Dubbel feest



Wennen voor Wout



Helena van de Wetering



“Ze is leuk, hè!” sprak Trudy op samenzweerderige toon.

“Wie?” vroeg Coen niet-begrijpend.

“Juf Maartje!”

Coen schoot in de lach. 

“Jemig, wat een ophef! Ik heb haar een paar minuutjes gesproken in dat winkeltje en iedereen heeft het erover. Is ze zo populair hier?”



Het was een warme zondagochtend. Tom werd bezweet wakker. Hij pakte het laken waaronder hij lag en liet het op de grond glijden. Daarna draaide hij zijn hoofdkussen om en ging zich verliggen. Vandaag hoefde hij er namelijk niet vroeg uit. Zijn vakantie was begonnen. Een week lang geen diensten draaien. Hij beschouwde het als een luxe, want in Lierbeek was altijd wel wat te doen. Langzaam sukkelde hij weer in slaap. Een mug zoemde om zijn hoofd. In een reflex wilde hij het beest wegslaan, maar mepte mis en sloeg zichzelf hard op het hoofd. Hij was letterlijk in één klap klaarwakker. 

Met een paar verwensingen naar de mug, ging hij op de rand van het bed zitten. Dan eerst maar douchen, dacht hij. 

Toen hij onder de douche vandaan stapte, rook hij de geur van koffie al. Govert moest ook al op zijn, concludeerde hij. Snel trok hij een korte broek en een T-shirt aan. Op blote voeten ging hij naar beneden.

“Morgen,” zei hij tegen zijn huisgenoot en collega.

“Morgen, Tom. Nog wat kunnen slapen in deze hitte?” wilde Govert weten.

“Dat was niet zo moeilijk na gisteravond,” grinnikte de jonge dokter. 

“Dat vermoeden had ik al,” grijnsde de oude dokter. “Het was dus gezellig?”

“Dikke Willem had een soort quiz georganiseerd. Als je het antwoord goed had, kreeg je een pilsje.”

“En jouw algemene ontwikkeling was goed, begrijp ik.” Govert keek geamuseerd naar zijn kompaan. 

“Een beetje te goed, ben ik bang,” lachte Tom. “Na een paar rondes heb ik maar geen antwoord meer gegeven.”

“Koffie dan maar?”

“Graag.”

Tom ging aan de ontbijttafel zitten en maakte een boterham klaar.

“Hoe laat komt die vriend van je?” vroeg Govert, terwijl hij de koffie neerzette.

“Tussen één en twee uur.”

Hij nam een hap van zijn boterham met kaas.

“Heb er wel zin in. Het is veel te lang geleden dat we elkaar gezien hebben. Best jammer dat we zover uit elkaar wonen.”

“Maar jullie hebben toch wel contact?”

“Jawel, we mailen en we sms’en wel, maar dat is niet hetzelfde als weer eens samen de kroeg in duiken.”

“Nee, daar heb je gelijk in.”

“Hij is toch ook arts?”

“De droom van mijn vader,” mompelde Tom. “Hij is cardioloog en bezig met verdere specialisaties.”

“Getrouwd?”

“Ook daar weer de droom van mijn vader,” grijnsde Tom nu. “Hij heeft nooit onder stoelen of banken gestoken dat hij Coen graag als zoon had gehad. Zo’n serieuze en ijverige jongen, zei hij dan. En hij heeft dus ook al heel lang een vriendin. Ene Priska Ketelman. Ken haar verder niet. Een keer een foto gezien. Lijkt me wel een aardig meisje.”

“Komt zij ook mee?” wilde Govert weten.

“Nee, ze zou met een vriendin naar een kuuroord gaan, geloof ik.”

“Ben heel benieuwd naar deze ideale schoonzoon,” antwoordde Govert met een lach. 

“Ja, ik heb er ook zin in. Ik zal zo zijn kamer in orde maken. Hebben we nog beddengoed dat ik kan gebruiken?”

“Heeft Els vrijdag allemaal al gedaan. De kamer is helemaal schoon en klaar voor gebruik.”

“Kijk eens aan, wat een luxe, zeg.”

“Tja, ze moet toch wat doen voor haar geld,” zei Govert met een knipoog. “Anders staat ze toch alleen maar te kletsen met Jan en alleman.”

“Toch wel fijn om een werkster te hebben, hoor,” meende Tom.

“Huishoudster,” verbeterde Govert hem. “Dat blijft een heikel punt voor haar.”

“Huishoudster dan. Of wil ze liever interieurverzorgster genoemd worden?” Tom vond het allemaal maar onzin. Schoonmaken was schoonmaken.

“Nee, expliciet huishoudster. Ze doet het huishouden namelijk. Van poetsen tot koken, van naaien tot boodschappen.”

“Ja, bij meneer pastoor, maar niet hier,” sputterde Tom tegen.

“En toch wil ze ook hier huishoudster genoemd worden,” grijnsde de oude dokter.

“Nou ja, zal mij een zorg wezen. Ben allang blij dat ze het doet,” vond Tom.

“Ik ga zo even in de tuin zitten, ga je mee?”

Tom keek op de klok.

“Waarom ook niet. Ik hoef nu dus toch niets meer te doen. Waar is de krant van gisteren? Die heb ik nog niet uit.”

“In de krantenbak.”

Loom liep Tom de woonkamer in en snuffelde in de krantenbak. Hij pakte nog wat bladen mee die hij nog niet doorgekeken had. Daarna ging hij naast Govert zitten in de prachtige tuin.

Govert had dit jaar extra aandacht besteed aan de rozen. Ze stonden er nu ook schitterend bij. Vooral de gele theerozen roken zalig zoet en zagen er geweldig uit. 

In de geur van de rozen, lavendel en nog een bloem waar Tom de naam niet van kende, soesde hij langzaam weg. De krant zakte op zijn schoot. 

Govert bekeek zijn collega. Tom had hard gewerkt de laatste weken. En dat was goed te zien. Hij zag er moe uit. Donkere wallen onder zijn ogen. Hij was blij dat Tom vakantie had.

Het was net na één uur toen ze een auto hoorde stoppen voor de deur.

“Daar zal je hem hebben,” stootte Govert Tom aan.

De jonge dokter schoot uit de stoel en liep snel naar de poortdeur.

“Coen!” riep hij enthousiast naar zijn vriend.

“Tom, ouwe jongen! Hoe is het?”

“Goed, met jou? Goede reis gehad?”

“Ik moest behoorlijk doorrijden van de dames,” grinnikte Coen. “Ze hebben de auto nodig, want ze gaan shoppen. Lees: mijn geld uitgegeven!”

“Het is ook mijn geld,” zei een blonde, jonge vrouw gebeten.

“Tom, mag ik je voorstellen? Dit is mijn vriendin Priska. En dat is Kim, vriendin van Pris. Ze gaan samen de regio onveilig maken.”

“Hai,” zei Tom en gaf beide vrouwen een hand. “Slapen jullie hier ook?” vroeg hij met een moeilijk gezicht. Hij hoopte van niet, want zoveel ruimte was er niet in het doktershuis.

“Nee, wij gaan met z’n tweetjes op pad,” lachte Priska. “Wees maar niet bang, je hebt hem de hele week voor jezelf.”

“Zo bedoel ik het niet,” verontschuldigde Tom zich meteen. “Ik had jullie alleen niet allemaal een slaapplek kunnen bieden.”

“Het is al goed. Ik plaag je maar wat. Nee, wij zijn blij dat we weer een keer samen op stap kunnen. Is veel te lang geleden en het is hoog tijd om een herfstgarderobe aan te schaffen.”

“Het is zomer!” antwoordde Tom verbaasd.

“Niet doen, Tom!” waarschuwde Coen hem. “Vrouwen en kleding; je bevindt je op glad ijs.”

“Zeg, wij gaan meteen door. Toch, Kim?” 

“Ja, lijkt me een goed plan.” 

Kim stapte in de auto, terwijl Priska afscheid nam van Coen.

“Tot volgend weekend. Veel plezier en hou het netjes,” voegde ze eraan toe.

“Jij ook, hè, en maak niet al het geld op!” Liefdevol gaf hij haar een kus. “Veel plezier!”

Niet veel later reden Priska en Kim weg.

“Zo, nu is het mannentijd,” grapte Coen.

“Ik zal je eerst eens voorstellen aan Govert. Mijn huisgenoot en collega.”

Coen pakte zijn koffer en liep achter Tom aan.

De jonge dokter stelde de twee aan elkaar voor. Het klikte gelukkig meteen.

“Ik zal je even je kamer wijzen, dan kun je meteen je koffer wegzetten,” stelde Tom voor.

Terwijl Coen zijn spullen uitpakte, kletsten de mannen over van alles en nog wat. Ze hadden veel te bespreken, want het was veel te lang geleden dat ze elkaar echt gezien hadden.

“Tom, ik wil je iets vragen. En ik wil ook dat je eerst rustig nadenkt voordat je me een antwoord geeft.”

“Zo, dat klinkt serieus.” Tom keek zijn vriend nieuwsgierig aan.

“Priska en ik gaan volgend jaar in de lente trouwen.”

“Gefeliciteerd man!” riep Tom enthousiast uit.

Coen ging voor hem staan.

“Ik zou graag willen dat jij mijn getuige bent. Mijn ‘best man’.”

“Serieus?” De jonge dokter glunderde helemaal.

“Serieus. Denk er maar over na of je dat wilt.”

“Daar hoef ik geen seconde over na te denken,” zei Tom. “Ik voel me vreselijk vereerd en natuurlijk doe ik dat graag.”

“Cool,” reageerde Coen opgelucht. Hij omhelsde zijn vriend en sloeg hem vriendschappelijk op de rug.

“Twijfelde je eraan dan?” wilde Tom weten. Hij ging op de rand van het bed zitten.

“Nou ja, je kent Priska natuurlijk niet. Misschien had je haar eerst beter willen leren kennen?”

“Nee joh, als jij voor haar kiest, dan vertrouw ik erop dat het goed is. Maar vertel eens wat meer over haar?”

“Tja, wat moet ik zeggen? Ik ben stapelverliefd op haar. Lief, zorgzaam, vrolijk, hip, humor.”

“Dat ze leuk is, dat had ik al wel bedacht,” grijnsde Tom. “Maar wat doet ze?” 

“Ze is onderwijzeres. Groep drie, vier en vijf.”

“Echt waar?” Tom viel bijna van de rand van het bed van verbazing.

“Wat is daar zo vreemd aan?” vroeg Coen verbaasd.

“Weet je, het is soms niet makkelijk hier in Lierbeek,” begon Tom. “Het klassieke verhaal van de oude mensen die je niet accepteren als nieuwe dokter speelt hier wel. Ik heb al vaak op het punt gestaan om weer terug te gaan naar de stad. Soms is het leven hier best wel vervelend.” Tom dacht terug aan de afgelopen jaren.

“Maar wat heeft dat met Priska’s baan te maken?” vroeg Coen na enige tijd zijn vriend geobserveerd te hebben.

“Oh ja, sorry. Nou, er is hier ook een onderwijzeres, Maartje, en die is zo leuk. Als zij er niet was geweest, was ik allang teruggegaan.”

“Hebben jullie wat?” wilde zijn vriend weten.

“Nope! Ze is alleen maar bezig met haar werk. Heel af en toe laat ze me wat meer toe in haar leven en dan opeens is het weer afgelopen.”

“Hoe doet ze dan? Moet ze dan niets meer van je weten?”

“Nee, dat is het niet. Het is meer dat ze dan opeens geen tijd meer voor andere zaken heeft behalve haar klas. We zijn wel vrienden, of zo,” peinsde Tom. 

“Maar jij zou zeker meer willen?”

Tom knikte.

“Joh, dat is balen, zeg. Kan ik je helpen?”

“Nee, zodra je te veel pusht, is ze weg. En dan is er ook nog die akelige ex-vriend van haar. Die komt zo af en toe ook even rondneuzen. Dan ben ik echt even alle contact met haar kwijt. Dan is zij ook zichzelf niet meer.”

“Klinkt niet goed.”

“Nee, het is ook een rare gast. Misschien zie je hem nog wel deze week. Je weet maar nooit wanneer die opduikt.”

“Ik ben meer benieuwd naar die liefde van je,” grinnikte Coen. “En je kent me toch! We gaan eens kijken of we haar wakker kunnen schudden.”

“Als je het maar uit je hoofd laat!” waarschuwde Tom hem.

“Weet je nog van dat grietje in de zesde?” lachte Coen. “Daar had jij de hots voor. Hoe heette ze ook alweer? Yvonne? Met dat rode haar.” 

“Ik weet wie je bedoelt en het was niet leuk,” reageerde Tom quasi beledigd.

“Ik heb haar toen mee uit gevraagd om jou aan haar te koppelen. Kwam jij niet opdagen en zat ik de hele avond met zo’n suffe trien opgescheept.”

“Daarom kwam ik dus niet! Ik snap nog steeds niet waarom jij dacht dat ik verliefd op haar was.”

“Omdat je dat in je agenda had geschreven. Een hartje met een pijl met een Y en een T. Daarom had ik jullie allebei uitgenodigd. En ik wilde zelf ertussenuit glippen zodat jullie, je-weet-wel-wat konden doen,” lachte Coen.

“Dat meen je niet! Wat een blunder,” gierde Tom opeens.

“Wat?”

“Die Y stond voor Yvette uit de andere klas, sufferd!” Tom kwam niet meer bij van het lachen. “Ik dacht al, wat moet ik nou met die lijpe Yvonne met haar paarden en haar breiwerkjes.”

De mannen kwamen niet meer bij van het lachen om dit misverstand.

Het was ook wel kenmerkend voor hun relatie. Er waren wel vaker misverstanden geweest. Maar nog nooit hadden deze tot problemen geleid. Zowel Tom als Coen was erg fanatiek in wat ze deden. Op school, met sporten en later ook op de opleiding en in hun werk. Dan zagen ze niet altijd alles even helder en vergaten ze soms dingen waardoor ze in de problemen kwamen. Maar ze waren er altijd om elkaar weer te helpen. Dat maakte hun vriendschap zo echt en hecht. 

Toen ze bijgekomen waren van het lachen, vielen ze elkaar in de armen.

“Goed dat je er bent, man. Ik heb je gemist!” zei Tom oprecht.

“Goed om hier te zijn. Ik heb jou ook gemist,” antwoordde Coen ook oprecht.

“Weet je dat we elkaar al meer dan twintig jaar kennen?” 

Coen rekende snel terug. 

“Verrek, je hebt gelijk!” zei hij verbaasd. “Twintig jaar.”



Govert tuurde op het scherm van zijn computer. Had hij alles goed ingevuld? Niets vergeten? Zelfs na alle uitleg van Trudy en van Tom was hij nog steeds geen held met computers. Zeker niet als hij rare aanvraagformulieren voor andere medische instellingen moest invullen en versturen. Dat kwam ook heel precies en daar werd hij dan ook weleens zenuwachtig van.

“Wout Barends, Govert,” zei Trudy, terwijl ze haar hoofd om de deur stak.

“Oh, Trudy, wacht even. Wil je even meekijken. Gaat dit goed zo?”

Trudy wierp een blik op het scherm. 

“Ziet er goed uit. Nog even een ontvangstbevestiging vragen en dan is het in orde.”

“Dankjewel. Stuur Wout maar door.”

“Oké.”

Even later liep de sterke boer naar binnen. Wout Barends was zo’n beetje de grootste boer van Lierbeek. Hij bezat het meeste land van iedereen. Het was een harde werker. Piepte niet en zeurde bijna nooit.

Govert was dus ook verbaasd om hem hier te zien.

“Wout, ga zitten. Wat scheelt eraan?” zei hij vriendelijk.

“Emma heeft me gestuurd,” bromde hij.

“Is er iets met haar?”

“Nee, ze wil dat ik laat kijken naar deze moedervlek.” Wout stroopte zijn mouw op.

Govert stond op en liep naar de man toe.

“Laat eens zien.” Hij keek er nauwkeurig naar. “Heb je er last van?”

“Hij jeukt wat.”

“Is hij veranderd in de afgelopen weken of maanden? Groter geworden of van kleur veranderd?”

“Ja, hij is wat donkerder en wat groter geworden,” mompelde Wout.

“Oké,” zei Govert bedenkelijk.

“Is dat erg?”

“Dat hoeft niet, maar ik stuur je toch even door naar het ziekenhuis.”

“Waarom?” vroeg de boer bijna geschrokken. Dat was een plaats waar hij nu net niet wilde zijn.

“Om er even door een specialist naar te laten kijken. Met moedervlekken moet je geen risico nemen, Wout. Het kan heel goed onschuldig zijn. Daar ga ik nu nog gewoon van uit, hoor. Maar als het kwaadaardig is, moet je er snel bij zijn.”

“Kanker?”

“Dat zou kunnen. Maar vooralsnog ga ik daar niet van uit,” probeerde Govert hem gerust te stellen.

“Hoe werkt dat dan?” 

“Hoe bedoel je?”

“Nou, met dat ziekenhuis en zo?”

“Ik laat Trudy een afspraak voor je maken. Dan ga je erheen en dan zal de specialist verder met je bespreken wat er moet gebeuren. Hij kan een stukje weghalen om het op kweek te zetten of hij kijkt het nog een tijdje aan en laat je dan na een maand weer terugkomen. Dat moet je met hem dan maar bespreken.”

“Is het echt nodig?” vroeg de anders zo stoere boer met een benepen stemmetje.

“Het is verstandig. Beter te vroeg dan te laat laten controleren.”

“Als jij het zegt,” antwoordde Wout.

“Verder nog niets?”

“Wil je nog even naar mijn longen luisteren. Ik loop al twee weken te hoesten. Word er gek van. Niets helpt. Zelfs het vee schrikt zich lam als ik binnenkom,” voegde hij er met een glimlach aan toe.

“Je klinkt ook wat hees. Ben je verkouden geweest?”

“Snot! Heeft anderhalve week geduurd.”

“Kom maar even op de behandeltafel zitten,” nodigde Govert hem uit. “Doe je shirt maar even uit.”

Wout ontkleedde zijn bovenlijf en ging zitten.

“Gewoon ademen.” Govert luisterde aandachtig. “Nu even diep zuchten.”

“En?”

“Ik vrees dat je het gewoon moet uitzieken,” antwoordde de oude dokter. “Voortvloeisel van je verkoudheid.”

“Wat kan ik eraan doen?”

“Ik kan je codeïne voorschrijven. Dat is een hoestprikkeldempend middel. Je kunt er wel wat suf van worden.”

“Oh, en is er niets anders dan?” wilde de boer weten.

“Je kunt ook goede sterke bouillon drinken, af en toe wat vlierbessensiroop op een lepel en dan langzaam doorslikken. Goed water drinken en af en toe een keelsnoepje nemen.”

“Dan geloof ik dat ik maar voor dat laatste ga. Ik voel er niets voor om nog suffer te worden.”

“Niet iedereen wordt er suf van,” merkte Govert op. “Maar het is een bijwerking, dus ik moet het melden.”

“Nee, ik ga wel voor de goede oude bouillon van moeder de vrouw. Ik haal zo bij Mia nog wel wat van die keeldingen en dan zal het wel goed komen.”

“Ik zal je voor alle zekerheid longfoto’s laten maken als je toch in het ziekenhuis bent. Dat kan gewoon allemaal in één keer.”

