GELEGENHEID MAAKT DE .... MOORDENAAR

Willy Corsari

In de Tower van Londen kan men het zwaard bezichtigen, waarmee zovele hoofden vroeger zijn afgehakt. Er is een bijgeloof verbonden aan dat zwaard: men mag het nooit aanraken, dat zal onheil veroorzaken. Vandaar het Engelse gezegde: raak niet aan het zwaard! Jan Woliers raakte het zwaard aan, toen hij iets zei, dat bedoeld was als een grapje.

Op het ogenblik zelf, leek het alleen maar ongepast en tactloos, wat hij zei. Want men maakt geen grappige opmerkingen in verband met moord. Maar tot zijn verontschuldiging zij gezegd, dat hij pas achttien was, een leeftijd, waarop men gewoonlijk nog niet geleerd heeft, bepaalde dingen niét te zeggen.

Bovendien was zijn vader de laatste vier jaren - sinds de dood van zijn eerste vrouw - erg toegevend voor hem geweest, omdat hij wist hoezeer de jongen aan zijn moeder had gehangen. In die vier jaren, had hij maar twéémaal zijn zoon een berisping gegeven: toen hij in gezelschap een schuine mop had verteld en toen hij naar een feest van mrs. Long was geweest. Hij had hem beide dingen verboden. Op kalme toon. Maar hij had hem daarbij recht in de ogen gekeken en iedereen, die Pieter Wollers kende wist, wat die blik betekende: een ultimatum. En als het tot een gevecht kwam, was Pieter Wollers een geduchte tegenstander. Niet alléén door zijn geld - men schatte zijn bezit op twee miljoen - zelfs niet, omdat hij met zijn geld in zoveel ondernemingen zat en daardoor zoveel invloed kon uitoefenen, maar omdat hij meer hersens had dan al zijn vijanden bij elkaar.

Hij had natuurlijk vijanden. Ze spraken veel kwaad van hem. Ze zeiden, dat hij 'over lijken was gegaan' om te worden, wat hij was. Het waren leugens. Wollers was altijd een fatsoenlijk zakenman geweest. Alles wat hij bezat en was, dankte hij aan zijn enorme energie, zijn scherpe verstand en een intuïtie op zakelijk gebied, die hem ingaven wat hij moest doen en wèlke mensen hij tot medewerkers moest kiezen.

Zelfs zijn felste tegenstanders hadden nooit iets lasterlijks kunnen zeggen over zijn persoonlijk leven. Hij was jong getrouwd, toen hij nog op de onderste trede stond van de ladder, die hij nu had beklommen en hij was altijd een voorbeeldig echtgenoot geweest, hoewel fijn vrouw nooit goed had kunnen meeklimmen. Niet aan haar man, maar aan haar merkte men de bescheiden afkomst: ze kleedde zich slecht, was een onhandige gastvrouw, niet bij machte tot een gesprek, dat éven uitging boven de enige dingen, die haar belangstelling hadden: het huishouden, haar zoon, kwesties met bedienden en dergelijke dingen. Ze was nooit mooi geweest, alleen fris en aantrekkelijk met haar lief, wat dom gezicht en slank figuurtje.

