Papegaai met carnaval 



Vreemde vogel



Josje Vogelzang



“Morge,” kraste de magere vrouw op het trapje. Of zei ze nou “Lorre?” 

Erna schudde het hoofd. Ze had het vast verkeerd verstaan.

Ze rechtte haar schouders en beklom de drie treden van een stenen trapje voor het statige pand, maar ze voelde hoe ze nagestaard werd. Nou goed, daarvoor kwam ze vandaag ook hier. Ze was ten einde raad en had besloten er met iemand over te gaan praten. De huisarts leek haar de aangewezen persoon. Ze had niemand anders kunnen bedenken om haar hart bij te gaan luchten. 



Met een klap sloeg Erna Merckx de wekker uit. Het kostte haar veel moeite om zich uit de slaap te trekken. Ze stak haar mollige benen buiten het donzen dekbed en draaide loom rondjes met haar voeten. Eerst tien keer rechts dan links. Dan rekte ze zich uit. Vervolgens draaide ze ook haar polsen los en opende langzaam haar ogen.

Tegen beter weten in draaide ze zich op haar andere zij en zuchtte teleurgesteld toen ze de lege plaats naast zich ontdekte. Geert was alweer naar zijn werk en zij had er niets van meegekregen dat hij was opgestaan. Dat ging de laatste tijd wel heel erg vaak zo. Ze vond het een groot nadeel van hun nieuwe huis, dat het ver rijden was van Geerts werk. Soms vertrok hij al om half zes. “Dan is het nog lekker rustig op kantoor en kan ik even flinke slagen maken voor de hectiek weer begint.”

Ze had geknikt. Ze mocht niet klagen. Hij verdiende goed en ze hadden werkelijk alles wat hun hartje begeerde. Ze hadden vier prachtige en lieve dochters die het alle vier goed deden op school. Ieder was op haar eigen manier getalenteerd in een of andere kunstzinnige discipline. Donna speelde uitmuntend piano, Nena was altijd aan het verven en knutselen en had duidelijk aanleg voor de beeldende kunst, Lisa zong de sterren van de hemel en van Jara wist ze het nog niet goed, maar ze vermoede dat haar jongste echt gevoel had voor dieren. Ze was pas vier maar zeurde haar nu al aan haar hoofd om paardrijles. Het zou er wel van gaan komen. Ze glimlachte in zichzelf bij de gedachte aan haar meiden en hees zichzelf uit bed. Ze had vier kinderen naar school te helpen.

Ze opende hun slaapkamerdeuren, schoof bij ieder de gordijnen een stukje open en kuste ze zachtjes wakker.

“Tijd om op te staan.” Bij de jongste twee zocht ze schone kleren uit en legde die klaar op de stoel. Ze streek met haar vingers even trots over de vrolijk gekleurde stof. Ze maakte de jurkjes van de twee kleintjes nog altijd zelf. Bij de oudste twee hoefde ze daar niet meer mee aan te komen. Die wilden liever gewoon zoals alle andere kinderen in een spijkerbroek en een leuk T-shirt naar school. Maar gelukkig had ze er nog twee voor wie ze leuke, vrolijke en speelse jurkjes, overgooiers of aparte hesjes kon naaien. Ze vond het heerlijk om naar hen te kijken als ze zulke schattige kleertjes droegen en was heimelijk trots dat ze er niet precies hetzelfde bij liepen als de andere kinderen in hun klas.

Zelf droeg ze ook graag kleren waarmee ze zich kon onderscheiden. Vrolijk en bont gekleurd. Een beetje folkloristisch met lange rokken en jurken en meerdere lagen over elkaar heen, dat was helemaal haar stijl. Ze hield niet van het stadse, het zakelijke en grauwe. In een mantelpakje zou je haar nooit zien. In haar zelfgemaakte gewaden voelde ze zich op en top vrouw. Ze zaten heerlijk en ze kon er gemakkelijk in bewegen zonder dat er ergens een strakke band zat te knellen. Als ze met haar rieten mand vol wasgoed door hun wilde tuin liep en haar rokken hoorde ruisen, voelde ze zich helemaal thuis op het platteland en waande ze zich in een sprookje.

Erna schoot haar paarse ochtendjas aan en daalde de trap af. Beneden stak ze zeven kaarsen en een stokje wierook aan. Voor meditatie was er geen tijd ‘s morgens vroeg. Haar yogalerares had haar de tip gegeven om een half uur eerder op te staan, maar dat was voor Erna echt geen optie. Ze was dol op slapen en ze kwam principieel voor zeven uur ‘s morgens haar bed niet uit. Om half zeven was het nog nacht, zo vond ze, en dan moest je slapen. In plaats daarvan had ze het ritueel met de kaarsen bedacht. Dat gaf haar toch even een moment van rust voordat de vier meisjes kwebbelend of ruziënd naar beneden kwamen.

Ze schoof de zware gordijnen open en keek een moment uit over hun erf. Het was gewoon een grote tuin, maar zij noemde het ‘ons erf’ en ze liep over ‘haar erf’.

Binnenkort zou ze kippen nemen. Dat kon hier prima, want ze hadden nu alle ruimte. Het was hier heel anders dan in hun smalle hoge herenhuis met een kleine stadstuin in de stad. Ze genoot nog elke morgen van het weidse uitzicht dat ze hier had.

Erna zette theewater op in het blauwe keteltje en dekte de tafel. Toen ze in het dorp waren komen wonen, had ze een blauw geblokt tafelkleed gekocht en een bijpassend blauw met wit servies. Het stond prachtig bij de grote, grove teakhouten tafel en keukenstoelen. Met een mooie bos bloemen erop kreeg het geheel een gezellige, landelijke sfeer.

Donna kwam de keuken binnen, als altijd de eerste. Ze plofte op haar stoel en griste een grove, bruine boterham uit het mandje.

“Mama, wil je alsjeblieft, alsjeblieft een keer wit brood voor ons kopen? Dat is zo veel lekkerder!”

“Maar dit is zo veel gezonder,” antwoordde Erna met een serene glimlach. Ze was ervan overtuigd dat biologisch, zelfgebakken brood het beste was wat ze haar kinderen kon geven. Het was gezond en voedzaam en er zat geen rommel in.

“Jij ook altijd met je gezond, gezond, gezond! Af en toe een keertje wit brood kan toch wel? Gewoon met roomboter als het nog vers is. Dat is echt super lekker, mam! Of om tosti’s te maken op woensdagmiddag.”

“Gaan we woensdag tosti’s eten? Jippie!” Lisa huppelde naar haar plaats aan tafel.

“Nou vooruit. Het kan wel een keertje. De volgende keer als ik boodschappen ga doen, zal ik speciaal voor jullie bij de bakker wit brood halen. Het zal wel geen kwaad kunnen zo af en toe.”

Donna rolde met haar ogen. “Nee mama, bij Tessel thuis leven ook alle kinderen nog, hoog!”

Erna schoot in de lach. Ze wist ook wel dat ze af en toe een beetje kon doordraven in haar gezondheidsmanie.

“Was Nena al uit bed?” vroeg ze. Nena was altijd moeilijk uit bed te krijgen. Het kind sliep als een blok en je kon een kanon naast haar bed afvuren en dan zou ze er nog doorheen slapen.

“Nee, volgens mij niet. Oh ja, dat moest ik nog zeggen. Jara kreeg haar maillot niet aan.”

“Ik ga wel even kijken. Donna, schenk jij de thee op als het water kookt?”

“Hmmm,” knikte Donna met volle mond.

“Mam, is er hagelslag?” riep Lisa haar na.

“Nee,” antwoordde Erna. “Wel lekkere appelstroop!”

Er was wel hagelslag, maar dat hoefden de kinderen niet te weten. Ze vond het niet nodig dat ze elke dag chocola op hun brood namen. De biologische stroop en aardbeienjam waren ook heerlijk en daar zat tenminste niet zoveel suiker in.

Ze haastte zich de trap op en stak haar hoofd om de deur van Jara’s slaapkamer. Jara zat in haar blote benen op de grond met haar poppen te spelen.

“Ik maak Nena even wakker en dan kom ik je helpen met je maillot, lieverd.” Jara keek glimlachend naar haar op. Wat was het toch een engeltje, met die mooie, blonde krullen!

Nena had de dekens over haar hoofd getrokken en knorde bozig toen Erna die weg trok. Ze sliep inderdaad weer heel vast en was inderdaad weer niet uit haar bed te krijgen.

“Opstaan, Nena, er ligt weer een prachtige dag op je te wachten!” riep Erna.

Nena draaide zich om en graaide naar het donzen dekbed. “Ik wil slapen,” mummelde ze.

“Nee, niet slapen. Je moet naar school. Ik ga nu Jara even helpen met haar maillot en als ik daarmee klaar, ben wil ik dat je uit bed bent, anders word ik boos.”

Terwijl ze Jara in haar roze maillotje hiep hoorde ze Nena naar de badkamer stommelen.

Erna slaakte stilletjes een zucht van verlichting. Het was weer gelukt zonder noemenswaardige toestanden. Beneden smeerde ze een boterham voor Jara en na een blik op de klok maakte ze er ook een voor Nena klaar. Daarna vulde ze vliegensvlug de broodtrommels en drinkbekers en stopte ook een appel in de vier schooltasjes. Nadat ook Nena met dikke ogen aan tafel was verschenen en met pijn en moeite een halve boterham met jam naar binnen had gewerkt, kon het viertal eindelijk vertrekken. Donna haalde de fietsen uit de schuur en bond ook bij Jara haar tasje achterop.

Erna keek glimlachend en trots toe. Donna was één en al zorgzaamheid als het om de kleine Jara ging. Ze liet haar kleinste met een gerust hart naast haar grote zus naar school fietsen.

Nena schoot haar jas aan, sloeg een das om haar nek en holde naar buiten.

“Wel je jas dichtdoen, hè?” riep Erna. Het was weliswaar een stralende dag, maar welbeschouwd was het nog steeds februari.

“Ja, ja!” Toen sprong ook Nena op haar fiets en vertrokken ze allemaal naar school.

Erna zwaaide hen na door het grote raam en draaide zich toen om. Zoals elke schooldag werd ze overvallen door de stilte en de leegte van de dag die voor haar lag. Een enorm gevoel van eenzaamheid maakte zich van haar meester. Ze haalde een paar keer diep adem. Gelukkig had ze later op de ochtend een gesprek bij de huisarts.



 

Els Kersten, de huishoudster van dokter Govert Lammers stond op een aluminium trapje de ramen van de praktijk te lappen. Ze had goede zin en had er flink de vaart in vandaag. Neuriënd stak ze haar handen in het warme sop. Voor haar geen handschoenen tijdens het poetsen, dat vond ze maar aanstelleritis. Ze vond het heerlijk om tot haar ellebogen in het water te voelen.

“Heb je even voor mij... Maak wat tijd voor me vrij… Lalalalala…” zong ze, terwijl ze met grote gebaren de spons over de ramen haalde.

“Zo Els, je hebt er zin in vanmorgen!” Piet Klaassen van de dorpswinkel stak de straat over en kwam bij de ladder staan.

“Ik wel, Piet. Moet je toch kijken wat een heerlijk zonnetje en dat terwijl het toch echt nog winter is. Ik krijg er helemaal de lentekriebels van in mijn bol.”

“O jee, en dat op jou leeftijd!” Hij knipoogde. “Nou, als het heel erg wordt met die kriebels, kun je bij mij terecht, hoor meid.”

Het duurde even voor Els zijn dubbelzinnige grapje snapte. “Ach, jij ook altijd!” Ze haalde met de natte zeem naar hem uit, die hij handig ontweek. “Ga jij nou maar naar je winkel, zot die je er bent!”

Piet kreunde dramatisch. “Ik denk dat ik nog maar even uit de winkel wegblijf. Ik ben zogezegd maar even om een boodschap gegaan en dat kan nog wel eens lang duren als het aan mij ligt.”

“Och, och, is het weer zover? Het is ook altijd wat met jullie. Dat kan niet met en niet zonder mekaar!”

“Ja, jij hebt makkelijk praten. Denk maar niet dat Mia ooit 's morgens vroeg al zo goed gemutst op een ladder staat te zingen! Het is niks als mopperen en klagen vandaag.”

“Niet iedereen is al zo vroeg het zonnetje in huis, Piet. Ik zeg je, ga terug naar die winkel van je en maak het weer goed. Ze kan je niet missen vandaag. Ik durf te wedden dat jullie het hartstikke druk gaan krijgen zo met de carnaval in aantocht,” kwetterde Els betweterig.

“Dat is een ding dat zeker is. Zeker nu het weer zo goed lijkt te blijven. Dan krijgen zelfs de ‘snuffers’ zin om een keer flink de bloemen buiten te zetten. De rode zakdoeken zijn niet aan te slepen dit jaar! Trek die stadse lui een boerenkiel aan en je weet niet wat je meemaakt. Ik kan je wel vertellen… Na een paar pilsjes zijn die keurige meneren echt zo keurig niet meer!”

“Nee zeg, vertel mij wat, ik weet er alles van. En anders Maartje Smit wel. Die brengt al die mannen zo het hoofd op hol. Reken maar dat die meneren heus hun handjes niet altijd zo netjes thuis houden als het vol is bij Dikke Willem in het café!” Ze kwam een paar treden naar beneden en ging er eens lekker voor staan. “Heb je gehoord hoe onze juf Maartje...” Midden in haar zin stopte ze. “Allemachtig! Over carnaval gesproken... Moet je zien wat daar aan komt!” Ze knikte met haar hoofd in de richting van Erna Merckx die op de praktijk toe kwam lopen. “Wat dat mens toch altijd voor idiote gewaden draagt...”

Piet keek om en grinnikte. “Nou! Mooi paars is niet lelijk, zullen we maar zeggen.”

“Nee, en mooi turkoois ook niet. Alle mensen, wát een combinatie. Het lijkt wel een papegaai.”

Erna Merckx voelde hun blikken op zich branden. Aan de ogen van het tweetal zag ze dat ze zich samen vrolijk om haar maakten. Wat deed ze toch verkeerd? Ze had toch helemaal geen kwaad in de zin? Ze deed ook nooit neerbuigend over de ‘wortelaars’, zoals ze haar deftige buren wel eens hoorde doen. Eigenlijk wilde ze niets liever dan contact met de oorspronkelijke bewoners van het dorp. Toen ze hier kwam wonen, had ze gedacht dat ze wel snel aansluiting zou vinden bij de dorpelingen. Maar tot nu toe stuitte ze op een muur. Ze zag het aan de houdingen van de mensen, zodra ze dichterbij kwam. Ze trokken gereserveerd hun hoofd naar achter en keken haar argwanend aan. Dan voelde ze zich meteen zo gekeurd en afgewezen, dat ze niet meer wist of ze nou moest groeten of niet. Zelf deden de dorpelingen haast onwillig hun kin een stukje omhoog als ze haar teruggroetten. Erna knipperde nerveus met haar wimpers en rechte haar rug terwijl ze hen passeerde bij de ingang van de praktijk.

“Goedemorgen,” zei ze bedeesd.

“Morge,” bromde de man van de dorpswinkel. Ze kwam toch twee keer per week bij hem in de zaak, maar meer dan een zakelijk contact had dat nog niet opgeleverd.

“Morge,” kraste de magere vrouw op het trapje. Of zei ze nou “Lorre?” 

Erna schudde onwillekeurig het hoofd. Ze had het vast verkeerd verstaan.

Ze rechtte haar schouders en beklom de drie treden van een stenen trapje voor het statige pand, maar ze voelde hoe ze nagestaard werd. Nou goed, daarvoor kwam ze vandaag ook hier. Ze was ten einde raad en had besloten er met iemand over te gaan praten. De huisarts leek haar de aangewezen persoon, ze had niemand anders kunnen bedenken om haar hart bij te gaan luchten. 

De assistente bij de balie bekeek haar nieuwsgierig van top tot teen. 

“Wat kan ik voor u doen?”

“Ik heb om tien over half tien een afspraak bij de dokter…”

“Met welke van de twee dokters had u een afspraak?”

De assistente vroeg het niet onvriendelijk, maar onder haar nieuwsgierige blik voelde Erna zich alsof ze de zoveelste blunder maakte sinds ze in Lierbeek was komen wonen.

“Eh... Dokter Lammers.”

“Achternaam en geboortedatum?”

“Merckx, 25 augustus 1971…”

De assistente keek op een lijst en knikte. 

“U kunt daar in wachtkamer even plaatsnemen. De dokter zal u zo wel roepen.”

Erna knikte en liep door naar de wachtkamer.

“Goedemorgen,” groette ze de andere patiënten in de wachtkamer.

“Morge,” bromde een gezette man met een woeste baard en liet er een akelige hoest op volgen.

De twee vrouwen die naast elkaar zaten, knikten en sloegen gelijktijdig, alsof ze een eeneiige tweeling waren, hun armen voor de borst.

Erna aarzelde. Ze voelde er niet veel voor om naast de woesteling met de rochelhoest te gaan zitten, maar de ijzige muur van stilte die de dames opwierpen, verhinderde haar om in hun nabijheid te gaan zitten. Ze pakte een tijdschrift en nam plaats ergens in het midden, vanwaar ze de deur naar de praktijk goed in de gaten kon houden.

Ze sloeg het tijdschrift open en bladerde er wat in zonder echt te kunnen lezen. Het was de Landleven van december en ze had hem al uit. Thuis lag hij nog in het rieten mandje onder de salontafel. Ze vond het belachelijk van zichzelf, maar ze durfde zich nauwelijks te verroeren en al helemaal geen ander tijdschrift op te pakken. Dus las ze nog maar eens de werkwijze van de sfeervolle winterguirlande met hulst en rode bessen, die inderdaad hun voordeur had gesierd de dagen voor Kerst.

Een deur ging open en een mollige vrouw met hoogrode konen kwam de dokterskamer uit en liep naar de assistente, waar ze vrolijk begon te kletsen alsof ze allebei alle tijd van de wereld hadden. Erna keek er met een gevoel van jaloezie naar. Het herinnerde haar aan het gezellige, kleine fourniturenzaakje in de stad bij haar om de hoek, waar ze vaak naartoe ging toen ze nog in de stad woonde. Ze kwam er altijd graag omdat ze er wel duizenden kleuren garen hadden. Erna slaagde er altijd als ze weer een speciale kleur nodig had voor een rok of jurkje. De eigenaresse kende haar na al die jaren goed en er was een soort vriendschap ontstaan die zich alleen binnen de muren van het winkeltje afspeelde. Het was een van de weinige plekken in haar buurt geweest, waar je nog zonder haast geholpen werd. Nu miste ze de vertrouwde gesprekjes die ze er bijna wekelijks gevoerd had.

