Kinderen in de knel



Problemen ontkennen



Hedy Fontein



Basjes moeder weet zelf wat goed voor hem is, zegt Lidy als Steffie eten voor hem mee naar school neemt. Maar is dat wel zo? Zijn juf kampt allang met zijn draaiende en liegende moeder. Het gaat bergafwaarts. Voorboden van een gezinsdrama? Lidy doet een schokkende ontdekking. 

Intussen staat de arme Mireille alleen als haar vader wordt neergeschoten vanwege zoekgeraakte drugs. Is zij het volgende slachtoffer van de criminelen? Iedereen is op zijn hoede. Toch verdwijnt het kind. Ziet men haar ooit nog levend terug? Lidy waagt een gok…



Kinderarts Lidy van de Poel liep met grote stappen over het schoolplein. Ze had nogal haast. Ze kwam haar kinderen ophalen. Ze moesten naar de tandarts voor controle. De meeste ouders gebruikten daar de woensdagmiddag voor. Niet Lidy. Woensdag was het in haar praktijk altijd het drukst van de hele week omdat kinderen dan vrij van school waren en ouders graag die dag uitkozen om een afspraak te maken. Dus had Lidy op een andere dag tijd vrijgemaakt tussen haar drukke werk door.

De lessen waren bezig en de schooldeuren gesloten. Lidy drukte op de bel die luid weerklonk door de stille gangen. Voetstappen naderden. De onderwijzeres van groep drie dook op uit een gang en deed open.

“Hallo, hoe is het?” begroette ze Lidy met een glimlach. 

Lidy’s kinderen hadden ooit bij haar in de klas gezeten. Steffie en Andy, nu waren ze elf en negen.

“Goed, hoor,” antwoordde hun moeder.

De onderwijzeres haastte zich terug naar haar klas.

Lidy stapte de school binnen. De deur viel achter haar dicht. Ze liep een lange gang in en ging aan het eind rechtsaf. De lerarenkamer was vlak om de hoek. De deur stond open. In de deuropening stonden een moeder met haar zoontje. De vrouw staarde stuurs voor zich uit, de naderende Lidy nauwelijks opmerkend.

Deze zag een bekend gezicht. “Hallo,” zei ze tegen de vrouw.

Bij het horen van Lidy’s stem schrok ze op uit haar gepeins. “Oh… dag, dokter.” Ze rechtte prompt haar rug.

“Alles goed?” vroeg Lidy.

“Eh… jawel.” 

Ze was magerder geworden, zag de arts. Vooral in haar gezicht. Ze wist haar naam niet meer, alleen die van haar kind dat naast haar stond. Lidy schonk het ventje een glimlach. “Dag, Bas, weet je nog wie ik ben?”

Het jochie staarde haar aan, het antwoord schuldig blijvend.

“De dokter, schat,” hielp zijn moeder.

Hij kende haar niet meer. Lidy vond hem erg veranderd. Zo gezond en blozend als hij altijd was geweest, zo witjes zag hij nu. Een bleekneusje.

Zijn moeder zag haar kritische blik. “Hij is vaak verkouden geweest, het afgelopen jaar,” legde ze uit. 

“Daar willen ze inderdaad nog wel eens last van hebben in de eerste schooljaren,” beaamde Lidy. “Hij groeit er vanzelf overheen. Als het verder maar goed gaat.”

“Jawel,” zei de moeder. “Het gaat uitstekend.”

Intussen was een onderwijzeres in de gang verschenen, degene op wie Basje en zijn moeder stonden te wachten. De onderwijzeres naderde met snelle stappen de kamer. Toen ze hoorde wat de moeder tegen Lidy zei, schoten haar mondhoeken naar beneden.

Lidy lette er niet op, want ze zag haar kinderen ook de gang in komen. Frisse smoeltjes, blonde koppies. Steffie gooide haar roze rugzak in de lucht en ving hem op. Andy was wat minder uitgelaten. Hij had zijn schooltas gewoon om zijn schouders. Bij het zien van zijn moeder trok hij een sprintje naar de lerarenkamer.

“We moeten naar de tandarts,” zei Lidy. “Het beste,” groette ze Basje en zijn moeder. 

Ze hoorden het niet. Ze waren achter de onderwijzeres aan de lerarenkamer binnengelopen. 

Peinzend hoe ze ook alweer heette, verliet Lidy met haar kinderen de school. Onderweg naar haar auto, die voor het schoolplein stond te wachten, schoot het haar te binnen. Prisca Voerman was haar naam.

Ze dacht er verder niet meer aan, tot Andy er over begon. 

“Waar ken je hen van?” vroeg hij.

Zijn zus, die naast hem achter in de auto zat, wist meteen over wie hij het had. “Van de zuigelingencontrole,” gaf zij het antwoord al, voordat hun moeder iets kon zeggen.

“Ik vroeg het aan mama, hoor,” reageerde Andy op zijn bijdehante zus.

“Ik ken Basje inderdaad van de zuigelingencontrole,” zei Lidy. 

Ze kwam vaker een kind tegen dat vroeger bij haar praktijk voor de zuigelingencontrole was geweest. Steffie was er wel eens bij geweest. 

“Zie je wel?” snoefde ze tegen Andy. “Ik had het goed.”

“Ik vroeg het niet aan jou,” herhaalde de jongen.

“Geen ruzie,” maakte Lidy een eind aan het gebekvecht.

“Zijn moeder moest op school komen omdat hij altijd zit te slapen in de klas,” ging Steffie doodleuk verder.

“En nu klaar er mee,” zei Lidy gedecideerd. Ze had wel gehoord wat Steffie zei, maar het drong niet echt tot haar door. Ze had genoeg aan haar hoofd. Bovendien moest ze op het verkeer letten.

Tien minuten later stapte ze met haar kinderen de tandartsenpraktijk binnen.

Ze zaten enkele minuten in de wachtkamer, toen Diana Vonk in de deuropening verscheen. Een jonge tandarts met rossige krulletjes, in een lichtblauw tenue. “Andy van de Poel,” zei ze tegen Andy.

De jongen stond op en volgde haar naar haar kamer. Tegelijkertijd ging in Lidy’s tas haar mobiel over. Ze had het ding aanstaan. Als arts moest ze bereikbaar zijn.

“Even de telefoon opnemen,” zei ze tegen Steffie. Vermoedend dat het om één van haar patiëntjes ging, verdween ze de gang in. Het telefoontje kwam van haar praktijk. Ze nam op.

“Hallo, met mij,” zei assistente Corine Vossen. “Sorry, maar dit is dringend. Ik had net Carrie aan de lijn.”

Carrie Verlaan was directrice van Huize Zonzicht, het weeshuis waar Lidy huisarts van was, naast haar werk als kinderarts. Ze hield er wekelijks spreekuur. De directrice belde alleen voor urgente gevallen naar de praktijk.

“Ze hebben vanochtend een nieuw meisje opgenomen,” vervolgde Corine en liet haar stem dalen. “Haar vader is neergeschoten en dat kind heeft verder niemand.”

“Oei.” Lidy ging van de weeromstuit ook zachter praten. “Is hij overleden?”

“Nee, hij is in kritieke toestand naar een ziekenhuis gebracht. Zijn dochter hield zich best goed, maar ze is nu helemaal aan het instorten.”

“Begrijpelijk. Ik ga er wel even langs als ik straks de kinderen terug naar school heb gebracht,” beloofde Lidy.

“Oké, ik geef het alvast door aan Carrie.” Corine hing op.

Lidy ging terug naar de wachtkamer.

Na enkele minuten verscheen Andy weer. “Geen gaatjes,” zei hij achteloos.

Het was niet iets bijzonders. Lidy’s kinderen aten gezond. De hele dag door snoepen was er niet bij en ’s morgens en ’s avonds werd er grondig gepoetst.

Het was Steffies beurt om met Diana mee te gaan. Ze verliet de wachtkamer.

Lidy keek haar dochter na, peinzend over het meisje in Zonzicht, dat het ongetwijfeld een stuk minder had getroffen.



“Ik kom voor dat meisje.” Lidy liep over de gang van het weeshuis. 

“Dag, dokter.” Joyce, de jonge medewerkster van Huize Zonzicht, had opengedaan voor de kinderarts en ging haar nu voor naar één van de kamers. 

Lidy had haar kinderen na de tandarts weer bij school afgezet, want hun fietsen stonden nog daar. Daarna was ze snel even langs haar praktijk gegaan om haar dokterstas op te halen.

“Hoe is het nu met haar?” vroeg ze.

“Niet zo goed,” antwoordde Joyce. “Ze heeft niks gegeten bij de lunch. Ze werd niet lekker. Ze ging helemaal trillen en toen hebben we haar maar in bed gestopt.” Ze keek de arts bezorgd aan. “Het was op het nieuws, over haar vader.”

“Aha. Dat heb ik niet gehoord. Geen tijd.”

“Ze denken dat het met drugs te maken heeft.” Joyce opende zachtjes de deur van de kamer voor Lidy.

De arts stapte het halfduister binnen. Een kamer met twee bedden, waar nieuwe kinderen, soms samen met een broertje of zusje, afgezonderd van de anderen tot rust konden komen. De gordijnen waren dicht. Het meisje lag stil in één van de bedden. Sliep ze?

“Ik haal Carrie,” zei Joyce zachtjes. Ze verdween de gang weer in en sloot geruisloos de deur achter zich.

Lidy zette haar dokterstas op de stoel bij het bed, liep naar het raam en schoof het gordijn een stukje open. Een streep daglicht viel naar binnen. Ze wierp een blik op het kind. Ze schatte haar een jaar of acht. Rode vlekken in het gezicht. Haar donkerblonde haren waren nodig aan een wasbeurt toe. Vettige slierten plakten tegen wangen en voorhoofd. Het kind zag er verhit uit. Door de koorts, vermoedde Lidy. Ze stond weer bij het bed en voelde zachtjes aan een wang. Achter de gesloten oogleden, zag ze de ogen rusteloos heen en weer bewegen. Ze opende haar dokterstas en haalde een stethoscoop tevoorschijn. Voor ze de kop op de borst van het kind plaatste, verwarmde ze deze eerst even in haar handen. Ze wist haar naam nog niet. “Zo, meisje,” zei ze zachtjes, het dekbed een stukje terugslaand. “Ik ga even naar je luisteren.”

Toen Joyce enkele minuten later weer binnenkwam met de directrice in haar kielzog, zat Lidy op de rand van het bed en beluisterde aandachtig hart en longen van het kind. 

Carrie wachtte met vragen tot Lidy de stethoscoop uit haar oren haalde. “Wat denk je er van?”

“Ik weet het niet,” antwoordde de arts, zonder haar blik van het kind af te wenden. “De luchtwegen zijn rustig. Daar kan ze geen koorts van hebben. Heeft ze geklaagd over buikpijn of pijn bij het plassen?”

“Niet dat ik weet,” zei Carrie.

Ook Joyce schudde van nee.

“Het kan natuurlijk een griep zijn, maak ook zwakte. Ze lijkt mij nogal ondervoed en met die narigheid van haar vader erbovenop heeft ze natuurlijk helemaal geen weerstand meer.”

“En meningitis?” vroeg Carrie.

“Heeft ze gebraakt?”

Joyce en Carrie keken elkaar aan en schudden het hoofd.

“De nek is ook niet stijf,” zei Lidy. “Dat heb ik al nagekeken. Ik denk niet aan hersenvliesontsteking.” Ze trok de stethoscoop van haar hals. “Was ze er bij toen haar vader werd neergeschoten?”

“Gelukkig niet, ze was al op school,” antwoordde Carrie. “De politie heeft haar van school gehaald en mee naar het bureau genomen om vragen te stellen.”

“Lieve hemel,” reageerde Lidy. “Hoe oud is ze?”

“Acht.” Carrie was ook niet te spreken over deze politieactie. “Het had met drugs te maken, denken ze. Ze wilden natuurlijk weten wat er thuis gebeurde. Of daar gedeald werd. Nou ja, na het verhoor tussen aanhalingstekens, hebben ze bij haar thuis wat spullen opgehaald en haar zolang maar hier gebracht. Ze hadden gebeld of er plaats was. Dat wel.”

“En haar moeder?”

“Die heeft jaren geleden al de boel laten stikken.”

“Het is fraai,” zei Lidy misprijzend. Ze deed haar stethoscoop terug in haar tas en pakte er een strip langwerpige, in folie verpakte pillen uit. Ze scheurde een pil van de strip. “Ik geef haar nu een zetpil paracetamol. Vanavond om acht uur moet ze er nog een hebben. Als ze daarna nog koorts heeft, om twaalf uur weer een. Probeer haar af en toe te laten drinken en houd haar temperatuur goed in de gaten. Niet te zwaar toedekken. Als de koorts tegen de nacht niet is gezakt, bel me dan. Ook als ze gaat braken of als er rare verschijnselen optreden. Geeft niet hoe laat het is.” Terwijl ze instructies gaf, trok Lidy een paar handschoenen aan en haalde de pil uit de verpakking. “Hoe heet ze trouwens?”

“Mireille Jansen,” antwoordde Carrie. 

“En wie is de huisarts?”

“Dat weet ik niet. We hebben nog niet alle gegevens.”

“Jammer, want zo weten we natuurlijk erg weinig over haar. Of ze een bepaalde ziekte heeft, of zo. Heb je wel haar huisadres?”

“In mijn kantoor,” wees Carrie de gang in.

“Mooi.” Met het adres kon Lidy zelf proberen er achter te komen wie de huisarts was. Ze keek naar het van koorts versufte kind en sloeg het dekbed verder terug. “Mireille, ik moet je heel even plagen.” Lidy diende de pil toe. Meer kon ze op dat moment niet voor het kind betekenen.

Laat in de namiddag keerde ze terug in haar praktijk. Haar assistentes waren de werkdag aan het afsluiten. Petra Kruisberg voor medisch-technische zaken, zat op haar kamer die een klein laboratorium leek. Ze klikte een uitvergroot beeld van een bacterie weg op het beeldscherm van haar pc en zette deze uit.

Corine Vossen was in het keukentje aan het eind van de receptiebalie, koffiemokken en theeglazen aan het afwassen. Ook zij ging zo naar huis.

Lidy was nog niet klaar met haar werk. Ze ging haar spreekkamer binnen en maakte in haar pc een dossier aan van Mireille Jansen. Ze schreef een gedetailleerd rapport van haar onderzoek van het kind. Nauwkeurigheid was gewenst bij elke patiënt, maar vooral bij kinderen als Mireille, wier jonge leven nu al een chaos was. Lidy probeerde ook haar huisarts te achterhalen, maar bij de huisartsenpraktijken in de buurt van haar adres stond ze niet ingeschreven. Het was over zessen en haar gezin had haar nodig. Ze bewaarde de klus voor Corine, de volgende dag.

’s Avonds na achten zag Lidy voor het eerst de beelden op tv van Mireilles neergeschoten vader, de vijfendertigjarige Roy J. Het was bij klaarlichte dag gebeurd. Van de man zelf was niets te zien, wel van roodwitte linten en andere afzettingen in de straat waar de schietpartij had plaatsgevonden. Politiemensen bewaakten de afzettingen. Hulpverleners hadden schermen om de gewonde geplaatst. Men zag slechts de voorkant van een ambulance. Achter de schermen vochten artsen en verpleegkundigen om zijn leven. 



Lidy schrok wakker van de telefoon. Naast haar in bed lag haar man, diep in slaap. Alex Snijdewind was haar tweede man, niet de vader van haar kinderen. Lidy kende hem al voordat ze trouwde. Alex en haar eerste man waren allebei verkikkerd op haar. Ze koos voor Werner en schonk hem twee kinderen. Steffie en Andy waren nog klein toen hij omkwam bij een auto-ongeluk. Enkele jaren later nam Alex zijn plaats in en huwde Lidy. Alex had een eigen advocatenkantoor en net zo’n druk leven als Lidy met haar praktijk aan huis. Nog altijd stond de naam Van de Poel op het bord bij de deur. Zo kende men de praktijk al jaren en dat wilde ze niet veranderen.

In het gezin Snijdewind ging men doordeweeks altijd vroeg naar bed. Lidy keek naar de telefoon die haar uit haar slaap had gebeld en ook naar de wekker. Bijna half twaalf. Ze had wel een vermoeden wie haar op dit tijdstip nog nodig had en nam op. “Lidy van de Poel.”

“Hallo.” De stem van Carrie Verlaan klonk gestrest. “Sorry dat ik je zo laat nog stoor, maar het gaat niet goed met Mireille. Ik durf zo de nacht niet met haar in.”

“Is de koorts niet gezakt?”

“Nee en ze weigert te drinken.”

“Hm.” Dat klonk niet best. “Ik kom wel even kijken.” 

“Heel graag.”

“Tot zo.” Lidy hing op.

“Problemen?” zei een slaperige stem naast haar. Alex was wakker geworden.

“Dat meisje.” Lidy had hem verteld over de dochter van de neergeschoten man in het nieuws. Ze knipte haar lampje aan en stapte uit bed. “Ik moet er heen. Ze heeft hoge koorts en ze wil niet drinken. Ze droogt uit. Ik wil niet dat ze in shock raakt.”

“Hoe ga jij haar laten drinken dan?” Alex knipte ook zijn lampje aan.

“Door middel van een spoedopname,” zei Lidy, in een lange broek stappend. “Ik vrees dat het daarop gaat neerkomen.”

“Dus het wordt een latertje.”

“Waarschijnlijk.” Lidy ritste de broek dicht en trok een trui over haar hoofd. Veel werk maakte ze niet van haar uiterlijk. Dat was niet nodig voor de artsen van het St. Joseph-kinderziekenhuis, waar ze Mireille in het uiterste geval zou laten opnemen. Ze stak haar voeten in laarsjes en ritste deze dicht. Vervolgens haalde ze even een borstel door haar halflange, donkerblonde haren, gaf Alex een kus en verdween in de late avond.

Carrie deed open, nog voor Lidy aanbelde en de hele boel wakker maakte. Ze had haar opgewacht bij de deur, op sloffen en met een ochtendjas over haar pyjama. Ze sprak zachtjes. In het weeshuis was alles in diepe rust en dat hield Carrie graag zo. 

De directrice kwam niet uit haar eigen bed. Voor de zekerheid was ze bij Mireille op de kamer gaan slapen, in het andere bed. Zo kon ze het kind in de gaten houden en toch wat broodnodige rust krijgen.

“Ze wil niet drinken,” herhaalde ze fluisterend wat ze Lidy door de telefoon had verteld. “Ik heb af en toe maar een nat washandje tegen haar mond geduwd. Misschien dat ze daar nog wat van binnen heeft gekregen.”

“Dat is veel te weinig.” Lidy stapte bezorgd de kamer binnen. Ze zag meteen al dat het behoorlijk mis was met het kind. De ogen lagen diep in hun kassen, hetgeen op uitdroging duidde. Ze wist genoeg. “Ik bel het ziekenhuis,” zei ze, haar mobiele telefoon uit haar tas pakkend. 