Na enige jaren huwelijk was zij ook niet aantrekkelijk meer. Ze werd dik en plomp. Iedereen vond haar goedhartig, maar erg vervelend. De laatste jaren voor haar dood, was zij voortdurend ziek. Maar zelfs de venijnigste tongen hadden nooit kunnen beweren, dat Pieter ooit zelfs maar enige bizondere belangstelling had betoond voor een andere vrouw en tijdens haar ziekte bracht hij al de vrije tijd, die zijn overstelpend drukke bestaan hem overliet, bij haar door. Maar een jaar na haar dood ging hij voor zaken naar Europa en kwam, tot verbazing van vriend en vijand, hertrouwd terug. De verbazing gold niet zozeer dit tweede huwelijk, als wel de vrouw, die hij had gekozen. Daisy was twintig jaar jonger dan hij. Zij vertelde, dat ze een schitterende toekomst aan het toneel had opgegeven voor dit huwelijk. Niemand geloofde het en het was dan ook niet waar. Daisy had het nooit verder gebracht dan tot heel kleine rolletjes, die niemand overtuigden van haar talent als actrice. Maar de vijanden van Wollers zeiden nu gnuivend, dat ze toch wèl talent moest hebben gehad, om een man als Woliers er zó te laten invliegen. Anderen, ook onder zijn vrienden, zeiden hoofdschuddend, dat het de 'gevaarlijke' leeftijd was geweest én zijn Puriteinse inslag. Hij was er trots op, dat hij afstamde van de Voortrekkers, de Boeren, die leefden met het geweer in de éne hand en de Bijbel in de andere. Hij had altijd strenge principes gehad op zedelijk gebied. Die hadden hem belet, zijn vrouw te bedriegen en later er toe gedreven een vrouw als Daisy te trouwen, die hij ook zonder huwelijk wel had kunnen krijgen, zolang als hij wilde. Hoe het zij, nu konden zijn vijanden weer meesmuilen over Klein Duimpje. Die bijnaam was sinds zijn tweede huwelijk in omloop gekomen. Maar niemand zou het ooit hebben gewaagd, hem zo te noemen in zijn gezicht. Want Wollers haalde alleen de schouders op over lasterpraatjes en schimpscheuten op zijn afkomst, maar hij had één zwakke plek: zijn heel kleine gestalte. Hij had eens een zakelijke relatie verbroken met iemand, die er argeloos een grapje over had gemaakt. Voor de rest mocht men, wat hem betrof, lachen om wat men zijn 'Puriteinse' opvattingen noemde, om zijn afkeer van boeken of schilderijen of toneelstukken, die hij onzedelijk vond en van party's, waarop te veel werd gedronken, met al de gevolgen van dien. In al de jaren van zijn eerste huwelijk, had hij nooit een grote party gegeven en elke uitnodiging er voor afgeslagen. Hij gunde zijn gasten graag wat drank, maar wie bij hem beschonken werd, hoefde er niet op te rekenen, ooit nog te worden uitgenodigd. Werkelijk genoegen beleefde hij alleen aan de dinertjes, die hij op elke laatste zaterdagavond van de maand gaf en waarop hij alleen mensen uitnodigde, die hij als zijn vrienden beschouwde. Die dinertjes, dat gezellig samenzijn met mensen, die hij graag mocht, waren zijn enige vorm van ontspanning. Er werd dan nooit over zaken gesproken. Maar het kon geen kwaad voor die dinertjes te worden uitgenodigd.

Twee dagen voordat het gebruikelijke dinertje zou plaats hebben op de laatste zaterdag van een broeiend hete januari, belde een vriend hem op om te vragen, of het dóórging.

Wollers antwoordde: 'Natuurlijk.'

De ander zei aarzelend: 'Ik dacht misschien... zo vlak na de begrafenis van mrs. Long ...'

Wollers zei kortaf: 'Ik zie geen reden tot rouwen. Jij wel soms?'

'Neen,' zei de vriend, 'neen, dat niet...'

'Het zal de vrouwen wat afleiden,' zei Wollers, 'ze maken zich overstuur.' »

'En geen wonder! Zij niet alleen trouwens! Als ik op kantoor ben, kan ik niet nalaten om telkens mijn huis op te bellen. Ik ben van plan logées uit te nodigen, zodat zij niet meer alleen in huis is, als ik weg ben. Wel, tot zaterdag dan.'

Tijdens de maaltijd, werd het onderwerp van zoveel angst, die gaandeweg tot paniek was gestegen, zorgvuldig vermeden. Maar later zat men op de grote achtergalerij. De korte schemertijd van Zuid-Afrika hing als een vage nevel over de tuin, waarop zij uitkeken. Het gesprek stokte telkens. Misschien dachten zij allen aan een tuin, geen vijf minuten daarvandaan, waarin een vrouw was vermoord: Alice Durby.

En aan het huis, niet zoveel verder weg, waarin men het lijk had gevonden van mrs. Long. Beiden waren gewurgd met een gewoon stuk koord. Zoals ook de kleurlinge, die men drie weken ereleden in een portiek had gevonden toen het licht werd. Maar die éérste moord had weinig indruk gemaakt. De kranten wijdden er enkele regels aan. De politie zocht onder de Tsotsi's, de jonge negers, die Johannesburg onveilig maken. In benden of alleen, plegen zij berovingen, inbraken, mishandelingen, soms ook moorden.

Maar de mensen, die konden wonen in de mooie buitenwijken. lazen dat bericht, alsof het gebeurd was in Moskou of Chicago. Een kleurlinge, een prostituée, vermoord om de povere buit die de moordenaar, volgens de politie, niet eens had kunnen meenemen, waarschijnlijk opgeschrikt, omdat hij iemand hoorde naderen. Het tasje werd niet ver van het lijk gevonden, gesloten en met geld er in. Het kon ook wraak zijn, jaloezie. Hoe dan ook, de mensen in de dure buitenwijken interesseerde het geval totaal niet. Maar een week later werd Alice Durby vermoord. Zij placht haar siësta te houden in de tuin, op een ligstoel, in de schaduw van een enorme jacarandaboom. Zij mocht dan niet worden gestoord tot vier uur. Een bediende bracht haar dan de whisky en soda, die zij placht te drinken, zoals een ander thee of koffie. Die bediende vond haar, gewurgd met een stuk touw.

