Ziek van spelletjes
Tol van de roem
Laetitia Moschino
Een harde, akelige gil deed alle gezichten omdraaien. Alex was met twee passen bij het kind dat schreeuwend naar haar bebloede hand keek. Van de gil vloog de monniksgier op, de tralies rinkelden.
“Benthe!” riep Jolé. Ze rende op haar dochter af en pakte haar vast. “Help, een dokter, ik heb een dokter nodig.”
“Ik ben dokter,” zei Lidy, die op haar hurken ging zitten en de wond bekeek. “Hier.” Ze wikkelde haar omslagdoek van zich af en bond zo snel als ze kon de hand van het meisje af. “We moeten snel zijn. Ze verliest veel bloed. We gaan met mijn auto.”
“Moeten we geen ambulance bellen?”
“We zijn sneller als we met mijn wagen gaan. Mijn praktijk is vlakbij.”
Een harde, akelige gil deed alle gezichten omdraaien. Alex was met twee passen bij het kind dat schreeuwend naar haar bebloede hand keek. Van de gil vloog de monniksgier op, de tralies rinkelden.
“Benthe!” riep Jolé. Ze rende op haar dochter af en pakte haar vast. “Help, een dokter, ik heb een dokter nodig.”
“Ik ben dokter,” zei Lidy, die op haar hurken ging zitten en de wond bekeek. “Hier.” Ze wikkelde haar omslagdoek van zich af en bond zo snel als ze kon de hand van het meisje af. “We moeten snel zijn. Ze verliest veel bloed. We gaan met mijn auto.”
“Moeten we geen ambulance bellen?”
“We zijn sneller als we met mijn wagen gaan. Mijn praktijk is vlakbij.”
“Hij heeft er al langer last van, maar nu wordt het toch echt wel wat te gortig.” Renske van Ravenszwaai zette haar betoog met grote handbewegingen kracht bij. “Gisteren liet Levi zo een kop thee uit zijn handen vallen. Gelukkig ging het goed, hoor, voor hetzelfde geld had hij zijn hele been verbrand! Maar toch, het is toch niet gezond dat af en toe zijn hand er gewoon mee ophoudt?”
Lidy schudde haar hoofd. “Nee, dat is inderdaad heel erg vreemd. Heb je ook pijn in je hand, Levi?”
“Soms,” bekende het jongetje. “Maar niet altijd, hoor.”
“En wat voor pijn is dat dan?” wilde Lidy van het mannetje weten.
“Ja, gewoon pijn. Steken en zo.”
“Hmmm. En waar zit dat dan precies?”
“In mijn hele arm eigenlijk en in mijn hand.”
“Dokter, dat is toch niet normaal?” Renske boog zich naar voren. “Ik maak me echt zorgen.”
Lidy stond op en vroeg Levi ook om op te staan en zijn trui uit te trekken. Voorzichtig bevoelde ze zijn hand, arm en schouder. Er waren geen gekke dingen te voelen. Gek genoeg gaf Levi ook niet aan ergens pijn te hebben wanneer Lidy zijn arm bewoog.
“Ik voel niets raars,” zei ze. “En je kunt alle bewegingen gewoon maken.”
“Maar het doet écht pijn,” antwoordde Renske voor haar zoon. “Hij klaagt er echt regelmatig over.”
“Houd mijn hand eens vast,” vroeg Lidy aan Levi. “Knijp er eens in zo hard als je kunt?”
“Maar dan doe ik u nog pijn.”
“Ik kan wel tegen een stootje, hoor,” stelde Lidy het jongetje gerust.
Ook met de knijpkracht van Levi leek niets geks aan de hand. Lidy stond voor een raadsel.
Renske zag het aan haar blik. “Dokter Van de Poel, ik meen het serieus. Af en toe is hij gewoon de kracht in zijn handen kwijt. Zomaar, opeens en zo snel als het weg is, zo snel is het ook weer terug. Natuurlijk, je zult het altijd zien. Zodra je naar een dokter gaat, zijn de kwalen opeens weg. Maar ik zweer het, er is iets met die arm van hem.”
“Ik geloof u best, mevrouw Van Ravenszwaai.”
“Renske.”
“Noem mij dan Lidy. Er is op dit moment gewoon niets afwijkends te vinden. Hebben jullie zelf een idee waar die pijn vandaan kan komen?”
Levi schudde zijn hoofd. Zo onschuldig als alleen een jongetje met iets op zijn kerfstok kan doen.
“Hij heeft laatst gevochten op school,” vertelde Renske. “Met een jongen die zeker een kop groter dan hij was.”
“Oh?”
“Misschien heeft hij daarbij iets opgelopen of zo,” ging Renske verder.
“Mag ik vragen waar die ruzie over ging, Levi?”
“Het is al een hele tijd terug, hoor,” antwoordde Levi, die zo te zien helemaal geen zin had om oude koeien uit de sloot te halen. “En nu is het weer goed.”
“Met die jongen, ja,” zei Renske tegen haar zoon. “Met hem heb je nu geen problemen meer, maar je kwam van de week nog thuis met een gat in je broek.”
“Ik was gevallen, mam.”
“Nee, je had weer gevochten en toen ben je geduwd en daardoor had je dat gat in je broek.”
“Vecht je vaak op school, Levi?” wilde Lidy weten.
Het jongetje haalde zijn schouders op.
“Hoe vaak dan ongeveer?”
Renske ging wat verzitten. “Zo’n…”
Lidy maakte een gebaar naar Renske waaruit bleek dat ze het antwoord graag van Levi zelf wilde krijgen in plaats van van haar.
“Nou, doe eens een schatting,” moedigde Lidy Levi verder aan.
“Eens in het jaar, een paar keer in het jaar, eens in de maand, eens in de week, een paar keer in de week?”
Bij de laatste optie keek Levi zenuwachtig uit het raam, waaruit Lidy opmaakte dat ze hier te maken had met een echte vechtersjas.
“En waar gaan die ruzies dan over?” wilde ze vervolgens graag weten.
Levi trok zijn schouders weer op en Lidy zag dat Renske alles op alles moest zetten om niet voor haar kind te antwoorden.
“Nou?” vroeg Lidy. “Ik ben nu wel benieuwd.”
“Ik vecht niet zo veel, hoor,” was Levi’s ontwijkende antwoord, dat in Lidy’s ogen alleen nog maar meer aangaf dat het jochie een serieus probleem had.
“Maar waarom vechten? Zeggen ze dingen tegen je? Of doen ze dingen?”
“Ik weet het niet. Ze zijn gewoon vet irritant.”
“En dan denk jij dat vechten de beste oplossing is?”
“Hé, ik ben niet degene die altijd begint, hoor.”
“Maar jij bent wel degene die er altijd in meegaat,” flapte Renske eruit. “Ja, sorry hoor, Levi. Dokter Lidy moet een goed beeld hebben, anders kan ze je toch niet helpen?”
“Dat weet ik ook wel,” antwoordde Levi wat ontevreden. Hij schopte tegen een van de bureaupoten aan.
“Misschien is die pijn in je arm wel van het vechten gekomen,” zei Lidy. “Misschien heb je er een keer een klap op gehad?”
Levi haalde zijn schouders op.
“Of er een klap mee uitgedeeld…”
Weer die schouders.
“Luister, Levi. Het is natuurlijk heel vervelend als je pijn in je hand en in je arm hebt. Maar als ik het allemaal zo beluister, kun jij daar zelf iets aan veranderen. Gewoon door je vuisten minder te gebruiken. Ruzies kun je ook pratend oplossen.”
“Nou, dat zegt de meester precies hetzelfde. Of niet, Levi?” Renske keek haar zoon wanhopig aan.
Levi staarde stoïcijns naar buiten.
“Weet je wat ik doe,” zei Lidy. “Ik schrijf je een crème voor die je op je arm en hand moet smeren en die wat verzacht. Die crème gaat natuurlijk niet werken als jij zo door blijft gaan. Dan helpt hij misschien nu wel een paar dagen, maar niet voor altijd. Snap je dat?”
Levi knikte. Hij zag er dan wel wat afwezig uit, hij had blijkbaar toch door wat er om hem heen gebeurde.
Renske zuchtte en liet haar armen moe in haar schoot vallen. “Soms weet ik gewoon niet wat ik met hem moet,” zei ze tegen Lidy. “Dan word ik weer gebeld door school dat het zover is en kan ik hem komen ophalen. Ik praat met hem, mijn man praat met hem, maar we breken er gewoon niet doorheen.”
Lidy knikte aandachtig. Het beviel haar helemaal niet dat Renske over haar zoon praatte alsof die helemaal niet in dezelfde kamer aanwezig was.
“Levi, op deze vraag wil ik antwoord van jou hebben,” zei ze om Renske nu alvast buiten spel te zetten. “Wat zeggen ze op school van dat vechten? Hoe reageren ze daarop?”
“Tja, dat het niet mag natuurlijk.”
“En voor de rest?”
“Nou, de meester wordt altijd heel erg boos en ik moet altijd mijn excuses aanbieden en zo.”
“En dat doe je dan ook?”
“Ja, terwijl het heel vaak gewoon echt niet mijn schuld is.”
“Doe je aan sport?”
Levi schudde zijn hoofd. “Nee, ik ben niet goed in sport.”
“Het klinkt misschien stom, maar waarom ga je niet op karate of judo of zo?”
Voor het eerst in dit gesprek werd Levi wat enthousiaster. “Ja,” zei hij. “Cool. Dat wil ik wel.”
Renske keek Lidy aan alsof ze water zag branden.
“Op karate en judo leer je vechttechnieken, maar het belangrijkste dat je daar leert, is om je agressie te kanaliseren. Het zal je verbazen, maar juist bij sporten of karate leer je dat agressie niet de weg is om je ruzies op te lossen. Mijn zoon zit zelf ook sinds kort op judo en hem bevalt het prima.”
“Is hij ook zo’n vechtersjas?” wilde Renske weten.
Lidy schudde lachend haar hoofd. “Juist het tegenovergestelde,” vertelde ze. “Maar daar gaat het dus ook om. Bij die sporten gaat het niet om vechten. Het gaat om de techniek. Misschien heb je er iets aan, Levi.”
“Oh mam, dat lijkt me gaaf. Daar wil ik wel op.”
“Dat moeten we eerst maar eens met papa bespreken, schat.”
“Maar als het van papa mag, dan mag het van jou dus ook?”
Renske knikte wat onzeker.
“Cool,” zei Levi handenwrijvend. “Ik ga het hem meteen vragen als hij vanavond thuis is.”
Lidy schreef een zalfje voor dat hielp tegen algemene spierpijn. Geen bijzonder tovermiddel, maar ze wist dan ook niet wat deze Levi precies aan zijn hand had. Renske maakte zich wel zorgen, maar ze had over deze klachten nog nooit eerder contact met haar opgenomen. De pijn in de hand was dus iets dat nog maar kort duurde.
“Kijk het nog even aan,” raadde ze Renske en Levi aan. “Mocht de pijn nou heviger worden of er toch nog vaker krachtverlies optreden, dan moeten jullie zeker terugkomen, want dan is er verder onderzoek nodig.”
“Oké.” Renske stond op en gaf Lidy een hand. Ze vroeg Levi hetzelfde te doen en ook hij gaf Lidy een keurig handje. Ach ja, dit was misschien wel de schrik van de school, maar hier in de spreekkamer van de dokter waren al die opgeschoten jochies nog maar kinderen.
“Ik wil naar de apen!”
“Nee, we gaan niet naar de apen.” Andy zette zijn handen in zijn zij en keek zijn zus uitdagend aan. “We gaan naar de zeehonden. Toch, pap?”
“Nou, jongens, we komen heus én bij de apen én bij de zeehonden.”
“Maar we gaan als eerste naar de apen,” zei Steffie. “Want die zijn het leukst.”
“Misschien zijn apen leuk, maar zeehonden zijn het aller-leukst. Die zijn driehondertriljoen keer leuker dan de apen.”
“Hè, jongens,” kwam Lidy tussenbeide. “Gaan jullie nu de hele tijd ruziën? Ik had zo’n zin in deze dag en dan gaan jullie katten over welk dier we als eerste gaan zien. Hè bah, daar heb ik helemaal geen zin in.”
Andy rende een stukje vooruit, richting de lama’s. “Kijk,” riep hij voor zich uit wijzend. “We gaan als eerste daar naartoe. Jullie moeten de lama’s niet boos maken, hoor, anders spugen ze.”
Steffie rende achter haar broertje aan. “Op afstand blijven, hoor, Andy,” riep ze wijs. “Straks zit je helemaal onder en ik moet naast je op de achterbank zitten. Ik wil niet dat je in mijn neus gaat stinken.”
Andy moest lachen en bleef op veilige afstand van het lamahok staan. Traag bewogen de beesten achter het hek heen en weer. Tussen hun tanden vermaalden ze grote happen bladeren.
“Als ze nu spugen, dan is die hele spuug natuurlijk groen,” grapte Steffie.
Lidy zag dat haar zoon voorzichtig achter Alex kroop en moest inwendig lachen. Hij probeerde zo hard om stoer te doen, maar met z’n acht jaar was het natuurlijk nog helemaal niets. “Wil iemand een broodje?”
“Ja,” gilden de kinderen. “Heb je broodjes met pindakaas bij je?”
Lidy knikte en haalde een zakje met broodjes tevoorschijn. “Niet aan de lama’s geven, hè,” waarschuwde ze haar kinderen. “Ik weet wel dat jullie dat niet doen, maar die lama kijkt wel heel erg geïnteresseerd. Ik denk dat we maar beter door kunnen lopen.”
“Ja, voordat hij echt gaat spugen,” antwoordde Andy.
Andy en Steffie liepen voorop en Lidy haakte haar arm aan die van Alex. “Gezellig,” zuchtte ze. “We moeten vaker iets met z’n vieren doen. Dit doet me echt goed. Het is eindelijk weer eens mooi weer en ik heb me in tijden niet zo rustig gevoeld.”
“Ik weet wat je bedoelt,” antwoordde Alex. “Ik ruik het voorjaar in de lucht. Zalig.”
Het gezin was inmiddels aangekomen bij de vogels. De volière bestond uit een aantal getraliede kooien waar tropische vogels inzaten.
“Moet je zien wat een klauwen,” wees Andy op een vale gier. “Die moet nodig zijn nagels eens knippen.”
“Jij moet je nagels nodig eens knippen,” merkte zijn zus op. “Moet je zien wat een lange nagels je hebt, je lijkt zelf wel een roofvogel.”
“Hé,” Lidy stootte Alex aan. “Is dat niet Jolé Verbrugge?”
“Wie?”
“Je weet wel, die actrice uit ‘Pluk de dag’.”
Alex draaide zijn gezicht en keek naar het gezin dat een paar meter verderop stond. “Ja, volgens mij wel. Ze heeft inderdaad een bekend gezicht, maar dat ze Jolé Verbrugge heette, dat wist ik niet. Zo goed volg ik al die soaps niet. Dat jij daar tijd voor hebt.”
Lidy lachte. “Nou, een goede soap kan ik op zijn tijd best waarderen, hoor.”
“Tante Rosy kijkt altijd naar ‘Pluk de dag’,” wist Steffie haar vader te vertellen. “Jolé Verbrugge speelt Tanja Schaarlijk, een vals kreng die een relatie heeft met Fred. Het is nu namelijk uit met haar vorige man, Stefan van wie ze een kind heeft, maar die weer niet weet dat het zijn kind is, want Tanja heeft gezegd dat…”
“Ik begin het plaatje door te krijgen,” lachte Alex. “Een hardcore soapactrice dus.”
“Alex, ik mag je toch wel vertellen hoe het zit. Het is heel simpel. Tanja heeft een kind en…”
“Steffie, ik hou het toch allemaal niet bij,” lachte Alex. “Als je zegt dat ze een heel goede actrice is geloof ik je op je woord, oké?”
“Hé, Andy, niet zo dichtbij, jongen. Zie je dat bordje daar? Niet tegen de kooi aankomen dus.” Lidy wees op een bordje dat waarschuwde voor de klauwen en snavel van de gier.
Steffie zuchtte. Aan Alex kon ze hier duidelijk haar verhaal hierover niet kwijt. Ze richtte haar aandacht daarom maar op haar broertje. “Andy, zullen we een handtekening gaan vragen? Mam, heb je een papiertje en een pen?”
“Nou, jongens,” onderbrak Alex het gesprek. “Die mevrouw is ook een dagje met haar kinderen naar de dierentuin. Laat haar nou maar rustig lopen. Hoe zouden jullie het vinden als ik of mama beroemd zou zijn en elke keer dat we ergens komen allemaal kinderen handtekeningen komen vragen?”
“Maar jij bent niet beroemd, Alex. Jij bent maar advocaat. En mama is alleen maar dokter.”
“Tja, Alex, dat is natuurlijk niets in vergelijking met een soapster,” lachte Lidy. “Leg je er bij neer, zij is veel interessanter dan wij.”
“Ja,” riep Andy opgewonden. “Driehondertriljoen keer leuker. Ze verdient ook meer en ze kent ook alle BN'ers van Nederland.”
“Nou, nou, zo verschrikkelijk saai en berooid zijn we ook niet, hoor. Maar wat doen jullie met die handtekening? Ik vind dat jullie zelf moeten beslissen.”
“Hmm,” Steffie schoof wat zand met de neus van haar schoen heen en weer. “Laat die handtekening dan maar zitten. Ze is inderdaad met haar kinderen. Oh, je moeder zal maar een soapster zijn. Wat moet je dan een geweldig leven hebben!”
Lidy gaf Alex een snelle knipoog toen de kinderen niet keken. Het leek haar juist verschrikkelijk om beroemd te zijn en niet normaal over straat te kunnen. Maar goed, de fascinatie van de kids begreep ze ook wel weer.
“Zullen we verder?” vroeg Lidy.
“Ja, we gaan alle vogels bekijken.”
Die opmerking was niet verwonderlijk, want Jolé en haar gezin stonden ook nog naar de vogels te kijken. Over een paar tellen zouden hun wegen zich ongetwijfeld kruisen en dat was uiteraard leuker dan die hele dag dierentuin.
“Jongens, niet zo staren!” merkte Alex op. “We zijn hier gekomen om naar de dieren te kijken, hoor, niet naar mensen. Hoe moet die vrouw zich wel niet voelen?”
“Ik kijk niet naar Jolé Verbrugge, ik kijk naar haar dochter. Hoe oud zou zij zijn, denk je?”
“Ik ben ouder,” zei Andy stellig. “Misschien is ze pas zeven of zo.”
“Maar je ziet wel aan haar dat haar moeder bekend is.”
“Nou, kom op, straks hoort ze jullie nog praten.” Alex klonk nu wat geïrriteerd. “Als jullie niet normaal kunnen doen, dan gaan we hier weg, hoor. Dan gaan we naar de apen. Of naar de zeehonden.”