Het feit dat ze kinderarts was en men haar kende in het St. Joseph-kinderziekenhuis, versnelde de procedures aanmerkelijk. De verpleegkundige van de spoedopname die ze aan de lijn kreeg, liet direct plaatsmaken voor het kind en waarschuwde een arts. Intussen belde Lidy een ambulance.

Weldra werd de rust op de slaapzalen van Zonzicht verstoord door sirenegeloei in de nacht. Daarna voetstappen en stemmen in de hal. De kinderen werden er wakker van. Joyce deed haar best om de orde te handhaven.

Carrie bleef bij Lidy en het zieke kind. De arts stond er op dat Mireille eerst vocht per infuus kreeg toegediend, voor ze op de brancard ging. De ambulanceverplegers zagen daar ook de noodzaak van in en volgden haar instructies op. Lidy reed achter de ziekenwagen aan naar het kinderziekenhuis. Ze liep mee met de brancard naar de spoedopname, waar algemeen kinderarts Ivo Drupsteen hen al opwachtte met een verpleegkundige.

Drupsteen liet direct een bloedmonster van het kind naar het lab brengen. De oorzaak van de koorts moest worden vastgesteld voor hij antibiotica of een vaccin kon toedienen. Er was echter geen laborant aanwezig op dit uur. De uitslag zou op zijn vroegst de volgende ochtend beschikbaar zijn. Het gaf niet. Koorts op zich was niet het grootste gevaar dat Mireille bedreigde. Het was de uitdroging waar Lidy zich vooral zorgen om had gemaakt, maar dat hoefde niet meer nu ze aan een infuus lag.

Drupsteen beluisterde hart en longen van het meisje, net als Lidy eerder op de dag had gedaan. Ook hij werd daar niet veel wijzer van. “De longen zijn rustig,” merkte hij op, terwijl hij de stethoscoop uit zijn oren haalde. “Het zou een virus kunnen zijn.”

“En haar afweer is niet optimaal. Ze komt mij nogal ondervoed over.”

“Ik houd het in de gaten,” beloofde Drupsteen. “Morgen weten we meer.”

Het kind was in goede handen. Lidy had gedaan wat ze kon. Hopend dat de volgende dag inderdaad de oorzaak van Mireilles ziekte achterhaald werd, ging ze naar huis.



“En nou wil ik.” Steffie zat aan de ontbijttafel in de eetkeuken en keek met argusogen naar de pot chocoladepasta in de hand van haar broer.

De twee maakten hun boterhammen voor het overblijven op school tussen de middag. 

Lidy zat naast haar dochter. Alex zat tegenover haar naast Andy en aan het hoofd van de tafel zat tante Rosy, die voor het ontbijt gedekt had.

Rosy Howard was de tante van Alex. Ze was overgewaaid uit Zuid-Afrika, waar ze woonde toen haar man nog leefde. Hij was een Engelse diplomaat. Rosy had veel van de wereld gezien. Nu was ze in de zestig en weduwe. Een keurige diplomatenvrouw met grijs haar. Om de eenzaamheid en ook de verveling te verdrijven, was ze na het overlijden van haar man bij Alex en Lidy ingetrokken. Ze zorgde voor het huishouden en ving de kinderen op als hun ouders aan het werk waren. Ze had er plezier in, was altijd het eerste uit bed en kookte graag exotische maaltijden.

Andy was klaar met de chocoladepasta. Steffie had de pot van hem overgenomen. Ze bedekte nu haar boterham met een laag bruine pasta. Drie met hartig, één met zoet, was de regel voor haar en Andy. Ze mochten ook een plak snijkoek en fruit voor tussendoor.

Steffie schikte haar boterhammen in een plastic lunchtrommeltje. Bovenop legde ze een in cellofaan verpakte plak snijkoek en nog een ernaast.

“Zo, jij hebt trek,” merkte Lidy op.

“Deze is voor Basje,” duidde het meisje op de tweede plak koek.

“Voor Basje?”

Steffie knikte. “Anders heeft hij weer niks in de pauze.”

Lidy slikte een hapje brood door. “Basje Voerman?”

“Ja. Zijn moeder vergeet altijd om iets mee te geven voor in de pauze.”

“Goh.” Lidy dacht aan het jochie dat ze de vorige dag nog bij de lerarenkamer was tegengekomen. Het was haar opgevallen dat hij er lang niet meer zo gezond uitzag als toen hij bij haar voor de zuigelingencontrole kwam. “En het ging nog wel zo goed, zei zijn moeder.”

“Ze vergeet wel om iets mee te geven voor in de pauze,” zei Steffie bezorgd. “Of alleen een boterham met niks erop.”

Lidy was niet verbaasd over Steffies zorgzaamheid. Haar dochter moederde graag over kleine kinderen. Als een kleintje in de verdrukking raakte, trad ze graag op als reddende engel. Deze situatie beviel Lidy echter niet, als ze haar moest geloven. “Ga jij nu elke dag iets voor Basje meenemen?”

“Nee, om de beurt met Anouk en Elise.”

“Hm.” Lidy wisselde een blik met Alex.

“Zegt de juf er niks van?” vroeg hij. 

“Ze zegt het wel, maar…” Steffie sloot haar broodtrommeltje en liet een vroegwijze zucht horen. 

Blijkbaar trok Basjes moeder zich er niets van aan, begreep Lidy. 

“Rare toestand,” merkte Rosy op, wat kruimels van een geroosterde boterham met marmelade van haar vingertoppen vegend.

“Verborgen armoede,” vermoedde haar neef. “Het komt in de beste families voor.”

“Of het is gewoon verwaarlozing,” meende Rosy.

Lidy dacht weer aan Basje en zijn moeder bij de lerarenkamer. Wat had Steffie ook weer gezegd in de auto naar de tandarts? Dat ze op school moest komen omdat Basje altijd zat te slapen in de klas? En dan nu dit. Was hier sprake van een zorgwekkende ontwikkeling, of blies haar dochter de zaak een beetje op omdat ze graag wilde redderen?

Het zou wel vreemd zijn als inderdaad zoiets aan de hand was als verborgen armoede. Het gezin had het goed, kon Lidy zich nog herinneren uit de tijd dat ze de zuigelingencontrole deed bij Basje. Ze woonden op goede stand in een benedenwoning aan de Locatellikade. Prisca Voerman werkte parttime en haar partner had een goed inkomen. Een wat oudere man. Hij was niet de vader van Basje. Prisca ontmoette hem toen ze al een paar maanden zwanger was. Kennelijk vond hij dat geen bezwaar om binnen een half jaar te gaan samenwonen. Prisca ook niet. Met de echte vader van haar kind had ze geen contact. Basje was een ongelukje. 

Toen de jongen vier was, zag Lidy hem voor zijn laatste DKTP-prikje. Hij vertelde haar trots dat hij in groep één van de basisschool was begonnen. Dezelfde school als die van haar kinderen. Dat was ruim anderhalf jaar geleden. Daarna had Lidy hem wel eens op het schoolplein voorbij zien komen, maar niet meer op hem gelet. Tot ze hem de vorige dag bij de lerarenkamer tegenkwam. Hij en zijn moeder zagen er allebei slecht uit. Wat was er in anderhalf jaar tijd gebeurd? Of was het slechts een momentopname? Aan de verhalen van Steffie te oordelen, niet helemaal.

Lidy wist er te weinig van om zich er druk over te maken. Bovendien hield Basjes juf zich al met hem bezig. Lidy vertrouwde er op dat de school wel bij instanties aan de bel zou trekken als daar reden toe was.

De kinderen waren klaar met hun lunchpakketjes. De anderen waren ook klaar met het ontbijt. Iedereen stond op van tafel. 

Lidy liep met haar kinderen mee naar de achterdeur om ze uit te zwaaien. Ook nam ze afscheid van Alex, die naar zijn kantoor vertrok. Zelf vertrok ze even later naar haar praktijk in het voorste deel van haar villa.

Lidy had een korte nacht achter de rug. Tegen één uur was ze thuisgekomen van haar nachtelijke onderneming naar het kinderziekenhuis. Het had even geduurd voor ze de slaap kon vatten. Nu waren haar gedachten ook weer bij Mireille. Zou haar bloed al zijn onderzocht en was de oorzaak van haar koorts bekend? Kreeg ze al medicijnen? Carrie zou het ook graag willen weten. 

Lidy nam zich voor halverwege de ochtend Drupsteen te bellen. Nu was er geen tijd. Mireille was niet haar enige zorg. Ze had een agenda vol afspraken met patiëntjes deze dag. De eerste om negen uur.

De uren vlogen voorbij. Een tweeling, die voor de zuigelingencontrole kwam, zette de praktijk op stelten. Het waren allebei huilbaby’s en ze zetten een flinke keel op. Eerst in de wachtkamer, zodat Corine nauwelijks mensen aan de telefoon te woord kon staan. Daarna brulden ze de spreekkamer bij elkaar. Zelfs Lidy kreeg het tweetal niet stil.

Intussen was op de school van haar kinderen het speelkwartier begonnen. De hoogste klassen gingen het eerst naar buiten. Steffie liep tussen Anouk en Elise in met twee plakken snijkoek in haar jaszak. De drie meisjes wachtten tot de kleintjes naar buiten waren gekomen. 

Basje was niet zo snel als zijn andere klasgenootjes, die hollend en huppelend over het schoolplein uitwaaierden. Het jochie was één van de laatste die naar buiten kwam. 

De drie meisjes liepen naar hem toe.

“Dag, Bas,” zei Anouk, zich klein makend door een stukje door haar knieën te zakken. “Heb je wat voor in de pauze?”

Het jochie keek haar sloom aan en schudde van nee. 

“Hier.” Steffie haalde een plak koek voor hem uit de cellofaanverpakking. “Eet maar lekker op.”

Met zijn drieën keken de meisjes hoe Basje de koek naar binnen werkte.

“Dat is heel lief van jullie,” zei een stem achter hen. Het was juf Anna Blok, zijn onderwijzeres. Ze had gezien dat Steffie het kind wat toestak. “Maar eigenlijk hoort het niet.”

“Hij had niks bij zich,” reageerde Elise ietwat verontwaardigd.

“Waarom krijgt hij nooit wat?” wilde Steffie weten.

“Zijn moeder zegt dat hij toch niks lust,” antwoordde de onderwijzeres.

De drie meisjes keken haar niet-begrijpend aan. Eerst had ze hen verteld dat zijn moeder het steeds vergat en nu zei ze dat hij niks lustte. Het klopte niet. Daarnet had Bas voor hun neus de plak koek verslonden.

Juf Anna had het ook gezien en wist niet zo snel wat ze er van moest zeggen. “Nou ja,” maakte ze zich er vanaf. “Ik denk dat zijn moeder het het beste weet.”

Drie paar ongelovige ogen gingen van Anna naar Basje en terug. Steffie maakte een grimas tegen haar vriendinnen, waarop de drie eensgezind wegliepen.

Anna duwde Basje zachtjes voor zich uit naar de speelrekken voor de kleintjes. “Kom op, lieverd. We gaan even spelen. Niet de hele tijd hier blijven staan.”

In haar praktijk sloot Lidy op dat moment de deur achter de moeder met de krijsende tweeling. “Zo, hè, hè,” verzuchtte ze. Het geluid stierf weg en de rust keerde terug in de praktijk. 

“Godsiemijne,” zei Corine. Ze had een nieuwe afspraak voor de schreeuwlelijken in de agenda genoteerd. “Wat een stel. Daar zijn die ouders lekker klaar mee.”

“Zeg dat wel.” Lidy had de baby’s onderzocht. Het waren gewoon huilbaby’s, maar verder kerngezond. Behalve hopen dat ze er snel overheen groeiden, was er weinig aan te doen. Ze wierp een blik in de wachtkamer, maar die was leeg. Haar volgende afspraak was nog niet verschenen.

“O ja.” Corine herinnerde zich iets. “Carrie Verlaan belde over dat meisje. Ze had met het ziekenhuis gesproken. Ze hebben de koorts onder controle, maar ze hebben niets kunnen vinden.”

“Niets kunnen vinden?” Lidy keek er van op.

Corine schudde het hoofd. “Carrie vond het ook al zo gek.”

“Het zal wel een reactie zijn geweest,” meende Lidy. “Het is nogal wat voor zo’n kind. Vader neergeschoten. Een moeder heeft ze niet. Die heeft jaren geleden de boel in de steek gelaten. Ze is ook nog eens verhoord door de politie.”

“Verhoord?” reageerde Corine. “Hoe oud is dat meisje?”

“Acht. Ze denken dat er drugs in het spel zijn. Dat haar vader daarom is neergeschoten. Ze hoopten zeker van dat kind iets te horen. Of er thuis werd gedeald.”

“Arm kind. Komt dat nog wel goed?”

“Tja.” Op die vraag moest Lidy het antwoord schuldig blijven. “Als het echt met drugs te maken heeft, lijkt het mij niet verstandig dat ze bij die vader blijft. Voorlopig moet hij toch herstellen. Ik denk dat ze beter af is bij een goed pleeggezin.”



“Krijgt dat jongetje nog steeds zo weinig mee naar school?” 

Alex Snijdewind zat met de kinderen aan de ontbijttafel. Hij zag Steffie weer twee plakken koek in haar lunchtrommeltje leggen.

“Gisteren had hij alleen een boterham met niks,” antwoordde het meisje.

“En wat vindt zijn juf er van?” 

Steffie haalde haar schouders op. “Zijn moeder heeft gezegd dat hij toch niks lust, maar…”

“Hij eet wel ontbijtkoek,” begreep Alex.

“Ja,” zei Steffie ietwat verongelijkt.

Lidy, die even naar de woonkamer was gelopen omdat ze door een moeder van een baby gebeld werd, stapte de keuken binnen en ving iets op van het gesprek. Ze meende te begrijpen over wie het ging en keek naar Steffies lunchtrommeltje. “Weer koek voor Basje?”

“Zijn moeder geeft niks mee omdat hij toch niks lust,” gaf Rosy het antwoord, met een veelzeggende buiging in haar stem.

“Maar wel koek.” Lidy ging op haar plek zitten. 

“Ja en hij had het zó op, in een paar happen.” Steffie deed voor of ze iets in haar mond propte en keek haar moeder afwachtend aan.

“Dat klopt niet erg, hè?” reageerde deze. “Wat zegt zijn juf er van?”

“Dat we hem niks mogen geven, ik en Anouk en Elise.”

“En dan krijgt hij helemaal geen eten,” kwam Andy uit de hoek. “En dan gaat hij dood van de honger.”

“Dat zal wel meevallen,” zei Lidy, overdreven praatjes de kop indrukkend. “Misschien mag hij bepaalde dingen niet hebben omdat hij er allergisch voor is.”

“Niet voor ontbijtkoek,” wierp Steffie tegen.

“Vraag het toch maar even aan zijn juf, voor de zekerheid.”

“Oké.” Steffie sloot haar lunchtrommeltje.

Alex keek sceptisch naar de overkant van de tafel. Aan Steffies gezicht kon hij nu al zien dat ze niet van plan was haar moeders raad op te volgen. Misschien moest Lidy maar eens met de juf van dat jochie gaan praten. Hijzelf begon er niet over. Hij wist hoe druk ze het had.

Het gezin was klaar met ontbijten. Men verliet de tafel en iedereen ging zijns weegs.



Enkele dagen waren voorbijgegaan sinds ze Mireille in het kinderziekenhuis had laten opnemen. Het meisje was nog niet ontslagen. Omdat de artsen niets bij haar hadden kunnen vinden, moest ze ter observatie blijven. Misschien dat alsnog zou blijken dat ze iets onder de leden had.

Carrie had intussen alle gegevens van het kind verzameld en een mapje met kopieën op Lidy’s bureau in haar spreekkamer gelegd. De arts had een aantal vragen over het meisje. Toen ze klaar was met haar spreekuur, zocht ze Carrie op. 

De directrice stond in de keuken te praten met de medewerkster die voor het eten zorgde. Ze onderbrak het gesprek en ging met Lidy naar haar kantoor.

“Even over Mireille,” zei de arts, terwijl ze achter haar aan de kamer binnenstapte. “Hoe is het met haar vader?”

“Kritiek. Hij ligt nog steeds op de high care afdeling in het Academisch Ziekenhuis.”

“Dus voorlopig kan hij niet voor haar zorgen.”

“Nee,” zei Carrie. “En het is de vraag of hij dat überhaupt nog zou moeten doen.”

Ze dacht er dus net zo over als Lidy. Het verbaasde de arts niet. 

“Een pleeggezin zit er op korte termijn ook niet in, vrees ik,” vervolgde de directrice. “De politie was hier.”

“De politie?” fronste Lidy. “Ze heeft toch geen strafblad?”

“Nee, nee, ze kwamen me waarschuwen. Via een informant zijn ze aan de weet gekomen dat de aanslag op haar vader hoogstwaarschijnlijk is gepleegd vanwege een zoekgeraakte partij cocaïne. Het is een keiharde bende en ze schrikken nergens voor terug. Ook niet voor ontvoering.”

“Mijn hemel,” schrok Lidy. “Dat belooft wat.”

“Precies. Je kunt het pleegouders niet aandoen dat ze een drugsbende op hun dak krijgen omdat ze nog een appeltje met haar vader te schillen hebben. De zaak moet eerst worden opgelost, wil ze in aanmerking komen.”

“Tot die tijd is ze dus constant in gevaar.”

“Voorlopig ligt ze veilig in het ziekenhuis.”

“Maar jullie kunnen hier wel last krijgen.”

“Ik denk het niet,” wuifde Carrie het weg. “Volgens die rechercheur is de kans klein dat ze weten dat Mireille hiernaartoe is gebracht. Hij moest me natuurlijk waarschuwen, maar dat was een formaliteit. Hij zei het zelf. Ik maak me veel ongeruster over haar school. Haar vader had haar net naar school gebracht toen hij werd neergeschoten. Ze zullen hem wel gevolgd hebben. De politie zit er bovenop. Ik heb trouwens een doorkiesnummer gekregen van die rechercheur. Ik hoef maar te kikken en ze komen.”

Lidy was er minder gerust op. Dit muisje begon een aardig staartje te krijgen. “Mireille is nog het beste gebaat bij een onderduikadres, als je het mij vraagt.”

“Ik zou niet weten waar, ze heeft verder niemand,” zei Carrie meewarig. “Ik heb alles nageplozen. Ik heb trouwens ook haar huisarts gebeld. Hij had geen bijzonderheden te melden.”

Ze had dus niets onder de leden, stelde Lidy vast. In elk geval was er nog iets positiefs in het jonge leven van het meisje. Veel kon ze nu niet voor haar doen. Het was afwachten, ook voor haar zieltogende vader wiens toestand nog steeds kritiek was.

“Ik ga maar weer eens,” zei Lidy.