“Waarom dat dan? Je zei toch dat het goed was?”

“Ja, maar het kan nooit kwaad om eens een keertje extra te controleren. Je bent er nu toch.”

“Nou ja, het zal wel.”

“Kan ik nog iets voor je doen?”

“Geloof het niet.”

“Je hebt nog tijd over, hoor,” glimlachte Govert. “Of ben je bang dat ik je nog meer laat ondergaan in het ziekenhuis?” grapte hij.

“Nee, dat was het. Zeg, iets heel anders.”

“Ja?”

“Heb je die nieuwe mensen al ontmoet?”

“Welke?”

“Die mannen met die kinderen.”

“Oh, die. Ja, even heel kort. Was meer een toevallige ontmoeting. Ze waren bij Piet en Mia in de winkel toen ik binnenkwam.”

“Wat vind je daar nou van?”

“Het zijn aardige mannen.”

“Maar vind je dat nou normaal?”

“Dat ze boodschappen doen bij Piet en Mia?” plaagde Govert de ouderwetse boer. Hij wist precies waar Wout op doelde. 

“Je weet best wat ik bedoel.”

“Waar heb je moeite mee, Wout? Dat ze homoseksueel zijn of dat ze kinderen hebben?”

“Allebei,” gaf de boer toe.

“Tja, wat kan ik zeggen. Ik heb er niet zo’n moeite mee. Maar ik snap je gevoelens wel.”

“Waarom zijn ze hier komen wonen?”

“Geen idee,” lachte Govert. “Dat heb ik ze niet gevraagd.”

“En die kinderen, gaan die hier naar school?”

“Daar ga ik wel van uit, ja. Hoezo?”

“Nou ja, is dat wel zo’n beste invloed voor de kinderen van Lierbeek?”

“Het zijn hele lieve en slimme kinderen,” vond Govert. “Tenminste, dat was mijn eerste indruk.”

“Maar wat zal dat doen met de andere kinderen uit het dorp?”

“Wout, het is geen besmettelijk ziekte, hoor, homoseksualiteit. Die mannen houden gewoon van elkaar en hebben voor elkaar gekozen. En voor kinderen.”

“Toch vind ik het niet normaal dat twee mannen het met elkaar doen. Zo staat het niet in de Bijbel. En dan nemen ze ook nog kinderen.” Hij schudde triest zijn hoofd.

Govert moest glimlachen. Hij mocht de boer erg graag. Wist ook van hun problemen af om kinderen te krijgen. Dat was tot hun grote verdriet nooit gelukt. Maar soms kon Wout ook heel ouderwets zijn.

“Zo is het leven, Wout,” concludeerde Govert. “Ik kan er niets aan veranderen, als ik dat al zou willen.”

“Maar dat wil je dus niet?” hoorde Wout tussen de regels door.

“Ik heb daar nu niet direct de behoefte aan, nee. Als ik dingen zou kunnen veranderen, zou dat niet op mijn prioriteitenlijstje staan.”

“Het zal wel. Als het maar niet tot problemen gaat leiden in het dorp.”

“Als we ons allemaal tolerant opstellen en laten zien wat voor een gezellig dorp dit is, dan komt het vast allemaal goed,” vond Govert.

“Ik had zo’n reactie van jou helemaal niet verwacht.” Wout keek de dokter onderzoekend aan. 

Govert keek verbaasd terug. Hij vond zichzelf behoorlijk tolerant. Dat Wout dat zich daarover verbaasde, snapte hij niet.

“Hoezo niet?” vroeg hij dan ook.

“Nou ja, je bent toch ook van de oude stempel. De oude garde uit het dorp, zeg maar.”

“Dat je oud bent, wil nog niet zeggen dat je niet open kunt staan voor andere dingen. Of misschien wel modern kan zijn.”

“Tja, daar zal je dan wel gelijk in hebben. Toch blijf ik bij mijn Bijbel. Dan maar ouderwets,” zuchtte Wout.

“En dat is je goed recht. Zolang je mensen ook maar waardig behandelt. Net zoals je zelf ook behandeld zou willen worden.”

“Goed, dan ga ik maar eens. Bedankt voor de tijd.” Wout stak zijn hand uit.

“Ik loop even met je mee, dan kan ik Trudy meteen inlichten over die afspraken. Doe je Emma de hartelijke groeten van me? En maak je niet ongerust, het is waarschijnlijk allemaal niets.”

“Dankjewel, Govert.”

De oude dokter vertelde Trudy wat ze moest doen. Niet veel later verliet Wout met gebogen hoofd de praktijk. 

“Is het niet goed met hem?” vroeg Trudy bezorgd.

“Leeg?” wees Govert naar de wachtruimte. 

“Ja, hij was de laatste van deze drukke maandag,” zuchtte Trudy.

“Nee, ik denk dat het niets ernstigs is. Maar je kunt het nooit zeker weten en bij Wout weet je het al helemaal nooit zeker. Die is bang voor wat kan zijn en zwakt dus zijn verhaal af. Ik laat het hem maar een keer ondergaan.”

“Oké. Kan ik verder nog iets doen?” 

“Wil jij die aanvraag van mevrouw Franssen nog even nabellen? Ik wil graag weten of die in goede orde is ontvangen en of ze op de wachtlijst geplaatst kan worden.”

“Is allang gebeurd,” antwoordde Trudy trots. “En alles is in orde. Ze is nummer drie op de lijst.”

“Nummer drie? Hoe kan dat dan?” vroeg Govert verbaasd.

“Connecties,” lachte Trudy. “Ik ken toevallig wat mensen daar. Nog vanuit mijn ziekenhuisperiode.”

“Oh, wat goed van je! Dankjewel!”

“Graag gedaan.”

“Dan zou ik het verder niet weten. Ik denk dat we maar gaan afsluiten dan.”

“Heb je vanavond die vriend van Tom te eten?” informeerde Trudy.

“Ja, die blijft de hele week. Volgens mij is het ook de bedoeling dat ze iedere dag thuis eten.”

“Leuke jongen?”

“Erg aardig. Volgens mij ook wel een goede arts. Tenminste, zo komt hij op mij over.”

“Wat voor een arts is hij?”

“Cardioloog en hij is zich verder aan het verdiepen in van alles en nog wat. Pienter mannetje,” vond Govert.

“Vrijgezel ook?”

“Ga je Saskia aan hem proberen te koppelen?” lachte de oude dokter.

Trudy kreeg een kleurtje.

“Nee, natuurlijk niet! Ik probeer me gewoon een voorstelling van hem te maken.”

“Anders kom je toch ook eten vanavond? Kun je hem meteen ontmoeten.”

“Bedankt voor het aanbod, maar ik moet het afslaan. Ik krijg zelf eters. Saskia heeft een aantal vriendinnen uitgenodigd voor een dinertje. Ze gaan zelf koken, maar ik wil er erg graag bij zijn. Voordat mijn keuken in puin wordt achtergelaten, snap je?”

“Ik snap het,” grinnikte hij. “Ga jij dan maar snel naar huis voordat het te laat is.”

Trudy sloot haar pc af. Ze ruimde nog wat dossiers op en zette schakelde het antwoordapparaat in. 

Govert was nog in zijn praktijkkamer bezig. Hij vulde nog wat informatie over Wout in de computer in. Daarna sloot hij deze ook af. 

De oude dokter leunde achterover in zijn stoel. Zijn gedachten gingen terug naar het gesprek met Wout. Nog niet eerder was er een homostel met kinderen in Lierbeek komen wonen. Govert begreep dat het vreemd was voor een hoop mensen. Ze zouden aan de situatie moeten wennen. Maar hij was er ook van overtuigd dat de meesten dat zou lukken. Dat Wout zo grimmig had gereageerd, beviel hem niet zo. De boer kon een grote invloed hebben in het dorp. Als hij, onbedoeld, inwoners tegen het stel zou ophitsen, dan kreeg je een nare situatie in het dorp. Helaas was er op dit moment niet veel dat hij kon doen. Misschien moest hij de twee mannen eens uitnodigen voor een borrel? Wie weet hoe zij er zelf mee omgingen. Wellicht kon Govert daar zelf nog iets van leren.

Hij stond op en deed de lampen uit. Het was genoeg geweest voor deze dag. Nu eerst lekker eten, douchen en dan misschien nog even het café in. Tom en Coen hadden hem ’s ochtends uitgenodigd om mee te gaan. Normaal gesproken deed hij dat niet meer zo snel doordeweeks. Maar dit was toch een andere situatie. Ach, eigenlijk had hij er best zin in om nog eens een avondje uit te gaan. Hij vond dat hij wel weer een keer gek kon doen. 

Glimlachend om zijn gekke gedachten verliet hij de praktijk, sloot de deur af en opende de volgende deur naar zijn woning. Heerlijke geuren vulden de gang. Knoflook, wijn en een vleugje basilicum kon hij ontdekken. Tom en Coen waren blijkbaar al volop bezig met het avondeten. Hij had er zin in!



“Zo, dat was heerlijk, zeg!” zei Govert, terwijl hij zich op zijn buik sloeg.

“Ja, dat ging er goed in,” vond ook Coen. 

“Je bent het niet verleerd. Kook jij nog steeds zoveel?” wilde Tom weten.

“Bijna iedere dag. Pris houdt niet van koken.”

“Niet?” vroeg Govert verbaasd. De oude dokter hield zelf enorm van koken en dus begreep hij er niets van.

“Nee, als het aan haar lag, zouden we iedere dag iets bestellen of uit eten gaan,” lachte Coen.

“Joh!” reageerde Tom verbaasd. “Daar word je toch helemaal gaar van?”

“Nou, genoeg over mijn verloofde. Tom, mag ik jouw laptop even gebruiken? Ik wil even kijken of ik met mijn zus kan Skypen. Ze zit in Oostenrijk voor haar werk en ik heb haar al een week of wat niet gesproken.”

“Hoe is het met Elora?”

“Goed, ze heeft het erg naar haar zin. Ze woont samen met een zekere Timo. Leuke gozer.”

“Ik zal mijn laptop even aanzetten voor je.” Tom stond op en liep de woonkamer in. “Ik kan me haar ook nog goed voor de geest halen. Leuke blonde meid was het.”

“Is ze nog steeds,” lachte Coen. “Hip en flitsend.”

“Leuk! Kijk eens, ga je gang. Ik moet heel even de deur uit, dus je kunt ongestoord je gang gaan.”

“Oké, misschien dat ik ook nog even probeer of mijn ouwelui er zijn.”

“Be my guest,” antwoordde Tom joviaal.

Govert was al bezig de keuken op te ruimen.

“Zal ik je even helpen?” 

“Nee hoor, dat hoeft niet. Ik heb het zo gedaan. Jullie hebben al gekookt.”

“Oké. Coen zit achter de laptop in de woonkamer en ik ga heel even de deur uit. Ben zo weer terug.”

“Wat ga je doen?” vroeg Govert.

“Even naar Maartje toe. Ik moet haar heel even wat vragen. Ik leg het je later wel uit. Mondje dicht tegen Coen. Je weet niets!”

“Goed.” Govert keek Tom bevreemd na. “Het zal allemaal wel,” dacht hij hardop.

Tom deed de deur achter zich dicht en liep het dorp in. Het was rustig op straat. Tijdens het avondeten had hij opeens een ingeving gekregen. Coen en hij waren dus ruim twintig jaar vrienden. Dat moest gevierd worden. Hij wist niet of het zou lukken om dat op zo’n korte termijn te regelen, maar het was het proberen waard! Alleen kon hij zoiets niet alleen regelen. Hij had hulp nodig. Zeker omdat Coen natuurlijk de hele dag bij hem zou zijn. Daarom had hij besloten om Maartje om hulp te vragen. Hij hoopte vurig dat ze er tijd voor zou hebben en natuurlijk ook zin in, want het was een enorme klus. Hij sloeg de straat in waar Maartje woonde. Het leek erop dat ze thuis was, want de lampen brandden in ieder geval.

Even hield hij zijn pas in. Iedere keer als hij bij Maartje in de buurt was, kreeg hij het warm. Hij moest zich even vermannen en de kriebels in zijn buik toespreken. Toen hij weer rustig was, belde hij bij haar aan.

Het duurde even voordat Maartje opendeed.

“Hé Tom, wat brengt jou hierheen?”

Jou, wilde hij zeggen, maar hield zich in.

“Ik heb je hulp nodig,” zei Tom. “Tenminste, ik zou het heel fijn vinden als je me kon helpen,” verbeterde hij zichzelf.

“Waarmee kan ik je helpen?” lachte Maartje om de onhandigheid van de jonge dokter.

“Ik heb een vriend op bezoek en we kwamen erachter dat we elkaar al meer dan twintig jaar kennen. En nu had ik bedacht om een feestje te organiseren.”

“En dan wil je mij, fuifnummer één van Lierbeek, om hulp vragen?” lachte Maartje enigszins schamper.

“Nou ja,” stamelde Tom. “Ik wil wat mensen van vroeger bellen en mailen, maar dat kan ik natuurlijk niet thuis doen. En natuurlijk vergoed ik de kosten van het bellen,” voegde hij er snel aan toe. “Mobiel wordt het wel erg duur.”

“Oh, op die manier. Je wilt eigenlijk gebruikmaken van mijn huis?” 

“Ja, als het mag? En misschien heb je nog goede ideeën of dat je nog dingen bedenkt waar ik aan moet denken. Twee weten altijd meer dan een natuurlijk.”

“Natuurlijk,” antwoordde Maartje. “Maar Tom, je moet wel begrijpen dat ik het erg druk heb met schoolwerk. Ik vind het prima als je gebruikmaakt van mijn telefoon of computer, maar ik heb geen tijd om hele avonden te gaan zitten kletsen.”

Tom kreeg een kleur. Was dit wel zo’n goed idee geweest om Maartje hiermee lastig te vallen?

“Maak je niet druk, ik vind het echt niet erg, alleen geef ik wel duidelijk aan dat ik het erg druk heb op het moment. Er moeten weer allerlei toetsen nagekeken worden en we zijn met de voorbereidingen voor de feestweek bezig. Daar gaat allemaal erg veel tijd inzitten.”

“Ik snap het helemaal. Anders kan ik het misschien ook wel aan iemand anders vragen,” zei hij voorzichtig.

“Nee, dat hoeft niet. Je bent erg welkom, maar je moet wel je eigen gang gaan. Goed?”

“Heel erg fijn, Maartje!”

“Wil je binnenkomen?”

“Graag.” Toch wel een beetje ongemakkelijk liep hij achter haar aan.

“Wil je beginnen met bellen of met mailen?”

“Met bellen. Eerst even een goede vriend zien te bereiken. Hij heeft meer telefoonnummers van oud klasgenoten dan ik. Misschien kan hij ook wat mensen bellen.”

Maartje gaf hem de telefoon aan.

“Hier heb je ook een pen en wat papier, mocht je wat op willen schrijven.”

“Dankjewel,” glimlachte Tom. Typisch iets voor Maartje om zo attent te zijn.

“Ik ga even naar de keuken, want ik was net bezig met de afwasmachine. Als je iets nodig hebt, dan hoor ik het wel.”

“Fijn dat je me te hulp schiet. Bedankt daarvoor!”

Tom ging op een eetkamerstoel aan tafel zitten en nam de woning van Maartje in zich op. Het was verzorgd, vrouwelijk, gezellig. Hij zou er geen moeite mee hebben om hier te wonen. Ze had wat foto’s op een kastje staan. De meeste mensen kende hij niet. Hij vermoedde dat het familie was. Alleen haar ouders herkende hij. Daar had ze weleens eerder een foto van laten zien. 

Tom begon te grinniken. Eigenlijk moest hij gewoon een foto van zichzelf ertussen zetten. En dan haar gezicht zien als ze het zag! 

Nee, toch maar niet, dacht hij. Hij pakte de telefoon op en haalde een papiertje met wat nummers uit zijn zak. De eerste die hij zou bellen, was Vincent. Daar had zowel hij als Coen allebei nog contact mee.

De jonge dokter toetste het nummer in. Het duurde niet lang voordat hij contact had.

“Met Tom,” zei hij vrolijk. Na een kort praatje legde Tom uit waar hij voor belde. Vincent was meteen enthousiast.

“En waar en wanneer wil je dat doen dan?”

“Ik zit aan aanstaande zaterdag te denken, hier in het dorp. Ik moet nog wel even uitzoeken of dat kan trouwens. Coen wordt zaterdag door zijn vriendin hier weer opgehaald, dus dan is zij er ook meteen bij.”

“Leuk!”

“Ja, lijkt het je wat? En denk je dat we in zo’n korte tijd een en ander kunnen regelen?”

“Ah, ja joh! Niemand van ons heeft toch een spannend leven,” grapte zijn oud-studiegenoot.

“En niemand heeft het druk,” grapte Tom. “Dus jij ziet het ook wel zitten?”

“Ik ga mijn best voor je doen, ouwe jongen.”

“Als jij dan wat mensen van het vierde jaar wilt bellen? Daar hebben wij ook allebei nog het meeste contact mee. Dan ga ik morgenvroeg eerst uitzoeken of het hier gehouden kan worden.”

“Is goed, man. Spreek ik je morgen weer.”

“Je kunt me ook sms’en. Mijn mobiel heb ik altijd bij me alleen moet je dat niet te vaak doen, anders valt het op. Je kent Coen, erg nieuwsgierig!” lachte Tom.

“Ik snap het. Komt goed. Ga jij die locatie nou maar regelen.”

Ze kletsten nog wat over koetjes en kalfjes en hingen toen op. 

Tom liep naar de keuken toe.

“Zo, dat is geregeld.”

“Dat is snel!” zei Maartje verbaasd.

“Ik heb een goede vriend van ons allebei gebeld. Hij gaat de rest bellen van de opleiding. Ik ga ondertussen kijken of ik in het Anker terecht kan. En bedenken wie er nog meer moeten komen, natuurlijk!”

“Heb je Willem nog niet gevraagd of het kon dan?” wilde Maartje weten.

“Nee, nog niet. Ik wilde eerst weten of Vincent wel kon. Die is vaak de motor achter zulk soort feesten. Die kan echt iedereen overhalen om iets te regelen of te doen,” grijnsde Tom.

“En wat als het nu niet in het Anker kan?” wilde Maartje weten.

“Dan zoek ik een hele andere plek op. Maar het leek me leuk om het hier te doen. We zien wel. Ik ga het morgen meteen regelen met de Dikke.”

“Willem!” corrigeerde Maartje hem. Ze vond het maar niets dat de uitbater van café Het Anker met Dikke Willem werd aangesproken.

“Sorry,” grijnsde Tom.

“En wil je nog een speciaal thema voor je feest?”

“Oh, uh…” stamelde Tom. “Daar heb ik nog niet zo over nagedacht.”

“Wil je dat mensen verkleed komen? Of juist in galakleding. Of laat je ze gewoon komen zoals zichzelf? Wel belangrijk om van tevoren over na te denken.”

“Tja, ik denk dat de meesten toch gewoon willen komen. Nee, geen thema. Gewoon een gezellig onder elkaar zijn,” besloot Tom.

“Taart?” ging Maartje opeens gedreven door. Ze had al wel begrepen dat Tom het allemaal nog niet op een rijtje had.

“Ja, is leuk,” antwoordde de jonge dokter weifelend.