“Nee,” sisten Andy en Steffie in koor. “We willen hier blijven.”
Jolé Verbrugge en haar dochter waren nu binnen gehoorsafstand. “Dat is een neushoornvogel. Uit Zuidoost-Azië.”
“Mooi,” antwoordde Jolé’s dochtertje.
“Ja, dat vind ik ook. Björn, kom jij ook kijken?” Jolé draaide zich om en richtte haar aandacht op een blond jongetje dat een eindje verderop aan het sms’en was. “Björn, toe nou. Kun je niet één tel zonder dat ding?”
Het jongetje reageerde niet en Jolé bemoeide zich verder met haar dochter. Ze liepen naar het hok waar inmiddels ook Andy en Steffie voor stonden. “Hoi,” zeiden die. Lidy zag aan hun houding dat ze probeerden dit zo nonchalant mogelijk te doen, maar ze faalden daar schromelijk in.
“Hé,” antwoordde het meisje.
“Björn,” riep Jolé nog een keer wat geïrriteerd. “Kom nou.”
“Weet je wat dat voor vogel is?” vroeg Andy aan het meisje. “Dat is een Monniksgier.”
“Oh.”
“Wat goed dat je dat weet,” zei Jolé tegen Andy. “Dat heb je zeker net op het bordje gelezen?”
“Nee hoor,” antwoordde Andy. “Ik heb pas een spreekbeurt gehad over gieren en daarom weet ik dat.”
“Knap, hoor.” Aan Jolé’s houding was te zien dat ze eigenlijk geen zin had om met vreemden te praten, dus duwde Lidy haar kinderen zachtjes richting de neushoornvogel.
Heel stiekem gaven Andy en Steffie elkaar een high five toen Jolé en haar dochter hun aandacht op de gier richtten.
“Björn, ik roep je nu voor de laatste keer, hoor,” riep Jolé achterom. “We zijn in een dierentuin, sms’en kun je thuis ook.”
“Maar ik ben papa aan het sms’en.”
“Dat maakt me niet uit,” antwoordde Jolé geïrriteerd. “Kom op, als je niet normaal kunt doen, neem ik dat toestel in en dan krijg je hem straks pas weer terug.” Ze liep met grote passen op haar zoon af.
Lidy en haar gezin volgden het gebeuren vanuit hun ooghoeken. Niemand had in de gaten dat het kleine meisje inmiddels akelig dichtbij de kooi van de gier was gaan staan.
“Kom op, Björn. Ik vind het niet normaal dat je…”
Een harde, akelige gil deed alle gezichten omdraaien. Alex was met twee passen bij het kind dat schreeuwend naar haar bebloede hand keek. Van de gil vloog de monniksgier op, de tralies rinkelden.
“Benthe!” riep Jolé. Ze rende op haar dochter af en pakte haar vast. “Help, een dokter, ik heb een dokter nodig.”
“Ik ben dokter,” zei Lidy, die op haar hurken ging zitten en de wond bekeek. “Hier.” Ze wikkelde haar omslagdoek van zich af en bond zo snel als ze kon de hand van het meisje af. “We moeten snel zijn. Ze verliest veel bloed. We gaan met mijn auto.”
“Moeten we geen ambulance bellen?”
“We zijn sneller als we met mijn wagen gaan. Mijn praktijk is vlakbij.”
Het was zaterdag, dus er was niemand in de praktijk. Normaal stonden Petra en Corine Lidy altijd bij tijdens de behandelingen, maar nu stond ze er alleen voor. Lidy knipte de lichten aan en haastte zich naar de behandelruimte.
“Snel, zet haar hier maar neer.” Lidy wees naar de behandeltafel en begon haar handen snel te desinfecteren voordat ze die in een stel plastic handschoenen stak.
“Lidy?” In de deuropening stond tante Rosy die bij het gezin Van de Poel inwoonde om daar het huishouden te bestieren.
“Tante Rosy? Ik dacht dat u naar een vriendin was.”
“Nee, die heeft op het laatste ogenblik afgebeld.” Lidy zag dat tante Rosy geschrokken naar het meisje op de behandeltafel keek. “Grote genade. Als je me nodig hebt, ik ben in het huis.”
“Zou je me alsjeblieft hier kunnen helpen, tante Rosy? Ik kan wel een handje gebruiken.”
“Ja, ja, natuurlijk,” stamelde tante Rosy. “Maar dan moet je wel precies zeggen wat ik moet doen.”
“Als eerste handen wassen,” droeg Lidy op.
Tante Rosy rolde snel haar mouwen op en zette de kraan aan. Ze pompte een flinke dot desinfecterende handzeep op haar handpalm en begon woest te schrobben.
“Zo, Benthe,” Lidy was er in de auto achtergekomen hoe het meisje heette. “Ik ga heel voorzichtig kijken naar je hand. Geef hem eens hier. Ik heb een van die doekjes daar nodig,” wees Lidy naar tante Rosy.
Tante Rosy antwoordde niet, maar gaf meteen een van de doekjes aan. Lidy depte zo voorzichtig mogelijk en was nog nooit zo blij geweest met de beslissing om tante Rosy bij hen te laten inwonen. Ze keek snel vanuit haar ooghoeken naar haar. Die trok alsof het de normaalste zaak van de wereld was een setje latex handschoenen aan.
“Je hebt een behoorlijk diepe snee in je vinger, Benthe. Dit is tante Rosy. Die gaat nu heel voorzichtig met dit doekje zoveel mogelijk bloed op deppen. Ik kom eraan.”
Het was alsof tante Rosy en Lidy al jaren een goed geolied team waren, want tante Rosy nam meteen Lidy’s plek in. Om de hoek maakte Lidy een injectiespuit met verdovingsvloeistof klaar. Ze zou de vinger moeten gaan hechten. Op een tray legde ze alle hechtspullen klaar en snel bracht ze ze naar de behandeltafel. Ze hoorde haar tante op zachte toon het meisje geruststellen. “Het gaat allemaal goed komen,” hoorde Lidy haar zeggen. “Je doet het hartstikke goed. Prima. Het komt allemaal goed, het komt allemaal goed.”
Lidy vroeg zich af wie tante Rosy nu precies gerust probeerde te stellen, of dat alleen Benthe was of ook zichzelf.
“Zo, tante Rosy, ik neem het wel weer over. Benthe, je krijgt even een prikje, dan voel je niets meer in je hand.”
“Kijk maar even deze kant op, schat,” zei Jolé Verbrugge, die het gezicht van haar dochter afwendde en haar over haar haren streek. “Och, stil maar. Je bent mijn lieve meisje. Je houdt je zo goed. Ja, stil maar.”
Benthe had toch een glimp van de spuit opgevangen en begon hartstochtelijk te huilen. Lidy zag dat er een rilling over tante Rosy's schouders liep en keek haar even bemoedigend aan voordat ze de naald in het vlees van het meisje zette en de vloeistof naar buiten drukte. De verdoving moest direct werken, dus het hechten kon meteen beginnen. Lidy gebaarde naar Jolé dat ze moest zorgen dat Benthe afgeleid bleef, zodat ze niet hoefde te zien hoe zij haar vinger naaide. Ze zag dat de vrouw wit werd en moeite had om rustig te blijven.
“Mevrouw, het komt allemaal goed,” stelde tante Rosy Jolé gerust. “Vertelt u eens aan mij hoe dit zo is gekomen? Is ze gevallen?”
Jolé Verbrugge schudde haar hoofd. Terwijl Lidy nauwgezet kleine steekjes maakte, vertelde Jolé een onsamenhangend verhaal over wat er was gebeurd in de dierentuin. Het gaf niet dat het verhaal warrig was, zolang tante Rosy haar bleef afleiden, kon Lidy gewoon haar werk doen.
“En welke dieren heb je allemaal gezien, Benthe?” vroeg tante Rosy.
“Ik weet het niet,” huilde het meisje.
“Kom op, schat,” antwoordde Jolé. “Vertel eens, we hebben pinguïns gezien, toch? En kamelen?”
Benthe knikte en snikte: “En de krokodillen.”
“Goed zo,” moedigde Lidy deze afleidingsmanoeuvre aan. “En welke dieren nog meer?”
“De ijsberen,” piepte Benthe. “Ook zeehonden en aapjes.”
“Nou, ik ben al bijna klaar, hoor,” zei Lidy met zachte stem. “Ik ga je vingers nog even verbinden en dan moet de natuur de rest zelf doen.” Lidy wikkelde het verband verder af en zette het zo voorzichtig mogelijk vast met een krammetje. “Kijk aan, het is al gebeurd,” zei ze tevreden. “En, viel dat mee?”
Benthe knikte.
“Tja, met die verdoving voel je er niets van, hè? Weet je wat ik voor jou heb? Een hele mooie ballon. Zal ik eens kijken waar we die ballonnen hebben liggen?”
Benthe knikte. Haar tranen waren gelukkig opgedroogd en ze begon weer wat rustiger te worden. Op de gang hoorde Lidy een deur slaan. Dat moest Alex met de kinderen zijn. Jolé had de sleuteltjes van haar auto aan Alex gegeven en die was in een heel wat rustiger tempo naar huis gereden.
“Ik denk dat je broer net is binnengekomen.”
“Ga maar even kijken, lieverd,” zei Jolé terwijl Benthe zich op de grond liet glijden. “Ik blijf hier even met de dokter praten.”
Benthe liep nog wat beduusd naar de wachtkamer.
“Ik schaam me rot,” begon Jolé Verbrugge. “Jij zult ook wel denken: ‘wat een slechte moeder’. Maar het was een ongelukje hoor, echt waar.”
“Ik heb precies gezien wat er aan de hand was, hoor,” merkte Lidy rustig op. “Je hebt nu eenmaal geen ogen in je achterhoofd en je kunt jezelf ook niet opdelen in twee personen. Hier kon je echt niets aan doen.”
“Hoe erg is het?”
“Tja, als ik ga zeggen ‘er is niets aan de hand’ dan geloof je me natuurlijk niet. Ik heb de boel immers wel moeten hechten. Het had erger kunnen zijn. Houd er rekening mee dat Benthe een litteken zal houden, maar de boel gaat wel helen, hoor. Met een paar weken zie je er vrijwel niets meer van.”
“En hoe zit het met gevaarlijke ziektes? Als je door een hond gebeten wordt, moet je toch een tetanusprik?”
“Dat klopt. Die krijgt Benthe ook. Maar we moeten haar maar heel even laten bijkomen, denk je niet?”
Jolé sloeg haar handen voor haar ogen. “Oh, hoe heb ik zo stom kunnen zijn? Eén tel let je niet op en wham, het is gebeurd. Och, mijn arme meisje.”
“Rustig nou maar,” zei Lidy. Tante Rosy kwam aan met een glaasje water.
“Ik weet precies hoe die kinderen kunnen zijn,” ging Lidy verder. “Die koters van mij doen ook af en toe dingen waarvan je hart overslaat. Zo zijn kinderen nu eenmaal. En je kunt ze niet voor alles in het leven behoeden.”
“Nee, dat weet ik wel, maar ze hebben het al zo zwaar op dit moment.”
“Ja, met de scheiding en zo natuurlijk,” antwoordde tante Rosy begrijpend.
Lidy keek haar even verbaasd aan.
“Oh, sorry,” zei tante Rosy geschrokken. “Ja, ik heb het gelezen in de ‘Showbizz’. Het spijt me, ik wilde niet…”
“Het geeft niet. Ik ben er wel aan gewend. Oh, wat een puinhoop heb ik er toch van gemaakt.”
“Ik weet het niet,” antwoordde Lidy. “Ik moet eerlijk toegeven dat ik je inderdaad herkende van ‘Pluk de dag’, maar al die roddelblaadjes lees ik eigenlijk niet.”
“En terecht. Er staat alleen maar onzin in.”
“Ben je dan niet aan het scheiden?”
“Ja, dat wel, maar de media blazen dit allemaal enorm op. Kijk, voor mezelf vind ik het niet zo erg, ik heb hier voor gekozen, maar voor de kinderen vind ik het zo naar. Die zitten maar opgescheept met een bekende moeder en het hele land heeft een mening over de scheiding van hun ouders. Ik word er gek van.”
“Dat kan ik me voorstellen. Zo’n situatie is voor kinderen natuurlijk nooit goed, maar dit maakt het allemaal wel heel lastig.”
“Ja, het is één groot mediacircus. Ik kan me er niet voor verstoppen. Nu dit weer. Als de bladen er nu maar geen lucht van zullen krijgen.”
“Nou, ik zeg niets, hoor,” zei Lidy resoluut.
“En ik ook niet, uiteraard,” haakte tante Rosy in. “Wat hier gebeurt, blijft hier.”
“Ja, ik vertrouw jullie wel, maar jullie weten niet hoe mensen zijn. Ik woon nu tijdelijk bij mijn moeder en al die buren smullen hier natuurlijk van. Ze woont hier trouwens niet eens zo ver vandaan.”
“Oh nee? Waar dan?”
“In de Rosendaalstraat.”
“Oh, dat ken ik wel, ja. Is het tijdelijk dat je daar woont?”
“Ja, zeker. Mijn moeder heeft niet zo’n groot huis. De kinderen delen het logeerkamertje en ik lig bij mijn moeder in bed. Nou, ik geef het je te doen, hoor.”
“Ik neem aan dat je man, of nou ja, je ex-man dan nog thuis woont?”
Jolé knikte. “Hij is bezig met het huren van een nieuw pand. Als het goed is, kan hij daar over een week in en dan kunnen wij weer terug naar huis. We gaan best goed met die hele scheiding om, maar nu is het maar even zo dat ik bij mijn moeder zit. Ik moest echt even afstand van hem hebben en voor eventjes is het niet erg om bij mijn moeder te zitten. Eerlijk gezegd heb ik ook best heel veel steun aan haar.”
“Goed om te horen. Nu, als je toch niet zo ver hier vandaan woont, kom dan van de week nog even langs, dan controleer ik of alles goed heelt. Zullen we Benthe dan nu maar die tetanusinjectie geven?”
Jolé knikte. “Wat ben ik blij dat je naast me stond, Lidy. Alvast bedankt voor je snelle handelen.”
“Daar hoef je me niet voor te bedanken, dat is gewoon mijn werk.”
“Ja, dat kun je wel zeggen, maar jij was gewoon een dagje met je gezin op pad. Nu moet je halsoverkop terug naar de praktijk om een meisjeshand te hechten.”
“Het is geen probleem, Jolé, maar ik ben blij dat je dit zegt. Bedankt.”
Lidy zat met een stel andere moeders te wachten in de kantine van het buurthuis waar Andy op judo zat. Ze kende veel van de dames, want één van de redenen waarom Andy per se op judo wilde, was dat veel jongens uit zijn klas dat ook deden. Tja, hij kon natuurlijk niet achterblijven.
Lidy vond het niet erg. Ze had het altijd toegejuicht dat de kinderen aan sporten deden. Hier in het gezellige buurthuis zitten keuvelen met ander moeders was heel wat beter dan op zo’n tochtig voetbalveld de zaterdagochtend doorbrengen. Andy had voetbal een jaar geprobeerd, maar hij had er niet echt talent voor. Gelukkig maar, want ze had er echt niets aan gevonden om langs de lijn te staan wachten. Behalve de regen, wind en zo nu en dan voor hoofdpijn zorgende zon, had voornamelijk één fanatieke vader haar tot waanzin gedreven. Vol vuur had hij naar zijn zoontje, van toen zes jaar oud, staan roepen dat hij moest 'pissen op de tegenstander' en dat hij 'verdomme niets moest staan te klootviolen, maar gewoon die bal in het doel moest schoppen'. Lidy had zich niet kunnen inhouden en had er iets van gezegd. Het was nooit meer goed gekomen tussen de man en haar.
Nee, judo was veel beter. Hier ging het er veel vriendschappelijker aan toe en bovendien moesten de ouders buiten het oefenlokaal wachten, zodat een voorval als op het voetbalveld zich niet snel voor zou doen.
Lidy keek op haar horloge. De les kon ieder moment afgelopen zijn. De buitendeur ging open en nog drie moeders stapten de kantine binnen. Eén daarvan herkende Lidy, het was Renske van Ravenszwaai. Ze stak haar hand op.
“Nou, dat is ook toevallig,” zei Renske. “Ik heb je tip opgevolgd, maar dat jouw zoon nu precies hier op judo zit, wist ik niet, hoor.”
“Maakt toch niet uit?” zei Lidy. “Gezellig juist. En zo veel judoscholen zitten hier in de stad niet, toch?”
Renske schudde haar hoofd. “Er wordt wel op meer plekken karate aangeboden, maar judo vonden mijn man en ik toch beter. Dat is volgens mij toch een stuk onschuldiger. Oh, ik weet af en toe gewoon niet wat ik met dat joch aan moet.”
“Dat idee kreeg ik laatst al, ja.”
“Het zal wel aan de leeftijd liggen,” verzuchtte Renske. “Ik zit af en toe gewoon echt met de handen in het haar. Ik word er gek van.”
Voordat Lidy had kunnen antwoorden, stroomde de kantine vol met kleine jongetjes met verhitte gezichtjes.
“Hé, mam,” zei Andy terwijl hij zijn moeder een kus gaf. “Het was hartstikke leuk vandaag.”
“Ja?” vroeg Lidy. “Wat heb je allemaal geleerd?”
“Heel veel. We hebben vandaag een zijwaartse greep geleerd. Ik laat hem je thuis wel zien, oké?”
“Demonstreer hem maar liever op Alex,” lachte Lidy.
Levi kwam er nu ook aan. “Hé,” zei hij tegen zijn moeder.
“Dag, schat.” Renske nam Levi’s gezicht tussen haar handen en gaf hem een kus. “Was het leuk?”
Levi knikte. “Ja. Ik ben een van de sterkste.”
“Zo, zo,” lachte Renske wat onzeker. “Kom, we gaan lekker naar huis dan kun je me er onderweg alles over vertellen.”
Lidy dronk de laatste slok koffie die nog in haar kopje zat op en nam afscheid van de andere moeders. “Heb je nog zin om even mee te gaan naar het winkelcentrum?” vroeg ze aan Andy. “Ik heb nog wat dingetjes nodig.”
“Best,” antwoordde Andy. Hij slingerde zijn sporttas over zijn schouder en liep met Lidy mee naar de auto. Ondertussen vertelde hij honderduit over wat hij allemaal had geleerd.
“De meester zegt dat het bij judo niet gaat om wie sterker is, maar om hoe je dingen doet. Zelfs een kind die goed kan judoën, kan een volwassen man aan.”
“Meen je dat nou?” vroeg Lidy. “Ik hoef toch niet op te passen, hè?”
“Nee hoor, mam. Ik bedoel alleen maar dat ik jou heel goed kan beschermen,” lachte Andy. “Er was vandaag trouwens een nieuw jongetje, Levi.”