Carrie liep met haar mee naar de deur. “Het is wat, hoe slecht sommige kinderen het getroffen hebben,” zei ze, hoewel ze in haar weeshuis toch het nodige had meegemaakt.

“Vreselijk. Houd me op de hoogte.” Lidy vertrok.

Ondanks het feit dat Carrie zo kalm bleef, keek Lidy buiten toch goed om zich heen. Terwijl ze in haar auto stapte, dacht ze aan de nacht toen ze voor Mireille naar het weeshuis was gekomen en vervolgens achter de ambulance aan naar het St. Joseph-ziekenhuis was gereden. Ze werd te veel in beslag genomen door het kind om te merken of buiten iemand het weeshuis in de gaten hield vanuit een geparkeerde auto. Ook had ze niet opgemerkt of een auto haar naar het ziekenhuis had achtervolgd en wie weet naar haar huis. Normaal gesproken dacht Lidy niet aan dat soort dingen.

De praktijken waar Mireilles vader zich kennelijk mee bezighield, gaven een heel vervelende wending aan deze zaak. Een oplossing lag niet voor de hand. Als de vermiste drugs niet snel werden gevonden, bleef de situatie voor zijn kind bedreigend. Voorlopig kon de man niet worden verhoord. Lidy vond het zorgelijk.



“Mama, wanneer zijn we er?” 

“Straks, schat. Nog een klein stukje. Ga nu maar slapen.” Prisca duwde de buggy met Basje door de lange straat. Het was half negen in de avond en al bijna donker. Ze had Basje dik ingepakt, zodat hij het niet koud kreeg. Erg koud was het niet, maar het zou nog wel even duren voor hij zijn bed zag. Bovendien wist Prisca niet waar haar voeten hen deze keer zouden brengen. Het bankje langs de waterkant, waar ze de vorige keer hadden gewacht, was ontdekt door een groepje hangjongeren. Misschien het speeltuintje in de stille woonwijk bij de bibliotheek? Daar stond een grote kastanjeboom met een bank ervoor. De laaghangende takken hadden al eerder voor beschutting gezorgd. Prisca was vaker uitgeweken naar die plek.

Ze stak de straat over en sloeg even later rechtsaf een smal straatje in, dat uitkwam op een vierkant pleintje. De bibliotheek besloeg een zijde van het vierkant. Achter het gebouw, in een ander smal straatje, was de speeltuin.

Prisca wierp een blik over de stenen muur. Geen levende ziel te bekennen op dit uur. Ze bewoog de klink van de houten deur naar beneden. Ze duwde hem open, niet erg wijd, want het gekraak van de roestige scharnieren trok anders te veel aandacht. Ze reed de buggy de speeltuin binnen en sloot de deur achter zich. Ze hadden geluk dat het niet regende. Hier konden ze de tijd wel uitzitten. Prisca had zichzelf ook warm ingepakt. 

“Zo, we zijn er.” Ze duwde de buggy naar het bankje onder de kastanjeboom en tilde Basje eruit. Ze zetten hem op zijn voeten. Vervolgens pakte ze de deken waar hij op had gezeten uit het wagentje, legde het op de bank en rolde hem erin. Tenslotte vouwde ze het wagentje dicht. Ze verstopte het onder de bank, zodat het niet in het oog liep. Het ging niemand aan dat ze hier met een kind was.

“Zo, we gaan slapen.” Ze ging naast Basje zitten. Ze dook weg in de kraag van haar jas, de armen dicht om zich heen geslagen en de handen in de mouwen van haar jas gestoken. Ze sloot haar ogen en probeerde nergens aan te denken.

De minuten gleden voorbij. Buiten de muren van de speeltuin klonk het stadsgedruis, boven hun hoofden het zacht geritsel van takken en bladeren in een avondbriesje.

In huize Snijdewind zat Lidy op dat moment op de bank in de woonkamer naast Alex. Ze pakte de afstandsbediening van de salontafel en zette de tv zacht. Ze hadden naar nieuws en actualiteiten gekeken. Het was kwart voor negen. De kinderen moesten aanstalten maken om naar bed te gaan.

Steffie was de hele avond al wat stilletjes. Bij het eten had Lidy het al opgemerkt en nu nog steeds. Ze zat in een luie stoel met een meidenmagazine, maar las er niet in. 

“Steffie, wat scheelt er aan?” vroeg Lidy. 

“Niks.”

“Waarom ben je dan zo stil?”

“Ach…” zei ze, terwijl opeens tranen in haar ogen blonken. “Basjes moeder deed stom tegen ons.”

“Stom?”

“Ik was na school met Anouk en Elise bij Basje op het plein en toen kwam ze hem ophalen. Ik vroeg waarom hij steeds niks op zijn brood had. Nou, toen werd ze boos. Ze snauwde dat het me niks aanging.”

“Och jee,” zei Lidy. “Maar ze zal zelf wel het beste weten wat goed is voor Basje.”

“Dat zei juf Anna ook al.”

“Was ze er bij?”

“Nee, ze zei het een keer toen ik Basje ontbijtkoek had gegeven. Ze zei dat het niet hoorde.”

“Dat is ook wel een beetje zo, vind je niet? Hij heeft zelf een moeder.”

“Maar ik vind het zielig.” Steffie veegde een traan weg onder haar oog.

“Maak je nu maar niet zo druk om Basje,” troostte Lidy haar. “Dat doet zijn moeder wel.”

“Ja, nou…” Steffie had er kennelijk niet veel vertrouwen in. 

“Het is trouwens tijd om jullie klaar te maken voor bed,” probeerde Lidy haar af te leiden. Ze keek naar Andy die op zijn buik op de grond lag, verdiept in een spelletje op zijn spelcomputertje. “Jij ook.”

Steffie stond mokkend op uit de stoel. Ze slofte naar de deur, met Andy in haar kielzog, die overeind was gekrabbeld. Lidy zou straks bij het welterusten zeggen nog wel even met haar praten, nam ze zich voor.

Alex las de krant en had met een half oor geluisterd. “Wat is ze toch met dat joch bezig,” zei hij, toen de kinderen op weg naar boven waren. Hij liet een punt van de krant zakken en keek Lidy aan.

“Ik weet ook niet wat haar opeens bezielt,” zuchtte deze. “Ik moet je wel zeggen dat dat kind er slecht uitzag toen ik hem laatst op school zag.”

“O, dus je hebt hem pas gezien?”

“Heel toevallig. Ik kwam de kinderen ophalen voor de tandarts en toen zag ik hem met zijn moeder. Een paar jaar geleden was hij hier voor de zuigelingencontrole.”

“Nou ja, misschien is er toch iets niet pluis. Je zou eens met zijn juf kunnen praten. Ik wil het ook wel doen, hoor, maar…”

“Nee, het is beter dat ik dat doe.” Lidy wist wel dat hij het alleen zei om zijn goede bedoelingen te tonen. Bij haar zou het minder opvallen als ze een keer terloops een vraag stelde aan Basjes juf. Vrouwen onder elkaar. “Als Steffie er zo mee bezig blijft, moet ik inderdaad maar eens kijken of er echt iets aan de hand is.”

Lidy dacht intussen ook aan Mireille en haar vader. Dat het kind mogelijk lokaas was voor een bende drugscriminelen, was schokkend. Het hield haar bezig. Carrie maakte zich minder druk, omdat Mireille volgens haar veilig en wel in het ziekenhuis lag. Lidy dacht daar anders over. Want hoe veilig was het kind eigenlijk? Was het ziekenhuis wel op de hoogte van de dreiging? Had Carrie hen gewaarschuwd? Of die rechercheur? Lidy was vergeten het te vragen. Dat ook zijzelf mogelijk gevaar liep, daar wilde ze nu liever niet aan denken. Ze begon er in elk geval niet over tegen Alex. Als jurist was hij bekend met afrekeningen in de drugsscène. Ze wilde hem niet bij voorbaat ongerust maken. Er viel trouwens niets te halen bij haar en haar gezin. Zeker geen zoekgeraakte partij cocaïne. Dat zouden die boeven ook wel snappen.

“Even de kinderen welterusten zeggen.” Lidy ging naar boven. Ze praatte nog even met Steffie over Basje.

Toen haar dochter gerustgesteld was, keerde ze niet direct terug naar de woonkamer. Zijzelf was namelijk nog lang niet gerustgesteld over Mireille in het ziekenhuis. Ze zou geen oog dichtdoen zonder zeker te zijn dat men op de hoogte was. Het ging haar om de veiligheid van het kind. 

Lidy kende de directeur van het St. Joseph persoonlijk. Hans Bonnema was ooit haar mentor geweest toen ze nog studeerde. Hij was degene die ze het beste hierover kon bellen. Lidy had het eerder op de dag geprobeerd, toen ze net terug was van Zonzicht, maar zijn secretaresse kreeg hem niet te pakken. Hij was druk en onbereikbaar. Misschien lukte het als ze hem thuis belde. Ze daalde de trap af, ging rechtsaf, passeerde de tochtdeur naar de voorkant van de villa en stapte even later door een tussendeur haar praktijk binnen. Hier kon ze rustig Bonnema bellen zonder Alex ongerust te maken.



Prisca verliet het schoolgebouw. Ze had Basje naar zijn klas gebracht en stapte nu het schoolplein weer op, om zich heen kijkend waar die eigenwijze meiden waren, die haar de vorige dag hadden aangesproken over haar zoontje. Wie de meisjes precies waren, hun namen, wist ze niet. Ze zaten in een van de hoogste groepen. Prisca was niet van plan de leerkrachten naar ze te vragen. Ze was zich heus wel bewust dat ze nogal fel tegen ze was uitgevallen. Het was van schrik. Ze had het al moeilijk genoeg en ze verwachtte niet door leerlingen te worden aangesproken over Basje. Vooral dat ene grietje was behoorlijk bijdehand. Prisca kende haar vaag, maar kon er de vinger niet op leggen.

Nu zag ze hen niet, geen van drieën. Prisca keek niet langer rond, dook in haar kraag en versnelde haar pas. Ze was moe en rillerig. De afgelopen avond was het laat geworden, ook voor Basje. Diep in de nacht was het, toen hij naar zijn bed kon. Vanochtend kreeg ze hem bijna niet wakker. Ze begreep wel dat ze een zware wissel op hem trok, maar ze had geen keus. In elk geval had ze nu weer wat geld. Net op tijd. Ze werden steeds lastiger van het energiebedrijf.

Prisca ging meteen door naar het postkantoor om ze te betalen. Geld storten op haar bank deed ze allang niet meer. Dan verdween het onmiddellijk in een zwart gat en zonder gas en licht redde ze het niet. Het was belangrijker dan eten op dit moment. Ze hield hopelijk nog wat over voor een brood bij de supermarkt. Misschien wat afgeprijsde melk die net niet over de datum was en een pot pindakaas. Dat kostte niet veel en als ze geluk had, kon ze een paar pakjes vleeswaren in haar jaszakken laten verdwijnen. Daar werd ze steeds handiger in. Ze ging nooit twee keer achter elkaar naar dezelfde winkel.

Ze moest wel zuinig zijn met de gestolen vleeswaren, want het was hun enige vlees. Een pak gehakt stelen of iets dergelijks, ging minder makkelijk. Er werd beter op gelet en ze kon het niet wegmoffelen onder haar kleding. Bovendien moest je dan ook iets hebben om het in te bakken. 

Gelukkig had ze sneller genoeg van eten. Haar maag was gekrompen. Voor Basje gold dat niet. Hij was in de groei. Het kostte haar steeds meer moeite te zorgen dat hij kreeg wat hij nodig had. Eigenlijk lukte dat bij lange na niet meer. Hoelang ze dit nog vol ging houden, wist Prisca niet. Ooit zou er een eind aan komen, maar dan moest er wel een wonder gebeuren. Ze had geen idee wat voor wonder. Haar hersens waren murw van het in kringetjes draaien. Ze had er de energie niet meer voor. 

Ze ging naar het postkantoor, lopend. Ze deed alles te voet, sinds ze geen nieuwe band voor haar fiets meer kon kopen. Nadat ze de energienota had betaald, zette ze koers naar een supermarkt waar men gratis koffie kon drinken. Ze liep rondjes met haar volle koffiebekertje en een lege boodschappenmand, zogenaamd zoekend naar iets. Ze kwam weer uit bij het koffiehoekje en schonk voor de tweede keer in. Ook deed ze een greep in de suikerklontjesbak, om thuis de suikerpot bij te vullen. Vervolgens kocht ze iets van een paar dubbeltjes en vertrok naar de volgende supermarkt, die geen koffie schonk maar wel veel goedkoper was. Daar deed ze wat boodschappen.

Intussen liep juf Anna Blok op school in haar klas tussen de tafels van de leerlingen door. Ze stopte bij die van Basje. Ze had de kinderen een opdracht gegeven, maar de jongen bracht er bitter weinig van terecht. Hij was in slaap gevallen. Dat gebeurde wel een paar keer per week en Anna begon er schoon genoeg van te krijgen. Pas nog had ze zijn moeder er voor naar school laten komen. Ze had haar gevraagd of het kind slaapproblemen had en geopperd dat ze hem daarvoor kon laten behandelen. Zijn moeder ontkende bij hoog en bij laag en hield vol dat het thuis allemaal uitstekend ging.

“Bas?” Anna schudde het kind dat over de tafel heen lag, zachtjes aan zijn schouder. “Bas, word eens wakker.” 

De jongen reageerde niet. De juf pakte hem dus maar bij de schouders en zette hem rechtop. “Niet slapen in de klas.”

Het jochie ontwaakte en keek lodderig voor zich uit. Hij werd spottend aangestaard door zijn klasgenootjes. Hij hield nauwelijks zijn hoofd rechtop. Het knikte steeds naar voren, hij tolde gewoon van de slaap.

Anna liep verder om te zien wat de andere kinderen van hun opdracht terecht brachten. Zij verdienden immers ook aandacht. Basje was niet de enige in deze klas. Toen ze even later naar het jochie keek, hing hij echter weer over de tafel, diep in slaap. 

Dit werd toch te gortig vond de onderwijzeres. Ze ging het vanmiddag in de vergadering gooien. Ze wilde wel eens weten wat haar collega’s hiervan vonden en ook de schoolleiding. Basjes moeder kon toch onmogelijk volhouden dat er niets aan de hand was? Dit was niet normaal. De andere kinderen vielen ook niet in slaap. Anna had iets dergelijks eerlijk gezegd niet vaak meegemaakt. Het verstoorde danig de lessen.

Ze liet het kind slapen. Ze besloot er nu even geen aandacht aan te besteden en ging verder met de les.

Op dat moment liep elders in de stad een jonge vrouw met een boodschappentas in de richting van Huize Zonzicht. Verzorgster Joyce had boodschappen gedaan voor de lunch. Een aantal bewoners van het weeshuis kwam tussen de middag uit school voor een boterham. Niet allemaal. Enkele kinderen die naar het speciaal onderwijs gingen, zaten verder weg op school en bleven daar over.

Joyce ging echter niet het weeshuis binnen, maar liep er voorbij. Ze had een man gezien. Eerst in de supermarkt waar ze boodschappen deed. Hij was telkens bij haar in de buurt. Bij het afrekenen stond hij achter haar in de rij en toen ze de winkel verliet, ging hij dezelfde kant op als zij. 

Joyce vertrouwde het niet. Sinds Carrie haar had verteld over het bezoek van een rechercheur, was ze extra oplettend en had ze ogen in haar rug. Ze kreeg het gevoel dat deze man wilde weten of ze bij het weeshuis hoorde. Was hij van de drugsbende die Mireilles vader had neergeknald?

Joyce was niet van plan hem op een spoor te brengen. Mireille was nog steeds in het ziekenhuis, maar misschien maakte het die bende niet uit wie ze gijzelden om de zoekgeraakte drugs terug te krijgen.

Een eindje voorbij het weeshuis stopte ze bij een willekeurig huis. Ze bleef voor de voordeur staan, tastend in haar zakken of ze haar sleutels zocht.

De man liep haar voorbij. Ze keek hem na en prentte zijn signalement in haar geheugen. Donker haar, beetje kalend. Bruin, leren jack, grijze pantalon, zwarte schoenen. Handen in de broekzakken. Geen opvallend persoon. Iemand van wie er dertien in een dozijn gingen. Hij keek niet om naar haar. Had ze zich maar wat ingebeeld? Had hij haar helemaal niet gevolgd en moest hij toevallig dezelfde kant op?

Ze nam het zekere voor het onzekere. Pas toen hij ver genoeg was doorgelopen, keerde ze terug naar Zonzicht en ging snel naar binnen. 



Steffie stond met Anouk en Elise op het schoolplein. Ze hadden speelkwartier. Hun aandacht was gericht op een jongen uit groep acht. Elise was verliefd op hem. Al een tijdje. Ze probeerde zijn aandacht te trekken door aan één stuk door naar hem te kijken. Hij had het wel door. Af en toe keek hij ook naar haar en dan glimlachte ze.

Steffie en Anouk volgden de ontwikkelingen tussen de twee met argusogen. Met Basje bemoeiden ze zich niet meer sinds Lidy had beloofd dat ze met zijn juf zou gaan praten. Wanneer ze dat ging doen, had ze er niet bij gezegd. Ze had het druk en hoopte eigenlijk dat het niet nodig zou zijn. Ze meende dat haar dochter overdreef en gewoon graag wilde moederen over het jochie.

Nu zat hij op de rand van de zandbak op het speelplein voor de kleintjes. Hij had weer eens niets bij zich voor in de pauze. Ook speelde hij niet met de anderen. Hij zat daar maar wat voor zich uit te kijken. 

Anna Blok had het de middag daarvoor bij de lerarenvergadering over zijn slaapgedrag in de klas gehad en ook dat zijn moeder volhield dat thuis alles uitstekend ging. De andere leerkrachten vonden dat Anna nog maar eens met zijn moeder moest gaan praten. Of haar bellen als het weer zover was, om het kind mee te nemen zodat hij thuis verder kon slapen. 

Een oplossing was het niet. Het was ook niet eenvoudig. Kinderen waren doorgaans de dupe als ouders niet wilden meewerken. Door te blijven ontkennen dat er iets mis was, zadelden ze de school op met het probleem. Met als gevolg dat het van kwaad tot erger ging en het kind uiteindelijk van school gestuurd dreigde te worden. Zover wilde Anna het niet laten komen. Ze had met Basje te doen, al verstoorde hij telkens de lessen.

Ze stond op het schoolplein bij de ingang van de school. Het was haar beurt om een oogje in het zeil te houden tijdens het speelkwartier. Ze keek peinzend naar Basje. Hij zat er verloren bij op het randje van de zandbak. Niemand die zich met hem bemoeide. Hij maakte toch al niet zo makkelijk vriendjes. Er mocht nooit iemand bij hem spelen thuis. Ook al zoiets vaags.

Vaagheden waren er ook rondom een ander kind, in het St. Joseph-kinderziekenhuis. Mireille Jansen was een aantal dagen achtereen koortsvrij. Nog altijd hadden de artsen geen oorzaak gevonden. Het meisje was alweer aardig opgeknapt. Aan haar situatie was weinig veranderd. Haar vader balanceerde nog tussen leven en dood.