“Dan moet je die regelen zodra je weet hoeveel mensen er komen. Of je laat een taart maken. Symbolisch en dan voor de rest gebak bij de koffie en thee? Is ook minder duur.”

“Daar heb je een goed punt. Weet jij een goede bakker?”

“Ik zal morgen op school vragen. Ik weet dat er hier in de buurt iemand is die zelf de mooiste taarten maakt. Misschien kan je die strikken. Ik heb haar adres op school liggen.”

“Als je dat wilt opzoeken, graag!”

“En mocht je nog het café willen versieren, zal je dat met Willem moeten overleggen. Denk daarbij aan de levertijden van Piet en Mia.”

“Check,” lachte Tom.

“Ga ik te ver?” glimlachte Maartje.

“Nee, je bent mijn reddende engel. Ik ben niet zo goed in dit soort dingen regelen. Ik vind het fijn dat je zo meedenkt.”

“Wil je Coen nog een cadeautje geven of is het feest het cadeau?”

“Ik denk dat ik een fles wijn doe. Maak ik zelf een etiket. Niet te gek, want dit grapje kost me toch al meer dan genoeg!”

“Nou, precies!” Maartje haalde een vaatdoek over het aanrecht. “Zal ik koffiezetten?” vroeg ze.

“Erg verleidelijk, maar laat ik het maar niet doen. Als ik te lang weg blijf, gaat het opvallen.”

“Wanneer ga je naar Willem dan?”

“Ik denk dat ik dat morgen maar doe. Als ik dat nu nog doe, ben ik zo laat thuis.”

“Zal ik anders zo voor je bellen? Dan vraag ik alleen of het zaterdag kan en of hij het vast voor je wil reserveren. Leg ik meteen uit hoe de vork in de steel zit.”

“Als je dat zou willen doen, graag!”

“Is goed. Vanaf hoe laat?”

“Uurtje of acht tot laat in de nacht!” lachte Tom. “Dat was een vaste uitdrukking in onze vriendengroep.”

“Staat genoteerd.”

“Thanks, Maartje! Je bent geweldig!”

“Graag gedaan. Ik vind het wel leuk om mee te denken. Maar nogmaals, ik moet wel oppassen, want ik heb nog meer te doen,” voegde ze er ernstig aan toe.

“Ja, begrijp ik. Als ik jou kan helpen, moet je het maar zeggen!”

“Ik zal gaan nadenken over hoe ik je kan strikken,” lachte ze. “Misschien een keer een spreekbeurt komen houden op school over het menselijk lichaam,” opperde ze. “Ik verzin nog wel iets!”

“Ja, daar was ik al bang voor,” grinnikte Tom. “En nu is er geen weg meer terug.”

“Nope!” 

Tom en Maartje namen afscheid en Tom ging snel terug naar huis. Opgelucht dat er al wat geregeld was in zo’n korte tijd. Maar ook benauwd dat zijn geheim uit zou komen. Hij moest een goed verhaal verzinnen nu. Hij zou tegen Coen zeggen dat hij nog snel bij iemand op huisbezoek wilde. Een informeel bezoekje aan een ernstig zieke patiënt. En dan er zo snel mogelijk overheen praten. Govert moest maar even meewerken, vond hij. Ach, de oude dokter was altijd wel in voor een grap. Een gebaar was vaak al genoeg voor hem. Dus dit zou ook wel lukken. Tevreden liep hij terug naar huis.



Terwijl Tom nog lag te slapen, liep Coen al in het dorp rond. Hij was vroeg wakker geworden en kon niet meer blijven liggen. Had hij wel vaker last van als hij ergens anders sliep. De geluiden klopten dan niet, de geur was anders en het bed lag niet zo lekker als zijn dure Auping thuis. Niet dat hij verwend was. Integendeel zelfs, maar hij vond een goed bed nu eenmaal belangrijk.

De zon scheen op zijn gebruinde gezicht. Een zacht briesje streelde zijn bruine lokken. Dit was echt zijn type weer. Hij was helemaal in zijn element. Maar het was niet de enige reden waarom hij in een goed humeur was. Vannacht had hij opeens iets bedacht. Het leek hem een goed idee om zijn goede vriend Tom, eens in het spreekwoordelijke zonnetje te zetten. Hun vriendschapsjubileum was daar een goede aanleiding voor. Hij had bedacht dat het leuk was om een feest te organiseren met al hun oude vrienden erbij. Coen vroeg zich alleen af hoe hij dat zo snel in dit gat moest regelen. In de stad had je veel meer mogelijkheden. Ik zal creatief moeten zijn, had hij tegen zichzelf gezegd.

Al wandelend door het dorp gaf hij zijn ogen de kost. Er was niet zo heel veel te beleven hier. De enige mogelijkheid om een feest te geven zou in het plaatselijke café zijn. Helaas was dat op dit tijdstip nog niet open. Coen gluurde door de ramen naar binnen. Het zag er op zich niet onaardig uit. Hij had verwacht dat het erg gedateerd zou zijn, maar dat viel reuze mee. Dat zou dus de locatie worden als dat nog kon. 

Hij kwam langs de winkel van Piet en Mia. Hij wipte naar binnen om te zien wat er allemaal te koop was.

“Goedemorgen,” zei Mia vrolijk.

“Goedemorgen. Leuke winkel heeft u.”

“Dank u wel. Zoekt u iets speciaals?”

“Nee, niet echt. Ik logeer bij een vriend en ik ben het dorp aan het verkennen. Ik was benieuwd wat u allemaal verkocht.”

“Je kunt het zo gek niet bedenken of we hebben het of anders kunnen we het bestellen,” antwoordde Mia.

De bel van de deur rinkelde. Er kwam een knappe, jonge vrouw binnen.

“Hé Maartje, wat doe jij hier zo vroeg?” wilde Mia weten.

“Oh, Mia! Stom van me, maar ik ben vorige week vergeten om schriftjes te bestellen. Ik heb ze morgen nodig.” Maartje keek haar getergd aan. “Ik kwam er vannacht pas achter!”

“Geen nood, mijn kind. Hoeveel heb je er nodig?”

“Twintig.”

“Iets speciaals?”

“Nee, de goedkoopste graag.”

“Wacht eens!” zei Mia opeens. “Als je heel even geduld hebt. Misschien heb ik er nog een aantal achter liggen.”

“Dat zou geweldig zijn.”

“Momentje.” Mia liep snel naar het magazijn toe.

“Ben jij juf Maartje?” vroeg Coen die de conversatie gevolgd had.

“Ja, dat klopt.” Ze keek hem nieuwsgierig aan. “Ben je de vader van een van mijn leerlingen?” Ze kon het zich niet voorstellen, want zover ze wist, kende ze alle ouders toch?

“Nee hoor,” lachte Coen. “Ik heb toevallig al veel over je gehoord.”

“Oh?” Maartje kreeg een kleur.

“Ik zal me even voorstellen.” Hij stak zijn hand uit. “Ik ben Coen Corelaars. Een goede vriend van Tom Benschop.”

“Oh!” riep Maartje verbaasd uit. “Ja.” Ze kreeg een nog rodere kleur. Bijna had ze zich versproken. Dit was dus degene waar Tom een feest voor organiseerde. “Leuk je te ontmoeten.”

Ze gaf hem ook een hand zei het erg ongemakkelijk. Maartje was totaal overvallen door de situatie.

“Jij kent Tom nogal goed, of niet?” vroeg Coen.

“Goed, wat is goed? Hoezo?”

“Kun je een geheim bewaren?”

“Ligt eraan wat voor een soort geheim het is,” dekte ze zich meteen in.

“Over een feest.”

“Ja, dat lukt wel,” glimlachte ze.

“Tom en ik kennen elkaar al meer dan twintig jaar. Ik wil graag een feest geven.”

“Wat een leuk idee,” antwoordde ze zuinig.

“Ik dacht aan aanstaande zaterdag. Zou je me een beetje kunnen helpen? Ik ben hier namelijk niet bekend. Volgens mij is de enige gelegenheid hier dat café,” zei hij wijzend op Het Anker.

“Dat klopt,” stamelde Maartje. Hoe moest ze dit nu weer oplossen?

“Zou je me een beetje wegwijs willen maken?”

“Uhm, ja, dat kan,” antwoordde ze niet al te enthousiast. 

“Als het te veel moeite is, dan moet je het zeggen, hoor,” haastte Coen zich te zeggen. Heel tactisch, want nu kon Maartje er bijna niet meer onderuit.

“Nee, dat is goed. Maar ik heb het wel erg druk op school. Er komt een feestweek aan, dus ik heb niet zo heel veel tijd.”

“Dat is heel fijn! Ik beloof dat ik niet te veel van je tijd zal roven. Maar het is gewoon handig als je met iemand kan praten die het dorp kent. En je kent Tom aardig goed. Kan ik meteen checken of hij erg veranderd is,” grijnsde Coen.

Maartje moest lachen om de brede grijns op het vrolijke gezicht.

“Waar kennen jullie elkaar van?” 

“Ik zou bijna willen zeggen: van de wieg! Maar zolang geleden is het nog net niet,” grapte hij. “Van school en later hebben we samen de opleiding gedaan.”

“Ben jij ook huisarts?”

“Cardioloog.”

“Oh!” Maartje was aangenaam verrast. Dat had ze niet verwacht.

“Nee, ik kan geen gebroken harten maken,” grijnsde hij. “Of is dat niet nodig in jouw geval?”

Maartje lachte flauwtjes.

“Nee hoor, met mijn hart is niets mis.”

“Ik dacht al dat jij een goed hart had,” wist Coen.

“Flauw!” lachte Maartje nu ook.

“Kijk eens aan! Deze heb ik nog voor je liggen.” Mia kwam triomfantelijk binnen met een stapel schriften. “Het zijn er iets meer.”

“Oh Mia, je bent geweldig!” riep Maartje blij uit.

“Ach ja, ik doe mijn best,” kirde ze. “Piet heeft ooit eens te veel besteld. Deze liggen er al jaren.”

“Hoe duur zijn ze?”

“Ik maak er een vriendenprijsje van voor jou. Wat zeg je van vijfentwintig cent per stuk?”

“Lijkt me een prima prijs!”

Maartje rekende af. Ondertussen had Mia ze in een grote tas gedaan. 

“Alsjeblieft, je schriften.”

“Dank, Mia!”

“Tot ziens maar weer.”

“Ja, tot ziens!” 

“Mag ik een stukje met je meelopen?” vroeg Coen.

“Natuurlijk.”

“Tot ziens,” zei hij snel tegen Mia.

“Dag!”

“Dit is een vriend van Tom Benschop,” verduidelijkte Maartje.

“Oh zo, oké. Nou, tot ziens dan maar!”

Coen hield de deur open voor Maartje.

“Je hebt me nog niet verteld of je een vriend hebt,” vroeg hij toen ze buiten stonden.

“Daar heb je ook nog niet naar gevraagd,” antwoordde ze ad rem.

“Heb je een vriend?” vroeg hij met pretlichtjes in zijn ogen.

“Nee. Is dat belangrijk?”

“Nee, eigenlijk niet. Ik was gewoon nieuwsgierig.”

“En jij?”

“Nee, ik heb geen vriend.”

Maartje gaf hem een stoot.

“Lolbroek, of je een vriendin hebt!”

“Ja, die heb ik. Verloofde om precies te zijn. We gaan komende lente trouwen.”

“Gefeliciteerd!” zei Maartje oprecht.

“Dankjewel. Ik heb er ook echt heel veel zin in. Ik heb Tom gevraagd of hij mijn getuige wil zijn.”

“Ja! Wat leuk!” riep ze verbaasd uit. “Hij heeft, neem ik aan, ja gezegd?”

“Gelukkig wel!” grijnsde Coen. “Anders had ik een probleem gehad. Niemand anders wilde namelijk.”

Maartje keek hem geschrokken aan.

“Grapje! Rustig maar! Tom is mijn beste vriend. Ik zou er echt stevig van balen als hij gezegd had dat hij het niet wilde. Dan had ik echt niet geweten wie ik had moeten vragen. Natuurlijk zijn er altijd wel mensen te vinden, maar het moet wel speciaal blijven.”

“Oh, ik schrok even. Ik dacht even dat je serieus was,” zei ze opgelucht.

“Sorry, dat was niet de bedoeling.”

“Gaan jullie voor een klassieke bruiloft?”

“Ja, met alles erop en eraan. Witte jurk, bruidstaart, duiven, rozen, boeketten. Noem het maar en er wordt aan gewerkt!”

“Leuk!”

“Je mag rustig met Tom meekomen, hoor. Je bent bij deze uitgenodigd. Als vriendin van dokter Tom Benschop,” glimlachte hij.

“Oh, ik zal erover nadenken,” stamelde ze overrompeld.

“Niet nadenken en gewoon doen! Het wordt heel gezellig.”

“Bedankt voor de uitnodiging.”

“Goed, dan mag je me nu meer vertellen over Tom. Heb je daar tijd voor?”

“Oh nee!” riep ze geschrokken uit. Ik moet rennen. We hebben studiedag vandaag en het eerste programma begint zo. Loop maar even mee!” 

Gehaast liepen ze richting de school van Maartje.

“Wat wil je weten over Tom?”

“Wat zijn z’n hobby’s bijvoorbeeld?”

“Dat zou jij toch moeten weten?” antwoordde ze verbaasd.

“Misschien dat hij hier inmiddels andere dingen doet. Of heeft hij bepaalde dingen die opvallen?”

“Zoals?”

“Ja, weet ik veel. Ik ben gewoon benieuwd of hij erg veranderd is. Anders dan toen hij nog in de stad werkte. Is hij bijvoorbeeld rustig of juist heel druk? Chaotisch of georganiseerd? Moppentapper of verlegen? Kan hij goed contact maken met de mensen hier?”

“Zo, daar vraag je me nogal wat, zeg,” zuchtte Maartje. “Daar moet ik wel even over nadenken, hoor.”

“Ik had bedacht om een lied of een gedicht over hem te schrijven,” verduidelijkte Coen zich nu. “Maar dan wil ik wel de verschillen weten.”

“Ik snap het. Alleen kan ik die nu zo een, twee, drie niet beantwoorden.”

“Dat begrijp ik. Heb je vandaag of morgen nog even tijd voor me?”

“Morgenavond zal wel lukken.”

“Waar spreken we af?”

“Laten we voor de winkel waar je net was, afspreken,” stelde ze voor.

“Oké, goed plan. Heel erg fijn!”

Maartje dacht naarstig na. Dat was het beste zo. Dan kon ze eventueel tegen Tom zeggen dat ze een afspraak met iemand buiten de deur had. Wat dus ook waar was. En dan moest ze zorgen dat ze met Coen niet te veel in het zicht liep, anders zou of Tom of anderen hen weer kunnen zien. Jee, wat een gedoe, dacht Maartje paniekerig. Dit stiekeme gedoe was niet helemaal aan haar besteed.

“Je moet er wel voor zorgen dat Tom je niet ziet. Anders kan ik je nu alvast vertellen dat hij ons allebei gaat uithoren. Hij is namelijk erg nieuwsgierig,” lachte ze.

“Dat is dus punt één. Niets veranderd!” grijnsde hij. “Hoe laat?”

“Tegen acht uur?”

“Is goed. Nogmaals, heel fijn, Maartje!”

“Geen probleem. En nu moet ik echt vliegen, anders kom ik te laat.”

“Tot morgen!” riep Coen haar na.

Hij was helemaal opgelucht dat hij iemand had gevonden die hem kon helpen. En wat een mazzel dat het nu net die Maartje was. Meteen toen hij begreep wie ze was, dacht hij al dat hij haar moest zien te strikken. Misschien zou het hem wel lukken om haar en Tom te koppelen. Dat zou nog eens een goeie grap zijn. Of beter gezegd: een mooi cadeau voor Tom!

Nu moest hij dus twee dingen regelen. Een feest en een relatie. Hij wist niet zo goed wat nu makkelijker was. 

Coen had trouwens al wel door dat Maartje geen katje was om zonder handschoentjes aan te pakken. Een felle tante die precies wist wat ze wilde. Een beetje zoals zijn Priska. Hij zag het helemaal zitten. Hij een onderwijzers, Tom een onderwijzeres. Misschien mocht hij dan wel getuige zijn bij hun huwelijk, dacht hij gniffelend.

Nee, zo ver mocht hij nog niet vooruit denken. Eerst maar het feest regelen en dan op het feest Tom en Maartje naar elkaar toe duwen. 

De volgende stap was nu om een locatie te regelen. Hij keek op zijn horloge. Het café was nog steeds niet open. Waarschijnlijk was Tom nu al wel wakker, dus hij kon beter eerst naar huis gaan. Even fatsoenlijk eten en dan later maar even zien hoe hij het zou regelen met de uitbater. Als hij vandaag niet van Tom af kon komen, dan moest hij het maar door middel van een briefje doen in de hoop dat de beste man het zou begrijpen. Nee, dat kwam allemaal wel goed, verzekerde hij zichzelf. Het ging hem lukken om een knalfuif neer te zetten. Straks even een paar mensen een berichtje sturen en dan kwam alles goed. Het was niet het eerste feest dat hij georganiseerd had. Coen had er alle vertrouwen in dat het leuk zou worden. 

Hij versnelde zijn pas. Nu oppassen dat hij zich niet versprak tegenover Tom!



Govert had het druk in de praktijk. Er waren veel mensen met kleine dingen. Een schaafwond, een hamer op de duim, uitslag. Geen opzienbarende zaken.

Trudy was ook druk. De telefoon stond roodgloeiend. Met dit warme weer leek het wel alsof iedereen geïrriteerder was dan gebruikelijk. Met raad en daad stond ze de mensen bij. Ze wilde ook Govert beschermen voor een uitpuilende wachtkamer en dus gaf ze zelf ook de nodige adviezen. Ze vond dat ze daar geen kwaad mee deed. Temeer omdat het makkelijke dingen waren. Een verzwikte enkel betekende koel houden en als de zwelling erger werd nog een keer bellen. Hetzelfde gold voor een pijnlijke pols na het tennissen. Zoveel als ze kon, hield ze de boot af en toch zat de praktijk vol. Sommigen stonden er gewoon op om de dokter te zien. 

De zoemer ging in de wachtkamer. Dat betekende dat de volgende patiënt naar binnen kon komen. Een jonge vrouw met een baby stond op en liep de praktijkkamer in.

“Goedemorgen, dokter,” zei ze vriendelijk.

“Ach, dag Masja! Ga zitten,” reageerde Govert vrolijk. Hij was bij de bevalling van haar kindje geweest. “Hoe is het met kleine Oliver?”

“Prima, kijk maar. Hij groeit als kool. Het is zo’n snoezig mannetje.”

“Wat een prachtig kereltje!” zei dokter Govert bewonderend. “Hollands welvaren, hoor.”

“Nou, daar ben ik eigenlijk voor hier,” antwoordde ze.

“Hoezo?”

“Het gaat niet zo lekker.” De jonge vrouw kreeg meteen tranen in haar ogen.

“Wat gaat er niet zo lekker?” vroeg hij rustig.

“Met de borstvoeding,” sprak ze zachtjes.

“Oh, ik dacht dat het juist zo lekker ging?” Govert was in die veronderstelling omdat hij haar nog een keer bezocht had na de bevalling. Tot leek alles nog in orde.

“Het ging ook goed, maar ik produceer niet genoeg melk voor hem.”

“Hoe weet je dat?”