“Oh,” zei Lidy. “Die ken ik. Die was bij mij in de praktijk en via mij zijn hij en zijn moeder op het idee gekomen om hem ook op judo te doen.”
Andy zuchtte diep. “Mam, dat moet je toch niet tegen iedereen zeggen. Zo komen er alleen maar stomme kinderen op judo.”
“Is hij zo stom dan?”
“Ja,” antwoordde Andy vanuit de grond van zijn tenen. “Hij is echt een stomme meelbal. Hij wil alleen maar vechten!”
“Echt?”
“Nou, we moesten bijvoorbeeld die zijwaartse worp oefenen en daarna moest je je tegenstander in de houdgreep nemen. Maar dat nieuwe jongetje, die Levi, die deed het steeds heel erg hard. Alsof hij de beste is. Pff, het is zelfs zijn allereerste judoles ooit.”
“Hmmm. En wat zei de meester daar dan van?”
“Ja, die zei dat hij moest ophouden, natuurlijk.”
“Maar dat hielp weinig, begrijp ik.”
Andy knikte. “Mag ik straks een ijsje in het winkelcentrum?”
Lidy lachte en knikte nu ook. Daarom had hij natuurlijk helemaal niet geprotesteerd toen ze hem had gevraagd of hij mee wilde met haar.
“Moet je nu zien, Lidy.” Tante Rosy kwam met een magazine onder haar arm op Lidy afgelopen die haar lunch aan de keukentafel zat op te eten. “Dat arme mens.” Tante Rosy legde haar vinger op een foto uit het blad. “Dat is toch niet normaal. En dan die kop erboven!”
‘Benthe Verbrugge zwaar verwond door monniksgier,’ was de hoofdkop. In kleinere letters was een citaat afgedrukt als ondertitel: ‘Ik lette even niet op en het was gebeurd.’
Een foto van een zwaar bloedende Benthe prijkte groot op de pagina. Daarnaast waren een aantal kleinere fotootjes afgedrukt waarop Jolé te zien was die op haar dochter afsnelde, op twee van de foto’s was ook Lidy te zien.
“Wie heeft die foto’s in vredesnaam gemaakt?” vroeg Lidy zich hardop af. “Ik heb geen fotograaf gezien.”
“Misschien iemand met zijn mobieltje,” opperde tante Rosy.
“Dat zal toch niet? Je gaat toch niet van zoiets foto’s staan maken?”
“Ach, Lidy, je bent veel te naïef in dat soort dingen. Wie weet hoeveel dat blad de fotograaf heeft betaald voor deze kiekjes. Kijk, ik denk echt dat het met een mobiel is gemaakt, want de kwaliteit is ver onder de maat.”
Lidy liet haar blik over de tekst glijden. Zo te zien had Jolé een interview gegeven. Dat verbaasde Lidy hogelijk, want op haar was ze overgekomen als iemand die op dit moment juist even niet in de spotlights wilde staan.
‘Als er iets met je kind gebeurt, gaat dat door merg en been,’ begon het artikel. ‘Ik lette even niet op en wham, die gier dook op mijn dochter af. Ik schrok me rot. Waarom de dierentuin ook geen extra hekken om de vogelverblijven heeft geplaatst is mij een raadsel. Ik heb al een advocaat in de arm genomen om ze aan te klagen. Dit kan gewoon niet!’
“Jolé wil de dierentuin aanklagen,” zei Lidy tegen tante Rosy.
“Ja, dat staat er. Misschien heeft ze ook wel gelijk.”
Lidy las verder. ‘Jolé bevindt zich in woelig vaarwater. Haar huwelijk met Hans Verbrugge is op de klippen gelopen nadat ze hem in bed had gevonden met twee blondines. De soapactrice zit behoorlijk in de put en nu ze eindelijk weer de moed had gevonden om zich weer normaal op te maken en iets te ondernemen, slaat het noodlot toe. Wat een gezellig dagje met de kinderen had moeten worden, werd een desastreuze middag in het ziekenhuis.’
“Ze weten het wel smeuïg te brengen, hoor,” zei Lidy tegen tante Rosy. “Lees je deze bladen altijd?”
“Nee, nee, ik zag deze toevallig in de winkel liggen en zag dat er wat in stond over het ongelukje van Benthe. Ja, dat wou ik natuurlijk wel lezen,” gaf tante Rosy toe.
Lidy begreep het wel, ze moest toegeven dat ze zelf ook wel nieuwsgierig was en las snel verder. ‘De scheiding van Hans gaat me niet in de koude kleren zitten, vertelde Jolé tegen onze reporter. Ik voel me misbruikt. Mijn leven is honderd procent veranderd sinds de dag dat ik hem vond met die twee sletten. Ik probeer door te gaan, mijn leven weer in eigen hand te nemen, maar zoals iedereen zal weten die in scheiding ligt of inmiddels is gescheiden, dat is niet makkelijk. Jolé is inmiddels met de kinderen ingetrokken bij haar moeder. Een noodoplossing, want de woning van oma is niet groot.’
Lidy keek tante Rosy aan. “Wat denk jij?”
“Ik denk dat het allemaal uit de grote duim van die reporter is gezogen. Ze heeft toch zelf gezegd dat ze liever met rust gelaten wil worden.”
Lidy sloeg de pagina om. Daar ging de fotoreportage door. Deze plaatjes waren op andere dagen geschoten. Jolé zag er vermoeid uit. Ze had grote wallen onder haar ogen, droeg geen make-up en was in joggingpak en op sneakers.
“Arme vrouw,” zei Lidy. “Al heeft ze wel dat interview gegeven, dan wil je toch niet op deze manier in de bladen terecht komen? Oh, wat ben ik blij dat ik geen bekende Nederlander ben, zeg. Wat moet ik nou tegen haar zeggen straks?”
“Heb je zo direct een afspraak met haar?”
Lidy knikte. “Om Benthes wond te controleren. Wat vind jij? Moet ik zeggen dat ik dit artikel gelezen heb of niet?”
“Ik weet het niet,” antwoordde tante Rosy eerlijk.
“Nou, ik denk dat ik gewoon maar doe alsof mijn neus bloedt. Wat Jolé doet en zegt tegen de pers moet ze zelf ook weten. Ik ben alleen de arts van Benthe. Wat Jolé doet, gaat me natuurlijk in principe niets aan.”
Tante Rosy knikte stellig.
“Als ze er zelf over begint, is dat natuurlijk wat anders. Maar goed, we zullen het wel zien. Ik loop terug naar de praktijk, want de pauze zit er weer op.”
“Daar hebben we onze BN’er,” lachte Corine vrolijk toen Lidy langs de balie naar haar spreekkamer liep.
“Hoezo?”
“Kijk, hier sta je.” Corine sloeg precies hetzelfde blad als tante Rosy haar net had laten zien open en wees naar de foto’s waar Lidy op stond.
“Hoe kom jij aan dat blad?”
“Ik heb net even een boodschap gedaan in de pauze en toen heb ik dat blad meegenomen.”
Lidy lachte. “En ik me maar afvragen wie die rommel toch in vredesnaam leest. Jij én tante Rosy komen allebei op dezelfde dag met hetzelfde blad aanlopen. Ongelofelijk.”
“Wat is er mis mee?”
“Nou, er staan alleen maar roddels in om te beginnen.”
“Ik heb toch ook recht op ontspanning, of niet soms? Ik vind het ook leuk om literatuur te lezen, maar dit is voor mij een momentje bijkomen. Lekker wegdromen in de wereld van sterren.”
“Ja, lekker wegdromen. Heb je ook de volgende pagina gezien?”
“Uiteraard. Dat is natuurlijk wel rot voor haar, dat ze zo wordt gefotografeerd.”
“Inderdaad. Het lijkt me verschrikkelijk om op die manier voor het hele land te kijk te worden gezet. Doe je dat blad weg? Jolé kan hier ieder moment zijn.”
Corine knikte en wierp een snelle blik op de agenda. “Nog een kwartier voor ze hier is. Heb je nog iets nodig van me op dit moment?”
“Nee hoor, dank je wel. Ik ga nu eerst even de patiëntendossiers van vanmorgen bijwerken. Als ze er straks is, dan geef je me een seintje, hè?”
Lidy trok zich terug in haar werkkamer en bewoog haar muis, zodat het beeldscherm van haar computer aansprong. Ze probeerde altijd zo veel mogelijk de dossiers in te vullen zodra de patiënt haar kamer had verlaten, maar dat lukte niet altijd. Je kon kinderen toch moeilijk tijden in de wachtkamer laten zitten.
Al snel hoorde ze stemmen op de gang. Dat moest Jolé zijn, wat was die vroeg! Een paar tellen later kwam Corine Lidy’s kamer binnen met de vraag of ze al klaar was om haar patiënt te ontvangen. Lidy stond op om Jolé en Benthe te komen begroeten.
“Dag, hoe is het met jullie?” vroeg Lidy hartelijk.
“Het gaat wel goed, toch, Benthe?” zei Jolé. “Je hand doet elke dag wat minder pijn, hè?”
Benthe knikte. “Maar ik kan niet schrijven,” vertelde ze.
“Nou, kom mijn kamer maar binnen, dan wil ik alles horen.”
Benthe was weer het vrolijke meisje dat ze in de dierentuin was geweest. Ze vertelde Lidy uitgebreid over hoe ze nu op school als enige op een laptop mocht werken omdat ze niet kon schrijven met links. Zo te horen vonden al haar vriendjes het een superstoer verhaal wat haar was overkomen.
“Ik wil wel even kijken naar hoe de wond heelt. Wat ik ga doen, is heel voorzichtig het verband eraf halen en dan kijken. Ik kijk even waar mijn assistente blijft.”
Lidy stak haar hoofd om de deur van haar kamer. Ze zag dat Petra en Corine beiden over het roddelblad gebogen stonden. Hè, waarom moest dat nou toch?
“Petra, kun je me even helpen?” vroeg Lidy.
Ze zag aan de houding van Petra dat die schrok en ogenblikkelijk kleurde haar gezicht rood.
“We gaan de wond van Benthe Verbrugge bekijken.”
“Oh, ja natuurlijk kom ik je helpen. Sorry.” Petra haastte zich naar binnen en stelde zich voor aan Benthe en Jolé.
“Nou, Benthe, als het pijn doet, dan moet je het meteen zeggen, afgesproken?”
Benthe knikte en keek Lidy met grote ogen aan. Jolé pakte de linkerhand van haar dochter vast en zei dat ze maar even de andere kant op moest kijken.
Zo voorzichtig mogelijk wikkelde Lidy het verband van Benthes hand af. Wat ze zag, stelde haar gerust. De wond was prachtig aan het genezen. De hechtingen moesten er nog wel even in blijven zitten, maar dit ging zeker de goede kant op.
“Het ziet er allemaal prima uit, meid,” zei Lidy opgelucht. “De hechtingen mogen er met een paar dagen uit. We gaan het nu even schoonmaken en insmeren en dan krijg je een schoon verbandje om je hand.”
Petra had het oude verband inmiddels weggegooid en stond klaar met alle spullen om de wond te verzorgen.
Benthe gaf geen kik. Het was een dapper meisje. Lidy kon daardoor snel doen wat ze moest doen. Na een paar minuten zat er een fris, nieuw verband om de wond heen en kon Benthe weer naar huis. In principe dan. Alle aandacht was tot nu toe voor het meisje geweest. Nu viel het Lidy op dat Jolé al voor de zoveelste keer haar neus ophaalde. Aan de ogen van de vrouw zag ze dat die moeite deed om een huilbui binnen te houden.
“Je bent klaar, Benthe. Weet je nog die mooie ballon die je vorige keer hebt gehad?”
Benthe knikte. “Die is geknapt.”
“Nou, we hebben er nog wel een paar, hoor. Petra, wil jij daarvoor meelopen met Benthe? Dan kan ik nog een paar dingetjes met Jolé bespreken.”
“Jolé, ik wil me niet bemoeien met dingen die me niet aangaan, maar als er iets is waarmee ik je kan helpen, dan kun je me dat zeggen.” Lidy was tegenover Jolé gaan zitten, die nog steeds opvallend hard tegen haar huilbui aan het vechten was.
“Moet je horen, ik ben kinderarts, maar ik ben er ook voor de ouders. Als je even je hart wilt luchten, kan dat hier. Ik heb een beroepsgeheim. Wat je hier zegt, blijft binnen deze muren. Soms is het goed om aan een vreemde te vertellen wat er aan de hand is. Dat kan opluchten.”
Jolé wreef in haar ogen en barstte vol in snikken uit. Lidy liet haar maar even begaan en wachtte tot het heftigste gedeelte was weggeëbd.
“Oh, sorry hoor,” snikte Jolé. “Jij zult ook wel denken, wat een gestoord wijf.”
“Ik denk helemaal niets,” antwoordde Lidy. “Wil je me vertellen wat er aan de hand is?”
Jolé zuchtte diep. “Ik heb er gewoon zo’n puinhoop van gemaakt. Niet normaal. En iedereen, echt iedereen heeft er een mening over. Op straat kijken wildvreemden me aan alsof ik een slechte moeder ben. Iedereen heeft die foto’s gezien.”
Lidy verplaatste haar blik naar haar bureau. Wat moest ze nu zeggen?
“Oh, jij ook al?” vroeg Jolé. “Lees jij die troep ook?” Ze begon op te staan.
“Nee, Jolé, dat is niet het geval. Mijn tante koopt die rommel en die liet het aan me zien. Maar het is natuurlijk een waardeloos stuk dat ze gepubliceerd hebben en ook mijn tante was er niet over te spreken.”
“Een waardeloos stuk? Lidy, het is pure laster. Dat hele interview is woord voor woord verzonnen. Ik heb die man helemaal nooit gesproken en dan die foto’s! Kun je nagaan, er heeft dus gewoon iemand die ook met zijn kinderen een dagje dierentuin deed foto’s van dit ongeluk staan maken. Wat voor figuur moet dat geweest zijn? Wie haalt er zich dat soort misselijkmakende gedachten in zijn hoofd?”
“Ik kon me al niet voorstellen dat jij echt met die verslaggever had gesproken.”
“En dan die foto’s. Nou, lekker sappig hoor. Het gaat slecht met Jolé Verbrugge. Smullen natuurlijk.”
“Jolé,” zei Lidy voorzichtig. “Iedereen weet wat dat soort blaadjes waard zijn. Ik kan me helemaal voorstellen dat je je er over opwindt, maar probeer je ervoor af te sluiten. Sta er boven. Zinnige mensen weten dat het niet klopt wat er in de bladen staat.”
“Het probleem is ook niet dat ik er niet boven kan staan, Lidy, maar wat denk je van Benthe en Björn? Moeten die er ook boven staan? De scheiding van hun ouders wordt breed uitgemeten in de media. Hoe denk je dat die reageren als ze op school te horen krijgen dat hun vader een triootje heeft gehad en dat hun moeder dat heeft ontdekt? Die staan toch gewoon met hun mond vol tanden? En dat het niet waar is, maakt dan niet uit. Daar hebben die kinderen niets mee te maken. Oh, het is zo oneerlijk.”
“Hebben ze zelfs de reden dat jullie gaan scheiden bedacht?”
“Niet helemaal,” mompelde Jolé. “Hij is weldegelijk vreemdgegaan. Maar of hij het met één, twee of drie vrouwen tegelijkertijd heeft gedaan, dat weet ik niet. Dat maakt me niet uit ook trouwens. Ik heb hem niet op heterdaad betrapt in ieder geval. Het zat al langer niet goed tussen ons.”
“Ik vind het echt vervelend voor je dat iedereen zich zo met jouw problemen bemoeit.”
“Dank je. Ja, weet je, ik ben het wel gewend dat ik vaak in de bladen sta en in showbizzprogramma’s te zien ben, maar dit loopt uit de hand. Dit heb ik niet meer onder controle.”
“Ik heb geen idee hoe zoiets gaat. Heb je dat dan normaal wel onder controle?”
“Nou ja, normaal zit ik gewoon goed in mijn vel. Ik ben me er altijd van bewust dat er weer een of andere persmuskiet voor mijn neus kan staan, dus zorg ik ervoor dat ik verzorgd over straat ga. Maar op dit moment kan ik dat gewoon niet opbrengen. Elke ochtend moet ik een gevecht met mezelf voeren om mijn bed uit te komen. Het is dat ik nu bij mijn moeder woon en dat die me zo nu en dan een schop onder mijn kont geeft, maar het liefst zou ik wegkruipen onder mijn dekbed en er nooit meer onder vandaan komen. Maar goed, we kunnen daar moeilijk blijven wonen tot Benthe en Björn het huis uitgaan. Hans belde me gisteren op dat hij sneller in die nieuwe woning kan dan gedacht, dus overmorgen verhuizen we weer terug.”
“Dat is goed nieuws toch?”
Jolé knikte, maar ze kwam op Lidy niet erg enthousiast over.
“Wat is er? Zie je er tegenop om terug te gaan?”
Jolé haalde diep adem. “Weet je wat het is, in dat huis zijn we heel erg gelukkig geweest. Ik moet er niet aan denken dat hij ooit in dat huis met een andere vrouw… En hoe moet het met de kinderen? Ik ben vaak van huis. Veel ’s avonds en in het weekend ook. Wie moet er voor Benthe en Björn zorgen? Je ziet het, alleen al een dagje dierentuin kan ik niet aan. Dan gaat het al mis. Ik weet niet hoe andere alleenstaande moeders dat doen, hoor.”
“Dat is ook gewoon een kwestie van wennen, natuurlijk. Je moet omschakelen, nieuwe patronen krijgen. Dat zal heus wel goed komen, hoor. Heb je niet een oppas waar je op terug kunt vallen?”
“Ja, natuurlijk heb ik een vaste oppas, maar ik wil gewoon niet dat mijn kinderen door een oppas worden opgevoed. Hans en ik wilden kinderen. Die wilden we om ze zelf op te voeden. Dat wil ik niet overlaten aan een vreemde.”
“Hoe zit Hans dan met zijn werk? Wat hebben jullie afgesproken over de voogdij?”
“Hans heeft een normale kantoorbaan, maar ik vind het geen optie om hem de kinderen door de weeks te laten hebben en dat ik dan weekendmoeder word. Ik wil ze bij me houden. Maar of ik nu eigenlijk de voogdij door de week of in het weekend heb, ik zal moeten blijven puzzelen met de tijd die ik heb. Ik zie er als een berg tegenop.”
“Weet je,” zei Lidy. “Ik heb al heel veel vrouwen hier tegenover me gehad die ook problemen hadden. Die in een scheiding lagen of er om een andere reden opeens alleen voorstonden. Allemaal, stuk voor stuk, hebben die vrouwen het moeilijk gehad. Niemand zegt dat het leven makkelijk is. Maar tegelijkertijd hebben ze het allemaal gered. Het zal wennen worden, maar Jolé, je bent een sterke vrouw. Je kunt dit aan. Geloof in jezelf.”