Alice Durby werd door niemand ooit uitgenodigd en als men over haar sprak, was het smalend of verontwaardigd. Er gingen heel wat geruchten over mannen, die haar opzochten, er was een zelfmoord geweest, waar men haar de schuld van gaf, chantage, fluisterde men. Maar met dat al was zij een blanke vrouw. En moord op een blanke deed in alle hoofden van blanken de alarmschei rinkelen.

Ook ditmaal had de moordenaar niet eens zijn buit kunnen meenemen. Naast de rustbank lag de tas van Alice, waarin vrij veel geld zat en bovendien droeg zij nog haar kostbare halssnoer, haar ringen en armbanden. Zij droeg die te pas en te onpas, zelfs tijdens haar siësta. Toen gaf mrs. Long een van haar beruchte feesten. Mrs. Long was gehuwd met een invloedrijk man, dus werd zij wèl uitgenodigd en werden haar feesten bezocht. Maar alle fatsoenlijke mensen bleven er nooit langer dan een paar uren. Iedereen wist, wat er gebeurde daarna. Mrs. Long was vijftig en had een zwak voor heel jonge mannen. Elk van die feesten, waarop tenslotte iedereen stomdronken was, leverde haar wel een prooi op. Wat haar echtgenoot betreft: hij liet haar begaan. Men monkelde, dat zij er dezelfde voorkeur op nahielden.

Voorzover de gasten nog denken konden, toen zij vertrokken, waren zij niet verbaasd, dat de gastvrouw nergens meer te zien was. Ook haar man niet. Zij sliepen apart en hij lag nog zijn roes uit te slapen, toen een bediende hem het ontstellende nieuws kwam vertellen: zijn vrouw lag in haar slaapkamer op bed, gewurgd met een stuk touw. Zij was - en dat verwonderde iedereen - nog gekleed. En zij droeg nog al haar kostbare juwelen. Toen begon de paniek. En nu, starend in de tuin, die weldra donker zou zijn, verloor een van de vrouwen haar zelfbeheersing en riep met schelle stem: 'Waarom doet de politie niets? Waarom houden ze geen razzia, pakken al die Tsotsi's en hangen ze op? Misschien is die kerel daarbij.'

Wollers fronste. 'Je kunt toch onschuldige mensen niet ophangen, in de vage hoop, dat één van hen de moordenaar is?'

De vrouw lachte schril. 'Och wat, onschuldig! Ze hebben allemaal iets op hun kerfstok. Drie jaar geleden was er ook een hele reeks van berovingen: vrouwen die werden aangevallen, bestolen, aangerand.'

'Toen heb je je niet zo opgewonden,' zei Woliers droogjes, 'want toen waren het werkende vrouwen, die naar huis kwamen en zich niet de weelde van een auto konden veroorloven. En het gebeurde midden in de stad. Maar nu is het dichtbij gekomen.' 'Ja, verduveld dicht bij huis,' zei Jack Esling. Woliers keek even naar hem. Omdat de eerste man van Fanny Esling een vriend van hem was geweest en omdat hij erg gesteld was op Fanny, had hij voor éénmaal een concessie gedaan en Fanny's tweede man op de koop toe genomen, omdat hij haar niet wilde missen. Zoals al haar familieleden en vrienden, had ook hij Fanny gewaarschuwd voor dit huwelijk. In zijn ogen was die knappe playboy niets anders dan een nietsnut, die zijn leven doorbracht met liefdesavontuurtjes, spelen op de rennen, parasiteren op rijke vrienden en die, toen hij stikte in de schulden, trouwde met Fanny, omdat zij een rijke weduwe was. Maar Fanny wilde naar niemand luisteren, want Jack wist, hoe hij een vrouw moest aanpakken. Men kon haar niets over hem vertellen, wat hijzelf haar al niet had bekend: zijn hopeloze financiële toestand, zijn vele avontuurtjes. Wat die avontuurtjes betrof, noemde hij geen namen. Zij waardeerde dat. Ze was geen vrouw, die graag luisterde naar roddelpraatjes, maar zij wist tegen wil en dank toch die namen wel. Ook de laatste: Doris Ray. Jack zei, dat hij haar niet waard was, maar van haar hield en zij geloofde hem. Toen haar broer heftig aandrong, dat zij op huwelijksvoorwaarden zou trouwen, antwoordde zij triomfantelijk: 'Dat wil Jack zelf!'