Veel bezoek kreeg Mireille niet. Of het moest de onbekende man zijn die net de afdeling was binnengestapt, waar ze was opgenomen. Onopvallend type. Gemiddelde lengte, jack, geblokt overhemd, spijkerbroek en sportieve, bruine schoenen. In zijn hand hield hij een langwerpige koker. Het soort koker waar men opgerolde tekeningen en dergelijke in vervoert. Hij liep zoekend langs de kamers, tot een verpleegkundige hem in het vizier kreeg.

Erica Mons ging een tuimelbekertje drinken brengen naar een dorstig kind dat plat moest blijven liggen. Ze had de klapdeuren open en dicht horen gaan. Ze keek werktuigelijk over haar schouder, zag een onbekende man en liep onmiddellijk naar hem toe. “Goedemorgen,” sprak ze hem aan. “Zoekt u iemand?”

“Mireille Jansen,” was het antwoord.

“Mireille Jansen…” Erica keek argwanend naar de koker in zijn hand. Niet voor niets was ze gealarmeerd. Twee dagen geleden had directeur Hans Bonnema ’s avonds naar de afdeling gebeld. Iemand had hem gewaarschuwd dat een patiënt in zijn ziekenhuis het doelwit kon zijn van een drugsbende. Mireille Jansen.

Bonnema had opdracht gegeven waakzaam te zijn en niemand zomaar bij het kind toe te laten. Tijdens bezoekuren moest extra worden opgelet wie de afdeling binnenkwam. Vooral op mensen die rondscharrelden zonder duidelijk doel.

“Bent u familie?” informeerde de verpleegster, wetend dat het meisje alleen een vader had.

“Nee, ik ben de leraar van haar klas.” De man stak de verpleegster een hand toe. “Frans Weber. We hoorden van mevrouw Verlaan dat Mireille hier is opgenomen. Vreselijk wat er is gebeurd met haar vader. Ze heeft al nauwelijks familie. De hele school is er door van slag. Ik kwam maar eens kijken hoe het met haar is.” Hij liet Erica de koker zien. “De kinderen van haar klas hebben een tekening voor haar gemaakt.”

De verpleegster liet haar argwaan varen. Dit was geen lid van een drugsbende met snode plannen. “Dat zal ze leuk vinden.” Ze ging de leraar voor naar Mireilles kamer. Ze bleef er voor de zekerheid wel even bij om te zien of er echt een tekening uit de koker kwam. Toen dat zo was, vertrok ze met het tuimelbekertje naar het dorstige kind.

De leraar bleef een kwartiertje. Hij moest terug naar zijn klas. Voor hij vertrok, waarschuwde hij Erica. Hij zag de verpleegster een kamer uit komen en liep naar haar toe om te zeggen dat hij Mireille weer alleen had gelaten. 

Erica ging bij haar kijken. Meester Frans had haar niet voor niets gewaarschuwd. Het meisje was in tranen. Ze was uit haar bed gekomen en liep naar de deur. De ernst van haar situatie drong steeds meer tot haar door. Het bezoek van de meester en de tekening van haar klasgenootjes hadden een gevoelige snaar bij haar geraakt.

“Och, arm.” Erica zakte door haar knieën bij het huilende kind. “Heb je zo’n verdriet, meid?”

“Ik wil naar huis,” was het antwoord.

“Dat gaat nog niet,” zei de verpleegster. Ze wees ze naar het half opgerolde papier op het bed. “Wat een mooie tekening heb jij gekregen. Zullen we hem maar even ophangen? Anders verkreukelt hij nog.” 

De afleidingsmanoeuvre hielp. Mireille stopte met huilen. Ze hielp Erica de tekening op het prikbord boven haar bed te hangen. 

Intussen vroeg de verpleegster zich af hoe het verder moest met het kind. Haar moeder had haar in de steek gelaten, dat was bekend hier op de afdeling. Als haar vader het niet redde, had ze niemand meer. Mireilles toekomst zou waarschijnlijk een vraag blijven voor de verpleegster. Het meisje was aan de beterende hand en werd binnenkort uit het ziekenhuis ontslagen. Dan ging ze terug naar Huize Zonzicht en verloor de verpleging haar uit het oog.



“O… hallo.” Prisca stak haar hoofd om de deur van de klas. Ze kwam Basje ophalen van school, maar hij wilde maar niet naar buiten komen. Dus ging ze maar eens kijken waar hij bleef. 

Het jochie zat nog in zijn klas, bij zijn juf. Anna had hem opzettelijk bij zich gehouden om zijn moeder naar de klas te lokken. Er moest nu eens ernstig, onder vier ogen met haar worden gepraat. Niet een vluchtig babbeltje op het schoolplein, waarna ze snel maakte dat ze wegkwam. 

“Mama.” Het jochie wilde opstaan en naar haar toe lopen, maar Anna duwde hem terug op zijn plek.

“Hallo,” begroette ze Prisca, op een stoel duidend. “Kom even zitten. Ik moet je spreken over Bas.”

“O… nou… Wat is er dan?” Verwondering veinzend liep Prisca een paar stappen de klas in. 

“Ga even zitten,” zei Anna, nogmaals op de stoel naast Basje duidend. 

Enigszins onwillig voldeed Prisca aan haar verzoek. Ze ging zitten.

De onderwijzeres liet Basjes arm los, waarop het jochie meteen op zijn moeders schoot kroop.

“Het gaat niet goed met Bas,” kwam Anna direct ter zake. “Hij valt nog steeds in slaap in de klas. Het is buitengewoon storend en voor hemzelf is het natuurlijk ook niet gewenst, want zo volgt hij de lessen niet. Het gaat zo niet langer. Wat gaan we er aan doen?”

“Ja, nou, ik weet het ook niet.”

“Wat zegt de huisarts er van?” Anna liet een dwingende blik op de moeder rusten.

“Niks.” Prisca haalde haar schouders op. “Ik ben er niet geweest. Niet nodig. Thuis gaat alles goed.”

“Kom, dat kun je me niet wijsmaken.”

“Toch is het zo.”

Anna zuchtte diep. “Als het niet verandert met Bas, ben ik bang dat we hem moeten schorsen. Dat wil je toch niet?”

“Nee… nou… Misschien ligt hij ’s nachts wakker. Ik weet het niet. Ik heb er nooit iets van gemerkt. Ik zal er beter op gaan letten.”

Wat een uitvluchten, dacht de onderwijzeres met groeiende ergernis. “Als er thuis problemen zijn, kun je beter nu aan de bel trekken,” drong ze aan. “Voor het te laat is. Je wilt toch niet dat Bas in groep twee al doubleert?”

“Nee, natuurlijk niet.”

“Geef het nu maar toe,” zei Anna. “Het is toch geen schande?”

“Er valt niks toe te geven,” volhardde Prisca, steeds agressiever wordend van toon. “Ik weet bij god niet wat er mis zou moeten zijn.”

“Droog brood of niks in de pauze?” Anna telde op haar vingers. “In slaap vallen in de klas? Nooit een vriendje dat mag blijven spelen? Hem thuishouden op zijn verjaardag?”

“Ik kan er toch ook niks aan doen dat hij niks lust en dat hij op zijn verjaardag toevallig buikgriep had?”

Anna schudde het hoofd, duidelijk makend dat ze haar smoezen niet langer accepteerde. Met moeite hield ze voor zich, dat ze zelf gezien had hoe het kind de ontbijtkoek verslond, die hem op het schoolplein door andere kinderen was toegestopt. 

“Nogmaals, als er niet snel verandering komt, hangt Bas een schorsing boven het hoofd. Het spijt me dat ik dit tegen je moet zeggen.”

“Ik zal wel beter opletten of hij ’s nachts wakker ligt,” beloofde Prisca zuinigjes. “Moet ik er wel steeds uit.”

“Het is voor zijn bestwil.” Anna zei maar niet dat ze niets verwachtte van Prisca’s voornemen, omdat ze zeker wist dat het probleem ergens anders lag en ze dat stijfkoppig verzweeg. Waarom toch? Uit misplaatste trots?

Prisca was alweer opgestaan en met Bas onderweg naar de deur.

Anna keek het tweetal na, zich afvragend of haar waarschuwing ditmaal effect zou hebben. Ze betwijfelde het. Zolang Prisca geen open kaart wilde spelen, zou ze blijven volharden dat alles thuis uitstekend ging. Moest het dan eerst helemaal misgaan met haar kind?

Anna stond niet alleen in haar bezorgdheid. Dat merkte ze in de namiddag, toen de school uitging en ze werd aangeklampt door nog iemand die zich kennelijk zorgen maakte.

Lidy had zich even losgemaakt van haar werk en was de school binnengelopen. Ze had haar dochter iets beloofd en hield zich daaraan. Ze liep naar de klas van groep twee. Anna was nog binnen zag ze en ze klopte aan op de openstaande deur. “Hallo, ik zou je heel even iets willen vragen.”

“Natuurlijk,” zei Anna. Ze stond het bord schoon te maken en liet haar hand met de bordenwisser zakken. “Kom verder.”

Lidy stapte het lokaal binnen. “Het gaat over een leerling van je. Basje.”

De glimlach op Anna’s gezicht vervaagde. “Wat is er met hem?”

“Het is eigenlijk vanwege Steffie,” verklaarde Lidy. “Ze maakt zich nogal druk om hem. Hij zou alleen maar droog brood mee naar school krijgen of zoiets, vertelt ze thuis.”

Breek me de bek niet open, dacht Anna bij zichzelf. “Klopt,” zei ze. “Steffie had hem iets gegeven op het schoolplein en daar heb ik wat van gezegd.”

“Maar gaat het werkelijk niet goed met Basje, of beeldt Steffie zich maar wat in? Ze wil nog wel eens over kleine kinderen moederen, maar als daar geen reden voor is, kan ik haar geruststellen.”

Anna legde met een zucht de bordenwisser op zijn plek. “Als ik eerlijk ben, is er inderdaad een probleem met Bas.” 

“Aha.” Lidy wachtte af of ze verder wilde gaan.

“Ik kan het jou wel vertellen,” zei Anna, wetend dat Lidy kinderarts was en gewend was dingen niet direct aan de grote klok te hangen. “Wat er precies aan de hand is, is me niet duidelijk. Wel dat Basje de laatste maanden om de haverklap tijdens de les in slaap valt. Dan is hij niet wakker te krijgen. Dat kind komt ontzettend slaap tekort.”

“En wat zegt zijn moeder er van?”

“Ik heb haar al een paar keer gevraagd wat er loos is, maar ze ontkent gewoon dat er iets is.”

“Vreemd,” zei Lidy. Basje was een kerngezond kind, herinnerde ze zich van de zuigelingencontrole. “Zou het er mee te maken hebben dat hij niks lust?”

“Volgens zijn moeder lust hij niks,” reageerde Anna sceptisch. “Maar dat klopt niet helemaal…”

“Want hij lust wel ontbijtkoek,” maakte Lidy haar zin af.

“O, dat heeft Steffie je zeker verteld,” begreep de onderwijzeres. “Ze had hem koek gegeven en dat had hij inderdaad met een paar happen op. Ik stond er zelf bij. Het is natuurlijk heel lief van haar, maar het hoort niet.”

“Nee, dat begrijp ik wel. Ze doet het ook niet meer.” Lidy dacht na. “Heeft het misschien zin om eens bij zijn moeder langs te gaan?”

“Bij haar thuis?” Anne keek bedenkelijk. “Ik vrees dat ze niet erg gastvrij is. Er mag nooit iemand bij Basje spelen. En op zijn verjaardag hield ze hem thuis.”

“Zomaar?”

Anna haalde haar schouders op. “Hij had buikgriep. Wel heel toevallig.”

“Rare toestand.” Lidy vertrouwde de zaak nu ook niet meer. Ze moest aan de woorden van Alex denken, toen ze aan de ontbijttafel zaten en Steffie extra koek voor Basje in haar lunchtrommeltje deed. Was hier inderdaad sprake van verborgen armoede? Het feit dat Prisca haar zoontje thuishield op zijn verjaardag paste in die theorie. Dan hoefde hij immers niet uit te delen en ook hoefde thuis geen partijtje te worden gegeven. 

“Om je de waarheid te zeggen, ik heb het er vanmiddag nog over gehad met haar,” onthulde Anna. “Ik had het al ter sprake gebracht bij de lerarenvergadering. Iedereen was het er over eens dat er iets gedaan moet worden. Ik heb haar gezegd dat ik anders genoodzaakt ben Basje te schorsen.”

“Een forse maatregel,” vond Lidy.

“Het spijt me zeer. Ik kan niet elke dag alleen met Basje bezig zijn. Het gaat ten koste van de aandacht voor de anderen.”

“Begrijpelijk. Ik zou toch eens bij haar langsgaan. Misschien durft ze in haar eigen huis wel openhartig te zijn.”

“Het is de vraag of ze me binnenlaat. Hier op school probeert ze elk contact zoveel mogelijk uit de weg te gaan. Dus als ze weet dat ik voor de deur sta, doet ze waarschijnlijk niet open. Maar ik zou het kunnen proberen. Moet ik van tevoren niet zeggen dat ik langskom.”

“Want je wilt natuurlijk niet dat Basje de dupe wordt.” Lidy wenste haar succes. Onderweg naar buiten bedacht ze dat Steffie niet had overdreven. Toch zou ze haar dochter afraden zich verder met de zaak te bemoeien. Zoiets was nu eenmaal geen kinderspel.



“Je lust toch ook wel een stukje taart?” Joyce sneed een flink stuk appeltaart af voor Mireille en deed het op een bordje. 

Het meisje was ontslagen uit het ziekenhuis. Carrie had haar opgehaald. Zij en Joyce hadden hun best gedaan een feestelijk tintje te geven aan haar thuiskomst tussen aanhalingstekens. Want thuis was ze nog lang niet in Huize Zonzicht, waar ze pas één dag woonde, toen ze al in het ziekenhuis moest worden opgenomen. 

Samen met de andere bewoners van Zonzicht hadden Carrie en Joyce ballonnen opgehangen. Boven de deur van de eet- en speelzaal hing een grote tekening. ‘Welkom thuis’, stond er in kleurige letters.

Het was lunchtijd. Een aantal kinderen was van school gekomen voor de middagboterham. Daarna mochten ze appeltaart.

Mireille zelf was er niet helemaal bij met haar hoofd. Ze liet alles een beetje langs zich heen gaan. Hoe goed het ook bedoeld was, de feestelijkheid van haar terugkeer drong niet tot haar door. Timide zat ze op haar plek aan de tafel en nam een bordje met appeltaart in ontvangst. Een zielig achtjarig meisje was ze. Spits gezichtje met blauwe ogen en halflang, sluik donkerblond haar, in een spijkerbroek en een roze trui. Witjes en magertjes.

Ze moest nog een paar dagen rustig aan doen, van kinderarts Drupsteen. Begin volgende week mocht ze weer naar school. Carrie wilde zoveel mogelijk de normale gang van zaken in haar leven herstellen, voor zover dat kon. Mireilles school was echter een eindje uit de buurt van het weeshuis, dus had de directrice geregeld dat het meisje dagelijks met een busje werd opgehaald en ook weer thuisgebracht. Hoelang dat zo ging duren was nog onduidelijk. Haar overplaatsen naar een school dichter in de buurt, was nu nog niet aan de orde, vond Carrie. Mireilles leven stond al genoeg op zijn kop. Haar vader zweefde nog tussen leven en dood in het ziekenhuis. Het politieonderzoek naar de criminelen die hem hadden neergeschoten was in volle gang, maar had nog geen verdachten opgeleverd.

Intussen was iemand anders ook niet erg succesvol geweest met een bepaalde missie. Anna Blok had het advies van Lidy opgevolgd en was meteen dezelfde avond naar Prisca’s huis gegaan voor een gesprek. Het was dringend genoeg. Zoals ze had voorspeld, werd er op haar aanbellen echter niet opengedaan. Ze was er om acht uur ’s avonds naartoe gegaan. Het was al donker, maar er brandde geen licht in het huis. De gordijnen waren dicht. Naar bed kon Basjes moeder niet zijn. Dat leek onwaarschijnlijk op dit vroege uur. Anna nam aan dat ze er gewoon niet was. Hoe zat het met Basje die wel in bed hoorde te liggen om deze tijd? Of was hij alleen thuis?

Anna had voor de deur gestaan en naar de gesloten gordijnen gestaard, waar geen beweging in te bespeuren viel. Wat was hier toch aan de hand? Waarom was het zo stil? En hoe zat het met Prisca’s partner? Ze woonde samen met iemand, scheen het. Niet de vader van Basje. Op school was hij nog niet geweest. Anna had Prisca nooit samen met een man gezien. 

Prisca scheen ook te werken, wist Anna, maar niet wat voor werk ze precies deed. Ze zag er niet uit of ze elke dag naar kantoor ging. Ze had ook de tijd om Basje twee keer per dag naar school te brengen en op te halen, dus wat voor werk was dat? Of had haar partner een dikke baan? Het was geen goedkope locatie waar ze woonden, hier aan de Locatellikade. Ze moesten dus wel een inkomen hebben om de huur of hypotheek op te brengen. Hoe zat dat? 

Hoe meer Anna zich in Basjes bestaan verdiepte, hoe meer vragen er rezen.

Ze was nog een poosje blijven wachten voor de deur, in de hoop dat Prisca op bezoek was en elk moment zou thuiskomen om Basje naar bed te brengen. Dat gebeurde niet. Waar hing ze uit? Ging dit elke avond zo? Had Basje daarom zo’n slaaptekort dat hij telkens indutte midden onder de les?

Anna was onverrichter zake naar huis teruggekeerd. Toen deze ochtend haar klas volliep met kinderen, lette ze extra op Basje. Hij was witjes als altijd, maar niet bijzonder sloom. Na de vorige avond, had ze wel verwacht dat hij weer in slaap zou vallen, maar dat gebeurde niet. Hij deed hij gewoon mee met alles. Had hij toch in zijn bed gelegen terwijl zijn moeder niet thuis was? 

Prisca had hem aan het eind van de ochtend opgehaald. Anna had haar maar niet verteld dat ze de vorige avond bij haar voor de deur had gestaan. Ze snapte er niets meer van en werd steeds nieuwsgieriger. Ze nam zich voor om er nog maar eens langs te gaan. Misschien had ze dan meer succes.

Nu was ze onderweg naar het administratiekantoor van de school. De dame die daar werkte, heette Jantine. Blond, in de dertig, stevig postuur. Ze was net opgestaan van haar bureau om met lunchpauze te gaan.

“Hallo.” Anna keek om de deur. “Ga je al weg of kun je nog even iets voor me doen?”

“Zeg het maar.” Jantine was de kwaadste niet en zette haar tas terug op haar bureau. 