Niet veel later ging de deur naar de praktijk nogmaals open. 

Een klein, mollig mannetje stak zijn hoofd om de deur. Dat moest dokter Govert Lammers zijn, dacht Erna.

Hij riep de naam van een van de vrouwen en beide vrouwen kwamen gelijktijdig met hun mollige achterwerk omhoog en schommelden eensgezind op de dokter af. Plotseling een en al beminnelijkheid.

“Goedemorgen dokter Lammers.”

“Goedemorgen, kom verder.”

Erna verdiepte zich weer in haar tijdschrift en wiep af en toe een steelse blik op de reus van een man. 

De twee vrouwen hadden blijkbaar veel te bespreken met de dokter, want het duurde en duurde maar. Erna keek op haar horloge. Ze waren nu al zeker een kwartier binnen. Ze bladerde door de stapel tijdschriften op zoek naar een blad dat ze nog niet had gelezen. Het werd de Margriet. Niet helemaal Erna's favoriete lectuur, maar het zou de tijd in elk geval doden. Een paar minuten later kwamen de beide vrouwen de wachtruimte weer in. Erna keek op en kon zien dat de jongste van de twee gehuild had. Ze keek snel van Erna weg, blijkbaar beschaamd voor haar tranen.

Niet veel later verscheen de dokter weer in de deuropening.

“Willem.” nodigde hij de grote man informeel binnen.

Dikke Willem kwam overeind en hoestte nog maar eens demonstratief.

Erna keek haar ogen uit. Toen hij zat was de man al groot geweest, maar staande vulde hij zowat de hele wachtkamer. Zelden had ze zo’n reus van een kerel gezien.

Naast hem leek dokter Govert een dwerg. Het was werkelijk geen gezicht die twee mannen gezamenlijk naar binnen te zien gaan, het mollig handje van de arts goeiig op de onderrug van de reus. Erna giechelde zachtjes voor zich uit. Dit zou ze vanavond aan de kinderen en aan Geert vertellen. Geert zou blij zijn om haar weer eens vrolijk te zien lachen.

“Waar is mijn lieve lachebekje gebleven?” had hij haar de laatste tijd herhaaldelijk gevraagd. Maar als ze hem probeerden te vertellen over haar eenzaamheid, wuifde hij dat luchtig weg.

“Ach, dat heeft tijd nodig… Ach, de contacten zullen op den duur vanzelf komen… Ach, kijk toch eens wat je hier allemaal hebt, schatje, het is hier paradijselijk!”

Ja, het was paradijselijk en ze had het bovendien zelf gewild, maar Geert had de hele dag drukke gesprekken op zijn werk en dan was het inderdaad vast heerlijk om thuis te komen in de rust. Diezelfde rust en stilte begon Erna nu zo langzamerhand naar de strot te vliegen. Ze snakte zo zoetjes aan naar een fatsoenlijk en gezellig gesprek met een volwassene.



Maartje stond op een stoel in het handvaardigheidlokaal en legde de hand aan een enorme haan van papier maché. Met rode verf zette ze de hanenkam en de snavel nog eens extra aan. 

Het zag er goed uit, vond ze zelf. De school zou dit jaar beslist opvallen in de carnavalsoptocht.

Het thema was dit keer 'Haantje de Voorste' en dat was een onderwerp waar de kinderen wel raad mee wisten. Elke klas had er een eigen draai aan gegeven. Er waren hanen op enorme poten, honderden kuikentjes, maar ook raceauto's en zogenaamde zwembandjes met een hanenkop van voren in plaats van de gebruikelijke eend. Haar eigen klas had er voor gekozen om een enorm grote haan op wielen te maken in allerlei kleuren. En daaraan legde ze nu de laatste hand.

“Ja, dat is haantje, haantje, ja haantje de voorste…” zong ze zachtjes de plaatselijke carnavalshit.

“Haantje, ja haantje, ja haantje de voorste… Lalalalalala...” klonk het onmiddellijk vanaf de andere kant van de haan. Maartje zuchtte onhoorbaar en rolde met haar ogen naar het plafond.

Ze kreeg echt niet gauw de zenuwen van iemand, maar van stagiair Dirk kreeg ze het onderhand echt wel op haar heupen. Het was best een aardige knul, maar op een of andere manier leek het net alsof hij altijd overal was waar zij ook was. Vormde ze op school een werkgroep voor het kerstdiner, dan zat Dirk erbij. Organiseerde ze een voorleesontbijt, ja hoor, Dirk zou haar wel helpen. En nu ze het voortouw had genomen bij de carnavalsviering, had Dirk zich wederom opgedrongen als haar onmisbare rechterhand.

Hij leek het te ruiken zodra ze naar het handvaardigheidlokaal vertrok om aan de carnavalswagen te werken. Dan stond Dirk binnen vijf minuten naast haar met een kwast in zijn handen. “Zal ik je even helpen, Maartje?”

“Nee!” wilde ze eigenlijk gillen “Nee, nee, nee, nee, neeeeee!” Maar dat kon ze niet maken. Tenslotte was hij alleen maar behulpzaam.

Of niet?

Soms bekroop haar het gevoel dat haar stagiair heimelijk verliefd op haar was. Of verbeelde ze zich dat maar? Elke keer als ze in zijn richting keek, waren zijn ogen op haar gevestigd. Als zij lachte, lachte hij ook en wanneer ze, zoals nu, begon te zingen, viel hij meteen in en zong uitgelaten met haar mee.

Ze kreeg het er benauwd van, maar durfde hem niet op zijn gedrag aan te spreken. Wat was er tenslotte nou helemaal aan de hand? Om zichzelf een beetje lucht te geven, gaf ze hem steeds opdrachten die hem ergens anders aan het werk zetten.

Toen hij vandaag weer glimlachend naast haar had gestaan met zijn kwast had ze hem vriendelijk gevraagd om de staartveren van de haan aan de andere kant een beetje bij te verven. “Maak er met goud maar een heleboel stippels op!” had ze voorgesteld. Dat zou hem wel even bezighouden.

Ze was er bijna in geslaagd hem te vergeten, tot hij dus begon mee te zingen.

“Ik vind het zo'n vette carnavalskraker!” riep hij vanaf de andere kant van de haan.

Maartje zweeg. Zij vond het ook een grappig lied, maar kreeg nu ineens flink de smoor in.

“Maartje? Maartje?”

Dirk stak zijn hoofd om de kont van de haan. “Oh gelukkig, je bent er nog. Ik vond het ineens zo stil. Ik kreeg ineens het gevoel dat je weg was en dat ik zomaar in het luchtledige stond te praten.” Hij lachte naar haar en Maartje forceerde een glimlach.

“Nou, ik ben er dus nog, zoals je ziet. Dus je kunt weer verder hoor!”

“Ik ben klaar! Kom je even kijken. Hoe het is geworden?”

“Zo meteen, even de snavel afmaken.”

“Ik help je wel!”

“Nee, ik kom al!” Ze legde haar kwast in de emmer en liep om de vogel heen naar de kant van de haan, waar Dirk had staan werken. Dirk kwam met gekruiste armen naast haar staan. “Nou? Ziet er goed uit he?”

“Ja, prima!” gaf Maartje toe. 

“Nu zal ik jou nog even helpen, dan is die kip eindelijk af!” besloot Dirk opgewekt.

Maartje dacht vliegensvlug na. Kon ze hem nog een ander klusje geven? Ja, ze wist nog wel iets.

“Dat is aardig van je, Dirk, maar weet je waar je me echt een enorm plezier mee zou doen?”

“Nou?” vroeg Dirk gretig. 

“Wil jij nog even naar het dorpscafé Het Anker bij Dikke Willem om de achterzaal af te huren voor het carnavalsfeest van de bovenbouw?”

Dirk aarzelde. “Kunnen we dat niet beter samen doen?”

Maartje keek hem met spottende ogen aan. “Durf je soms niet alleen naar Dikke Willem?”

Dirk rechtte zijn rug. “Natuurlijk wel!”

“Hij eet je niet op hoor,” plaagde Maartje. Nu had ze hem waar ze hem hebben wilde.

“Ik ben heus niet bang voor die reus, als je dat soms dacht.”

“O, nee, dat dacht ik niet hoor,” antwoordde Maartje luchtig. “Dus jij regelt dat even?”

“Voor jou doe ik alles!” zei Dirk op dramatische toon en trok zijn dikke, gewatteerde winterjack aan. En met een blik op de sneeuw die om de school heen wervelde voegde hij eraantoe: “Ik offer me wel weer op.”

“Dank je!” Ze doopte haar kwast weer in de verf. “En, o ja, Dirk?”

“Ja?” vroeg Dirk die al in de deuropening stond.

“Ik hoor het morgen wel, hè?”

“Ik kom nog wel terug hoor!”

“Hoeft niet. Ik ga zo dadelijk ook naar huis.”

Hij keek enigszins teleurgesteld. “Goed dan. Tot morgen.”

Toen ze Dirk op zijn fiets van het schoolplein weg zag rijden, haalde Maartje een kop koffie uit de docentenkamer en ging even in alle rust en stilte naar haar creatie zitten te kijken.

Een beetje schuldig voelde ze zich wel. Ze wist nu al met welk bericht Dirk morgen op school zou komen. 



“Mevrouw Merckx?”

Erna schrok op uit haar mijmeringen en keek op. “Ja?” 

Dokter Govert Lammers glimlachte en zei: “Komt u verder.”

Erna stond vlug op en hing haar tas over haar schouder. Een beetje ongemakkelijk gaf ze haar nieuwe arts een hand. “Erna Merckx…” stelde ze zich voor.

“Govert Lammers,” antwoordde hij. 

Toen ze tegenover hem aan zijn bureau zat keek hij haar vriendelijk aan. “Wat kan ik voor u doen?”

Erna haalde diep adem voordat ze van wal stak. “Wij zijn nieuw hier, zoals u waarschijnlijk wel weet.”

“Dat was me niet ontgaan inderdaad.” Govert voelde dat de vrouw zich niet op haar gemak voelde en probeerde haar met een vriendelijke blik aan te moedigen.

“Hoe bevalt het jullie hierin Lierbeek?”

Opnieuw zuchtte Erna Merckx en staarde even naar buiten voordat ze antwoord gaf.

“Weet u, het is hier prachtig. We hebben hier alles wat ik gewenst heb. Rust, ruimte, een heerlijk huis, een veilige omgeving voor de kinderen...”

“Hoeveel kinderen heeft u?”

“Vier,” antwoordde erna niet zonder trots. “Vier meisjes. Ze zitten alle vier hier op de basisschool.”

“Hoe bevalt het hen hier?”

“Prima. Ja, het is verbazingwekkend eigenlijk hoe snel ze hun draai hebben gevonden in hun nieuwe leven. Met de kinderen gaat het goed. Ik heb de indruk dat ze hier best gelukkig zijn.”

“En uzelf?” vroeg dokter Govert Lammers verder.

Erna aarzelde. “Ik durf het mezelf bijna niet toe te geven. Ik was zelf degene die zo nodig uit de stad weg wilde namelijk. Toch, als ik eerlijk ben, moet ik toegeven dat ik hier niet gelukkig ben.”

Ze beet op haar lip. “Het valt me eigenlijk zo tegen!” Ze veegde een traan uit haar ogen.

Govert Lammers knikte haar begrijpend toe. “Eenzaam?”

Erna keek hem verwonderd aan. “Hoe weet u dat?”

Govert leunde achterover in zijn stoel. “U bent de eerste niet die hier wat landingsproblemen ondervindt.”

“Landingsproblemen zegt u?”

“Ja, daarmee bedoel ik dat u moeite heeft om echt te landen en thuis te raken in ons dorp. De mensen te leren kennen, vrienden te maken, dat soort dingen. Het duurt even voor je je echt opgenomen voelt in Lierbeek.”

“Ja,” beaamde Erna. “Daar had ik me op ingesteld, maar het duurt zoveel langer dan ik verwacht had.”

“Hoelang wonen jullie hier nu?”

“Bijna een jaar. Je zou toch denken dat je in een jaar wel wat mensen leerde kennen, maar het lukt me gewoon niet om aansluiting te vinden. Ik begin zo langzamerhand aan mezelf te twijfelen.” Ze aarzelde even, maar vertelde toen over het vreemde voorval vanmorgen op de stoep van de huisartsenpraktijk.

“Werkelijk dokter, soms denk ik dat ik gek en achterdochtig aan het worden ben. Ik dacht echt even dat uw huishoudster 'Lorre!' zei. Wat doe ik toch verkeerd?”

Govert Lammers verborg zijn lach onder een zo neutraal mogelijk gezicht. Zijn huishoudster Els was een onvoorstelbare roddeltante, maar ze had soms van die scherpe humor waarmee ze de spijker op de kop sloeg. Met haar kleurige stijl van kleden was mevrouw Merckx net een lawaaipapegaai in dit behoudende dorp. Maar goed, ieder heeft recht op zijn eigen smaak, vond hij. Hij kon haar toch moeilijk vertellen dat ze zich anders moest gaan kleden?

“Het ligt ook aan de mensen hier.” stelde hij haar gerust. “De wortelaars… U weet dat we de mensen die hier in Lierbeek geboren en getogen zijn, zo noemen?”

Erna knikte slechts en Govert vervolgde: “Nou, die kennen elkaar dus van haver tot gort. Ze zijn met elkaar opgegroeid en kennen elkaars familie. Alles wat van buiten komt, bekijken ze eerst van een afstandje en keuren ze van alle kanten. Je komt er niet zomaar tussen, dat duurt meestal wel een tijdje. Toch is het al heel wat nieuwelingen gelukt om zich hier naar tevredenheid te vestigen. Misschien zoekt u het teveel bij de oorspronkelijke bevolking. Maar er woont hier ook genoeg importvolk. Probeer het eens bij de hockeyclub of ga tennissen. Daar ontmoet u vast gelijkgestemden.”

Erna Merckx keek bedenkelijk. “Dat betwijfel ik. Ik haat sport en ik heb werkelijk helemaal niets met dat soort mensen. Ik weet wel dat jullie hen ‘snuffers’ noemen en dat is precies wat ze zijn. Ze kunnen zo uit de hoogte doen. Bovendien hebben ze heel andere waarden dan ik. Ziet u, ik ben helemaal niet materialistisch ingesteld. Ik hou juist van de natuur en van een eenvoudig leven. Daarom had ik juist verwacht dat ik het goed zou kunnen vinden met de oorspronkelijke bevolking hier.”

‘Aha!’ constateerde Govert Lammer lichtelijk geamuseerd. ‘Ik heb hier zowaar te doen met heus romantisch type.’ Dat zei hij natuurlijk niet hardop. Hij nam de problemen van de vrouw die voor hem zat ook wel degelijk serieus, maar voelde dat hij niet de aangewezen persoon was om haar te helpen. Daarvoor was hij zelf veel te nuchter, zoals de meeste wortelaars.

Nee, dit leek hem meer een gevalletje voor zijn jongere collega Tom Benschop. De nieuwe arts had zelf tenslotte ook lang over zijn inburgering in Lierbeek gedaan en wist dus waar hij het over had. Bovendien was Tom een aardige vent en beslist niet hooghartig. Hij kende de 'snuffers' ook beter en persoonlijk. Misschien kon hij mevrouw Merckx een paar adviezen geven.

“Ik begrijp het.” zei hij tegen Erna. “Het lijkt mij een goed idee dat u eens met mijn collega Tom Benschop praat. Hij is zelf ook niet van hier en heeft de problemen waar u mee kampt, aan den lijve ondervonden. Maar hij woont hier nu al weer geruime tijd naar tevredenheid en heeft inmiddels goede contacten met een aantal wortelaars en kent de snuffers ook beter dan ik. Ik denk dat het u zal opluchten om eens met hem van gedachten te wisselen. 

Zegt u maar tegen de assistente dat ze een dubbele afspraak met dokter Benschop voor u moet inplannen. Dan heeft u ook wat meer tijd om dieper op de zaak in te gaan.”

Erna voelde zich teleurgesteld. Ze had gehoopt dat de huisarts meer voor haar kon doen dan haar doorverwijzen naar zijn collega. Maar goed, ze wist nu eenmaal niemand anders om mee te praten, dus ze stemde toe.

Ze maakte een nieuwe afspraak bij de assistente en liep naar buiten. De huishoudster was nog steeds druk doende met de buitenboel. Haar trapje stond nu een paar ramen verder op en knikte haar met een korte ruk van haar hoofd toe: “Morge!”

Ineens voelde Erna iets opstandigs in haar buik opborrelen. “Lorre,” antwoordde ze met een stalen gezicht en liep onverstoorbaar verder. Ze wist dat de huishoudster haar nu verbaasd nakeek. Ze kon de ogen van de vrouw in haar rug voelen prikken.



Maartje voelde zich wel een klein beetje schuldig toen Dirk de volgende dag teleurgesteld op school aan kwam. Ze kon het niet over haar hart verkrijgen om nu nog schijnheilig te vragen: “En, is het gelukt bij café Het Anker? Heb je de grote achterzaal kunnen regelen bij Dikke Willem?” Ze wist het antwoord tenslotte al. Natuurlijk was het niet gelukt. Ze kende Dikke Willem nu onderhand wel een beetje. Als ze iets van hem nodig had, dan kon ze dat het beste persoonlijk met hem komen regelen. Hij liet zich de kans om haar bij hem aan de bar te krijgen, niet zomaar door de neus boren. 

Dirk liet zich in de lerarenkamer met een plof in de stoel naast haar ploffen. Ze keek hem vragend aan.

“Alles goed, Dirk?”

“Nee!” Het kwam er onbehouwen uit. “Ik ben gisteren voor jou naar Dikke Willem geweest en wil je weten wat hij zei?”

“Nou?”

“Als jij een zaal bij hem wil huren, dan moet je dat zelf persoonlijk met hem komen regelen in Het Anker. Hij deed geen zaken met snotneuzen!”

“Oh. Wat vervelend!” probeerde Maartje.

“En weet je wat hij ook zei, die Dikke Willem? Hij zei dat jij dat maar al te goed wist! En dat hij dus niet snapte waarom je zelf niet naar Het Anker was gekomen!” Het klonk verwijtend.

Maartje zweeg even.