En als bewijs van vertrouwen, maakte ze tegelijkertijd een testament, waarin zij hem alles naliet. Toen haar broer zich bitter beklaagde tegen Woliers, had deze grimmig gezegd: 'Maak je niet ongerust. De vent is een nietsnut, maar veel te laf om ooit een moord te durven plegen.'

'Er kan een ongeluk gebeuren,' had haar broer somber gezegd.

'In dat geval,' zei Wollers, 'zullen jij en ik zorgen dat hij hangt. Man, zelfs al was hij onschuldig, dan zou nóg de verdenking automatisch op hem vallen.' Nu Fanny twee jaar getrouwd was, moest WolIers toegeven, dat zij de zaak misschien wat al te pessimistisch hadden bekeken.

Jack had een baan. Weliswaar dank zij de relaties van zijn vrouw, maar hoe dan ook, hij wérkte eindelijk. Maar wat Woliers nog veel belangrijker vond: Fanny was gelukkig. Niemand, die met angst in het hart haar had gezien als stralend gelukkige bruid, kon ontkennen, dat zij nog altijd straalde. Jack was een en al tederheid, galantheid en toewijding voor zijn vrouw en niet alleen in het openbaar. Als het thuis anders was geweest, zou dat vlug genoeg bekend zijn geworden. Zwarte bedienden hebben nog scherpere ogen en oren dan blanke, ze praten met andere bedienden en al gauw praat er een met een meesteres, die maar al te graag luistert naar schandaaltjes. Dat Doris nog altijd duidelijke pogingen deed, Jack terug te winnen, betekende niets. Als zij hem had teruggewonnen, zou zij niet zo openlijk pogingen er toe doen. Jack zei: 'Ik heb Fanny gebeden en gesmeekt om een pistooltje bij zich te dragen. Dat doen alle vrouwen. Maar ze wil niet.'

Hij glimlachte naar zijn vrouw en voegde er aan toe: 'En mijn lieve, zachte Fanny heeft, als het er op aan komt, een willetje van ijzer.'

'Inderdaad,' zei Woliers droogjes. Hij was er zeker van, dat Fanny, als zij het ooit merkte dat Jack haar bedroog, van hem zou scheiden en haar testament zou veranderen. Dat stelde hem gerust.

Iedereen sprak nu over de moorden. Iedereen had moeite genoeg gehad, er niet over te spreken. Er ontsponnen zich discussies. Enkelen vielen de politie aan, anderen verdedigden die. Ze deden wat ze konden, ze hadden alle bedienden van de vermoorde vrouwen gearresteerd en eindeloos verhoord, iedereen die in de buurt was geweest. 'Maar het is toch duidelijk,' zei iemand, 'dat dit geen roofmoorden zijn! En er bestaat niets moeilijkers, dan een psychopaat te pakken.'

Er viel een stilte, waarin men bijna de angst kon voelen stijgen. Het is erg genoeg, dat een roofmoordenaar nog op vrije voeten rondloopt. Maar de gedachte, dat het misschien een gek is, een maniak, is nog veel verschrikkender. In een van de kranten was al een voorzichtige toespeling gemaakt op Jack the Ripper, de beruchte, nooit gepakte moordenaar van Londen, die uitsluitend prostituées had vermoord. De insinuatie was duidelijk genoeg: de eerste vrouw was een prostituée geweest, de tweede ... wel, op 'hoger niveau' en de derde ... iedereen wist, wat de derde waard was geweest.

'Onzin!' riep Jack, 'het is haat tegen de blanken, die zich wreekt op hun vrouwen.'

'Maar de eerste vrouw was een kleurlinge,' zei Fanny. Daisy riep: 'Misschien is het niet steeds dezelfde man.' 'In elk geval is het steeds dezelfde methode,' zei Jack. 'Een stuk touw. En er wordt niets gestolen. Ik heb het dadelijk al vreemd gevonden, dat die tas bij het lijk werd ontdekt en dat de politie aannam, dat de man was gestoord. Hij had die tas toch kunnen meenemen, leeg maken en dan weggooien?'

'O Jack, laten we er over ophouden,' smeekte Fanny. Zij huiverde.