“Het telefoonnummer van het werk van Prisca Voerman,” zei Anna, het kantoor binnenstappend. “De moeder van Basje. Zou je het even voor me kunnen opzoeken? Er zijn wat problemen en ik wil het achter de hand hebben voor als ik haar moet bellen.”

“Prisca Voerman,” reageerde Jantine nadenkend. “Ik moet even kijken, hoor.” Ze ging weer zitten en gaf een paar tikken op haar toetsenbord van haar pc. 

Anna stond naast haar, haar blik op het beeldscherm, benieuwd of ze iets zou vinden. 

“Hier heb ik het.” Inderdaad bleek na enig zoeken dat er een nummer van Prisca’s werk bestond. Jantine schreef het op een memoblaadje en gaf het aan Anna.

“Fijn, bedankt.” De onderwijzeres verliet met het blaadje het kantoor. 

Basjes moeder had dus toch werk, bleek nu. Dat was één van de redenen waarom ze Jantine het nummer had laten opzoeken. Anna had het Prisca natuurlijk zelf kunnen vragen, maar van haar verwachtte ze geen eerlijke antwoorden meer. Over Basje was ze ook niet eerlijk, daar was de onderwijzeres van overtuigd. In elk geval kon ze zijn moeder nu op haar werk bellen als Basje weer eens in dromenland in de klas zat, om hem op te komen halen. Dan kon hij thuis verder slapen zonder de les te verstoren. Dat had Anna met haar collega’s bij de laatste lerarenvergadering afgesproken. Ze hoopten op die manier Basjes moeder wakker te schudden en daarmee zijn schorsing van school te voorkomen. Inderdaad was dat een zware maatregel, zoals Lidy had gezegd.

Intussen hield ook zij zich bezig met de vraagtekens over Basje. Ze kreeg steeds meer het vermoeden dat verborgen armoede de oorzaak van de problemen was. Hoe dat zover had kunnen komen, was echter een raadsel. Anderhalf jaar geleden, toen Lidy hem zijn laatste DKTP-prikje gaf, was er nog niets aan de hand. Wat was er gebeurd waardoor het zo bergafwaarts was gegaan met zijn gezin? Drank? Drugs? Was Prisca’s partner zijn baan kwijt? Of allebei? Maar waarom dan toch op datzelfde adres op de Locatellikade blijven wonen? Waarom geen goedkopere woning gezocht? Raadsels en nog eens raadsels. 

Steffie was in elk geval gerustgesteld nu ze wist dat Lidy met Basjes juf had gesproken. Het meisje tobde er niet meer over. 

Lidy had haar dochter maar niet verteld wat Anna over Basje had gezegd. Zolang niemand wist wat er aan de hand was, kon ze er beter over zwijgen. Misschien kwam ze het nooit te weten. Het maakte niet uit, als de problemen maar wel werden opgelost. Het leek echter of Prisca te trots was om hulp te vragen. Lidy zou het doodzonde vinden als Basje daar de dupe van werd. Zoals ze het altijd zonde vond als een kind door haar vingers glipte, terwijl het toch zo’n goede start had gemaakt.



“Hallo, Lidy.” Carrie Verlaan stapte de spreekkamer van de kinderarts binnen in Huize Zonzicht. “Nog bijzonderheden?”

Lidy had haar wekelijkse spreekuur in het weeshuis gehouden. Ze zat aan haar bureau en maakte wat notities op een A4’tje. De directrice kwam altijd even informeren voor Lidy vertrok.

“Nee, hoor,” zei ze, het papier over haar bureau naar Carrie toe schuivend. Het was een lijstje met medicijnen, druppeltjes of zalfjes, die enkele kinderen van het weeshuis nodig hadden. 

“Hoe is het met Mireille Jansen?” Lidy wist dat ze uit het ziekenhuis was ontslagen, maar het meisje was niet op haar spreekuur geweest.

“Naar omstandigheden goed,” antwoordde Carrie, terwijl ze op de stoel aan Lidy’s bureau ging zitten. Ze pakte de lijst en vouwde deze in tweeën.

“Geen koorts meer?” vroeg Lidy.

De directrice schudde het hoofd. “Ze is natuurlijk nog behoorlijk aangeslagen door de hele toestand, maar begin volgende week gaat ze alweer naar school. Ik wil dat ze zoveel mogelijk terugkomt in haar normale ritme, voor zover de situatie dat toelaat. Dat is meestal het beste.”

“Inderdaad. Hoe is het met eten en slapen?”

“Het gaat.” Carrie wiebelde met een hand. “We doen ons best.”

“En haar vader?”

“Nauwelijks verandering. Het is afwachten. Ik ben al een beetje in overleg met Jeugdzorg over een pleeggezin.”

“O, dus ze hebben die drugsbende te pakken?”

“Dat niet. Het kan nog wel even gaan duren, maar de procedures voor een pleeggezin nemen ook veel tijd in beslag, dus ben ik maar vast begonnen.”

“Hebben jullie nog last gehad hier?” wilde Lidy weten.

“Nee hoor, het is heel rustig. Joyce dacht één keer dat ze werd gevolgd, maar dat was niks. We houden het in de gaten.”

“Ja, want dat moet ze er niet ook nog bij krijgen,” zei Lidy, overeind komend.

“Ik denk niet dat die boeven weten dat ze hier is.” Carrie stond ook op.

“En haar school?” vroeg Lidy, terwijl ze haar dokterstas van haar bureau pakte. “Weten ze daar wat er kan gebeuren?”

“Jazeker. Er wordt extra op haar gelet.”

“Mooi.” 

De twee vrouwen verlieten de kamer. Lidy sloot haar spreekkamer af en gaf Carrie de sleutel. Ze bewaarde hem op haar kantoor. 

“Jammer dat Mireille zo weinig familie heeft,” zei Lidy onderweg naar de buitendeur.

Carrie liep met haar mee. “Dat is inderdaad erg sneu. Het zit dat meisje niet mee.”

“Nou ja, wie weet wat er nog in het vat zit voor haar.” 

“Een leuk pleeggezin.” De directrice had al haar hoop daar op gevestigd.

Lidy deelde haar mening. Ook zij vond het niet wenselijk dat het kind weer onder de hoede kwam van haar dubieuze vader. 

Ze verliet Zonzicht. Het weeshuis stond in een rustige buurt. Aan de overkant stonden wat auto’s voor rijtjeshuizen geparkeerd. Een paar voorbijgangers. Wat spelende kinderen. De normale gang van zaken. Niets bijzonders. Toch keek Lidy goed om zich heen voor ze in haar auto stapte. Ze was immers een gewaarschuwd mens. 

Onderweg naar huis kwam ze langs de school van haar kinderen. Ook daar was het rustig. De school was allang uit en het hek om het schoolplein gesloten.

Automatisch dacht Lidy aan Basje. Was juf Anna al iets opgeschoten met zijn moeder? Ze zou het haar moeten vragen. Steffie hield ze er buiten, nu het kind zich geen zorgen meer maakte.

Anna Blok had Prisca nog niet op haar werk hoeven bellen voor Basje. De afgelopen dagen was hij wakker gebleven. Ze kreeg een beetje hoop. Had zijn moeder toch haar leven gebeterd sinds hun laatste gesprek?

Prisca was op dat moment thuis met Basje, zich niet bewust dat ze in de gaten werd gehouden. Ze was bekaf na diverse strooptochten die ze deze middag had gehouden bij supermarkten. Om niet aldoor in dezelfde winkels te stelen, moest ze steeds andere opzoeken, steeds verder uit haar buurt. Het nam veel tijd in beslag, want ze legde alles lopend af. 

Dan was er telkens weer de spanning die aan haar vrat, als ze langs de kassa moest met een of ander prulletje van een paar dubbeltjes en in haar zakken gestolen goed dat het tienvoudige waard was. Ook dat eiste het nodige van haar zenuwen.

Ze had wat gegeten met Basje en nu lagen ze in bed, pogend wat slaap te krijgen. Vanavond moesten ze weer weg. Ze hadden nog een hele nacht voor de boeg en Prisca moest weer ergens een schuilplek zien te vinden.

Dat de vorige avond Basjes juf langs was geweest en had aangebeld, wist ze niet. De bel stond permanent af, sinds ze niet meer lastiggevallen wilde worden door schuldeisers. Er viel toch niets te halen en zolang ze van tijd tot tijd een rekening betaalde, kon ze hen nog aan het lijntje houden. Voor hoelang, was de vraag. Dan was er ook de school nog. Juf Anna met haar lastige vragen waar Prisca het Spaans benauwd van kreeg.

Ze waren uiterst kwetsbaar. Zij of Basje mochten niet ziek worden of een ongeluk krijgen, want ze betaalde de verzekering allang niet meer. Het was toch al een wonder dat ze het nog uithielden. Haar hoofd was murw van het piekeren. Soms vloog het Prisca naar de keel en kwamen allerlei paniekgedachten bij haar op. Akelige dingen. Dan bekroop haar de angst of Basje nog wel veilig was bij haar. Of ze hem in een vlaag van waanzin iets zou aandoen en daarna zichzelf. Je hoorde wel eens over zo’n gezinsdrama. Prisca begon steeds meer te begrijpen wat er aan zo’n drama vooraf was gegaan.

Nu probeerde ze te slapen, te vergeten. Over een paar uur kwam de nacht.

Anna Blok had geen idee wat zich afspeelde achter de gesloten deur van Prisca’s huis. Lidy evenmin, al had ze een vermoeden. 

Ze was teruggekeerd naar haar praktijk uit Huize Zonzicht. Nog een half uurtje, dan gingen haar assistentes naar huis en sloot ze de praktijk af. 

Lidy had Petra en Corine ook maar laten weten dat een rechercheur Carrie Verlaan was komen waarschuwen voor de criminelen die Mireilles vader hadden neergeschoten. Dat Mireille nu zelf gevaar liep te worden ontvoerd, vanwege een zoekgeraakte partij drugs.

Alex hoorde het eigenlijk ook te weten, maar Lidy was bang dat hij bezwaar zou maken als ze weer naar Zonzicht moest voor het kind. Helemaal ten onrechte was dat niet. Lidy was zelf echter waakzaam genoeg. Ze hoopte maar dat de criminelen snel werden opgepakt.



“En nu Bas.” Anna Blok zat met de kinderen van haar klas in een cirkel. Ze hielden een kringgesprek. Om de beurt moesten de kinderen iets vertellen over wat ze gedaan hadden. Het was een spreekoefening. De kinderen leerden uit hun woorden te komen. Het was voor Anna meteen ook een manier om meer over ze aan de weet te komen. Vooral over Bas. Hij vertelde nooit veel en meestal onsamenhangende dingen. Anna had het aan zijn fantasie geweten, maar nu dacht ze daar anders over.

De jongen zag vandaag weer erg witjes. Ook zat hij flink te gapen, terwijl de dag nog maar net was begonnen. 

“Wat heb jij gisteren gedaan?” vroeg Anna.

Er viel een stilte. Alle ogen waren op het jochie gericht.

“We waren in de trein,” onthulde hij met toonloos stemmetje. “Mama en ik.”

“In de trein?” herhaalde Anna. “En waar gingen jullie naartoe?”

“Nergens.”

“Nergens? Niet naar je oma, of een tante?”

Basje schudde het hoofd.

“Kom,” drong zijn juf aan. “Een trein gaat toch altijd ergens heen?”

Het kind schudde wederom van nee. “Hij ging niet weg en toen gingen we slapen en toen gingen we er weer uit.”

“En verder?”

“Toen gingen we weer naar huis.”

Anna vond het maar een vaag verhaal, net als andere verhalen van Bas. Het kon natuurlijk zijn dat hij echt met zijn moeder op reis was geweest. Waarom wist hij dan niet waarheen? Of was hij het vergeten omdat hij onderweg had geslapen? Was hij daarom nu nog zo sloom? Ging hij vaker met zijn moeder met de trein?

Anna drong maar niet verder aan. Ze wilde het kind niet in verlegenheid brengen. Hij was toch al niet populair bij de andere kinderen. Ze gaf een ander kind het woord.

Wat Anna niet wist, was dat Prisca inderdaad de vorige nacht, toen ze weer weg moesten, onderdak had gevonden in een trein. Ze kon nergens anders heen en was uiteindelijk maar naar het station gelopen om daar zolang op een bankje te zitten. Ze trokken echter de aandacht van de spoorwegpolitie, die doelloos, rondhangende mensen in de gaten hield, voor het geval ze de reizigers lastigvielen.

Prisca had gedaan of ze met een trein mee moest en was naar het laatste perron gelopen. Daar stond een donker en onbemand treinstel geparkeerd. Kennelijk was het spoor op dat moment niet in gebruik. Ze was in één van de wagons gaan zitten. Ze had Basje op een bank gelegd en gezegd dat hij moest gaan slapen.

Tegen twaalven was ze weer met hem naar huis gegaan. Het was nog een flink eind lopen met hem in de buggy. Ze deed of het de gewoonste zaak van de wereld was, zo laat nog met een kind over straat te lopen. Ze had haar antwoord klaar als iemand vragen stelde. Ze was zogenaamd naar een verjaardag geweest bij familie en het was een beetje laat geworden. Voor één keer gaf dat niet. Niemand echter, die haar vragen stelde. De mensen die op haar weg kwamen, bemoeiden zich met hun eigen zaken. Een onopvallende vrouw met een half slapend kind in een buggy was niet interessant.

De nachtelijke escapade eiste echter zijn tol. Halverwege de ochtend gebeurde het onvermijdelijke. Basje hing voorover op zijn tafel, diep in slaap.

Anna had het al zien aankomen. Ze liet haar klas even in de steek en haastte zich naar de lerarenkamer. In haar hand het memoblaadje met het telefoonnummer van Prisca’s werk.

“Nu moet ze er maar aan geloven,” mompelde ze, de telefoon pakkend en het nummer intoetsend.

Een dame nam op. Ze noemde met beroepsmatige rapheid de naam van het bedrijf. Anna verstond het niet helemaal, maar dat gaf niet.

“Met Anna Blok. Is mevrouw Voerman aanwezig?”

“Mevrouw Voerman?” reageerde de telefoniste.

“Het gaat over haar zoon,” verduidelijkte Anna. “Ik ben de onderwijzeres van zijn school.”

“Maar wij kennen hier geen mevrouw Voerman.”

“Ze heeft dit nummer anders wel opgegeven. Prisca Voerman.”

“Oh, Prisca.” De telefoniste begreep eindelijk over wie ze het had. “Dat is dan een oud nummer, want ze werkt hier allang niet meer.”

“Ze werkt niet meer bij u?”

“Nee, helaas. Ik kan u niet helpen.”

“Neemt u mij niet kwalijk,” zei Anna en hing op. 

Prisca werkte dus niet, net als ze al dacht. Ze maakte ook niet de indruk dat ze naar een kantoor ging of zo. Daar zag ze niet naar uit. 

Anna begaf zich naar de administratie om haar privénummer te vragen. Ze kon haar klas niet lang in de steek laten. Zodra Jantine haar het nummer had gegeven, ging ze terug. Ze zou straks wel bellen.

Basje werd kort daarna wakker. Uiteindelijk zag Anna geen noodzaak meer zijn moeder te bellen. Toen de school uitging, wachtte ze haar op.

“Prisca?” Gehaast liep ze over het schoolplein naar haar toe.

De moeder had ook haast en liep met snelle stappen naar de straat, Bas aan zijn hand met zich mee trekkend. Alsof ze op de vlucht sloeg.

“Prisca!” Anna haalde haar in.

“O,” deed ze of ze haar niet had gehoord.

“Basje viel alweer in slaap,” hijgde Anna. “Ik belde naar je werk.”

“Daar was ik niet,” probeerde Prisca haar voor te zijn. “Ik heb een vrije dag.”

“Ze zeiden anders dat je daar allang niet meer werkt.” Anna nam geen blad meer voor de mond, dat had ze al veel te lang gedaan. De waarheid moest nu maar eens boven tafel komen.

“Oh, maar ik heb een nieuwe baan,” zei Prisca doodleuk.

“Dan zou ik graag het nummer willen hebben, zodat we je daar kunnen bereiken.”

“Ik weet het nummer niet uit mijn hoofd. Ik bel mezelf nooit, zie je? Ik neem het vanmiddag wel mee.”

“Prima.” Anna liep hoofdschuddend terug naar het schoolgebouw. Prisca was haar weer te vlug af. Zich afvragend met welke smoes ze aan het eind van de dag zou komen, stapte ze de school binnen.

Ze kreeg gelijk. Aan het eind van de middag meldde zich geen moeder van Basje met een nieuw telefoonnummer. Anna ging het schoolplein op, maar te laat. De vogel was al gevlogen.

Ze begon dit goed zat te worden. Die Prisca was niet te vertrouwen, dat stond nu wel vast. Ze had nog het meest met Basje te doen. Wat moest er van hem worden met zo’n moeder? Moest ze de schoolleiding waarschuwen? Ze besloot Prisca nog één kans te geven en tot de volgende dag te wachten.

#

“Hé, Mireille, waar gaan we heen?” Frans Weber stond in de straat bij het schoolplein. Hij was de meester van Mireille Jansen. Het meisje was vandaag weer op school verschenen, voor het eerst sinds het drama met haar vader. 

Meester Frans had zijn best gedaan. Hij had het meisje welkom geheten namens alle klasgenootjes en ook gezegd dat iedereen blij was haar terug te zien. Dat was niet helemaal waar. Er hing een aureool van treurnis om haar heen en daar wisten de andere achtjarigen uit haar klas niet zo goed raad mee. De kinderen lieten haar een beetje links liggen. Ook nu, in het speelkwartier.

Mireille had aldoor wat timide bij het hek van het schoolplein gestaan. In haar eentje. Frans Weber had niet anders verwacht. Hij hield het meisje extra in het oog. Een collega begon echter een gesprekje. De leraar was heel even afgeleid en opeens was Mireille weg. Ze was van het plein geglipt en de straat in gelopen. Frans had een sprint getrokken en stond nu voor haar.

“Dat mag eigenlijk niet, hè?” riep hij haar op vriendelijke wijze tot de orde. “Waar ging je nou naartoe?”

“Naar huis.” Het kind keek naar hem op, intens verdrietig, de ogen vol tranen.

“Maar, lieverd,” zei Frans een stukje door zijn knieën zakkend. “Dat kan niet zomaar. Je papa ligt nog in het ziekenhuis en daarom woon je nu even ergens anders.”

“Maar ik wil naar huis.”

“Dat snap ik wel.” Frans nam het kind bij de hand en voerde haar mee terug naar de school. Dit zou nog best een probleem worden, realiseerde hij zich.

Hij ging met Mireille naar de klas die nu leeg was, zodat ze even rustig konden praten. Ze moest begrijpen dat haar thuis voorlopig het weeshuis was, tot zich een andere oplossing aandiende. Hoe bracht je dat echter een ontredderd meisje van acht aan haar verstand?