Jolé haalde hard haar neus op. “Maar af en toe is het zo verdomd moeilijk om in jezelf te blijven geloven. De hele wereld lijkt erop uit om me onderuit te halen. Hoe kan ik rechtop blijven staan?”
“Je moet rechtop blijven staan. Je hebt twee prachtige kinderen. Zorg dat je er voor hen bent.”
“Dat probeer ik ook.”
“Dat weet ik. Dat zie ik heel goed.”
“Je hebt ook gelijk. Ik moet hier doorheen.”
“Dat is zo, maar je gaat er komen. Oplossingen zullen zich gaandeweg aan komen dienen.”
Jolé droogde haar tranen. “Je hebt misschien ook wel gelijk,” zei ze. “Ik heb niets aan zelfmedelijden.”
Lidy schudde haar hoofd. “Dat klopt, maar dat betekent niet dat je niet af en toe mag huilen of dat je jezelf niet de meest zielige persoon op aarde mag voelen. Je hebt recht op je verdriet. Je moet afscheid nemen van je huwelijk en dat betekent letterlijk rouwen. Maar ik beloof je dat je er uit gaat komen. Blijf daar ook in geloven.”
Een voorzichtige glimlach brak door op Jolé’s gezicht. “Poeh, dat lucht eerlijk gezegd wel op.”
“Zie je nou wel,” lachte Lidy. “Als er nu nog een keer iets is, dan kun je me gewoon bellen. En dat is niet omdat jij Jolé Verbrugge bent, maar omdat je de moeder van een patiënt bent. Ik ben er voor al mijn patiënten. Wat doen we met Benthe? Als jij straks verhuist, ga je dan ook daar naar een andere arts?”
“Als je het goedvindt, maak ik liever hier een afspraak. Jij weet precies het verloop van het genezingsproces en ach, mijn moeder woont hier toch in de buurt, dus we zullen hier regelmatig zijn.”
“Prima. Nou, sterkte, meid. Je kunt bij Corine een vervolgafspraak maken. En als er iets is, bellen, hè.”
“Dank je wel, Lidy. Ik voel me al weer een stuk beter.”
Lidy en Jolé stonden op en gaven elkaar een vriendschappelijke hand. Toen Lidy de deur achter Jolé dichtdeed, besloot ze dat ze nooit van haar leven meer zou twijfelen aan het waarheidsgehalte van een roddelblad!
“Lidy, de situatie is nog helemaal niet verbeterd. Het wordt alleen maar erger.” Renske van Ravenszwaai had nu vier dagen de hand en arm van haar zoon ingesmeerd met de crème die Lidy had voorgeschreven en nu belde ze op met de mededeling dat het nog niets had geholpen.
“Gisteren was hij opeens weer al zijn spierkracht kwijt,” ging Renske verder. “Hij was aan het tandenpoetsen. Heel onhandig met links. Ik dacht nog, wat doet dat joch raar, maar ik heb natuurlijk aan hem gevraagd waarom hij het opeens nodig vond met links te gaan poetsen en het antwoord was dat zijn rechterhand daar gewoon te veel pijn voor deed. Voor tandenpoetsen! Dat is toch niet normaal.”
“Nee,” antwoordde Lidy. “Dat is inderdaad verre van normaal. Zeker bij zo’n jonge jongen als Levi. En ik begrijp het goed dat die crème helemaal niets heeft geholpen?”
“Nee.”
“Ik begrijp er niets van. Iets moet die pijn toch veroorzaken.”
“Ik ben natuurlijk geen dokter,” antwoordde Renske, “maar ik heb even op internet zitten kijken en nu heb ik iets gevonden dat het wel eens zou kunnen zijn: posttraumatische dystrofie.”
“Hmm,” zei Lidy. “Ik moet eerlijk toegeven dat dat ook bij mij is opgekomen, maar Levi heeft zijn hand nooit gebroken of gekneusd, toch?”
“Nee, maar hij heeft er natuurlijk wel een aantal harde tikken mee uitgedeeld.”
“Ja, dat klopt, maar toch… Bij posttraumatische dystrofie zou de hand en arm ook rood, warm en opgezwollen moeten zijn.”
“Nou, af en toe vind ik zijn arm er ook wat rood en opgezwollen uitzien, hoor.”
Lidy richtte haar blik op het raam. Het internet was een fantastische uitvinding, want allerlei kennis was voor iedereen nu bereikbaar, maar dat was tevens de vloek van het medium. Het zou niet de eerste keer zijn dat mensen symptomen waarnemen pas nadat ze op internet gelezen hebben dat ze die symptomen moeten hebben voor een bepaalde aandoening.
“Het zou niet mooi zijn als Levi posttraumatische dystrofie heeft. We weten nog een heleboel niet van die aandoening en wat betreft de behandeling, ook dat is een lastig verhaal. Maar goed, we moeten eerst zien vast te stellen of het hier wel gaat om deze aandoening. Laten we meteen maar een afspraak maken.”
“Kan hij niet naar het ziekenhuis of zo om een röntgenfoto te laten maken?”
“Een röntgenfoto kan niet vertellen of iemand PD heeft, posttraumatische dystrofie. Dat bedoel ik ook, constatering en behandeling is lastig. Er moet echt roodheid, zwelling en temperatuurverschil zijn in de arm, pas dan kan ik PD constateren.”
“Oké,” antwoordde Renske. “Dan maken we een afspraak voor over een week.”
“Ik schakel je even door naar mijn assistente Corine. Zij gaat over mijn agenda.”
“Dat is goed.”
De dames namen afscheid van elkaar en Lidy zette Renske door naar Corine. Ze zuchtte. Ze had een keer een patiënt gehad met PD, aan zijn voet. Dat had er heel anders uitgezien dan de arm van Levi. Aan zijn arm was gewoon niets te zien. Dat betekende uiteraard niet dat zijn pijnklachten verzonnen waren, maar PD leek Lidy gewoon stug. Maar goed, vaak was het toch zo dat als patiënten – of in ieder geval hun ouders – een aandoening in hun hoofd hadden, dat je die er niet zomaar meer uitkreeg. En voor hetzelfde geld had Renske wel gelijk. In ieder geval zou ze serieus kijken. Vage pijnklachten. Wat moest ze daar toch precies mee doen? Misschien moest ze Levi doorverwijzen naar het ziekenhuis. In het uiterste geval dan. Toch zat het haar niet lekker. Die klachten moesten toch gewoon verklaarbaar zijn? Levi was een jaar of acht, er moest een verklaring zijn. Maar welke?
Het ging goed met Benthes wond. De haal was mooi gehecht en de hechtingen mochten eruit vandaag. Met Benthes moeder Jolé ging het zo te zien een stuk minder goed. Oké, ze had haar best gedaan om zich met een dikke laag make-up nog wat toonbaar te maken, maar haar wallen schenen door haar foundation heen en de rode adertjes in haar ogen had ze niet weg kunnen werken.
Op televisie was Lidy bij een programma blijven hangen toen ze zat te zappen. Het was wederom over Jolé’s scheiding gegaan en er waren opnames gemaakt van het huis waar haar ex-man nu in woonde. Het pand werd omschreven met namen als ‘vrijgezellenpand’, ‘lovecrib’ en ‘walhalla’. Arme Jolé.
Lidy keek haar even glimlachend aan. “Gaat het wel met je?” vroeg ze.
Jolé knikte. “Het moet maar. Ik heb weinig keus.”
In eerste instantie besloot Lidy zich op Benthe te richten. Met uiterste precisie verwijderde ze de hechtingen. “Je bent een dappere tante, Benthe,” complimenteerde Lidy het kind. “Morgen moet je maar voorzichtig proberen om weer wat met je hand te doen. En je zult zien dat je voor je het weet weer gewoon kunt schrijven met een pen.”
“Jammer. Ik vind het juist leuk om op de laptop te werken.”
“Ja, dat geloof ik graag,” antwoordde Lidy. “Maar het is belangrijk om te leren schrijven, hoor. Anders krijg je een doktershandschrift. Dan ga je net zo slordig als ik schrijven.”
“Heeft u niet geleerd te schrijven op school?”
Lidy moest hartelijk lachten om deze vraag. “Jawel. Natuurlijk heb ik dat geleerd. Maar ik schrijf altijd heel snel en daardoor kun je haast niet lezen wat ik schrijf.”
Aan Benthes gezicht te zien vond het kind dit nogal vreemd.
“Ik ga nu mijn spreekbeurt houden over gieren,” vertelde Benthe opgewonden.
“Ja, daar weet je nu natuurlijk alles van. Weet je wie je misschien wel kan helpen? Mijn zoon Andy. Die heeft over precies hetzelfde onderwerp ook een keer een spreekbeurt gehouden.”
“Dat zou wel fijn zijn, hè, schat,” merkte Jolé op.
“Als het goed is, is hij nu thuis. Zal ik even kijken of hij tijd en zin heeft om je te helpen?”
Benthe knikte opgewonden. Ze had Andy alleen maar gezien op de dag dat ze allemaal naar de dierentuin waren, maar die twee waren wel meteen vrienden geworden. Al was het alleen maar omdat Benthe reuze interessant was met haar bekende moeder.
Lidy liep naar het huis dat aan de praktijk gebouwd was en trof Andy in de woonkamer aan. Ze legde hem haar vraag voor en ogenblikkelijk zei haar zoon ‘ja’.
“Ik zal mijn spreekbeurt wel even van boven halen,” zei hij opgewonden omdat hij nu een halve beroemdheid iets kon leren. “En ik haal ook meteen dat boek over vogels. Als dat nodig is, mogen we straks dan een paar kopietjes in de praktijk maken, mam?”
“Natuurlijk, lieverd,” antwoordde Lidy. “Ga maar lekker aan de keukentafel zitten. Misschien kan tante Rosy jullie ook nog wel een beetje helpen.”
Vijf minuten later zaten Benthe en Andy in een serieus gesprek over het wonderlijke leven van de gier en hadden Lidy en Jolé alle tijd om te praten.
“Ik draai overuren,” biechtte Jolé op. “Ik moet én vader én moeder zijn. En dan moet ik én actrice zijn én moeder. Het wordt gewoon allemaal te veel.”
“Wil je me er over vertellen? Kan ik ergens mee helpen soms?”
“Nee, ik zou niet weten wat je voor me kunt doen. Ik moet het zelf oplossen, maar ik vind het loodzwaar. Overdag zit ik in de opnames van ‘Pluk de dag’ en als ik dan doodvermoeid thuiskom, moet ik als eerste de kinderen ophalen. Dan koken en het huis opruimen. Dan komt alweer de oppas omdat ik vaak ’s avonds ook nog het een en ander heb. Dan ben ik weer te gast in een praatprogramma, dan moet ik weer mijn hoofd bij een of ander dom televisiespelletje laten zien. Diep in de nacht ben ik dan thuis en dan begint het hele liedje weer opnieuw. Ik heb nauwelijks tijd om gewoon naar de wc te gaan.”
“Kun je geen dingen daarvan afzeggen? Bijvoorbeeld al die extra dingen ’s avonds?”
“Dat kan op zich wel, maar in de televisiewereld ben je zo afhankelijk van je imago. Als de kijkers je uitkotsen, ben je nergens meer. Voor je het weet laten ze mijn personage onder de bus komen en dan is het natuurlijk einde oefening. Nee, ik moet op dit moment zoveel mogelijk positief in de publiciteit komen.”
“En het huishouden dan? Kun je dat niet uitbesteden? Bij ons woont mijn tante in. Die zorgt voor het huishouden, die kookt en let op de kinderen als ik en mijn man aan het werk zijn.”
“Ja, dat zou op zich wel kunnen, maar weet je, als de kinderen uit school komen, moeten ze naar de buitenschoolse opvang en ’s avonds komt er een oppas. Ik wil niet dat zij constant vreemden om zich heen hebben. We hebben juist in deze periode de rust met z’n drieën nodig. Er verandert zoveel en zo snel, ik wil niet dat daar steeds andere mensen bij aanwezig zijn.”
“Maar je zult toch keuzes moeten maken,” antwoordde Lidy. “Op deze manier ga je er aan onderdoor.”
“Je hebt gelijk en precies die vraag dreunt de hele dag door mijn hoofd heen. Ik word er gek van. Als ik dan eindelijk kan slapen, dan lig ik wakker. Te piekeren over een oplossing. En te piekeren over de vraag waar we toch de fout in zijn gegaan.”
“Je maakt jezelf gek.”
“Ja, maar ik kan het niet stoppen. Ik probeer afstand te nemen van wat er is gebeurd met Hans, ik probeer hem zo hard te vergeten. Elke keer dat ik denk dat ik hem vergeten ben, loop ik langs een tijdschriftenrek waar zijn naam met koeienletters op de bladen prijkt. Wanneer ik de tv aanzet, zap ik langs beelden heen die nog niet eens zo lang geleden zijn gemaakt en waarop we gelukkig lijken.”
“Misschien moet je er even tussenuit. Kun je niet op een korte vakantie of zo? Om even bij te tanken?”
Jolé schudde haar hoofd. “Hoe moet het dan met ‘Pluk de dag’? Ik kan toch niet zomaar weg.”
Lidy zuchtte. “Ik wou dat ik je kon helpen, maar ik weet gewoon niet hoe.”
“Dat weet ik,” antwoordde Jolé. “En ik vind het echt heel erg tof dat je dit zo hard probeert, maar ik moet dit zelf oplossen. Ik ga er nu vandoor. We moeten Björn nog ophalen van hockeytraining. Is het nog nodig dat Benthe terugkomt voor haar hand?”
Lidy schudde haar hoofd. “Als ze geen last krijgt over verdere klachten dan hoeft dat niet. Hou het wel goed in de gaten, want mocht er toch iets zijn dan moet je natuurlijk wel terugkomen.”
“Beloofd.” Jolé stak haar hand uit naar Lidy. “Dank je wel voor al je goede zorgen. Ik denk dat het vrij uniek is dat een kinderarts ook zo de tijd neemt voor de ouders van haar patiëntjes.”
“Ik vind dat dat ook bij mijn werk hoort,” lachte Lidy. “Ik wens je heel veel sterkte. Probeer jezelf een beetje af te sluiten voor dat hele mediacircus en neem tijd voor jezelf! Dat moet je echt proberen. Niet alleen voor jou, maar ook voor de kinderen.”
“Dat komt voor elkaar, Lidy.” Aan haar gezicht zag Lidy echter dat Jolé niet helemaal zeker was van haar zaak. Ze haalde Benthe uit de keuken die inmiddels door Corine een stapeltje kopietjes had laten maken.
“Kom je nog een keer spelen?” vroeg Andy.
Benthe keek afwachtend haar moeder aan. “Nou, Andy, we wonen niet erg dicht in de buurt. Misschien als Benthe binnenkort weer een keer bij haar oma is, maar daar moeten we dan maar even over bellen, oké?”
Andy en Benthe knikten. Hoe jong ze ook waren, ze begrepen prima wat Jolé zei. Een nieuwe ontmoeting zat er niet snel in. Daarvoor woonden ze gewoon te ver uit elkaar en was Jolé’s leven momenteel te druk.
“Het was wel gezellig,” zei Andy toen Jolé en Benthe de deur achter zich hadden dichtgetrokken. “En kijk wat ik heb.” Andy hield een schriftje omhoog. “Ik heb Benthes handtekening. Want zij wil later ook beroemd worden, net zoals haar moeder. Ik dacht, ik vraag nu maar alvast of ze haar handtekening wil zetten. Die wordt later vast heel veel geld waard.”
“Wat vind jij eigenlijk van meester Frank?” Suze keek Lidy nieuwsgierig aan en leunde naar voren over het tafeltje in het buurthuis. “Objectief gezien is hij toch gewoon een lekker ding?”
Lidy lachte uitbundig. “Suze, heb je niet genoeg aan wat je thuis hebt zitten?”
“Ho, ho, ho, ho, zo zit de vork niet in de steel. Ik ben hartstikke blij met Govert, maar dat betekent niet dat ik mijn ogen in mijn broekzak heb zitten! Wat is er mis met kijken? Ik hoef toch niet meteen met die vent naar bed. En Govert zal op zijn beurt ook kijken naar mooie dames, hoor.”
“Ja, maar om nou te vallen op de meester van je zoon.”
Annika stootte Lidy aan. “Wat fijn hè, dat we een femme fatale in ons midden hebben. Dat houdt de boel tenminste een beetje levendig.”
“Alsof jij zo’n heilig boontje bent,” plaagde Suze Annika. “Vertel eens, ik kan me best voorstellen dat je niet op meester Frank valt. Maar wat vind je dan van die judomeester hier?”
Suze wees richting het lokaaltje waar alle zonen van de aanwezige dames nu in hun witte judojassen stonden te zweten. “Hou op, Suze. Ik heb helemaal geen tijd om naar andere mannen te gluren.”
“Oh?” vroeg Suze met hoog opgetrokken wenkbrauwen.
“Oké,” Annika stak verdedigend haar handen in de lucht. “Ik geef toe dat het me niet is ontgaan dat hij een behoorlijk stel spierballen heeft.”
“Dames,” gierde Lidy. “In wat voor vleeskeuring ben ik terecht gekomen? Moet je ons nu toch eens horen. We zijn nog erger dan een kroeg vol beschonken mannen.”
De deur van de sportkantine ging open en Renske van Ravenszwaai stapte naar binnen. “Dag, dames,” zei zij vrolijk. “Jullie hebben een hoop lol.”
“Ja,” giebelde Suze. “We hebben het over allerlei lekkers.”
“Oh, ik heb zelf ook honger,” antwoordde Renske waarop alle dames nog harder begonnen te lachen.
“Heb ik iets stoms gezegd?” vroeg Renske.
“Nee, hi, hi,” hinnikte Suze. “Oh, ik kom niet meer bij.”
Voordat de dames de tijd hadden gekregen om Renske de grap precies uit te leggen, ging de deur van het judozaaltje open en kwamen de kinderen naar buiten.
“Hé, Andy,” hoorde Lidy Levi tegen haar zoon roepen. “Zal ik vragen of ik bij jou mag spelen?”
“Nou, ik weet het niet,” antwoordde Andy. “Ik moet met mijn moeder altijd mee boodschappen doen na de judo.”
Lidy moest zachtjes grinniken. Dit was een overduidelijk geval van geen zin in een vriendschap met Levi en zijn moeder was natuurlijk een prima smoes.
“Oh, dat zou wel leuk zijn als die jongens een keer samen gaan spelen.” Lidy draaide zich om. Renske was naast haar komen staan.
“Tja, eh…” antwoordde Lidy. Ze zou haar zoon niet afvallen nu. Hij had overduidelijk geen zin in dit bezoek. “Nou ja, het is precies wat Andy al zegt. We gaan nog samen boodschappen doen en zo. En, eh, daarna hebben we een verjaardag.”