Jan Wollers zag het en toen deed hij zijn mislukte poging, om de stemming van angst te verjagen en lachte en zei: 'Nou, als ik een getrouwde vrouw was, zou ik maar erg lief zijn voor mannie! Want dit is een mooie gelegenheid voor een man, om van zijn vrouw af te komen, zonder schandaal, zonder alimentatie en praktisch zonder risico. Als hij ook maar een touw gebruikt, zal iedereen, ook de politie aannemen .. .'

Hij brak af, omdat hij de blik van zijn vader had ontmoet. Er viel een pijnlijke stilte. Toen zei Wollers op snijdende toon: 'Ik vind dit een uitzonderlijk smakeloze grap.' De jongen werd rood en toen bleek, deels van schrik, om de blik van zijn vader, deels uit boosheid, omdat hij vond, dat hij die blik niet had verdiend. Goed, het was een flauw mopje geweest, tactloos misschien ... maar hij had het goed bedoeld.

Fanny kreeg medelijden met hem en begon te spreken over een Engels gezelschap, dat binnenkort enige opvoeringen zou komen geven en iedereen haastte zich, dat onderwerp uit te buiten.

Alleen Jan, die anders dol was op theater, zweeg. Hij mokte. En hij was ook - al wilde hij het zich niet bekennen - bang, voor wat zijn vader zou zeggen, als de gasten weg waren. Hij ademde opgelucht, toen hij niéts zei en hem zelfs vriendelijk goedenacht wenste.

In de auto naar huis zei Fanny: 'Arme Jan, ik vind dat hij het niet verdiend had, om zó in zijn hemd te worden gezet. Ik heb Pieter nog zelden zo boos zien kijken.' Jack grinnikte en zei: 'Misschien was dat helemaal niet om het mislukte mopje.' 'Waarom dan?'

'Om de manier, waarop die jongen loert naar zijn stiefmoeder. Als een kat naar een vogel. Hoe ouder, hoe gekker, zeggen ze wel eens. En als een man op die leeftijd zo'n jonge vrouw trouwt en dan een zoon heeft van achttien ...' Hij floot even. 'Dat geloof ik niet,' zei Fanny. Hij lachte haar toe. 'Schat, je bent zo naïef.' 'Geloof je?'

Zij glimlachte. Neen, ze was niet zo naïef als hij dacht En Jan was niet verliefd op zijn stiefmoeder. Ze wist dat, met de onfeilbare zekerheid van een vrouw in die dingen: Jan was verliefd op haar. O, heel onschuldig. Een aanbidding uit de verte, zonder hoop.

De jonge mensen van deze tijd mochten dan wel erg cynisch doen en er reden genoeg toe hebben, nu zij vrouwen en meisjes maar al te gemakkelijk konden krijgen, diep in hen sluimerde het oer-instinct van de man, die een vrouw wil vereren. Zonder hoop. Het zou Jan zeker bitter teleurstellen, als zij hem ooit hoop gaf. Jack reed de garage in en zei: 'Wacht even, loop niet alleen door de tuin.'

Zij glimlachte. Hij zag het in het licht van de lamp boven de garage en zei wat verwijtend: 'Ja, lach me maar uit!' 'Ik lach je niet uit,' zei ze zachtjes, 'ik lach van geluk, omdat je zo bezorgd om me bent.'

'Wel,' zei hij en sloeg zijn arm om haar heen toen ze naar het huis liepen, 'ik wou, dat jij niet zo flink was, dat je een pistool bij je stak.'

'Ik ben niet flink,' zei ze, 'maar ik geloof dat die man werkelijk een maniak is. Dat hij, om de een of andere reden, een haat koestert tegen ... slechte vrouwen. En ik mag veel fouten hebben, maar je kunt mij toch geen slechte vrouw noemen?'

'Neen, dat niet,' zei hij. 'Maar toch zou ik erg blij zijn, als je dat pistooltje in je tas deed en het bij je hield tijdens de siësta ..

'Goed,' zei ze teder, 'goed, ik zal het doen, voor jou.' Toen voegde ze er aan toe, op nadenkende toon: 'Weet je, dat grapje van Jan was eigenlijk gevaarlijk.' 'Hoezo?' vroeg hij verwonderd.

'Wel. .. het kan iemand op ... gedachten brengen. Er zijn altijd mannen, die graag hun vrouw kwijt willen zijn, maar dat kost geld, dat veroorzaakt schandaal... Pieter was misschien daarom zo boos, omdat het inderdaad waar was, wat de jongen zei. De gelegenheid maakt de dief. Maar kan ook de moordenaar maken.'

Twee dagen later zei Daisy bijna letterlijk hetzelfde.