“Omdat ik het soms zat ben dat iedereen iets 'persoonlijk' met me wil.” Het kwam er kribbiger uit dan ze wilde en ze zag Dirk schrikken. Nou ja, wie weet kwam de boodschap nu eindelijk een keer over en liet hij haar nu wat meer met rust.

Ze schoof met een ruk haar stoel naar achter. “Ik ga naar mijn klas. Ik moet nog wat dingen voorbereiden.”

“Ga je dan vanmiddag zelf naar die Dikke Willem?” riep Dirk haar achterna.

“Ik zal wel moeten!” Maartje forceerde een glimlach.

“Als je wilt, ga ik wel met je mee...”

“Nee! Dat hoeft echt niet!” Foei, het viel haar vandaag wel erg moeilijk om aardig tegen de stagiair te blijven. Snel maakte ze zich uit de voeten.

Ze vond het helemaal niet erg om vanmiddag nog even naar het dorpscafé Het Anker te gaan. Ze had er toch al op gerekend. Het stond zelfs al in haar agenda. En die Dikke Willem, die kon ze best aan.

In de klas zette ze even een raam open en zoog de frisse februarilucht haar longen in. Ze hield ervan nog even in alle stilte in haar klaslokaal te zijn, voordat de bel ging en de kinderen enthousiast naar binnen stormden. Op een of andere manier hielp dat korte moment van rust en stilte om haar evenwicht te bewaren tijdens de hectiek van de rest van zo'n dag. Als ze haar korte ochtendritueel een keer oversloeg, merkte ze het meteen. Dan was ze minder ontspannen en minder alert. Het was net alsof de kinderen het voelde. Ze had dan minder de wind eronder. Als ze dat korte moment nam om zich het lokaal als het ware toe te eigenen, dan lukte het haar stukken beter om op een vrolijke manier de orde in de klas te handhaven.

Ze genoot dan echt van haar vak. Ze vond het eerlijk om alleen te zijn met een klas kinderen en als het ware haar eigen baas te zijn in haar klas. En groep vier vond ze geweldig. De kinderen waren nog zo lekker enthousiast en vol fantasie, maar konden ook al heel goed over dingen nadenken en verbanden zien. Het was een dankbare leeftijd om aan les te geven. Ze slorpten alle kennis op en deden bijna overal leuk aan mee.

Maartje werd uit haar mijmeringen opgeschrikt door Eveline. Het leergierige kind kwam bijna altijd als eerste de klas binnen.

“Goedemorgen Juf!”

“Goedemorgen Eveline. Je hebt er weer zin in?” vroeg Maartje.

“Ja, natuurlijk, ikke wel!” straalde het kind. “Gaan we vandaag weer het carnavalslied zingen?”

Simon en Albert vingen het gesprek op en gingen in polonaise door de klas. ”Ja, dat is haantje, haantje, ja haantje de voorste, lalalalalalalala!”

“Jongens even zitten nu. We gaan zo meteen met zijn allen nog even oefenen.”

Zo kreeg de ochtend toch weer een vrolijke draai. Maartje voelde zich weer helemaal opgeladen toen ze het schoolgebouw verliet. Het zonnetje was inmiddels doorgebroken en hoewel de wind fris aanvoelde, was het echt een heerlijke winterdag. Maartje sprong op haar fiets. Ze zou meteen maar even bij Dikke Willem langs gaan. Op dit tijdstip kon ze met goed fatsoen een borrel afslaan als hij haar die aanbood. 

Ze floot een vrolijk deuntje om de stomme dreun van de carnavalskraker uit haar hoofd te verdrijven. De wind wapperde fris door haar haren en Maartje vond het bijna jammer dat ze al weer zo snel bij het café Het Anker was aangekomen.

Ze parkeerde haar fiets voor het raam en zag de enorme gestalte van Dikke Willem al achter de bar vandaan komen en zich in de richting van de voordeur begeven. Die zwaaide hij met een breed gebaar voor haar open. “Hello Sunshine!” bulderde hij haar toe. “Daar ben je dan!”

“Ja natuurlijk, wat dacht je dan?” speelde Maartje het spel flirterig mee.

“Wat ik dan dacht? Wat ik dan dacht?” deed Dikke Willem verontwaardigd. “Dat je me met zo'n snotaap af wou schepen, in plaats me te verblijden met je stralende aanwezigheid.”

“Die snotaap heet Dirk, en eh... die moest ik even bezig houden.” verklaarde Maartje.

Dikke Willem keek haar vorsend aan. “Hmmmm. Dat zal dan wel. Wat kan ik voor je inschenken meid? Een lekkere glühwein?”

Maartje lachte. “Nee, joh gek! Het is pas half twee 's middags. Dan ga ik toch nog niet aan de drank zeker? Doe mij maar gewoon een kopje thee.”

“He, ja, doe eens gek! Gewoon een kopje thee! Scheutje rum erin dan maar?”

“Willem schei nou eens uit! Ik kan toch onmogelijk in beschonken toestand door het dorp fietsen midden op de dag? Dat is toch vragen om problemen? Ik kan nu al horen wat de mensen zeggen: 'Een slecht voorbeeld voor onze jeugd, die juffrouw Maartje!' Dat weet jij net zo goed als ik.”

“Wat jij wilt, meid, maar de mensen kletsen toch wel, want wat moeten ze anders in een dorp als Lierbeek? Je moet je dat soort dingen niet aantrekken. Gun de mensen hun vermaak.”

“Ja hoor, van harte, maar doe mij toch maar gewoon een thee, Willem.”

“Kan ik dan een stuk appeltaart aan je slijten?” Dikke Willem lachte er charmant bij, wat bij zijn postuur onbedoeld een komisch gezicht was. Hij kon flirten wat hij wilde, hij leek dan alleen maar meer op een onbeholpen goedige reus uit een sprookje. Op een of andere manier lukte het maar niet om hem dan serieus te nemen. Al vermoedde Maartje wel dat hij haar meer dan gewoon graag mocht.

“Nee, maar wel een tosti met ham en kaas als je die hebt. Ik heb nog geen lunch gehad vandaag namelijk.”

“Een tosti, komt eraan mevrouw!”

“Doe maar twee dan!”

“Zoals u wilt, madame!”

Willem gooide twee bevroren tosti's in het tosti ijzer. Onder zijn handen leek het apparaat wel kinderspeelgoed. Daarna schonk hij zichzelf een kop koffie in en trok een kruk bij. 

“Zo, en hoe is het met onze schone juffrouw Maartje?” vroeg hij.

“Goed hoor, ik ben erg druk met het voorbereiden van de carnaval de laatste weken. Ik coördineer de boel zo'n beetje dit jaar. Dat is leuk, maar wel erg vermoeiend!”

“En je hebt nog wel zo'n behulpzame assistent!” Dikke Willem knipoogde. “Volgens mij doet die jongen alles wat je zegt. Je had hem gisteren moeten horen. 'Ja, maar Maartje dit en Maartje dat!' Ik zou zweren dat hij een oogje op je heeft!”

Maart je wreef over haar voorhoofd en keek Willem gepijnigd aan. “Daar was ik eerlijk gezegd ook al een beetje bang voor. Ik hoopte dat ik me vergiste, maar als jij het nu ook al zegt...”

“En ik heb er verstand van!” zei Dikke Willem in alle ernst, maar Maartje schoot in de lach.

“Nee, zonder gekkigheid. Als kastelein krijg je vanzelf oog voor dat soort dingen. En neem maar van mij aan dat die jongen het in zijn bol heeft van jou! Maar ja, wie niet? Wie niet?” Liet hij er dramatisch op volgen.

Maartje gaf hem een por. “Ophouden nou! Alsof het niet erg genoeg is!”

“Wat kan jou het schelen? Laat die jongen!”

“Hij werkt me enorm op mijn zenuwen. Ik krijg er af en toe wat van! Maar eh.... dit blijft onder ons, hè?”

Dikke Willem knikte en tilde zijn logge lijf van de kruk om haar tosti’s te pakken.

“Wat wil je erbij? Ik heb curry, ketchup, knoflooksaus, mayonaise...” somde hij op.

“Niks, gewoon alleen tosti,” onderbrak Maartje hem.

“Tosti naturel, alstublieft dame.” Dikke Willem zette het bordje met de twee tosti's voor haar neer. Het rook werkelijk verrukkelijk.

Maartje zette er gretig haar tanden in. “Lekker! Maar hoe is het met jou nu Willem?”

“Ach, het gaat, het gaat. De afgelopen weken hoestte ik me zowat de longen uit het lijf. Het ging maar niet over. Echt beroerd! Nou ben ik niet zo van de dokters, maar ik ben van de week dan toch maar naar dokter Govert Lammers gegaan.”

“Dat lijkt me ook verstandig, Willem. En kon de dokter iets voor je doen?”

“Ja, dat wel. Hij heeft me een drankje voorgeschreven. Het is smerig spul, maar het helpt wel. 's Morgens bij het opstaan dan hoest ik nog flink, maar overdag merk ik er bijna niets meer van. Het gaat met de dag een stukje beter, dankzij die ouwe Govert.”

“Gelukkig maar, Willem. We kunnen het natuurlijk niet gebruiken dat jij ziek bent tijdens de carnaval.”

“Ziek of niet, ik sta hier sowieso achter mijn bar!” bromde Willem.

“Nu we het er toch over hebben, we moeten het nog even hebben over het schoolcarnaval en over de grote achterzaal, Willem. Kunnen we die met carnaval...”

Dikke Willem sloeg haar goedmoedig op de schouder. “Dat staat al lang en breed in de agenda meid!”

“Dat dacht ik al wel. Bedankt Willem!” Maartje schudde het hoofd. Die ouwe schurk liet haar expres langskomen, terwijl de boel allang in kannen en kruiken was. Nou ja, ze zat hier toch maar mooi gezellig aan de tosti's.

“Ik hou een dans van je te goed met carnaval.” besloot Dikke Willem.

Maartje keek hem schalks aan. “Vooruit dan maar, ouwe reus!”

Toen Maartje even later buiten stond kon ze een lachje niet onderdrukken. “Het is ook altijd hetzelfde hier,” zei ze hardop in zichzelf. “Moet je mij nou bezig zien. Ik raak er bedreven in.”

Ze haalde haar schouders op. Zolang het bij wat onschuldig geflirt bleef, vond ze het prima. Als dat blijkbaar de manier was om de dingen gedaan te krijgen hier in Lierbeek, dan speelde ze het spel wel mee.

“Goedemiddag juffrouw Maartje!” klonk er ineens achter haar. 

Ze keek om. “Oh, hallo! Ik had je niet gezien!” Ze schaamde zich, maar ze kon even niet op de naam van de man komen. Ze wist wel wie hij was. Het was een vriendelijke, zachtaardige boer die zijn boerderij een paar kilometer buiten het dorp had. Ze had in café het Anker wel eens met hem zitten praten over zijn plannen om ecologisch te gaan boeren. De man had werkelijk het beste met zijn dieren voor. Het was gewoon jammer dat hij zo weinig bijval kreeg van de andere boeren uit de omgeving.

“Met mij gaat het goed hoor!” antwoordde de man opgewekt.

“Hoe staat het met de ecologische plannen?” vroeg Maartje belangstellend.

“Ik doe mijn best. Zelf ben ik al een heel eind. Mijn kippen en varkens hebben de ruimte. Het is alleen wel erg lastig om je hoofd boven water te houden als alle andere boeren op de traditionele manier verder gaan. Een lapje scharrelvlees is ook duurder dan kiloknallers uit de supermarkt. Maar toch, Maartje, ik kan het niet over mijn hart verkrijgen om het anders te doen. Ik begrijp echt niet waarom ik niemand mee krijg hierin. Als je een beetje hart voor dieren hebt, dan geef je ze toch de ruimte? Hoe kun je nu boer zijn als je niet van dieren houdt? Wordt dan fabrikant denk ik wel eens. Ga iets van plastic maken dat thuis hoort op een lopende band, maar ga geen kippen houden. Maar ja, ik krijg het ze niet uitgelegd. Zij maken een eenvoudig rekensommetje. Mijn vlees is veel duurder en dat verkoopt niet, zeggen ze.

Dan sta ik wel mooi met mijn mond vol tanden, want ik weet wel wat ik wil en waarom ik het zo wil, maar dat is meer een kwestie van gevoel hè, ik ben niet zo van het uitleggen en rekenen.”

“Ik begrijp het wel hoor,” onderbrak Maartje zijn monoloog. “Zelf zou ik ook het liefst alleen scharrelvlees eten en lekker verse scharreleitjes kopen. Maar ik moet bekennen dat ik in de supermarkt ook wel eens moet slikken als ik de prijs van het biologische vlees in mijn mandje vergelijk met de voordeelpakken in de schappen. En dan ben ik nog alleen, als je een heel gezin moet voeden, dan kies je misschien toch voor de goedkoopste oplossing.”

“Maar je bent het toch wel met me eens dat mijn dieren een veel beter leven hebben?”

“Ja, daar ben ik van overtuigd. Ik wou dat ik je kon helpen.”

De boer lachte ondeugend. “Nou, volgens mij kun je dat wel juffrouw Maartje?”

Maartje schrok. Was deze man nu ook al met haar aan het flirten? Het zou toch niet waar zijn?

“Iets eenvoudigs maar hoor. En het hoeft ook niet!” zei de boer haastig toen hij haar reactie zag.

“Jullie doen toch mee met de carnavalsoptocht? En dan zijn jullie toch kippen en hanen? Een leuk spandoek erbij met een grappige tekst over hoe fijn het is om vrij rond te scharrelen, dat is toch niet zo veel gevraagd?”

Maartje dacht even na. “Nou, dat vind ik nog niet eens zo'n slecht idee!”

“Echt? Doe je het?” De man begon te stralen.

“Ja, dat denk ik wel. Als de school het ermee eens is dan moet dat wel kunnen. Ik verwacht niet al te veel tegenstand hoor, maar ik moet het toch even overleggen.”

“Geweldig!” riep de boer stralend.

“Op één voorwaarde...” zei Maartje snel.

“En dat is?”

“Dat we jouw tractor mogen lenen om onze wagen in de optocht voort te trekken en dat jij erop rijdt.”

“Dat is geen enkel probleem. Dat doe ik graag voor jullie. Daar hoef ik geen seconde over na te denken! Dank je wel, Maartje. Dank je wel!”

“Ho, ho. Niet te vroeg juichen. Ik moet er eerst nog met de directeur en de andere leerkrachten over praten. Ik hou je op de hoogte!”

“Ja, doe dat! Graag!” hij was zo gretig en blij dat Maartje dacht dat hij nog zou gaan huppelen van enthousiasme.

“Nou, dan ga ik nu maar gauw naar school! Je hoort van me!”

“Dag Maartje! Je bent een kanjer!” Blij zwaaide de boer haar na.



 

“Mama, mogen we met carnaval meelopen in de optocht van school?”

Met blozende wangen stormde Lisa door de achterdeur naar binnen en smeet haar schooltas in een hoek van de keuken.

“Doe je de deur even achter je dicht, schat? Straks vatten de kleintjes kou.”

“Ja, maar Donna komt zo,” protesteerde Lisa

“Maak er toch maar een gewoonte van om de deur achter je kont dicht te doen!” vond Erna.

Met een kreun van ergernis sloot Lisa de deur met een klap.

Nog geen halve minuut later ging die weer open en stapte Donna binnen. “Hoi mam!”

Ze sloot de deur rustig achter zich, haalde haar tas leeg en zette haar broodtrommel en beker keurig op het aanrecht.

“Maar mag het nou, mam?” begon Lisa weer.

“Wat?” bemoeide Donna zich ermee.

“Ik wil zo graag meelopen in de carnavalsoptocht met school.” legde Lisa uit.

“Oh, ja! Dat wil ik ook wel!”

“Jullie? In de carnavalsoptocht? Dat lijkt me nou niet echt iets...”

“Jawel, mam, ah toe! Het is hartstikke leuk! En bijna heel de klas doet mee!”

“Onze klas ook!” schoot Donna haar zus te hulp. “En we hebben een hartstikke mooie wagen. Een super coole haan met allemaal vette kleuren! Ik durf te wedden dat we de eerste prijs gaan winnen. Dan is het echt suf als je daar niet bij bent!”

Lisa begon op en neer te springen. “Mag het, mag het, mag het?”

Erna glimlachte om het niet te stuiten enthousiasme van haar dochter.

“Goh, nooit gedacht dat mijn dochters nog eens mee zouden lopen in een carnavalsoptocht! Maar als jullie denken dat dat echt leuk is, dan moeten jullie dat maar doen!”

“Jippie! Yes!” De twee meiden stonden te springen, zo blij waren ze.

Nena die met Jara zat te verven, stak twee vieze handen de lucht in en riep: “Ja! Ik ook!”

“Nou, ik vind jou nog een beetje te klein, Nena!” zei Erna.

“Dat is niet eerlijk! Ik wil ook met Donna en Lisa mee!”

Erna zuchtte. Hoe ging ze dit nu eens diplomatiek oplossen?

“Het is niet eens voor onderbouwers, sukkel!” riep Lisa 

“Lisa! Aardig blijven tegen je zusje!” zei Erna streng.

Lisa riep de laatste tijd te pas en te oppas “Sukkel!” tegen iedereen. Het zou wel iets zijn wat ze in de klas oppikte, maar Erna hield er helemaal niet van.

“Ik wil óók mee!” protesteerde Nena.

“Jij mag volgend jaar ook meedoen. Dit jaar gaan we samen naar de optocht kijken. Afgesproken? Dan naai ik een hele mooie prinsessenjurk voor jou om aan te trekken,” beloofde Erna.

Ze schonk thee in voor haar oudste dochters en de twee meiden ploften op de bank.

“O ja, mam, je moet dan voor ons ook nog wel een pakje naaien.”

“Oh, word ik nu ineens ook nog aan het werk gezet?” zei Erna quasi verontwaardigd. “Wat moeten jullie voor kleding aan dan?”

“We moeten als haan!” riep Lisa.

“Als haan? Alsof het niks is!”

“Als kip of kuiken mag ook,” probeerde Donna haar gerust te stellen. 

Erna lachte. “Nou dat is een hele geruststelling zeg! Alsof dat veel makkelijker is.”

“Gewoon iets eenvoudigs, mam! Als het maar een beetje lijkt!”

“Nee! Ik wil als haan en ik wil een kei gaaf pak dat heel goed lijkt.” Lisa wist precies wat ze wilde. “Met een hele mooie staart met allemaal kleuren! Dat kun jij toch wel mama? Je kunt hartstikke goed naaien.”