“Hij huilt constant en heeft steeds maar honger en honger.” Tranen biggelden over haar wangen.

Govert ging achterover zitten. Hij had medelijden met Masja. Hij wist wat voor een lijdensweg borstvoeding geven kon zijn. Meestal ging het gewoon vanzelf, maar soms niet. En juist bij die mensen constateerde hij een enorm doorzettingsvermogen. Vaak zo erg dat hun eigen leven er onder begon te leiden. Hij bekeek Masja en zag dat zij er ook onder leed. Ze had diep zwarte kringen onder haar ogen. Haar ogen waren wat ingevallen en ze was behoorlijk afgevallen.

“En hoe weet je dat het aan de borstvoeding ligt?” wilde hij weten.

“Op het consultatiebureau hebben ze hem bekeken en er is niets mis met hem. Dus ligt het aan mij.”

“Heb je al borstvoedingsdeskundigen om hulp gevraagd?”

“Ja, verschillende.”

“En wat zeggen die?”

“Dat ik bepaalde medicijnen moet gaan slikken. Domperi nog wat, ik weet niet meer precies de naam, maar ik twijfel of ik dat wel moet doen. Daarom ben ik hierheen gekomen. Ik wil graag weten wat ik nu moet doen.”

“Klopt, Masja. Domperidon is een middel tegen misselijkheid en het verhoogt de prolactine en dus produceer je meer melk. Het kan geen kwaad voor je kindje.”

“Oh, dus het is veilig?”

“Ja, hoor. Daar kun je gerust op zijn. Maar er zijn ook nog wat andere middeltjes die je zou kunnen toepassen.”

“Zoals?” Nu zat ze op het puntje van haar stoel. Kleine Oliver lag tevreden in haar armen rond te kijken.

Govert genoot van het tafereel. Tegelijkertijd stemde het ook wel een beetje droevig. Het had zijn dochter kunnen zijn. Met zijn kleinkind. Niet dat die dan hier advies hadden gevraagd. Maar het idee alleen al. Even moest hij slikken. Die dag van de bevalling stond in zijn geheugen gegrift! Een enkele keer als hij bij een bevalling was die niet helemaal soepel verliep, greep het hem nog weleens aan. Even was hij dan weer bang dat ook hier moeder en kind het niet zouden halen.

“Dokter Lammers?”

“Sorry, ik dacht even na. Wat je bijvoorbeeld kunt proberen, is fenegriekthee maken. De zaden een tijdje laten wellen en dan twee tot drie kopjes thee ervan drinken. Voor de smaak kun je het nog mengen met anijs of venkel. Of Shatavari pillen.”

“Wat is dat nou weer?” Masja keek hem verbaasd aan.

“Dat is van asperges gemaakt. Schijnt erg goed te werken. Probeer dat eens uit, misschien helpt het wel.”

“Grappig. Maar hoe weet u dit?” wilde ze toch even weten.

“Ik heb een tijdje geleden hetzelfde probleem gehad met een jonge moeder. Ze heeft er baat bij gehad. Dus misschien werkt het voor jou ook wel.”

“Fijn, ik ga het meteen kopen!”

“Als je nou geen verschil merkt na een paar dagen, moet je terugkomen. Dan schrijf ik je alsnog Domperidon en nog een spray voor. Wacht niet te lang, want het zou zonde zijn als je de borstvoeding zou moeten staken. En kolven, blijven kolven!” gaf hij nog als advies.

“Ja, dat doe ik ook al. Heel erg bedankt, dokter!” zei ze opgelucht.

“Graag gedaan en hou me alsjeblieft op de hoogte. Ga niet lopen tobben. Desnoods bel je midden in de nacht. Ik kom wel! Ik ben een groot voorstander van borstvoeding en natuurlijk opvoeden, dat weet je!”

“Daarom wilde ik ook graag uw mening. Bedankt!”

Opgelucht verliet ze de praktijk.

Govert was blij en trots. Heerlijk vond hij het om mensen zo van dienst te kunnen zijn. Als ze dan zo vrolijk de praktijk weer verlieten, kon zijn dag bijna niet meer stuk.

Bijna, want Govert wist nog niet wat zijn volgende patiënt kwam vertellen. Hij drukte op de zoemer.

“Govert,” bromde Wout Barends, terwijl hij binnenliep. 

“Wout?” Dat was wel de laatste persoon die hij hier had verwacht. “Wat scheelt eraan?”

“Ik kan niet slapen. Ik ben kapot. Vanmorgen naar dat stomme ziekenhuis geweest. Ik kan je vertellen het is geen pretje daar.”

“Wat is er gebeurd dan?”

“Ze lopen te trekken aan je. De één wil bloed, de andere urine, dan moet je weer een foto maken. Vervolgens komt er weer iemand die je wil verdoven. En dan gaan ze snijden. Dat vinden ze natuurlijk het leukst,” bromde de boer. 

Govert keek hem met opgetrokken wenkbrauwen aan. Zo somber en cynisch kende hij Wout niet.

“Vervolgens wordt je bloeddruk gemeten, naar je borst geluisterd. Ik moest zelfs nog op de weegschaal gaan staan!”

Govert schoot in de lach.

“Dat is niet om te lachen, Govert!” sprak Wout serieus.

“Sorry, het klonk zo leuk.”

“En dat allemaal in twee uur,” zuchtte hij.

“Zo, dat is snel gedaan!” zei Govert oprecht verbaasd. “Hoe kan dat dan? Meestal gaat dat niet zo snel.”

“Ik denk dat je assistente dat zo geregeld heeft. Een paar mensen kenden haar ook en vroegen naar haar.”

“Dan heb je heel veel geluk gehad,” zei Govert. “Echt Wout, soms zit je heel lang te wachten daar.”

“Nou ja, toe maar. Het is klaar zullen we maar zeggen.”

“Waarom ben je zo boos?”

“Ik ben niet boos, het is alleen zo’n heisa allemaal om niets. Ik ben gewoon gezond en ik wil niet als een zieke behandeld worden,” antwoordde hij krachtig.

“Waarom ben je dan naar me toe gekomen?” wilde Govert weten.

“Omdat Emma zich zorgen maakt.”

“Vind je dat onterecht?”

“Ja. Nee. Weet ik veel! Ik ben geen dokter, ik weet het toch ook niet.”

“En ik ben wel een dokter en ik weet het ook niet altijd. En soms moet je gewoon voorzichtig zijn. Je hebt maar een leven en een lichaam en daar moet je zuinig mee omgaan.”

“Ja, ja, al goed,” mompelde Barends.

“En je kwam nu omdat je niet goed kon slapen, zei je. Was dat alleen afgelopen nacht of speelt dat al langer?”

“Al langer. Sinds dat hoesten eigenlijk.”

“Ik kan me voorstellen als je ’s nachts veel moet hoesten dat je dan niet lekker slaapt,” gaf Govert toe.

“Nee, dat zei ik ook tegen Em, maar ja, die wil er weer niets van horen. Ze denkt dat ik een slaapprobleem heb.”

“Wout, ik heb het idee dat er meer aan de hand is. Wil je me vertellen wat het is?” vroeg Govert direct.

“Hoezo?”

“Ik ken Emma en jou zo niet. Jullie zijn altijd vrolijke, rustige en nuchtere mensen. Die indruk krijg ik nu niet. Is er soms iets gebeurd?”

“Ik zou het niet weten. Nou ja, het enige is dat een tante van Em is overleden.”

“Oh?” reageerde Govert nieuwsgierig.

“Aan kanker. Misschien dat dat er iets mee te maken heeft?”

“Is ze sindsdien ook meer bezorgd?”

Wout staarde voor zich uit.

“Ja, nu je het zegt! Dat zou weleens zo’n beetje rond die periode kunnen zijn geweest.” Wout zijn ogen begonnen op te lichten. 

“Misschien is ze wel heel erg bang om jou te verliezen,” opperde Govert.

“Hmm.” Hij keek de dokter aan. “Ja, dat zou natuurlijk kunnen.”

“Dat neemt niet weg, dat je wel een nare hoest hebt én dat je een onrustige moedervlek hebt. En het kan echt geen kwaad om daar even naar te laten kijken.”

“Ja,” was het, bijna beduusde, antwoord. 

“Wil je dat ik je slaappillen voorschrijf?” vroeg Govert opeens.

“Niet per se, nee.”

“Goed zo. Het lijkt mij namelijk geen goed idee. Zeker niet als je weer op die enorme tractor van je moet gaan rijden,” glimlachte hij.

“Mooi ding, hè!” 

“Monsterlijk groot,” gaf Govert toe.

“Die homo was er ook van onder de indruk.”

“Oh ja?”

“Heeft een tijd met die kinderen staan kijken toen ik op het land bezig was.”

“Heb je nog met ze gepraat?”

“Ikke niet!” zei Wout direct.

“Waarom niet?”

“Wat heb ik met die mensen te bespreken? Helemaal niets toch?”

“Je had de kinderen een rondje mee kunnen laten rijden?”

“Ze zeggen dat het niet besmettelijk is, maar je weet maar nooit.”

“Nu ben je hopelijk niet serieus!” zei Govert totaal verbouwereerd. 

“Je weet het toch niet!”

“Ja, dat weten we wel! En jij weet dat ook. Dit is onzin, Wout!” Govert werd nu echt een beetje boos. “Die mensen houden van elkaar en doen geen vlieg kwaad. Alleen omdat ze van iemand van hetzelfde geslacht houden, zijn ze slecht of raar of vies of duivels? Ik dacht het niet!” Govert was fel nu. Zijn ogen spuwden bijna vuur.

Zo erg dat Wout er zelfs van schrok. Hij wendde meteen zijn hoofd af.

“Het is geen kwestie van het ergens mee eens zijn of niet,” ging Govert gedreven door. “Het is gewoon zo en je hebt het maar te accepteren.”

Wout stond op.

“Bedankt voor de tijd weer, dokter.” De boer knikte en liep zonder verder nog iets te zeggen de wachtkamer uit.

Govert bleef boos en verslagen achter.

Zonder Trudy te groeten, liep hij de dokterspraktijk uit. Hoofd gebogen, sombere blik.

“Dag meneer Barends!” riep Els hem vrolijk toe. “Zo, wat kijkt u sip, zeg. Slecht nieuws?” 

De immer nieuwsgierige huishoudster deed een pas naar hem toe.

Wout bleef stilstaan.

“Ik heb het idee dat de wereld gek aan het worden is,” mompelde Wout.

“Vertel mij wat!” zei ze grif. “Wat is er gebeurd dan?”

Even keek Wout haar weifelend aan. Toen vertelde hij over het homostel en hoe dokter Govert daar tegenaan keek. 

“Misschien ben ik hier ook wel te oud voor, maar ik snap het niet. En dat Govert zo tegen me tekeergaat, heb ik nog nooit meegemaakt.”

“Oh, dat is niets voor dokter Lammers!” riep Els verschrikt uit. “Dan moet het hem wel heel erg dwarszitten.”

“Anders mij wel. Vind jij dat nou normaal?”

“Wat?”

“Dat twee mannen het met elkaar doen?”

“Normaal? Tja, dat weet ik eigenlijk niet. Heb ik nog niet zo over nagedacht. Het is gewoon zo, denk ik.” Els keek hem bedachtzaam aan. 

“Het is een zonde. Zo staat het in de Bijbel.”

“Tja,” lachte Els.

“Ja, ik weet het. Die lees jij natuurlijk niet,” zei hij star.

“Ik wilde zeggen: als het in de Bijbel staat, dan moet het waar zijn!” reageerde ze snibbig. “Het lijkt me nogal logisch dat ik weet wat er in de Bijbel staat. Ik woon bij de pastoor, weet u nog wel? Maar dat wil niet zeggen dat ik alles klakkeloos aanneem.”

“Een dorp vol met zondaars,” zuchtte Wout teneergeslagen en hij wandelde weg.

“Nou ja, zeg! Wat is er met hem aan de hand?” reageerde Els nijdig. Ze pakte haar schoonmaakspullen op en liep de praktijk in. “Zeg,” begon ze tegen Trudy.

“Niet nu!” siste die. “Het is hartstikke druk.” De assistente knikte naar de wachtkamer.

“Oh,” antwoordde Els beteuterd. Ze had graag haar mening geventileerd bij haar vriendin.

“Ik spreek je straks wel, goed?”

De huishoudster knikte en ging weer naar buiten. Het was de hoogste tijd om de ramen eens een keer goed te doen.



“Jij was vroeg op,” zei Tom toen Coen binnenkwam. 

“Ik werd wakker en ik kon niet meer in slaap komen,” gaf Coen toe.

“Wat heb je gedaan?”

“Ik ben maar een stuk gaan lopen. Was een beetje rusteloos. Daarbij vind ik het heerlijk om in de ochtend een wandeling te gaan maken.”

“Sinds wanneer ben jij een ochtendmens?” grinnikte Tom. “Ik kan me nog weken herinneren dat jij echt voor twaalf uur niet aanspreekbaar was.”

“Haha, dat is wel heel lang geleden! Man, dat waren nog eens tijden. Helemaal lam waren we toen. Trouwens, jij kon ook een gat in de dag slapen.”

“Raar hè, dat kan ik nu helemaal niet meer. Niet echt in ieder geval. Het gebeurt nog maar zelden dat ik echt lang in bed blijf liggen.”

“En eens even kijken hoe laat het nu is?” lachte Coen.

“Ho, ho! Ik ben ook al tijden op,” verdedigde Tom zich.

“En wat heb je gedaan dan?”

“Gelezen, gebeld, wat opgeruimd,” somde hij op.

“Nou vooruit dan maar!”

“Wil je vandaag nog iets speciaals gaan doen?” vroeg Tom.

“Ik zou het zo niet weten. Ideeën?”

“Niet echt. Ik wilde je een rondleiding door het dorp geven, maar dat is dus niet nodig?”

“Sta ik altijd voor open. Ik heb uiteraard nog lang niet alles gezien en ik wil ook wel graag weten wat jouw favoriete plekjes zijn.”

“Op het moment is dat er maar één,” grapte Tom. “Mijn bed.”

“Nee, dank je! Dat hoef ik niet te zien.”

“Dat ben jij,” zei Tom, terwijl een mobiele telefoon begon te piepen.

“Een berichtje.” Coen haalde zijn gsm uit zijn zak. “Pris,” zei hij ter verduidelijking. “Oh jee!”

“Wat?”

Coen draaide het toestel naar Tom toe. 

“Ze heeft UGGS gekocht,” zei hij en liet hem de foto zien.

Tom begon te lachen.

“Dat gaat je geld kosten!”

“Echt niet. Mijn vriendin mag ze mooi zelf betalen. Die krengen zijn over de tweehonderd euro.”

“Dat meen je niet!” riep Tom verbaasd uit.

“Ik zie er ook niet helemaal het nut van in,” vervolgde Coen. “Ik heb al eerder gezegd dat ze dan maar gewonen laarzen met dikke sokken moet kopen. Maar ja, die zijn niet ‘fashionable’.”

“Nee, daar kun je toch ook niet mee rondlopen, gewone laarzen!” grinnikte Tom. “Je mag wel op huwelijkse voorwaarden gaan trouwen. Anders draait ze maar zo je geld erdoorheen.”

“Dat gaat ook gebeuren,” vertelde zijn vriend. “Maar dat is iets dat we beiden belangrijk vinden. We hebben allebei het nodige meegemaakt en willen nu voorzichtig zijn. Je weet immers maar nooit.”

“Verstandig,” vond Tom.

“Zou jij het anders doen dan als je met Maartje zou trouwen?”

Tom kreeg een licht blosje.

“Geen idee, nog niet echt over nagedacht. Is nog zo’n ver-van-mijn-bed-show.”

“Nee, maar stel,” drong Coen aan.

“Ik denk dat het belangrijk is dat we het daar dan samen over eens zijn. Ik sluit het in ieder geval niet uit.”

In de hal rinkelde de huistelefoon.

“Moment.” Tom haastte zich op hem op te nemen. “Tom Benschop.”

Hij luisterde aandachtig. “Ik kom eraan. Geen probleem. Nee, echt niet!” hoorde Coen hem zeggen.

“Spoedgevalletje?” vroeg deze dan ook toen Tom had opgehangen.

“Dat was Trudy, de assistente. Het is zo belachelijk druk dat ze vroeg of ik een uurtje kon bijspringen.”

“En dat doe je dan,” glimlachte Coen.

“Uiteraard, klantgericht en vriendelijk. Zorg op maat! Welk credo hadden we toch op de opleiding?”

“Non ut iudicet, sed ut salvetur!”

“Oh ja! Niet om te oordelen, maar om te redden. Goh, ik was het alweer vergeten.” 

“Ik ga dus even wat levens redden. Met name die van Govert,” grijnsde Tom. “Of beter gezegd, die van Trudy.”

“Stresskip?”

“Bij tijd en wijlen. Ik zie je straks.”

“Red ze!”

Coen had nu opeens weer tijd voor zichzelf. Die kans moest hij aangrijpen om nog wat te regelen voor zaterdag. Hij besloot om naar het café te gaan. Per slot van rekening moest dat toch wel als eerste worden geregeld. Geen locatie, geen feest. 

Opnieuw liep hij het dorp in. Het was warmer geworden. Klam. Coen had een hekel aan klam. De temperatuur maakte hem niet uit, maar dat plakkerige daar rilde hij van.

De deur van Het Anker stond op een kier. Coen besloot om maar gewoon naar binnen te gaan.

“Goedemorgen,” riep hij om zichzelf aan te kondigen.

Een enorme gestalte kwam boven de bar uit.

“We zijn gesloten,” bromde de dikke man.

“Ja, dat dacht ik al. Ik heb echter een kleine vraag. Mag dat even?”

“Wat is er dan?”

“Ik wil zaterdag een feest geven ter ere van mijn goede vriend Tom Benschop. Ik neem aan dat u hem kent?”

“Dokter Benschop? Jazeker,” zei Dikke Willem. Hij leek nu geïnteresseerd te zijn.

“Ik wil hem verrassen, omdat we al meer dan twintig jaar vrienden zijn. Zou dat hier kunnen?”

“Zaterdag,” peinsde Dikke Willem. Hij zat nu in een lastig parket. Maartje had inmiddels ook al zijn café afgehuurd. Blijkbaar voor een feestje ter ere van de man die nu voor hem stond. Ingewikkeld, dacht hij. En nu? Wat moest hij doen?

“Ik zit met een klein probleempje,” zei hij twijfelend.

“En dat is?”

“Iemand anders had een optie genomen. Ik weet nog niet of dat doorgaat,” loog Willem. “Ik zal ze vanmiddag even bellen. Kom vanavond maar terug, dan laat ik het je weten.” 

“Prima,” antwoordde Coen een beetje beteuterd. “Dan kom ik vanavond terug. “Alleen zal Tom er dan waarschijnlijk ook bij zijn, want ik logeer daar en die mag niets weten. Anders is natuurlijk de verrassing eraf.”

“Dat begrijp ik. Kom vanavond maar en dan bestel je hier aan de bar wat te drinken en dan zal ik je wel een seintje geven.”

“Bedankt. Hoeveel kost trouwens zo’n huur?”

“Dat ligt eraan wat je allemaal wilt. Maar dat bespreken we dan wel als blijkt dat het zaterdag in orde is, goed?”

“Prima en nogmaals bedankt!” Coen verliet het café.

