsde haar beide zoons en gaf hen een paar kussen. “Dag, jongens!” riep ze en toen liep ze naar buiten.

Met pijn in haar hart reed ze naar het hotel. Ze probeerde te blijven bedenken dat ze straks een paar dagen vrij zou hebben en dat het helemaal niet erg was voor haar jongens om een paar uur samen te spelen. 

Toen Monika haar auto bij het hotel parkeerde, zag ze direct dat het drukker was dan normaal. Het hotel was nog tamelijk nieuw en het was nu al een trekpleister voor zakenlui en andere rijke mensen geworden.

Het management van het hotel deed er dan ook alles aan om het geheel op rolletjes te laten lopen. Nog niet eerder was het zo druk geweest in het hotel en het kwam dan ook erg slecht uit dat er juist nu iets mis was gegaan bij het maken van de roosters.

Monika was moe, maar ze wist dat ze daar nu niet aan kon toegeven. Net zomin als ze nu aan haar schuldgevoel kon toegeven. Ze moest sterk zijn en ze moest haar werk de komende uren perfect uitoefenen.

Ze haalde even diep adem en sloot een moment haar ogen. Toen ze haar ogen weer opende, zette ze een glimlach op en liep het hotel binnen. In de lobby en bij de balie stonden allerlei mensen uit allerlei landen. 

“Goed dat je er bent, Monika. Het is razend druk, zoals je ziet,” zei Eveline en ze overhandigde Monika een map.

“Hier zitten de wijzigingen van de kamers in. We hebben door omstandigheden het een en ander moeten omgooien, dus je moet er even goed opletten of het kamernummer nog hetzelfde is. Er zit ook een lijst met reserveringen in die map,” zei Eveline snel.

Monika knikte, ze nam de map aan en ging toen vlug aan het werk. De hele tijd bleef ze aan haar twee zoontjes denken en ze bad dat het goed ging met hen.



Voetje voor voetje schuifelde Sonja Munz door haar huiskamer. Ze wilde haar ontbijt opruimen, maar dat ging allemaal helemaal zo makkelijk niet meer op haar leeftijd. Ze zou over een paar maanden tachtig worden. 

Als Sonja Munz daar aan dacht, begon het haar bijna te duizelen. Tachtig jaar? Had zij al tachtig jaar geleefd, dacht ze hoofdschuddend.

Ze zette het blad met de ontbijtspullen op het aanrecht en schonk nog een kopje thee voor zichzelf in. Uit de huiskamer klonk het geluid van de radio. 

Ik heb een goed en mooi leven gehad, dacht Sonja Munz bij zichzelf. Natuurlijk was er ook een hoop ellende geweest, maar over het algemeen mocht ze niet klagen. Toch was het leven haar zwaar gevallen sinds haar man was overleden. Dat was nu al bijna zes jaar geleden. Ze kon zich het beeld van haar man nog scherp voor de geest halen. In haar ogen was hij altijd een jonge man gebleven. Hij was breed en had de mooiste bruine ogen gehad die mevrouw Munz ooit gezien had.

Als ze er aan terugdacht, moest ze glimlachen. Ze voelde zich dan weer het zestienjarige meisje dat ze was geweest toen ze haar man had ontmoet. Hij had haar na lang aarzelen mee uit gevraagd. Mevrouw Munz herinnerde zich nog hoe ontzettend ze moest blozen toen hij haar mee vroeg naar een balletvoorstelling. Ze was nog nooit eerder alleen met een man op stap geweest. Van haar vader mocht het en ze had zich wel urenlang in haar kamer opgesloten om zich mooi te maken. Toen kon ze nog niet weten dat die jongen haar echtgenoot zou worden. Het ging toch allemaal nog zo anders in die tijd, bedacht mevrouw Munz zich. Tegenwoordig hadden jonge mensen steeds nieuwe en korte relaties met elkaar, maar dat was vroeger uit den boze. Het was al heel wat dat zij van haar vader op stap mocht met een jongeman.

Ze moest die oude foto’s eens ergens opzoeken. Ze had prachtige foto’s van vroeger. Allemaal foto’s waarop zij en haar man nog jong en stralend waren. Dat was zo’n geweldige tijd geweest. Waar had ze die foto’s toch opgeborgen?

Mevrouw Munz zuchtte, dat was toch wel erg vervelend van die ouderdom, dat ze zoveel vergat. Ze zocht in de lade van haar bureautje, maar daar lagen geen foto’s in. Zouden ze dan nog boven liggen? Mevrouw Munz wilde best gaan zoeken, maar ze voelde zich plotseling erg moe. De huisarts had al eerder tegen haar gezegd dat ze rustig aan moest doen en dat ze zich niet te veel op haar hals moest halen. De huisarts had zelfs voorgesteld dat ze hulp van de thuiszorg zou inschakelen. Dat idee had mevrouw Munz helemaal niet aangesproken. Ze moest er niet aan denken dat er elke dag een vreemde in haar huis zou zijn. Ze was vastbesloten zich zo lang mogelijk tegen het ouder worden te verzetten. Ze wilde best rustig aan doen, maar ze wilde zo goed en zo kwaad als het ging voor zichzelf blijven zorgen.

De telefoon rinkelde. Voorzichtig liep mevrouw Munz naar het tafeltje waar de telefoon op stond. Ze hoopte maar dat ze op tijd zou zijn. Ze was tegenwoordig vaak te laat en dan had degene die opbelde al opgehangen. 

“Met mevrouw Munz,” zei ze en ze was blij dat de beller niet opgehangen had.

“Dag, moeder!” klonk de stem van Gert opgewekt.

“Dag, Gert, mijn jongen, hoe is het met je?” vroeg mevrouw Munz. Het was altijd leuk als haar zoon haar belde.

“Met mij gaat het goed. En met jou?” vroeg Gert. 

“Ook alles prima, hoor, ik doe het rustig aan.”

“Goed zo. Dat had de dokter ook gezegd, toch?” informeerde Gert.

“Jazeker, dat had hij gezegd, maar je weet hoe ik ben, ik bepaal graag zelf wat ik doe,” zei mevrouw Munz en ze lachte een beetje ondeugend.

“Ja, dat weet ik maar al te goed! Zeg, mam, ben je vanmiddag thuis?”

“Ja, ik heb geen plannen om de deur uit te gaan. Ik moet alleen nog wat boodschappen doen.”

“Goed, daar help ik je dan wel even mee. Dan kom ik straks even langs, oké?” vroeg Gert.

“Ja, gezellig, Gert, tot straks,” zei mevrouw Munz en ze was verheugd dat haar zoon op visite kwam.

“Tot straks, mam!” zei Gert en hij hing op. 

Mevrouw Munz begon direct een beetje op te ruimen. Ze was altijd netjes, maar ze wilde het huis opgeruimd hebben als ze visite kreeg. Niet dat haar zoon nou echt visite was, maar toch vond ze het leuk om de boel gezellig te maken. 

Gert was haar enige zoon, maar mevrouw Munz had ook nog een dochter. Haar dochter, Helga, was helaas tien jaar geleden al verhuisd naar Amerika. Ze was daar getrouwd en had twee dochters. Mevrouw Munz vond het ontzettend jammer dat ze haar dochter en kleindochters bijna nooit zag. Ze kwamen wel een keer per jaar bij haar op bezoek, maar dat was altijd erg kort. Inmiddels was het voor mevrouw Munz te veel gedoe om helemaal naar Amerika te reizen.

Gelukkig woonde haar zoon Gert wel bij haar in de buurt. Mevrouw Munz hoopte al jaren vurig dat hij een leuke vrouw zou ontmoeten, met wie hij een gezinnetje kon beginnen. Gert wilde daar niets van weten. Hij had wel eens vriendinnen, maar hij had nog nooit de ware ontmoet. 

Mevrouw Munz schudde haar hoofd, Gert was, net als zijn vader, altijd bezig met zijn werk. Hij had een eigen bedrijfje als computeradviseur en daar had hij het druk mee. Natuurlijk was mevrouw Munz trots op de carrière van haar zoon, maar ze vond het toch jammer dat hij geen vrouw en kinderen had. Gert had haar wel eens gezegd dat ze ouderwets was en dat de tijden nou eenmaal veranderd waren. Mevrouw Munz had toen haar schouders opgehaald, het was toch niet ouderwets om met iemand samen te willen zijn?

Ze liep naar de keuken om te kijken of ze nog wel wat lekkers in huis had, wat ze haar zoon aan zou kunnen bieden. Gert was immers dol op chocolade, dus mevrouw Munz glimlachte breed toen ze in haar keukenkastje een pak chocoladekoekjes zag liggen. 



Isabel was na het gezellige etentje voor Mientje weer teruggegaan naar huis. Haar moeder was niet thuis en daar was Isabel eigenlijk wel blij om. Ze was veel liever nog even bij haar vader gebleven, maar die moest weer aan het werk.

Isabel zuchtte diep. Ze vond het leven af en toe ontzettend oneerlijk. Waarom moest ze bij haar moeder wonen? En waarom was haar vader met die Anne gegaan? 

Ze wist wel dat haar vader van Anne Maas hield, maar toch kon ze dat niet verkroppen. Isabel had liever gezien dat haar ouders gewoon nog bij elkaar waren en dat Anne Maas niet in hun leven was gekomen.

Haar vader had haar een paar keer proberen uit te leggen waarom het niet meer ging tussen hem en haar moeder. Natuurlijk had ze dat wel begrepen, maar haar boze gevoelens waren vaak sterker dan haar begrip.

Isabel zette de televisie aan. Ze zapte een beetje zonder echt ergens naar te kijken. Er was ’s morgens ook niet veel soeps op tv. Ze vond de vakantie maar vervelend. School was ook vervelend, maar daar kon ze tenminste nog wat lol trappen met haar vriendinnen. Bijna al haar vriendinnen waren weg. Ze waren met hun ouders op vakantie of ze gingen familie opzoeken. Isabel zou ook wel op vakantie willen. Het had haar ook erg leuk geleken als ze een broertje of zusje had gehad. 

Haar moeder vond dat ze een baantje moest zoeken, maar Isabel had geen idee wat ze dan moest doen. Ze wilde wel in een café werken, maar haar moeder vond het niet goed als ze ’s nachts werkte, dus dat kon niet. Isabel zuchtte nogmaals diep, ze vond dat haar moeder haar het leven ook niet bepaald makkelijker maakte.

Net toen Isabel bedacht dat ze dan maar de afwas zou gaan doen, uit pure verveling, ging de bel van de voordeur. Ze hoopte dat er iets spannends zou gebeuren. Haar fantasie sloeg direct op hol, misschien zou ze wel de loterij gewonnen hebben. Toen ze de deur opendeed, keek ze in het vrolijke gezicht van haar vriendje Jens Becker. Isabel begon te lachen en omhelsde hem.

Naast haar vader, was Jens een van de weinige mensen van wie ze heel erg vrolijk werd. Isabel was helemaal gek van haar vriendje, hoewel haar vader daar iets minder blij mee was.

“Jens! Wat een verrassing! Ik dacht dat jij moest werken?” zei Isabel blij en ook een beetje verbaasd.

“Dat was ook zo, maar ik had me verslapen en nu ben ik eigenlijk een soort van ontslagen,” antwoordde Jens en hij bleef vrolijk lachen. 

Isabel schudde licht haar hoofd. Dat was nou typisch Jens, hij was knap en slim, maar hij was niet bepaald iemand die er een duidelijke structuur op na hield. Jens ging fluitend en zorgeloos door het leven, wat betekende dat hij regelmatig nieuwe baantjes moest zoeken. 

“Maar maak je geen zorgen, ik heb via een vriend van me waarschijnlijk al iets nieuws gevonden,” zei Jens stralend.

Isabel streek door zijn haar. Ze was trots op haar knappe vriendje. Het kon haar niet zoveel schelen dat hij niet altijd precies leefde zoals het zou moeten. Zij vond het juist leuk en charmant dat hij anders was dan de meeste anderen. 

“En hoe gaat het met jou?” vroeg Jens.

Isabel haalde haar schouders op. “Ik was gisteren bij mijn vader.”

“Leuk. Was de dokter er ook, de boze stiefmoeder?” grapte Jens. 

Isabel gaf hem een plagerige stomp. Ze wist dat Jens absoluut geen problemen had met Anne. Hij vond haar zelfs erg aardig. “Ja, ze was er ook, maar het was de verjaardag van Mientje, dus dat was wel leuk,” vertelde Isabel. “Verder verveel ik me maar. Iedereen is weg en ik wil in een café werken, maar dat mag niet van mijn moeder,” vervolgde ze op een zeurderige toon.

“Misschien kan ik wel ergens een baantje voor je vinden,” bood Jens behulpzaam aan. Hij zag nooit beren op de weg en was vaak positief over dingen. 

“Ja? Dat zou wel erg fijn zijn,” reageerde Isabel dankbaar en ze schonk twee glazen cola in. 

“Zullen we dan nu een filmpje gaan kijken?” stelde Jens voor en hij kietelde Isabel even in haar nek.

Ze giechelde en kietelde hem terug. Haar moeder had wel eens gezegd dat ze niet zo klef moesten doen, maar daar trokken Jens en Isabel zich niets van aan.

Ze liepen naar haar kamer en Jens inspecteerde de films. “Ik heb een nieuwe, die ligt op mijn bureau,” wees Isabel.

Jens pakte de film en er verscheen een grote glimlach op zijn gezicht. “Deze schijnt geweldig te zijn!” riep hij vrolijk uit. 

Isabel ging tegen Jens aan zitten en ze was haar verveling alweer bijna vergeten. Ze moest er maar niet te veel aan denken dat Jens morgen weer ging werken en zij dan weer niets te doen zou hebben. Misschien kon hij ook wel een baantje voor haar vinden en dan zou ze haar eigen geld gaan verdienen, dacht Isabel tevreden.



Berend was zo met zijn speelgoed bezig, dat hij helemaal niet gemerkt had dat zijn moeder weg was gegaan. Dieter daarentegen moest toegeven dat hij het erg jammer vond dat ze nu niet meer naar het bos zouden gaan. Hij wist wel dat zijn moeder het ook niet leuk vond en hij nam het haar dan ook niet kwalijk. Soms had hij het idee dat hij een klein beetje voor z’n moeder moest zorgen, maar ook dat vond hij geen probleem.

“Komt pappa thuis?” vroeg Berend plotseling.

Dieter keek zijn broertje verbaasd aan. Hij kon zich niet herinneren wanneer Berend voor het laatst over hun vader had gesproken. Hij was nog een baby geweest toen hun vader stierf en hij had dus niet veel herinneringen aan hem. 