“Nou ik zal wel eens kijken.” bromde Erna. “Wanneer moet dat af?”

“Zo snel mogelijk!”

Donna gaf haar zus een por in haar zij. “Liefst volgende week, mam. Lukt dat?”

“Ik ga mijn best doen. En nu hop naar boven jullie! Huiswerk maken en pianospelen!”

“Bedankt mam.” Donna gaf haar een kus en vertrok naar boven.

“Mag ik nog een koekje?” vroeg Lisa?

“Ze zijn op. Aan de slag jij!” 

“Wat eten we?” vroeg Lisa weer. Ze stond weer eens tijd te rekken.

“Kip met friet en appelmoes.”

“Niet! Dat is een grapje zeker?”

Erna schoot in de lach. “Nee, dat is zeker geen grapje. Maar ik wil ook best een sojaburger voor je bakken als je dat liever hebt!” plaagde ze.

“Had je gedacht! Ik ga me helemaal te pletter eten vanavond! Eet papa mee vandaag?”

“Ik hoop het. Hij zou nog bellen als het later werd.”

“Ik hoop het ook.” Lisa stond op en liep naar de trap. “Bah, ik heb helemaal geen zin in huiswerk.”

“Wat moet je doen?” vroeg Erna belangstellend.

“Aardrijkskunde en geschiedenis. Ik snap er helemaal niks van en we hebben een proefwerk.”

“Probeer het alvast zo goed mogelijk te leren. Vanavond als de kleintjes op bed liggen, zal ik je wel overhoren en met de moeilijke dingen helpen.”

“Of papa,” zei Lisa hoopvol.

“Wie weet…” antwoordde Erna kordaat. 

Lisa bleef staan dralen bij de trap.

Erna probeerde haar geduld te bewaren. “Is er nog iets?”

“Ik vind het helemaal niet leuk dat papa altijd zo laat thuis is.”

“Nee, dat is inderdaad niet gezellig, maar hij kan het ook niet helpen. Hij moet nu een stuk verder rijden dan vroeger en dan heeft hij soms ook nog file. Maar vandaag zou hij kijken of hij eerder weg kon van kantoor. Ga nu maar gauw aan je huiswerk. Voor je het weet, is hij weer thuis.”

Lisa sjokte de trap op. “Oké, dan.”

“Mama, kijk! Mooi hè?” Jara keek haar stralend aan. Overal op haar gezicht zat verf.

“Laat eens kijken, lieverd. Prachtig zeg!” riep Erna bewonderend.

“Een haan!” zei Jara triomfantelijk.

“Ik zie het! Knap hoor. En jij Nena, wat ben jij aan het schilderen?”

“Een dode kip!” antwoordde Nena boos. “En een dode haan en dode kuikens. Zo!”

“Het spijt me voor je liefje. Ik snap dat je het jammer vindt dat je niet mee mag doen. Als jij in de bovenbouw zit mag je ook mee lopen in de optocht, dat beloof ik.”

“Maar ik wil ook een haan zijn! Net als Lisa.”

“Weet je wat? Ik maak voor jullie allemaal een mooi pak. Jullie mogen ook als haan.” besloot Erna.

“Mag ik een kuikentje zijn?” vroeg Jara met een lief stemmetje.

“Ja hoor. Jij mag een kuikentje zijn.”

Ze hielp de kinderen met het opruimen van de verfspullen en zette daarna de televisie aan.

“Jullie mogen even naar de televisie kijken. Mama gaat nu koken.”

De kleintjes kropen tegen elkaar aan op de zitzak en staken hun duim in hun mond. Erna keek er vertederd naar en gaf ze een aai over hun bol.

Terwijl ze de keuken inliep, keek ze op de klok. Vijf uur. Misschien was Geert vandaag een keer op tijd thuis. Het zou leuk zijn als hij een keer met haar en de kinderen mee kon eten.

Vooral nu. Het beloofde een gezellige maaltijd te worden waar geen van de kinderen zou zitten klieren met het eten. Ze waren allemaal dol op kip en friet.

Hoewel Geert beloofd had zijn best te doen om vroeg thuis te zijn, durfde Erna er al bijna niet meer op te hopen dat het hem vandaag zou lukken op tijd zijn werk af te ronden. Ze had zich voorgenomen er nooit over te klagen. Tenslotte hadden ze een mooi leven dankzij het riante salaris van Geert. Dat daar af en toe offers voor gebracht moesten worden, hoorde daar blijkbaar bij. Hij had nou eenmaal een verantwoordelijke baan en kon niet zomaar om vijf uur de deur achter zich dichttrekken en de boel de boel laten. Bovendien was ze allang blij dat ze zelf geen baan op een kantoor hoefde te nemen. Zij deed met liefde haar taken in huis. Dat nam echter niet weg dat ze haar man af en toe miste en dat ze het ook voor de kinderen leuker zou vinden als hun vader wat vaker met hen aan tafel kon zitten.

Ze sneed de kip in stukken, braadde ze aan in de grote, groene braadpan en zette het vuur wat lager. Over een uurtje zou alles lekker mals zijn. Ze moest toegeven dat ze zelf eigenlijk ook wel zin had in een keer kip en friet. Gezond eten was belangrijk, maar lekker eten ook. En wat was er nou lekkerder dan zelfgebakken, krokante frietjes?

Ze begon de aardappelen te schillen en neuriede wat voor zich uit.

Hoorde ze nou de auto van Geert het grindpad op rijden? Haar hart maakte een hoopvol sprongetje. Daar hoorde ze de sleutels in de voordeur rammelen.

“Joehoe! Ik ben thui-huis!” galmde hij al in de gang. Ze hoorde hoe hij zijn jas op de kapstok hing.

“Papa, papa, papa!” de kleintjes sprongen op en stoven naar de deur. 

“Ha! Kleine spoken van me!” Hij tilde Nena en Jara tegelijkertijd op en werd bedolven onder de knuffels en kusjes. Met op elke arm een meisje liep hij naar de keuken.

“Hmmm. Wat ruikt het hier verrukkelijk!”

“Kip!” legde Nena stralend uit.

“Ach wat een pech, dat lust jij niet!” plaagde Geert.

“Welles!” Nena gaf het een klap op zijn schouder.

“Jammer, dan heb ik minder.” Geert zette de meisjes voorzichtig op de grond en omhelsde zijn vrouw. “Nou, ben ik op tijd, of ben ik op tijd?”

“Je bent fantastisch op tijd. Gezellig!” zei Erna verheugd.

“Kan ik je ergens mee helpen? Friet bakken misschien?”

Erna gaf hem een kus. “Hoeft niet. Ik heb alles onder controle. Over drie kwartier gaan we aan tafel.”

“Maar ik ben een ongelooflijk goede friet bakker, dat weet je toch wel?” Hij gaf haar een speelse tik op haar billen.

“Ja, hoor schat, de beste die er is. Toch bak ik de frietjes even zelf. Ga jij maar even boven bij de meiden kijken. Ze maken huiswerk en ik denk dat Lisa heel blij zal zijn als je haar een beetje op weg helpt met aardrijkskunde.”

“Dat zal ik zo doen, maar eerst wil ik wat drinken. Zal ik een lekker wijntje opentrekken?”

Erna keek hem verliefd aan. “Ja, daar heb ik ook wel zin in!” Ze voelde zich ineens helemaal feestelijk nu Geert inderdaad zo vroeg thuis was. 

“Rood of wit?” vroeg hij.

“Liefst rood.”

Toen Geert haar wijntje bij haar op het aanrecht zette, gaf hij haar een kus op haar wang. “Alles goed, schoonheid?”

“Jawel. Ik ben blij dat je thuis bent!”

“Ik ook.” hij hief zijn glas. “Santé! Ik neem mijn glas mee naar boven en ga even naar Donna en Lisa. Maar vanavond als ze op bed liggen, wil ik je helemaal voor mezelf!”

Erna bloosde. “Afgesproken!”

Even later hoorde ze gestommel, gegil en gejoel boven haar hoofd. Geert maakte er weer een dolle boel van daarboven met die meiden. Van huiswerk maken zou wel niet veel meer terecht komen, vreesde ze. Maar ach, wat kon het schelen voor een keertje? Nu hun vader eens vroeg thuis was, gunde ze de meisjes ook wel wat plezier met hem. 

Ze gooide de frietjes in de pan en dekte de tafel. “We kunnen eten!” riep ze naar boven.

“Kom Nena, doe de televisie nu maar uit. We gaan aan tafel.”

Nena haalde een kleverig duimpje uit haar mond. “Ja maar, het is nog niet afgelopen.”

“Daar trekken de frietjes zich niks van aan, schatje, die zijn nu nog lekker warm en knapperig en ze roepen: 'Nena, Nena, kom mij opeten!'”

Nena grinnikte, rolde van het zitkussen en zette de televisie uit.

Jara kwam achter haar aan en ging op haar plaatsje naast Erna zitten.

“Jongens, aan tafel!” riep Erna nogmaals naar boven. En daar kwamen ze dan eindelijk. In polonaise, met Geert voorop. “Ja dat is haantje, haantje, ja haantje de voorste!” brulden ze uitgelaten.

“Wat heb ik gehoord? Gaan onze dochters carnaval vieren als heuse Lierbekers?” vroeg Geert.

Erna knikte. “Ja, daar lijkt het inderdaad wel op!”

Geert gaf zijn twee oudsten een zoen op hun wang. “Kijk, dát noem ik nou nog eens inburgeren!” riep hij trots.

Erna wist dat hij er niets mee bedoelde en toch voelde ze even een steek van jaloezie toen hij dat zei. Het lukte haar dochters beter om aansluiting te vinden dan haarzelf. Niet dat carnaval haar nou zo boeiend leek, maar toch, het was leuk geweest als ze een paar vriendinnen had gehad om mee naar de optocht te gaan kijken.



In een opperbest humeur kwam Maartje op school. Ze was vroeg en besloot eerst nog even bij de carnavalswagen te gaan kijken, voordat ze naar de lerarenkamer ging voor een bak koffie.

Tot haar verbazing trof ze Dirk aan bij de wagen. Hij stond er peinzend bij te kijken en leek niet al te blij.

“Goedemorgen Dirk.”

“Hmmm.”

“Is er iets?” vroeg Maartje en keek bezorgd naar hem.

“Hmmm,” bromde Dirk opnieuw.

Maartje voelde zich ogenblikkelijk weer schuldig dat ze Dirk twee dagen eerder voor niets naar Dikke Willem had gestuurd.

“Ben je boos Dirk? Als je nog boos bent omdat...”

“Boos?” Dirk reageerde verbaasd en lachte haar vriendelijk toe. “Nee hoor, ik ben niet boos. Ik stond gewoon wat te piekeren.”

“Oh?”

“We hebben een aantal mailtjes binnengekregen van ouders. Ze vinden het hele thema van Haantje de Voorste hartstikke leuk, maar ze weten zich geen raad met de kostuums voor de kinderen. Blijkbaar is het moeilijker dan we dachten om een haan of een kip in elkaar te flansen. Ze vragen om een patroon of een idee wat gemakkelijk uitvoerbaar is. Nou heb ik totaal geen verstand van naaien, maar ik probeerde toch een oplossing te verzinnen. Ik hoopte inspiratie te krijgen door naar onze wagen te kijken, maar tot nu toe schiet me niets te binnen.

Kun jij eigenlijk naaien?”

“God nee! Ik ben in een heleboel dingen hartstikke handig, maar naaien is aan mij niet besteed. Dat gepruts! Ik word er helemaal kriegel van. Als je mij een keer chagrijnig wilt zien, moet je me achter een naaimachine zetten.”

“Oké, dus van jou hoeven we ook geen briljant idee te verwachten?” Dirk grinnikte.

Maartje trok een scheve grijns “Ik vrees van niet, nee! Ik scharrel zelf meestal gewoon een gekke outfit bij elkaar met carnaval. Om daar speciaal iets voor te naaien, daar begin ik niet aan.” Ze zuchtte. “Ik heb er echt geen seconde aan gedacht dat we de ouders hiermee wel eens konden overvragen. Ik zie in mijn hoofd wel allemaal leuke, rondscharrelende kippetjes en haantjes op en om de wagen, maar hoe die gemaakt moeten worden, daar had ik eerlijk gezegd nog niet over nagedacht.”

“Wat nu?” Dirk keek zorgelijk. Hij voelde zich blijkbaar verantwoordelijk voor de zaak. Dat kon Maartje wel in hem waarderen. Het was een betrokken stagiair, dat moest ze hem nageven.

“Om hoeveel mailtjes ging het?” vroeg ze.

“Een stuk of vijftien.”

Maartje schrok. “Oei zoveel! Daar moeten we dan echt wel wat mee.” Ze wierp een blik op de klok. “Ik moet nu naar de klas. Heb jij misschien nu even tijd om op internet naar ideeën of naaipatronen te zoeken?”

Dirk trok een gezicht en zei met een meisjesachtig stemmetje: “Ja natuurlijk! Ik doe niets liever!”

“Je bent een engel!” riep Maartje nog en haastte zich toen naar haar klas.

Dirk keek haar na. “Voor jou doe ik toch alles, Maartje,” mompelde hij voor zich uit. Hij liep klossend naar het ICT-lokaal en zette een van de computers aan.

‘Kip naaien’ tikte hij op goed geluk in de zoekbalk van Google.

Dat leverde allerlei links op naar schattige naaiateliers of hobbyclubjes met namen als Mejuffrouw Kip en Kaatje Kip en recepten voor gevulde kip. Niet wat hij zocht.

‘Kip kostuum’ probeerde hij dan maar. Blijkbaar namen de kleding-verhuurbedrijven het ook niet zo nauw met het begrip kip. De kostuums leken meer gele of witte ijsberen. 

Uiteindelijk vond hij een hanenkostuum dat hem wel enigszins geschikt leek. In elk geval had het een hanenkam en vleugels. Hij printte de foto uit. Misschien konden ze op basis daarvan een patroon maken. Ineens kreeg hij een idee. Hij zou een naaimiddag organiseren voor alle ouders die hulp nodig hadden met het kostuum. Samen wisten ze vast meer dan ieder alleen. De moeders of vaders zouden elkaar kunnen helpen en wie weet werd het nog een leuke bijeenkomst ook.

Hij besloot geen tijd te verliezen en nodigde alle ouders die eerder een mail hadden gestuurd uit voor een naaibijeenkomst de volgende woensdagmiddag. Wie in het bezit was van een naaimachine werd verzocht deze mee te brengen. Hij bood aan stoffen en decoratiemateriaal centraal in te kopen. 

Hij was trots op zichzelf. Dat had hij toch maar doortastend aangepakt. Maartje zou vast onder de indruk zijn. Hij kon bijna niet wachten tot het pauze was.

Toen hij de zoemer hoorde, liep hij alvast de trap op en wurmde zich door de stroom kinderen in een weg naar haar lokaal.

Ze keek verbaasd op toen ze hem zag. “Dirk?”

“Ik heb een fantastisch plan!” riep hij enthousiast. Hij liet haar de print van het hanenkostuum zien en verteld haar van zijn plan de campagne.

Maartje nam hem even zwijgend op. Dirk voelde zijn hart in zijn schoenen zinken. Misschien was hij veel te overhaast te werk gegaan. Hij had natuurlijk eerst met haar moeten overleggen.

“Wat een geweldig idee!” riep Maartje echter. “Ik ben helemaal perplex. Je hebt ons probleem al helemaal in je eentje opgelost!”

Dirk voelde hoe zijn wangen gloeiden van trots. “Nou ja… ach…” sputterde hij bescheiden tegen. “Het is nog maar een idee. We moeten nog wel een patroon maken en stoffen kopen en veren. En dan is het nog maar te hopen dat we in die club ouders iemand treffen die beter kan naaien dan jij en ik.”

“Daar hopen we dan maar op! Een beter idee heb ik in elk geval niet!” besloot Maartje. “Ik denk dat ik meteen naar de winkel van Mia en Piet ga om spullen te bestellen. Mijn klas heeft straks toch muziekles van Annabel. Heb jij ook tijd om mee te gaan?”

Het was eruit voor ze er erg in had, zo blij was ze met de oplossing die Dirk had aangedragen.

Dirk glunderde. “Ja hoor. Ik zou aan mijn stageverslag gaan werken, maar dat kan ik ook vanavond nog thuis doen. Ik ga wel met je mee. Leuk! Ik haal mijn jas, ik zie je zo bij de fietsen.”

Toen Dirk de deur uit holde, sloeg Maartje zich lachend voor het voorhoofd. Stom, stom, stom! Nu nodigde ze hem zelf uit. Als de jongen daar nu maar geen hoop uit zou gaan putten. 

Aan de andere kant was het ook raar geweest als ze zonder hem zou zijn gegaan. Het was tenslotte wel zijn idee. Ze besloot er het beste van te maken en haastte zich naar de fietsenstalling. Dirk kwam er ook net aan gehold.

“Ben je al eens in de winkel van Piet en Mia geweest?” vroeg Maartje.

“Nee, dat niet,” antwoordde Dirk naar waarheid.

“Oh, dat is leuk hoor. Die winkel staat bomvol. Je kunt het zo gek niet bedenken, of ze hebben het. En als ze het niet hebben, dan bestellen ze het wel voor je.”

“Handig!” vond Dirk.

“Ja, dat is zeker handig. Je hoeft in feite nergens zelf voor naar de stad. Al betaal je er natuurlijk wel wat extra voor. Maar ach, je moet de mensen in een dorp als Lierbeek ook de kans geven om hun brood te verdienen.”

“Nou, ik ben benieuwd!” antwoordde Dirk opgewekt. Het maakte hem niet uit. Al gingen ze naar de huishoudbeurs, zolang hij met Maartje samen was, was hij de gelukkigste man op aarde.

Samen reden ze naar de winkel. Dirk voelde zich de koning te rijk. Hij had inderdaad een goede beurt bij Maartje gemaakt, dacht hij tevreden. Het was de eerste keer geweest dat ze hem spontaan mee had gevraagd om iets te gaan doen. Tot nu toe had het in initiatief vanuit hemzelf moeten komen en had ze elke keer een beetje schuw gereageerd. Nu leek ze dan eindelijk te ontdooien. Misschien maakte hij dan toch een klein kansje bij haar. Hij hoopte het echt.