Willem tikte met zijn vingers op de houten bar. Hier moest dus een oplossing voor komen. En hoe moest hij dat nu oplossen? Maartje Smit bellen was geen optie, want die hielp Tom al. Er zat niets anders op dan dokter Govert Lammers te bellen. Die wist altijd wel een oplossing te bedenken. Daarbij zat die er met zijn neus bovenop!

“Dokterspraktijk Lammers en Benschop,” zei Trudy toen ze de telefoon op nam.

“Met Willem van café Het Anker. Is dokter Benschop aanwezig?”

“Jawel, maar die is heel druk. Kan ik u verder helpen?”

“Nee, bedankt. Het is persoonlijk en het is heel belangrijk dat ik hem zo snel mogelijk te spreken krijg.”

“Dokter Benschop is er ook. Kan ik u aan hem doorverbinden?” vroeg Trudy.

“Nee!” riep Willem geschrokken uit. “Dat niet! Ik moet echt dokter Lammers spreken en dokter Benschop mag niet eens weten dat ik heb gebeld! Snapt u dat?”

“Ik versta prima Nederlands,” zei Trudy verbeten. “Ik zal even kijken of dokter Lammers nu tijd heeft.” Ze zag net een patiënt de kamer verlaten.

Even later hoorde Willem dat Govert de telefoon opnam.

“Govert, met Willem van Het Anker.”

“Wat kan ik voor je doen?” vroeg hij. “Trudy zei dat het nogal belangrijk is?”

“Ja, dat klopt. Sorry, dat ik zo stoor, maar ik zit met een groot probleem. Ik hoop dat je me even kan helpen.”

“Vertel op!”

“Maartje Smit is hier geweest. Ze wil namens Tom Het Anker afhuren aanstaande zaterdag om een feest te geven voor een vriend van hem.”

“Oh, dus dat was hij aan het doen,” gniffelde Govert.

“En het wordt nog leuker,” mompelde Willem. “Die vriend van hem is ook net hier geweest.”

“Oh?”

“Om Het Anker af te huren voor aanstaande zaterdag voor een feest ter ere van Tom.”

“Serieus?” lachte Govert hard. “Wat een bak, zeg!”

“Leuk, maar wat moet ik nu?”

“Gewoon met allebei doorgaan. Kan je een dubbel inkomen verwerven zaterdag. Lucratief avondje,” gierde Govert van het lachen.

“Serieus!” sprak Willem nu op barse toon.

“Sorry, maar ik vind dit erg vermakelijk. Wat een giller. Het is ook echt een komisch duo hoor, die twee!”

“Moet ik Maartje inlichten?”

“Ja, dat zou ik wel doen. Die houdt wel haar mond dicht als je het uitlegt. En ik meen het, hoor. Gewoon laten doorgaan zaterdag. Voor allebei. En dan kunnen ze later de rekening delen. Hebben ze ook nog een meevaller.”

“Ja, dat is wel een goed idee,” vond ook Willem.

“En Maartje zal dan wel op de hoogte zijn van Tom zijn plannen. Zal ik zorgen dat ik Coen uithoor?”

“Ja, is prima. Dan kan ik de wensen van beiden in kaart brengen en zo een plan opstellen.” 

De twee namen afscheid met de afspraak dat ze elkaar op de hoogte zouden houden.

Toen Govert de telefoon had neergelegd, stond Trudy al in de deuropening.

“Waar ging dat nou over?” fluisterde ze.

Govert gebaarde haar dat ze binnen moest komen.

“Dat kan ik je niet vertellen, maar je moet me beloven dat je niets, maar dan ook niets, tegen Tom zegt. Dit telefoontje heeft niet plaatsgevonden. Oké?”

“En waarom mag ik dan niet weten waar het over ging?” vroeg Trudy brutaal.

“Omdat ik dat Willem beloofd heb. En wat je belooft, moet je doen.”

“Flauw,” siste Trudy die nu ziekelijk nieuwsgierig was.

“Stuur de volgende patiënt maar naar binnen,” lachte Govert.

Met tegenzin liep Trudy terug.

“De volgende mag,” sprak ze emotieloos. Vanbinnen brandde ze echter van nieuwsgierigheid. Ze moest er nu dus achterkomen waar dit over ging. Opeens kreeg ze een idee. Als er hier iemand was die veel wist, dan was het Els wel.

Trudy deed de voordeur open en keek of Els toevallig nog buiten bezig was. Ze had geluk. De huishoudster was bezig met de stoep te schrobben.

“Psst, Els!”

Els keek verbaasd om zich heen.

“Ikke!” zei de doktersassistente op gedempte toon.

“Oh, Trudy, wat is er?” 

“Shtt, niet zo hard! Kom eens.”

Nu was Els haar nieuwsgierigheid ook gewekt. Snel stond het dametje op en liep naar haar vriendin toe.

“Barst!” vloekte Trudy. “Telefoon, even wachten, Els.”

Els hobbelde achter haar aan de praktijk in. Ze ging naast Trudy zitten.

Snel handelde Trudy het gesprek af.

“Zeg, heb jij meegekregen dat er iets aan de hand is hier?”

“Hier?” vroeg Els niet-begrijpend.

“Nou ja, met Tom en Willem van Het Anker.”

“Nee,” zei Els voorzichtig weifelend. “Hoe bedoel je?”

“Ik kreeg net een telefoontje van Willem. Die moest per se Govert spreken en ik mocht niets tegen Tom zeggen.”

“Heb je al aan dokter Govert gevraagd waarom dat was?” wilde Els weten.

“Ja, natuurlijk,” zei Els bijna beledigd.

“En wat zei hij?”

“Dat ik het niet mocht weten.”

“Oh?” Nu zat Els op het puntje van haar stoel. “Dat is wel apart.”

“Heb jij geen geruchten gehoord?”

“Nee, niet iets met Dikke Willem.”

“Wat dan wel?” wilde Trudy weten. Ze hoorde goed aan Els haar stem dat die iets anders wist.

“Nou, die vriend van Tom,” begon Els.

“Coen,” vulde Trudy haar aan.

“Ja, die. Die heeft vanmorgen een hele tijd met Maartje staan praten bij Mia. Daarna hebben ze samen de winkel verlaten. Het leek nogal erg goed te klikken tussen die twee volgens Mia.”

“Oh ja?” hoorden ze een stem plotseling achter zich zeggen.

Trudy en Els keken geschrokken achterom.

“Tom!” riep Trudy verschrikt uit.

“Dus Coen is achter mijn rug om met Maartje uit geweest? Begrijp ik dat goed, Els?” Tom zijn gezicht stond op onweer.

“Ik had geen idee dat u achter ons stond,” verontschuldigde Els zich met een rood gezicht.

“Nee, dat snap ik. Maar geef eens antwoord.”

“Het zijn de woorden van Mia,” haastte ze zich te zeggen. “Ik was er natuurlijk niet bij. Het zal vast wel niets zijn geweest hoor,” vergoelijkte de huishoudster de situatie.

“Maar Coen en Maartje zijn dus samen weggegaan?”

“Dat zei Mia,” antwoordde Els kleintjes.

“Tom, dit betekent vast helemaal niets!” sprak Trudy hem streng toe. Maar ze snapte dat haar woorden niet aankwamen bij de jonge dokter. Ze was op de hoogte van zijn gevoelens voor de jonge lerares. Tot haar grote spijt was hij tot over zijn oren verliefd op Maartje. Liever had ze gezien dat hij er met haar dochter Saskia vandoor was gegaan. Dat leek er echter niet in te zitten.

“Ik weet genoeg. Laat je de volgende binnenkomen, Trudy?” sprak Tom op barse toon en draaide zich weer om.

“Oh jee,” jammerde Els.

“Ga maar, ik los dit straks wel op. Hou je me op de hoogte als je nieuws hebt? En verder mondje dicht, hè!”

De huishoudster knikte gedwee.



Tom was klaar in de praktijk. Het was inmiddels zo rustig dat Govert het makkelijk alleen aankon. Hij keerde terug naar huis. Het was stil. Blijkbaar was Coen er nog niet. Dat was maar goed ook. Tom was namelijk nijdig. Het was niet de eerste keer dat Coen een vriendinnetje van hem had afgepikt. En natuurlijk was het zo dat Coen ging trouwen, maar je wist maar nooit. Misschien bracht hij Maartje alleen maar het hoofd op hol en liet het dan daarbij.

“Waar ben ik nou mee bezig!” zei hij vermannend tegen zichzelf. “Dit gaat nergens over.” Hij pakte met zijn handen zijn hoofd vast en schudde het heen en weer. Ik laat me meeslepen, dacht hij. Maar feit was wel dat Coen niet had gezegd dat hij Maartje had ontmoet.

Opeens kreeg hij een idee. Hij zou Maartje opzoeken vanavond. Onder het mom dat hij hulp nodig had, zou hij bij haar langsgaan. Dan kon hij haar uithoren over Coen. Misschien had het ook allemaal niets te betekenen. 

Tom twijfelde of hij Coen zou bellen dat hij nu tijd had. Eigenlijk had hij ook wel even zin om helemaal niets te doen. Hij besloot om het maar even te laten zoals het was en iets te drinken voor zichzelf in te schenken.

Een vlieg vloog traag door de keuken. Eerst landde hij op de lamp boven de tafel. Na een tijdje vloog hij weer door naar het raamkozijn.

Tom deed voorzichtig het raam open en liet de vlieg eruit. Hij staarde het beestje na, maar plots was het verdwenen. “Wonderlijk,” vond Tom. “Het ene moment zijn ze er en het andere moment zijn ze weer verdwenen.” 

Een zoete geur kwam de keuken binnen. Govert zijn rozen stonden volop in bloei en roken zalig. Vooral in dit gedeelte van de tuin. Hier was ook geen vermenging met andere geuren. Behalve dan misschien met de geur van het gras als het nat was van de dauw. 

De jonge dokter vond dit een van de meest idyllische plekjes van het hele huis. De roos die wat schuin voor het raam hing, het groene gras en het vogelbadje dat daar weer midden op stond. De muur achter in de tuin was wit en er groeide een schitterende groene klimop tegenaan.

Volgens Tom kon dit plaatje zo in een woontijdschrift.

Hij draaide zich om en schonk een groot glas water in. Het glas besloeg onmiddellijk. Bedachtzaam liet hij het ijskoude water zijn keel in lopen. Een koude rilling liep over zijn rug. Heerlijk was dat met dit weer. 

Tom pakte een doos met koekjes en maakte die open. Besluiteloos staarde hij naar de biscuitjes, speculaasjes en bastognekoeken. Het kon hem niet bekoren en dus zette hij de doos weer terug. 

Waar had hij zin in? Hij wist het niet zo goed. Uiteindelijk pakte hij een appel en zette er zijn tanden in. Het sap vulde zijn mond. Er liep een druppel uit zijn mondhoek die hij met de bovenkant van zijn hand wegveegde. 

Wat moest hij nu met Coen en Maartje? Zou het zijn verbeelding zijn? Hij was erg moe en dat kon natuurlijk ook meespelen. Zijn blik zou weleens vertroebeld kunnen zijn. Daarom besloot hij maar om het te laten rusten. Waarschijnlijk was dit alles nergens op gebaseerd. Misschien waren ze elkaar wel tegengekomen, hadden ze even gepraat en waren toen ieder weer hun eigen weg gegaan. Grote kans dat Coen het straks nog wel zou vertellen.

Tom schoot in de lach om zijn eigen hersenspinsels. 

Gewapend met zijn mobiele telefoon in de hand ging hij in de kamer op de bank liggen. Hij dacht naarstig na over wie hij nog meer wilde uitnodigen op het feestje. Inmiddels had hij van Vincent al een berichtje gehad dat de meeste vierdejaars wel konden komen. Maar wie moesten er nog per se bij zijn? En in welke richting moest hij gaan zoeken? Alleen mensen van de opleiding of ook vanuit hun vroegere buurt?

Opeens schoot hem nog iemand te binnen. Snel noteerde hij de naam in het notitiegedeelte van zijn telefoon.

Precies op dat moment ging de deur open.

“Tom?”

“In de kamer.”

“Jemig, wat is het heet weer. Niet leuk meer!” klaagde Coen toen hij binnenkwam.

“Hier is het wel lekker.”

“Ik neem even wat te drinken, als ik zo vrij mag zijn?”

“Mi casa es su casa,” mompelde Tom sloom. 

“Jij ook?”

“Doe maar een glas water.”

“Was het druk?”

“Behoorlijk. Veel mensen met zeurdingen, zoals ik dat noem.”

“En dat zijn?” 

“Een pijntje hier, pijntje daar. Kuchje, maar ondertussen gewoon doorroken. Slapeloosheid en ondertussen stevig drinken. Je kent het wel. Van die dingen die zo logisch zijn.”

“En waar je huisarts voor bent,” grijnsde Coen. “Je kunt je nog omscholen. Ik krijg ze binnen als ze niet naar jou geluisterd hebben. Kan ik mijn mes op ze botvieren,” grapte hij.

“Nee, dank je! Dat gesnij is niets voor mij.”

“Hier.”

“Dank,” zei Tom en hij nam het glas aan. “Weet je aan wie ik net zat te denken?”

“Mij?”

“Leuk! Onze mentor in het eerste jaar. Weet je nog hoe die heette?”

“Professor Opelaars!” riep Coen enthousiast uit. “Dat is waar, zeg. Hoe kom je daar nou weer bij?”

“Zat even aan vroeger te denken. Ik vond dat een hele fijne man. Rustig, evenwichtig, integer, slim. Fijne vent was dat.”

“Klopt. Hij heeft me altijd met raad en daad bijgestaan. Ik heb hem ook later nog weleens opgezocht voor advies,” vertelde Coen.

“Jij ook?” vroeg Tom verbaasd. “Ik ook! Als ik het even niet meer zag zitten, ging ik naar hem toe. Jongen, zei hij dan plechtig. Laten we even een kop koffie nemen en de situatie rustig bekijken. Het heeft geen zin om haastige beslissingen te nemen.”

Coen schoot in de lach. 

“Ik hoor het hem zeggen! Met zijn rustige blik had hij je in een mum van tijd weer kalm.”

“Mooie vent met mooie verhalen. Had de hele wereld gezien.”

“Hij reist nog steeds heel veel,” wist Coen.

“Oh ja? Heb je nog contact met hem?”

“Af en toe. Ik heb soms een klankbord nodig en ik weet dat ik hem dan mag bellen. Hij is pas nog in Finland geweest en gaat binnenkort naar Canada.”

“Sjee,” zuchtte Tom. “Wat een leven!”

“Hij heeft er hard genoeg voor gewerkt anders,” meende Coen.

“Ja, dat is waar.”

Er viel even een stilte. Beide mannen lieten hun gedachten de vrije loop. Tom was de eerste die de stilte verbrak.

“Waar ben je nog geweest?”

“Ik wilde koffie gaan drinken in dat café, maar dat is niet open ’s ochtends,” grinnikte Coen. “Dorps hoor!”

“Nee, geen Amerikaanse toestanden in Lierbeek. Alles komt zoals het komt,” legde Tom uit.

“Dat je daar tegen kan. Het lijkt me wel lekker voor even. Als een soort vakantie, maar zolang!”

“Je went eraan en soms is juist dat langzame ook wel erg lekker. Heb je nog mensen ontmoet?”

“Ontmoet?”

“Ja?”

“Wie zou ik nou ontmoet moeten hebben? Ik ken hier niemand.”

“Je kunt toch een praatje met iemand gemaakt hebben?”

“Oh, zo bedoel je het. Nou, nee, niet echt. Hoezo?”

“Gewoon, zomaar.” Tom merkte dat Coen niet echt antwoord gaf. Nu moest hij voorzichtig het onderwerp op Maartje zien te krijgen.

“Jawel. Die uitbater dus. Forse vent, barse stem. Zei me dat hij niet geopend was,” lachte Coen. “Wat een kerel is dat, zeg!”

“Dikke Willem? Willem is een goede vent. Hoop verhalen over de tijd toen hij nog op zee zat. Maar niemand weet of het echt waar is,” grijnsde Tom.

“Hij ziet eruit alsof je geen ruzie met hem moet krijgen.”

“Valt reuze mee. Gevalletje ruwe bolster, blanke pit.”

Plotseling ging er een piepje af. Coen had een sms’je gekregen. Hij las het berichtje en kreeg een grote grijns op zijn gezicht.

“Wat is er?” wilde Tom weten.

“Priska heeft een Fins winkeltje ontdekt. Het zal toch ook weer eens niet waar zijn!”

“Leg uit?”

“We zijn in de zomer naar Finland geweest en we zijn allebei verliefd geworden op het land. Sindsdien is het allemaal Finland dat de klok slaat. Nu wil ze weten of ze Korvapuusti voor me moet meenemen.”

“Wat is dat nou weer?”

“Een Finse lekkernij,” zei Coen. “Deeg met boter, suiker en kaneel. Soort koekje. Ik ben er verslaafd aan geraakt. Hoe krijgt ze het toch voor elkaar om hier zo’n winkeltje te vinden?”

“Klinkt als een leuke meid,” zei Tom oprecht.

“Is ze ook.” Coen schreef meteen een berichtje terug. Toen keek hij Tom weer aan. “Anders zou ik ook niet met haar gaan trouwen.”

“Ik hoop dat jij Maartje ook net zo leuk zal vinden,” nam Tom zijn kans waar.

“En dat het dus wat wordt met jullie twee,” grinnikte Coen. “Ook niet onbelangrijk.”

“Ja, dat zou wel leuk zijn. Ik heb inmiddels wel een beeld van je verloofde,” ging Tom verder. “Heb jij al een beeld van Maartje?”

“Wat een kinderachtige vraag!” lachte Coen. “Wat is de volgende vraag? Van wie hou je meer: van je vader of van je moeder?”

Tom speelde met de telefoon in zijn hand. Hij kon Coen niet zover krijgen dat hij toegaf dat hij met Maartje had gesproken. Het leek wel alsof hij het verborg. Alsof hij het niet wilde vertellen. Naarstig zocht hij naar nog een ingang voor een gesprek over de jonge juf.

“Nou zeg! Kijk niet zo beteuterd,” grapte Coen. “Zullen we iets leuks gaan doen?”

“Oké. Waar ben je allemaal al geweest? Dan laat ik je de rest van het dorp zien,” probeerde Tom.

“Nee, iets leuks,” verbeterde Coen hem. “Een terrasje pakken, bowlen, karten, tennissen. Iets heel anders!”

Tom herhaalde honend zijn voorstellen.

“En dat hier in Lierbeek?” vroeg hij. “Kansloos!”

“Zwemmen?” opperde Coen.

“In de sloot.”

“Rondje hardlopen?”

“Te heet!”

“IJsje halen?”

“Oké.”

“Zei je nu net oké?” vroeg Coen overdreven verbaasd.

“Leuk. En dan gaan we toch het dorp dus in,” antwoordde Tom.

“Ja, en?”

“Je wilde toch iets leuks doen. Iets buiten het dorp?”

“Nee, daar gaat het me niet om,” antwoordde Coen nu wrevelig. “Het gaat me erom dat ik geen zin heb in een rondleiding. Heb zelf al wat rondgelopen en het een en ander gezien. Wil liever iets gaan doen. En een ijsje kopen is iets doen. Ondertussen kan je alsnog van alles vertellen of je dorp als je daar de behoefte aan hebt.”