“Jammer,” antwoordde Renske. “Misschien een ander keertje.”
“Ja,” lachte Lidy opgelucht. “Misschien een andere keer.”
“Ja, dat zou wel goed voor hem zijn, hoor. Levi heeft gewoon weinig vriendjes. Weet je, in zijn klas heeft hij nu gewoon een stempel opgeplakt gekregen. Daar krijgt hij geen eerlijke kans meer. Nooit komt er iemand bij ons spelen of wil hij bij iemand anders spelen. En dat terwijl speelafspraakjes zo goed zouden zijn voor zijn ontwikkeling.”
Lidy knikte. “Een andere keer mag hij gerust komen spelen.”
“Komt morgen je anders goed uit?” vroeg Renske meteen.
Tjonge, die was wel heel enthousiast. Lidy vroeg zich af waarom ze had gezegd dat een andere keer wel uit zou komen? “Nou, dan zitten we de hele dag bij oma,” loog ze maar.
“Of woensdagmiddag? Of anders volgende week vrijdag?”
Het was duidelijk, Renske ging zich niet gewonnen geven. Ze had in haar hoofd dat Levi bij Andy zou komen spelen en Lidy kon zichzelf wel voor haar hoofd slaan.
“Maar dan moeten die jongens het wel allebei willen,” probeerde Lidy toch.
“Nou, Levi klinkt anders behoorlijk enthousiast.”
De twee jongens hadden inmiddels hun moeders bereikt. “Wat zeg je ervan, Andy,” vroeg Renske. “Vind je het gezellig als Levi een keer komt spelen als het volgende week een keer uitkomt? Je mag anders ook bij ons komen spelen natuurlijk.”
Andy keek wat benauwd, maar knikte toch braaf.
“Laten we dan woensdagmiddag maar afspreken,” besloot Lidy. “Dan ben je welkom bij ons thuis, Levi.”
“Nou, lieverd is dat niet leuk?” riep Renske enthousiast tegen haar zoon. “Kom, we gaan lekker naar huis. Dan kunnen Andy en zijn moeder boodschappen gaan doen.”
Toen de jongens samen alvast naar buiten liepen mimede Renske nog snel ‘dank je wel’ naar Lidy. “Dit is zo belangrijk voor hem,” fluisterde ze erachteraan. “Dank je wel.”
“Vertel eens, Levi. Hoe is het deze week gegaan?”
“Goed,” antwoordde Levi. Ze had hem en zijn moeder natuurlijk wel even gezien bij de judo, maar daar had ze niet willen vragen naar zijn klachten. De praktijk en haar privéleven wilde ze zoveel mogelijk gescheiden houden. Niet alleen voor zichzelf, maar ook voor de patiënten. De gesprekken die zij met haar voerden, waren in vertrouwen. Hoe onschuldig ook, die gingen een ander natuurlijk niet aan.
“Heb je nog pijn aan je arm?”
Het jochie knikte.
“Dat is niet zo mooi. Is er wel iets veranderd aan de pijn? Is het bijvoorbeeld erger geworden of zit de pijn nu ergens anders?”
Levi schudde van niet.
“Dan wil ik toch graag nog een keer naar je arm kijken,” zei Lidy. “Kun je je trui even voor me uitdoen?”
Een paar tellen later stond Levi in zijn hemdje voor Lidy. Er was helemaal niets aan de hand en de arm te zien of te voelen. Geen roodheid, geen zwelling, geen verhoogde temperatuur in de arm. Het vermoeden posttraumatische dystrofie kon in ieder geval afgewezen worden. Toen ze dat aan Renske vertelde, zuchtte die een zucht die zowel uitgelegd kon worden als ‘godzijdank’ als ‘maar dan weten we nog steeds niet wat het wél is’.
“Hmmm,” zei Lidy. “Als de pijn in je arm zou komen doordat je met je hand ergens tegenaan bent gekomen, zou de pijn toch langzaam moeten afnemen.”
“Ja,” reageerde Renske. “Dat zou je toch denken. Kan het niet zijn dat er een zenuw is beschadigd of beklemd is geraakt?”
“Nee, daar zou ik niet bang voor zijn,” stelde Lidy haar gerust. “Dan zou de pijn plotseling moeten zijn opgekomen. Levi, we moeten er toch achter zien te komen waar die pijn vandaan komt. Als we dat weten, weten we ook wat we kunnen doen om je weer van die pijn af te helpen. Jij zei dat het waarschijnlijk komt doordat je met een andere jongen gevochten had, hè?”
Wat verlegen knikte Levi.
“En wanneer kreeg je voor het eerst pijn in je hand? Was dat na die vechtpartij?”
“Dat weet ik niet helemaal,” antwoordde Levi.
“De pijn is langzaam op komen zetten, hè,” hielp Renske haar zoon. “Het is precies wat ik al zei. Levi heeft al een aantal keer op school gevochten en misschien is het wel dat hij klap op klap op klap heeft gekregen op zijn hand. Dat de boel gewoon beurs is, zeg maar.”
“Tja, het zou kunnen,” zei Lidy, maar erg tevreden met deze verklaring was ze absoluut niet. “Heb je de laatste tijd nog gevochten?”
Levi schudde zijn hoofd.
“Maar hij is natuurlijk wel pas met judoën begonnen,” riep Renske. “Misschien dat dat de pijn in stand houdt.”
“Je mag je trui weer aantrekken, Levi.” Lidy nam plaats achter haar bureau en trommelde met haar vingers op het blad. “Het blijft giswerk en dat zit me helemaal niet lekker. Is er misschien iets anders dat je doet waar je pijn van zou kunnen krijgen in je arm? Een bepaalde sport of zit je misschien veel achter de computer of zo?”
“Ja, ik vind computeren wel heel erg leuk,” zei Levi. “Maar ik heb nooit pijn in mijn arm als ik computer, hoor.”
“Maar hoe vaak computer je dan? Elke dag?”
Levi knikte.
“En hoelang dan ongeveer?”
Levi haalde zijn schouders op.
“Zodra hij er de tijd voor krijgt, zit hij achter dat ding,” vertelde Renske. “Hij is helemaal verslaafd aan zijn computer.”
“Ik zit namelijk te denken aan RSI,” zei Lidy peinzend. “Is natuurlijk wel stug voor zo’n jong jochie, maar daar lijken zijn klachten toch nog het meest op.”
“RSI?” vroeg Renske. “Maar hij zit nooit te typen of te muizen, hoor.”
“Hoe speel je die spelletjes dan? Je hebt vast en zeker een joystick in je hand.”
Levi knikte. “Ja, natuurlijk.”
“Ik herken het helemaal, mijn zoon speelt ook graag met de computer.” Lidy deed in de lucht voor hoe Andy wel eens achter de computer stond en wild op de minuscule knopjes drukte waarmee hij poppetjes kon laten springen, bukken, ronddraaien en wat al niet meer. “Je maakt steeds dezelfde kleine bewegingen met je hand. Eigenlijk beweeg je alleen je duimen.”
“Echt niet,” viel Renske Lidy in de rede. “Hij staat helemaal springend en dansend achter dat ding. Af en toe komt hij helemaal bezweet naar beneden, dan is het net alsof hij aan een hardloopwedstrijd heeft meegedaan. Die krijgt zijn lichaamsbeweging echt wel, hoor.”
“Oh, dat geloof ik best. Daar gaat het ook helemaal niet om. Waar het om draait is dat Levi steeds met zijn duimen zijn poppetjes dingen laat doen. Of de rest van zijn lijf dan meebeweegt, maakt niet zoveel uit.”
“Tja, als je het zo zegt, zou dat wel eens kunnen.”
“Het is misschien verstandig om de komende tijd wat minder te computeren, Levi. Of nog liever helemaal niet meer.”
“Nee!” riep Levi vol verontwaardiging. Smekend keek hij zijn moeder aan. “Mam, dat hoeft toch niet, hè? Ik mag toch nog wel gewoon computeren?”
“Schat, als die computer ervoor zorgt dat jij pijn hebt aan je handen, dan is het toch simpel wat we moeten doen? Het spijt me, maar ik heb liever dat je gezond bent dan dat je achter die computer zit.”
“Maar ik ben deel van een groep. Ik kan er toch niet zomaar mee stoppen?”
Renske beantwoordde Lidy’s vragende blik voordat die om opheldering had kunnen vragen. “Hij heeft zo’n headset op waarmee hij met anderen kan praten. Waar komen al die jongens vandaan waarmee je babbelt? Amerika toch? En ook een uit Japan? Ja, het is een uitvinding, hoor, dat internet. Ze zijn allemaal een poppetje in een spel dat ze op internet spelen en samen zijn ze dus een groep.”
Levi knikte enthousiast. “We zijn een eenheid. The Clones, heten we. Whaaaa.” Bij die laatste klank stak hij zijn hand in de lucht alsof hij een soldaat was die ten strijde trok in de frontlinie van een gevecht.
“Een oorlogsspel?”
“Nee,” vertelde Levi. “Geen oorlogsspel, maar het is heel tof. Het is een hele wereld en je kunt er van alles doen. Je kunt met elkaar praten en zo. Maar je moet natuurlijk ook eten en je moet een huis hebben en kleren en zo. Net als in het echt. Wat wij doen met onze groep is landen veroveren. Want hoe meer land wij hebben, hoe meer eten we hebben.”
Levi vertelde het verhaal alsof het enorm logisch was, maar Lidy zat met haar oren te klapperen. Hierover had ze Andy nog nooit horen vertellen.
“Klinkt vrolijk,” was haar commentaar. “Maar ik denk toch dat het het beste is als je in ieder geval voorlopig rust neemt.”
“Nee, dat kan niet!”
“Levi, als je nou heel erg ziek zou worden, een griep of zo, dan kun je toch ook niet spelen?”
“Maar ik ben niet ziek. Ik kan mijn groep toch niet zomaar in de steek laten?”
“Levi, je hand is wel ziek.”
“Schat!” Renske pakte haar zoon bij zijn schouders vast. “Dokter Lidy heeft gelijk. Eerst moet je hand beter worden. En er zijn toch ook heel veel dingen te doen buiten de computer?”
Levi trok een pruillip. “Oh ja?” vroeg hij. “Zoals wat dan?”
“Zoals buitenspelen bijvoorbeeld. Of weet ik veel, knutselen van mijn part.”
“Knutselen?” gnuifde Levi. “Ik ga echt niet knutselen. Knutselen is voor meisjes.”
“Nou, goed dan, dan ga je niet knutselen. Maar ik wil alleen maar zeggen dat er meer in de wereld is dan die computer.”
“Ja-ha,” mokte Levi verder. “Nu weet ik het wel.”
“En morgen ga je toch gezellig bij Andy spelen?” Renske gaf Lidy een snelle knipoog. Dat was waar ook. Morgen was het woensdag en dan hadden ze dat ‘gezellige’ speelafspraakje waar Andy zo verschrikkelijk naar uitkeek, maar niet heus.
Levi trok zijn schouders op en perste zijn lippen op elkaar als teken dat hij niets meer wilde zeggen. Lidy zag dat zijn ogen waterig werden. Ze snapte het ook best. Hoe was het voor zo’n jonge jongen ook te begrijpen dat hij zijn lievelingshobby niet mocht doen vanwege zijn gezondheid? Voor hem moest het voelen alsof hij straf kreeg voor iets dat hij niet had gedaan.
“Er zitten ook goede dingen aan die computer, hoor,” zei Renske tegen Lidy. “Hij spreekt al enorm goed Engels omdat hij natuurlijk steeds in de headset zit te praten met die andere kinderen uit de groep.”
“Oh, dat geloof ik gerust,” lachte Lidy. “Het is ook niet dat ik tegen computers ben of tegen computerspelletjes, maar je hand heeft gewoon rust nodig, Levi. Als je straks geen pijn meer hebt en alles gaat weer goed, dan kun je gerust verder spelen.”
Levi haalde zijn neus op. Lidy had medelijden met hem.
“We gaan gewoon gezellig andere dingen doen,” probeerde Renske haar zoon op te beuren. “Nou, zullen we dan maar weer op huis aan? Dank je wel, Lidy.”
Renske en Lidy gaven elkaar een hand. “Geef jij dokter Lidy ook nog een hand, Levi?” vroeg Renske.
Met tegenzin haalde het jongetje zijn hand uit zijn zak en stak hem naar voren.
“Nou, sterkte dan maar,” zei Lidy. “Laat je me weten of er vooruitgang in zit?” vroeg ze aan Renske.
“Dat doe ik zeker. Maar we zien elkaar morgen in ieder geval als ik Levi kom langs brengen.”
“Ja, dat is waar, maar in één dag zul je nog niet veel merken, hoor.”
“Dat snap ik. Ik hou je op de hoogte.”
De dames namen afscheid en Lidy bleef alleen achter. RSI, dat ze daar niet eerder aan had gedacht. Wonderlijk dat zo’n jong jochie al RSI had.
Ans en Pieter waren een aardig stel. Keurige mensen. Hij was, net zoals Alex, advocaat en zij was kunstenares. Lidy en Alex zagen hen niet vaak, maar zo eens in de twee á drie maanden spraken ze toch altijd met elkaar af om nu eens bij Lidy en Alex dan weer eens bij Ans en Pieter te gaan eten.
Lidy had een mooie vaste plant meegenomen voor Ans, want het stel was net verhuisd naar een riante villa net buiten de stad.
“Wow,” zei Lidy vol bewondering toen ze Ans’ nieuwe stulpje binnenstapte. “Wat ziet het er hier geweldig uit.”
“Vietnamees hardsteen,” wees Ans verguld. “Het kost wat, maar dan heb je ook wat. Pieter had precies in zijn hoofd zitten hoe hij het allemaal wilde hebben.”
Alex sloeg zijn kameraad vriendschappelijk op zijn schouder. “Dat heb je goed voor elkaar, man. Mijn complimenten.”
“Dank je, Alex. Ik ben er zelf ook heel blij mee. Maar niet alle eer komt mij toe, hoor. We hebben gewoon een binnenhuisarchitect in de arm genomen aan wie ik mijn plannen kon laten weten. Die heeft uiteindelijk de planning gemaakt zodat wij er helemaal tevreden mee waren.”
“Dat maakt niet uit. Het resultaat is perfect en daar gaat het om, niet?”
“Oh, Alex, moet je hier eens zien.” Lidy was doorgelopen naar de woonkamer en stond nu naar de tuin te kijken. Een immense lap grond die verlicht was met sfeervolle, Chinees aandoende buitenverlichting. “Het lijkt hier wel het paradijs.”
“Nou, je moet niet overdrijven, hoor,” lachte Ans. “Maar ik ben blij dat je het allemaal mooi vindt.”
“Mooi? Het is geweldig. Je moet de meest happy vrouw zijn van dit continent.”
“Nou…” aarzelde Ans.
“Wat? Is er iets mis dan?”
“We hebben ons vorige huis natuurlijk nog niet verkocht en daar hadden we wel een beetje op gerekend eigenlijk.”
“Meen je dat?” vroeg Alex. “Goh, dat is balen.”
“Ja, we hebben wel een paar kijkers gehad, maar mensen vinden het gewoon te duur.”
“En dat terwijl onze vraagprijs gewoon schappelijk is,” viel Ans haar man bij. “De huizenmarkt is op dit moment zo enorm ingestort. Iedereen blijft in zijn woning zitten, niemand geeft een cent uit. Enorm frustrerend.”
“Ja, dat kan ik me indenken,” zei Lidy. “Is de prijs de enige reden dat het niet verkoopt?”
Ans knikte. “Ik zou niet weten wat het anders moest zijn. We hebben het pand altijd goed onderhouden en het ligt toch in een prima buurt.”
Het huis van Ans en Pieter lag niet ver bij dat van Lidy en Alex vandaan. Het lag weliswaar in een andere wijk, maar hemelsbreed was het maar een kilometer of vijf.
“Het is daar rustig, kindvriendelijk, gemoedelijk. Ik weet echt geen andere verklaring te vinden dan die verdomde rotcrisis.”
“Dus nu hebben we twee hypotheken,” zei Pieter.
“Hoelang gaan jullie dat nog volhouden?”
“Nou ja, we hebben wel een spaarpotje, maar we kunnen dit natuurlijk niet tot aan het einde der dagen volhouden. Op een gegeven moment is ons spaarvarkentje natuurlijk leeg. Een maand of vier, vijf dat redden we nog wel, maar langer moet het toch echt niet duren.”
“Oh, wat een narigheid,” zie Lidy. “Ik kan me goed voorstellen dat dat je niet in de koude kleren gaat zitten.”
“Nou, echt niet. Ik doe ’s avonds geen oog meer dicht. Uiteraard doen we alles zo zuinig mogelijk aan. We hebben dit huis natuurlijk grondig verbouwd, maar er zijn nog heel wat dingen die we niet hebben gedaan die we, als we ons oude huis gewoon verkocht hadden, wel hadden gedaan.”
“Wat dan?”
“We willen graag nog een dakkapel plaatsen. Aan de zolder hebben we eigenlijk nog helemaal niets gedaan.”
“Ik snap het. Wat rot voor jullie.”
“Ja. Nou ja, zo is het leven. Wat willen jullie drinken?”
Ans wees hartelijk op de bank en liep naar de keuken om vier glazen rode wijn in te schenken en alvast een klein hapje te halen. Toen iedereen vervolgens genesteld was passeerden verschillende onderwerpen de revue. Vier of vijf keer kwam het gespreksonderwerp toch weer op Ans’ en Pieters oude huis dat aan de straatstenen niet kwijt was te raken.
Ans en Pieter deden er niet dramatisch over, maar het feit dat ze het hier zo vaak over hadden, bewees voor Lidy dat het ze niet in de koude kleren ging zitten. Dit was een probleem waar ze echt mee zaten en ze vond het sneu voor haar vrienden.
In haar studententijd had Lidy ook moeten worstelen om rond te komen. Ze wist hoezeer financiële problemen aan je konden knagen en ze wilde dat ze iets voor haar vrienden kon doen. Dat zei ze ook tegen Alex toen ze in de auto zaten op de terugweg naar huis.
“Maar wat wil je voor ze doen dan?”
“Weet ik veel. Ik kan niets doen voor ze. Ik zeg alleen dat ik zou willen dat ik iets voor ze kan doen.”
“Lieve schat, daarom hou ik nou zo van je. Je bent met alles en iedereen altijd zo begaan. Maar lieverd, voor één keer, hier kun je niets aan doen. Laat het los. Het huis verkoopt echt niet sneller als jij je er ook nog een keer druk over gaat maken, hoor.”
Toch zat het Lidy niet lekker. Toen ze in bed lag, kon ze de gedachten aan haar vrienden maar niet van zich afzetten. Als ze maar iemand kende die op zoek was naar een huis. Een loei van een huis.