De onderwijzer was extra bezorgd. Ook de school was gewaarschuwd door een rechercheur, voor de drugsbende die het mogelijk op de dochter van de neergeschoten Roy Jansen gemunt had. Ook daarom mocht ze geen voet buiten het schoolplein zetten en dat was nog moeilijker uit te leggen.

Frans troostte het kind, voor zover dat lukte. Hij zou ook de vriendinnen uit haar klas, die haar nu lieten vallen, eens toespreken. Want zo ging je niet met elkaar om.

Intussen had op een andere school een andere leerkracht ook de handen vol aan een probleemkind. Anna Blok had nog altijd niet het beloofde telefoonnummer van Prisca’s nieuwe werk gekregen.

Deze ochtend, toen Prisca Basje naar school bracht en Anna haar er aan herinnerde, zei ze dat ze het was vergeten. Ze beloofde dat ze het zou doorgeven aan de administratie.

Nu was het speelkwartier. Anna was naar het kantoor van Jantine gelopen, benieuwd of Prisca zich aan haar woord had gehouden. Ze stond bij haar bureau.

Jantine keek haar vragend aan. “Een nummer van Basjes moeder?”

“Prisca Voerman,” verduidelijkte Anna. “Ze zou het doorbellen.”

“O, die… Ze heeft niet gebeld.”

“Weet je het zeker?” vroeg de onderwijzeres, hoewel ze het eigenlijk wel verwachtte.

“Ja. Ik heb hier de hele ochtend gezeten en ik heb haar niet aan de lijn gehad.”

Anna zuchtte. “Ze zou het nummer van haar nieuwe werk doorgeven.”

“O, is dat andere niet goed?”

“Nee, dat kun je wel schrappen.” Anna dacht na. Ze besloot het privénummer te bellen.

De telefoon ging over. Een vrouwenstem zei iets, niet de stem van Prisca. Het was een automatisch bericht. “Dit nummer is niet in gebruik.”

“Nee, maar…” Anna hoefde niet lang na te denken wat dit betekende. Prisca’s lijn was afgesloten en het liet zich raden waarom. Ze had de rekening niet betaald. Het betekende dat ze volkomen onbereikbaar was, ook als Basje weer eens zat te dutten! 

De onderwijzeres begreep nu wel dat ze tot sint-juttemis op een nummer van Prisca’s nieuwe werk kon wachten. Ze had helemaal geen werk. Dit ging van kwaad tot erger.

“Verkeerd verbonden?” informeerde Jantine, die haar na enkele seconden alweer zag ophangen.

“Eh… ze is er niet,” zei Anna en verliet het kantoor. 

Prisca zat in de ellende, dat stond nu wel vast en Basje werd daar de dupe van. Er moesten maatregelen worden genomen, maar welke? Dit vereiste overleg met de schoolleiding en daar was nu geen tijd voor. Het speelkwartier was alweer bijna voorbij.

Toen de school aan het eind van de ochtend uit ging en Anna de kinderen van haar klas naar buiten liet gaan, zag ze Prisca niet op het plein verschijnen. Ze stond buiten het hek in de straat, wachtend tot Basje naar haar toe kwam. Ze probeerde haar te ontwijken, begreep Anna. Ze moest in de gaten hebben 

dat het net zich rond haar spande. Dat men haar doorhad. Een schrijnende toestand.

Anna zag Basje zoekend om zich heen kijken. Midden op het plein bleef hij staan. Ze wachtte even wat er ging gebeuren. Net toen ze wilde ingrijpen en hem wilde wijzen waar zijn moeder stond, was iemand haar voor.

Steffie van de Poel was ook buiten. Ze hield Basje blijkbaar ook in de gaten. Ze knielde bij hem en wees naar de vrouw bij het hek. “Kijk, daar staat je mama.”

Het jochie ging er meteen vandoor.

Steffie keek hem na. Ze keek ook naar Prisca, maar die keurde haar geen blik waardig. Ze snapte er niets van. Waarom deed ze toch zo lelijk?

Toen Basje zijn moeder had gevonden, keerde Steffie terug naar het schoolgebouw. Ze ging haar klas in, pakte haar lunchtrommeltje uit haar schooltas en begaf zich naar het overblijflokaal. 

Ze hield het voorval niet voor zich. ’s Avonds thuis begon ze er over. Ze vond het maar raar dat Basjes moeder op straat bleef staan en niet het schoolplein op kwam. Een beetje eng zelfs.

Lidy spitste haar oren. Doorgaans nam ze Steffies verhalen niet zo ernstig op. Nu wel. Na het gesprek met Anna had ze genoeg bedenkingen over Basjes thuissituatie. Als het waar was wat Steffie beweerde, kwam Prisca het schoolplein dus niet meer op. Wat had dat nu weer te betekenen? Een psychische stoornis? Had ze iets te verbergen? Of wilde ze zijn juf ontwijken?

De gedachte aan een gezinsdrama kwam bij Lidy op. Waren dit voorboden daarvan? Ze verwierp de gedachte zo snel als die was opgekomen. Zo’n vaart zou het toch niet lopen?

Ze stelde Steffie gerust en besloot in stilte dat ze Basjes juf maar weer eens moest aanschieten. Dit was voor de hele school een weinig gunstige ontwikkeling.

Intussen had Anna al met haar directeur gesproken. Hij wilde Basjes moeder dwingen op school te komen en uitleg te geven, door middel van een brief.

Anna had er een hard hoofd in dat ze op een brief zou reageren. Prisca kennende zou ze doen of ze helemaal geen brief ontvangen had. Het zou weer ontaarden in een eindeloos kat- en muisspelletje, waar Basje niet bij gebaat was. 

Anna liet de directeur zijn brief opstellen, maar besloot ondertussen zelf actie te ondernemen. 

Ze ging nog eens langs bij het huis aan de Locatellikade, hopelijk met meer succes. Vast van plan te blijven aanbellen tot Prisca het zat werd en opendeed, stapte ze er heen. Half acht in de avond stond ze weer voor het huis met de gesloten gordijnen. Alles was donker. Wat voerde die Prisca in hemelsnaam in haar schild?

Het bellen leverde niets op. Net als de vorige keer was er geen teken van leven in het huis. Het drong nu ook tot Anna door dat ze niets hoorde als ze de bel indrukte. Niet het geringste zoemertje. Had Prisca hem afgezet?

Een koude hand sloot zich om haar hart. Waren dit signalen van een gezinsdrama? Zo’n akelige gebeurtenis waar je over las in de kranten en hoopte dat het jouw pad nooit kruiste? Een stille tocht? Hekken, bloemen en knuffels bij deze deur, op de plek waar zij nu stond? Brrrr.

De ondoorgrondelijke stilte die de woning ademde, was ronduit grimmig. Anna stond in dubio. De overweging om nu 112 te bellen was groot, maar liep ze niet te hard van stapel? Zoiets kon je slechts één keer doen zonder je geloofwaardigheid te verliezen. Alleen als er een direct aanwijsbare reden voor was.

Ze besloot eerst maar eens bij de buren te informeren, maar dat leverde weinig op. Rechts was een schoonheidssalon, die nu gesloten was. Links woonde een bejaard echtpaar dat zelden buiten kwam. De echtgenoot stond Anna door een gesloten deur te woord, want ’s avonds deed hij nooit open. Hij kon alleen vertellen dat hij de partner van zijn buurvrouw lange tijd niet meer voorbij hun raam had zien komen.

Boven Prisca woonde een yup. Hij kwam juist naar beneden toen Anna aanbelde. Hij leefde te snel om zich in de handel en wandel van zijn benedenbuurvrouw te verdiepen. Nu had hij ook weer een afspraak. Hij wisselde slechts enkele zinnen met de onderwijzeres en beende vervolgens naar zijn cabriolet die voor de deur geparkeerd stond.

Uiteindelijk keerde ze onverrichter zake terug naar huis. 



“Zo, goedemorgen allemaal.” Meester Frans van groep vijf wilde met de les beginnen. Hij sloot de deur van het klaslokaal. Terwijl hij naar zijn tafel liep, merkte hij op dat nog niet alle leerlingen aanwezig waren. Eén stoel in de rij links van hem, was leeg. Een lichte ongerustheid overviel hem. “Heeft iemand Mireille gezien?”

Alle ogen gingen naar de lege plek en er werd van nee geschud. 

“Was het busje er wel?”

“Ja, het busje was er,” zeiden enkele kinderen door elkaar.

Tweeëntwintig paar ogen waren nu gericht op de meester.

Deze had opeens een droge mond. 

“Maar niemand heeft Mireille gezien?”

“Nee,” klonken diverse kinderstemmen.

“Oké.” Frans haalde diep adem. “Blijven jullie even rustig zitten.” Met deze woorden beende hij naar de deur. Op de gang versnelde hij zijn pas. Even later stormde hij het schoolplein op, paniekerig om zich heen kijkend. Van Mireille was echter geen spoor te bekennen.

“Wel verdomme.” Ze moest er vandoor zijn gegaan, vlak nadat het busje haar had afgezet, begreep de onderwijzer. Hij had wel een idee waar ze heen was. Naar haar huis, net als de vorige keer, toen hij haar nog net kon tegenhouden. Waar het kind precies woonde, wist hij niet. Hij was er nog nooit geweest. Hij stormde de school weer in en beende naar zijn klas. Daar was al enige onrust ontstaan.

“Jongens, even stil,” onderbrak hij het door elkaar gepraat “Weet een van jullie waar Mireilles huis is?”

“Ja.” Een meisje met rood, sprieterig haar stak haar vinger op en noemde de straat.

“Oké, loop even mee.” Frans wenkte het kind. Hij liep met haar de gangen door, naar de kamer van de directeur.

Mieke Overdevecht was een dame van rond de veertig. Ze zat aan haar bureau, aan de telefoon, maar legde meteen neer toen ze de leraar zag binnenstormen met een kind aan de hand. 

Frans legde in korte bewoordingen uit dat Mireille werd vermist en waar ze volgens hem was. 

Mieke had aan een half woord genoeg. Met het roodharige meisje, dat Cindy heette, haastte ze zich naar het adres. 

Toen ze de straat in liepen, zagen ze al van een afstand dat Mireille zich niet bij het huis bevond. Voor de zekerheid liep Mieke er toch even heen met haar roodharige gids. 

De woning was verzegeld door de politie vanwege het forensisch onderzoek. Zigzag gespannen, roodwit lint voor de voordeur versperde de toegang. Een deel van het raam werd afgedekt door een houten plaat. Kennelijk had iemand het gebod van de politie genegeerd en ingebroken via een gat in de ruit.

Al met al bood de woning een trieste aanblik. Van Mireille was geen spoor te bekennen.

De directrice voelde zich verre van comfortabel. Hier had een rechercheur de school onlangs voor gewaarschuwd. Hoe had dit toch kunnen gebeuren, ondanks de oplettendheid van de chauffeur van het busje dat Mireille dagelijks bij de school afzette? Ook de chauffeur had instructies. Hij bracht het kind persoonlijk tot aan de ingang van de school en nu was ze toch verdwenen…

Mieke Overdevecht bracht Cindy terug naar haar klas. Meester Frans zag aan het gezicht van de directrice dat het mis was en beende de gang op om te overleggen.

Binnen vijf minuten had Mieke een andere directrice aan de lijn: Carrie Verlaan, maar ook in Zonzicht was Mireille niet. De angst sloeg Carrie om het hart. Besloten werd om direct de politie te waarschuwen.

Ook in de praktijk van Lidy ging na korte tijd de telefoon. Dagelijks werd er druk gebeld in de praktijk. Corine kwam net uit de behandelkamer waar ze Lidy had geassisteerd met een klein kind en nam op. Haar gezicht betrok.

Toen Lidy het kind met zijn ouders had uitgelaten en haar volgende patiënt uit de wachtkamer wilde halen, hield Corine haar tegen. “Ik moet je wat vertellen,” zei ze ernstig. “Dat meisje van Zonzicht wordt vermist.”

“Mireille!” schrok Lidy.

“Ze is vanochtend met het busje bij school afgezet, maar ze is niet in haar klas verschenen. Ze zijn nog bij haar huis geweest. Ze probeerde al eerder weg te lopen daarheen, maar daar was ze ook niet.”

“Lieve hemel. Dat arme kind. Hebben ze haar toch te pakken.”

“Ja, afschuwelijk. De politie is er al achteraan, maar…” Corine keek sceptisch.

Lidy dacht aan de drugscriminelen die nergens voor terugdeinsden. Alex had haar wel eens iets verteld. Als advocaat had hij de nodige kennis op dat gebied. Volwassenen waren kansloos in handen van dat soort misdadigers, laat staan een kind.

Lidy moest verder met haar volgende patiënt. Zodra ze even de tijd had, belde ze Carrie. Deze had de politie al op bezoek gehad. Ze hadden een foto van Mireille nodig om zo snel mogelijk haar signalement te verspreiden via kranten en tv. Carrie had er geen voorradig en adviseerde hen om naar de vergrendelde woning van het meisje te gaan. Er werd ook onderzoek gedaan bij de school.

“Hoe kon dit in godsnaam gebeuren?” vroeg Lidy.

Carrie was danig van haar stuk. “Ik heb geen idee. De chauffeur van het busje had instructies om haar tot in de school te begeleiden. Volgens zijn zeggen heeft hij zich daar strikt aan gehouden. Hij is verhoord, maar of dat iets oplevert…”

Lidy betwijfelde het. “Maar wat vertelde Corine me nu. Was Mireille al een keer weggelopen?”

“Ze wilde naar huis, maar haar meester hield haar in de gaten. Hij was er op tijd bij.”

“Zou ze dat niet gewoon nog een keertje hebben uitgehaald?” 

“En zo regelrecht in de armen van die criminelen zijn gelopen?”

“Zoiets, ja.” Lidy gruwde van de gedachte alleen al. Ze hoopte van harte op een ander scenario. 

“We zullen het politiebericht moeten afwachten,” zei Carrie.

“Houd me op de hoogte.”

Dat beloofde de directrice. 

Lidy legde neer.

Iedereen was in rep en roer om Mireille. De school, het weeshuis, de politie. Dat het toch zover had kunnen komen. Moest men vrezen voor haar leven?



Carrie had beloofd Lidy op de hoogte te houden over de vermiste Mireille, maar ze belde niet meer. Intussen piekerde Lidy over het meisje. Hielden haar ontvoerders er rekening mee dat het nog maar een kind was? Aan wie stuurden ze straks hun eis dat ze haar wilden inruilen tegen de zoekgeraakte drugs, nu haar vader in het ziekenhuis lag? Aan Zonzicht? Aan haar school of aan de politie? Wat waren de gevolgen voor het kind als de drugs niet boven water kwamen?

Lidy hield het niet langer voor zichzelf en sprak er over met Alex.

Hij had al gemerkt dat ze niet haar opgeruimde zelf was. Hij zag het somber in voor Mireille, zei hij, toen ze de zaak uiteen had gezet. Met dat soort tuig viel niet te spotten. 

Middenin het gesprek ging de telefoon.

“Dat zal Carrie zijn met nieuws!” Hoopvol veerde Lidy overeind en boog langs Alex naar het kastje naast de bank. “Met Lidy van de Poel,” nam ze op.

Niet de directrice van het weeshuis vroeg haar aandacht, maar een lerares van de school van haar kinderen. “Met Anna Blok.” Aan haar toon te horen, had ze weinig goeds te melden. 

“Oh,” reageerde Lidy. “Hallo.”

“Sorry dat ik je stoor,” zei Anna. “Het gaat om Bas Voerman. Ik zit met mijn handen in het haar. Ik ben nu twee keer langs geweest bij zijn huis om met zijn moeder te praten, maar ze doet niet open. Ik ben ook naar de schooldirectie gestapt en er is een brief in de maak, maar ik verwacht daar weinig van. Ik maak me echt heel ongerust.”

“Dat begrijp ik,” zei Lidy. “Ik hoorde iets van Steffie. Zijn moeder komt het schoolplein niet meer op.”

“Oh, dat wist je dus al.” Anna liet een zucht horen. “Ik houd mijn hart vast. Gisteren toen ik voor haar huis stond en ze weer niet opendeed, wilde ik eigenlijk al 112 bellen.”

“Waarom?” schrok Lidy.

“Het is er akelig stil. De gordijnen zijn om acht uur al dicht en volgens mij heeft ze de bel afgezet of zoiets. Je hoort in elk geval niets als je aanbelt.”

“Hm, niet zo best.” Een onheilspellend gevoel bekroop Lidy. “Was Bas vandaag wel op school?”

“Dat wel. Er is nog iets. Ik zou zijn moeder bellen als hij weer zat te slapen om hem af te halen, maar hun telefoon is afgesloten. Op haar werk is ze ook niet bereikbaar, want daar is ze al ruim een jaar weg. Ze zou me een nieuw nummer geven, maar ik heb nog niets gezien. Ik vertrouw het niet meer.”

Ze verwachtte advies van haar, begreep Lidy. Ze kon haar natuurlijk aanraden om alarm te slaan bij de Kinderbescherming, maar het was de vraag of die meteen in actie kwam. Bovendien was de kans groot dat Prisca ook voor hen niet thuis gaf. Dan ging veel kostbare tijd verloren terwijl alles er op wees dat nu snel moest worden ingegrepen. 

“Het is moeilijk,” peinsde Lidy. “Ze heeft zich voor iedereen afgesloten, lijkt het. Ik wil er ook wel even langsgaan. Misschien heb ik meer geluk.” Het was het enige wat ze op korte termijn kon doen. Ze vroeg het adres. “Ik laat het je zo snel mogelijk weten,” beloofde ze Anna.

Ze hing op en keek op haar horloge. Het was kwart over negen. Ze had de kinderen een kwartier geleden naar bed gebracht. “Ik kan nu nog wel even gaan.”

“Waarheen?” vroeg Alex. Hij had al begrepen dat het niet om het vermiste meisje ging.

“Naar het huis van dat jongetje,” legde Lidy uit. “Waar Steffie zich zo druk om maakte.”

“Wat is er mee?”

“Dat zou zijn juf ook graag willen weten. Ik trouwens ook. Het is niet pluis daar.”

“Is dat geen zaak voor de Kinderbescherming?”

“Waarschijnlijk.” Lidy pakte haar tas. 

Toen ze de kamer verliet om haar jas te pakken, kwam Alex achter haar aan.

“Wat ga je doen?”

“Met je mee,” antwoordde hij, wetend dat ze zich toch niet liet tegenhouden. “Ik laat je nu even niet alleen gaan.”

Lidy begreep het wel. Wat ze hem over Mireille had verteld, was niet bepaald geruststellend.

Alex was al halverwege de trap. Hij ging zijn tante vragen om een oogje in het zeil te houden bij de kinderen, zolang ze weg waren. Rosy was op haar kamer een brief aan het schrijven aan één van haar vele vriendinnen die ze over de hele wereld had.

Even later waren ze in de auto van Alex onderweg naar de Locatellikade. 