“Pappa?” herhaalde Berend en hij keek zijn grote broer verwachtingsvol aan. 

“Pappa komt niet thuis, Berend. Pappa woont nu ergens anders,” probeerde Dieter uit te leggen.

“Waar is pappa?” vroeg Berend nu op een drammerige toon.

“Daarboven,” zei Dieter en hij wees naar buiten, naar de blauwe lucht. 

Berend keek ook naar buiten, hij dacht even na en knikte toen. Hij leek gerustgesteld te zijn door het antwoord. 

“Pappa boven,” zei hij tevreden.

Dieter moest lachen en knikte. “Ja, pappa is boven,” herhaalde hij.

Heel soms was Dieter wel eens een beetje jaloers op de jongens en meisjes uit zijn klas. Er waren twee meisjes met gescheiden ouders, maar hij was de enige met alleen een moeder. Soms, als hij de vaders op het schoolplein zag staan, dan miste hij zijn eigen vader nog iets meer dan normaal. Hij had tegen zichzelf gezegd dat zijn moeder daar nooit wat van mocht merken, want dan zou ze vast en zeker heel erg verdrietig worden en dat wilde Dieter beslist niet.

Hij liep naar de keuken en pakte de borden met brood die hun moeder klaar had gemaakt voor ze wegging. “Kom eens, Berend, dan krijg je een boterham,” riep Dieter naar z’n broertje.

Berend gleed van de bank af en holde op z’n korte beentjes naar Dieter. “Boterham!” riep hij enthousiast.

Dieter gaf hem een voor een de kleine stukjes boterham. Ondertussen at hij zelf ook een boterham met pindakaas, daar was hij gek op.

“Zo, nu is het weer op,” zei Dieter toen hij Berend het laatste stukje had gegeven.

“Op?” vroeg Berend verbaasd, alsof hij niet begreep dat hij zelf net de boterham had opgegeten.

“Ja, je hebt je boterham helemaal opgegeten,” verduidelijkte Dieter. 

“Op?” herhaalde Berend.

“Ja, de boterham zit in je buik,” zei Dieter en hij wees naar de buik van Berend. Hij kietelde zijn broertje en die begon luid te schaterlachen.

Dieter zette de borden op het aanrecht. Zou zijn moeder nu al bijna thuiskomen, vroeg hij zich af.

“Ga nog maar even spelen,” zei Dieter.

“Nee,” antwoordde Berend en hij bleef op z’n stoel zitten. 

“Hoezo niet?” vroeg Dieter.

“Ik wil buiten,” antwoordde Berend en hij wees met zijn kleine vingertje naar buiten. 

Dieter reageerde niet meteen. Hij had niets met zijn moeder afgesproken over naar buiten gaan, maar hij was toch bang dat ze het niet zo’n goed idee zou vinden. Aan de andere kant, hij kon wel even met Berend naar het speeltuintje lopen, dat was hartstikke dichtbij en bovendien kende hij de weg.

“Buiten gaan, Die?” vroeg Berend. Hij noemde zijn grote broer vaak Die, in plaats van Dieter.

“Ik weet het niet zo goed, Berend,” zei Dieter langzaam. Hij wilde zelf eigenlijk ook wel even naar buiten, dan kon hij schommelen in de speeltuin. Hij was alleen bang dat zijn moeder boos zou worden.

“Buiten, Die!” jengelde Berend nog een keer.

“Goed dan, pak je jas maar,” gaf Dieter toe. Het kon vast geen kwaad. Ze zouden gewoon heel even naar de speeltuin gaan en dan zouden ze allang weer thuis zijn, als hun moeder thuis zou komen.

Dieter hielp zijn broertje met het aantrekken van zijn jas en hij pakte de huissleutels. 

“Geef me maar een hand,” zei Dieter een beetje zenuwachtig toen ze op straat stonden. Hij had het idee dat hij iets deed wat niet mocht en dat was spannend, maar ook wel eng.

Berend praatte over van alles wat hij zag op straat. Hij wees naar de auto’s, de winkels en de honden die ze tegenkwamen. Dieter reageerde niet overal op, hij concentreerde zich vooral op het feit dat hij zijn broertje veilig naar de speeltuin moest krijgen. 

De speeltuin lag op een grasveld, het was eigenlijk best een afgelegen plek. Langs het grasveld liep een slootje en in de verte, aan de andere kant van het slootje, stond een rij huizen.

“Speeltuin!” riep Berend vrolijk en hij maakte zijn hand los uit die van zijn broer en rende naar de glijbaan. 

Dieter rende achter hem aan. Hij was op slag vergeten dat hij misschien iets deed wat niet mocht.

Hij liep naar de schommels en begon hard te schommelen. De kleine Berend stond hem ongelovig aan te kijken. 

“Zie je hoe hoog ik ga, Berend!” gilde Dieter vanaf de heen en weer zwaaiende schommel. 

Met open mond bleef Berend staan kijken. Als hij later groot was, wilde hij ook zo hard schommelen, dat wist hij zeker. 

Dieter genoot van de vaart die hij maakte. Hij stelde zich voor dat hij kon vliegen en dat hij dan naar zijn vader kon vliegen. Hij had altijd het idee dat hij op de schommel heel dicht bij zijn vader was.

“Ik ook schommel,” riep Berend.

Dieter verminderde vaart en sprong van de schommel af. Zijn moeder vond het altijd maar gevaarlijk als hij dat deed, maar Dieter verzekerde haar altijd stoer dat het helemaal geen kwaad kon. Hij was immers hartstikke goed in schommelen en ook in springen.

Dieter hielp zijn kleine broertje op de schommel en gaf hem voorzichtig duwtjes in z’n rug.

Er verscheen een grote glimlach op Berends gezicht. “Harder!” riep hij blij. 

Dieter duwde hem iets harder. Berend bewoog fanatiek met z’n kleine beentjes heen en weer, maar dat had bij hem nog niet zoveel effect.

“Harder, Die,” riep Berend weer. 

Dieter duwde hem nog iets harder. Hij moest lachen om zijn kleine broertje. Berend kirde het uit van enthousiasme. Toen gaf Dieter hem per ongeluk een te harde duw. Berend helde voorover en Dieter was niet snel genoeg om hem vast te pakken. Het jongetje viel op de grond en heel even bleef het stil, maar toen begon hij te huilen.

Dieter schrok zich rot en snelde naar z’n broertje toe. “Sorry, Berend, sorry,” zei hij geschrokken. 

Er biggelden tranen over het gezichtje van Berend. Dieter bekeek of hij iets had, maar behalve een schrammetje op het handje van Berend, kon hij niets ontdekken. 

“Je bent geschrokken, hè, dat begrijp ik wel,” zei Dieter op sussende toon.

“Ik wil naar mamma,” zei Berend zachtjes en hij was helemaal niet meer zo vrolijk als daarnet. 

“We gaan zo weer naar mamma,” probeerde Dieter zijn broertje gerust te stellen. 

“Ik wil naar mamma,” reageerde Berend verdrietig.

Dieter drukte zijn broertje tegen zich aan en probeerde ondertussen iets te verzinnen om hem af te leiden. Hij moest Berend weer opvrolijken met iets. 

Dieters ogen speurden de omgeving af. Normaal gesproken werd Berend vrolijk van de schommel, maar dat was nu waarschijnlijk niet zo’n goed idee.

“Waar is mamma, Die?” vroeg Berend bedremmeld.

“Mamma is aan het werk, dat weet je toch wel,” zei Dieter bozer, dan hij wilde.

Berend keek hem verdrietig aan. Dieter veegde de tranen van zijn gezicht. Misschien was het beter om gewoon weer naar huis te gaan.

“Zullen we dan maar weer naar huis gaan?” stelde Dieter voor.

Berend schudde zijn hoofd. 

Dieter zuchtte, wat wilde zijn broertje nou? Soms was het zo onhandig dat Berend nog niet goed kon uitleggen wat hij wilde of waar hij wel of geen zin in had. “Wat wil je dan?” riep hij een beetje wanhopig uit.

“Naar mamma,” antwoordde Berend zachtjes.

“Ja, nou, dat kan niet, Berend. Sorry, hoor, maar je zult het nu gewoon even met mij moeten doen,” riep Dieter boos uit.

Het bleef even stil. De broertjes keken elkaar aan en zeiden allebei niets. Ze leken allebei na te denken over wat ze moesten doen. 

“Oké, Die,” zei Berend uiteindelijk en hij leek ineens een oud en wijs mannetje.

Dieter moest om zijn broertje lachen en kietelde hem. Berend gilde het uit van het lachen. 

Toen kreeg Dieter ineens een idee. Hij keek naar de sloot en dacht dat hij Berend daar wel mee kon afleiden. “Zullen we kijken of we een vis kunnen vangen?” vroeg Dieter enthousiast.

Berend keek hem niet begrijpend aan. “Vis?” vroeg hij verbaasd en hij keek om zich heen.

“Ja, in de sloot, daar, zwemmen vissen,” legde Dieter uit en hij wees naar het slootje. 

“Vissen!” riep Berend en hij was weer helemaal vrolijk. 

Samen liepen de jongens naar de sloot. Dieter bedacht dat zijn moeder vast heel trots zou zijn als Berend en hij een vis mee naar huis zouden nemen. Dan hoefde ze ook geen boodschappen meer te doen, maar dan konden ze gewoon die vis eten, dat deden ze in films ook altijd.

“We gaan een vis voor mamma vangen, goed?” zei Dieter tegen zijn kleine broertje.

Berend knikte met een ernstige blik. “Vis voor mamma,” herhaalde hij.

“Ja, zo’n grote vis gaan we vangen,” zei Dieter en hij spreidde z’n armen. Hij wist niet zeker of er wel zulke grote vissen in deze sloot zwommen, maar je wist nooit.

Berend spreidde ook z’n armen.

“Precies, zo groot, als de vissen van de film,” zei Dieter. Hij keek samen met Berend vaak naar een tekenfilm die zich in de oceaan afspeelde. Berend was daar helemaal gek op. 

“Ja, van de film,” riep Berend enthousiast en hij begon in de sloot te kijken.

“We moeten heel voorzichtig zijn, hoor,” waarschuwde Dieter. “Als de vissen ons horen, dan gaan ze meteen weg, natuurlijk.”

Voetje voor voetje schuifelden de boers dichter naar de sloot toe. Dieter stelde zich voor hoe hij in een keer, met z’n hand, een vis zou vangen en hoe trots zijn moeder dan zou zijn. Hij legde z’n vinger op z’n lippen om zo aan Berend duidelijk te maken dat ze heel voorzichtig en stil moesten zijn. “We gaan jagen, Berend,” fluisterde hij.

Berend begreep het niet helemaal, maar hij begreep wel dat hij stil moest zijn en dus zei hij niets en keek hij wat Dieter deed en dat probeerde hij zo goed mogelijk na te doen. 

Dieter boog zich voorover en speurde de sloot af op zoek naar bewegingen. Berend helde ook voorover en hij keek ook naar het water.

Berend was nog maar klein en hij kon het niet zo goed zien. Daarom liep hij nog iets dichter naar de sloot. Dieter lette niet op zijn broertje, hij concentreerde zich op de sloot en de vissen. Berend leunde nog meer naar voren. Hij deed nog een klein stapje en toen verloor hij z’n evenwicht.

Plotseling was er een harde plons te horen. Dieter slaakte een gil, toen hij zag dat zijn broertje in het water was gevallen. “Berend!”

Verstijfd van de schrik en van paniek staarde Dieter naar zijn broertje. Hij zag de rug van Berend, maar hij kon z’n gezicht niet zien. Berend spartelde en zijn armen en benen gingen alle kanten op.

“Berend, kom, kom, Berend!” gilde Dieter paniekerig.

Toen pas, als een donderslag, realiseerde Dieter zich dat zijn broertje niet kon zwemmen. Helemaal in paniek begon Dieter te huilen.

Een stukje verderop had een voorbij rennende jogger het zien gebeuren. De jongeman, die elke dag langs de sloot en speeltuin rende, was het opgevallen dat de twee kleine jongetjes wel erg dicht bij het water hadden gestaan. Hij had zijn pas ingehouden en had gekeken of er een volwassene in de buurt was geweest, dat was niet het geval. Toen had de renner tot zijn schrik gezien dat het kleinste jochie in het water was gevallen. 

Direct had de hardloper naar zijn mobiele telefoon gezocht en terwijl hij naar de jongens toe rende, had hij het alarmnummer gebeld. De renner was nog een behoorlijke afstand van de jongens verwijderd. Hij zag hoe de oudste van de twee jongens, nu ook het water in liep.



Anne Maas was die werkdag vroeg bij de Landau-kliniek verschenen. Ze hield ervan om op tijd op haar werk te komen. Dan kon ze ook nog rustig een praatje maken met haar collega’s.

Ze dacht tevreden terug aan de verjaardag van Mientje. Het was geweldig geweest om die lieve vrouw zo te verrassen. Ook moest Anne aan Isabel denken. Ze hadden voor hun doen een redelijk goed contact gehad, die avond. Anne wist dat Isabel het liefst zag dat haar vader weer alleen was of anders weer met haar moeder en ergens begreep Anne dat ook wel. Dokter Maas had immers een uitstekend inlevingsvermogen en ze begreep dat het voor een dochter niet leuk was om haar vader met een andere vrouw dan haar moeder te zien. Toch werd Anne soms ook een beetje moe van de situatie. Ze was nu al een tijd met Max en het werd ook wel eens tijd dat Isabel zich daarbij neer zou leggen. Anne was echter positief en ze wist zeker dat het vanzelf wel goed zou komen. 

“Goedemorgen, dokter Maas,” zei Bettina Förster vrolijk.

Bettina was de secretaresse en de vertrouwenspersoon van Felix Landau, de geneesheer-directeur van de kliniek.

Bettina zag er altijd stijlvol uit en ook nu weer merkte Anne op dat Bettina een knappe verschijning was.

“Dag, Bettina, hoe gaat het me je?” vroeg Anne vriendelijk.

“Met mij gaat het goed. Ik heb gisteren in een geweldig restaurant gegeten,” vertelde Bettina enthousiast.

Al het personeel van de Landau-kliniek wist dat Bettina gek was op uitgaan. Als iemand een tip wilde hebben over een restaurant of over een concert, dan moesten ze bij Bettina zijn. 

“Wat leuk,” reageerde Anne vrolijk.