Opeens viel het kwartje.
“Alex,” fluisterde ze. “Alex, slaap je?”
“Wat is er?”
“Zou Jolé dat huis van Ans en Pieter niet kunnen kopen.”
“Wie?”
“Jolé. Jolé Verbrugge.”
“Die van die soap en dat kind dat gebeten was door die gier? Die ligt toch in een scheiding? Dan heb je toch geen zin om te verhuizen? Ga nou lekker slapen, schat. Jij hebt jouw problemen, Ans en Pieter die van zichzelf. Kom hier, lekker tegen me aan liggen.” Alex sloeg zijn arm om Lidy’s middel en trok haar naar zich toe.
Lidy tuurde in het donker. Dit was de oplossing. Voor meerdere partijen. Dit was gewoon ideaal!
De bel ging. Andy keek Lidy aan, maar bleef rustig op de bank zitten.
“Ik denk dat het voor jou is, hoor,” zei Lidy. “Je had toch een speelafspraak vandaag?”
Andy zuchtte diep. “Ja, helaas wel,” antwoordde hij.
“Nou, zeg. Een beetje extra hartelijkheid kan geen kwaad. Hier hebben we het gisteren toch uitgebreid over gehad? Jij was het er toch ook mee eens dat we Levi een eerlijke kans moeten geven?” Ondertussen was Lidy opgestaan en naar de gang gelopen. “Denk er om, hoor, Andy. Je gedraagt je. En als het niet gezellig is, dan moet je je maar bedenken dat het maar voor een paar uurtjes is.”
Andy hees zichzelf van de bank en liep zijn moeder achterna. Die had inmiddels al de voordeur geopend en heette Renske en Levi welkom.
“Gezellig dat je er bent,” zei Lidy hartelijk.
“Hé,” Andy stak zijn hand op naar Levi.
“Hé,” antwoordde die net zo onenthousiast als Andy.
Even bleven de jongens afwachtend tegenover elkaar staan.
“Wil je mijn kamer zien?” vroeg Andy toen.
Levi knikte en even later waren de twee naar boven.
“Hoe laat zal ik hem weer op komen halen?” wilde Renske weten.
“Een uur of vijf?” stelde Lidy voor.
“Ja, prima. Oh, wat luxe, heb ik opeens een hele middag vrij voor mezelf.”
“Nou, geniet ervan, meid,” zei Lidy.
“Hier,” Renske haalde een stukje papier waar een telefoonnummer op stond uit haar zak. “Mocht er nou iets zijn vanmiddag, dit is het nummer van mijn mobiel. Dan kun je me gerust bellen.”
“Dank je wel, maar ik beloof je dat alles goed komt. Ga jij nou maar en geniet van die paar uurtjes ‘vrij’.”
Lidy had zelf ook een paar uurtjes vrij. Althans, vrij. Er moest nog aardig wat administratie bijgewerkt worden en daar had ze vanmiddag voor bedacht. Tante Rosy was normaal altijd aanwezig om de kinderen in de gaten te houden en de boel op rolletjes te laten lopen, maar die was vandaag met een vriendin de hort op. Lidy had bedacht dat ze mooi met haar administratie aan de keukentafel zou gaan zitten. Andy had Levi te spelen en Steffie was bij haar vriendinnetje Merel.
Eigenlijk zag Lidy als een berg tegen de administratie op. Het was saai werk, maar het moest uiteraard wel gebeuren. Voordat ze begon, besloot ze naar boven te lopen om te vragen of de heren wat wilden drinken. ‘Je vertoont vluchtgedrag,’ vertelde ze zichzelf en stiekem moest ze binnensmonds grinniken.
Lidy stak haar hoofd om de deur van Andy’s kamer. “Willen jullie wat drinken, mannen?” vroeg ze.
Andy knikte.
“Wat dan?”
“Mogen we sinas?” vroeg Andy.
“Natuurlijk. En wat wil jij, Levi?”
“Ook sinas.”
“Prima. Komen jullie het straks beneden even halen?”
“Ja, dat is goed, hoor.”
Fijn, dat zou haar straks nog een keer respijt geven van die administratie.
Het moment dat Andy en Levi naar beneden kwamen, brak al veel sneller aan dan Lidy had voorzien. Normaal was Andy moeilijk naar beneden te krijgen als hij een keer een vriendje te spelen had. Dan ging hij zo op in zijn spel dat hij alle tijd vergat. Voor dat vriendje gold in negen van de tien gevallen hetzelfde. Nu stonden de twee jongens al snel voor Lidy’s neus.
“Goh, jullie zijn snel. Ik heb nog niet eens de tijd gehad om jullie drinken te pakken,” lachte Lidy.
“Wat ben je aan het doen, mam?”
“De administratie. Saai, hoor. En wat gaan jullie doen?”
“Ik weet het niet,” zei Andy.
“Waarom gaan jullie niet gezellig een spelletje doen?”
“Ja, cool,” riep Levi uitgelaten. “Dat wil ik doen. Welke spellen heb je allemaal?”
“Dokter Bibber, Spookslot, Yahtzee…”
“Je bedoelt echte spelletjes?” vroeg Levi wat ongelovig.
“Ja, natuurlijk. Wat dacht jij dan?”
“Ik dacht dat je computerspelletjes bedoelde, natuurlijk.”
“Oh,” antwoordde Andy. “Ja, onze computer staat in de woonkamer. Misschien kunnen we straks…”
“Ja, sorry hoor, Levi. Ik vind het heel vervelend dat ik behalve Andy’s moeder ook je dokter ben, maar ik dacht dat wij hadden afgesproken dat je voorlopig niet op de computer zou gaan. Anders geneest je arm toch niet?”
“Oh ja,” zuchtte Levi. “Dat was ik even vergeten.” Hij liet zich verslagen op een stoel vallen en keek wat triest voor zich uit.
Basil, de teckel, kwam de keuken binnengedrenteld.
“Waarom gaan jullie Basil anders niet even uitlaten?” stelde Lidy voor.
“Nee,” mokte Levi.
“Of anders gaan jullie lekker buitenspelen? Het is best aangenaam buiten.”
“Nee, daar heb ik ook geen zin in.” Levi pulkte aan een los draadje van zijn trui.
“Ik heb anders ook nog een hele moeilijke puzzel,” probeerde Andy.
Levi schudde zijn hoofd.
“Of heb je zin in Lego?”
“Ook niet.”
“Wat wil je dan?”
“Ik weet het niet,” zie Levi vermoeid. “Ik vind dat allemaal niet leuk.”
“Ja, maar jullie gaan hier ook niet de hele middag doelloos in de keuken zitten, hoor,” zei Lidy. “Jullie zijn jong en jullie hebben de hele middag vrij. Ga iets leuks doen, ga genieten van het feit dat jullie nog niet de hele dag saaie dingen hoeven te doen. Zoals de administratie.” Ze gaf een zetje tegen de stapel papieren voor zich.
“Maar wat dan?” mokte Levi.
“Nou, als het zo moet, dan kies ik iets voor jullie. Jullie gaan, eh, tekenen.” Lidy wist dat Andy daar erg van hield.
“Hè, bah, tekenen,” antwoordde Levi. “Daar hou ik écht niet van.”
“Zo te horen hou je van niets. Maar jullie gaan niet niets doen. Andy, haal jij van boven even de stiften en wat tekenpapier?”
Andy rende naar boven. Zo te horen was hij blij dat hij het gezelschap van Levi even kon ontlopen en Lidy kon het hem niet kwalijk nemen. Dit jochie wilde echt helemaal niets. Waarom had ze toch van haar zoon verlangd dat hij aardig en beleefd zou doen tegen Levi? Dat hij hem zou helpen? Levi liet zich ook niet van zijn goede kant zien.
Na een klein kwartiertje hadden Andy en Levi zich geïnstalleerd aan de kleine tafel en waren ze druk aan het tekenen. Allebei. Lidy had vanaf de keukentafel zicht op het tafereel en een glimlach verscheen op haar gezicht. Het was toch mooi dat ze een jongetje dat zo verslaafd aan zijn computer leek nu aan het tekenen had weten te krijgen.
Nadat ze zichzelf streng had toegesproken, lukte het haar zelfs om zich tot de administratie te zetten. Een voor een kon ze de dossiers van de stapel ‘nog te doen’ op de stapel ‘klaar’ leggen. Een licht gevoel van triomf bekroop Lidy. Zie je wel, ze kon het wel.
Toen Lidy driekwart van de stapel had weggewerkt, kwamen Andy en Levi naar de keuken om te vertellen dat het tekenen hen nu toch wel verveelde. De vraag was nu of ze televisie mochten kijken.
“Dat is goed, hoor, lieverds,” antwoordde Lidy. “Ik denk dat je moeder hier met een uurtje kan zijn, dus zo lang hebben jullie. Willen jullie nog extra sinas?”
De jongens knikten en nestelden zich op de bank. Als snel dreven de vrolijke klanken van het tekenfilmkanaal de keuken binnen. Lidy haalde de fles sinas en liep naar de kleine tafel om de glazen bij te schenken. Terloops wierp ze een blik op de tekeningen.
Andy had een kronkelige slang getekend met een kleurrijk motief op zijn rug, maar van Levi’s tekening schrok Lidy een beetje. Het leek wel alsof hij een slagveld had getekend.
“Jeetje, Levi, wat heb jij nou getekend?” vroeg Lidy.
“Een mijnenveld,” antwoordde Levi met zijn blik op de televisie gericht.
“Een mijnenveld?” herhaalde Lidy het nonchalante antwoord.
“Ja, kijk maar.” Levi wees een van de poppetjes aan. “Die is net op een mijn gaan staan en daarom vliegt hij nu door de lucht. Kijk maar, allemaal bloed.”
Op televisie zat Tom achter Jerry aan.
Lidy nam de tekening mee naar de keuken en legde hem naast haar stapel administratie neer. Wat was dit? Het leek wel alsof Levi een oorlogsslachtoffer was. Dit soort tekeningen maakten vluchtelingen met oorlogstrauma’s. Dit was niet goed. Dit was absoluut niet goed. Deze tekening zou ze straks aan Renske laten zien.
“Oh, ik heb genoten van mijn dag!” Renske stond blozend in Lidy's gang.
“Fijn om te horen,” antwoordde Lidy hartelijk. “Wat heb je allemaal gedaan?”
“Geshopt,” het woord leek uit Renskes tenen te komen. “Weet je hoelang geleden het is dat ik gewoon een middagje ongestoord kon winkelen? Oh, het was gewoon weldadig om wat tijd voor mezelf te hebben. Echt fijn dat Levi hier mocht spelen, maar volgende keer komt Andy bij ons, hoor. Ik wil niet profiteren van jouw goedheid. Volgende keer heb jij een middag vrij.”
“Heb je zin om nog iets te drinken?” vroeg Lidy. Ze zat met de tekening van Levi in haar maag. Dat moest ze met haar bespreken en dat verdroeg geen uitstel.
“Nou,” Renske keek op haar horloge. “Ik moet wel straks naar huis, hoor. Anders red ik het niet met het eten.”
“Een kopje thee?” stelde Lidy voor.
“Nou, vooruit. Eentje dan.”
In de woonkamer zaten Andy en Levi gebiologeerd naar het televisiescherm te kijken. Renske zei Levi gedag en gaf hem een zoen, maar helemaal scheen haar aanwezigheid niet bij hem binnen te dringen. In ieder geval vond hij haar binnenkomst niet genoeg reden om zijn aandacht op haar te richten.
Lidy liep voor Renske uit naar de keuken en schonk heet water in de theepot. Ze sloot de deur tussen de keuken en woonkamer, zodat ze ongestoord zouden kunnen babbelen, ook al was de kans dat Andy en Levi met de televisie aan hen zouden horen minimaal.
“Moet je horen, Renske,” begon Lidy maar meteen. “Er is iets waar ik mee zit. Levi wilde in eerste instantie hier computerspelletjes gaan spelen, maar dat plan hebben we natuurlijk verijdeld. Ze zijn gaan tekenen, maar moet je eens kijken wat hij heeft gemaakt.” Lidy draaide de tekening van Levi naar Renske toe. “Daar word je niet bepaald vrolijk van.”
Renske hield de tekening op en zuchtte diep.
“Het stelt een mijnenveld voor,” ging Lidy verder. “Compleet met soldaten die op een mijn zijn gaan staan en nu door de lucht vliegen, terwijl het bloed uit hun lijven spat.”
“Oh, boy,” reageerde Renske. “Hoe komt hij hier nou bij?”
“Heb je zelf geen idee? Een jongetje van zijn leeftijd verzint dit soort dingen niet zelf, die heeft hij ergens gezien.”
“Nou, veel televisie kijkt hij niet, hoor. We letten er scherp op dat hij niet naar enge films kijkt.”
“En je hebt geen idee?”
Lidy kon de naïviteit van Renske haast niet geloven.
“De computer?” vroeg Renske.
Nou, een schot in de roos. Lidy knikte. “Dat denk ik ook,” zei ze. Ze probeerde toch aardig en begripvol te blijven. “Wat voor spelletjes speelt hij precies?”
“Ja, een of ander avonturenspel. Ze moeten allerlei opdrachten doen, volgens mij is het een soort landje veroveren. Ik heb er nooit iets ergs in gezien.”
“Ik denk, Renske, dat het voor Levi heel moeilijk is om de echte wereld van de fantasie te scheiden. Zeg eens eerlijk, hoeveel uur zit hij per dag achter de computer?”
“Tja, eh…” Renske liep rood aan. Het was duidelijk dat ze zich in verlegenheid gebracht voelde door Lidy's vraag. “Ik denk best lang, eigenlijk. Wel een paar uur per dag.” Ze hield haar blik op de tafel gericht en het kwam op Lidy over alsof ze zich hevig schaamde. “Maar weet je, ik heb er nooit iets ergs van gedacht. Ik denk alleen maar dat hij lekker staat te sporten. Ik dacht werkelijk dat het goed voor hem was. Hoe had ik kunnen weten dat…”
“Hé, het is niet zo dat je meteen gefaald hebt als moeder als je kind iets doet wat niet helemaal goed is, hoor. Je hoeft niet zo streng te zijn voor jezelf.”
Renske hield Levi's tekening omhoog. “Je hebt helemaal gelijk, Lidy, dit is niet normaal. Oh, wat ben ik ook een trut. Dat verklaart natuurlijk alles. Ook dat vechtgedrag op school. Door hem zo lang achter de computer te laten zitten, is hij nu een vechtersbaas.”
“Waar staat bij jullie de computer eigenlijk?” wilde Lidy weten.
“Die staat bij Levi op zijn kamertje. Waar staat die van jullie dan?”
“Wij hebben de computer in de woonkamer neergezet. Het is echt wel belangrijk dat je er zicht op houdt wat je kind allemaal doet op dat ding, hoor. Je ziet het, ze kunnen de computerwereld niet goed scheiden van de echte wereld, met dit soort dingen als gevolg.”
“Waarom heb ik dat nooit gezien?”
“Tja, als we alles van te voren zouden weten, dan zag het leven er heel anders uit.”
“En nu?” vroeg Renske. Ze had inmiddels haar glas thee leeggedronken en protesteerde niet toen Lidy die nog een keer volschonk.
“Ik weet het niet. Het ligt aan jou hoe je hiermee omgaat. Heb je zelf ideeën?”
“Nou, in de eerste plaats halen we die computer naar beneden. Dat in ieder geval. Ik weet nog niet waar we die neer gaan zetten, maar dat moet niet het grootste probleem zijn. Ik denk dat we Levi voorlopig ook niet moeten laten computeren. Wat een ramp. En RSI én een vertekend beeld van de werkelijkheid.”
“Dat zal wel moeilijk zijn,” antwoordde Lidy. “Volgens mij vindt hij computeren het leukste in de wereld. Althans, al die dingen die wij vanmiddag voorstelden om te gaan doen, buitenspelen, knutselen, puzzelen, vond hij allemaal maar saai.”
“Ja, ik weet het,” knikte Renske. “Maar hij zal er toch aan moeten geloven. Ik denk ook dat het gewoon een kwestie van doen is. Als hij eenmaal aan het buitenspelen is, dan zal hij dat best leuk vinden. Dat hoop ik in ieder geval maar, want hij heeft helemaal geen vriendjes in de straat.”
“Dat zal ten eerste komen omdat hij nooit buiten komt en ten tweede doordat hij zelfs als hij buiten is, nog helemaal in die computerwereld leeft.”
Renske knikte. “Ja, we moeten de boel maar rigoureus anders gaan aanpakken. Die computer gaat voorlopig niet meer aan.”
“Bespreek het ook met je man, hè. Ik weet hoe die kinderen zijn. Als ze eenmaal hun zinnen op iets gezet hebben, dan moet je praten als Brugman om die ideeën weer uit hun hoofd te krijgen.”
Renske knikte. “Het lukt me wel. Het gaat om Levi's gezondheid. Zowel zijn lichamelijke als geestelijke gezondheid. Het gaat me niet gebeuren dat hij ziek wordt door mijn toedoen.”
“Dapper van je,” zei Lidy.
“Nou, vooruit dan maar.” Renske stond op. “Die gaat het vanavond nog heel moeilijk krijgen.”
“Tja, de situatie verschilt toch niet heel erg van die van gisteren.”
“Op zich niet, maar nu heeft hij het vooruitzicht erbij dat als hij straks geen pijn meer in zijn arm heeft, hij nog steeds niet terug kan naar de situatie van nu. Maar goed, dat zij zo.”
Lidy en Renske liepen naar de kamer waar de twee jongens nog steeds naar het televisiescherm staarden.
“Ga je mee, lieverd,” vroeg Renske. “We gaan naar huis. Papa zal inmiddels wel thuis zijn en die vraagt zich natuurlijk af waar wij zijn.”
Eindelijk trokken de jongens zich los van de tekenfilm. Het afscheid van de twee was niet echt hartelijk te noemen. Het was een kort 'doei' van beide zijden.
Lidy gaf Renske nog even een bemoedigend kneepje in haar arm voordat ze wegging. Die zou het straks niet makkelijk krijgen. Soms was het moederschap ook enorm moeilijk. Kreeg je bij de geboorte van je kind maar een gebruiksaanwijzing. Dat zou de boel een stuk vergemakkelijken.
“Jolé, je spreekt met Lidy.”
“Hé, Lidy, wat leuk om je te spreken. Hoe is het ermee?” De woorden van Jolé waren hartelijk, maar Lidy hoorde ook aan haar stem dat ze verbaasd was om Lidy opeens aan de telefoon te hebben.
“Hier is alles prima. Hoe is het bij jou?”
“Het gaat z’n gangetje.”
“Goed om te horen. En hoe is het met Benthe?”
“Uitstekend. Ze heeft er alleen de balen van dat ze weer gewoon met een pen moet schrijven op school.”