“De behoefte? Ik doe het voor jou, hoor. Ik wil het je naar de zin maken en zie graag dat jij je hier thuis voelt.”

“Dat hoeft toch niet allemaal meteen op de eerste dag dat ik hier ben?”

“Sorry! Waarom zeg je dan niet meteen dat je daar geen zin in hebt?” wilde Tom weten. Hij werd nu ook een beetje pissig.

“Ik had er wel zin in, maar toen lag je nog in bed. Dus toen ben ik alleen gegaan. Later ben ik nog een keer gegaan toen jij toch aan het werk ging. Dus nu heb ik er even genoeg van. Dat kan toch?”

“En je hebt ook met niemand gesproken?” ging Tom onverstoorbaar verder.

“Waar heb je het toch over?” Coen begon zich nu echt op te winden.

“Even denken,” zei Tom gemaakt rustig. “Nou, zo iemand als Maartje bijvoorbeeld?”

“Wat heb je toch? Wat is er aan de hand?”

“Heb je Maartje nu gesproken of niet?”

“Waarom moet jij dat weten?”

“Lijkt me vrij logisch dat je me dat verteld als het zo is.”

“Precies.”

“Precies wat?” Tom sprong op van de bank en stampte nijdig op de grond.

“Dan zou dat logisch zijn.”

“Maar jij bent niet logisch.”

“Oh?”

“Want jij hebt Maartje wel gesproken.”

“Oh?”

“Doe maar niet zo onnozel, want je bent hier allang gesignaleerd.”

“Oh, is dat het! Zit dat je dwars?”

“Wat?”

“Wie heeft je dat nou weer ingefluisterd? De dorpsgek?”

“Het valt hier enorm op, hoor, als je in een winkel met de leukste juf van het dorp staat aan te pappen!”

“Tom, wat ben jij zielig! Dit dorp gaat echt in je hoofd zitten. Kom in vredesnaam terug naar de stad. Dit gaat werkelijk nergens meer over. Je ziet spoken die er niet zijn.”

“En nog geef je het ook nog eens niet toe! Nog klets je er overheen. Wat is dit nou? Is het echt zo moeilijk om gewoon te zeggen dat je met Maartje hebt staan praten?”

“Tom! Rustig nou. Af! Ga terug in je mandje. Nogmaals, kom met me mee terug naar de stad. Dit dorp is niet goed voor je. En je verdient meer uitdaging dan een slapeloze dronkenlap en een eigenwijze longkankerpatiënt.”

“Ach, stik er toch in!” siste Tom nijdig en hij stampte de kamer uit.

Coen bleef verbouwereerd achter.



“Meneer de pastoor,” zei Govert, terwijl hij een plechtige buiging maakte.

“Dokter,” antwoordde Jozef Eerdmans plechtig.

“Blieft u iets te drinken?” vroeg de oude dokter.

“Enorm vriendelijk. Een glas rode wijn graag.”

De twee vrienden grijnsden naar elkaar.

“Een klein momentje dan.”

Even later kwam Govert met twee glazen wijn aanzetten. 

“Proost, ouwe jongen,” sprak Jozef vrolijk.

“Proost.” Govert zette het glas aan zijn lippen. Rustig nam hij een eerste slok en liet deze door zijn mond glijden. Hij sloot zijn ogen en proefde de druiven, het gist, het hout van het vat. Hij slikte het door en een zucht van tevredenheid ontsnapte uit zijn mond.

“Beter dan die van vorige week, of niet?”

“Die had me nu ook gesmaakt,” zei Govert.

“Druk?”

“Enorm, en ik vind die hitte ook maar niets.”

“Daar kan ik ook chagrijnig van worden,” gaf de pastoor toe.

Tegelijkertijd namen de twee vrienden weer een slok.

“Waarom kom je niet tijdelijk in de kerk zitten met je praktijk? Daar is het echt heerlijk koel.”

Govert keek hem grijnzend aan.

“En het overhuizen van alle spullen dan? Daar krijg je het helemaal heet van.”

“Ja, dat is waar,” gaf Jozef toe.

“Maar het idee vind ik zeer vriendelijk. Misschien kom ik tussendoor wel even afkoelen.”

“Je weet het, je kunt altijd bij me terecht.”

“Proost, daar drink ik op!”

“Zeg, ben jij nog bij meneer van Biesen geweest?” wilde Jozef weten.

“Nee, hoezo?”

“Ik ben vandaag geroepen om een en ander door te spreken voor zijn afscheidsdienst. Zijn vrouw denkt dat hij niet lang meer te leven heeft.”

“Ik vermoed dat het nog wel eens langer zou kunnen duren dan ze zelf denken. Het is een taaie rakker. Eigenwijs als de pest. Koppig, humeurig. Niets is goed als je er bent. Die leven vaak het langst,” vond Govert.

“Oh, paniek om niets dus.” Jozef frummelde aan een bierviltje. “Daar baal ik dan van. Zonde van de tijd. Er liggen nog wat mensen erg slecht.”

“Ik weet het. En ik maak me ook zorgen met deze temperaturen. Het zijn allemaal ouderen die niet meer gereanimeerd willen worden.”

“Vinkensteeg, Kerkstraat en Molenweg heb ik al bezocht,” somde Jozef op.

Beiden hadden zwijgplicht, maar zo onderling wilden ze elkaar nog weleens helpen. De mannen waren ook erg integer als het om sterfgevallen ging. Ze wilden de patiënten zo goed mogelijk naar hun laatste bestemming begeleiden. Jozef en Govert meenden dat ze in deze gevallen best samen konden werken.

“Dat was het volgens mij ook. Zal morgen nog wel even kijken voor alle zekerheid. Zou je mij trouwens een plezier willen doen?”

“En dat is?”

“Zou je ‘toevallig’ eens willen langsgaan op dit adres?” Govert gaf hem een briefje in de hand. “Ik vertrouw het niet helemaal. Die mensen hebben net een baby gekregen en ik vind pa nogal agressief overkomen.”

“Oh jee,” antwoordde Jozef geschrokken. “Ik zal eens kijken wat ik kan doen.”

De deur van café Het Anker ging open. De ouderwetse bel rinkelde en enkele gasten keken op wie er binnenkwam. 

“Willem,” bromde de nieuwe gast.

“Wout, alles goed?”

“Gaat zo zijn gangetje,” bromde de boer terug. 

“Wat mag het zijn?”

“Pilsje graag.”

Even later liep Wout met het biertje in zijn hand naar Govert en Jozef toe.

“Heren, mag ik erbij komen zitten?”

“Maar natuurlijk,” zei Jozef even joviaal als altijd. “Wat brengt jou hier zo midden in de week?” 

“Emma is op cursus en Jeroen wilde nog even blijven om wat klusjes af te maken. Dus ik heb de avond voor mezelf. Ik vond dat ik wel een pilsje verdiend had,” grijnsde hij toen hij dat laatste zei.

“Proost dan maar,” zei Govert en hield zijn glas omhoog.

“Wat een snikhete dag,” klaagde Wout.

“Daar zaten wij ons net ook over te beklagen,” lachte Jozef. “Wat zijn wij toch een klagerig volkje!”

“Maar dit is toch echt niet normaal meer,” verdedigde Govert zichzelf.

“Ik zei al tegen Govert dat hij zijn praktijk maar in de kerk moest houden. Daar is het heerlijk koel.”

“Goed idee,” vond Wout. “En als je niet genezen kunt worden, schuifel je meteen een deurtje verder.” 

De drie mannen schoten in de lach.

“Ik denk dat er nog maar weinig mensen langskomen dan!” zei Govert. “Allemaal bang om doorgestuurd te worden.”

Weer ging de deur open. Een keurige jongeman van eind dertig kwam het café binnen. Zag er goed verzorgd uit. Korte broek, nette instapschoenen en vrolijke bloes. Hij leek totaal geen last te hebben van de hitte. Vrolijk liep hij naar de bar toe.

“Goedenavond,” zei Willem vriendelijk.

“Goedenavond, mag ik een spa tonic, alstublieft?”

“Spaatje met tonic, komt eraan.”

Terwijl Dikke Willem bezig was met de bestelling, keek de jongeman het café rond. De enige die hij kenden, waren de pastoor en de dokter. Hij vroeg zich af of hij bij hen kon gaan zitten. Vriendelijk knikte hij naar ze.

Pastoor Eerdmans zag hoe de jongeman ongemakkelijk om zich heen keek.

“Willen jullie mij even excuseren?” vroeg hij, terwijl hij opstond. Hij liep op de jongen af.

“Wat leuk je hier te zien,” zei hij vrolijk. “Kom je bij ons zitten of heb je al een afspraak?”

“Heel graag! Nee, ik heb geen afspraak. Ik probeer een beetje onder de mensen te komen. Wat meer mensen leren kennen.”

“Goed initiatief,” vond Jozef. Hij sloeg vriendschappelijk zijn arm om de jongeman en nam hem mee naar zijn vrienden.

“Govert, Wout, mag ik jullie voorstellen aan Bram. Hij is pas hier in het dorp komen wonen met zijn partner en kinderen.”

“We kennen elkaar al,” zei Govert en stak zijn hand vriendschappelijk uit naar de man.

Wout knikte alleen beleefd.

“Bram, die is dus dokter Lammers en dit is Wout Barends.”

“Hallo! Ja, ik heb u inderdaad al een keer ontmoet, dokter Lammers. En u, meneer Barends heb ik al druk aan het werk gezien. U heeft een goede oogst dit jaar, of niet?”

“Valt wel mee,” bromde hij.

“Oh,” zei Bram een beetje sneu. 

“Ga zitten,” nodigde Jozef hem snel uit.

Bram ging zitten.

“Tja, dan stap ik maar eens op,” mompelde Wout.

“Goh, als ik stoor, dan ga ik rustig ergens anders zitten hoor.”

“Niets ervan, ga rustig zitten,” beval Govert hem. “Wat is er aan de hand, Wout? Je bent er net.” Govert wist precies wat er aan de hand was en wilde overduidelijk Bram provoceren.

“Ja, kom op, kerel. Ga zitten en drink je biertje op,” vond ook Jozef.

Wout had geen keus dan gewoon maar weer te gaan zitten. Maar het was duidelijk dat hij zich niet op zijn gemak voelde.

De andere mannen kletsten wat en vroegen Bram honderduit over zijn ervaringen hier in het dorp.

“Vooral veel vriendelijke mensen,” vertelde hij enthousiast.

“Goed dat te horen,” zei Govert. “We vinden het fijn dat we weer wat nieuwe gezichten in Lierbeek hebben. Hoe gaat het trouwens met de kinderen? Kunnen die wennen?”

“Jawel, het gaat wel. Maar op school is het soms wat pittiger. Het is natuurlijk een vreemde situatie voor veel kinderen uit het dorp,” zei hij, doelende op hun homoseksualiteit. 

“Waarom hebben jullie kinderen dan?” vroeg Wout opeens fel. Dit was voor hem een heet hangijzer. Zeker omdat hij en Emma geen kinderen konden krijgen.

“Pardon?”

“Waarom hebben jullie kinderen?”

Ongemakkelijk staarde Bram hem aan.

“Omdat we van ze houden? Omdat we geloven dat wij ze een heel fijn thuis kunnen geven en een goede toekomst kunnen bieden?” probeerde hij voorzichtig. “Is dat een probleem?”

“Hmm,” bromde Wout. “Een kind heeft een vader én een moeder nodig.”

“Daar zijn hele onderzoeken naar geweest en het blijkt dat dat niet zo is. Twee vaders of twee moeders of zelfs maar één ouder kan net zo goed of zo slecht functioneren als in de klassieke situatie met een vader en een moeder. Het gaat er vooral om of je een kind liefde, aandacht en geborgenheid kan geven.” Bram vertelde het heel rustig. Bijna op de automatische piloot. Alsof hij dit riedeltje al wel een honderd keer had opgedreund.

“Een man en een vrouw horen samen te zijn. Zo staat het in de Bijbel!” Wout zijn ogen spuwden nu vuur. Zomaar opeens werd hij heel fel.

“Niet in mijn Bijbel,” sprak Bram hem tegen.

“Dan lees je niet de goede.”

“Ik dacht dat er maar één was.”

“Heren!” zei Jozef ferm. “Een discussie is prima, maar moet het hele café hiervan meegenieten?”

Beschaamd keek Bram om zich heen.

“Het spijt me,” zei hij tegen de twee andere mannen. “Ik vind het nog steeds erg moeilijk als anderen zo over ons denken. Alsof wij de paria’s van de samenleving zijn. Dat terwijl wij juist in veel liefde en harmonie een gezinnetje hebben dat we proberen op te voeden volgens de algemeen geldende normen en waarden.”

“Waarom laat u zich niet behandelen hiervoor?” zei Wout zachtjes sissend.

“Pardon?” antwoordde de man boos.

“Wout, alsjeblieft. We hebben het hier al eerder over gehad. Ik denk dat het nu wel genoeg is!”

“Oh, dus hij mag zeggen wat hij wil. Doen en laten wat hij wil zelfs en ik moet mijn mond maar dichthouden? Gaat dat zo in een democratie?”

“Zo gaat dat niet in een democratie, maar wel midden in een café,” zei Jozef bars. 

De stemming werd grimmiger en grimmiger. Bram voelde zich klein worden. Vele ogen waren op hem gericht. De volgende stap leek bij hem te liggen. Maar Bram had helemaal geen zin meer om te reageren. Overal liepen wel van dit soort mensen rond die hele vreemde ideeën hadden.

Wout trommelde ondertussen nijdig met zijn vingers op de zijkant van zijn bruine houten stoel.

“En straks krijgen wij het ook nog te pakken,” gooide hij er bevestigend knikkend uit. 

Nu schoot Govert in de lach.

“Doe niet zo belachelijk, Wout! Dit slaat nergens op.”

“Huh? Niet? Dus het is niet besmettelijk? Geen ziekte? Dan is het een vrije keus en gaat het in tegen Gods woord.” Zijn punt was gemaakt en hij keek vergenoegd rond.

“God, en ik kan het weten,” zei Jozef. “Ik heb een speciale band met hem. God, houdt van iedereen. Van jou, van mij en van Bram.”

“En van mij,” grinnikte Govert.

“Ja, iedereen houdt van jou,” lachte Jozef. “Maar mijn punt is dat leven en laten leven het belangrijkste gedachtegoed is in dezen.”

“Het zal wel!” Boos stond Wout op. “Goedenavond.” Met grote passen verliet hij Het Anker.

De mannen keken hem verbouwereerd na.

“Het spijt me dat ik jullie avond verpest heb,” sprak Bram zachtjes.

“Onzin!” zei Govert meteen. “Wat er met Wout aan de hand is, weet ik ook niet. Zo ken ik hem niet. Hij zal wel niet lekker in zijn vel zitten. Die draait over een tijdje wel weer bij.”

“Ik hoop het, want ik vind dit heel vervelend.”

“Maak je maar geen zorgen. Hij moet misschien aan het idee wennen en het is ook precies zoals Govert zei, hij zal wel niet lekker in zijn vel zitten. Niet dat dat goedpraat wat hij net allemaal gezegd heeft,” haastte Jozef zich te zeggen.

“Jullie hoeven je niet te verontschuldigen voor hem hoor. Ik neem hem ook niets kwalijk. Zo is hij waarschijnlijk grootgebracht. Wel grappig dat u zo tolerant bent, meneer pastoor,” sprak Bram met een verlegen glimlach. “Meestal is juist de kerk onze grootste tegenstander.”

“Ik ben de kerk niet,” zei Jozef Eerdmans beslist. “Ik ben wie ik ben en ik geloof in liefde. Daar zijn uiteraard ook grenzen aan, maar verder ben ik heel vrij in mijn opvattingen.”

“En dat wordt geaccepteerd?”

“Door wie?”

“Door uw kerk en uw volgers?”

“Ze moeten wel, anders zijn er geen diensten meer op zondag,” bulderde de goedaardige pastoor.

“Dat scheelt weer tijd,” grapte Govert. “Dan kunnen we meteen de kroeg in. Hoeven we niet bij jou in die kou te zitten.”

“En net klaagde je nog over de hitte en dat je juist graag in mijn kou zou willen zitten!”

“Ja, nu wel, maar in de winter niet.”

“Dan is de verwarming aan.”

“Daar merk ik anders niets van,” klaagde Govert.

“Dat komt omdat je oud en versleten bent.”

“Als ik oud ben, wat ben jij dan? Een fossiel?”

Bram schoot in de lach.

“Ik zie hier een trend opkomen!”

“En dat is?” wilde Jozef weten.

“Felle discussies voeren over onbelangrijke zaken.”

“Dat doen wij dagelijks,” gaf Govert toe. “Soms doen we dat ook weleens om gewoon scherp te zijn. Dan nemen we een stelling en dan is de één voor en de ander tegen. Ongeacht onze eigen mening. Kan je lekker discussiëren, hoor. Blijf je fit en alert bij.”

“Dat ga ik thuis dan ook maar eens uitproberen,” lachte Bram.

“Wel eerst van tevoren uitleggen aan je partner anders snapt hij er niets van,” zei Govert bezorgd.

“Komt goed! Ik ga weer eens op huis aan. Bedankt voor de avond.”

“Jij ook bedankt, was gezellig,” zei Jozef. “En kom gerust eens langs in de parochie voor een gezellig praatje.”

“Zal ik doen!”



Coen hing tegen de gevel aan van de winkel van Mia en Piet. Hij zorgde ervoor dat hij niet in het licht stond zodat hij niet zou opvallen.

Het duurde niet lang voordat hij Maartje aan zag komen lopen.

“Hi,” zei hij joviaal toen ze naast hem stond.

“Hoi! Alles goed? Heeft Tom je niet gezien?”

“Nee, vanavond niet,” zuchtte Coen.

“Oh jee, dat klinkt ernstig.” Maartje keek hem geschrokken aan.

“Ik denk dat ik het hele idee van een feest maar laat varen.”

“Dat meen je niet!”

“We hebben een fikse ruzie.”

“Waarover?” vroeg ze verbaasd.

“Jou.”

“Mij? Wat is dat nou weer?” Het was maar goed dat het wat donkerder was waar ze stonden, want Maartje kreeg een kleurtje.

“Blijkbaar zijn wij gesignaleerd samen. Ik had daar totaal niet over nagedacht en toen Tom ernaar vroeg, ontkende ik dat. Dom, want nu denkt hij dat ik achter je aan zit.”

“Serieus?”

Coen knikte.

“Maar wat dan nog? Het is niet zo dat ik een relatie met hem heb.”

“Nee, dat misschien niet, maar Tom is wel heel erg op je gesteld. En,” ging hij zachtjes verder. “Heel erg lang geleden heb ik een keer een vriendinnetje van hem ingepikt. Tenminste dat is Tom zijn versie van het verhaal. Dat neemt hij me nog steeds kwalijk. Ik denk dat hij nu ook weer zo iets vermoedde.”

“Oh jee, wat een gedoe. Maar je mag nu niet opgeven, hoor. Gewoon doorzetten met je plannen. Ik weet zeker dat hij snel weer bijtrekt en dan zou het zonde zijn als je het hele feest hebt afgeblazen.”

“Ik weet het niet,” zuchtte hij nogmaals.

“Ik heb een hoop over Tom opgeschreven,” zei ze met een mysterieus lachje om haar mond.