“Ja, het was echt heerlijk. En ook erg sfeervol, dat is natuurlijk ook belangrijk,” kletste Bettina gezellig verder.

Anne knikte instemmend. 

“En je kon er werkelijk van alles eten. Ze hadden vis, vlees en vegetarische maaltijden. Er stonden zelfs oosterse en Afrikaanse gerechten op het menu,” zei Bettina.

“Dat klinkt bijzonder,” lachte Anne en ze moest denken aan de feestmaaltijd die zij en Max voor Mientje hadden gemaakt. Die was misschien niet zo bijzonder geweest, maar het was zeker een geslaagd feestmaal geworden.

“Ja, het was echt een aanrader,” zei Bettina tevreden. “Maar goed, nu roept de plicht weer,” vervolgde ze lachend en ze stak haar hand op naar Anne.

Op dat moment werd Anne opgepiept en dat betekende dat ze zo snel mogelijk naar de ambulance moest. 

Tünnes, de ambulancebroeder die tevens de chauffeur was, manoeuvreerde even later behendig en snel door het verkeer. Natuurlijk gingen de auto’s opzij voor de ambulance met zwaailichten en sirenes, maar toch bleef het vaak een hele klus om zo snel mogelijk ter plaatse te zijn.

“We hebben te maken met een jongetje dat in de sloot is gevallen,” zei Klinkmüller, de andere ambulancebroeder.

Anne werkte al behoorlijk lang met Tünnes en Klinkmüller, dus ze waren goed op elkaar ingespeeld. 

“Wat is de leeftijd van het kind?” wilde ze weten.

“Dat is nog niet bekend, de man die belde, schatte dat het kind een jaar of drie was,” antwoordde Klinkmüller.

Ondertussen scheurde Tünnes, die niet bang was om hard te rijden, over de straten. Anne en Klinkmüller moesten zich af en toe vasthouden om niet opzij te vallen. 

Terwijl de ambulance de speeltuin en het slootje naderde, was de hardloper bij de jongens aangekomen.

Dieter spartelde in de sloot en probeerde bij zijn broertje te komen, die steeds verder wegdreef. Totaal in shock en met enorme grote ogen en een hese stem riep hij de naam van zijn broertje. Ergens in de verte hoorde hij een ambulance. 

“Rustig maar, jongen,” riep de hardloper, die nu eindelijk dichterbij kwam. Het was werkelijk een wonder dat hij het onheil van zo’n grote afstand had zien gebeuren. Hij wilde een sprint nemen naar de jongens in de sloot toe, maar hij struikelde en kwam hard op de grond terecht. Hij kreunde even van de pijn en schold binnensmonds.

Toen kwam de ambulance het veld op rijden. Nog voor de auto goed en wel gestopt was, sprongen Anne en Klinkmüller uit de auto. 

Anne hoefde geen moment na te denken. Ze rende de sloot in. Het koude water omsloot haar al snel. Ze had niet verwacht dat de sloot zo diep zou zijn. Dat was levensgevaarlijk voor iemand die niet kon zwemmen. Ze was nu op een paar meter afstand van het jongetje en ze kon al zien dat hij zijn bewustzijn had verloren. Ze zette alles op alles en zwom zo snel als ze kon naar hem toe. Haar kleren plakten aan haar lijf, ze was helemaal doorweekt.

Ondertussen hielp Klinkmüller het andere jongetje om uit de sloot te komen. Het jongetje zei niets, maar keek alleen maar angstig naar zijn broertje en de vrouw die naar hem toe zwom. 

“Kom maar, jongen,” zei Klinkmüller bemoedigend en hij stak z’n hand uit.

Dieter hoorde niet wat de vreemde man tegen hem zei. Hij kon niet geloven of begrijpen wat er allemaal gebeurde. 

Klinkmüller kwam dichterbij en legde voorzichtig zijn hand op Dieters schouder. Dieter keek om, maar hij had een lege blik in zijn ogen. 

“Geef me maar je hand,” zei Klinkmüller.

Langzaam bewoog Dieter zijn hand, Klinkmüller pakte de slappe hand van de jongen vast en hielp hem aan de kant. 

Tünnes had zich over de hardloper ontfermd.

“Het was belachelijk, ik struikelde ineens!” zei de hardloper die vooral boos op zichzelf was. 

“Ik denk dat u uw enkel verstuikt heeft,” zei Tünnes en hij bekeek de enkel.

“Ach, dat is niets. Als het met dat jongetje maar goed komt,” zei de jonge hardloper en hij keek angstig toe hoe Anne met de kleine jongen naar de kant zwom.

Tünnes en Klinkmüller hielpen om de jongen aan de kant te krijgen. Toen het jongetje op zijn rug lag, begon Anne direct te reanimeren. 

Klinkmüller liep naar de oudere jongen toe en gebaarde hem mee te komen.

“Mijn broertje,” zei Dieter bijna zonder geluid. Hij rilde van de kou en de angst.

Klinkmüller gaf hem een warme deken en probeerde hem zo te verwarmen.

Dokter Anne Maas concentreerde zich ten volste op het redden van het kleine jongetje. “Hij heeft een hartslag, maar een zeer onregelmatige,” deelde ze mede.

De hardloper was er ook bij komen staan, hij keek gespannen toe hoe het af zou lopen. 

Anne reanimeerde het jongetje en net toen ze bijna begon te denken dat het over zou zijn, deed hij heel even z’n ogen open. Er sijpelde wat water uit z’n mond. 

Anne en Tünnes slaakten een zucht van opluchting. Snel pakten ze de brancard uit de ambulance en samen met Klinkmüller legde ze het jongetje erop. In de ambulance hadden ze de juiste apparatuur om de kleine jongen aan de beademing te leggen.

Terwijl Klinkmüller en Tünnes het jongetje aan het beademingsapparaat legden, ging Anne naar Dieter toe. “Ik ben dokter Anne Maas en hoe heet jij?” vroeg Anne op vriendelijke en rustige toon.

“Dieter,” antwoordde Dieter zachtjes.

“En hoe heet je broertje, Dieter?” vroeg Anne vervolgens.

“Berend.”

“Hoe oud is hij?” vroeg Anne verder.

“Twee jaar. Ik moest op hem passen en ik wist niet of we wel naar buiten mochten,” zei Dieter en op zijn gezicht lag nauwelijks een uitdrukking. 

Anne keek naar het verschrikte gezicht van het jongetje. Wat er precies gebeurd was, was nu van later zorg. Het was het belangrijkste dat ze snel terug zouden gaan naar de Landau-kliniek, waar de artsen Berend konden helpen. 

“Ik snap het niet,” zei Dieter zachtjes en verward. Hij kon het allemaal niet meer vatten. Wat was er in godsnaam allemaal gebeurd? Hoe snel was het gegaan? Waar was zijn moeder? Wat zou er met Berend gebeuren? Hij wilde het allemaal vragen, maar de woorden bleven steken in zijn keel.

“Rustig aan, Dieter, het komt allemaal wel goed. We nemen jou en je broertje mee naar het ziekenhuis en dan zullen we jullie ouders bellen, goed?” legde Anne uit en ze glimlachte naar Dieter.

“Ik heb geen vader,” fluisterde Dieter.

Anne kreeg steeds meer medelijden met dit verdrietige en verwarde jongetje. “We zullen er in ieder geval voor zorgen dat je moeder gauw naar jullie toe komt,” zei Anne geruststellend.

Dieter knikte afwezig. Hij hoorde wel dat de dokter sprak, maar het leek net alsof hij de taal niet verstond.

Tünnes kwam naar hen toe en Anne gebaarde hem om Dieter mee te nemen en in de ambulance neer te zetten. Zelf liep ze naar de hardloper toe, die over z’n zere enkel wreef. 

“Dag, ik ben dokter Anne Maas. Hoe gaat het met u?” vroeg Anne kalm.

“Dat gaat wel, uw collega zei dat het verstuikt was. Komt het goed met die kleine jongen?” vroeg de hardloper, die behoorlijk geschrokken was door het hele voorval.

“Ik hoop het. We brengen de jongens nu naar de Landau-kliniek. Misschien is het verstandig dat u met ons meerijdt, om nog even naar uw enkel te laten kijken,” stelde Anne voor.

“Dat is goed,” beaamde de jongeman.

Anne hielp de man de ambulance in en ze controleerde hoe het met Berend ging. Zijn situatie was zorgwekkend, maar Anne liet nooit de hoop varen.

“Kunt u mij vertellen wat u gezien heeft?” vroeg Anne aan de hardloper, terwijl Tünnes de ambulance startte en de sirene en zwaailichten aanzette.

“Ik rende een flink eind verderop, maar toen zag ik twee jongetjes heel dicht bij de sloot staan. Ik keek in eerste instantie of ik een ouder of een andere volwassene zag. Toen ik die niet zag, ben ik even blijven staan, om te kijken wat er gebeurde. Vanaf waar ik stond, kon ik niet goed zien hoe oud de jongens waren. Toen verloor de kleinste plotseling zijn evenwicht en hij viel naar voren. De grotere jongen verstijfde van de schrik. Ik begreep meteen dat er iets niet in orde was en heb toen het alarmnummer gebeld,” vertelde de man. 

Anne knikte en bedankte hem. Ze vroeg zich af wat die twee kleine jongens alleen daar deden. Dieter had verteld dat ze geen vader hadden. Misschien waren hun ouders gescheiden? Waar zou de moeder dan zijn?

Zo meteen, als ze in de Landau-kliniek waren, zou Anne even met Dieter praten. Het jongetje was nu nog te veel geschrokken om iets te kunnen zeggen.

Dieter keek naar zijn broertje. Berend had een kapje op zijn mond en zijn ogen waren gesloten. Er waren allemaal piepjes te horen en af en toe boog de dokter zich over Berend heen. Hij vond het er allemaal helemaal niet goed uitzien en hij was bang, hij was verschrikkelijk bang.



Gert Munz haastte zich naar het huis van zijn oude moeder. Hij had haar gezegd dat hij langs zou komen, maar door wat telefoontjes op zijn werk, kon hij pas later weg dan hij gehoopt had. Gelukkig woonde zijn moeder in de buurt. 

Hij parkeerde de auto voor het huis en bedacht toen dat hij niets bij zich had, geen bloemetje of iets lekkers. “Wat stom van me,” mompelde Gert tegen zichzelf. Hij wist immers hoe zeer zijn moeder het op prijs stelde als hij iets voor haar meenam. 

Hij had nu geen tijd meer om nog naar een winkel te gaan, dus besloot hij het de volgende keer dan maar goed te maken.

Hij belde aan en het duurde lang voordat zijn moeder opendeed. 

Mevrouw Munz schoof van de tafel naar de stoel en zo voorzichtig door naar de voordeur. Gert was veel later dan hij gezegd had, maar ze was allang blij dat hij langskwam. Ze opende de deur en glimlachte haar zoon tegemoet. “Gertje!” riep ze vrolijk.

Sonja Munz noemde haar zoon nog altijd Gertje, omdat hij voor haar nog altijd een klein jongetje was. Hij zou, hoe oud hij ook zou worden, haar zoontje blijven.

Gert was bepaald geen klein jongetje meer. Hij was achter in de dertig en hij was een lange, slanke man. Zijn bruine krullen dansten vrolijk heen en weer als hij praatte en hij had een open en vriendelijke blik. “Dag, moeder,” zei hij vrolijk en hij omhelsde zijn moeder.

Hij voelde hoe broos ze was geworden en hij vroeg zich direct af of ze wel goed genoeg voor zichzelf zorgde. Dat was dan ook een van de dingen waarover hij met haar wilde praten.

“Dag, mijn jongen, wat fijn dat je er bent,” zei mevrouw Munz blij.

“Het spijt me dat ik wat later ben, ik kreeg onverwacht een paar belangrijke telefoontjes,” verontschuldigde Gert zich.

“Ach, dat geeft toch helemaal niets, mijn jongen. Ik ben al heel erg blij dat je er bent,” reageerde mevrouw Munz vergoelijkend. “En ik heb chocoladekoekjes,” vervolgde ze trots. 

Gert moest lachen, dat was nou typisch zijn moeder. Ze had altijd de dingen in huis die hij lekker vond. Hij gaf haar een arm en begeleidde haar naar de huiskamer. 

“Ik kan het ook best zelf, hoor,” zei mevrouw Munz, hoewel ze wel gebruikmaakte van de steun van haar zoon. 

“Dat weet ik toch, moeder,” zei Gert en tegelijkertijd dacht hij er het zijne van.

“Ga jij maar lekker zitten, dan maak ik even een pot thee,” zei mevrouw Munz moederlijk tegen haar zoon. 

Gert ging zitten en keek hoe zijn moeder naar de keuken schuifelde. Een paar dagen geleden had Gert zijn zus Helga gebeld. Hij had even geen rekening met het tijdsverschil gehouden, dus in eerste instantie had Helga nogal boos opgenomen, omdat hij haar om vijf uur in de ochtend had wakker gebeld.

Gert had zijn excuses aangeboden en gezegd dat hij later wel terug zou bellen, maar dat had van Helga niet gehoeven.

“Ik maak me zorgen om mamma,” had Gert gezegd. Hoewel hij nooit een hele goede band met Helga had gehad, wist hij niet met wie hij anders die zorgen moest delen. Bovendien ging het ook om haar moeder. 

Helga had lang op Gert ingepraat. Ze had gezegd dat ze het helemaal niet verantwoord vond dat hun moeder nog geheel zelfstandig leefde. “Er hoeft maar dit te gebeuren, of het gaat helemaal mis,” had Helga huiverend gezegd. 

Gert was het met zijn zus eens, maar het lastige van de situatie was, dat hun moeder er helemaal niet zo over dacht. Ze wisten allebei hoe koppig hun moeder kon zijn en hoeveel waarde ze aan haar zelfstandigheid hechtte. 

“Ik kan haar wel opbellen om haar er van proberen te overtuigen dat ze hulp nodig heeft, maar ik denk toch dat het meer invloed heeft als jij bij haar langsgaat,” vond Helga.

Gert had van tevoren al gedacht dat hun gesprek daar op uit zou draaien. Het was natuurlijk voor Helga veel lastiger, aangezien ze in Amerika woonde, maar soms vond Gert haar toch behoorlijk asociaal. Ze had de afgelopen jaren nauwelijks de moeite genomen om hun moeder op te zoeken. 

“Bovendien,” had Helga nog opgemerkt, “ze heeft toch altijd veel beter naar jou geluisterd. Van jou nam ze altijd alles aan.”