Als hij zo naar haar keek, met haar haren wapperend in de wind en haar neusje rood van de kou, dan vond hij haar zo verschrikkelijk leuk. Ze was aanbiddelijk gewoon! Wat kon het schelen dat ze een paar jaar ouder was dan hij? Dat kwam toch wel vaker voor? Het ging er maar om dat het klikte en wat hem betrof, was Maartje helemaal de vrouw van zijn dromen. Hij vond haar niet alleen knap, ze was ook grappig, ondernemend, pittig en een tikkeltje eigenwijs. Eigenlijk alles waar hij van hield. En dat ze een beetje terughoudend was, dat pleitte alleen maar voor haar. Het viel hem heus wel op hoe alle mannen naar haar keken. Ze was dan ook een bijzondere verschijning. Wat zou hij trots zijn als hij haar zijn vriendin zou mogen noemen!

“Hola Dirk, we zijn er al!” Maartjes vrolijke stem wekte hem uit zijn dagdroom. Ze stond al voor de winkel van Piet en Mia en zette haar fiets tegen de winkelpui. Dirk keerde zijn fiets en reed naar haar toe. Toen hij aanstalten maakte zijn fiets met een kettingslot aan een lantaarnpaal te bevestigen, moest Maartje lachen.

“Joh, dat is hier helemaal niet nodig hoor! Ik geloof niet dat hier ooit een fiets is gestolen. De meeste mensen zetten hem niet eens op slot.”

“Ongelooflijk!” antwoordde Dirk verbaasd.

“Ja, hè? Of nee, eigenlijk is het ongelooflijk dat je in de stad altijd op moet passen dat je fiets niet gejat wordt. Eigenlijk is het ongelooflijk dat we dát als normaal zijn gaan beschouwen, vind je niet?”

Dirk knikte. Hij bloosde beschaamd. Hij was een onverbeterlijke dromer. Zou Maartje dat doorhebben?

De winkel van Piet en Mia was niet al te groot, maar stond bomvol stellingen met alle dingen die je maar nodig zou kunnen hebben. Achter elkaar wurmden ze zich door de smalle gangpaden. Nieuwsgierig nam Dirk de winkel met al zijn spullen in zich op. Hij zag kinderspeelgoed, afwasteiltjes, pannen in alle soorten en maten, linnengoed, kerstversiering, muziekdoosjes, kooien voor huisdieren, tuingereedschap, kippenvoer, visgerei. Werkelijk je kon het zo gek niet bedenken of deze winkel zou het wel hebben.

Rond de toonbank stond een groepje mensen op hun gemak te buurten. Ze bromden iets van een groet, toen Maartje en Dirk zich bij hen voegden.

De vrouw achter de toonbank nam hen nieuwsgierig op.

“Hallo Maartje, kan ik je misschien ergens mee helpen?”

“Laten we dat hopen!” antwoordde Maartje met een lach naar Dirk. ”We zijn op zoek naar een naaipatroon voor een hanenkostuum en naar stoffen en veren en glitters en glimmers die daarbij passen. En als het enigszins mogelijk is dan hadden we liefst ook nog patronen voor kippen en kuikens. Hebben jullie misschien tijdschriften of boekjes voor zoiets?”

“De Burda bedoel je? Of de Knippie? Kijk maar eens in de tweede stelling van achter. Volgens mij is er een uitgave bij over carnavalskleding.”

Het geroezemoes dat even verstomd was, ging weer verder toen Dirk een Maartje naar achter de winkel inliepen. Al leek het nu meer op gemompel en gefluister.

Maartje keek om naar Dirk: “Trek het je niet aan!” fluisterde ze met een knipoog.

“Eh… Watte?” vroeg Dirk verstrooid. Hij had helemaal niet gelet op de praatjes en insinuaties van de dorpsbewoners.

“Laat maar. Kom we zoeken die Knippie waar Mia het over had.”

Ze scharrelden zij aan zij langs de rekken, maar vonden niet wat ze zochten.

“Verdorie, de tweede stelling van achter zei ze toch? Ben ik nou scheel, of liggen hier alleen maar puzzelboekjes?” mopperde Maartje.

Van de andere kant van het gangpad kwam een vrouw aanlopen. Aan de opvallende stijl van kleding herkende Maartje de moeder van Lisa. Kom hoe hoe heette ze ook al weer?

“Dag mevrouw Merckx,” groette ze beleefd.

“Zeg maar Erna hoor!” antwoordde de ander vriendelijk. ”Hoorde ik je zeggen dat je de Knippie zocht?”

“Ja, we hoopten daar een kostuum voor de carnavalsoptocht in te vinden.”

Erna hield het tijdschrift dat ze zochten de lucht in. “Jullie ook al! Ik heb inmiddels alle bladen door gespit, maar geen haan of kip te vinden. Ik zal zelf een patroon moeten tekenen!”

Ze lachte. ”Jullie maken het ons moeders niet gemakkelijk met dit thema! Het is dat ik een beetje kan naaien, anders had ik me er geen raad mee geweten.”

“Ik weet het,” kreunde Maartje. “Volgend jaar doen we wel iets met zeerovers of zoiets. Dan kan iedereen hier een pakje uit de rekken halen. Maar nu moeten we roeien met de riemen die we hebben.”

“Succes ermee!” zei Erna hartelijk.

“Ja, jij ook!” groette Maartje terug.

Maartje en Dirk keken elkaar aan. “Oké, plan mislukt. Wat nu?”

“We kunnen in elk geval stof kopen. Dan moeten wij ook zelf maar iets bedenken.”

“Potverdorie zeg. Straks hebben we lokaal vol moeders en weten we ons zelf ook geen raad.” Maartje klonk zenuwachtig.

“Sorry, misschien heb ik iets te impulsief iedereen uitgenodigd.”

Ze keek hem aan en zweeg. “Nee, nee. We vinden er wel wat op. Kom, we zullen eens kijken wat Mia voor stoffen in huis heeft. Als we extra materiaal moeten hebben, moeten we dat in elk geval vandaag bestellen.

Gelukkig was Mia op de carnaval voorbereid. Ze had stoffen in alle bonte kleuren en in verschillende soorten textiel. Zoveel dat Maartje en Dirk maar moeilijk konden kiezen.

Uiteindelijk kozen ze voor een zeegroene en kobalt blauwe glimmende stof voor de hanen en een knuffelige stof in de kleuren wit en geel voor de kippen en kuikens. Rood vilt kozen ze voor de snavels, hanenkammen en lellen. Ze lieten Mia flink wat meters voor hen apart leggen en zochten er zelf nog veren, pailletten en glitter bij.

“Heb je een tijdschrift gevonden waar je wat aan had?” vroeg Mia terwijl ze alles in een grote doos deed.

“Nee, jammer genoeg niet. We zullen dus zelf wat moeten verzinnen,” zei Dirk monter.

Mia nam hem op van top tot teen en wendde zich toen tot Maartje.

“Patroonpapier dan maar?” vroeg ze.

“Wat is dat?” vroeg Maartje.

“Patroonpapier? Dat is papier waar je het patroon op tekent. Dat knip je uit en daarna speld je het op de stof, zodat je niet lukraak in die mooie stoffen gaat knippen.”

“Oh! Nou goed, doe maar dan. En dan zijn spelden ook wel handig dus?”

Mia zuchtte hoofdschuddend. “Kun je eigenlijk wel naaien?”

Maartje keek een moment onschuldig terug. Daarna antwoordde ze opgewekt. “Nee. Ik niet, maar Dirk hier, die kan naaien als de beste!”

Een man die op een ladder stond met een doos op zijn arm begon te gniffelen.

Dirk kleurde rood tot achter zijn oren. 

Mia keek een beetje zuinigjes van de een naar de ander.

“Zal ik er dan ook maar wat naalden en garen bij doen?”

Maartje gaf Dirk een por. “Heb je nog genoeg naalden en garen, Dirk?”

Dirk schraapte zijn keel en antwoordde gewichtig. “Ja, natuurlijk. Maar gezien het aantal mensen dat we verwachten, kunnen we nog wel een paar doosjes gebruiken. Ik geloof dat het groene, blauwe en gele garen toevallig net op is. Dus doet u daar ook maar een paar klosjes van.”

Maartje lachte hem samenzweerderig toe en opnieuw brak het zweet hem uit.

“Wil je het materiaal morgen op school bezorgen, Piet?” vroeg Maartje aan de man op de ladder. ”We zijn namelijk op de fiets. We nemen alleen het patroonpapier vast mee.”

“Wie zou jou iets kunnen weigeren?” antwoordde Piet met een knipoog.

“Zeg kom je nog die ladder af met die doos, of blijf je daar overnachten?” bitste Mia tegen haar echtgenoot.

Dirk keek geschrokken van de een naar de ander.

Piet, die dat zag, grijnsde naar hem. “Ja, ja jongen. Het huwelijk gaat niet altijd over rozen!”

“Bezint eer ge begint!” grapte een man die al die tijd tegen de toonbank geleund had staan luisteren. 

“Ach, jij altijd!” siste een vrouw met bruin geverfde krullen en gaf hem een flinke por. “Wat heb je 't toch slecht bij mij, hè?”

Dirk keek lichtelijk geschrokken van de een naar de ander.

“Ja, ja wen er maar aan manneke!” grapte de man. Hij knikte in de richting van Maartje. “Nou is het nog rozengeur en maneschijn, maar over een paar jaar...”

Maartje haakte opstandig haar arm door die van Dirk. “Kom Dirk, we moesten maar weer eens gaan. Dag Mia, tot morgen Piet!”

Opnieuw kleurde Dirk tot achter zijn oren toen ze gearmd als een stel de winkel verlieten.

Buiten proestte Maartje het uit van het lachen. “Oh, oh, het is ook altijd lachen met die mensen hier!”

“Ja, maar Maartje. Wie weet wat ze nou van ons denken?” protesteerde Dirk.

“Oh, reken maar dat ze daar binnen nu volop speculeren over de aard van onze relatie! Laat ze maar lekker. Soms is het alleen maar grappig om ze op het verkeerde been te zetten.”

Dirk lachte mee, hoewel hij die opmerking over de aard van hun relatie leuker vond dan die van dat verkeerde been.

“Nou, in elk geval hebben wij nog genoeg te doen.” besloot hij. Hij klemde de rol patroonpapier onder zijn arm en sprong behendig op zijn fiets. “Wie het eerst op school is!”

“Ha! Weet wie je uitdaagt!” riep Maartje en zette het op een trappen.



Na een gezellige avond met Geert en de kinderen stond Erna de volgende dag iets minder somber op dan de laatste tijd het geval was geweest. Nadat ze het hele spul van ontbijt had voorzien en de deur uit had gewerkt, ruimde ze de keuken op en ging met de stofzuiger door het hele huis.

Nauwlettend hield ze de tijd in de gaten, want ze wilde graag op tijd bij de praktijk van de huisartsen zijn. Ze besloot wat eerder te vertrekken en helemaal te voet te gaan. De wandeling zou haar misschien goed doen. Het was tenslotte prachtig weer. Bijna lenteachtig, al vond ze de wind nog wat frisjes. Onderweg bereidde ze zich voor op het gesprek dat ze zou hebben met dokter Tom Benschop. Ze hoopte maar dat hij haar verder kon helpen dan zijn oudere collega.

Erna nam zich voor om er geen klaagzang van te maken als ze tegenover de dokter zat. Ze wilde eigenlijk helemaal niet zielig gevonden worden. Ze was eenzaam, ja dat wel, maar ze kon het niet uitstaan als mensen haar daarom met medelijden zouden behandelen. Ze zocht een oplossing en geen schouder om op uit te huilen. Dat had ze gisteravond in bed al bij Geert gedaan.

Hij had haar tegen zich aangetrokken en plompverloren gezegd: “Vertel het nu maar. Ik heb je de hele avond dapper zien doen en je hebt echt je best gedaan om het gezellig te maken, maar ik zie dat er iets mis is met mijn popje.”

Ze was in een onbedaarlijk snikken uitgebarsten en had het er nu allemaal uitgegooid. Ze vertelde over haar eenzaamheid, het gevoel uitgelachen te worden, de lange saaie dagen. Ze legde uit hoe ze haar vriendinnen miste en niet wist hoe ze hier aansluiting moest zien te vinden in dit gekke dorp. Dat ze Geert miste op de avonden dat hij laat thuis was en het soms zwaar vond alleen met de kinderen Toch was het ergste van alles de knagende eenzaamheid overdag.

De reactie die ze gevreesd had, was uitgebleven. Geert had niet gezegd: “Je wilde toch zelf zo graag in een dorp wonen!” Uit angst voor die reactie had ze al die tijd haar mond gehouden en haar verdriet in stilte gedragen. Nee, Geert had geluisterd, haar gewiegd in zijn armen en sussende woordjes in haar haar gefluisterd. Hij steunde haar besluit om er met de huisarts over te praten en beloofde nog eens om, als het even kon, op tijd thuis te zijn. Het enige verwijt dat hij haar maakte, was dat ze er zo lang alleen mee rond was blijven lopen.

“Lieverd,” had hij gezegd, “ik wil dat je alles met me kunt delen. Ook de moeilijke dingen. Beloof me dat je met me blijft praten. Ik ben misschien moe als ik 's avonds thuis kom, maar ik voel me goed en gelukkig. Ik zou het vreselijk vinden als jij hier zit te verpieteren terwijl ik daar niets van weet.” Ze had geknikt en was nog eens in huilen uitgebarsten, ontroerd door zoveel onverwacht begrip.

En het had ook zeker geholpen om eens flink haar hart te luchten, merkte ze nu. Haar tred was minder zwaar en ze had het gevoel dat ze weer wat meer lucht kreeg. Misschien kon die dokter Tom Benschop haar inderdaad helpen. Soms was de oplossing heel simpel. En, zo hield ze zich voor, als de nood het hoogst is, is de redding nabij.

Dapper stapte ze op de praktijk af, stiekem opgelucht dat er dit keer geen huishoudster met de buitenboel bezig was.

Ze meldde zich bij de receptioniste en nam plaats in de wachtkamer. Net wilde ze een tijdschrift oppakken, toen dokter Benschop de wachtruimte betrad en haar naam riep. Het was een knappe man, vond Erna. 

Zijn glimlach en zijn warme handdruk straalden iets rustgevends uit. Ze voelde zich ogenblikkelijk op haar gemak bij deze vriendelijke, rustige man. 

“Vertel eens, wat kan ik voor je doen?” vroeg de arts, toen ze tegenover hem plaats nam.

Erna hield het kort. Ze nam aan dat er tussen de beide artsen wel enige vorm van overdracht plaats had gevonden en ze had geen zin om het hele verhaal weer van haver tot gort uit te leggen.

“Wij zijn hier nieuw,” stak ze van wal, “dat wil zeggen, we wonen hier nu bijna een jaar. Mijn vier dochters hebben het hier prima naar hun zin. Maar overdag, als zij er niet zijn en mijn man aan het werk is, voel ik me eenzaam. Het is me tot nu toe niet gelukt om aansluiting te vinden bij de mensen hier. Ik ben geen vrouw voor de hockey- of tennisclub. Eigenlijk had ik gedacht met de Lierbekers meer gemeen te hebben dan met wat men hier de snuffers noemt. Maar dat valt allemaal nogal tegen. Ik weet niet waarom, maar ik kom er gewoon niet tussen. Ik heb zelfs het idee dat de mensen me soms uitlachen.”

Tom had geduldig naar haar relaas geluisterd. Tot nu toe had ze hem weinig gelegenheid gegeven om ook maar een speld tussen haar verhaal te krijgen, maar nu zag hij toch een kans om een vraag te stellen en haar monoloog open te breken.

“U hebt het gevoel dat ze u uitlachten?” vroeg hij verbaasd. “Waarom denkt u dat?”

Erna keek even beschaamd. Met zachtere stem ging ze nu verder. “Ik kan het me natuurlijk verbeelden, maar laatst toen ik hier naar de praktijk kwam, stond de huishoudster net de ramen te lappen. Ze was druk in gesprek met de man van de winkel hier aan de overkant.”

“Piet?”

“Ja, ik geloof dat ze hem Piet noemen. In elk geval, toen ik hen goedemorgen wenste, toen... Het klinkt misschien belachelijk achterdochtig, maar toen zou ik toch zweren dat ze 'Lorre' tegen me zei.”

Tom overwoog zijn reactie. Hij had het verhaal al gehoord. Eerst van huishoudster Els zelf. Ze had het proestend aan de receptioniste staan vertellen en Govert had haar er even op aangesproken. Later had de oudere arts hem het verhaal uitgelegd en verteld dat hij de betreffende vrouw naar hem had verwezen, in de hoop dat hij haar beter zou kunnen begeleiden. Moest hij de vrouw sussen en geruststellen of kon hij haar beter de waarheid vertellen? Hij besloot dat de waarheid in dit geval het beste was. De arme vrouw begon onderhand te denken dat ze zich dingen inbeeldde en in combinatie met eenzaamheid leek hem dat niet zo heilzaam.

“Mevrouw Merckx,” begon hij voorzichtig “er is niets mis met uw observatievermogen. Onze huishoudster kennende heeft ze u inderdaad als een papegaai toegesproken.”

Erna keek hem aan. Ze leek enigszins van haar stuk gebracht. “Maar waarom? Waarom zou iemand zoiets doen?”

Tom haalde diep adem en vatte moed. “U bent zich er misschien niet van bewust, maar met uw kledingkeuze bent u hier een opvallende verschijning.” Zo, dat had hij toch redelijk neutraal gebracht vond hij zelf.

“Dus ik zie er uit als een papegaai? Dat is wat u me probeert te zeggen, nietwaar, dat ik er uitzie als een papegaai?”

“Nee, mevrouw Merckx, begrijpt u me nu alstublieft niet verkeerd. Ik vind niet dat u er als een papegaai uitziet. Zelf hou ik wel van kleur in het leven. Ik vermoed alleen wel, dat bepaalde dorpelingen daar anders over denken. Hier heerst het motto 'Doe maar gewoon, dan doe je al gek genoeg' en als u altijd in gewaagde kleurencombinaties over straat gaat, dan duurt het niet lang of u krijgt een bijnaam. Ik vrees inderdaad dat ze over u speken als 'de Papegaai' als ik heel eerlijk ben.”