Op Lidy’s verzoek bleef hij in de auto zitten, terwijl zij naar het huis liep en aanbelde. Inderdaad bleef het stil en leek het er op dat Prisca de bel had afgezet. 

Toch was niet alles hetzelfde zoals Anna het had beschreven. Het was er niet donker. Lidy zag licht branden achter de gesloten gordijnen. Ze wilde op het raam bonzen, maar op dat moment ging de voordeur open. Een man stapte naar buiten. Hij keek strak voor zich, de blik op de grond gericht. Zijn jasje met een nerveus gebaar rechttrekkend, beende hij langs Lidy de straat in. Ze keek hem na en zag hem in één van de geparkeerde auto’s stappen en wegrijden. 

Hij was een vreemde voor Lidy. Niet de partner van Prisca, die een keer was meegekomen met de zuigelingencontrole van Basje. Deze man was veel jonger. 

Lidy ondernam een tweede poging om op het raam te kloppen, maar een andere man naderde het huis. Toen hij Lidy zag, hield hij zijn pas in. Aarzelend bleef hij staan, haalde een mobiele telefoon uit zijn zak en belde iemand. 

Lidy wachtte af, haar blik op de man. In haar ooghoek zag ze het gordijn bewegen. Vervolgens hoorde ze dat achter haar de voordeur openging. Hij stond slechts op een kier. Degene die dat deed, liet zich niet zien. De man versnelde zijn pas, liep zonder op of om te kijken langs Lidy en ging naar binnen, de deur achter zich dichtduwend.

“Wat krijgen we nou?” Fronsend staarde ze naar de deur en vervolgens naar het gesloten gordijn. Was dit wat ze dacht dat het was? Ontving Prisca ’s avonds mannen tegen betaling? Was haar armoede haar zo ver naar de lippen gestegen?

Lidy dacht ook aan Basje. Waar was hij? Aan welke gevaren werd hij blootgesteld? Prisca kon onmogelijk weten wie ze allemaal in huis haalde. Wat gebeurde er als een klant kwaad in de zin had?

Lidy merkte dat iemand achter haar stond en draaide zich met een ruk om. Het was Alex. Het was ook hem niet ontgaan wat hier gebeurde en hij vond het maar niks. 

“Je laat me schrikken,” reageerde ze.

“Jij mij ook een beetje,” zei hij. “Moet je je hier nu echt mee inlaten?”

“Het gaat om dat kind. Hij is niet veilig daarbinnen.”

“Wat wil je daar nu aan doen zonder je schuldig te maken aan huisvredebreuk?”

“Ik denk niet dat ik veel van haar te duchten heb wat dat betreft,” zei Lidy. “Ze lijkt me niet iemand die zit te springen om de politie er bij te halen.”

“Dat niet, maar misschien is dat kind hier helemaal niet. Heeft ze hem ergens gestald. Bovendien kun je niet bewijzen dat het hier om prostitutie gaat, al lijkt het er verdomd veel op.”

Alex had een punt. Lidy had het liefst direct willen ingrijpen, maar het was niet verstandig. Ze had geen bevoegdheid om dat te doen. Bovendien wilde ze Alex niet te veel tegen de haren instrijken. “Je hebt gelijk.”

Ze volgde hem naar zijn auto. Onderweg naar huis overlegden ze wat het verstandigste was. Het was moeilijk. Basjes situatie was nog veel erger dan Lidy had gedacht. 



“Helaas, ik bel u wel als het weer nodig is. Dag, mijnheer.” Carrie Verlaan verbrak de verbinding. Met een lusteloos gebaar zette ze de telefoon terug in de houder.

De chauffeur van het schoolbusje had haar gebeld om te vragen of hij Mireille alweer moest ophalen. Het meisje was nog niet terecht. De onzekerheid was zenuwslopend en de gedachte aan wat het kind allemaal kon worden aangedaan, afschrikwekkend. 

De politie deed zijn best. Men had zelfs geprobeerd Mireilles vader te ondervragen. De man was nog te ziek en niet in staat de politie enige informatie te geven over de drugsbende die waarschijnlijk zijn dochter had gekidnapt. Niemand wist waar men het kind moest zoeken.

Carrie probeerde zich op haar werk te concentreren. Mireille was niet het enige kind in Zonzicht. Er waren meer kinderen met problemen, voor wie een passend pleeggezin gezocht moest worden.

Intussen stond Anna Blok voor haar klas. De vorige avond had ze Lidy gebeld over Bas. De arts had beloofd dat ze haar zou terugbellen als ze iets wist, maar dat was nog niet gebeurd. Anna verwachtte ook niet zo snel een reactie. Ze was bezig met de les. Met Basje was weer eens geen land te bezeilen. Hij zag bleek, staarde afwezig voor zich uit en liet alles langs zich heen gaan. Het jochie was gewoon doodmoe en dat terwijl de dag net was begonnen. 

Zoals Anna verwachtte, viel het kind middenin de les in slaap. 

“Laat hem maar,” zei ze tegen de kinderen die zich er mee bemoeiden. “Zijn mama komt hem straks ophalen.” 

Een leugentje. Prisca was immers onbereikbaar. Anna zei het om de rust in de klas te bewaren. Zodra Basjes moeder zich vertoonde, zou ze haar vertellen dat hij de rest van de dag thuis maar verder moest slapen. Ze wilde hem ’s middags niet meer terugzien in de klas. Misschien dat het hielp. Misschien snapte zijn moeder dat hij niet ver meer was van volledige schorsing.

Toen om twaalf uur de school uitging, nam Anna het kind bij de hand en stak met hem het schoolplein over.

Prisca stond buiten het hek op hem te wachten. Haar gezicht betrok toen ze Anna dichterbij zag komen. Ze kon echter niet weglopen zonder Basje.

Wat zag ze er uit, dacht Anna bij zichzelf. Wit, onverzorgd, doffe blik in de ogen. Hoe dicht bij een drama was ze? Kon Anna het kind wel aan haar toevertrouwen?

“Hij zat weer te slapen in de klas,” deelde ze haar mede. Ze haalde adem om te zeggen dat ze hem thuis moest houden, maar bedacht zich. Liever een slapend kind in de klas, dan zijn moeder het laatste stootje te geven tot een wanhoopsdaad.

De schoolleiding had al een brief naar haar verzonden. Hopelijk haalde het iets uit. Anna had er een hard hoofd in.

Intussen was nog iemand in de pen geklommen om Prisca tot actie te bewegen. Lidy was nog in dubio of ze haar ervaringen van de vorige avond op de Locatellikade met Anna moest delen. Als op school bekend werd dat Basjes moeder de hoer speelde, was het kind nog verder van huis. Lidy wilde hem de schande besparen en besloot Prisca per brief aan het verstand te brengen dat de maat vol was. Dat haar kind onder de huidige omstandigheden geen veilige leefsituatie had en dat ze zich genoodzaakt voelde de Kinderbescherming te waarschuwen. Lidy liet haar ook weten dat ze met problemen bij haar terecht kon en dat er heus wel oplossingen te bedenken waren.

Omdat ze verwachtte dat Prisca haar post niet meer opende, zoals dat vaker het geval was bij mensen met uit de hand gelopen geldproblemen, bedacht Lidy iets slims. Ze sloot de brief in een raamenvelop en plakte achter het raam een vijf eurobiljet. Zo was ze er zeker van dat Prisca de brief zou openen. Ook zette ze geen afzender op de envelop. Allemaal slimme trucjes voor bestwil. De bestwil van Basje.

Deze middag had Lidy weer spreekuur in Zonzicht. Onderweg naar het weeshuis ging ze langs de Locatellikade en deed de brief in Prisca’s bus.

De gordijnen waren nog steeds gesloten, zag ze. Iets wat toch de aandacht moest trekken van buren en andere omwonenden, meende Lidy, maar zo ging het nu eenmaal in een grote stad, waar de mensen langs elkaar heen leefden.

In Zonzicht heerste een bedrukte sfeer. Lidy kreeg meer kinderen met vage pijntjes dan anders op haar spreekuur. Toen ze klaar was met rommelende buikjes beluisteren, druppeltjes voorschrijven en kinderen geruststellen, keek ze nog even het dossier van Mireille door. De map met gegevens die Carrie een tijdje terug op haar bureau had achtergelaten.

Al bladerend stuitte Lidy op de gegevens van Mireilles moeder, die er ook tussen zaten. Desiree Vlastuin was haar meisjesnaam. Terwijl ze de gegevens doornam, kwam ineens een bizarre gedachte bij haar op. Stel dat Mireilles moeder de boel in de steek had gelaten uit kwaadheid over de criminele zaakjes van de vader van het kind? Zo onwerkelijk was dat niet. Ook niet dat ze wist dat hij was neergeschoten en dat haar dochter nu niemand meer had. Ze had geen zeggenschap meer over het kind, ze had het immers in de steek gelaten. Misschien ging Mireilles lot haar wel aan het hart. Dan zou het heel goed kunnen dat zij naar haar school was gestapt en het kind had meegenomen. Dat zou ook verklaren waarom het zo snel en geruisloos was gegaan. Een moeder trok allicht minder aandacht op het schoolplein dan een gangster met ontvoeringsplannen.

Terwijl Lidy dit allemaal bedacht, kreeg ze weer een klein beetje hoop voor Mireille. Ze moest die moeder zien op te sporen. Ze had geen zeggenschap over haar dochter. Als het kind inderdaad bij haar was, hield ze zich waarschijnlijk schuil.

Dit alles bedenkend stak Lidy het dossier van het meisje in haar dokterstas. Ze verliet haar spreekkamer, sloot hem af en bracht de sleutel naar Carries kantoor.

De directrice was druk bezig elders in het weeshuis. Lidy vond het niet nodig haar op de hoogte te brengen van haar plannen. Ze had geen idee of het kans van slagen had en wilde haar geen valse hoop geven.

Die avond na het eten trok Lidy zich met de telefoongids terug in de werkkamer van Alex. Aan zijn bureau gezeten, ging ze langs de namen. Veel mensen met de naam Vlastuin woonden er niet in de stad. In totaal vond Lidy vijf personen op uiteen liggende adressen.

Op dat moment verscheen het hoofd van Alex om de deur. “Wat doe je?”

“Even iemand opzoeken,” zei ze tegen zijn hoofd.

“Wie?” Hij stapte de kamer binnen.

“De moeder van dat ontvoerde meisje.” 

“Heeft ze die dan?” Alex’ nieuwsgierigheid was gewekt.

“Ze heeft haar in de steek gelaten, maar dat wil niet zeggen dat ze van de aardbodem is verdwenen.”

Er drong iets tot Alex door. “Je bedoelt…”

“Ja, dat bedoel ik.” Lidy’s blik trof één van de adressen van de Vlastuinen in de gids. Het was niet ver van Mireilles school. 

Alex zag haar een vinger bij het adres houden en liep naar zijn bureau. 

“Dit zou haar wel eens kunnen zijn.” Lidy pakte de telefoon en toetste het nummer in.

Een dame nam op. “Gerda Vlastuin.” Niet een stem die toebehoorde aan een moeder van een jong kind.

“Goedenavond, Lidy van de Poel,” zei Lidy. “Ik zou graag Desiree even willen spreken.”

“Die ken ik niet. Waar gaat het over?”

“Haar dochter Mireille. Ik ben kinderarts en…”

“Mevrouw Van de Poel,” onderbrak de dame haar. “Ik weet echt niet waar u het over heeft. Ik kan u niet helpen, goedenavond.”

“Oh,” reageerde Lidy, naar de telefoon kijkend. “Opgehangen.”

Ze belde ook nog de andere vier nummers. Drie waren mannen en de vierde was een jonge vrouw die geen kinderen had, als het tenminste waar was, wat ze zei.

Alex stond nog naast haar. Hij keek hoe Lidy de telefoon terugzette. “Ze zal het niet zomaar toegeven als dat kind inderdaad bij haar is,” merkte hij op.

“Dat verwacht ik ook niet,” zei ze, overeind komend. “Het was maar een probeersel, maar ze weten nu mijn naam en ook dat ik kinderarts ben en Mireille ken. Je weet nooit waar het goed voor is.”

Intussen, op een benedenetage aan de Locatellikade, zat Prisca op haar bed in de achterkamer. In haar hand de brief die ze uit de post had gevist, die vandaag op de deurmat lag. Het was de enige brief waarvan ze het de moeite waard vond om open te maken, omdat ze geld zag zitten achter het raam in de envelop. De andere post was dezelfde weg gegaan als de reclamefolders en buurtkrantjes: in de vuilnisemmer.

Toen ze de brief eenmaal uit de envelop had gehaald, kon de inhoud haar niet meer ontgaan. Hij was van Lidy van de Poel. Nu wist Prisca ook opeens weer wie dat eigenwijze kind was op het schoolplein, dat zich met Bas bemoeide. Ze was de dochter van de kinderarts. Prisca hoefde zich niet af te vragen waar die kinderarts haar informatie over haar en Bas vandaan had. Die dochter had thuis flink haar mondje geroerd over hen, dat leed geen twijfel. Prisca staarde met een verbitterde trek om haar mond naar de brief. Die Lidy van de Poel ging de Kinderbescherming inschakelen, schreef ze. 

“Tsss,” smaalde Prisca, de brief in haar hand verproppend. 

Het maakte eigenlijk ook niks meer uit. Binnenkort had ze hier geen last meer van en ook niet van Anna Blok met haar gezemel over Basje en dat telefoonnummer van haar werk. Prisca had een oplossing bedacht. Een definitieve oplossing, waarmee ze in één keer een einde maakte aan alle gezeur.



“Zo dadelijk komt mevrouw Weenink met Loretta.” Corine zette haar lege theeglas op het blad.

Lidy had haar glas ook al neergezet. Het was kwart voor vier in de middag. Ze had theepauze gehouden met haar assistentes in de wachtkamer van haar praktijk. Ze stond op. Het was tijd om weer aan het werk te gaan.

Nog altijd was er geen nieuws over Mireille. Carrie hield Lidy op de hoogte van de ontwikkelingen. De politie wachtte op een teken van haar ontvoerders. Veel hoop hadden ze niet. Men ging al uit van het ergste. Lidy had het zolang uit haar hoofd gezet. Haar werk eiste haar op. Ze wilde naar haar spreekkamer gaan, maar op dat moment zwaaide de voordeur open. 

“Daar zul je mevrouw Weenink al hebben,” zei Corine.

Niet de hoogblonde, jonge moeder van baby Loretta stapte echter de praktijk binnen, maar een ietwat mollige dame van rond de vijfendertig, met rood haar en het gezicht strak van spanning.

“Anna?” reageerde Lidy.

De onderwijzeres van Basje zag er ietwat verwilderd uit. Ze had dan ook haar benen uit het lijf gefietst. “Kan ik je heel even spreken? Het is dringend.”

“Over Bas?” Lidy kreeg een akelig voorgevoel.

“Ja,” zei Anna met priemende ogen.

“Loop even mee.” Lidy vertelde haar assistentes met een blik dat ze even niet gestoord kon worden en ging Anna voor naar haar spreekkamer.

“Bas was niet op school,” brandde de onderwijzeres los, zodra ze binnen waren. “Zijn moeder heeft niets laten horen en haar telefoon is nog steeds afgesloten. Ze doet ook niet open. Ik was net aan de deur. Ik vertrouw het niet.”

“Oei, vervelend.”

“Je zou er nog langsgaan.” Anna keek Lidy vragend aan.

Deze dacht na. Ze had Anna nog niets verteld over haar bevindingen, twee dagen terug bij Prisca’s woning. Ze vond het te gênant. Ze hoopte dat Prisca op haar brief zou reageren. 

“Misschien is hij ziek?”

“Dan had zijn moeder het laten weten. Tot nu toe deed ze dat altijd. Ze heeft ook al geen reactie gegeven op de brief van de school.”

Dat verbaasde Lidy niet. Zijzelf ging er van uit dat Prisca geen post meer opende. De brief van de school was waarschijnlijk regelrecht de vuilnisbak in gegaan. Over die van haar wist ze het niet zeker. “Haar bel staat natuurlijk ook af.”

“Ik heb op het raam gebonkt en geroepen,” zei Anna. 

Lidy dacht er het hare van. De kans was groot dat Prisca overdag sliep omdat ze ’s nachts werkte. Ze wilde liever niet aan de grote klok hangen waarmee Basjes moeder haar geld verdiende. 

“We kunnen natuurlijk de politie er op af sturen, maar je hebt kans dat het voor niks is. Ik ga er vanavond wel even langs.”

“Als het maar niet te laat is.”

“Dat verwacht ik niet en zo ja, dan waarschuw ik alsnog de politie.”

“Laat het me dan wel even weten.”

Dat beloofde Lidy. 

Anna vertrok weer. Het gesprek had haar enigszins gerustgesteld. 

Lidy zelf dacht nog niet aan het ergste. Het leek er meer op dat Prisca haar activiteiten zo veel mogelijk geheim wilde houden en daarom niemand binnenliet. Waarom Basje niet op school was verschenen, bleef echter onzeker. Daar wilde Lidy graag snel het fijne van weten.

Diezelfde avond reed ze weer naar het huis aan de Locatellikade. Ditmaal zonder Alex. Hij was nog aan het werk en kwam later thuis. Het was bij negenen. Lidy had haar kinderen welterusten gezegd voor ze wegging en Rosy gevraagd een oogje in het zeil te houden. Ze parkeerde een eindje van Prisca’s woning, waar een plek vrij was en liep er heen.

De gordijnen waren dicht en er brandde geen licht. Dat was opmerkelijk. De vorige keer toen Lidy hier stond, werden er om deze tijd al mannen ontvangen.

Ze staarde naar het raam. De ondoorgrondelijke stilte die de woning ademde was ronduit grimmig. Had Anna toch gelijk met haar vermoedens? 

Lidy had willen doen wat Alex haar had afgeraden. Wachten tot Prisca weer de deur op een kier zette voor een klant en dan naar binnen gaan. Dan maar huisvredebreuk. Ze moest weten waar Basje aan werd blootgesteld. Misschien begon Prisca deze avond wat later. Lidy gaf het nog een kans en liep terug naar haar auto om daar te wachten.

Toen ze in wilde stappen en nog een blik op het huis wierp, zag ze tot haar verrassing bij Prisca de deur opengaan. Een buggy werd naar buiten gerold met een kind erin. Dat moest Basje zijn. Lidy kon het niet goed zien. Het kind was dik ingepakt. Het volgende moment verscheen zijn moeder. Ze trok de deur achter zich dicht en duwde de buggy de straat in. 

Lidy stond met één been in haar auto en keek het tweetal na. Waar gingen ze heen op dit uur van de avond? Ze trok haar been uit de auto, sloot het portier en vloog er achteraan.

Prisca keek niet op of om. Ook niet toen Lidy vlakbij was. Pas toen ze een hand op haar schouder legde, verstijfde ze en keek bruusk opzij.

“Hallo, mevrouw Voerman,” zei Lidy. “Ik kwam maar eens langs om te vragen of u mijn brief hebt gelezen.”