Gert wist dat zijn zus en zijn moeder af en toe fikse ruzies hadden, maar hij vond het vervelend dat Helga tegenover hem altijd deed alsof ze achtergesteld werd.

“Waar zit je zo over te piekeren?” vroeg mevrouw Munz en ze schudde Gert wakker uit z’n overpeinzingen.

Hij stond op en nam het blad met theeservies van haar over. 

“Gaat het goed met je werk, jongen? Of zijn er problemen?” vroeg mevrouw Munz en ze kreeg een licht bezorgde blik in haar ogen.

“Nee, het gaat allemaal prima. Ik krijg volgende week zelfs bezoek van klanten uit Engeland. Ze werken voor een bedrijf waar ze steeds tegen hetzelfde probleem binnen hun computersysteem oplopen en via via zijn ze bij mij terechtgekomen,” vertelde Gert.

“Echt waar? Wat geweldig, zeg,” reageerde zijn moeder trots.

“En hoe gaat het met jou?” wilde Gert weten en hij nam zijn moeder goed in zich op. Ze was dan wel op leeftijd, ze bleef toch een knappe vrouw. Haar ogen straalden als die van een jong meisje en haar haren waren prachtig wit van kleur. 

“Met mij gaat het goed. Ik was net op zoek naar foto’s van pappa en mij, maar ik kon ze niet vinden. Ik denk dat ze nog boven liggen.”

Gert wist dat zijn moeder het erg moeilijk vond om alleen te zijn en dat ze zijn vader nog elke dag miste. Dat gold voor Gert ook, maar dan toch op een andere manier. 

“Ben je nog een aardige vrouw tegen het lijf gelopen?” vroeg mevrouw Munz en ze probeerde haar vraag zo luchtig mogelijk te laten klinken.

Gert zuchtte en schudde met een glimlach z’n hoofd. Zijn moeder wilde niets liever dan dat hij ging trouwen en kinderen zou krijgen. “Ik ben de ware nog steeds niet tegengekomen, moeder,” zei Gert.

“Dat is toch gek,” mompelde mevrouw Munz. “Vind je de koekjes lekker?” vroeg ze daarna.

“Erg lekker,” zei Gert en om te bewijzen dat hij ze lekker vond, nam hij nog een koekje. “Ik wil het nog ergens over hebben,” begon Gert voorzichtig. Hij wist niet zo goed hoe hij het onderwerp bij zijn oude moeder aan moest kaarten, maar het moest toch gebeuren.

“Oh? Waarover dan?” vroeg mevrouw Munz nieuwsgierig.

“Mam, ik vind het geweldig dat je zo jong van geest bent,” zei Gert rustig.

“Ik ga niet in een tehuis zitten,” onderbrak Sonja Munz haar zoon op strenge toon.

“Wie heeft het over een tehuis?” vroeg Gert verbaasd.

“Ach, ik weet toch hoe dat gaat, Gert!” reageerde zijn moeder fel. “Ik heb het bij een paar vrienden van mij gezien. Eerst krijgen ze hulp aan huis en vervolgens worden ze weggestopt in een of ander tehuis!” 

Gert schrok van de felheid van zijn moeder. Hij had niet verwacht dat ze het leuk zou vinden, maar hij had er ook niet op gerekend dat ze het zo erg zou vinden.

“Niemand wil je wegstoppen in een tehuis. Echt niet,” zei Gert duidelijk. “Maar het kan geen kwaad als je wat hulp krijgt. Je ziet toch zelf ook wel dat je wat wankel bent en dat je moeite hebt om dingen te tillen en te dragen. Dat is volkomen normaal, mam, echt waar.”

“Ja, dat is normaal voor een zielige, oude vrouw. Nou, dat ben ik niet. Ik doe alles zelf, tot ik er bij neerval.”

Gert schudde zijn hoofd. Soms viel er niet te praten met zijn moeder. “Ik heb het er ook met Helga over gehad,” zei hij en hij wachtte even zijn moeders reactie af.

“Helga? Wat heeft die er mee te maken? Die wil mij zeker vanuit Amerika in een bejaardentehuis stoppen?” zei mevrouw Munz en ze vond het een vervelend idee dat haar kinderen zo over haar spraken.

“Je ziet het echt verkeerd. We willen je alleen maar helpen en we willen er juist voor zorgen dat je zo lang mogelijk zelfstandig kunt leven,” zei Gert en hij begon nu ook zijn geduld te verliezen.

“Ik wil het niet en dus gebeurt het niet. Jullie kunnen met z’n tweeën nog meer mooie dingen verzinnen, maar ik ben degene die bepaalt wat er met mij gebeurt en waar ik naartoe ga en wie er mijn huis binnenkomt,” zei mevrouw Munz en haar stem trilde.

Gert sloeg z’n ogen neer. Hij vond het vervelend dat hij z’n moeder zo van streek had gemaakt, dat was helemaal zijn bedoeling niet geweest. Tegelijkertijd maakte hij zich vaak zorgen over haar, omdat ze niet wilde inzien dat ze bepaalde dingen niet meer kon. Hij was een keer bij haar langsgekomen en toen was ze bezig dozen met boeken van de trap af te dragen. Hij was zo verbouwereerd geweest, dat hij het eerst niet kon geloven. Die dozen waren hartstikke zwaar en hij hield z’n hart vast voor wat ze zich nog meer allemaal in haar hoofd zou halen. 

“Zal ik de foto’s even pakken, waar ik vanmiddag aan moest denken?” vroeg mevrouw Munz op een zachte en vriendelijke toon. Het was duidelijk dat ze het vorige onderwerp wilde laten rusten.

“Ja, dat is goed. Of zal ik het even voor je doen?” bood Gert aan.

Z’n moeder negeerde dat aanbod en stond op van de tafel. Gert lachte naar haar. Hij wist dat ze het prettig vond om samen foto’s van zijn vader te bekijken. Misschien kon hij het andere onderwerp op een later moment nog bij haar aankaarten. 

Gert hoorde hoe zijn moeder voetje voor voetje de trap op liep. Hij schudde onwillekeurig z’n hoofd. Waarom was ze toch ook zo verschrikkelijk koppig?

Plots hoorde Gert een doffe dreun en een gil. Daarna was het stil. Hij rende de trap op en zag z’n moeder op de grond liggen. Ze bewoog niet. 



Dieter kon alleen nog maar naar zijn broertje staren. Ging er nu met Berend gebeuren, wat er ook met hun vader gebeurd was? Dieter kon daar niet aan denken. Dat zou betekenen dat zijn moeder nooit meer vrolijk zou worden. 

Hij wilde eigenlijk vragen of zijn broertje nog wel leefde. Hij keek naar de dokter, maar hij was bang dat zij zou zeggen dat Berend niet meer leefde en dat wilde Dieter helemaal niet horen.

“Je hoeft je geen zorgen te maken, Dieter,” zei Anne, alsof ze geraden had waar de jongen aan dacht. Ze legde even haar hand op zijn schouder.

De ambulance naderde nu de Landau-kliniek. Kinderarts Peter Starnberg stond al klaar om zijn kleine patiëntje op te vangen. Verdrinking of bijna verdrinking was helaas nog altijd een vaak voorkomende doodsoorzaak bij kinderen. 

Peter Starnberg was een zeer gemotiveerd en ambitieus kinderarts. Het welzijn van zijn patiënten vond hij het allerbelangrijkste. Soms kon hij daardoor nog wel eens in de problemen raken met de ouders van de kinderen. Dokter Starnberg kon er namelijk niet tegen als ouders hun kinderen niet goed verzorgden. 

Met een grote vaart reed Tünnes op de Landau-kliniek af. Hij wist altijd precies op het juiste moment de wagen op de juiste plek te stoppen. Daarna ging het snel. Klinkmüller hielp Dieter uit de auto en daarna tilden Tünnes en hij de brancard uit de ambulance.

Dieter keek angstig toe naar wat er allemaal gebeurde. Er was nog een dokter die zich over zijn broertje boog. Die dokter gaf instructies aan de verplegers en daarna verdwenen ze de kliniek in. 

Dieter raakte in paniek. Waar namen ze Berend mee naartoe? “Berend! Wacht, wacht op mij,” riep hij, maar het leek wel alsof zijn stem geen geluid meer had. 

Anne Maas hielp de hardloper uit de ambulance en direct kwam er een verpleegster die zich over hem ontfermde. Ze ondersteunde de geblesseerde hardloper en bracht hem naar een dokter.

“Kom maar mee naar binnen, Dieter. Je hoeft niet bang te zijn, echt niet,” zei Anne zachtjes tegen de angstige jongen. 

Dieter liep met de dokter mee naar binnen. Nog altijd hoopte hij dat hij wakker zou worden, want het was toch wel een vreselijke nachtmerrie waarin hij zich bevond.

Anne had verschrikkelijk te doen met de jongen. Ze moest hem eerst eens even op zijn gemak stellen, want er was natuurlijk ontzettend veel gebeurd in een heel korte tijd. Ze nam hem mee naar binnen en zocht een rustig plekje waar ze even konden gaan zitten. Ze haalde twee kopjes thee en een paar koekjes. Ze liet de jongen even wennen aan zijn nieuwe omgeving, voor ze hem van alles zou gaan vragen.

Zwijgend zat Dieter naast de dokter. Hij vond haar aardig, maar hij toch was hij nog altijd erg bang. Plotseling rolden er tranen over zijn wangen. Hij had nog nauwelijks echt gehuild, maar nu kon hij het niet meer tegenhouden.

Anne sloeg haar arm om de jongen. Hij zag er zo hulpeloos uit. Ze moest snel met zijn moeder in contact zien te komen, maar eerst moest ze hem troosten. “Kun je me vertellen wat er gebeurd is, Dieter?” vroeg Anne nadat ze zijn tranen gedroogd had.

Dieter had schokkende schouders en rode wangen. “We waren aan het spelen,” begon hij voorzichtig. “En ik zei op een gegeven moment dat het misschien leuk was om vissen te vangen, uit de sloot,” ging Dieter verder en hij moest zijn best doen om niet weer te gaan huilen. “Ik had er helemaal niet aan gedacht dat Berend nog niet kan zwemmen,” zei hij schuldbewust.

“Nee, dat begrijp ik, Dieter. Dat is helemaal niet erg, dat hoef je jezelf niet kwalijk te nemen,” zei Anne en ze benadrukte die laatste woorden.

“We stonden heel dicht bij het water en plotseling, ik weet niet precies wat er gebeurde, lag Berend ineens in het water, ik snapte er niets van,” zei Dieter een beetje hakkelend en de paniek sloeg hem weer om het hart. 

“Hij viel in het water, dat kan natuurlijk gebeuren, jullie waren aan het spelen,” zei Anne.

Dieter knikte afwezig, hij leek de hele gebeurtenis opnieuw te beleven. “Ik schreeuwde naar hem. Ik wist niet dat een sloot zo diep kon zijn en dat hij zo snel verder weg zou drijven. Ik wist helemaal niet wat ik moest doen,” zei Dieter intens verdrietig.

“Dieter, je hebt het goed gedaan, echt waar. We waren er op tijd en die meneer, die hardloper, vertelde dat jij al in de sloot stond om je broertje te helpen, toch?” zei Anne warm.

“Gaat Berend dood?” vroeg Dieter. 

Anne keek naar de jongen, hij had een volwassen blik voor zo’n jong iemand. Toen hij vroeg of zijn broertje dood zou gaan, zag Anne ineens dat hij nog heel jong was. Ze had het idee dat Dieter al veel had meegemaakt voor zijn jonge leeftijd. “Nee, de dokter is hem nu aan het helpen. We weten nog niet precies wat er zal gebeuren, maar je hoeft je nu echt nog geen zorgen te maken,” zei Anne vol overtuiging.

Ze wilde niet tegen Dieter liegen. Het was immers nog onduidelijk of Berend iets aan zijn bijna verdrinking zou overhouden. Tegelijkertijd probeerde ze Dieter gerust te stellen.

“Ik wil heel erg graag naar mijn mamma,” zei Dieter en er welden tranen op in zijn ogen. Hij voelde zich ook heel erg moe.

“Dat begrijp ik. We gaan haar nu bellen. Weet je waar ze is?” vroeg Anne.

“Ze moest werken. Mijn moeder moet altijd heel erg veel werken. We zouden eigenlijk naar het bos gaan vandaag, maar toen moest ze plotseling werken,” zei Dieter en hij schudde zijn hoofd, omdat hij het nog steeds allemaal niet echt geloven kon.

Het leek Anne dat dit gezin een boel had meegemaakt. Het zou dan ook niet makkelijk worden om de arme moeder dit nieuws te vertellen. “Waar werkt je moeder?”

Dieter vertelde Anne over het hotel en hij gaf haar ook het telefoonnummer, dat kende hij inmiddels uit zijn hoofd.

“En ze heet dus Monika Bertens?” herhaalde Anne.

“Ja, dat klopt.”

“Blijf maar even zitten, ik ga haar bellen, goed?” zei Anne.

Dieter knikte. Hij hoopte vurig dat zijn moeder snel zou komen. 

Anne liep op verpleegster Ricky Kaiser af. Ze wilde de jonge verpleegster wat vragen. “Ricky, daar zit Dieter Bertens. Hij is negen jaar en we hebben zijn broertje Berend net binnengebracht. De kleine Berend is in een sloot gevallen en hij is nu onder behandeling van Peter Starnberg. Zou jij je over Dieter kunnen ontfermen? Geef hem wat droge kleren en te eten en misschien wil hij wel even slapen. Ik ga nu contact opnemen met zijn moeder,” vertelde Anne kort en snel aan Ricky.

“Wat een verhaal. Ik zal hem onder mijn hoede nemen,” zei Ricky met een ernstige blik. Als jonge moeder kon ze zich goed inleven hoe vreselijk het zou zijn als er iets met je kinderen gebeurde.

Ricky liep naar Dieter toe en begon voorzichtig met hem te praten. 

Anne stond nu voor de moeilijke taak om Monika Bertens op te bellen. Het was een van de lastigste dingen van een arts te zijn, om mensen slecht nieuws te vertellen. Ze wist dat het bij het werk hoorde en ze probeerde altijd zo helder en eerlijk mogelijk te zijn, hoe vreselijk de waarheid soms ook was. 

Ze draaide het nummer wat ze van Dieter had gekregen. Er nam een receptionist aan.

“Goedemiddag, u spreekt met Dokter Maas, ik ben op zoek naar Monika Bertens,” zei Anne.