'Weet je, schat, Jan Woliers had gelijk.'

Ze waren bezig zich weer aan te kleden in het kleine huisje, dat Daisy van haar vorige minnaar had gekregen, toen hij naar Europa ging. Het stond bij de Wilds, het grote natuurreservaat. Het was een ideaal liefdesnestje, verborgen in het bos. Ze plachten hun auto een eindje verder te parkeren. Natuurlijk kwamen ze ieder apart en gingen ook zo weg.

Jack vroeg verbaasd: 'Wat bedoel je?'

'Dat het werkelijk een gelegenheid is, die misschien nooit zal terugkeren.'

'Voor wat?'

'Om je te bevrijden van Fanny.'

Jack keerde zich met een ruk naar haar om. 'Ben je gek? Moord?'

'Moord zonder risico,' zei ze zachtjes. 'De oplossing voor ons beiden.'

'Oplossing?'

'Ik wil je voor mij alleen,' zei ze verbeten, 'ik heb genoeg van die heimelijke samenkomsten en genoeg, o méér dan genoeg van die ... die Klein Duimpje en ik word woedend als ik denk, dat je Fanny in je armen houdt. Wij horen bij elkaar. Wij zijn van hetzelfde slag. Denk eens, schat, hoe heerlijk we het samen konden hebben, als ... ;aIs je dit deed. Er is geen risico bij. Niet, zolang ze die moordenaar nog niet hebben gevonden. Misschien vinden ze hem nooit. Maar in elk geval zullen wij dan ver weg zijn. We gaan naar Europa, we kunnen daar heerlijk leven van Fanny's geld.'

Hij staarde haar aan. Het had zijn ijdelheid gestreeld, dat ze zo hartstochtelijk verliefd op hem was en hem telkens weer zei: 'Jij bent de eerste, waar ik zó voor voel. Jij bent mijn man!'

Maar nu voelde hij zich als een dier, dat de val vlak voor zich ziet en weet: nog één stap en ik zit er in ... Hij probeerde te lachen. 'Liefje, ik zou niet een tiende hebben van wat Wollers bezit.'

'Dat kan me niet schelen,' zei ze en sloeg haar armen om zijn hals. 'Met dat geld kunnen we toch zorgeloos leven en ik ben bevrijd van Klein Duimpje.'

'Noem hem toch niet zo,' zei hij, 'als hij dat ooit merkt...'

Zij lachte. 'Schat, ik heb die naam voor hem verzonnen.' 'In elk geval is het nonsens,' zei hij. 'We hebben het heerlijk samen. Niemand zal ooit iets merken.' 'Dacht je dat?'

'Hoe zouden ze? Er is hier geen huis in de omtrek, wc zijn voorzichtig geweest... niemand heeft ooit kunnen vermoeden, dat we hier samen waren .. 'Maar Fanny kan merken, dat je haar hebt bedrogen,' zei ze.

Hij keek haar aan. 'Hoe dan?'

'Wel... misschien door een anonieme brief.'

'Een ... bedoel je dat... ben je gek? Besef je, wat het zou betekenen als ...'

'Ik besef volkomen wat het zou betekenen voor jou,' zei ze. 'Ik ken je Fanny. Ze is dol op je, maar zodra ze merkt, dat je haar hebt bedrogen ...'

'Maar ze hééft geen anonieme brief gekregen.' 'Wie zegt je dat?'

Hij staarde haar aan en de waarheid begon langzaam tot hem door te dringen. 'Bedoel je . .. dat jij...' Zij lachte.

'Ja, ik! Een echte anonieme brief, met lettertjes die ik uit een krant heb geknipt.'

Hij was even sprakeloos en voelde, hoe het angstzweet uit zijn voorhoofd drong en langs zijn rug gleed.

'Ben je krankzinnig? Als ze het Wollers vertelt..

'Wel? Als ze Wollers vertelt, dat jij Fanny hebt bedrogen met Doris .. .'

Hij kreeg een schok.

'Dat was vóór .. . dat weet Fanny . ..'

'Ook van die éne keer na je huwelijk? Lieverd, ik weet het precies. Zelfs het hotelletje.'