“Ja, maar dat is toch verschrikkelijk? Iemand meteen zo beoordelen op uiterlijke kenmerken! Niet te geloven zeg! Ik mag toch wel een unieke smaak hebben? Ik hou van kleuren, ik vind het prachtig en bovendien heb ik alles met liefde zelf genaaid en daar ben ik trots op ook!” Verontwaardigd sloeg Erna haar armen over elkaar. Als er zo'n oppervlakkige reden ten grondslag lag aan haar eenzaamheid hier, nou dan wenste ze niet langer dan noodzakelijk in zo'n achterlijk dorp als dit te wonen! Plotseling had ze het helemaal gehad met het landelijke Lierbeek dat haar ooit zo idyllisch had toegeschenen.

Tom Benschop liet haar geduldig even uitrazen en wachtte tot ze weer wat gekalmeerd was.

“Toch,” begon hij voorzichtig, “is het niet zo ernstig als het lijkt. Het was misschien wel ernstiger met u gesteld als u geen bijnaam had gekregen.”

“Daar begrijp ik niets van,” reageerde Erna Merckx argwanend.

Tom lachte. “Luister. Iedereen die maar een klein beetje van betekenis is hier in dit dorp, heeft een bijnaam. Er zijn hier veel mensen met rood haar, maar er is maar één ‘de Rooie’ en dat is de fietsenmaker. De grootste lolbroek hier in het café noemen ze ‘de Scheet’, al moet je me niet vragen waarom.”

“De scheet?” Erna giechelde, ondanks zichzelf.

“Ja, dan kunnen ze je toch beter 'de Papegaai' noemen, of niet soms?”

“Ik ben nog niet overtuigd,” antwoordde Erna, maar er brak een glimlach door op haar verdrietige gezicht.

“Zo'n naam is het begin van acceptatie. Zo moet u het maar zien. Ze hebben u in elk geval opgemerkt. Van daaruit zou u nu rustig wat contacten kunnen gaan opbouwen.”

“Maar hoe dan?” riep Erna vertwijfeld uit. “Ik woon hier nu bijna een jaar en er is nog niet één moeder van school die me een keer op de koffie heeft gevraagd. Niet één zeg ik je! En als ik hen vraag, blijven ze plichtsgetrouw een half uurtje zitten en dan gaan ze weer, met de smoes dat ze nog zoveel te doen hebben. Dan weet ik genoeg! Ze moeten me niet en ik snap niet wat ik verkeerd doe, echt niet!”

Tom schudde het hoofd. “Het is geen smoes, mevrouw Merckx.”

“U wilt toch niet beweren dat ze geen tijd hebben voor een bakje koffie?”

“Voor koffie wel, maar niet om uren te zitten praten. Dat doen ze hier niet.”

“Niet? Maar ze hebben toch vrienden of vriendinnen nodig?”

“Dronk u vaak koffie met vriendinnen toen u in de stad woonde?”

“Ja, regelmatig. Als de kinderen naar school waren, ging ik vaak bij vriendinnen langs om bij te kletsen. Of we gingen 's avonds een borrel drinken in de kroeg. Niet elke dag natuurlijk, maar gewoon af en toe, gezellig!”

“Misschien zult u uw ideeën over vriendschap wat bij moeten stellen als u hier uw draai wilt gaan vinden.”

“Wat bedoelt u?” Erna keek hem met gefronste wenkbrauwen aan.

“Zoals ik al zei, het is geen smoes. De mensen hebben hier veel te doen. Uren kletsen bij de koffie, dat doen ze hier simpelweg niet. Het heeft even geduurd voor ik dat door had. Geloof me, er was een tijd dat ik me hier net zo buitengesloten voelde als u nu.”

“Werkelijk?” vroeg Erna. Het woord 'buitengesloten' raakte haar meer dan ze zichzelf wilde toegeven. “Wat heeft u in die tijd dan gedaan om dat te doorbreken?”

“Ik ben er anders naar gaan kijken. In mijn geval zocht ik het in het café. Ik verwachtte dat ik daar wel aan de praat zou kunnen raken met de een na de ander. Maar dat bleek niet het geval. Op een enkele half dronken man aan de bar na, bleef het café lang leeg. Tot er ineens veertig man tegelijk binnenkwamen, die elkaar allemaal schenen te kennen en al druk met elkaar in gesprek waren. Verbaasd vroeg ik aan Dikke Willem wie deze mensen waren en waar ze zo plotseling vandaan kwamen. Het bleek het zeemanskoor te zijn.”

“Het zeemanskoor? Er is hier toch in de verste verte geen zee te bekennen?”

“Ja, raar misschien, maar daar gaat het niet om. Twee dagen later hetzelfde verhaal. Ditmaal was het de carnavalsvereniging die met zijn allen een afzakkertje kwamen nemen. Weer en dag later was het de biljartclub en daarna de fotoclub. Snapt u wat ik wil zeggen? De mensen gaan hier niet bij elkaar zitten om te buurten. Dat vinden ze zonde van hun tijd. Ze gaan hier iets doen. Ze zijn altijd bezig. Ze werken hard, hun huishouden moet om door een ringetje te halen zijn, hun tuintje moet er keurig bij liggen en de auto moet glimmend op de oprit staan. En als ze dan klaar zijn met alles, dan gaan ze naar een vereniging of club en gaan iets doen met elkaar. Dus, om een lang verhaal kort te maken: ga iets doen! Dondert niet wat. Zoek gewoon iets wat u leuk lijkt, of waar u goed in bent en sluit u ergens bij aan. Steek de handen uit de mouwen!”

“Zomaar, terwijl ik niemand ken?” vroeg Erna met een bedenkelijk gezicht.

“Tja, u moet ergens beginnen.”

Erna weifelde. “Ik weet niet of ik dat wel durf. Ik bedoel, iedereen in zo'n groep kent elkaar natuurlijk al en ze zullen vast elkaar aanstoten en zeggen: 'Daar heb je de Papegaai'.”

“Die kans bestaat. Daar zult u de eerste tijd doorheen moeten. Maar geloof me, het went. Als u gewoon leuk en enthousiast met alles meedoet, bent u over een jaar zelfs trots op die bijnaam, dat beloof ik u.”

“Echt? Denkt u dat? Het is me namelijk opgevallen dat de mensen hier zo veel roddelen achter elkaars rug. Gisteren nog. Ik was in de winkel, van die Piet hier toen juffrouw Maartje binnenkwam met een jonge knul. Ze waren op zoek naar naaipatronen of zoiets. U wilt werkelijk niet weten wat de mensen in de winkel over die arme schooljuffrouw en die knul beweerden toen ze de winkel uit waren!”

Tom schoot in de lach. “Daar kan ik me juist van alles bij indenken! Alles wat u bij Piet en Mia hoort, moet u maar met een flinke schep zout nemen.”

“Maar het idee, dat ze zo over je praten! Ik vind dat afschuwelijk!” riep Erna verontwaardigd uit.

“Zet het van u af!” adviseerde Tom Benschop glimlachend.

Erna fronste het voorhoofd.

“Ja, het klinkt misschien een beetje al te gemakkelijk, maar ik meen het. Zet het gewoon van u af! Ik ken Maartje tamelijk goed en ik weet dat zij er inmiddels ook haar schouders over ophaalt. Als er over iemands liefdesleven gespeculeerd wordt, is het wel over dat van Maartje. Nu lacht ze erom en soms voedt ze die roddels zelfs een beetje. In het begin werd ze er boos over, nu schept ze er lol in om de mensen een klein beetje op het verkeerde been te zetten. Zij is ook geen wortelaar en zal ook nooit een van hen worden, maar ze heeft ondertussen wel een eigen plekje verworven in de gemeenschap en ze krijgt hier alles voor elkaar wat ze wil!”

“Ze lijkt me ook erg aardig,” vond Erna.

“Nou, dat maakt de zaak helemaal eenvoudig!” Tom klapte enthousiast in zijn handen. 

“Als u werkelijk zo handig bent met de naaimachine, dan zou ik vandaag maar eens bij de school binnen wandelen. Maartje zit namelijk met de handen in het haar, vanwege de kippenkostuums. Geen van de moeders weet er raad mee. En zelf kan ze al helemaal niet naaien. Geloof me, biedt haar uw hulp aan en ze halen u als een reddende engel binnen!”

“Zou u denken?” vroeg Erna verlegen.

“Ik weet het zeker!”

Toen ze bleef aarzelen ging hij verder. “Tenzij u liever heeft dat ik u anti-depressiva voorschrijf en verder weg wilt kwijnen in uw eenzaamheid…”

Erna keek hem geschrokken aan. “Nee, nee, natuurlijk niet.”

“Goed, dan schrijf ik u vijf uur naaitherapie bij onze juffrouw Maartje voor.” besloot dokter Benschop. “En dan zie ik u graag na de carnaval terug om te horen hoe het is gegaan.”

Hij stond op ten teken dat het gesprek wat hem betrof voorbij was en Erna volgde zijn voorbeeld.

Bij de deur gaf hij haar een hand. “Succes! En vooral veel plezier!”

Aarzelend bleef Erna op de stoep voor de praktijk staan. Wat zou ze doen? Zou ze terug naar huis gaan, of wachten tot het pauze was op school en dan gewoon maar meteen naar binnen wandelen? Was dat dan toch niet zo raar? Was het niet opdringerig? Aan de andere kant: wat moest ze anders?

Voor ze het lef zou hebben zich op te geven voor het zangkoor of de fotoclub, zouden er weer weken overheen gaan. Ze kende zichzelf. Misschien moest ze maar meteen de koe bij de horens vatten. Ze grabbelde in haar handtas, diepte haar telefoon er uit op en belde haar echtgenoot.

Ogenblikkelijk nam hij op. “Lieverd, hoe was het bij de dokter?”

“Hij zegt dat ik moet gaan naaien op school.”

“Pardon?”

Erna vertelde van het opmerkelijke gesprek dat ze met dokter Tom Benschop had gevoerd.

“En nu zit ik te twijfelen of ik het moet doen?” Besloot ze haar relaas.

“Niet aarzelen, gewoon doen! Wat heb je te verliezen? Niets toch? Als het niet gezellig is, dan ben je er na de carnaval weer vanaf en heb je toch een goede daad verricht. Zo te horen kunnen ze je hulp erg goed gebruiken!”

“Goed, maar als het gesprek niet goed gaat, dan bel ik je straks weer. Sorry hoor, maar ik voel me tegenwoordig zo onzeker.”

“Goed. Maak een wandeling tot het pauze is en stap dan gewoon bij de juffrouw van Lisa binnen. Ze kent je toch?”

“Ja, dat is waar. Weet je, ik doe het gewoon!”

“Zo mag ik het horen! Tot later, liefje!”



Maartje keek in de pauze nog een paar schriften na toen er op de deur van het klaslokaal werd geklopt. Ze keek enigszins verstoord op in de veronderstelling dat het Dirk wel weer zou zijn. Tot haar verbazing stond de moeder van Lisa in de deuropening. Wat zou die hier onder schooltijd komen doen? De vrouw leek slecht op haar gemak.

Maartje stond op en liep naar de deur om haar een hand te geven.

“Mevrouw Merckx, kom binnen. Is er iets aan de hand?” vroeg Maartje bezorgd. “Zijn er problemen met Lisa?”

Erna Merckx lachte ongemakkelijk. “Nee, hoor, nee met Lisa gaat het prima. Ik vroeg me alleen af... Ik dacht alleen eh... Ik wilde voorstellen...”

“Zegt u het maar gewoon” moedigde Maartje haar vriendelijk aan.

Erna Merckx kreeg een hoofd als een rijpe tomaat. “Nou ach, ik hoorde jullie gisteren zo bezig in de winkel en ik vroeg me af of ik misschien kon helpen?”

“Helpen? Waarmee?” Maartje begreep niet waar ze op doelde.

Erna schaamde zich dood. Zie je nou wel? De schooljuffrouw had haar hulp helemaal niet nodig! Het liefst zou ze ter plekke door de grond zakken of heel hard weghollen, maar dat zou pas echt raar staan. Wat was er toch met haar aan de hand? Ze was vroeger toch nooit zo bang geweest om contacten te leggen? Was ze nu werkelijk zo onzeker aan het worden? Een reden te meer om er iets aan te doen, besloot ze ferm.

Terwijl al deze gedachten door haar hoofd flitsten stond de juffrouw van Lisa haar geduldig en onderzoekend aan te kijken.

Erna vermande zich en haalde diep adem. “Met naaien,” zei ze veel zelfverzekerder dan ze zich voelde. “Ik kan tamelijk goed naaien. Ik zou kunnen helpen met de kostuums.” Zo dat was er uit. Hè, hè, was dat nou zo moeilijk? Afwachtend keek ze Maartje aan.

Tot haar grote opluchting klaarde het gezicht van de schooljuf plotseling helemaal op. Alsof de zon begon te schijnen op een grauwe dag. 

“Maar dat is geweldig! Dat is werkelijk fantastisch! U weet niet half hoe blij u mij hiermee maakt!”

“Echt?” Erna kon haar oren niet geloven.

“Mijn hemel, ja! Dirk en ik waren ten einde raad. Er zijn zoveel moeders die niet weten hoe ze een leuk kostuum voor een kip, een haan of een kuikentje moeten maken! Dirk heeft ze uitgenodigd voor een gezamenlijke naaimiddag hier op school, maar om u heel eerlijk te bekennen, ben ik echt vreselijk onhandig als het om dat soort dingen gaat. Naaimachines en ik, dat is geen gelukkige combinatie!” Ze lachte er verontschuldigend bij. “Dus als u werkelijk zo handig bent met de naaimachine en als ik uw kleren en die van uw dochters zo eens bekijk, dan bent u zelfs meer dan handig, dan komt u werkelijk geroepen als een engel in nood, mevrouw Merckx!”

“Erna. Zeg alsjeblieft Erna,” reageerde ze opgetogen. “En ik vind het alleen maar heerlijk als ik jullie kan helpen.”

“Mooi! Geweldig! Prachtig!” jubelde Maartje. “Kom we gaan het meteen tegen Dirk zeggen. Die piekert zich ook al helemaal suf hierover, dus we gaan hem meteen uit zijn lijden verlossen.”

Maartje stoof het lokaal uit en de trap af, met moeite gevolgd door Erna, die met haar lange rokken de kwieke onderwijzeres nauwelijks bij kon houden.

“Dirk! Dirk!” riep Maartje terwijl ze hijgend de lerarenkamer binnenstormde.

“Is er brand?” vroeg een bijdehante collega.

“Ben je je geheime aanbidder kwijt?” plaagde een ander. “Hij is waarschijnlijk bij de carnavalswagen”

“Bedankt!” riep Erna en weg was ze al weer, op zoek naar Dirk. 

Ze vonden Dirk inderdaad bij de carnavalswagen. Op zijn knieën op de grond gezeten probeerde hij zo goed en zo kwaad als het ging een hanenkostuum te tekenen. Hij zuchtte geërgerd toen hij het resultaat bekeek.

“Dit is zo frustrerend!” riep hij zodra hij Maartje in de gaten kreeg. “Het lijkt echt helemaal nergens op! Dit is nu al de derde poging. Ik weet het onderhand niet meer hoor!”

“Relax, ontspan!” zei Maartje op zalvende toon en met een brede grijns. “Mag ik je voorstellen aan de oplossing voor onze problemen? Erna Merckx, naaiwonder van Lierbeek.”

“Nou, nou, dat weet ik niet hoor!” mompelde Erna bescheiden, terwijl ze Dirk de hand schudde.

“In elk geval kan ze patroon tekenen, ontwerpen én naaien! Moet je zien wat ze zelf aan bijzondere kleren draagt! Helemaal zelf gemaakt. Wat zeg je me daarvan?” riep Maartje een beetje al te enthousiast.

Dirk hield wijselijk zijn mond. De kleurencombinatie van Erna's outfit kwamen in elk geval een heel eind in de richting van een hanenkostuum. En de vrouw stond Maartje zo intens dankbaar aan te kijken, dat hij het niet over zijn hart kon verkrijgen zoiets onaardig ook uit te spreken.

In plaats daarvan vroeg hij: “Denkt u dat u andere ouders kunt leren naaien? Er zijn er verschillenden die dringend om hulp verlegen zitten.”

“Dat moet wel lukken, lijkt me,” antwoordde Erna.

“Ja? Super! Woensdagmiddag komt er hier namelijk een clubje van wel vijftien ouders om kostuums te naaien voor de optocht. Het zou echt geweldig zijn als...”

“Woensdagmiddag?” Erna's gezicht betrok. “Ik heb vier dochters thuis op woensdagmiddag. Waar moet ik die dan laten? Bovendien moeten ze naar hun hobbyclubjes en muziekles.”

Maartje die voelde dat hun reddende engel hen door de vingers begon te glippen, greep ogenblikkelijk in. Amicaal sloeg ze een arm om de schouders van Erna. “Lossen we op! Ik weet nog niet hoe, maar we bedenken wel wat. Alsjeblieft, zeg ja! We hebben je keihard nodig!”

Overrompeld door zo'n onverwacht hartelijk welkom kreeg Erna bijna tranen in haar ogen. Wat stond ze nou moeilijk te doen? Dit was toch wat ze wilde? Ze vond het nu al gezellig bij die vrolijke Maartje en die vriendelijke Dirk. Ze zouden vast wel iets kunnen regelen. Het moest gewoon. En anders sloegen de kinderen maar een keer hun naschoolse activiteiten over. Dit was nu gewoon even belangrijk voor haar. Ze mocht best eens een keer aan zichzelf denken. 

“Prima! Ik zal er zijn. We vinden er wel iets op.”

Ze liet zich naast Dirk op haar knieën zakken en nam het potlood uit zijn handen. Een kort ogenblik dacht ze na en toen begon ze met snelle bewegingen te schetsen. Dirk en Maartje keken ademloos toe.

“Zoiets?” vroeg ze toen ze klaar was en toonde een drietal speelse kostuums. Voor een haan, voor een kip en voor een kuikentje. “Vinden jullie dit er leuk uit zien?”

“Ongelooflijk!” riep Maartje bewonderend. “Maar is dat niet ontzettend moeilijk?”

“Valt mee hoor!” antwoordde Erna monter. “Kijk maar, het basispatroon is eigenlijk heel eenvoudig.” Met een paar halen zette ze de basisvorm op papier. “In feite is de basis hetzelfde voor de haan, de kip en het kuiken, alleen in verschillende maten. De verschillen komen met de aankleding.

Ze tekende vleugels veren, lellen, hanenkam en hanenveren. “Die bevestigen we aan de romp. Dat zal echt niet zo'n probleem zijn en anders help ik de mensen wel. Vervolgens kan iedereen het zo mooi maken als ze zelf willen met glitters, leuke stofjes en veertjes. Zo voorkom je dat iedereen er hetzelfde bij loopt en wordt het een vrolijk en origineel geheel.”