“Monika? Oh, ik geloof dat ze net weggaat, heeft u een momentje, dan roep ik haar nog even,” antwoordde de receptionist.

“Natuurlijk, dank u wel,” reageerde Anne beleefd.

De receptionist stond op en liep naar Monika, die op het punt stond het hotel uit te lopen. Ze had hard gewerkt en ze was erg blij dat ze nu weer naar huis kon. Ze wilde nog snel even iets lekkers halen bij de bakker voor haar jongens.

“Er is iemand voor je aan de lijn, Monika,” zei haar collega.

“Wie dan? Laat diegene maar een andere keer terugbellen,” reageerde Monika afgemeten.

“Het was een dokter,” antwoordde haar collega.

Monika zuchtte. Er waren soms gasten die speciaal om haar vroegen, omdat ze eerder een reservering bij haar hadden gemaakt. “Goed dan,” zei ze en ze liep terug naar het kantoor van het hotel.

“Met Monika Bertens,” zei ze in de telefoon. 

“Dag, mevrouw Bertens, u spreekt met dokter Maas.”

Monika herkende de stem noch de naam van deze vrouw. 

“Ik bel u met een vervelende mededeling, mevrouw Mertens. Uw zoon Berend is vanmiddag in de sloot gevallen. Hij is buiten levensgevaar, maar we hebben hem wel onmiddellijk moeten opnemen in de kliniek,” vertelde Anne zo rustig mogelijk. Ze begreep wat voor een klap dit voor de moeder moest zijn.

Monika dacht dat ze het niet goed gehoord had. Was dit een grap? Wat had die vrouw nou net gezegd, dat Berend in een kliniek lag? Alles begon te draaien voor haar ogen.

“Mevrouw Bertens? Ik snap dat u verschrikkelijk geschrokken bent. Uw beide zoons zijn nu in de Landau-kliniek. Het lijkt mij een goed idee als u ook hier zo snel mogelijk heen komt.”

“Berend? In een sloot?” was het enige wat Monika kon uitbrengen. “Gaat hij…” begon ze, maar ze durfde haar zin niet af te maken. Ze durfde die vraag niet te stellen.

“We kunnen helaas nog niet heel veel zeggen over zijn toestand. Hij is nu niet bij bewustzijn en de artsen zijn met hem bezig.”

“En Dieter?” vroeg Monika en haar stem trilde, net als haar handen en de rest van haar lichaam. 

Haar collega, die begrepen had dat er iets ernstigs was gebeurd, gaf haar een glaasje water. 

“Dieter maakt het naar omstandigheden goed. Hij is enorm geschrokken en hij wil u graag zien,” vertelde Anne.

“Ja, ja, natuurlijk, natuurlijk,” reageerde Monika totaal verward. “Ik kom er direct aan,” zei ze daarna vlug.

“Goed, tot zo, mevrouw Bertens,” zei Anne en ze hing op. Ze haalde diep adem en schudde even haar hoofd, ze hoopte maar dat het helemaal in orde zou komen met Berend en dat hij geen blijvend letsel had opgelopen.

“Mijn kinderen,” was het enige dat Monika kon uitbrengen. Haar collega staarde haar bezorgd aan. Monika was lijkbleek en ze trilde helemaal. 

“Ik moet gaan,” zei ze en ze stond wankel op. 

“Wat is er gebeurd?” vroeg haar collega.

Monika kon niets uitbrengen. Ze keek haar collega even aan en schudde ongelovig haar hoofd. Ze moest proberen om helder na te blijven denken. Ze moest sterk blijven voor haar zoons. Zonder nog iets te zeggen, liep ze het hotel uit, haar collega’s bleven haar een beetje verbaasd nakijken.

De buitenlucht deed haar goed. Ze dwong zichzelf om zo goed mogelijk te blijven denken en zich te gaan concentreren op de weg. 

Ze stapte in haar auto en even moest ze een enorme drang tot huilen bedwingen. Ze mocht nu niet huilen en nu niet instorten, de jongens hadden haar immers nodig.

“Kom op, kom op,” zei ze tegen zichzelf terwijl ze de parkeerplaats van het hotel afreed. 

In de Landau-kliniek botste Anne, in gedachten verzonken, bijna op tegen de hardloper. “Sorry, ik lette even niet op,” verontschuldigde Anne zich.

“Dat geeft niet, hoor,” zei de hardloper. “Hoe gaat het met dat jongetje?” vroeg hij daarna vol medeleven.

“Dat is nog niet duidelijk. Het zal nog wel even duren voor we daar iets over kunnen zeggen. En hoe gaat het met u?” vroeg Anne, terwijl ze naar het been van de hardloper keek.

“Ach, ik kan een tijdje niet hardlopen, maar verder komt het allemaal wel in orde,” zei hij luchtig.

“Gelukkig maar,” reageerde Anne vriendelijk. “Weet u, misschien is het een goed idee als ik uw naam en telefoonnummer noteer, als u dat goedvindt? De moeder van de jongens is op weg naar de kliniek en wellicht vindt ze het prettig om ook van u te horen wat er gebeurd is.”

“Natuurlijk, dat vind ik geen probleem.”

Anne noteerde de gegevens van de hardloper en wenste hem het beste. Hij bedankte haar en sprak de wens uit dat het met de jongens weer helemaal goed zou komen. 

Verpleegster Ricky Kaiser kwam naar Anne toe. “Dieter is in slaap gevallen,” vertelde ze.

“Mooi zo. Zijn moeder is onderweg.”

Monika had het idee dat het nog nooit zo druk was geweest op de weg. Ze kon maar aan een ding denken, haar zoons. Steeds zag ze de gezichten van haar jongens voor zich. Ze zou het zichzelf nooit vergeven als hen iets onherroepelijks was overkomen. 



“Mam?” Gert boog zich verschrikt over het lichaam van zijn moeder. Hij raakte voorzichtig haar schouder aan. Haar lichaam lag in een vreemde draai, maar hij durfde haar niet goed aan te raken. Hij had wel eens ergens gelezen dat je een breuk soms alleen maar erger maakte, door het lichaam goed te leggen.

“Mam? Mamma, hoor je mij?” vroeg Gert en het zweet brak hem uit. Hij wist helemaal niets van medische dingen en hij had geen idee wat hij moest doen. In z’n gedachten vervloekte hij zichzelf. 

Heel langzaam deed mevrouw Munz haar ogen open. Ze trok een grimas van de pijn.

Gert haalde heel even opgelucht adem, zijn moeder was in ieder geval nog bij bewustzijn. “Mam, gaat het?” vroeg Gert en hij wist dat dat eigenlijk een hele domme vraag was, natuurlijk ging het niet met zijn moeder.

Hij pakte een kussentje en legde dat onder haar hoofd. Mevrouw Munz deed steeds haar ogen dicht en dan weer heel even open. Ze had een onregelmatige ademhaling. “Dit is niet goed, Gert,” wist ze uiteindelijk uit te brengen. 

Dat had Gert inmiddels ook begrepen en hij knikte. “Rustig maar, mam. Ik ga een ambulance bellen. Het komt vast allemaal wel in orde,” probeerde hij zijn moeder gerust te stellen, maar hij wist dat het niet erg overtuigend klonk.

Hij had zo met haar te doen. Het was vreselijk om zijn oude moeder zo hulpeloos te zien liggen en hij kon ook duidelijk zien dat ze veel pijn had. Kon hij maar iets voor haar doen!

“Ik loop even naar beneden om te bellen,” zei hij luid, omdat hij het idee had dat zijn moeder steeds wegzakte. Hij haastte zich de trap af en in een moment van paniek was hij het alarmnummer vergeten. Zijn handen trilden, maar hij haalde diep adem en maande zichzelf tot kalmte.

Hij belde het alarmnummer en de rustige stem aan de andere kant maakte Gert ook rustig. Hij vertelde wat er gebeurd was en de vrouw aan de andere kant meldde dat er snel een ambulance zou komen.

Gert liep weer naar boven. Hij moest zijn best doen om zijn moeder erbij te houden, want ze zakte steeds weg. Hij pakte een glaasje water en sprenkelde er wat van in haar gezicht.

“Het spijt me, mam,” fluisterde hij en zijn schuldgevoel groeide met de minuut. Hij had ook gewoon even naar boven moeten lopen. Hij had haar nog gezegd dat ze hulp nodig had. Waarom was ze ook zo koppig en eigenwijs?



Veel tijd om langer over de situatie van Monika, Dieter en Berend Bertens na te denken, kreeg dokter Maas niet. Anne wilde even bij Dieter gaan kijken, maar ze werd opgepiept. Ze was blij dat Ricky Kaiser zich over de jongen zou ontfermen. Zij kon wellicht zo direct ook Monika opvangen.

Bij de ambulance stonden Tünnes en Klinkmüller al klaar. Het was prettig om met collega’s te werken die goed en snel waren. Bovendien waren Tünnes, Klinkmüller en Anne goed op elkaar ingespeeld.

“We hebben een oude vrouw die gevallen is,” meldde Tünnes, terwijl hij de wagen startte.

Anne knikte. “Hoe oud is de vrouw?” 

“Tachtig jaar,” antwoordde Klinkmüller.

Het was niet de eerste keer dat ze op weg waren naar een oude man of vrouw die gevallen was. Het gebeurde regelmatig dat oude mensen vielen en op die manier in de Landau-kliniek terechtkwamen.

“Is er al nieuws over dat kleine jongetje?” wilde Tünnes weten.

“Voor zover ik weet niet,” antwoordde Anne.

“Laten we hopen dat hij er niets aan over houdt. Je weet natuurlijk nooit hoelang hij precies onder water is geweest,” peinsde Klinkmüller.

“Nee, dat is inderdaad het probleem, maar laten we van het beste uit gaan. Wij kregen z’n ademhaling redelijk snel op gang. Hoewel hij ritmestoornissen had, klopte zijn hart. Er is een grote kans dat hij het zonder kleerscheuren overleeft,” redeneerde Anne zo positief mogelijk, maar ze besefte tegelijkertijd dat er ook een grote kans was dat hij er iets aan over zou houden.

Tünnes scheurde over de weg. De ambulance slingerde heen en weer.

In de deuropening van het huis van mevrouw Munz stond Gert de ambulance al op te wachten. Voor zijn gevoel gingen er uren voorbij, maar telkens als hij op z’n horloge keek, was er nog geen minuut verstreken. Allerlei doemscenario’s speelden zich in zijn hoofd af. Hij moest ook realistisch en helder blijven. Hij was normaal gesproken niet iemand die snel uit het veld geslagen was. 

Met een luide sirene stopte de ambulance voor de deur. Gert haalde opgelucht adem, nu zou zijn moeder geholpen worden. Er stapten twee ambulancebroeders en een dokter uit de ambulance.

“Mijn moeder ligt boven,” zei Gert, zonder de tijd te nemen om zich voor te stellen. Dat zou allemaal later wel komen. 

Ze volgden hem naar boven.

Anne zag direct dat de vrouw op een pijnlijke manier gevallen was. Haar heup had een vreemde draai gemaakt. Misschien was ze ergens achter blijven haken of ergens over gestruikeld. “Dag, mevrouw, ik ben dokter Maas,” stelde Anne zich voor. Ze begon altijd tegen patiënten te praten, ook als ze hun bewustzijn verloren hadden.

“Ze valt steeds weg,” zei Gert en hij keek toe hoe de dokter zich over zijn moeder ontfermde.

“Ja, dat komt waarschijnlijk door de hevige pijn die ze voelt. Ze heeft een behoorlijk vervelende val gemaakt,” legde Anne uit.

Klinkmüller controleerde de polsslag van mevrouw Munz. Ondertussen haalde Tünnes de brancard uit de ambulance. 

“We moeten dit ontzettend voorzichtig aanpakken, anders verergeren we de breuk,” zei Anne en ze dacht na hoe ze de vrouw het beste op de brancard konden leggen. “We moeten haar zoveel mogelijk in de houding laten liggen, waarin ze nu ligt,” legde Anne uit. “Ik denk dat haar heup gebroken is, maar dat weet ik niet zeker,” vertelde ze aan Gert.

Gert knikte verdrietig, wat had hij zijn moeder deze ellende graag bespaart. 

“Meneer, zou u ons even kunnen helpen?” vroeg Anne.

“Ja, ja, natuurlijk. Ik ben trouwens Gert Munz. Dit is dus mijn moeder, Sonja Munz,” zei Gert een beetje zenuwachtig.

“Ik ben Anne Maas en dit zijn mijn collega’s Tünnes en Klinkmüller,” stelde Anne voor. “Kunt u het hoofd van uw moeder ondersteunen, als we haar op de brancard leggen?” vroeg ze nu aan Gert.

“Dat is goed,” zei Gert en hij ging achter zijn moeder zitten. 

“Wat gebeurt er?” vroeg zijn moeder zachtjes.

“We nemen u mee naar het ziekenhuis, mevrouw Munz. U bent gevallen, maar u hoeft zich geen zorgen te maken,” zei Anne met een heldere en warme stem.

Mevrouw Munz leek door die woorden gerustgesteld te zijn, hoewel ze haar gezicht nog wel vertrok van de pijn.

“We zullen u zo iets geven tegen de pijn,” zei Klinkmüller.

Tünnes, Klinkmüller en Anne ondersteunden het lichaam van mevrouw Munz, terwijl Gert haar hoofd vasthield. Heel voorzichtig legden ze haar op de brancard. Mevrouw Munz kreunde. 

“Goed, nu moeten we de trap nog af,” mompelde Tünnes.

Ook dit deden ze met een grote voorzichtigheid. Mevrouw Munz zakte steeds vaker weg en dat baarde Anne wel een beetje zorgen. Ze moesten haar snel iets toedienen, waardoor de pijn wat af zou nemen. 

Gert liep achter hen aan en bleef zijn moeder goed in de gaten houden. Hij schudde onwillekeurig zijn hoofd. Hoe had dit toch kunnen gebeuren?

“Rijdt u mee, meneer Munz?” vroeg Anne toen ze de brancard in de ambulance hadden geschoven.

“Graag, als dat kan,” knikte Gert.

“Wat is er gebeurd?” vroeg Anne toen Tünnes de weg weer op reed.

“Ach, het is bijna te ironisch voor woorden,” zei Gert hoofdschuddend. “Mijn moeder is een koppige en eigenwijze vrouw en ze is erg gesteld op haar onafhankelijkheid. Ik had net met haar gesproken over het inschakelen van hulp, maar daar wilde ze niets van weten. Om te bewijzen hoe vitaal ze was, liep ze naar boven om iets te pakken. Toen hoorde ik plotseling een harde klap.”