Ze drukte zich tegen hem aan en fluisterde: 'Ik ben zo gek op je. Ik ben tot alles in staat, om je te krijgen. Je moet het doen. Het heeft niets te betekenen, geloof me. Je neemt een stuk touw en iedereen zal denken ... en als het nodig mocht zijn, geef ik je een alibi. Ik zeg, dat ik je toevallig heb ontmoet en dat we samen een tochtje hebben gemaakt. We zullen alles heel precies verzinnen en zelfs als men je mocht verdenken, niemand zal het je kunnen bewijzen. Luister, ik heb een idee. Neem Fanny mee voor een tochtje. Toevallig komen jullie hier in de buurt en je vertelt van een vriend, die hier een huisje heeft en die je de sleutel heeft gegeven. Niemand weet, dat jij iets met dat huisje hebt te maken. Het was van een man, die het me heeft gegeven toen hij wegging. Het staat nog altijd op zijn naam. Niemand zal jou verdenken, als zij hier wordt gevonden. Je was met mij een autotochtje gaan maken. Het is heus zo eenvoudig .. Jack keek haar aan. Hij verbaasde zich over de mateloze ijdelheid van sommige vrouwen. Dacht zij nu werkelijk, dat hij zijn leven met Fanny, dat hem in alle opzichten zo goed beviel, zou opgeven en Fanny zou vermoorden om voor de rest van zijn leven gekoppeld te zijn aan haar? Maar hij drukte haar tegen zich aan en zei: 'Misschien heb je gelijk ... er is geen risico aan verbonden .. 'Helemaal geen risico ... je moet even flink zijn . .. dan ben je van haar af.'

'Ja,' zei Jack en over haar hoofd heen staarde hij naar het koord van een gordijn. 'Ja, even flink zijn ...' Terwijl ze haar make-up in orde maakte, had hij de kans, een stuk van het koord af te snijden. En zij had gelijk: het was een kwestie van even flink zijn en toen was hij van haar af. Hij gooide haar voorover op bed, omdat hij dan haar gezicht niet meer kon zien, liep rond in het huisje, om overal zijn eventuele vingerafdrukken af te vegen en na te kijken, of er iets was, dat hem kon verraden en toen wandelde hij door het bos naar een laantje, waar zijn auto stond.

Hij floot zachtjes, toen hij naar huis reed. Daisy Wollers ... ze paste maar al te goed bij de idee aan een soort Jack the Ripper. Wie zou aan hèm denken? Als het Doris was geweest... die hem achtervolgde, met wie hij toen éénmaal nog was samen geweest... maar Daisy? Ze was veel te berekenend, om niet voorzichtig te zijn. Niemand kon iets hebben vermoed. Ook Woliers niet. Trouwens, de echtgenoot weet die dingen altijd het laatst van allen. Hij lachte. Daisy had gelijk: het betekende niet veel. Even flink zijn ... dat was alles.

Die avond ging hij met Fanny naar de eerste voorstelling, die de Engelse troep gaf. In de pauze kreeg hij een schok.

Zij spraken kennissen en iemand vertelde, dat de moordenaar was gegrepen. Althans de moordenaar van de kleurlinge. Die daad had hij bekend: het was jaloezie geweest. Jack hoorde zijn stem, alsof het die van een vreemde was, vragend: 'Wanneer?'

'Vanmorgen blijkbaar. Iemand heeft verraden, dat hij gek was op die vrouw en wild jaloers omdat ze zo leefde . . .'

'Maar de andere moorden?'

'In de krant stond, dat hij voor die moorden een alibi had, hij zat toen namelijk al gevangen voor diefstal.' Jack herademde. Er was geen reden geweest, om zo te schrikken. Een ander had mrs. Long en Alice vermoord. En Daisy. Dat zou men zeker geloven, als zij werd gevonden. De enige, die dan misschien gevaar liep, was Wollers. Als hij die verhouding ontdekt had ... met de man, die naar Europa was vertrokken ... op wiens naam dat huisje nog stond... ja, dan liep Wollers ernstig gevaar te worden verdacht. En je kon nauwelijks aannemen, dat hij, die bekend stond als zo intelligent, zo scherpzinnig, dat geval niet had ontdekt. Maar hijzelf en Daisy ... Dat was pas aan de gang. Dat wist Wollers beslist niet.

Hij lag al in bed, toen hij merkte, dat Fanny roerloos voor de toilettafel zat.

'Wat doe je toch zo lang, schat?' vroeg hij. Ze kreeg een schok. Toen stond ze op, kwam naar het bed en knielde bij hem neer. Ze was de hele avond stil geweest, maar hij was te vervuld van eigen zorgen, om daar veel aandacht voor te hebben. Nu herinnerde hij het zich. 'Wat is er? Waarom kijk je me zo aan?' Ze zei zacht: 'Ik moet je iets bekennen. En dan zul je niet meer van me houden. Ik schaam me zo...' Ze verborg het gezicht tegen hem aan. Hij zei, half lachend: 'Niet meer van je houden...? Wat voor vreselijks heb je dan wel gedaan? Heb je me bedrogen?' Zij schudde het hoofd en zei gesmoord: 'Neen, maar ik heb gedacht dat jij me bedroog.'