“Oh?” Coen luisterde nu geïnteresseerd.

“Kijk maar eens of je er iets mee kan,” zei ze en overhandigde hem de papieren.

“Zo, dat is een heel pak!” lachte hij.

“Het komt wel goed tussen Tom en jou. Hij is nooit zo lang boos.”

“Heb je dat ook opgeschreven? Dat is namelijk anders dan vroeger.” Met een brede grijns keek hij haar aan.

“Euh, nee! Dat niet,” lachte ze terug.

“Goed,” zei Coen. “Ik moet er serieus over nadenken hoe ik nu verder wil.”

“Want?”

“Ik weet echt niet of ik dat feest wel verder moet organiseren. Hij was zo kwaad op me. Misschien dat het nog wel verder escaleert en dan heb ik van alles en nog wat geregeld. Daar heb ik ook weinig zin in.”

“Waarom zou het verder escaleren? Daar heb je ook zelf de hand in?” Maartje bleef maar op hem inpraten. Ze moest er niet aan denken dat één van de twee er nu de brui aan zou geven. Hoe zou de ander zich dan wel niet voelen?

“Hij kan soms zo achterdochtig en koppig zijn. Dan kun je zeggen wat je wil. Maar hij heeft toch altijd gelijk. Ook al zit hij er mijlen ver naast.”

“Dat klinkt bekend,” grinnikte Maartje. Dan hoor je wel vaker in een goed huwelijk.”

“Wat moet ik nu doen? Ik heb echt geen idee. Straks trommel ik iedereen op, verzet iedereen zijn afspraken en doet er moeite voor om hierheen te komen en dan hebben wij knallende ruzie. Zijn ze helemaal voor niets gekomen.”

“Ik denk dat het reuze mee zal vallen. Vaak lijkt het erger dan dat het is. Laat het even op z’n beloop vandaag. Morgen ziet het er vast alweer anders uit. En anders heb jij in ieder geval je best gedaan.”

“Ja, dat is waar.” Zijn ogen lichtten op. “Dat zou een mop zijn. Dan is hij de hele week boos op me en dan troon ik hem mee naar zijn eigen feest.”

“Dat lijkt me heel pijnlijk,” meende Maartje.

“Ja.” Coen haalde zijn hand door zijn haar. “En dan staat daar iedereen die je een warm hart toedraagt.”

“Kan ik verder nog iets voor je betekenen?” ging ze over tot de orde van de dag.

“Ik zou het op dit moment even niet weten,” peinsde Coen.

“Mooi, dan ga ik snel weer terug naar huis.”

“Wat nou als hij erachter komt dat we elkaar weer hebben gesproken?”

“Dan kwamen we elkaar toevallig tegen en vertelde jij van jullie ruzie, goed?” opperde Maartje.

“Oké.”

“Trouwens, wat voor een verhaal hang je nu op als hij weer vraagt naar onze eerste ontmoeting?”

“Tja, dat is een goeie. Grote kans ook dat hij jou ook gaat ondervragen.”

“Het was een toevallige ontmoeting, duurde niet langer dan een paar minuten en het stelde niets voor. Wat vind je daar van?” stelde ze voor.

“Prima. Ik zeg wel dat ik vond dat hij overdreven deed. Wat hij trouwens ook deed, hoor!”

“Goed, als je me nodig hebt, dan weet je me te vinden?” wilde Maartje nog weten.

“Ja, dank je. Ik weet inmiddels waar je woont en werkt,” grinnikte Coen.

“Doei!” zei Maartje en liep snel via de schaduw van de gevels terug richting haar huis.

Coen bleef besluiteloos staan. Hij had nog geen zin om terug te gaan. Opeens zag hij een bekende gestalte snel over het dorpsplein lopen.

“Wat gaat hij dan doen?” sprak Coen zachtjes tegen zichzelf.

Hij besloot hem te volgen. Op een veilig afstandje liep hij de gestalte achterna. Links, rechts, kriskras door het hele dorp. Maar Coen herkende al snel de richting waarin ze gingen. Niet veel later doemde het huis van Maartje op. De lampen waren aan ondanks dat het nog niet echt donker was. Eerder schemerig. 

“En dus ga je nu verhaal halen, Tom Benschop?” sprak Coen zachtjes.

De deur ging open en Maartje liet hem binnen.

Coen dacht erover om nog even langs het huis te lopen, maar bedacht zich. Hij keerde huiswaarts.

Tom was ondertussen binnen bij Maartje waar hij zocht naar de juiste toon om het gesprek te beginnen.

“Wat kan ik voor je doen?” wilde Maartje weten.

“Ik wilde je nog even bedanken voor je hulp,” begon Tom stamelend.

“Zoveel heb ik niet gedaan,” lachte ze.

Tom lachte als een boer die kiespijn heeft.

“Maar ik ga niet verder met het feest,” vervolgde hij.

“Wat? Waarom niet?” reageerde Maartje verbaasd. Tenminste, zo verbaasd als ze kon.

“Ik heb ruzie met Coen en ik heb er geen zin meer in.”

“Wat is er gebeurd dan?”

“Hij heeft tegen me gelogen en als ik ergens niet tegen kan, is het wel tegen liegende vrienden.”

“Dat is zeker pijnlijk. Waarover heeft hij dan gelogen?”

“Over jou,” gaf Tom ongemakkelijk toe. Hij moest nu oppassen met wat hij zei. Het was natuurlijk niet de bedoeling dat hij zijn gevoelens voor de leukste juf van Lierbeek kenbaar zou maken op deze manier.

“Over mij?” riep Maartje zo mogelijk nog verbaasder uit.

“Ik heb gehoord dat jullie elkaar vanmorgen ontmoet hebben.” Tom laste even een stilte in. Hij keek Maartje strak aan. Ergens was hij benieuwd of zij er ook over zou liegen. Dan zou alles aan diggelen zijn. Zijn vriendschap met Coen, maar ook die met haar.

“Dat klopt,” zei ze meteen vrij luchtig.

Tom haalde opgelucht adem.

“Ik wist het wel!” prevelde hij.

“Hoezo?”

“Toen ik hem daar naar vroeg, ontweek hij ieder antwoord.”

“Oh? Nou, het was een hele korte ontmoeting bij Mia en Piet. Heeft nog geen paar minuten geduurd. Aardig figuur wel. Misschien dat hij wel helemaal niet doorhad wie ik was?”

“Oh, jawel!” zei Tom stellig.

“Oh, nou ja. Maar waarom is dat belangrijk?”

“Het is toch vreemd als je beste vriend daarover liegt?”

“Misschien had hij daar een reden voor?” probeerde Maartje.

“En wat zou die reden dan moeten zijn?”

“Weet ik veel! Ik ken hem toch ook niet!” Eigenlijk wilde Maartje het snel over iets anders hebben. Ze was zo bang dat ze zich op de een of andere manier zou verspreken.

“Precies! Die reden heeft hij dus niet en daarom ben ik boos. Als ik hem niet kan vertrouwen, wie kan ik dan wel vertrouwen?”

“Mij?” grapte de juf voorzichtig.

“Leuk.”

“Wat nou?” antwoordde ze quasi verontwaardigd.

“Ja, hè. Laat maar!”

“Tom,” zei Maartje opeens heel serieus. “Je moet gewoon doorgaan met dat feest te organiseren. Je bent al een eind en je moet het niet opgeven nu. Overal is een reden voor. Misschien had hij zijn dag niet, was er sprake van miscommunicatie of wilde hij je gewoon even plagen en is dat verkeerd gevallen. Ongetwijfeld denk je er morgen of overmorgen anders over en dan is het te laat om nog iets te regelen en krijg je er enorme spijt van!”

Tom begon te twijfelen. Maartje zag dat en maakte gebruik van deze kans.

“Ga lekker naar huis, Tom. Neem een douche, ga naar bed en rust lekker uit. Je bent de laatste tijd heel druk geweest. Misschien zie je dingen daardoor minder helder. Even afstand van alles nemen, helpt echt. Morgen ga je gewoon weer verder en praat je dit hele voorval rustig uit. Je zult zien dat er niets aan de hand is.” 

Met zachte hand duwde ze hem richting de voordeur.

“Ja, misschien heb je gelijk,” sprak hij weifelend.

“Natuurlijk heb ik gelijk. En het is zonde om die paar dagen die jullie samen hebben al ruziënd door te brengen. Wanneer hebben jullie nu weer zo’n kans? Over tien jaar als jullie allebei helemaal overwerkt zijn? Doe jezelf een plezier, Tom, en geniet er nou eens van. Laat het werk, het werk en ga lol maken.”

“Dankjewel,” zei hij zacht en omhelsde haar. “Je hebt gelijk.”

Coen was inmiddels alweer bij het doktershuis aangekomen. Hij zag dat er nog licht brandde in de praktijk en besloot even binnen te wippen.

“We zijn gesloten,” zei Trudy meteen toen hij binnenkwam.

“Ik ben geen patiënt.” Hij stak zijn hand uit. “Ik ben Coen Corelaars, vriend van Tom Benschop.”

“Oh!” riep Trudy verheugd uit. “Wat leuk je te ontmoeten. Maar Tom is er niet, hoor,” voegde ze eraan toe.”

“Nee, dat weet ik. Ik kom net terug en ik zag hier licht branden. Wilde even een kijkje nemen. Vandaar,” lachte hij.

“Ik hoorde dat je al kennis had gemaakt met deze en genen uit het dorp?” begon Trudy voorzichtig.

“Oh ja,” lachte Coen. “Dat gaat snel dan.”

“Ze is leuk, hè!” sprak Trudy op samenzweerderige toon.

“Wie?” vroeg Coen niet-begrijpend.

“Juf Maartje!”

Coen schoot in de lach. 

“Jemig, wat een ophef! Ik heb haar een paar minuutjes gesproken in dat winkeltje en iedereen heeft het erover. Is ze zo populair hier?”

“Wat dacht je dan?” vroeg Trudy verbaasd. “Leuke, jonge meid, intelligent, vrolijk, lief. Wat wil je nog meer? Echt iets voor jou, hoor!”

Coen begon nog harder te lachen.

“En je kent me niet eens! Maar ik moet je teleurstellen. Ik heb al de liefste, intelligentste, vrolijkste en leukste jonge vrouw, hoor. Ik ga aankomende lente zelfs met haar trouwen!” zei hij samenzweerderig tegen haar.

“Oh, nou, gefeliciteerd dan maar,” zei Trudy zichtbaar teleurgesteld. “Zal ik je even naar Govert brengen? Die is nog wel aan het werk.”

“Als ik niet al te zeer stoor?”

“Welnee, dat geloof ik niet. Volg mij maar.” 

Coen kon bijna zijn lachen niet inhouden. Hij kende de types zoals Trudy wel. Degene die graag koppelden en dan later konden zeggen dat zij de oorzaak van hun relatie was. In het ziekenhuis kwam hij dagelijks in aanraking met deze, vaak al wat oudere vrouwen.

“Govert? Mag ik even storen?”

“Wat is het, Trudy?”

“Coen is hier.”

“Oh, wat leuk!” Govert stond meteen op en begroette de jonge dokter vriendelijk.

“Dan laat ik jullie maar alleen. Ik ga naar huis,” zei Trudy.

“Toch bedankt, hoor,” zei Coen met een knipoog. 

De assistente kreeg blosjes op haar wangen en maakte meteen rechtsomkeert. 

“Wat was dat?” vroeg Govert met een grijns.

“Vrouwenbrein op volle sterkte,” grinnikte Coen. “Ze had al iemand voor me in de aanbieding.”

“Wie dan?” lachte Govert nu ook.

“De juf.”

“Oh ja, natuurlijk!” 

“Hoezo natuurlijk?” wilde Coen weten.

“Als jij er met Maartje vandoor gaat, heeft haar dochter vrij spel bij Tom. Die overigens haar dochter, Saskia heet ze, helemaal niet zitten en zij hem ook niet. Maar dat doet er niet toe. Trudy heeft het allemaal al gepland. Jammer dat de andere partijen nu net even niet meewerken.”

“Geweldig!” vond Coen. 

De twee mannen stonden nog een tijd te kletsen in de praktijk.



Het was gelukkig niet meer zo warm de volgende dag. Govert stond frisser op dan de voorgaande ochtenden. Hij had er zin in vandaag. Vrolijk stond hij een deuntje te fluiten onder de douche. Voor de rest was het muisstil in het doktershuis. Ook toen hij beneden aan het ontbijten was, was het nog steeds heel rustig. 

Met een goed humeur liep hij even later de praktijk binnen.

“Morgen, Trudy!”

“Morgen, Govert. Wat ben je vrolijk?”

“Ik voel dat het vandaag een leuke dag gaat worden,” antwoordde de dokter goed gemutst. 

“Dat is heel mooi,” zei Trudy met een glimlach. “En waarschijnlijk krijg je nog gelijk ook.”

Ze overhandigde hem een stel faxen.

“Ah, de uitslagen.”

Zoals iedere ochtend kreeg hij per fax of mail de uitslagen van zijn patiënten binnen.

“Geweldig!” riep hij goedkeurend uit.

“Dat bedoel ik!” zei Trudy vol trots alsof zij de resultaten beïnvloed had.

“Laat mijn gevoel me toch niet in de steek.” Triomfantelijk liep hij zijn kamer binnen. Hij gooide een raam open en snoof de frisse buitenlucht op.

Trudy liep met een papier in haar handen achter hem aan.

“Dit is het ochtendprogramma.” 

“Juist,” zei Govert, terwijl hij een blik wierp op zijn gastenlijst zoals hij het soms gekscherend noemde.

“Ik zet de deur alvast open,” zei Trudy en liep de kamer uit.

“Zo!” Govert rekte zich uit. Hij zette zijn pc aan, ontsloot de kasten en legde zijn notitieblok recht. 

Trudy had een verse bos bloemen meegenomen en was bezig deze in een vaas te zetten, toen de eerste patiënt binnenkwam.

“Morgen! Neemt u maar plaats, hoor. De dokter komt zo bij u.”

De vrouw bedankte haar en verdween in de wachtruimte. 

Niet veel later haalde Govert haar op.

Terwijl hij haar te woord stond, kwamen de volgende patiënten alweer binnen. 

Trudy verwelkomde ze allemaal even hartelijk. Ook haar humeur leek deze dag beter dan de voorgaande dagen.

“Goedemorgen, boer Barends!”

“Ik hoop het, ja,” antwoordde de man lichtelijk zenuwachtig.

“Vast wel,” suste ze hem. “Ga lekker zitten. Er zijn nog wel drie wachtenden voor u, hoor.”

“Ik weet het. Ik ben vroeg, maar ik kon niet meer thuiszitten.”

“Geen zorgen,” sprak de assistente bemoedigend. “Valt allemaal vast wel mee.”

Wout ging zitten. Wat zou ze daarmee bedoelen, dacht hij. Zou er dan niets aan de hand zijn? Anders zou ze zoiets toch ook niet zeggen? Dat kan ze niet maken, vond hij.

Hij keek de wachtkamer rond. Er zat een oudere man die hij vaag van gezicht kende. Die woonde hier nog niet zo heel lang. Zijn zus die hier woonde, was slecht ter been geworden en daarom was hij hiernaartoe verhuisd. Wout knikte vriendelijk tegen hem.

“Morgen, Bart,” zei hij tegen de man tegenover hem.

“Wout, alles goed?” sprak de man binnensmonds terug.

“Best.” 

“Mooi.”

“Met jou?” vroeg Wout.

“Ook best.”

“Mooi.”

De twee boeren kenden elkaar al lange tijd. Ze waren beiden niet erg spraakzaam en deden ook niet veel moeite om dat naar elkaar toe te worden.

Er zat nog een man in de wachtruimte. Wat ruiger type. Donkere haren die alle kanten op stonden. Een beginnend baardje en een tatoeage op zijn rechter bovenarm. Hij had een klein meisje op zijn schoot zitten.

“Morgen,” zei Wout ook tegen hen.

“Goedemorgen,” sprak de man verrassend beschaafd.

“Hallo,” zei het meisje met een lief stemmetje. “Wie ben jij?”

“Fiore!” sprak de man haar streng toe.

Wout begon te lachen.

“Ik ben Wout.”

“Oh.”

“En jij heet dus Fiore?”

“Ja! En dat betekent bloem.”

“Wat een mooie naam.”

“Die heeft papa Ton verzonnen.” 

“Dat heeft hij dan heel goed gedaan. Woon jij ook hier in Lierbeek?” wilde Wout weten. Hij genoot van het enthousiasme van het kleine, blondje meisje.

“Ja.”

“En ga je hier ook naar school?”

“Ik zit bij juf Maartje in de klas,” vertelde het meisje vrolijk.

“Maar dat is een hele lieve juffrouw. Vind je het leuk op school?”

“Hmm,” knikte ze blij. “Want nu kan ik eindelijk woordjes schrijven. En nu ga ik een boekje lezen,” zei ze abrupt.

“Wat een vreselijk leuke dochter heeft u,” vond Wout.

“Dank u wel. Ja, ze is erg bijdehand voor haar leeftijd.”

“En ook zo beleefd.”

“We doen ons best.”

“Je komt het vaak heel anders tegen.”

“Ja, helaas wel. Wij hebben echter heel bewust voor kinderen gekozen. Dan ben je er ook anders mee bezig. Volgens mij zijn er ook nog een hoop mensen die maar kinderen krijgen, omdat het moet. Van de omgeving of van de familie of de kerk. Erg jammer is dat. Het is nogal wat om de verantwoordelijkheid over een kind te hebben.”

“Hele ware woorden die u daar spreekt. En het doet me deugd om u er zo over te horen praten.” Wout keek de man vol bewondering aan.

“Heeft u zelf kinderen?” wilde hij weten.

“Nee, helaas niet. Het is ons niet gegeven.”

“Wat spijtig dat te horen. En als ik zo vrij mag zijn, heeft u weleens aan adoptie gedacht?”

“Het is zeker wel ter sprake gekomen,” gaf Wout toe. “Maar we hebben er om persoonlijke redenen toch vanaf gezien.”

De man snapte meteen dat het een moeilijk onderwerp was en merkte dat Wout er niet al te veel meer over wilde zeggen. 

“Fiore mag binnenkomen,” zei Govert tegen het meisje.

“Tot ziens,” zei de man tegen Wout.

“Tot ziens!” antwoordde Govert enthousiast. Hij aaide het meisje over haar bol toen ze langsliep. 

Terwijl Wout aan het mijmeren was over kinderen en kleinkinderen, waren de andere aanwezigen al opgeroepen door Govert. Hij schrok dan ook toen de dokter hem riep.

“Wout, je bent aan de beurt!”

“Goh, ik was in gedachten verzonken,” gaf hij onmiddellijk toe.

“Ik merk het,” lachte Govert. “Als het maar plezierige waren. Ga zitten.”

“En?” vroeg Wout meteen op de man af. “Waarom moest ik nu al komen? Zijn de uitslagen er al? Dan zijn ze vast niet goed.”

“En waarom niet?” glimlachte Govert.

“Omdat het zo snel is gegaan. Dat is meestal een slecht teken.”

“Ik zal ze er even bijpakken. Wat betreft je longen,” las hij voor. “Weet je de uitslag volgens mij al. Of hebben ze nog niets gezegd?”

“Nee, niemand liet ook maar iets los,” pruttelde Wout.