Anne knikte begrijpend. Ze kon de oude vrouw wel begrijpen, maar een beetje hulp zou zeker geen kwaad kunnen.



Isabel belde aan bij het huis van Anne en Max. Mientje deed open en lachte vrolijk toen ze Isabel zag staan. 

“Dag, Isabel, kom binnen. Je vader is niet thuis, hoor,” zei Mientje.

“Dat dacht ik al,” mopperde Isabel.

“Nou, je ziet er niet erg vrolijk uit,” zei Mientje, terwijl ze een kopje thee voor Isabel inschonk.

Isabel haalde haar schouders op. “Nee, ik verveel me en ik vind mijn moeder ook maar een stom mens, af en toe.”

Mientje moest een beetje lachen. Isabel was in haar ogen een echte puber. Ze zette zich tegen van alles af en ze had nergens zin in. 

“En hoe is het met Jens?” vroeg Mientje in een poging om Isabel af te leiden.

“Goed. Hij heeft weer een nieuw baantje. Hij zou voor mij ook een baantje regelen, maar dat is mooi niet doorgegaan,” vertelde Isabel teleurgesteld. 

“Wat zou je dan willen doen?” vroeg Mientje.

“Tja, dat weet ik eigenlijk niet zo goed,” bekende Isabel. “Nou ja, ik zou graag in een café willen werken, maar dat mag dan weer niet van mijn moeder.”

Dat begreep Mientje wel, Isabel was immers nog maar een jong meisje. Ze was nog te jong om ’s nachts achter de bar te staan.

“Ik zou best wel hier willen wonen,” zei Isabel.

Mientje glimlachte. Ze was dol op kinderen en ze zou het liefst voor iedereen zorgen. “Je woont toch bij je moeder. Je weet dat je vader er niet zo vaak is, maar je kunt hier zo veel langskomen als je zelf wilt,” drukte ze Isabel op het hart.

Isabel knikte. Dat was erg lief van Mientje om te zeggen. Ze kon alleen niet altijd langskomen, want ze vond het ook niet leuk om haar vader altijd samen met Anne te zien.

“Zeg, ik moet nog wat boodschappen doen, heb je zin om me een handje te helpen?” stelde Mientje voor.

“Ja, natuurlijk. Wat gaan we dan kopen?” vroeg Isabel nieuwsgierig.

“Ik moet in ieder geval nog verse groenten hebben en kaas en misschien nog een bosje bloemen. Dan lopen we samen even naar de markt,” zei Mientje en ze stond op om haar jas te pakken. 

“Dat is goed,” reageerde Isabel dankbaar. Ze vond het altijd fijn om bij Mientje in de buurt te zijn. De oude huishoudster had een goed hart en ze was altijd zo aardig voor iedereen.

“Mientje, hoe kan het dat je altijd aardig bent voor alle mensen?” vroeg Isabel terwijl ze haar jas aantrok.

Om die vraag moest Mientje hard lachen, maar ze gaf geen antwoord. Ze gaf Isabel een arm en samen liepen ze naar de markt.



Met een bonkend hart liep Monika Bertens de Landau-kliniek binnen. Ze wilde schreeuwen om haar zoons, maar ze wist zich te beheersen. 

Verpleegster Ricky Kaiser zag de jonge vrouw binnenkomen en wist direct dat zij de moeder van Dieter en Berend moest zijn. De paniek was van het gezicht van de vrouw af te lezen. “Mevrouw Bertens?” vroeg Ricky en ze lachte vriendelijk naar Monika. 

Monika knipperde even met haar ogen, alsof ze zich probeerde te herinneren wie die vrouw was.

“Mijn naam is Ricky Kaiser, ik ben verpleegster. U bent de moeder van Berend en Dieter, toch?” zei Ricky rustig.

Monika leek zich weer te hervinden. Ze moest sterk zijn, dat bleef ze maar tegen zichzelf zeggen. “Ja, dat klopt. Waar zijn mijn jongens? Hoe gaat het met ze?” vroeg Monika gehaast.

“Dieter ligt even te slapen. Hij was nogal moe van alle heftige gebeurtenissen, maar hij maakt het verder goed. Uw zoon Berend ligt in coma, mevrouw. Zijn hartslag wordt steeds regelmatiger, maar de arts kan nog geen uitsluitsel geven over zijn toestand,” legde Ricky Kaiser uit. Ze begreep dat het ontzettend moeilijk moest zijn voor de jonge moeder om dit te horen over haar zoons. 

“Coma?” herhaalde Monika zachtjes. Ze kon niet geloven dat haar kleine jongetje in coma lag.

“Komt u maar met mij mee, dan zal ik u naar hem toe brengen. Dan laten we Dieter nog even slapen, goed?” stelde Ricky voor en ze begeleidde Monika naar de kamer waar de kleine Berend lag.

Monika probeerde alles wat er gebeurd was die dag achter elkaar te zetten, maar telkens stopten haar gedachten halverwege. Het was allemaal te ongelofelijk voor woorden. 

Toen Monika Berend in het ziekenhuisbed zag liggen, moest ze haar uiterste best doen om niet in tranen uit te barsten. Ze aaide hem voorzichtig door zijn haren.

Ricky Kaiser liep de kamer uit, ze wilde Monika even een moment alleen met haar zoon laten. 

“Mijn lieve, kleine Berend,” fluisterde Monika en ze gaf het jongetje een kus. “Het spijt me zo. Berendje, het is allemaal mijn schuld en het spijt me zo vreselijk!”

Ze beet op haar lip. Ze had nog altijd het gevoel dat ze sterk moest blijven. Ze moest voor haar zoons zorgen en ze moest er ook voor zorgen dat Berend uit zijn coma zou ontwaken en dat het allemaal weer goed met hem zou komen. 

Hij leek nog kleiner en breekbaarder dan hij al was, dacht Monika. Ze wilde maar wat graag dat ze met hem kon ruilen, hij was nog zo klein, zo jong.

“Het komt goed, Berend, echt waar. Ik beloof je dat het allemaal goed komt,” fluisterde ze in het oor van haar zoontje.

De deur van de kamer ging open en dokter Peter Starnberg kwam binnen. “Dag, ik ben Peter Starnberg, kinderarts,” stelde hij zich voor.

“Dag, mijn naam is Monika Bertens,” beantwoordde Monika de handdruk van de dokter.

“U bent de moeder van Berend,” constateerde dokter Starnberg.

“Dat klopt. Hoe gaat het met hem? Wat gaat er nu verder gebeuren?” vroeg Monika met een angstige blik. Ze was erg bang voor het antwoord op haar vragen.

“Ik ben bang dat ik u weinig zekerheden kan geven, mevrouw. Mijn collega’s waren er erg snel bij en zij hebben uw zoon gereanimeerd. We hebben hem zo snel mogelijk aan de beademing gelegd, toch is hij in een coma beland. Voor zover ik nu kan vaststellen, functioneren zijn hersenen nog naar behoren, maar we kunnen dat pas zeker weten als hij uit z’n coma ontwaakt. Uw zoon is bijna verdronken,” vertelde Peter Starnberg. 

Monika luisterde naar elk woord dat de dokter zei. Ze wisten dus niet wat er met Berend zou gebeuren. Monika wilde het liefst huilen, schoppen en slaan, maar ze deed niets. Ze knikte bang en ze kon alleen maar hopen dat het allemaal goed zou komen.

“Ik begrijp dat u erg geschrokken bent, mevrouw Bertens,” zei Peter Starnberg, terwijl hij en Monika de kamer uit liepen.

“Ja, dat kunt u inderdaad wel zeggen,” beaamde Monika.

“Maar wat ik niet begrijp, mevrouw, is hoe het zover heeft kunnen komen,” ging dokter Starnberg verder op een scherpe toon.

Monika sloeg haar ogen neer. Ze wist wat de dokter bedoelde. Hoe kon een moeder het laten gebeuren dat haar tweejarige zoon bijna verdronk? Hoe was het mogelijk dat ze haar kinderen aan hun lot over had gelaten?

Monika wist niet wat ze moest zeggen tegen de dokter. Ze schaamde zich en ze wist dat er geen excuses waren voor haar gedrag.

“Ik begreep dat uw zoons alleen waren, toen het ongeluk gebeurde?” vroeg Peter Starnberg.

“Dat klopt, dokter. Ik kan het u wel uitleggen, maar ik weet dat er geen geldige reden is om je kinderen alleen te laten, zeker als ze nog zo jong zijn,” zei Monika en ze probeerde haar stem krachtig te laten klinken. Ze mocht nu niet instorten. De dokter had gelijk, maar het laatste waar ze nu behoefte aan had, was een preek van de arts tegenover haar.

“Dat lijkt me inderdaad zeer onverantwoord gedrag. Ik moet weer verder. Ik meld het u direct als er nieuws is over Berend,” zei dokter Starnberg en met een koel knikje van zijn hoofd zei hij Monika gedag en liep weg. 



Mevrouw Munz werd de Landau-kliniek binnengebracht. Voorzichtig en met moeite hadden Tünnes, Klinkmüller en Anne de oude vrouw uit de ambulance gehaald.

Algemeen chirurg dokter Jörg Siebert nam de oude vrouw onder behandeling. Gert Munz was met een bezorgde blik achter zijn moeder aan de Landau-kliniek binnengegaan. 

“Dat was een behoorlijke lelijke draai,” zei Klinkmüller hoofdschuddend. “Ik hoop dat ze dat nog behoorlijk kunnen rechtzetten,” voegde hij er aan toe. 

Anne Maas liep de Landau-kliniek binnen en ze wilde direct weten of er nog nieuws was over de twee jongetjes die ze vanmorgen hadden binnengebracht. 

“Hun moeder, Monika Bertens, is er,” vertelde Ricky Kaiser en ze wees met een knikje naar Monika.

Anne liep naar de vrouw toe. Monika keek niet op of om, ze was totaal in gedachten verzonken en ze wachtte tot Dieter wakker zou worden en ze hoopte dat Berend snel uit zijn coma zou ontwaken.

“Dag, mevrouw Bertens, ik ben dokter Anne Maas, wij hebben elkaar aan de telefoon gehad,” zei Anne.

Monika keek op en zag het vriendelijke en knappe gezicht van dokter Maas. “Dag, ik ben Monika,” zei ze zachtjes. Monika voelde zich verslagen. De woorden van dokter Starnberg bleven maar door haar hoofd spoken. 

“Wilt u een kopje thee?” vroeg Anne, die zag hoe de vrouw trilde.

“Graag,” zei Monika dankbaar. Ze hoopte maar dat deze arts niet ook over haar verantwoordelijkheid zou beginnen. 

“Wij hebben uw zoons vanmorgen bij de sloot aangetroffen,” begon Anne te vertellen nadat ze twee kopjes thee had gepakt. “Uw jongste zoon was een stukje afgedreven en uw oudste zoon stond in de sloot, op weg om hem te helpen. Een hardloper, die een stuk verderop rende, heeft zien gebeuren hoe Berend zijn evenwicht verloor en in de sloot viel. Hij heeft het alarmnummer gebeld. Wij waren snel ter plaatste en toen hebben we Berend direct uit het water gehaald en gereanimeerd. Hij kwam niet bij bewustzijn, maar we kregen wel zijn ademhaling op gang. Uw andere zoon, Dieter, was behoorlijk geschrokken en hij was verstijfd van angst. We hebben hem gerust proberen te stellen en hem hier gecontroleerd. Medisch gezien is hij in orde,” vertelde Anne op een rustige toon aan Monika.

Monika liet de woorden op haar inwerken. Ze vond deze dokter direct erg aardig en ze straalde vertrouwen uit. 

“Het spijt me vreselijk voor u wat er gebeurd is, maar er is een goede kans dat het in orde komt met Berend,” zei Anne warm.

“Dank u wel, dokter Maas,” zei Monika en ze glimlachte. Door de vriendelijke woorden van dokter Maas, knapte er iets in Monika. Tranen stroomde over haar wangen en ze kon ze niet meer tegenhouden. Sinds ze over het ongeluk had gehoord, had ze niet gehuild, maar nu kon ze zich niet meer bedwingen. “Ik ben de slechtste moeder van de wereld,” snikte Monika wanhopig.

“Wat bedoelt u daar nou mee?” vroeg Anne verbaasd. Ze had het idee dat deze vrouw in een erg lastige situatie verkeerde.

“Ik had mijn zoons nooit alleen moeten laten. Ik werd opgebeld, dat ik moest komen werken, het was een noodgeval. En ik zou daarna een paar extra dagen vrij krijgen. Daarom liet ik mijn jongens alleen en alleen daarom heeft er zoiets vreselijks kunnen gebeuren. Uw collega heeft volkomen gelijk dat hij mij zo op mijn verantwoordelijkheid wijst,” stortte Monika haar hart uit.

Anne begreep direct dat Peter Starnberg de jonge moeder op haar plichten had gewezen. Het was in de Landau-kliniek bekend dat dokter Starnberg niet veel mededogen had met de ouders van zijn patiëntjes. “Ik begreep al van uw zoon Dieter dat u erg veel aan uw hoofd heeft, mevrouw Bertens. U moet het zichzelf niet zo kwalijk nemen. Soms gebeuren er verschrikkelijke dingen waar niemand wat aan kan doen. Dan is het de samenloop van omstandigheden,” troostte Anne de jonge vrouw.

“Mevrouw Bertens?” vroeg Ricky Kaiser, die bij hen was komen staan. “Dieter is wakker.”

Monika sprong op. Ze veegde direct de tranen van haar gezicht. “Heel erg bedankt, dokter Maas,” zei ze tegen Anne voor ze achter verpleegster Kaiser aan liep.

Anne Maas knikte haar vriendelijk en bemoedigend toe.

Dieter rende op zijn moeder af toen hij haar zag. Monika nam hem in zijn armen en ze omhelsden elkaar stevig. 

“Het spijt me heel erg, mamma,” zei Dieter zachtjes.

“Nee, Dieter, niets hoeft jou te spijten. Ik ben trots op je, je bent mijn grote, wijze zoon,” zei Monika en ze glimlachte naar haar zoon.

Dieter kon bijna niet geloven dat zijn moeder niet boos op hem was. “Ik wist wel dat we misschien niet naar buiten mochten gaan,” begon Dieter.

“Het geeft niet, Dieter. Het spijt mij. Ik had gewoon bij jullie moeten blijven. Maar het is gegaan zoals het is gegaan en we gaan nu alleen nog maar denken dat Berend helemaal beter wordt, goed?” zei Monika en ze voelde zich sterker dan daarvoor.