“Jemig!” Vol ontzag keek Maartje haar aan. “Het lijkt zo simpel als jij dat doet! Toch weet ik zeker dat wij je dat niet zomaar nadoen. Ik vind het geweldig! Volgens mij gaan we zeker een prijs winnen met deze outfits.”

Erna lachte. “Volgens Donna en Lisa ging de school met deze wagen toch al winnen. Ze zijn er helemaal vol van. En ik moet zeggen dat het er allemaal indrukwekkend uit ziet.”

“Heb je zelf nooit carnaval gevierd?” vroeg Dirk. “Ik bedoel, zo te horen komen jullie van boven de rivieren.”

“Dat klopt inderdaad en ik heb dan ook nooit carnaval gevierd. Ik kan me er eerlijk gezegd helemaal niets bij voorstellen. Het lijkt me allemaal zo, zo... Tja, ik weet jet eigenlijk niet. Ik zie het mezelf gewoon nog niet doen. Ik hou gewoon niet zo van verkleden, geloof ik.”

Dirk beet op zijn lip en onderdrukte opnieuw een bijdehante opmerking. Hij wisselde een blik van verstandhouding met Maartje. Hij wist zeker dat ze op dat moment beiden precies hetzelfde dachten.

“Waarom loop je niet met ons mee in de optocht?” stelde Maartje voor. ”Er lopen wel meer ouders mee. Hartstikke gezellig! Na afloop gaan we met zijn allen de kroeg in en dan zetten we de boel op stelten.”

“Ik weet het niet hoor!” aarzelde Erna. Het leek haar allemaal zo vreselijk banaal, maar dat hield ze toch maar liever voor zich. “Ik zal er over nadenken.”

“Doe dat!” zei Maartje hartelijk. “Wij zouden het in elk geval helemaal leuk vinden, toch Dirk?”

Dirk knikte driftig, maar in zijn hart was hij iets minder overtuigd. Hij gunde iedereen de leukste carnaval ter wereld, maar hij begon stilletjes te vrezen dat deze dame de komende tijd alsmaar in hun gezelschap zou verkeren tijdens de voorbereidingen voor carnaval. Als het aan hem lag, was hij net zo lief alleen met Maartje gebleven. Maar goed, hij had geen keus. Erna Merckx was een geschenk uit de hemel en haar permanente aanwezigheid moest hij dan maar op de koop toenemen. Misschien was het ook allemaal niet zo erg. Het begon erop te lijken dat Maartje ontdooide en meer ontspannen was als ze samen waren. En hadden ze daarnet niet een klein telepathisch momentje met elkaar gedeeld? Hij had een leeftijdsverschil te overbruggen, maar met wat tijd zou het hem zeker lukken. Daar was hij nu van overtuigd.

“Ja natuurlijk! Hoe meer zielen hoe meer vreugd!” riep hij joviaal.

En toen hij zag hoe blij het gezicht van Erna Merckx begon te stralen, had hij zelfs al spijt van zijn aarzeling. ‘De Papegaai’ was eigenlijk best een lief mens, vond hij.

“Ik moet weer naar mijn klas, jongens. En jij Dirk?”

“Oh, ja. Ik moet rennen. Het is mijn beurt om gymles te geven aan groep drie!”

“Erna, ik bel je!” beloofde Maartje. “Misschien kunnen we samen nog een en ander regelen bij Piet en Mia? We hebben al wat dingetjes besteld, maar ik heb geen idee of dat voldoende is.”

“Goed! Ik zal vast een inventarisatie maken van wat we zoal nodig hebben!” Erna voelde zich helemaal in haar element. Dolgelukkig wandelde ze het schoolgebouw uit. Ze zou wel willen huppelen en zingen, zo licht en vrolijk voelde ze zich ineens.

Onderweg naar huis ging ze even naar de bakker en kocht een halfje wit en een zak met tien witte zachte broodjes. Ze zou haar dochters eens verwennen. Dat kon vast geen kwaad voor een keertje.



“Zeg heeft Erna Merckx nog contact met je opgenomen?” vroeg Tom Benschop.

Hij had Maartje weten te strikken voor een kopje thee bij dorpscafé het Anker en sneed het eerste het beste onderwerp aan, dat hem te binnen wilde schieten.

“Ken je haar?” vroeg Maartje nieuwsgierig.

“Nou, kennen, kennen… Dat is een groot woord. Ik kwam haar laatst tegen en complimenteerde haar met haar zelfgemaakte jas. Zo kwamen we aan de praat over haar hobby. Ik suggereerde dat ze haar talent voor naaien misschien kon inzetten bij het schoolcarnaval. Ze reageerde vrij enthousiast en zei toen dat ze er over zou nadenken. Ik was dus gewoon benieuwd,” antwoordde Tom.

Maartje besloot dat ze het smoesje maar zou geloven. Ze vermoedde dat Erna Merckx bij Tom in de praktijk was geweest voor het een of ander, maar daar kon de jonge arts zich vanwege zijn beroepsgeheim natuurlijk niet over uitlaten.

“Ja, ze heeft inderdaad contact opgenomen over carnaval. Was dat jouw idee? Je bent een engel. Ze kwam echt als een godsgeschenk!” Maartje babbelde er vrolijk op los. “Ze kwam zomaar het klaslokaal inlopen op een ochtend. Om je eerlijk te bekennen, wist ik eerst niet wat ik ermee aan moest. Ik bedoel, het is me wel een aparte verschijning, hè? Wist je dat ze haar ‘de Papegaai’ noemen, vanwege die felle kleren van haar?”

“Ja, zoiets meende ik al eens op te vangen.” antwoordde Tom Benschop neutraal. “Ik hoop dat je je daardoor niet hebt laten afschrikken?”

“Nee, natuurlijk niet. Denk je dat ik gek ben? Ik maakte me werkelijk zorgen over de kostuums en zo. Je weet, ik kan zelf totaal niet naaien en Dirk kan er ook niks van!”

Tom glimlachte een beetje besmuikt.

“Lach niet! Het is niet grappig. Hoe dan ook. Wij wisten allebei niet hoe we de ouders konden helpen bij het maken van de pakken. En dan ineens staat die reddende engel in mijn klaslokaal en biedt aan om te helpen. Je kunt je niet voorstellen hoe opgelucht ik was! En Dirk ook.”

“Daar ben ik blij om. Wil jij nog iets drinken?”

“Doe maar even een bak koffie, dat kan ik wel gebruiken.”

“Slecht geslapen?”

“Nee, dat niet. Sinds ik weet dat de Papegaai komt helpen, slaap ik weer als een roosje. Ik heb gewoon veel en hard gewerkt. Het is best aanpoten hoor in het onderwijs! En dan die hele organisatie van de carnaval er nog bij!”

“Ja, en zo'n knappe stagiair houdt je natuurlijk ook behoorlijk bezig.” Het kwam er ongewild jaloerser uit dan hij het had willen laten klinken.

“Begin jij nou ook al? Kan ik het helpen dat die jongen een oogje op me heeft? Zelfs als ik kattig tegen hem doe, laat hij zich niet uit het veld slaan. Ook daarom was ik blij met de komst van de Papegaai aan ons team, dan ben ik tenminste niet constant alleen met Dirk.”

“Noem haar toch niet steeds de Papegaai! Dat klinkt wel erg ondankbaar over iemand die je blijkbaar dubbel en dwars uit de brand helpt.”

“Ik bedoel het niet zo. Dat weet je best. Het klinkt alleen zo ontzettend grappig. Wie dat toch weer verzonnen heeft?”

“Ja, wie dat toch weer verzonnen heeft!” Tom rolde met zijn ogen.

“Jij weet er meer van?”

“Hmmm. Min of meer. Ik ga even bij de bar bestellen, want Dikke Willem heeft blijkbaar geen zin om deze kant uit te schommelen.”

“Nu doe je het zelf ook!”

“Wat?” 

“Een bijnaam gebruiken. Dikke Willem is toch net zo erg als de Papegaai?”

“Nee, dat telt niet. Dikke Willem is gewoon Dikke Willem.”

Hij draaide zich om en lachte in zichzelf. Hij had Maartje mooi af weten te leiden. Bijna had hij verteld dat het dankzij de huishoudster van de dokterspraktijk was, dat Erna Merckx haar bijnaam had gekregen. Maar dan had Maartje natuurlijk meteen geweten dat Erna bij hem op het spreekuur was geweeste en dat soort dingen moest hij voor zich houden. Hij had nu eenmaal zijn beroepsgeheim. Meestal viel hem dat niet zwaar, alleen bij Maartje wilde hij toch nog wel eens zijn mond voorbij praten.

“Ha, Willem,” sprak hij de kastelein aan. “Alles goed jongen?”

“Minder goed als met jou,” antwoordde de dikkerd met een knikje in de richting van Maartje. “Wordt het onderhand al wat tussen jullie?”

Tom kleurde een beetje. Hij had er ongelooflijk de pest aan, dat Dikke Willem dwars door hem heen leek te kunnen kijken. Die dikkerd moest verdorie elke keer over zijn verliefdheid op Maartje beginnen. Ontkennen leek geen zin te hebben. Dan keek Willem hem alleen maar spottend aan alsof hij wilde zeggen: ‘Mij hou je heus niet voor de gek.’

“Nee, nog steeds niet!” antwoordde hij luchtig alsof het ook voor hem een grote grap was.

“Misschien dat ik meer kans maak als ik haar op koffie trakteer en doe mij maar een espresso.”

“Ik kom het wel even brengen.”

“Oké, maar geen flauwe grappen alsjeblieft.”

“Ik zeg niks. Helemaal niks!” antwoordde Willem, maar er klonk iets in zijn stem door, waardoor Tom er toch niet helemaal gerust op was. Hij schoof weer bij Maartje aan tafel, die meteen de draad weer oppakte.

“Willem is alleen 'gewoon' dikke Willem omdat iedereen hem al jaren zo noemt. Over een paar jaar zeggen we waarschijnlijk hetzelfde over de Papegaai.”

“Misschien heb je gelijk. Het is ook allemaal niet zo ernstig inderdaad!” veegde hij het onderwerp van tafel.

Maartje keek hem bevreemd aan.

“Zo, een koffie en een espresso voor de twee tortelduifjes!” Dikke Willem kwam de bestelling brengen.

Tom probeerde de kastelein waarschuwend aan te kijken, maar die wist zijn blikken meesterlijk te negeren.

“Tortelduifjes? Willem toch, wat is dat met jou?” grapte Maartje. “Was je laatst niet ook zo jaloers op onze stagiair Dirk? Je bent toch niet stiekem verliefd op me, hè?”

“Jawel, hartstikke stiekem verliefd, net als iedereen hier!” antwoordde Dirk met een grijns naar Tom.

Tom keek hem met een verbeten gezicht aan. ‘Hou toch je mond man!’ leken zijn ogen te zeggen.

Maar Maartje wuifde zoals gewoonlijk alles luchtigjes weg.

“Ach schei toch uit, zot! Je had me wel een een chocolaatje bij de koffie mogen serveren als je zo verliefd op me bent.”

“Ach, heb ik bij jou niks op het schoteltje gelegd? Ik maak het meteen goed.”

Willem schommelde haastig terug naar de bar waar hij een doos chocolaatjes te voorschijn trok. Hij drapeerde er vier op een schaaltje en waggelde terug naar Maartje en Tom.

“Alstublieft tortelduifjes. Verder nog iets naar jullie wens?”

“Nee hoor, Willem.” antwoordde Tom haastig. Hij was de dikke kastelein nu liever kwijt dan rijk. Tot zijn grote opluchting liet Willem hem nu eindelijk alleen met Maartje.

“Kom je ook naar het grote bal na de optocht?” vroeg Maartje.

“Ja, dat denk ik wel. Het is nog steeds niet helemaal mijn feest dat carnaval, maar goed, je moet je gezicht op zulke dagen toch even laten zien in het dorp. Een echte carnavalsvierder zal ik, denk ik, nooit worden.”

“Nee, als je dat niet met de paplepel ingegoten hebt gekregen, dan zit het toch niet in je bloed, geloof ik,” beaamde Maartje. “Ik begin thuis meestal met een flinke slok cognac om alvast een beetje in de stemming te komen. Ik moet toch minstens een piepklein beetje aangeschoten zijn wil ik het leuk vinden en erin mee kunnen gaan. Maar allez, agge maor leut het!”

“Met dat plat praten van jou wordt het volgens mij ook nooit wat,” grinnikte Tom

“Niet? Ik dacht toch echt dat ik het onder de knie begon te krijgen. Nou ja, het zij zo. Zeg ik moet rennen, vliegen, hollen, want over vijf minuten staan er twintig moeders in de school om een kippenkostuum te naaien.” Ze grabbelde in haar tas op zoek naar haar portemonnee.

“Laat maar. Ik betaal wel!” zei Tom. “Zorg jij maar dat je op tijd komt.”

“Echt? Je bent een schat. Toedeloe. Ik zie je met carnaval nog wel!”

En daar vloog Maartje de deur uit. Met een diepe zucht keek Tom haar na.



De naaimiddag werd een groot succes. Het was relatief gemakkelijk geweest om haar kinderen die middag bij hun vriendinnetjes onder te brengen. Zodra men hoorde waarom ze oppas nodig had, had men als vanzelf aangeboden om haar dochters die middag mee naar huis te nemen.

Erna was nu helemaal in haar element. Ze had plichtsgetrouw alles tot in de puntjes voorbereid. Ze had de patronen voor de kip, de haan en het kuiken nader uitgewerkt en had samen met Maartje een aantal mooie stoffen besteld in de dorpswinkel van Piet en Mia. Ze vond de jonge juf hartstikke aardig en genoot van haar gezelschap. Maartje was enthousiast geweest over alles wat ze voorstelde en gelukkig had de school ook een redelijk ruim budget vrijgemaakt, zodat ze mooie pailletten, kleurige veertjes en glanzende stoffen hadden kunnen bestellen. Alles lag nu overzichtelijk bij elkaar en Erna had helder en stap voor stap aan de moeders uitgelegd hoe ze te werk zouden gaan.

Toen de ouders lucht hadden gekregen van de speciale middag om kostuums te naaien, hadden zich nog veel meer mensen aangemeld. 

Nu zaten er bijna twintig moeders ijverig te naaien, te kletsen en te lachen. Het was een gezellige boel en Erna voelde zich helemaal warm en gelukkig worden van binnen. Zelf liep ze tussen de tafels met naaimachines door, keek hoe het ging, legde geduldig uit hoe het moest en gaf aanwijzingen als iemand vast liep.

Tot haar grote verrassing waren er een aantal vrouwen bij, met wie ze het ogenblikkelijk goed kon vinden. Ze had hen weten over te halen om samen met de kinderen mee te lopen in de optocht en geamuseerd bedacht ze dat ze zin had in carnaval, terwijl ze niet eens uit ervaring wist wat dat was. Maar alles was beter dan eenzaam thuis zitten, terwijl iedereen aan het feesten was, natuurlijk. Belangrijker was echter dat ze deze vrouwen echt aardig vond en er was er één bij met wie ze vreselijk kon lachen. Het zou vast hartstikke gezellig worden om met zijn allen mee te doen.

Dokter Tom Benschop had helemaal gelijk gehad. Door actief te zijn en samen met anderen wat te doen, was het veel gemakkelijker om contacten te leggen. De druk om een sprankelende conversatie te houden, of vrienden te worden was niet zo aanwezig en juist daardoor ontstonden er heel ongedwongen leuke contacten. Erna voelde hoe ze ontspande en dacht: ‘Ik zie wel wat er van komt. In elk geval is dit alvast leuk.’ Ze genoot ook van de waardering die ze kreeg van Dirk, Maartje en de andere moeders.

Maartje liep een beetje werkeloos in de weg. Ze had werkelijk totaal geen kaas gegeten van naaien, maar Erna was blij met haar vrolijke aanwezigheid. Zo gemakkelijk als Maartje met iedereen babbelde, dat zou ze zelf ook wel willen kunnen.

“Mensen, mensen!” riep Maartje luid. “Mag ik even jullie aandacht?”

Het gesnor van de naaimachines verstomde.

“Ik zou graag willen dat jullie even met me meedenken. Ik heb een boer hier uit de omgeving bereid gevonden om onze wagen met zijn tractor door de optocht te trekken. Dat is natuurlijk hartstikke fijn en ik ben hem daar zeer dankbaar voor. Hij vraagt echter wel een wederdienst.”

“O jee!” onderbrak een moeder Maartje balorig.

Maar Maartje ging onverstoorbaar verder. “Hij heeft gevraagd of wij iets rondom scharrelkippen willen doen. Hij is zelf enorm voorstander van biologisch boeren en houdt zelf scharrelkippen...”

“O, dat is natuurlijk Scharrel Sjarrel!” riep een andere moeder.

Maartje grinnikte. “Hij heet inderdaad Charles! Hoe noemen jullie hem?”

“Scharrel Sjarrel!” riepen een paar vrouwen in koor.

Erna spitste haar oren. Ze herinnerde zich wat Tom had gezegd over bijnamen en ze merkte op dat er inderdaad niks kwaadaardig doorklonk in de bijnaam die de biologische boer van zijn dorpsgenoten had gekregen. Het klonk eerder luchtig en vanzelfsprekend. Misschien zelfs wel goeiig. Scharrel Sjarrel, zo heette die man gewoon voor hen. Het was niet gemeen bedoeld.

“Goed, Scharrel Sjarrel heeft gevraagd of we niet met een spandoek wat promotie kunnen maken voor het laten scharrelen van kippen.”

Meteen begonnen de ouders te smoezen en de ene na de andere maffe volzin vloog door de lucht.

“Wij zijn de kippen van arme Scharrel Sjarrel. Wij lopen wel vrij rond, maar hij rijdt in een oud barrel!”

“Eet eens wat vaker een Scharrel Sjarrel eitje. Ze zijn wel veel te duur, maar wij lopen in een weitje!”

En zo ging het nog even door. Ze lagen zelf helemaal krom van het lachen.

Erna kon er de humor niet zo van inzien. Gaven deze mensen dan helemaal niets om een beter leven voor de dieren? Ze keek naar Maartje, die reageerde laconiek.

“Ja dames, zo kan het wel weer. Nu even serieus graag. Er is toch zeker wel iets te zeggen voor eieren van een scharrelkip, of niet soms?”

Het geroezemoes verstomden en de ouders begonnen nu serieus na te denken.