Lidy moest lachen. “Moet je luisteren, waar ik je voor bel, is het volgende. Misschien vind je het een belachelijk idee, maar ik dacht, ik zeg het je toch. Twee vrienden van mij hebben hun huis te koop staan. Het is hier niet ver vandaan en het is een kast van een huis.”
“Ja?” vroeg Jolé wat onzeker aan de andere kant van de lijn.
“Nou, ik dacht, jouw moeder die woont hier in de buurt en, nou ja, misschien wil je het helemaal niet, maar waarom ga je daar niet een keer kijken? Als ik jou zo hoor, dan heb je een supergoede band met je moeder.”
“Ik snap je niet helemaal, Lidy.”
“Nou, jouw probleem is dat je te vaak van huis bent en dat je te vaak vreemden in je huis moet toelaten. Of dat je de zorg voor Benthe en Björn aan vreemden moet uitbesteden. Als jij nou in hetzelfde huis gaat wonen als je moeder, dan kan zij makkelijker inspringen. Misschien zit je moeder daar helemaal niet op te wachten, hoor, maar…”
“Nou, dat denk ik juist wel. Mijn moeder zou dolgraag oppasoma zijn, maar ze woont gewoon te ver weg. We zijn hier gaan wonen in verband met Hans zijn werk.”
“Kijk,” zei Lidy opgelucht.
“Maar ik weet het niet. De kinderen hebben hun vriendjes en vriendinnetjes hier. Ze hebben hier hun clubjes en hun school. Er verandert al zoveel voor hen. Om dan ook nog in een heel andere buurt te gaan wonen, denk je niet dat dat te veel voor ze is? Straks krijgen ze er nog een trauma van.”
“Ik kan natuurlijk niet bepalen wat jou kinderen wel en niet aankunnen, dat moet jij zelf beslissen. Denk er maar over na.”
“Die vrienden van jou, welk huis is dat dan?”
“Het huis staat op internet. Daar kun je het zo zien.” Lidy gaf het precieze adres.
“Oké, ik ga vanavond kijken.”
“Dat is goed. Laat het maar weten. Waarschijnlijk vind je dat ik me met dingen bemoei waar ik me helemaal niet mee moet bemoeien, maar het is goed bedoeld.”
“Dat snap ik. Ik vind het heel attent dat je aan me denkt.”
Lidy legde de hoorn neer en liep naar de huiskamer waar ze zich op de bank liet ploffen. Ze had een hectische dag achter de rug en had opeens een enorme behoefte om haar kinderen te knuffelen. Die twee werden zo snel groot dat ze er af en toe zelf van schrok.
“Hè, mam, wat heb jij ineens!” klaagde Andy. “Ik zit net lekker te kijken.”
Een tweede knuffelpoging van Lidy werd verijdeld doordat de telefoon ging.
“Met Lidy van de Poel.”
“Lidy, met Jolé.”
Jolé? Die had ze net twee tellen geleden opgehangen.
“Sorry, dat ik je nu al terugbel, hoor, maar eigenlijk kon ik het niet meer houden. Het is de perfecte oplossing en ik moest gewoon meteen kijken op internet.”
“En?”
“Het is fantastisch. Ik ken dat huis wel, ik ben er vaak genoeg langs gefietst. Ik wist helemaal niet dat het te koop stond.”
“Ja, die mensen wilden toch liever iets buiten de stad. Vandaar dat ze zijn weggegaan.”
“Nou, dat is een hele goede reden. Voor mij dan. Tja, ze hadden ook weg kunnen gaan omdat de buren lawaai maken of zo.”
“Niets van dat alles.”
“Ik ben echt heel blij dat je me hierop gewezen hebt. Ik zweer het je dat ik al vaker heb staan kijken. Alles is daar zo prefect onderhouden en nu ik de foto's van het interieur bekijk, is het precies wat ik zoek. Zelfs de kleuren die ze hebben gebruikt, zijn mijn smaak. Ik zou er zo in kunnen, zonder dat ik ook maar een pot verf hoef te kopen.”
“Nu niet te hard van stapel lopen, hoor, ik zou eerst nog maar eens gaan kijken in het echt.”
“Ja, dat weet ik ook wel, maar ik wilde je alleen even kort laten weten dat ik het een goed idee vind. Ik ga nu eerst mijn moeder bellen, want die is natuurlijk wel een heel belangrijke schakel, maar ook als die niet met ons samen in één huis wil wonen, lijkt het me wel wat om richting jullie te komen. Ik hoorde van Hans dat die het niet naar zijn zin heeft in zijn nieuwe appartement, dus dan kan hij mooi weer hier komen wonen.”
“Hou je me op de hoogte?” vroeg Lidy.
“Dat zal ik zeker doen. Fijne avond, hè. Oh, wat spannend!”
Iets aan de manier waarop Jolé Lidy een fijne avond wenste, vertelde haar dat haar plannetje wel eens zou kunnen gaan lukken.
“Mam,” Steffie zette haar handen in haar zij en keek Lidy boos aan. “Andy zit nu al uren achter de computer. Hij laat mij er niet bij. Kun jij niet zeggen dat ik nu aan de beurt ben?”
Haar dochter had gelijk. Andy zat al veel langer achter de computer dan was afgesproken. Een half uur per kind was de afspraak. De kinderen hadden de computer tegenwoordig 'nodig' voor dingen zoals msn en e-mail.
“Hij zegt dat ik niet moet zeuren omdat hij dingen aan het opzoeken is voor zijn huiswerk, maar volgens mij liegt hij.”
Lidy liep met Steffie mee en zag in één oogopslag dat Andy helemaal niet bezig was met schooldingen. Hij was veel te laat met het wegklikken van het chatscherm.
“Andy, kom op, er achter vandaan. Je zus is nu aan de beurt.”
“Nog heel even,” zei Andy die inmiddels een ander scherm naar voren had gehaald. “Ik ben bezig met schoolwerk.”
Lidy pakte zijn muis over en klikte het chatscherm aan. “Ik zie het,” zei ze hoofdschuddend. “Als je zo doorgaat, dan denk ik dat ik de boel hier maar haarscherp in de gaten moet gaan houden. Als jullie zelf de verantwoording niet aankunnen…”
“Maar ik ben net zo lekker aan het chatten.”
Steffie boog zich over het computerscherm, draaide zich om naar Lidy en gaf haar een veelbetekenende blik. “Hij zit te chatten met Jessica.” Ze sloeg haar ogen naar boven en schudde even haar hoofd. Wat een moedertje was haar dochter toch ook.
Andy werd meteen rood. “Ik zit helemaal niet te chatten met Jessica.”
“Ik zie het toch? Ik wist het wel, je bent gewoon hartstikke verliefd op haar.”
“Ik ben niet verliefd,” antwoordde Andy boos. “En bemoei je er niet mee.”
“Over drie minuten wil ik, hoor,” zei Steffie streng. “Mama is de getuige.”
Andy gromde iets, maar keerde zich terug naar het scherm en begon het gesprek af te ronden. Wat de kinderen niet wisten, was dat Lidy een programma had geïnstalleerd waarmee ze als de kinderen 's avonds in bed lagen, kon zien wat zij online hadden gedaan. Het was niet zo dat ze hen hun privacy niet gunde, maar een beetje controle was nooit weg. Hoe vaak hoorde je niet verhalen over vieze, oude mannetjes die zich voordeden als meisjes van tien. Nee, Lidy hield haar kinderen scherp in de gaten.
Na een paar minuten wist Steffie haar plek achter de computer te bemachtigen en kwam Andy wat lamlendig naar Lidy toe.
“Zit die Jessica bij jou op school of zo?” vroeg Lidy.
“Nee, ik ken haar van judo,” vertelde Andy. Een rode kleur kroop in zijn nek omhoog. Lidy besloot maar niet door te vragen. Als er iets te melden was, dan kwam hij daar vanzelf wel mee.
“Zeg, Andy,” zei ze. “Ik wil je trouwens nog een compliment maken. Ik vond het heel lief van je dat je zo aardig tegen Levi was.”
“Graag gedaan,” bromde Andy met tegenzin in zijn stem.
“Weet je, Levi heeft het best een beetje moeilijk met zichzelf,” vertrouwde Lidy hem toe. “Hij heeft niet zo veel vriendjes en vindt het ook heel moeilijk om vrienden te maken.”
Andy gnuifde. “Dat kan ik me wel voorstellen,” was zijn commentaar. “Hij wilde helemaal niets doen. Wat een saaie pier. Ik snap het wel dat niemand vrienden met hem wil zijn.”
“Ik ook wel een beetje,” gaf Lidy toe. “En daarom vond ik het zo stoer van jou dat je toch je best deed om het hem naar de zin te maken. Dat is enorm knap. Ik ken niet veel mensen die zichzelf wegcijferen om een ander zich goed te laten voelen.”
Andy lachte trots. “Hij mag best nog een keer komen spelen, hoor,” zei hij.
Ach, hij was toch ook haar kleine redder in nood. Wat een geweldige kinderen had ze toch.
“Weet jij trouwens welk computerspel Levi altijd speelt thuis?” wilde Lidy weten.
“Niet precies. Volgens mij is het World of Warcraft, maar dat weet ik niet zeker, hoor. Hoezo? Ik vind dat helemaal niet leuk, hoor.”
“Nee, schat, dat weet ik. Ik vroeg het zomaar. Het is niet belangrijk.”
De avond verliep verder rustig. Alex kwam thuis en met z'n vijven – Lidy, Alex, Steffie, Andy en tante Rosy – genoten ze van de ovenschotel die tante Rosy had bereid. De kinderen keken nog even televisie en gingen toen naar bed.
Terug beneden was Lidy toch wel nieuwsgierig geworden naar dat World of Warcraft-spel. Al snel had ze de website van het spel gevonden; een site die gedomineerd werd door blauw en zwart en waar agressieve fantasiefiguren op stonden, gekleed in harnassen. Niet echt een site voor een basisschoolleerling.
Ze las dat je je als speler kon aansluiten bij verschillende clans die met elkaar landen veroverden. Zo te lezen was het echt oorlog in het spel. Wel heel iets anders dan het landjepik bij bijvoorbeeld Risk. Daar was je enige wapen een dobbelsteen, hier konden de poppetjes elkaar vermoorden met behulp van machinegeweren, knuppels, bijlen en andere martelwerktuigen. De gruwelijkheid van de wapens loog er niet om.
Ze zuchtte diep. Ze was helemaal niet tegen dit soort spellen, maar kinderen, en ook volwassenen, moesten er niet overvloedig aan worden blootgesteld. Daar kon toch alleen maar ellende van komen. Arme Levi. Lidy kon zich helemaal indenken dat hij de normale omgangsvormen niet meer helemaal helder voor de geest had staan.
Haar werktelefoon begon te rinkelen. Er stond een onbekend nummer in het scherm. Hè, bah, het was eindelijk avond, ze had er een lange werkdag op zitten en ze had helemaal geen zin in nog een telefoontje. Maar wie weet was het wel een patiënt die haar hulp nodig had. Lidy pakte dus wel op.
“Lidy, met Renske,” klonk het paniekerig aan de andere kant van de lijn nadat Lidy met haar naam had opgenomen.
“Renske, wat is er aan de hand? Je klinkt niet goed.”
“Nee, sorry dat ik jou bel, maar ik weet niet wat ik moet doen. Joost is naar een vergadering van de ouderraad van school en ik ben dus alleen met Levi. Ik heb hem gezegd dat hij niet meer achter de computer mag. We hebben een heel gesprek met hem gehad en alles leek goed te gaan. Omdat Joost vandaag niet zo veel tijd had, hebben we afgesproken dat morgen de computer naar beneden verhuist. Nu ging ik net nog even bij hem kijken en toen vond ik hem dus weer achter de computer.”
“Tja.” Lidy zei het niet hardop, maar dat had ze wel zo'n beetje verwacht.
“Ik ben zijn kamer ingegaan en heb natuurlijk gezegd dat het nu over was en dat hij moest gaan slapen. Het was net alsof hij me niet hoorde. En toen,” Lidy hoorde haar snikken door de hoorn heen, “toen heb ik die computer uitgezet. Maar hij was natuurlijk midden in een spelletje en hij werd zo boos dat hij me begon te schoppen en te slaan. Woest was hij, furieus.”
Lidy slikte. “Jezus, Renske. Wat een rotverhaal. Ben je erg gewond?”
“Nou ja, het bloedt wel,” gaf ze toe.
“Moet ik naar je toekomen?”
“Nee, nee, dat hoeft niet. Die wond is niet diep.”
“En nu?”
“Hij ligt in bed nu. Ik denk dat hij ook geschrokken is van zichzelf. Ik denk dat het niet echt zijn bedoeling was om mij pijn te doen.”
“Nee, nee, dat kan ik me niet voorstellen.”
“Oh, Lidy, ik weet echt niet wat ik moet doen. Hoe heb ik in vredesnaam een kind kunnen opvoeden tot iemand die zijn eigen moeder slaat?”
“Hoe laat komt Joost thuis?”
“Ik verwacht hem over een uurtje terug.”
“Dan kom ik er nu aan.”
“Nee, Lidy, dat hoeft niet. Ik vind het echt heel lief van je, maar het is niet nodig. Ik wilde alleen even wat stoom afblazen, even mijn verhaal vertellen aan iemand die me begrijpt. Ik kan wel een vriendin opbellen of mijn moeder, maar dan moet ik het hele verhaal eerst gaan uitleggen en daar heb ik nu eigenlijk geen zin in. Straks zeggen ze dat het allemaal mijn eigen schuld is, maar ze kennen het hele verhaal niet in tegenstelling tot jou. Misschien is het wel laf, maar jij was de eerste aan wie ik dacht.”
“Het is absoluut niet laf. Het is begrijpelijk en goed dat je me belde. Weet je zeker dat ik niet hoef te komen? Het is echt geen probleem, hoor.”
“Nee, blijf maar thuis. Ik weet het zeker, honderd procent. Joost komt straks ook naar huis en je zult zien dat als je nu in je auto stapt, jullie tegelijkertijd aankomen. Daar heeft niemand iets aan.”
“Oké dan. Maar ik wil wel dat je samen met Levi naar mijn praktijk komt morgen. Als je even geduld hebt, dan kijk ik wanneer ik nog een gaatje heb. Dit is dringend, hier moeten we snel actie op ondernemen.”
Lidy legde de hoorn even neer en keek in haar agenda. Eigenlijk zat haar dag morgen al helemaal volgepland, maar dit kon ze niet zomaar laten gaan. Ze vroeg Renske om vier uur te komen en zei daarna gedag. “Houd de moed erin, hè, Renske. Morgen gaan we met z'n drieën even een babbeltje maken. Misschien luistert hij wel als ik het hem nog een keer uitleg.”
“Laten we het hopen, Lidy. Oh, het is allemaal zo'n puinhoop. Hoe zijn we ooit in deze situatie beland?”
“Pfff, nou het zit er op voor vandaag. Gelukkig, ik ben bekaf.” Lidy ordende een stapeltje papieren op haar bureau en keek Corine, die zojuist haar kantoor binnengekomen was, vermoeid aan.
“Nou, daarom ben ik nu dus je kamer ingelopen, er is net nog iemand binnengekomen.”
Lidy liet zich achterovervallen in haar bureaustoel. “Nee, hè,” pufte ze.
“Het moet echt nu.”
“Wat is het?”
“Tja, dat is moeilijk uit leggen. Ik denk dat jij dat maar zelf moet bepalen. Kan ik haar doorsturen?”
“Wie is het? Dan zoek ik de status even op in het elektronisch patiëntendossier.”
“Ik denk niet dat zij daar in staat,” antwoordde Corine.
“Nou, fraai is dat. Stuur maar door.”
In een nieuwe patiënt zo op het eind van de dag had Lidy eerlijk gezegd helemaal geen zin. Ze had een heftige dag achter de rug en ze had enorme behoeft om nu eindelijk eens te relaxen. Nou ja, Corine liet niet iemand op dit tijdstip nog door als het niet dringend was.
De deur ging open en Lidy stond op om haar patiënt te begroeten.
“Dag, lieve Lidy,” zei een bekende stem.
“Ans?”
“Ja, ik kom je even bedanken.” Ans stak een doos vooruit die Lidy meteen herkende als een doos die je bij de banketbakker meekrijgt als je allerlei lekkere dingen hebt gekocht.
“We hebben ons huis verkocht!” jubelde Ans.
“Nee,” gilde Lidy uitgelaten. “Dat meen je niet, vertel.”
“Ik hoef jou toch niets te vertellen? Naar wat ik heb begrepen, hebben we dat bod aan jou te danken.”
“Laat me raden. Jolé Verbrugge?”
Ans knikte breeduit lachend. “Ik weet niet hoe je het voor elkaar hebt gekregen, maar het is in ieder geval gelukt. Meid, ik ga je zoenen.” Ans zette de taart aan de kant en gaf Lidy drie dikke kussen op haar wangen. “Je weet niet half hoeveel dit voor ons betekent. Kijk, dat we die dakkapellen moeten uitstellen dat is niet erg, maar gewoon die zorgen over of je het financieel allemaal wel redt, dat nekt je echt.”
“O,h Ans, ik ben zo blij voor jullie. Wat een goed nieuws. En wat zit daarin?” Lidy wees nieuwsgierig op de doos.
“Alsof je dat niet kunt raden. Heb je ergens gebaksvorkjes?”
“In het keukentje, maar misschien is het leuker om het binnen op te eten. Onze dag zit er toch op.”
“Goed idee. Dan kan ik het ook meteen aan Alex vertellen.”
“Als hij al thuis is, tenminste. Ik dek het eigenlijk niet, hoor.”
“Nou, dan vertel ik het aan Rosy of aan de kinderen. Of aan wie het dan ook maar horen wil.”
Lidy liep samen met haar vriendin lachend haar kamer uit. “Corine en Petra, we worden getrakteerd op taart. Hebben jullie ook zin in een stuk?”
“Ja, duhuh,” lachte Petra. “Je denkt toch niet serieus dat ik daar nee tegen zeg, hè?”
Even later zat er een aardig gezelschap aan de keukentafel van de familie Van de Poel. Ans had er goed aan gedaan om een rijkgevulde chocoladebombe te kopen, dus niemand van de aanwezigen sloeg een stuk taart af.
“We moeten ook een stukje voor Alex bewaren, hoor,” waarschuwde Lidy.
“Als ik had geweten dat we met zoveel zouden zijn, dan had ik een grotere taart gekocht,” zei Ans teleurgesteld.
“Hoezo? We hebben nu toch allemaal een stuk?”
“Een muizenhapje, ja.”
“Taart is taart,” zei Petra met volle mond. “En een klein stukje taart is altijd nog beter dan geen taart.”
“En nu hoef ik me tenminste niet zo schuldig te voelen,” haakte Corine in. “Ik ben aan het lijnen.”