“Die zijn in ieder geval in orde. Je longtest was prima. Het is echt puur de kou die er op heeft gezeten. Hou jezelf goed warm, Wout. Doe eens een das om als je op het land bezig bent. Je wordt een dagje ouder en dan zal je jezelf beter moeten beschermen.”

“Oké.”

“En dan de moedervlek.” Govert bladerde naar het volgende papiertje. “Deze is goedaardig.”

Hij keek de boer vrolijk aan.

“Dus?”

“Dus er is niets aan de hand. Je bent hartstikke gezond.”

“Echt waar?” vroeg hij met een zeer voorzichtig traantje in zijn ooghoek. Snel knipperde hij om deze weg te werken.

“Echt waar!”

“Jemig, dit had ik niet verwacht!” Opgelucht haalde hij adem.

“Fijn dat je het nu zeker weet, of niet?” lachte Govert.

“Nou en of.” Wout keek nog steeds beduusd voor zich uit. “Goh, wat een ochtend.”

Govert leunde achterover in zijn stoel. 

“Ik zag dat je druk aan het praten was met Ton en Fiore?”

“Wat een leuke mensen zijn dat!” gaf hij meteen toe.

“Heerlijk stel, hè.”

“Ik dacht eerst dat hij zo’n ruig persoon was, maar hij klonk heel beschaafd. En dat dochtertje is echt een engeltje. Ze leek trouwens helemaal niet op hem.”

“Nee, en ook niet op haar andere vader,” zei Govert zo nonchalant mogelijk.

Meteen keek Wout hem aan.

“Wat zeg je?”

“Hij is de andere helft van het homostel. En dat is hun geadopteerde dochtertje,” legde de oude dokter met een ondeugende twinkeling in zijn ogen uit.

“Dat meen je niet!”

“Toch wel.”

“Weet je het zeker?” vroeg hij verbaasd.

“Ja,” lachte Govert. “Dat weet ik zeker.”

“Maar dat is toch helemaal geen homo!” zei Wout resoluut.

“Hoe weet je dat? Kun je dat zien dan?” 

“Ja, nee, weet ik veel!” Totaal verbouwereerd keek Wout de dokter aan. “Blijkbaar niet.”

“Nee, dat kun je niet zien dus. En het zijn ook nog eens hele normale mensen.”

“Die hun kinderen goed opvoeden,” gaf Wout toe. “Omdat ze bewust voor ze gekozen hebben,” voegde hij er mompelend aan toe. Het leek alsof zijn ogen voor het eerst geopend werden.

“Precies. En nu wil ik me verder nergens mee bemoeien,” trok Govert de stoute schoenen aan. “Maar misschien dat een excuus aan Bram, de andere papa van Fiore, wel op zijn plaats is.”

“Oh hemel!” Wout liet zijn hoofd in zijn handen zakken. “Ik ben een regelrechte ploert geweest, of niet?”

“Ja,” antwoordde Govert eerlijk.

“Ik weet wat me te doen staat,” zei Wout met een zucht en stond op. “Dankjewel, Govert. Je hebt mijn ogen geopend.”

“Fijn dat te horen!” 

De boer vertrok en Govert bleef met een goed gevoel achter. Hij wist wel dat vandaag een goede dag was! 

Nu moest alleen de ruzie tussen Tom en Coen nog opgelost worden. Hij had gisteren een lang gesprek gehad met Coen. Deze had hem verteld wat er was gebeurd. Maar van Tom én van Maartje had hij ook al het een en ander gehoord. Dus nu was het zaak om ook die kreukels glad te gaan strijken.

“Trudy, kun je de afspraken voor vanmiddag even zo laat mogelijk plaatsen?” vroeg hij de assistente.

“Want?”

“Ik moet thuis ook nog even het een en ander in goede banen gaan leiden,” zuchtte Govert.

“Dat is prima. Er staat nog niets op, dus ik hou wel een beetje de boot af.”

“Maar wat nodig is, is nodig, hoor!” waarschuwde Govert haar nog voordat hij naar huis ging.

De twee vrienden zaten ieder in een apart vertrek. Tom zat de krant te lezen in de woonkamer en Coen zat in de keuken te eten.

“Heren,” riep Govert toen hij binnen was. “Ik wil nu graag weten wat er hier aan de hand is.” Hij klonk streng. Coen liep achter hem aan naar de woonkamer waar Tom star de krant bleef lezen. “Tom!”

“Wat?” vroeg deze geërgerd.

“Waarom ben jij boos op Coen?”

“Omdat hij tegen me gelogen heeft,” antwoordde hij kort en chagrijnig.

“Coen, waarom heb je tegen hem gelogen?”

“Dat was een paniekreactie omdat hij zo snel achterdochtig is wat betreft meisjes,” gaf hij toe.

“Dus even opsommen,” begon Govert. “Tom, jij hoeft niet bang te zijn dat Coen iets met Maartje begint. Hij gaat namelijk al trouwen met Priska van wie hij zielsveel houdt. Maartje ziet overigens ook niets in hem. Ze ziet namelijk geen enkele man staan op het moment, want ze is veel te druk met haar werk. Coen, jij handelde uit een paniekgevoel. Dat is niet handig, maar wel begrijpelijk. Jullie hebben het beiden niet slecht met elkaar voor. Jullie zijn elkaars beste vrienden dus nu is het klaar en is deze kinderachtige radiostilte voorbij. Klaar! Begrepen?”

Coen schoot in de lach en Tom keek zijn collega verbaasd aan. Zo had hij Govert nog niet eerder meegemaakt.

“Ben je altijd zo duidelijk?” wilde Coen weten.

“Ik kan niet tegen dit soort pietluttige ruzies. Het gaat nergens om. Niemand heeft schuld. Je kunt hooguit zeggen dat de één niet zo slim is geweest en de andere wat overdreven jaloers. Maar het is nergens op gebaseerd en dus is het nu over. Het is zonde om de resterende tijd dat je hier bent nog door te brengen in een ruzieachtige sfeer.”

“Tja, dat is waar,” beaamde Coen.

Tom keek naar de punten van zijn schoenen. Het was waar wat Govert zei. Hij was ook jaloers geweest. En toch vond hij ook dat Coen hier niet over had moeten liegen. Echte vrienden deden dat toch niet? Hij twijfelde of hij hier nog een punt van moest maken. Nu kon hij het nog uitspreken als hij dat wilde. Maar wilde hij dat wel? Was het deze vriendschap nog waard?



Het was zaterdagmiddag laat. Tom en Coen spraken sinds Govert zijn relaas wel met elkaar, maar ze ontliepen elkaar ook wel een beetje. Niet omdat ze nog steeds ruzie hadden, maar omdat ze druk met de laatste voorbereidingen waren voor hun feest.

Tom had geen idee waar Coen mee bezig was. En Coen ook niet wat Tom aan het bekokstoven was. Wel vonden ze van elkaar dat de ander vreemd deed.

“Ik ga even melk halen,” zei Tom.

“Zal ik meelopen?” vroeg Coen.

“Nee, ik ben zo terug.”

“Is geen moeite, hoor,” probeerde hij nog.

“Nee, echt niet. Ben zo terug!” Nog voordat Coen er erg in had, was Tom al weg.

Op een drafje haastte Tom zich naar Het Anker.

“Willem!” riep hij al nog voordat hij de deur had opengemaakt.

De cafébaas schrok zich een ongeluk.

“Wat is er?”

“Heb je aan de…” zei Tom en verstomde meteen. “Oh, ja dus.”

“Wat?” sprak Willem bars. “Wil je nooit meer zo komen binnenvallen. Ik had wel een hartaanval kunnen krijgen.”

“Sorry,” grijnsde Tom. “Gelukkig krijg je die niet zo snel, hoor. Het schoot me opeens te binnen dat we het verder niet meer over slingers hadden gehad.”

“Tom Benschop, ik weet nog wel hoe ik een zaal feestelijk moet aankleden. En nu wegwezen en ik wil je hier niet meer zien voor vanavond. Begrepen?” zei Dikke Willem streng.

“Oké, oké, ik ga al!” lachte Tom. “Tot vanavond.”

Hij haastte zich terug naar huis.

“Ik dacht dat jij melk ging halen?” vroeg Coen vol argwaan.

“Melk!” antwoordde Tom geschrokken. “Die was uitverkocht,” voegde hij er heel snel aan toe.

“Uitverkocht?”

“Ja, raar hè?”

“Heel vreemd.”

Beide mannen waren onrustig. Het liefst gingen ze nu hun eigen gang. Douchen, omkleden, de puntjes op de i zetten. Maar het mocht geen argwaan wekken bij de ander.

Coen kreeg een ingeving.

“Zeg Tom, zullen wij vanavond eens gaan stappen?”

“Stappen, in Lierbeek?” lachte Tom.

“Lekker ouderwets doorzakken?”

“En je vriendin dan? Die komt toch ook terug vandaag?”

“Kan ze toch meegaan met haar vriendin?”

“Heel gezellig, maar ik dacht dat jullie terug zouden gaan vandaag,” zei Tom verbaasd.

“Dat was ook eerst de bedoeling. Maar omdat Pris en Kim laat zijn, hebben ze hier nog een kamer geregeld. Dus ik blijf nog één nachtje als het kan.”

“Meer dan gezellig,” vond Tom. Hij was blij met deze oplossing. Hij had er van tevoren helemaal niet aan gedacht dat Coen op deze zelfde avond ook nog terug zou moeten rijden.

Coen had er echter wel aan gedacht en al snel met zijn vriendin overlegd. Priska had het een geweldig idee gevonden en stelde meteen voor om dan nog een nacht extra te blijven.

“Goed, wij gaan stappen vanavond!”

“Mooi, dan ga ik nu naar boven. Even opfrissen, scheren, douchen en de hele mikmak. Hoef ik dat straks niet meer te doen,” grijnsde Coen.

“Strak plan! Duik ik er zo ook onder.”

Tom haalde opgelucht adem. Wat een fantastische wending nam deze dag opeens. Geen gekonkel meer. Hij kon zo dadelijk Coen gewoon meenemen naar Het Anker zonder dat deze er enig idee van had dat er tientallen mensen op hem stonden te wachten.

Tegen een uur of acht werden de vrienden zenuwachtig. Coen stond steeds in de spiegel te kijken. Tom keek constant op zijn horloge.

“Zo, ik ga even een frisse neus halen,” zei Govert. “Ik word nerveus van jullie zenuwachtige gedoe.” Met een brede grijns keek hij van de een naar de ander. Hij had er erg veel plezier in dat hij de enige in de kamer was die precies wist hoe het zat.

“Sorry,” zei Coen. “Maar ik zie mijn liefje zo weer. Ik wil er graag goed uitzien.”

“Hoe laat komt ze?” wilde Tom weten.

“Ik heb om ongeveer half negen afgesproken in Het Anker. Dat kan toch wel?”

“Perfect!” zei Tom en hij knipoogde naar Govert.

“En waarom ben jij zo zenuwachtig?” wilde de oude dokter van de jonge dokter weten.

Even wierp Tom hem een boze blik toe, maar hij herpakte zich snel weer.

Weer keek Tom op zijn horloge. Tien over acht. Hij moest nog heel even wachten. De gasten moesten de kans krijgen om rustig binnen te komen.

“Tot straks dan,” zei Govert en liep met een grote glimlach de deur uit. Wat een voorpret had hij!

“Ik ga nog even plassen,” zei Coen om de tijd te doden. Hij was nerveus, omdat er een hoop mensen zouden komen die hij al tijden niet meer gezien had. 

“Ja, dan ga ik zo ook nog even en dan moesten we maar eens gaan, of niet?”

“Strak plan, man,” antwoordde Coen in een onvervalst stads accent.

Niet veel later liepen de mannen samen naar café Het Anker toe.

“Goh, wat is het druk met auto’s,” zei Coen, terwijl hij inwendig vreselijk moest lachen.

“Nou, zo druk heb ik het hier in tijden niet gezien,” antwoordde Tom, terwijl hij ervan overtuigd was dat Coen niets in de gaten had.

Ze kwamen bij het café aan en Tom wilde de deur voor Coen openhouden, maar die wilde Tom voor laten gaan.

“Jij eerst!” zei hij galant.

“Nee, gasten eerst,” vond Tom.

“Nee, jij.”

“Nee, jij!” drong de jonge dokter aan.

Met een zucht duwde Coen de deur open en stapte naar binnen. Tom volgde hem op de voet.

“Surprise!” riepen de aanwezigen in koor.

Tom en Coen keken elkaar triomfantelijk aan. Nog steeds hadden ze niet door wat er echt aan de hand was.

“Omdat we al zo lang bevriend zijn,” zei Tom, terwijl hij een weids gebaar maakte.

“Hoe weet je dat?”

“Huh? Hoe bedoel je?”

De aanwezige gasten begonnen te lachen. Toen stapte Govert naar voren.

“Beste Tom, beste Coen,” begon hij plechtig.

“Hou het kort!” riep Jozef Eerdmans voor de grap vanaf de zijlijn.

“Stil jij!” zei hij, terwijl hij de eerwaarde olijk aan keek. “Nogmaals, beste Tom, beste Coen. Zoals jullie zien, zijn er hier vandaag een heleboel bekenden van jullie aanwezig.”

Tom en Coen keken elkaar niet-begrijpend aan.

“Drie daarvan hebben enorm veel voorpret gehad, maar er ook een stevige hoofdpijn aan overgehouden. Want wat kunnen jullie ruziemaken, zeg! Maar Willem, Maartje en ikzelf hebben ons erdoorheen geslagen. Want wat jullie namelijk niet weten, is dat jullie allebei dit feest hebben georganiseerd voor de ander.”

“Wat!” riepen de twee vrienden in koor uit. 

“Dat meen je niet!” riep Coen verbaasd.

“Jij?” vroeg Tom vol ongeloof.

“En aangezien jullie hadden besloten om Willem, Maartje en mij hierin te betrekken, kan ik jullie mededelen dat wij het oprecht moeilijk hebben gehad met jullie gekonkel,” grijnsde Govert. “Maar vrienden, we zullen een toost op jullie uitbrengen en op jullie vriendschap. Drie hoeraatjes voor Coen en Tom!”

De gasten hieven het glas en riepen een driewerf hoera uit.

Coen en Tom vielen elkaar in de armen.

“Dat meen je niet!” herhaalde Coen.

“Ik vond al dat je zo vreemd deed,” zei Tom.

“Nee, jij was lekker bezig,” verweet zijn vriend hem lachend.

“Dus daarom was je in gesprek met Maartje,” concludeerde Tom.

“Juist en daarom had ik liever ook niets willen zeggen.”

“Het spijt me, kerel!” zei Tom oprecht.

“Mij ook. En aangezien ik toch ga trouwen, komt er nooit meer een meisje tussen ons in te staan,” grapte hij. “Daarover gesproken. Waar is mijn meisje?” Hij keek om zich heen en zag Priska al staan. “Ik ga even naar haar toe. Heb haar zo gemist.”

“Eerst even wat tegen de gasten zeggen,” fluisterde Tom hem in zijn oor.

“Oh ja,” grinnikte Coen. “Wel zo sympathiek.”

Ze hielden samen een geïmproviseerde speech die met luid gejoel en gelach werd ontvangen.

“En dus nu: bier!” riep Coen enthousiast.

“Jeuh!” riepen er velen in koor.

Priska liep al naar Coen toe.

“Hé lieverd,” zei ze zwoel. Ze kuste hem innig. “En hoe reageerde hij?” wilde ze meteen weten. “Doet hij het?”

“Ja, natuurlijk. Toch, Tom?” riep Coen. “Je wil toch mijn getuige zijn?”

Tom liep naar het paar toe.

“Het is me een grote eer,” zei hij oprecht.

“Fijn!” zei Priska. “En je gaat hem ook echt in de gaten houden of hij zijn best doet?” Plagend keek ze van Tom naar Coen.

“Ik zal hem op zijn huid zitten.”

“Tom, ik heb nog één verrassing voor je,” zei Coen opeens. “Tenminste dat hoop ik,” voegde hij er snel aan toe.

“En dat is?” wilde de jonge dokter weten.

“Ik heb speciaal voor jou iemand uitgenodigd.”

“Oh?” Tom keek nieuwsgierig om zich heen.

Plotseling stond zijn oude professor en mentor Albert Opelaars voor hem. Een wat oudere man, grijs haar en met ondeugende ogen.

“Tom Benschop!”

“Professor!” riep Tom totaal verrast uit. Hij schudde uitgelaten zijn hand. “Wat goed om u weer eens te zien!”

“Dat gevoel is totaal wederzijds, jongen.”

“Dat u tijd kon vrijmaken om hier te zijn,” sprak Tom vol ongeloof.

“Voor jullie twee reis ik graag om, hoor. Ik zat gisteren nog in Helsinki.”

“Waanzinnig! U bent zo’n inspiratiebron voor me geweest tijdens de studie. Steun en toeverlaat ook.” Hij schudde zijn hoofd. Nog steeds kon hij het zich niet voorstellen dat deze man speciaal voor hem was teruggekomen.

“Nou, nou,” zei de prof bescheiden. 

“Ik zou zo wel weer de banken in willen als ik zeker wist dat u de colleges zou geven,” gaf Tom toe.

Professor Opelaars begon te lachen.

“Jongen,” zei hij plechtig. “Laten we even een kop koffie nemen en de situatie rustig bekijken. Het heeft geen zin om haastige beslissingen te nemen.”

“Ja!” riep Tom lachend uit. “Dat was ‘m! De uitspraak van de eeuw!”

Coen sloeg zijn arm om Tom heen.

“Kerel, er zijn nog meer mensen die ons willen feliciteren. We zullen even een rondje moeten maken. Jullie kunnen straks verder praten.” Hij nam Tom mee naar Maartje.

“Ik geloof dat we jou heel veel excuses schuldig zijn,” vond Coen.

“Want?” vroeg Maartje verbaasd.

“We hebben je wel in een heel lastig pakket gebracht, geloof ik.”

“Ik ben niet anders gewend,” glimlachte ze. 

Coen liep bijna ongemerkt weg.

“Sorry, Maartje dat ik zoveel beslag op je gelegd heb. Ik weet dat je het druk hebt,” zei Tom timide.

“Zolang ik maar niet meer het onderwerp van een ruzie ben,” antwoordde ze meteen.

“Beloofd,” zei Tom met rode konen.

“En nu gaan we feest vieren, Tom. Want een goede vriendschap is heel veel waard. Toch?” Ze kneep hem zachtjes in zijn arm.

“Ja,” zei Tom. “Daar heb je gelijk in. Dat is heel veel waard.” Hij gaf haar een kus op haar wang. “Heel veel!” fluisterde hij in haar oor.





Over VIER WEKEN verschijnt er weer een nieuwe uitgave in deze populaire Favoriet-serie en ook in DORPSLEVEN nr. 76 kunt u weer genieten van twee meeslepende romans.



Welke verhalen dat zijn, houden we nog even geheim. U mag ze in ieder geval niet missen, want ook dan houden emoties en romantiek u weer helemaal in de greep. DORPSLEVEN nr. 76 is over VIER WEKEN verkrijgbaar bij uw tijdschriftenhandelaar, de kiosk, het warenhuis of uw supermarkt.


Blauwe plekken & Dubbel feest
Section0001.xhtml
Section0002.xhtml
Section0003.xhtml