“Goed,” beaamde Dieter en hij kneep in de hand van zijn moeder. 



Anne was best moe, toen ze thuiskwam. Ze bleef maar aan het gesprek met Monika Bertens denken. Had ze iets tegen Peter Starnberg moeten zeggen? Dat leek haar toch geen goed idee, Peter veranderde bovendien toch niet. 

“Dag, Mientje,” begroette Anne de huishoudster die al aan het koken was. “Het ruikt hier heerlijk.”

Anne en Mientje aten die avond met z’n tweeën, omdat Max op pad was voor zijn werk.

“Vanmiddag stond Isabel op de stoep,” vertelde Mientje onder het eten.

“Oh, wat gezellig,” zei Anne.

“Ach, het meisje verveelt zich stierlijk, geloof ik. Ze heeft me geholpen met de boodschappen, dat was wel erg fijn,” zei Mientje.

“Ik dacht dat ze naar een baantje op zoek was?” vroeg Anne.

“Ja, dat klopt. Jens zou iets voor haar regelen, maar dat ging uiteindelijk niet door.”

Anne lachte, ze kende Jens ook en dat verbaasde haar niets.

“Het zou wel goed voor het meisje zijn als ze een baantje zou vinden,” zei Mientje bedachtzaam. 

“Ja, dat lijkt mij ook,” beaamde Anne.

“Was het een goede dag in de Landau-kliniek?” vroeg Mientje terwijl ze nog wat spruiten op Annes bord schepte.

“Het was een drukke dag,” zei Anne.

Ze vertelde Mientje over de broertjes Bertens en hun jonge moeder. 

“Ach, wat een verhaal!” riep Mientje vol medeleven uit. “Die arme jongetjes en hun moeder,” voegde ze er hoofdschuddend aan toe.

Dat was precies wat Anne ook dacht, die arme jongetjes en hun moeder.



De volgende dag ging Anne kijken hoe het met de oude mevrouw Munz ging. Toen ze de kamer binnenkwam, lag mevrouw Munz druk te kletsen met een andere oudere dame.

“Dag, dokter Maas,” riep Sonja Munz vriendelijk toen ze de traumatoloog zag.

“Goedendag, mevrouw Munz, hoe gaat het met u?” vroeg Anne.

“Tja, wij oude dames zijn behoorlijk eigenwijs en onhandig, hè?” zei mevrouw Munz met een knipoog. 

De andere oude dame begon ook te lachen. 

“Mijn buurvrouw Toos en ik hebben allebei onze heup gebroken,” zei mevrouw Munz en hoewel dat geen leuke mededeling was, keek ze er toch vrolijk bij.

“Dat krijg je als je zo oud wordt!” riep Toos uit. 

“Nou, zo is het,” beaamde mevrouw Munz.

“U heeft er dus niet heel erg veel last van,” merkte Anne op.

“Nee, die pijnstillers zijn geweldig. De dokter heeft wel verteld dat het een lang proces is om de heup volledig te genezen, vooral bij zulke oude dames,” vertelde mevrouw Munz.

“Ja, dat is het vervelende bij breuken, vaak zit de genezing dan in tijd,” beaamde Anne. 

“Ach ja, als er nou iets is wat wij oudere mensen hebben, dan is het wel tijd,” zei mevrouw Munz en ze haalde haar schouders op. “Niets aan te doen,” voegde ze er aan toe. 

Natuurlijk wist ze dat ze nu absoluut niet meer zonder hulp kon. Dat moest ze nu onder ogen zien. Ze vond het nog altijd helemaal geen prettig idee om afhankelijk van een ander te worden. 

“Ik wilde u natuurlijk nog wel bedanken,” zei mevrouw Munz.

“Geen dank, mevrouw Munz. Dat is mijn werk,” reageerde Anne bescheiden. “Hebt u al nagedacht over de toekomst?”

Anne herinnerde zich dat Gert Munz haar had verteld dat zijn moeder hulp in huis weigerde. Toch moest mevrouw Munz nu toch inzien dat het zo niet langer zou gaan. 

“Ja, ik heb er inderdaad over nagedacht. Misschien hebben mijn kinderen dan toch wel gelijk,” gaf mevrouw Munz met tegenzin toe. “Ik moet er nog altijd niet aan denken dat er steeds maar iemand in mijn huis rondloopt,” zuchtte ze vervolgens.

“U moet het niet zo negatief bekijken. Het kan prettig zijn als iemand u helpt met dingen die voor u moeilijker worden. U blijft natuurlijk zoveel mogelijk voor uzelf zorgen, maar af en toe en paar extra handen, dat is toch juist fijn?” redeneerde Anne.

“Ik vind dat de dokter helemaal gelijk heeft! Bij mij komt al drie jaar een meisje om me te helpen. Dat is een schat van een meid, dus het is nog gezellig ook,” viel Toos bij. 

“Ja, ik weet het, ik zal er aan moeten geloven,” reageerde mevrouw Munz nog altijd een beetje terughoudend. “Ik heb altijd het idee dat die mensen je betuttelen en je niet serieus nemen,” zei mevrouw Munz eerlijk.

“U bent bang dat u als een klein kind behandelt zult worden?” verduidelijkte Anne.

“Precies!” riep mevrouw Munz uit. “Daar heb ik helemaal geen zin in,” voegde ze er boos aan toe.

“Daar hoeft u echt niet bang voor te zijn. Bovendien, u kunt nog een heleboel zelf. Er komt gewoon iemand op bezoek, zo moet u het zien. Zelf heb ik ook iemand die mij helpt bij de huishouding en ik vind dat helemaal geen schande,” vertelde Anne.

Mevrouw Munz liet de woorden van de dokter op zich inwerken. Ze wist dat dokter Maas gelijk had. Bovendien dacht haar zoon Gert er net zo over en die zou na de val van zijn moeder niet accepteren dat ze geen hulp zou krijgen.

“Concentreert u zich nu maar eerst op uw genezing en maakt u zich vooral niet te veel zorgen, mevrouw Munz. U heeft een aardige zoon en die zal u echt niet slecht laten behandelen,” probeerde Anne de vrouw gerust te stellen. 

“Dat is aardig van u, dokter, dank u wel.”

Anne knikte en nam afscheid van de twee dames. Ze hoopte maar dat mevrouw Munz haar koppigheid zou laten varen.

Toen Gert even later bij zijn moeder langs wilde gaan, bleek de oude mevrouw Munz net even te slapen. Gert besloot op de gang te wachten tot zij wakker zou worden. Hij had die nacht niet erg lekker geslapen, omdat hij steeds dacht aan het beeld van zijn moeder die op de grond lag.

Gelukkig viel het uiteindelijk mee, alhoewel het natuurlijk helemaal niet prettig was om een gebroken heup te hebben. Zijn moeder zou er nu echter niet meer onderuit kunnen dat ze hulp nodig had. 

Toen Gert gisteravond laat thuis was gekomen, had hij zijn zus Helga opgebeld. Ze reageerde geschrokken op het nieuws over hun moeder. Gert had ook verwijt in haar stem gehoord. Dat was hem even in het verkeerde keelgat geschoten en boos had hij de telefoon opgehangen. Het was misschien niet helemaal terecht om zijn woede op Helga af te reageren, maar ze probeerde van een afstand nog altijd de baas over hem te spelen. Hij had voorgesteld dat Helga hun moeder kwam opzoeken en dat vond ze gelukkig zelf ook wel een goed idee.

Naast Gert zat een jongen in een stripboek te lezen. De jongen had een ernstige blik in zijn ogen. 

“Dat las ik vroeger ook altijd,” zei Gert en hij wees op de strip.

De jongen bekeek hem nieuwsgierig. “Ik vind het te gek,” zei hij.

“Dat vind ik ook,” beaamde Gert. 

“Waarom bent u hier?” vroeg de jongen beleefd.

“Ik ben hier voor mijn moeder. Ze is gisteren gevallen en nu heeft ze haar heup gebroken,” vertelde Gert.

“Oh, dat is vervelend,” reageerde de jongen vriendelijk. 

“Ik ben Gert Munz,” zei Gert en hij stak z’n hand uit naar de jongen.

“Ik ben Dieter Bertens,” antwoordde Dieter en hij schudde de hand van Gert.

“En wat doe jij hier, Dieter?” vroeg Gert vriendelijk.

De jongen sloeg z’n ogen neer en hij friemelde aan de rand van het stripboek.

“Je hoeft het niet te zeggen, hoor,” zei Gert vlug, want hij wilde de jongen niet in een lastige positie brengen.

“Mijn broertje is gisteren in de sloot gevallen,” zei Dieter zachtjes.

“Jeetje, wat naar,” zei Gert begripvol.

“We waren aan het spelen en toen boog hij zich voorover en hij viel in de sloot. Sindsdien is hij niet meer wakker geworden,” vertelde Dieter. Hij wist niet precies waarom, maar de vreemde man leek hem erg aardig en kwam hem vertrouwd voor.

“Wat vreselijk, Dieter,” reageerde Gert geschrokken. Dat was nogal een heftig verhaal wat de jongen vertelde.

“Hoe oud is je broertje?”

“Twee jaar. Ik moest op hem passen, want mijn moeder moest ineens werken. We zouden eigenlijk naar het bos gaan, maar dat kon niet meer. Mijn moeder moest naar het hotel, anders zou haar baas heel boos worden,” ging Dieter verder en er rolde een traan over zijn wang.

Gert aaide hem over z’n hoofd. Hij had enorm met de jongen te doen. Hij verbaasde zich over de volwassen toon van het kind. “Waar zijn je moeder en vader nu?” vroeg Gert.

“Mijn moeder is bij Berend in de kamer. Ze moest iets bespreken met de dokter en daarom moest ik even hier gaan zitten. Mijn vader is dood,” zei Dieter.

Gert kon die opeenstapeling van nare gebeurtenissen bijna niet geloven. Dat moest voor een kind ook behoorlijk heftig zijn. “Dat spijt me, Dieter,” zei Gert vol medeleven. Hij zou graag iets doen om het jongetje op te vrolijken.

“Heeft u ook kinderen?” vroeg Dieter nieuwsgierig.

“Nee, ik heb geen kinderen. Je mag trouwens gewoon jij tegen mij zeggen,” zei Gert vriendelijk.

“Wil je ook geen kinderen?” vroeg Dieter verder.

“Ja, het lijkt me erg leuk om kinderen te hebben, maar ik heb ook geen vriendin, snap je?”

Dieter knikte en dacht even na. “Mijn moeder heeft ook geen vriend, maar ze heeft wel al kinderen,” zei Dieter bedachtzaam.

Gert moest lachen om die woorden. “Wil jij ook wat lekkers?” vroeg Gert.

Dieter knikte een beetje verlegen.

Gert haalde twee chocoladerepen en zwijgend aten ze die op. Het was vreemd, dacht Gert, dat je met volwassenen niet vaak zulke gesprekken had als met kinderen.

“Ik vind jou erg aardig,” zei Dieter na een tijdje. 

Gert lachte en hij was zelfs ontroerd. Hij voelde zich een beetje belachelijk, hij kende de jongen helemaal niet, maar doordat Dieter zo open tegen hem was geweest, had hij het idee dat ze een band hadden. “Ik vind jou ook erg aardig,” antwoordde Gert.

Op dat moment kwam er een vrouw op hen afgelopen. Het was een knappe vrouw, maar haar ogen stonden erg verdrietig. “Dieter, kom je? Hij heeft u toch niet lastiggevallen?” vroeg Monika een beetje onzeker aan Gert.

“Nee, nee, helemaal niet, we hebben heel goed gepraat,” reageerde Gert snel.

“Gert is mijn vriend,” zei Dieter en hij voelde zich voor het eerst sinds tijden weer wat vrolijker.

“Dat is erg leuk,” zei Monika en ze glimlachte naar Gert. 

“U heeft een geweldige zoon,” zei Gert en hij lachte vriendelijk naar Monika.

Monika bloosde, al wist ze niet precies waarom. “Dank u wel,” zei ze zachtjes.

“Mijn moeder heet Monika,” zei Dieter trots.

Een moment keken Gert en Monika elkaar aan. Ze werden vastgehouden door de blik van de ander. 

“We moeten gaan, Dieter,” zei Monika daarna verlegen en ze pakte Dieters hand.

“Tot snel, Dieter,” zei Gert en hij stak z’n hand op.

“Tot snel, Gert,” zei Dieter en hij zwaaide terug.

Gert keek hoe Dieter en Monika wegliepen. Hij was erg onder de indruk van Monika’s verschijning, al wist hij dat zoiets misschien belachelijk was. 



Toen Anne naar huis wilde gaan, kreeg ze plotseling een idee. Ze herinnerde zich het gesprek dat ze met Mientje over Isabel had gevoerd. Isabel wilde graag wat bijverdienen tijdens haar vakantie, had Mientje gezegd. 

Vervolgens dacht Anne aan het gesprek wat ze met mevrouw Munz had gevoerd. Mevrouw Munz wilde niet betutteld worden, maar ze had wel degelijk hulp nodig.

Misschien was het een idee als Isabel mevrouw Munz zo nu en dan eens zou helpen, dacht Anne. Isabel zou mevrouw Munz zeker niet behandelen als een kind.

Anne besloot Isabel meteen op te bellen om te vragen wat ze van haar plan dacht. 

“Met Isabel.”

“Dag, Isabel, je spreekt met Anne.” 

“O, hoi,” reageerde Isabel.

Anne hoorde dat Isabel aan de ene kant verbaasd en ook een beetje vijandig was en aan de andere kant nieuwsgierig. Anne besloot de vijandigheid te negeren. Ze wist al dat de dochter van Max haar niet erg hoog had zitten. “Ik bel je over het volgende: ik begreep van Mientje dat je een baantje zoekt, klopt dat?” vroeg Anne.

“Ja, dat klopt,” zei Isabel een beetje aarzelend. Ze had geen idee waarom uitgerekend Anne haar belde over een baantje.

“Gisteren is er een mevrouw binnengebracht in de kliniek. Het is een oudere dame en ze heeft haar heup gebroken. Ze zal de komende tijd van haar val moeten herstellen en daar kan ze wel wat hulp bij gebruiken,” legde Anne uit.

“Ik dacht dat jij haar misschien af en toe zou kunnen helpen? Bijvoorbeeld met het doen van boodschappen,” ging ze verder.