Net toen Lidy wilde aanvallen, ging de bel. “Ik wil wel opendoen,” zei ze, terwijl ze de aanwezigen aankeek. “Maar één ding, als er straks ook maar één kruimel minder op mijn bord ligt, dan ga ik net zolang door tot ik de schuldige te pakken heb. Desnoods voer ik een inwendig onderzoek uit. Jullie zijn dus gewaarschuwd.”
Lachend liep ze naar het halletje waar ze een onbekend profiel door het glas in de deur zag. Pas toen ze opendeed, zag ze met wie ze het genoegen had. “Jolé, wat doe jij hier nou?”
“Ja, je vindt het vast heel stom dat ik hier opeens voor je neus stond, maar ik ben zo blij. Voor het eerst sinds tijden en ik kon gewoon de drang niet onderdrukken om…” Ze stak een taartdoos naar voren. “Ik moest het gewoon met iemand vieren!”
“Gefeliciteerd,” riep Lidy hartelijk. “Je hebt het huis gekocht waar ik je op wees.”
“Ja,” stamelde Jolé. “Dat kwam ik je inderdaad vertellen. Hoe raad je dat?”
“Ik heb het al gehoord.”
“Nu al?”
“Ja, kom binnen.”
“Maar ik wil je niet tot last zijn, hoor. Ik kom zomaar onaangekondigd langs en jij hebt ook je vrije dag en dan heb je natuurlijk geen trek in patiënten en hun aanhang.”
“Als je me tot last was, had ik je niet binnengevraagd. Kom, ik wil je aan iemand voorstellen.”
Blij troonde Lidy Jolé Verbrugge mee naar de keuken. “Dag, allemaal,” zei ze. De mensen en kinderen in de keuken waren inmiddels bekende gezichten voor haar. “Alleen jou ken ik nog niet,” zei ze tegen Ans en ze stak haar hand uit.
“Ans.”
“Oh, ik zie dat jullie al voorzien zijn,” zei Jolé wijzend op de inmiddels lege gebaksbordjes. “Is er iemand jarig?”
“Nee, Ans hier heeft zojuist haar huis verkocht.”
Jolé keek Ans even met een schuin hoofd aan. “Rosendaalstraat?”
“Yep.”
“Nou, dat pand heb ik dus zojuist gekocht.”
“Dat meen je niet,” jubelde Ans. “Oh, wat leuk! Komt er een BN’er in mijn oude huis te wonen. Dat geloof je toch niet? Weet je, we hebben zo fijn in dat huis gewoond en ik wilde zo graag dat er een leuk iemand in zou komen te wonen, maar nu ik weet dat jij er in gaat, is het helemaal goed. Ik kijk altijd naar ‘Pluk de dag’, ik ben een groot fan.”
Jolé zette haar taartdoos op de tafel. “Ben ik hier te laat mee?”
“Oh nee hoor,” lachte tante Rosy. “We hadden het er net over dat we allemaal wel een erg klein stukje hadden. Wat voor taart heb je gekocht?”
“Een Schwarzwalder Kirschtorte.”
“Nog meer chocola,” riep Petra blij. “Kom maar op, ik doe nog een ronde mee. Ik moet mijn vrouwelijke curves toch op een bepaalde manier in stand houden, hè.”
Levi keek nukkig voor zich uit. Lidy had hem net uitgelegd dat het voor zijn eigen bestwil was dat de computer naar beneden verplaatst werd en dat hij er voorlopig niet op mocht.
“Nou, zeg eens wat,” probeerde ze vriendelijk. “Wat gaat er door je heen?”
“Niets,” antwoordde hij.
“Dat geloof ik niet.”
“Jullie snappen er ook niets van.” Levi balde zijn vuisten en zijn mond begon te trillen.
Lidy knielde nu voor hem neer en legde haar hand op zijn schouder om hem te kalmeren. “Leg het ons dan uit. Ik snap dat je computeren leuk vindt, maar er is meer in de wereld. Er zijn kinderen waar je mee kunt spelen, er is een hele wereld te ontdekken.”
“Ik speel toch met kinderen,” antwoordde Levi verbeten. Het lukte hem niet langer om zijn tranen in te houden en stil te blijven zitten. Hij sprong van zijn stoel af en stampvoette op de grond. “Het is niet eerlijk,” schreeuwde hij nu. “Het is gewoon niet eerlijk. Ik heb toch vriendjes.”
“In Amerika, ja,” antwoordde Renske.
“Nou en? Vrienden zijn vrienden.”
“Het is toch veel leuker om te spelen met kinderen uit de straat? Of van school?”
“Helemaal niet,” riep Levi. “Die zijn allemaal stom. Dat zijn een stel slapjanussen. Die weten helemaal van niets. Ik wil gewoon mijn computer terug.”
“Nee!” antwoordde Renske streng. “Ik snap dat je dat niet leuk vindt en dat je niet snapt waarom het is, maar later zul je me begrijpen.”
“Ik haat je,” gilde Levi tegen zijn moeder. “Ik haat je, ik haat je, ik haat je. Waarom mag ik niet op de computer?” Zijn kaak was gespannen en hij was wit weggetrokken van woede.
“Ho!” zei Lidy resoluut. “Dit gaat te ver. Zitten op je stoel en mond houden!”
Levi schrok van de plotseling veranderde houding van Lidy en deed braaf wat hem werd gezegd.
“Nu ga jij eens goed luisteren, Levi. We hebben het allerbeste met jou voor en ik snap dat dat niet leuk is, maar je kunt boos worden of verdrietig of kwaad, maar dat gaat helemaal niets veranderen. En als ik zie dat jij nog één keer scheldt tegen je moeder, of haar pijn doet, dan zul je nog wel eens zien wat ik allemaal kan doen. Heb je dat goed begrepen?”
Levi knikte. Hij was zichtbaar onder de indruk.
“En nu ga je met mij mee en ga je netjes zitten wachten in de speelhoek. Je mag spelen, maar het hoeft niet. Mama komt over tien minuten naar je toe.”
Levi bracht niets tegen Lidy in en liet zich naar de speelhoek terugbrengen. Hij liet zich neerploffen op een stoeltje en trapte tegen een legoblokje aan. Lidy had weer kwaad kunnen worden, maar ze hield zich in. Als ze er nu iets van zei, zou ze het bloed onder zijn nagels vandaan halen en zou Levi misschien weer flippen. Ze kon hem maar beter even laten afkoelen.
Toen Lidy terugkwam in haar kamer zat Renske zacht te snikken in haar zakdoek. “Zo ging het gisteren precies hetzelfde,” snotterde ze. “Die blik in zijn ogen. Ik ben gewoon bang voor mijn eigen kind.”
“Eén ding, Renske,” zei Lidy. “Je mag hem niet de baas laten worden. Ik snap dat je schrikt van dit gedrag, maar dat moet je niet tolereren. Je doet hem er uiteindelijk geen plezier mee als je hem zijn zin geeft. Jij hebt er niets aan en hij heeft er niets aan.”
“Wat moet ik dan doen?”
“Ik denk dat jullie eens met iemand moeten gaan praten. Als ik zo kijk naar Levi heeft hij een ernstige gameverslaving.”
“Een wat?”
“Hij lijkt verslaafd te zijn aan de computer. Hoe reageert een alcoholist als je hem zijn bier niet geeft?”
Renske knikte traag. Lidy kon het kwartje gewoon bij haar zien vallen.
“Dit kun je niet zelf oplossen, Renske. Je hebt hierbij professionele hulp nodig, iemand die in dit soort gevallen is gespecialiseerd. Ik weet dat er hier in de stad iemand zit met die specialisatie, maar ik weet zijn nummer niet uit mijn hoofd. Geef me tijd om hiernaar te informeren bij mijn collega's en om die man te consulteren.”
“Je wilt dat Levi naar een psychiater gaat?”
“Dat klopt,” antwoordde Lidy. “Het gaat niet goed met hem.”
“Maar hij is toch niet gek?”
“Je hoeft niet gek te zijn om bij een psychiater te lopen, Renske. Hij heeft wel een probleem. Hij is zo verslingerd aan de computer dat hij zijn lichaam kapotmaakt.” Lidy wees op haar arm. “Als we dit door laten gaan, dan belandt hij in een sociaal isolement. Hij moet weer leren spelen met leeftijdsgenootjes. Hij moet weer leren dat het leven geen oorlog is, maar dat je ruzies ook kunt oplossen met woorden. Dat niet alles meteen hoeft uit te draaien op een ruzie.”
Renske begon nu hartstochtelijk te huilen. Lidy liet haar maar even uitrazen. Het was natuurlijk ook niet niets.
“Nou, kom op,” zei Lidy toen de huilbui een beetje over was. “Je moet proberen er het beste van te maken. Ik bel je morgen op, oké?”
Renske knikte en even later verliet ze samen met Levi, die in de wachtkamer eieren voor zijn geld had gekozen en keurig een boekje was gaan lezen, de praktijk. Ze lieten Lidy hoofdschuddend achter. Het was veel erger met Levi gesteld dan zij had gedacht. Het was maar goed dat ze er vroeg bij waren.
Dokter Hooijakker was inderdaad gespecialiseerd in gameverslavingen. De meeste van zijn patiënten waren echter wel volwassenen, vertelde hij Lidy. Hij had nog maar één keer meegemaakt dat een kind zijn praktijk had bezocht, maar toch keek hij niet op van de case die Lidy hem voorlegde. Hij had wel gehoord van kinderen die dat ook hadden, vertelde hij Lidy. Vooral in de Verenigde Staten hadden zijn collega's het hierover.
“Het is echt sneu,” zei Lidy over de telefoon. “Hij heeft sterke RSI-klachten, geen vriendjes en problemen op school omdat hij ruzies oplost met zijn vuisten.”
Dokter Hooijakker humde.
“En zijn moeder neemt het zichzelf kwalijk dat het zo ver heeft kunnen komen.”
“Dat zie je wel vaker, ja,” zei dokter Hooijakker. “Ik heb natuurlijk geen moeders meegemaakt, maar wel partners. Het zijn mensen die heel veel van hun partner houden en eigenlijk alles voor ze willen doen. Wat ze alleen niet doorhebben is dat ze door toe te geven, juist hun partner de afgrond in helpen.”
“Heeft u ook een speciaal programma voor die partners? In dit geval de moeder dus.”
“Zeker. De omgeving is heel belangrijk voor een goed herstel van de verslaafde en in dit geval gaat het natuurlijk om een moeder-kind verhouding. Die moeten we zeker aanpakken. Let u op mijn woorden, dokter Van de Poel, dit gaat helemaal goed komen.”
Lidy haalde opgelucht adem. De dokter klonk zeer bekwaam en ze had van haar collega's in het ziekenhuis zeer goede berichten over hem gehoord.
“Ik zal de familie Ravenszwaai een intensieve behandeling voorstellen. Als ik het goed heb, komt de vakantie eraan, niet?”
Lidy zei dat dat inderdaad zo was en vertelde dat ze zelf kinderen in de basisschoolleeftijd had.
“Ik denk dat we die vakantie kunnen aangrijpen om Levi een aantal dagen hier te laten afkicken. Dat klinkt wel heel heftig, maar eigenlijk is dat het ook. Hoe raar dat ook mag klinken, een gameverslaving heeft opvallend veel parallellen met welke andere verslaving dan ook. De endorfine die wordt aangemaakt bij het spelen, werkt net zo verslavend als bijvoorbeeld alcohol. Ik denk dat Levi nu moet proberen zo min mogelijk te computeren en dan bij ons cold turkey gaat; bij ons gaat de computer dan echt uit.”
“Ik heb Renske gezegd dat ze Levi nu al niet meer achter de computer moest laten.”
“Begrijpelijk,” zei dokter Hooijakker. “Maar dat zal wel heel moeilijk worden, voor hen allemaal.”
“Ja, dat hebben we inderdaad ervaren.”
“Weet u wat u doet,” zei dokter Hooijakker, “geeft u mijn telefoonnummer maar door aan mevrouw Ravenszwaai en laat haar mij bellen. Dat mag vandaag nog. Dan maak ik met haar een afspraak en dan leg ik uit wat we gaan doen in de vakantie.”
“Ik weet zeker dat ze daar blij mee zal zijn,” antwoordde Lidy. “Ik zou het fijn vinden als u mij op de hoogte houdt van Levi's vorderingen.”
“Dat spreekt voor zich.”
Lidy belde Renske op om te vertellen wat het gesprek met de psychiater had opgeleverd.
“Ik vind het wel spannend,” zei Renske, “maar ik ben ook blij dat er een verklaring is voor Levi's gedrag. Het is natuurlijk heel erg fijn dat er iets aan gedaan kan worden.”
“Ja, dokter Hooijakker zei dat het waarschijnlijk allemaal goed gaat komen, maar voor zijn herstel heeft hij jou nodig.”
“Oh jee.”
“Geen nood, dokter Hooijakker zal jou en je man daarbij begeleiden.”
“Gelukkig maar. Ik wil echt dat dit goed komt. Ik kan je beloven dat ik daar alles aan ga doen. Ik ga me voor de volle honderd procent inzetten en die dokter Hooijakker meteen terugbellen. Dank je wel, Lidy.”
“Heel graag gedaan, Renske. Ik wens jou en Levi alle geluk van de wereld toe.”
“Dag, Benthe.”
Benthe stond met haar moeder op de stoep van Lidy.
“Andy is boven. Loop maar snel door.”
Het meisje rende de trap op. Zo te zien had Andy er een bekend vriendinnetje bij.
Het was inmiddels twee maanden na de middag waarop een groot gezelschap dames, met Andy als enige uitzondering – taart had zitten eten in de keuken van Lidy.
“Ben je al ingericht?” wilde Lidy weten.
Jolé knikte. “Er staan nog enkele dozen, maar daar zitten dingen in die ik toch niet elke dag nodig heb. Schaatsen en oude dagboeken en zo.”
“Dat soort dingen hebben geen haast. Je ziet er een stuk beter uit moet ik zeggen.”
“Dank je wel,” lachte Jolé. “Ik voel me ook een stuk beter. Er is een last van me afgevallen nu het allemaal geregeld is met de opvang van de kinderen. Weet je, eerst was het zo’n uitzichtloze situatie, maar de laatste maanden wist ik dat het kort zou duren voordat het huishouden weer op rolletjes zou lopen.”
“En hoe is je moeder er onder?”
“Die is in de zevende hemel dat ze haar kleinkinderen nu elke dag kan zien.”
“Dat is goed om te horen.”
“Ja en die mediagekte omtrent onze scheiding is nu tenminste ook een beetje weggeëbd. Dat scheelt ook de wereld, hoor.”
“Ha ha. Nou, in dit huis hebben we nog steeds een verbod op roddelblaadjes!”
“Nergens voor nodig. Af en toe halen die reporters het bloed onder je nagels vandaan, maar aan de andere kant, als ze niet over je schrijven, ben je als actrice ook snel uitgerangeerd.”
Lidy trok een vragend gezicht.
“Je moet maar eens kijken in de ‘Showbizz’ van de week. Ik ben verkozen tot bestgeklede soapactrice van dit jaar.”
“Meid, wat fantastisch.”
“Ja, het is natuurlijk allemaal maar relatief. De ene dag boren ze je de grond in en de volgende prijzen ze je de hemel in, maar goed.”
“Hoe laat kom je Benthe halen?”
“Rond een uur of vijf. Is dat oké?”
Lidy knikte. “Moet je werken?”
“Nee,” giechelde Jolé. “Ik durf het je haast niet te zeggen, maar nu Benthe bij jullie mag spelen en Björn de hele dag op pad is met zijn hockeyploeg, heb ik mezelf een middagje sauna beloofd.”
“Je hebt helemaal gelijk!” lachte Lidy. “Ga lekker genieten. Het is ook een keer tijd voor jou.”
Tevreden bleef ze nog even in de gang staan toen ze allang de deur had dichtgedaan. Dat had ze goed gedaan. Nu hoefde ze nog maar één iemand vrolijk te maken.
“Tante Rosy,” riep Lidy. “Ik heb gehoord dat er een artikel over Jolé in de ‘Showbizz’ staat. Ik ben even de deur uit, want ik ga dat blad voor u kopen.”
Later op de dag zaten Lidy en Andy in de keuken. Tante Rosy had zich met haar blad teruggetrokken op de bank.
“Zeg,” zei Andy. “Hoe is het eigenlijk met Levi?”
Lidy stond even in dubio. Ze wilde niet haar beroepsgeheim schenden, maar aan de andere kant wilde ze haar zoon ook niet met een kluitje het riet insturen.
“We zijn er achter wat hij heeft,” antwoordde ze daarom maar, “en nu weten we ook hoe we hem moeten behandelen.”
“Hoe dan?”
“Ja, ingewikkeld,” antwoordde Lidy vaag. “Een andere dokter gaat hem helpen.”
“Weet je, mam,” zei Andy. “Ik denk dat hij misschien gewoon te veel computert.”
Lidy keek Andy verbaasd aan. “Hoezo denk je dat, slimmerik?”
“Ik ben zitten denken, maar ik denk echt dat het daaraan ligt.”
“Hmmm, misschien heb je daar wel een beetje gelijk in.”
“Zie je,” zei Andy trots. “Ik dacht het wel. Misschien word ik later wel psychiater. Dat lijkt me hartstikke leuk.”
“Dat lijkt me echt iets voor jou, schat,” antwoordde Lidy.
“Hij mag nog wel een keer komen spelen, mam. Ik help hem wel.”
“Dat is lief van je.” Lidy gloeide van trots van binnen. “Heb je zin om een spelletje te doen?”
“Ja,” riep Andy. Hij rende naar de trap en onderaan riep hij heel hard: “Steffie, kom je ook naar beneden? We gaan een spelletje doen.”
Even later zaten ze dokter Bibber te spelen.
“Wat ben ik toch ook gezegend met jullie,” kon Lidy niet laten te zeggen.
“Ja, mam,” zei Andy wat ongeduldig, want zijn moeder was aan de beurt. “Dat weten we nu wel.” Hij zuchtte even diep en wisselde een blik van verstandhouding met zijn zus.
Die dacht er blijkbaar precies hetzelfde over als haar broertje. “Haal die nier er nu maar uit, dokter Lidy!”
Over TWEE WEKEN verschijnt alweer de volgende aflevering in deze populaire Favoriet-serie. Ook voor LIDY VAN DE POEL nr. 409 hebben we weer twee meeslepende verhalen geselecteerd. Welke dat zijn, houden we nog even voor u geheim.
In ieder geval beloven de romans weer volop spanning en emotie! U mag ze dus zeker niet missen. Over TWEE WEKEN is LIDY VAN DE POEL 409 verkrijgbaar bij uw tijdschriftenhandelaar, de kiosk, het warenhuis of uw supermarkt.