Zijn hart leek even stil te staan en zijn stem was schor, toen hij vroeg: 'Met wie dan wel?'

'Met Doris. Ik ... kreeg een anonieme brief. O, ik weet, Jack, dat je zo'n brief moet verscheuren en vergeten. Maar ik kon het niet.'

'Arme schat,' zei hij en trachtte haar op te richten. 'Kom bij me, kom in mijn armen ...'

Maar ze duwde hem weg.

'Niet voor je alles weet. Ik heb ...'

Zij stokte.

'Wat heb je?' vroeg hij en de angst in haar ogen greep hem aan.

'O, Jack, vergeef het me! Ik heb je laten volgen door een detective-bureau.'

Hij staarde haar aan.

'Je hebt.. . mij laten volgen . .. sinds wanneer?' 'Sinds ... gisteren. Vergeef het me. Ik zweer je, dat ik je nooit meer zal wantrouwen. Als morgen die man komt met zijn verslag, zal ik ...'

Zij brak af, ontzet. Want Jack was in lachen uitgebarsten. In een lachen, waaraan geen einde scheen te komen.

Toen Wollers, na enige aarzeling, de politie in kennis stelde van het feit, dat zijn vrouw niet was thuisgekomen en niets van zich had laten horen en toen dat bekend werd, meldde zich bij de politie een van de lieden, die werkten voor het detective-bureau. Hij had opdracht gehad iemand te volgen. Hij was hem gevolgd. Hij had hem een zeker huisje zien binnengaan en kort na hem een jonge vrouw, die beantwoordde aan het signalement van mevrouw Wollers. De man, die hij moest volgen, was na een paar uren uit het huisje gekomen en hij had hem, verborgen tussen de struiken, naar zijn auto zien gaan en was daarop naar zijn eigen verborgen auto gelopen en had hem gevolgd naar huis en later naar het theater. Toen in het huisje, waarheen hij de weg wees, het lijk van Daisy Wollers werd gevonden, begon de politie intense belangstelling te koesteren voor de man, die de detective had moeten volgen.

Jack Esling kreeg vijftien jaar. Wegens verzachtende omstandigheden. Het werd natuurlijk een groot schandaal, toen hij bekend maakte, dat Daisy Wollers hem tot moord op zijn vrouw had willen dwingen.

Wollers kon het schandaal niet schelen. Wat hem wel kon schelen was, dat zijn zoon zich zelf wanhopige verwijten maakte.

'Ik heb haar misschien op die gedachte gebracht,' zei hij steeds.

Wollers probeerde hem te troosten.

'Kom,' zei hij, 'wij gaan weg. We maken een reis door Europa.'

Het was altijd een hartewens van Jan geweest, maar hij mompelde: 'Ik zal me altijd schuldig voelen. Ik hield niet van Daisy, ik voelde, dat ze je beduvelde, maar toch. .. dat ze zo ... en die arme Fanny ... Zonder mij, zou Daisy niet hebben begrepen ... toen ik dat zei, van die gelegenheid tot moord ...' Hij snikte.

'Je zult het wel vergeten,' zei Wollers. 'Je zult zoveel te zien krijgen. Italië, Frankrijk, Spanje, al die oude schatten aan cultuur en kunst, die wij niet bezitten.. . denk eens...' Jan zweeg, maar hij hield op met snikken. Wollers keek op hem neer en dacht: hij zal er wel overheen komen. Het zou erger zijn, als het Fanny was geweest. Maar die twee ...

Gelegenheid? Ja, er zijn mensen, die een gelegenheid grijpen. Maar er zijn ook mensen, die een gelegenheid maken. Dat kon hij de jongen niet zeggen en evenmin, dat al zijn moeite voor niets was geweest. Het risico werd te groot, na die onbedachte grap van Jan. Hij glimlachte grimmig bij de gedachte, dat hij een maand geleden nog Van plan was geweest Daisy een grote alimentatie aan te bieden om te scheiden. Ze was een slechte zaak geweest. Voor éénmaal in zijn leven had hij dom gehandeld en was bereid, de schade te betalen. Maar toen had hij ontdekt, dat zij hem de bijnaam Klein Duimpje had bezorgd.

Zoals gezegd: Pieter Wollers kon er niet tegen, dat men spotte met zijn kleine gestalte.