Het bleven even stil aan de andere kant van de lijn. Isabel dacht na. Het klonk op zich best als een goed idee, maar stel nou dat die oude mevrouw heel onaardig zou zijn?

“Weet je wat, kom morgenmiddag even langs, dan kun je mevrouw Munz ontmoeten en zij jou en dan kunnen jullie kijken of het voor jullie beide een oplossing zou zijn,” zei Anne, alsof ze de gedachten van Isabel gelezen had. 

“Dat is goed,” reageerde Isabel overrompeld.

“Mooi zo, dan zie ik je morgen,” zei Anne en ze hing op. 

Isabel was verbaasd dat Anne aan haar had gedacht. Als Anne nu maar niet dacht dat Isabel haar meteen heel erg aardig zou vinden.



“Dag, meneer Munz,” begroette Anne.

“Dag, dokter Maas. Ik begreep van mijn moeder dat u een goed idee had voor haar hulp?” vroeg Gert nieuwsgierig.

“Dat hoop ik inderdaad! Ik ken een jong meisje, dat op zoek is naar een bijbaantje. Ik moest aan haar denken toen ik het verhaal van uw moeder hoorde. Uw moeder is bang dat ze betutteld wordt door een hulpverlener. Dit meisje zou gewoon bij haar langs kunnen komen om haar te helpen met de boodschappen en dat soort zaken. Voor medische hulp heeft uw moeder uiteraard wel een professionele verpleegster nodig,” vertelde Anne.

“Ja, dat begrijp ik. Dit klinkt heel goed. Zo kan mijn moeder het idee houden dat ze zelfstandig is,” zei Gert enthousiast.

Gert had de hele avond nog aan Dieter en aan zijn moeder Monika gedacht. Toen hij die ochtend de Landau-kliniek binnen was gelopen, had hij direct gekeken of hij ze had gezien, maar dat was niet zo. Hij hoopte maar dat er niets ernstigs was gebeurd met het kleinste jongetje. 

“Ah, daar zal je Isabel hebben,” zei Anne terwijl ze haar hand opstak naar Isabel.

Een beetje onwennig zwaaide Isabel terug. Ze vond het eigenlijk maar niets om met Anne af te spreken, zonder dat haar vader daarbij was. 

“Hoi, Isabel, dit is Gert Munz, de zoon van mevrouw Munz,” stelde Anne voor.

Gert en Isabel gaven elkaar een hand. 

“Ik heb mevrouw Munz verteld dat je zou komen om kennis te maken, dus voel je niet tot iets verplicht,” zei Anne. Isabel knikte koeltjes.

“Dag, mam. Dit is Isabel, waar dokter Maas je over verteld heeft,” zei Gert toen ze de kamer binnenliepen bij zijn moeder.

“Dag, mevrouw Munz,” zei Isabel beleefd. 

“Dag, meisje. Zo, jij bent knap om te zien,” lachte mevrouw Munz.

Isabel bloosde lichtjes. “Wat is er gebeurd?” vroeg ze.

“Tja, ik ben een eigenwijze, oude vrouw. Ik beweerde dat ik alles nog makkelijk zelf kon doen en toen ben ik gevallen. Ik heb mijn heup gebroken. Erg prettig is het niet, maar goed, het had erger gekund,” vertelde Sonja Munz.

“Dat klinkt inderdaad niet erg fijn,” reageerde Isabel.

“Het was ook geen prettig gezicht,” viel Gert bij. 

“Nu heeft u af en toe wat hulp nodig bij het doen van boodschappen?” vroeg Isabel.

“Ja, dat klopt. Ik wilde liever alles alleen blijven doen, maar ik zie nu wel in dat dat niet meer gaat,” zei mevrouw Munz, nog altijd somber over het idee dat ze haar zelfstandigheid moest opgeven.

“Maar we doen de dingen dan toch samen? U kunt mij bijvoorbeeld leren koken, als u wilt? En ik kan u helpen met andere dingen,” zei Isabel opgewekt. Mevrouw Munz leek haar erg aardig.

“Ja, zo had ik er eigenlijk nog niet echt over nagedacht,” zei mevrouw Munz en er ontstond een glimlach op haar gezicht. 

“Kijk, Isabel, jij bent precies wie we nodig hadden,” lachte Gert tevreden.

“Dat denk ik ook,” viel Anne hem bij.

Isabel lachte verlegen, maar ze was tegelijkertijd ook trots. 



Peter Starnberg liep met grote passen de gang op. “Mevrouw Bertens,” riep hij toen hij Monika en Dieter tegemoet liep.

Monika sprong op. Angst sloeg haar om het hart. Waarom kwam de dokter zo op hen afgesneld? 

“Berend is uit zijn coma ontwaakt,” vertelde Peter Starnberg en er verscheen een grote lach op zijn gezicht.

Monika sloeg haar hand voor haar mond. Ze kon het bijna niet geloven. Snel liep ze met Dieter achter dokter Starnberg aan.

In zijn bed lag Berend met open ogen. Hij zag er nog wat slaperig uit, maar toen hij de gezichten van zijn moeder en broer zag, verscheen er een lach op zijn gezicht. 

“Berendje! Dag, lieverd van me,” bracht Monika zachtjes uit en er sprongen tranen in haar ogen.

“Hoi, Berend, ik ben het, Dieter,” zei Dieter ook zacht en drukte een kus op z’n broertjes voorhoofd. 

“Oh, mijn lieve jongen,” fluisterde Monika.

“Mamma, Die,” zei Berend zwakjes.

“Ja, wij zijn bij je,” antwoordde Monika.

“En we gaan nooit meer weg,” viel Dieter zijn moeder bij. 

“Kan ik u nog even spreken, mevrouw Bertens?” vroeg dokter Starnberg.

Monika liep met hem mee de kamer uit. Dieter bleef bij zijn broertje zitten. 

“Het spijt me heel erg dat je in de sloot gevallen bent, Berend,” zei Dieter en hij sloeg z’n ogen neer. 

“Sloot,” herhaalde Berend.

“Ja, je bent in de sloot gevallen. Toen was je bijna verdronken, maar toen kwamen er allemaal dokters en daarna heb je heel lang geslapen en nu word je weer beter,” vertelde Dieter.

Berend gaapte. 

“Ben je nou nog steeds moe?” vroeg Dieter verbaasd. Zijn broertje had immers behoorlijk lang geslapen. 

Op de gang vertelde dokter Starnberg over de toestand van Berend. “Hij is dus behoorlijk verzwakt, maar dat is het enige wat we kunnen vaststellen. Verder is hij zo gezond als een tweejarige jongen hoort te zijn,” vatte dokter Starnberg samen.

Monika schudde ongelovig haar hoofd. Het was goed gekomen met haar zoontje. 

“Hij zal nog wel een tijdje nodig hebben om aan te sterken en ik zou hem graag de komende maanden een paar keer voor controle willen zien, maar verder kunnen we toch wel spreken van een wonder,” zei Peter Starnberg. Ook hij was blij dat het zo goed afgelopen was met Berend Bertens.

“Dank u wel,” zei Monika.

Peter Starnberg knikte haar toe en verontschuldigde zich toen. 

Monika bleef nog even staan. Ze probeerde het geweldige nieuws tot zich door te laten dringen. 

Gert Munz zag Monika staan en hij schrok. Ging het niet goed met haar? Ze leek zo verbijsterd te zijn. Hij twijfelde of hij naar haar toe moest gaan, maar besloot dat toch te doen. “Gaat het?” vroeg hij voorzichtig.

Er stonden tranen in Monika’s ogen, maar er brak een grote glimlach door op haar gezicht. “Mijn zoontje Berend is uit zijn coma ontwaakt,” zei ze en ze lachte nu breeduit. 

“Echt? Wat een geweldig nieuws! Wat ontzettend fijn,” reageerde Gert warm.

“Ik kan het nog helemaal niet geloven,” bekende Monika. 

“Dat kan ik me voorstellen,” beaamde Gert. “En hij is ook helemaal in orde?”

“Ja, hij is helemaal in orde. Hij is alleen wat verzwakt, maar verder is er niets aan de hand,” vertelde Monika. 

Gert wist niet precies waarom hij het deed, maar op dat moment omhelsde hij Monika. Hij pakte haar vast en sloeg zijn armen om haar heen en zij liet dat toe. Ze vond het zelfs prettig dat Gert haar omhelsde. Ze had al heel lang geen genegenheid gevoeld voor iemand en dat was af en toe best eenzaam.

“Sorry, sorry, ik weet niet wat me bezielde,” verontschuldigde Gert zich vlug en hij liet Monika los.

Ze stonden er allebei een beetje onhandig bij en toen barstten ze ineens in lachen uit.

“Het spijt me werkelijk,” zei Gert lachend.

“Ik vond het helemaal niet erg, hoor,” lachte Monika mee.

Het was een vreemde situatie voor hen allebei. Ze kenden elkaar niet en toch voelden ze zich enorm tot elkaar aangetrokken. Daarom had Gert haar net heel impulsief omhelsd.

Op dat moment kwam dokter Anne Maas aan lopen. “Wat een geweldig nieuws, mevrouw Bertens,” zei ze blij tegen Monika. 

“Ja, het is ongelofelijk. Ik wil u nog bedanken voor alles wat u voor mij en de jongens gedaan hebt,” zei Monika.

“Geen dank. Ik ben verschrikkelijk blij dat het goed is afgelopen,” zei Anne.

“Mamma! Kom je nog?” vroeg Dieter ongeduldig. “Berend is weer in slaap gevallen, terwijl hij net heel erg lang geslapen heeft!” riep Dieter verontwaardigd uit.

Monika, Gert en Anne moesten om de jongen lachen en daar begreep Dieter al helemaal niets van.

“Berend zal nog wel veel moeten slapen, Dieter. Hij moet aansterken,” legde dokter Maas uit. 

“Nou, ik hoop maar dat we snel weer kunnen spelen,” zei Dieter een beetje mopperend. 



In de weken die volgden was er verschrikkelijk veel gebeurd. Als Monika er nu aan terugdacht, kon ze bijna niet geloven dat haar leven zoveel nieuwe wendingen had gekregen.

Toen Berend uit de Landau-kliniek werd ontslagen, was er inmiddels een romance ontstaan tussen Monika en Gert. De twee voelden zich geweldig bij elkaar en waren eigenlijk vanaf het eerste moment tot over hun oren verliefd geweest.

Monika was even bang geweest dat haar zoons het misschien moeilijk zouden vinden als er een nieuwe man in haar leven kwam, maar het tegendeel was het geval. Dieter was dol op Gert. “Daar is mijn vriend,” zei hij elke dag tegen Gert.

Ook Berend was direct op Gert gesteld geweest. Het had dan ook niet lang geduurd voor Gert en Monika samen waren gaan wonen. 

Ze betrokken een nieuw huis en de jongens kregen allebei een eigen kamer. Dieter kon zijn geluk niet op, want het nieuwe huis stond heel dicht bij het bos.

“En we gaan nooit meer naar sloten,” zei Dieter vaak tegen Berend.

“Bos!” riep Berend dan vrolijk. 

Monika hoefde, nu ze samen met Gert was, niet meer ’s nachts in het hotel te werken. Ze had ontslag genomen, want ze had geen goede herinneringen en geen prettig gevoel bij het hotel. 

Nu werkte ze drie dagen per week in een klein bloemenwinkeltje in de buurt. Ze vond het daar hartstikke leuk en ze had ook aardige collega’s.

“Gert, jij maakt mij zo gelukkig,” merkte Monika vaak op. Natuurlijk dacht ze ook nog veel aan haar overleden man. Ze zou hem nooit vergeten en dat wilde ze ook niet. Ook daar kon ze heel goed met Gert over praten en dat was heel fijn.

Monika kon het ook goed vinden met haar nieuwe schoonmoeder. Dieter en Berend kwamen regelmatig over de vloer bij oma Munz. Hoewel het even had geduurd voor mevrouw Munz volledig van haar val hersteld was, ging het nu erg goed. Isabel moest weer naar school, maar ze kwam af en toe nog langs. Voor de rest van de tijd had mevrouw Munz ermee ingestemd dat iemand van de thuiszorg haar kwam helpen.

Na een flink aantal maanden verscheen er een kaart bij Anne op de mat. Ze pakte hem op en bekeek hem nieuwsgierig. Het bleek een foto te zijn van Gert, Monika, mevrouw Munz, Dieter en Berend. 

Anne keek naar de vrolijke gezichten en ze lachte direct mee. Dat zag er geweldig uit en Anne was blij dat het zo goed ging.

Op de kaart hadden Gert en Monika geschreven hoe dankbaar ze haar waren. Anne schudde onwillekeurig haar hoofd. Niemand hoefde haar dankbaar te zijn. Ze zag het als haar taak om voor haar patiënten te zorgen.

“Dat ziet er gezellig uit,” merkte Max op, die over Annes schouder naar de kaart keek.

“Het is een kaartje om me te bedanken,” zei Anne ontroerd.

“Dat is ontzettend aardig, zeg,” merkte Max op.

Anne knikte. Ze voelde zich een gelukkig en gezegend mens. Ze zette het kaartje op haar bureau neer en liep toen met Max naar buiten, de zon tegemoet. 



Over TWEE WEKEN verschijnt er weer een dubbele aflevering in deze populaire Favoriet-serie. In Dr. ANNE MAAS nr. 888 kunt u onderstaande romans verwachten:



Genoeg van de sleur



Als Bram Lies verlaat voor de veel jongere Monique, houdt Lies zichzelf voor dat ze veel beter af is zonder die zeurpiet van een echtgenoot. Ze vindt zelfs al vrij snel een nieuwe, zeer jonge, partner en laat daarmee zien dat ze prima zonder Bram kan. Een auto-ongeluk en een opname in de Landau zorgen voor een nieuwe confrontatie.





Gevaarlijk feest



Met een ruk kwam de ziekenwagen tot stilstand. Tim Breitner keek behoorlijk geschrokken uit zijn ogen, zag Anne Maas vlak voordat ze de deuren wagenwijd openzwaaide. Ze landde na een sprong op de rode klinkers. Toen ze om zich heen keek, schrok ze zich een ongeluk: de ambulance stond recht voor haar huis!



Nieuwsgierig naar de afloop van deze twee romans? Over TWEE WEKEN is Dr. ANNE MAAS nr. 888 verkrijgbaar bij uw tijdschriftenhandelaar, de kiosk, het warenhuis of uw supermarkt.


Oude liefde roest niet & Alleen thuis
Section0001.xhtml
Section0002.xhtml
Section0003.xhtml