“Koop een scharreleitje want... we zijn niet gemaakt voor de lopende band.” riep een dikke vrouw die Mieke heette.

“Dat is al veel beter.” vond Maartje.

“Laat ons vrij in de wei, dan leggen wij heel blij ons ei!” probeerde Erna een beetje verlegen.

“Super!” vond Maartje “Nog iemand?”

“In de wei, zijn wij blij en dat proef je aan ons ei!” riep Mieke nu. Erna nam haar eens nader op. Die Mieke, die wilde ze wel eens beter leren kennen. 

“Helemaal goed! Die laatste twee schrijven we op een spandoek. Willen jullie dat doen Erna en Mieke?”

“Ik doe het wel, Erna is denk ik hard nodig om iedereen verder te helpen,” stelde Mieke voor.

“Ja, inderdaad! We kunnen Erna niet missen!” riep een moeder. “Moet je mijn draad nou eens zien, die zit weer helemaal vast in de naaimachine. Ik word er onderhand tureluurs van!”

“Ik kom al!” joelde Erna en ze gloeide van geluk. Ze hadden haar echt nodig en dat voelde eigenlijk best wel lekker.



Tot haar eigen stomme verbazing genoot Erna met volle teugen van het carnavalsfeest. Het begon al helemaal leuk toen ze 's morgens samen met haar twee oudste dochters heerlijk had staan tutten. Ze hadden zich in hun pakken gehesen en met schmink grote ronde ogen op hun gezicht gegrimeerd. Zelf was ze verkleed als een enorme dikke kloek van een kip. Donna was ook een kip en Lisa was verkleed als haan. Geert was zo blij voor haar geweest dat ze dankzij haar naaikunsten nu een beetje aansluiting begon te vinden in het dorp, dat hij haar in alles aanmoedigde. Hij had zelfs een dagje vrij genomen en de twee jongsten onder zijn hoede genomen. Die wilden uiteraard ook net zo leuk verkleed zijn als hun oudere zussen, dus Erna had voor hen allebei een super schattig kuikenpakje gemaakt. Haar vier dochters zagen er werkelijk beeldig uit. Hun pakjes prachtig versierd met de mooiste veren en glimmende stofjes. En zelf kreeg ze al helemaal de giebels terwijl ze in haar onhandige dikke outfit rond waggelde. Die had ze trouwens ook vol bonte veren genaaid. Als ze haar dan toch Papegaai noemden, dan kon ze haar naam ook maar beter eer aan doen, had ze in een melige opwelling besloten. Ze voelde zich helemaal een dikke kip en af en toe gilde ze balorig: “Tóóóóók tok tok tok tóóóók!”

Donna en Lisa waren al op de leeftijd dat ze zich gingen schamen als hun ouders vreemd gedrag vertoonden en ze riepen dan ook allebei in koor: “Mama, doe alsjeblieft normaal zeg! Ik schaam me dood!”

Erna lachte erom. Niets kon haar goede humeur vandaag onderuit halen. Bovendien vonden de kleine Nena en Jara het juist geweldig. Ze renden die ochtend met zogenaamd fladderende vleugels om haar heen en riepen om het hardst: “Piep, piep, piep!” in de hoop dat hun moeder dan achter hen aan kwam hollen en begon te kakelen.

Erna speelde het spel mee. Ze sloeg met haar zelfgemaakte vleugels en probeerde de kleintjes die alle kanten op schoten te pakken te krijgen terwijl ze om het hardst kakelde. De twee meisjes gilden van plezier, terwijl Donna en Lisa elkaar aankeken en met hun ogen in de richting van het plafond rolden.

Toch had Erna zich wel een beetje ongemakkelijk gevoeld toen ze het huis verliet. Thuis voor kip spelen was tot daar aan toe, maar zo in het openbaar op straat voelde ze zich toch wel lichtelijk opgelaten. Ze dacht even aan haar vriendinnen in de stad. Die zouden dit allemaal vast belachelijk gevonden hebben. Wat zouden ze zich bescheuren als ze hen later foto's zou laten zien. Maar al gauw ontdekte ze dat natuurlijk iedereen verkleed was en al gauw voegde ze zich bij een groepje andere moederkippen en kakelde opgewonden over de dag die voor hen lag en bewonderde hun pakken. Van de basis die ze samen op school hadden genaaid hadden de meeste moeders zelf nog iets bijzonders gemaakt door er gekke en leuke dingen op te plakken. Zo was er eentje helemaal beplakt met stickers van paaseieren en had een ander overal kleine pluizige gele kuikentjes opgespeld. En ook de kinderen zagen er kleurrijk uit. Je kon van carnaval zeggen wat je wilde, bedacht Erna, maar de mensen werden er in elk geval wel creatief van.

Voor de school stond de carnavalswagen al klaar. Als je hem van een afstandje bekeek, was hij nog mooier dan je binnen had kunnen zien. Hij werd voortgetrokken door een tractor. De boer die erop zat, knikte haar vriendelijk toe en zwaaide toen hij merkte dat ze naar hem keek.

Erna zwaaide een beetje verlegen terug. Dat zou dan wel Scharrel Sjarrel zijn, bedacht ze. Als ze durfde, zou ze hem later op de dag nog wel een keertje aanspreken. Het kon tenslotte geen kwaad om hier in de buurt een boer te kennen die scharrelkippen hield. Zolang ze zelf geen kippen had, kon ze dan mooi haar scharreleitjes bij hem op de boerderij gaan kopen. En wie weet kon hij haar ook wel helpen met het uitzoeken van een goed en gezond ras en wat aanwijzingen geven over het houden van kippen. Want ze vond het dan wel een romantisch idee, maar ze had natuurlijk totaal geen verstand van wat er allemaal bij zou komen kijken als ze kippen wilde houden.

Ze moest opnieuw een gevoel van verlegenheid overwinnen toen de wagen zich in beweging zette en zich in de grote optocht voegde. Veel kippen en kuikentjes scharrelden om de wagen heen. Maar Maartje had haar een mooi ereplaatsje op de wagen toebedeeld. Eerst was Erna daarmee zeer ingenomen geweest, maar nu ze eenmaal zo in het zich bovenop die wagen stond vroeg ze zich af wat ze nu geacht werd te doen? Moest ze nu echt gaan dansen en meezingen met de muziek. Even kreeg ze spijt van de hele onderneming.

‘Mijn hemel, wat een stom gedoe! Waar ben ik aan begonnen?’ vroeg ze zich af. Schuchter zette ze zich er toe om een beetje op de muziek mee te hupsen, maar ze voelde zich vreselijk opgelaten.

Maartje zag het glimlachend aan en schoot haar te hulp. 

Ze kwam naast haar staan: “Dit is even wennen zeker?” vroeg ze.

Erna kreeg een kleur. “Ja, het lukt me niet om er echt in mee te kunnen gaan,” bekende ze.

“Heb je al wat gedronken vanmorgen?”

“Ja natuurlijk!” Erna keek verbaasd. “Ik drink elke ochtend een pot thee met citroen leeg.”

Maartje schoot in de lach. “Ik bedoel iets met alcohol er in?”

Erna keek haar geschokt aan. “Ben jij gek? Het is net elf uur geweest.”

Maartje trok een klein, zilverkleurig flaconnetje uit haar zak en draaide de dop er af. “Hier! Neem een slok! Anders wordt het nooit wat met jou en carnaval!”

Aarzelend nam Erna het flesje van haar aan. Moest ze dit nu wel doen? Toen zette ze resoluut de fles aan haar mond en nam een flinke teug. Oei! Het brandde in haar slokdarm. Ze moest er gewoon van hoesten.

Maartje klopte haar op haar rug. “Gaat het?”

“Wat is dat voor spul?”

“Cognac. Dat had ik misschien even moeten zeggen.”

“Cognac?” Erna keek Maartje met grote ogen aan.

“Daar blijf je lekker warm van. Het kan behoorlijk koud zijn, zo bovenop de wagen. Ik kan er zelf niet veel van drinken, want ik ben natuurlijk wel in functie vandaag, dus je kunt gerust met me meedrinken hiervan.”

Erna nam nog een slok en voelde zich inderdaad lekker warm worden van binnen en na nog een paar slokken was haar gevoel van schaamte als sneeuw voor de zon verdwenen. Eerst begon ze zachtjes wat met haar vleugels te klapperen op de maat van de muziek, daarna kwamen ook haar kippenpoten los van de grond en halverwege de optocht stond ze zowaar de vogeltjes dans te doen samen met Mieke. Ze zong uit volle borst mee toen het lied klonk dat ze al de hele week overal had gehoord.

“Ja, dat is haantje, ja haantje, haantje de voorste, lalalalalalala…” Ze trok zich zelfs niks aan van Lisa die beneden naast de wagen liep met haar vriendinnen en vermanend: “Mama! Doe even normaal zeg!” naar boven riep.

Erna zwaaide vrolijk naar haar en waggelde nog eens extra overdreven met haar kippenkont. 

Ergens tussen het publiek ontwaarde ze Geert met Jara op zijn nek. Nena stond aan zijn been geklemd. Ze zwaaiden en Erna deed speciaal voor hen een extra melig dansje.

“Papa, doe iets!” gilde Lisa naar haar vader, maar Geert stond te schudden van het lachen en stak zijn duim op naar zijn vrouw. Erna beloonde hem met een kushandje door de lucht.

Tegen de tijd dat ze bij het dorpscafé Het Anker waren aangekomen kon het Erna allemaal niets meer schelen. Ze hakte binnen vijf minuten twee glazen bier achterover en stortte zich samen met de stagiair Dirk in de polonaise en zong uit volle borst mee met de carnavalsmuziek.

“Je lijkt wel een volleerd carnavalsvierder!” brulde Dirk in haar oor toen ze samen nog een biertje dronken aan de bar.

“Ik wist ook niet dat ik het in me had,” gaf Erna toe. “Stiekem vind ik het hartstikke leuk. Dat had ik nooit gedacht.”

Erna zwaaide naar Donna die voorbij kwam in de polonaise. Haar oudste dochter zwaaide vrolijk terug. Een eindje verderop hoste Maartje voorbij in de polonaise en Dirk zag meteen zijn kans schoon om bij haar aan te sluiten en zijn handen op haar schouders te leggen. Maartje gaf Erna een veelbetekenende knipoog.

“Zo te zien zou die jongen best eens met dat leuke kippetje willen scharrelen.” hoorde Erna plotseling achter zich.

Ze draaide zich om en keek in de vriendelijke blauwe ogen van Scharrel Sjarrel.

Hij strak zijn hand uit. “Ik zal me even voorstellen, ik ben...”

“Scharrel Sjarrel!” flapte Erna er uit. Ze sloeg meteen haar hand voor haar mond. Wat zei ze nu toch weer met haar zatte kop?

Maar Scharrel Sjarrel kon er blijkbaar de lol wel van inzien en schoot gelukkig in de lach. 

“Dat klopt. Aangenaam! En als ik me niet vergis ben jij de Lawaai Papegaai?”

“De Lawaai Papegaai!” riep Erna ontsteld uit. “Het is nog erger dan ik dacht! Ik begon net aan het idee te wennen dat ze me waarschijnlijk de bijnaam Papegaai hadden gegeven en nu blijkt het zelfs Lawaai Papegaai te zijn! Zo luidruchtig ben ik volgens mij helemaal niet.”

“Nee, jij niet, maar de kleuren van je kleren zijn misschien wat schreeuwerig af en toe?”

Scharrel Sjarrel keek haar met zijn vriendelijke ogen ontwapenend aan.

“Nou eh… je bent in ieder geval wel eerlijk...” stamelde Erna.

Scharrel Sjarrel haalde zijn schouders op. “Ieder mens heeft recht op zijn eigen zottigheid, vind ik. Ik ben nou eenmaal die gek met zijn scharrelkippen en -varkens en jij bent dat malle mens met die maffe kleurencombinaties. Je kunt er maar beter om lachen Papegaai, want het alternatief is, een bangig grijs muisje worden en daar lijk je me het type niet naar.”

“Nee, dat is ook weer zo. Trouwens, in het echt heet ik Erna.”

“Aangenaam kennismaken Erna,” antwoordde de boer hartelijk. “Was jij degene die die mooie teksten voorde spandoeken heeft bedacht?”

“Nou, ik niet alleen hoor. Mieke heeft ook een leus bedacht. Ken je Mieke?”

“Mollige Mieke?” vroeg Scharrel Sjarrel ondeugend?

“Eh… ja eh… Een klein beetje mollig is ze geloof ik wel.” antwoordde Erna voorzichtig.

“Nee hoor, mijn zus is gewoon dik en dat weet ze zelf ook.” 

“Is dat jouw zus? Vandaar dat ze als eerste met een serieuze tekst op de proppen kwam!”

“Ze is erg voorstander van biologisch boeren en wil me ook zoveel mogelijk helpen. Maar ja, het blijft een moeilijke zaak. Het is wel erg lastig om je hoofd boven water te houden als de meeste andere boeren op de traditionele manier verder gaan. Een scharreleitje is nou eenmaal duurder en een lapje scharrelvlees is ook duurder dan de prijsknallers uit de supermarkt. Maar ik kan het niet over mijn hart verkrijgen om het anders te doen. Ik begrijp echt niet waarom ik zo weinig mensen mee krijg. Als je een beetje hart voor dieren hebt, dan geef je ze toch de ruimte?”

“Dat denk ik ook! Ik wil zelf ook kippen gaan houden, onder meer om die reden. Verder vind ik het gewoon een gezellig idee dat er kippen rond ons huis scharrelen.”

“Kom maar eens een keer kijken als je wilt!” nodigde Scharrel Sjarrel haar uit. ”Kom gezellig een keer met Mieke mee, volgens mij vind ze je erg aardig.”

Erna keek hem dankbaar aan. “Nou heel graag! Dat doe ik zeker! En wat de prijs van die eieren betreft: waarom begin je geen winkeltje aan huis? Dan kun je de eieren goedkoper verkopen dan in de supermarkt.”

“Dat is me ook wel eens door mijn hoofd geschoten, maar ik heb er simpelweg de tijd niet voor om ook nog een winkel te bemannen. Biologisch boeren is al arbeidsintensief genoeg.”

“Ik wil je wel helpen!” bood Erna spontaan aan. “Misschien kan ik samen met Mieke je winkeltje runnen?”

Ze wilde nog meer zeggen, maar de muziek ging uit en Prins Carnaval en zijn raad van elf betrad het podium om de prijzen bekend te maken.

Scharrel Sjarrel stootte haar aan. “Oh, even luisteren of we gewonnen hebben.”

“De eerste prijs gaat dit jaar naar een wagen die niet alleen knap gemaakt was, maar die qua figuratie ook met kop en schouders, of moet ik zeggen, hanenkam en veren, boven de andere wagens uitstak. De kostuums waren prachtig, origineel en goed verzorgd en dat was, gezien het thema, toch niet gemakkelijk. Bovendien sneed deze wagen op een ludieke manier een maatschappelijk thema aan. Het deed ons goed om te zien dat zoveel ouders en kinderen zich het dierenleed van legbatterijen aantrekken. De eerste prijs gaat daarom dit jaar naar de Scharrelwagen van de Mariaschool!”

Gejuich steeg op uit de zaal en Erna stond ook te springen van blijdschap. In een opwelling nam ze de handen van Scharrel Sjarrel vast. “We hebben gewonnen! We hebben gewonnen!”

“We willen juffrouw Maartje vragen om op het podium te komen om de beker in ontvangst te nemen,” ging Prins Carnaval verder, “want wij hebben begrepen dat zij dit jaar in figuurlijke zin de kar heeft getrokken en zich bijzonder heeft ingezet om er zo'n succes van te maken.”

Maartje beklom het podium. Ze had rode wangen van opwinding. Ze nam de microfoon uit de handen van Prins Carnaval en keek de zaal in.

“Deze mooie beker kan ik niet alleen in ontvangst nemen. Ik wil nog een aantal mensen op het podium vragen. Ten eerste onze onmisbare stagiair Dirk, die minstens net zoveel uren in de organisatie heeft gestoken als ik. Dirk waar ben je? Kom er eens bij, man!”

Met een grote sprong stond Dirk naast Maartje op het podium en sloeg zijn arm om Maartje heen en zwaaide naar de leerlingen van de Mariaschool.

“Ten tweede zouden wij deze beker nooit gewonnen hebben zonder de bijna professionele hulp van Erna!” Een luid gejuich en geklap weerklonk uit de zaal. “Erna, kom erbij, meid, want Dirk en ik hadden werkelijk niet geweten wat we zonder jou hadden moeten beginnen. Dankzij jou lopen de ouders en kinderen hier nu rond in de prachtigste kostuums!” Ze wenkte met grootste gebaren naar Erna dat ze naar voren moest komen. Scharrel Sjarrel gaf haar een duwtje in de rug. Met een hoofd als een tomaat liep Erna door de mensenmassa naar voren en beklom het podium. Toen ze daar eenmaal stond begon er een stem uit de menigte te zingen. ”Erna bedankt, Erna bedankt! Erna, Erna, Erna bedankt!” En daarna vielen alle ouders en kinderen hem bij. “Erna bedankt, Erna bedankt! Erna, Erna, Erna bedankt!”

Erna duwde met haar vingers in haar ooghoeken en probeerde haar tranen tegen te houden, wat niet bepaald lukte. Een dikke traan van blijdschap en dankbaarheid biggelde over haar wangen.

Maartje, die het zag, sloeg een arm om haar heen en gaf haar een dikke zoen op haar wang.

Erna lachte door haar tranen heen naar Geert, die achter in de zaal naast Tom Benschop stond te glunderen. De dokter zwaaide even naar haar. Erna glimlachte en zwaaide terug. Eindelijk had ze dan toch haar draai in Lierbeek gevonden.





Over VIER WEKEN verschijnt er weer een nieuwe uitgave in deze populaire Favoriet-serie en ook in DORPSLEVEN nr. 71 kunt u weer genieten van twee meeslepende romans.



We houden u nog even in spanning over de verhalen, maar we kunnen u beloven dat ook in deze twee complete romans de emoties en de romantiek van een klein dorp weer een belangrijke plaats innemen. Zorg dus dat u deze uitgave niet mist. DORPSLEVEN nr. 71 is over VIER WEKEN verkrijgbaar bij uw tijdschriftenhandelaar, de kiosk, het warenhuis of uw supermarkt.



Blijdschap na bedrog & Papegaai met carnaval
Section0001.xhtml
Section0002.xhtml
Section0003.xhtml