“Waar bemoeit u zich mee?” 

“Ik maak me zorgen. Moet Bas trouwens niet in bed liggen om deze tijd?”

“Gaat niemand wat aan.”

“Dan vergist u zich. Ik ben op de hoogte van Basjes problemen op school. Voldoende reden om zo langzamerhand de Kinderbescherming in te schakelen.”

“U doet maar.”

Lidy liet zich niet zomaar afpoeieren. “Waar gaat u heen met Bas, zo laat op de avond?”

“Op familiebezoek.” Prisca wilde doorlopen en zette een stap.

Hier klopte iets niet, zoals er zoveel niet klopte bij deze Prisca en haar kind, wiens lot ze zich steeds meer aantrok.

“Mevrouw Voerman,” hield ze haar tegen. “U begrijpt toch zelf ook dat het zo niet langer door kan gaan? Door uw werk brengt u Bas in de problemen.”

“Werk?” Prisca stopte abrupt met lopen. “Waar hebt u het over?” snauwde ze, Lidy aankijkend met een priemende blik uit haar ooghoeken.

Deze wees achter zich naar het huis. “Ik stond twee dagen geleden ook bij u voor de deur omdat ik u wilde spreken. U deed niet open, maar ik zag wel mannen in- en uitlopen. Is dat nu echt nodig? Het is toch helemaal geen schande om hulp te vragen als u problemen hebt?”

Prisca’s mond zakte open. “Ik… ik…” reageerde ze betrapt. “Dat was ik niet.”

“Dat was u niet?”

“Nee, dat is mijn huurster.”

Lieve hemel. Het kwartje viel bij Lidy. Prisca verhuurde dus ’s avonds haar huis aan een verwendame! Daarom liep ze hier nu met Basje. “En waar moet u dan heen?”

“Ik vind altijd wel wat.”

“Kom nu toch, mevrouw Voerman. Tot laat in de avond rondzwerven met uw kind. Dat is kindermishandeling, want Bas wordt de dupe. Is dat wat u wilt?”

“Ik heb problemen.”

“Zo erg kunnen problemen niet zijn dat u hiertoe genoodzaakt bent.”

“U weet niet hoe erg het is.” 

Lidy keek naar Prisca die opeens stond te trillen als een riet. “Wat is er toch gebeurd?” vroeg ze. “Het ging juist zo goed. Waar is uw partner trouwens?”

“Weg…” Het klonk als een zucht. Het spreken viel Prisca moeilijk.

“Hoor eens, ik ben hier met de auto,” wees Lidy achter zich. “Kom even mee naar mijn huis om te praten, want zo kan het niet doorgaan.”

Prisca liet haar afwerende houding varen. Lang hield ze het toch niet vol, murw als ze was.

Toen ze langs het huis liepen, brandde er licht achter de gordijnen. De verwendame was gearriveerd.

Even later waren ze onderweg naar Lidy’s villa. 

Alex was al thuisgekomen. Hij zat in de eetkeuken met Rosy, die wat voor hem warm had gemaakt. Ze hoorden Lidy de achterdeur binnenkomen, maar ze was niet alleen. Ze sprak tegen iemand.

Alex liet zijn eten in de steek en keek om de keukendeur de gang in. Hij hoefde niet lang na te denken wie dat was, die achter zijn vrouw aan liep, met een kind aan de hand.

“Hallo, Alex.” Lidy gaf hem een kusje en duidde op moeder en kind. “Ik was naar de Locatellikade. Dit zijn mevrouw Voerman en Bas. We moeten even praten.”



“Geen dank, we houden het in de gaten.” Lidy beëindigde het telefoongesprek met Anna Blok en hing op. Ze had Basjes juf op de hoogte gebracht van haar bezoek aan de Locatellikade, de vorige avond en ook dat ze met zijn moeder had gesproken. Het was een nuttig gesprek geweest. Er waren spijkers met koppen geslagen. Alex was er ook bij gekomen. 

Lidy besefte dat ze geen dag later naar Prisca had moeten gaan. Ze was van plan geweest haar kind niet meer naar school te laten gaan en op een andere school te doen. Dat was de oplossing die ze had bedacht om van Anna’s gezeur af te zijn.

Er waren heus nog wel mogelijkheden voor Prisca om uit het dal te komen. Ze waren overeen gekomen dat Lidy een afspraak voor haar zou maken bij Maatschappelijk Werk. Prisca beloofde mee te werken en op de afspraak te verschijnen. Ze zag nu zelf ook wel in dat het vijf voor twaalf was voor haar en Basje. 

Natuurlijk had ze zelf hulp kunnen zoeken, maar ze overzag haar leven niet meer.

De ellende was begonnen toen haar partner van de ene dag op de andere verdween. Er hing altijd al een zweem van geheimzinnigheid rond zijn bron van inkomsten. Toen Prisca op een dag thuiskwam van haar werk, bleek hij met de noorderzon te zijn vertrokken. Hij had zijn bankrekeningen opgezegd en zijn schepen achter zich verbrand. Achteraf vermoedde Prisca dat hij voor een spionagedienst werkte en haar en haar kind als dekmantel gebruikte. Dat hij er daarom ook voor gezorgd had dat hun woning op Prisca’s naam stond.

Van de ene dag op de andere zat ze zonder zijn inkomen. Zelf verdiende ze niet genoeg met haar parttime baan. De kosten waren hoog. Ze kwam al snel zonder geld te zitten. Dichtte het ene gat met het andere. Kon geen kinderopvang meer betalen, verloor haar baan, werd depressief. De rekeningen stapelden zich op. Ze maakte ze niet eens meer open. Ze raakte steeds dieper in de schulden en kwam zo op het idee haar woning te verhuren. Ze reageerde op een advertentie in een gratis krantje. Toen bleek dat het een verwendame was die in haar eigen buurt niet herkend wilde worden, zwichtte Prisca voor het zwarte geld dat haar werd geboden. Het was bovendien maar voor een paar avonden per week. Dat scheelde ook energiekosten. Een buitenkansje. De woonkamer werd ingericht als verwenruimte en de overgordijnen bleven permanent gesloten. 

Prisca begreep nog wel dat ze Basje niet bloot kon stellen aan de verwenpraktijken en allerlei vreemde kerels over de vloer. Ze had echter geen heenkomen, dus zwierf ze tot middernacht over straat met haar kind. 

Ze was de regie volledig kwijt, dat was duidelijk. Haar normbesef vervaagde en de stap om zelf in de prostitutie te gaan, kwam steeds dichterbij. Dat kon toch niet de bedoeling zijn, meenden Lidy en Alex, al moest iedereen zelf weten hoe hij zijn leven inrichtte. Het was alvast geen ideale oplossing voor een moeder met een klein kind en torenhoge schulden.

Na het gesprek hadden Lidy en Alex de twee teruggebracht naar de Locatellikade. Ze waren mee naar binnengegaan en hadden er bij gestaan dat Prisca de verwendame de huur opzegde. Deze wist niet hoe snel ze haar biezen moest pakken, toen duidelijk werd dat ze behalve Prisca ook een advocaat en een kinderarts tegenover zich had.

Nu zat Lidy in haar spreekkamer aan haar werkblad. Anna had opgelucht gereageerd op haar telefoontje. Ze was toch al gerustgesteld. Het gezinsdrama dat ze vreesde, had niet plaatsgevonden, want Basje was ’s ochtends weer op school gekomen. Nog wel wit en slaperig, maar in levenden lijve.

Intussen was van een ander zorgenkind niet zeker of ze nog leefde. Het zoeken naar Mireille ging voort, maar de hoop dat ze levend zou worden teruggevonden, vervaagde met de dag.

De politie had geen eis voor losgeld of drugs ontvangen en tastte volledig in het duister. Ook voor de vader van het kind was nauwelijks nog hoop. Van hem hoefde de politie geen informatie te verwachten, hij lag in coma. 



De dagen gleden voorbij. Nieuwe patiëntjes meldden zich bij Lidy, anderen namen afscheid omdat hun behandeling was voltooid. De arts had het er druk mee. 

Ze had net een kind met haar ouders uitgelaten. Achter zich hoorde ze Corine mopperen en de telefoon neerleggen.

Lidy draaide zich om. “Wat is er?”

“Ach,” zei haar assistente. “Verkeerd verbonden. Al een paar keer deze week. Iemand belt, zegt niks en hangt weer op.”

“Raar.” Lidy haalde haar schouders op en ging haar volgende patiënt ophalen uit de wachtkamer. Een baby met zijn moeder. Terwijl ze koers zette naar haar spreekkamer, kwam een lugubere gedachte bij haar op. Het waren toch hopelijk niet de ontvoerders van Mireille, die anonieme bellers? Lidy vreesde nog altijd voor het leven van het kind. Waren de drugs nog niet gevonden en was haar praktijk nu het doelwit van de drugscriminelen?

Lidy nam het zekere voor het onzekere. Zodra ze de moeder en de baby had uitgelaten, riep ze Corine bij zich op de kamer. Het ging de mensen in de wachtkamer niets aan.

“Die rare telefoontjes,” vroeg ze haar assistente. “Heb je enig idee waar ze vandaan komen?”

“Niet echt, hoezo?”

“In verband met dat meisje.”

“Mireille Jansen,” schrok Corine. “Daar zeg je wat. Helemaal niet aan gedacht.”

“Wil je het in de gaten houden?”

“Jazeker.” Vastbesloten bij elk telefoontje beter op de nummerweergave van de telefoon te letten, ging Corine terug naar de balie. Het was nogal een klus, want er werd veel gebeld. 

De anonieme beller deed echter geen nieuwe poging deze middag.

Tegen zessen gingen Lidy’s assistentes naar huis. De arts zelf was haar bureau aan het opruimen. Ze zei vanuit haar spreekkamer gedag.

Corine stapte naar buiten. Toen ze haar fiets uit het rek voor de deur pakte, zag ze in haar ooghoek iemand staan. Een vrouw stond aan het eind van de oprit, waar deze overging in de straat. Grijs haar, beige jas, zwarte broek, platte schoenen. Type vrouw van middelbare leeftijd waar er dertien van in een dozijn gingen. 

Ze keek Corine aan. Deze keek terug, waarop de vrouw snel doorliep. 

De assistente haalde haar schouders op. Ze vond het een vaag mens, maar verontrust was ze niet. Ze leek in de verste verte niet op een gangster met snode plannen. Corine stapte op de fiets en reed weg.

Ze was al een minuut of vijf vertrokken, toen Lidy haar praktijk ging afsluiten. Ze wilde de voordeur op het nachtslot draaien, maar deze werd opeens opengeduwd. 

Lidy deinsde achteruit.

Een vrouw stapte binnen. Grijs haar, streng gezicht, strakke blik die ze op Lidy gericht hield. 

“Goedenavond,” zei de arts, terwijl haar hart opeens in haar keel klopte. Ze meende overvallen te worden door een drugscrimineel, maar dit leek er niet op. “Wat wilt u?”

“Bent u Lidy van de Poel?”

“Ja…” De arts hield zich schrap.

“Kan ik u even spreken?” vroeg de vrouw gebiedend. “Het is dringend.”

“Waar gaat het over?”

“U hebt me een keer gebeld.”

“Heb ik u gebeld?” 

“Gerda Vlastuin.” 

Lidy’s mond zakte open bij het horen van die naam. 

“U zei dat u kinderarts bent,” vervolgde de vrouw.

“Dat klopt.” Lidy vertrouwde het nog niet helemaal. 

“Het gaat over Mireille.” De vrouw keek haar dwingend aan.

“Wat weet u van haar?” vroeg Lidy.

“Genoeg. Hoe kwam u er bij om mij te bellen?”

“Omdat… Haar moeder… Ik dacht dat ze misschien…”

“Een truc van de politie?” onderbrak de vrouw haar.

“Nee, nee. Die weten van niets.”

“En dat kunt u bewijzen?” De vrouw keek langs Lidy heen argwanend de receptie in. 

“U zult me op mijn woord moeten geloven,” zei deze, hopend informatie over Mireille te krijgen. Leefde ze nog? 

“Luister,” zei Gerda op strenge toon. “Ik wil op geen enkele manier verlinkt worden bij dat tuig, begrijpt u? Ze kunnen hun troep terugkrijgen als dat kind daarmee gered is, maar alleen als ik de zaak volledig kan vertrouwen.”

Ze had het over de zoekgeraakte drugs, begreep Lidy. “Weet u dan waar het is?”

“Zo goed als zeker. U was slim genoeg om mij te bellen. Bent u ook slim genoeg om dat tuig bij mijn kleinkind weg te houden?”

“Uw kleinkind…” Lidy dacht na. Ze was dus de oma van Mireille. Desirees moeder. Had zij het kind bij de school meegenomen? Ze woonde er niet ver vandaan.

“Niemand hoeft te weten waar de tip vandaan komt,” gaf Lidy antwoord op Gerda’s vraag. “Iedereen kan een anonieme brief ergens in de bus gooien.”

“Jawel, maar niet iedereen kan zich onzichtbaar maken.”

Ze was als de dood te worden herkend en zo iemand op het spoor van Mireille te brengen, werd Lidy duidelijk. Het was al heel wat dat ze hierheen durfde te komen. Was zij het van die anonieme telefoontjes naar de praktijk? Was ze de zaak aan het aftasten? Had ze haar willen bellen, maar was ze bang dat de politie de telefoon aftapte? Deze dame ging niet over één nacht ijs. Ze dacht aan alles. 

“Ik denk dat ik wel weet hoe ik het aan moet pakken,” zei Lidy. “Ik kan me wel onzichtbaar maken. Van een arts vraagt niemand zich af waar die voor komt.”

Inderdaad kon Lidy zogenaamd voor een ziek kind ergens komen en de tip doorgeven zonder dat het opviel. 

Gerda keek de arts taxerend aan. Was ze in staat een kind in gevaar te brengen? “Als het maar niet bij een politiebureau is.”

“Nee, nee, maakt u zich geen zorgen.”

“De volkstuin,” onthulde Gerda. “Mijn ex-schoonzoon heeft een volkstuin.” Vervolgens draaide ze zich om, opende de deur en verdween.



“Dag, papa.” Mireille wierp een roos op de kist van haar vader, die medewerkers van de begraafplaats in het pas gedolven graf hadden laten zakken. 

Roy Jansen was bezweken aan zijn verwondingen. Het was een sobere begrafenis. Alleen Mireille, haar oma en iemand van de uitvaartonderneming. De paar vrienden die Roy had, durfden zich niet te laten zien. Ook al was de drugsbende, die achter hen aanzat, ingerekend door de politie.

Lidy had hen op het juiste spoor gebracht door een anonieme tip in de brievenbus van Huize Zonzicht te deponeren. Carrie had geen idee waar de brief vandaan kwam, maar gaf hem door aan de rechercheur waar ze contact mee onderhield over Mireille. Inderdaad werden de zoekgeraakte drugs in het volkstuintje van Roy gevonden. De rest was eenvoudig. De politie lokte de bende er heen en rekende ze in.

Tot dan toe was niemand op het idee gekomen dat Mireille bij haar oma was. Haar moeder was immers al jaren uit beeld. Alleen Lidy wist het, maar zweeg er over tot het gevaar was geweken.

Sinds Mireilles moeder er vandoor was, mocht het kind haar oma van haar vader niet meer zien. Ze wist echter nog donders goed waar ze woonde. Ziek van ellende was Mireille uiteindelijk naar haar oma gevlucht. Ze was er doodeenvoudig vandoor gegaan, toen de chauffeur haar bij school had afgezet en terugliep naar zijn busje.

Toen Gerda haar kleinkind voor de deur zag staan, nam ze haar meteen in bescherming. Ze wist dat haar vader was neergeschoten in verband met zoekgeraakte drugs. Ze kende de zaakjes van haar ex-schoonzoon. Ze wist ook dat niemand op het idee zou komen dat Mireille bij haar was, behalve Lidy. Toen ze haar belde, schrok Gerda zich in eerste instantie dood. Daarna bedacht ze dat die kinderarts misschien wilde doen wat zijzelf niet kon, zonder de criminelen op het spoor van haar huis te brengen.

Ze waren gearresteerd. Het gevaar was geweken, maar Mireilles vader had het niet gered. De vraag was of dat zo’n ramp was. 

Mireille wilde dolgraag bij haar oma blijven. Lidy en Carrie waren met Jeugdzorg bezig het in orde te krijgen.

Nu stond het kind met haar oma bij het graf. Het besef dat haar vader in die kist lag, drong nog niet tot haar door. Er was te veel gebeurd en het zou nog wel even duren eer ze alles had verwerkt. In elk geval was haar oma er. Gerda was haar rots in de branding.

“Kom maar, kind.” Ze deed een arm om Mireilles schouders. Terwijl ze wegliepen, begonnen achter hun rug twee begraafplaatsmedewerkers aarde op de kist te scheppen.

Het was vijf uur in de namiddag. Lidy was net teruggekeerd in haar praktijk, van haar spreekuur in Huize Zonzicht. Ze ruimde nog wat op in haar spreekkamer. Om half zes sloot ze af en ging haar woonhuis binnen.

Als eerste ging ze altijd op zoek naar haar kinderen. Ze waren in de woonkamer. Ze mochten van Rosy even tv kijken voor het eten.

“Mama!” Bij het zien van haar moeder veerde Steffie overeind. Ze pakte iets van de salontafel. “Kijk, dit kreeg ik van Basjes moeder.” Het was een versierde cakeje.

“Oh, wat leuk. Kreeg je dat zomaar?”

“Nee, als afscheidscadeau. Bas gaat verhuizen en nou moet hij naar een andere school. Hij heeft uitgedeeld.”

Inderdaad ging er nogal wat veranderen in het leven van het jochie. Prisca had hulp gekregen van Maatschappelijk Werk. Ze kreeg een uitkering en er waren regelingen getroffen met haar schuldeisers. Het hield ook in dat ze niet langer in dat veel te dure huis kon blijven wonen. Ze had inmiddels een goedkopere woning toegewezen gekregen in een andere buurt. Prisca zat er niet mee. Een enorme last was van haar schouders gevallen. Er gloorde weer hoop voor haar en Basje aan de horizon.

Anna Blok zou geen last meer hebben van het jochie dat maar steeds in slaap viel in haar klas. Toch miste ze hem en moest ze een traantje wegpinken bij het afscheid. 

Prisca had ook vrede gesloten met Lidy’s eigenwijze dochter. Ze had veel aan haar te danken. Door Steffies bemoeienis was Lidy zich met de zaak gaan bezighouden, met alle goede gevolgen van dien.

“Basjes moeder zei ook dank je wel tegen mij,” zei Steffie. “Waarvoor was dat, mam?”

“Voor de ontbijtkoek, denk ik,” glimlachte Lidy, de waarheid voor zich houdend. 

Ze wist van de nieuwe start die Basje en zijn moeder hadden gemaakt. Anna had haar op de hoogte gehouden. Een drama was voorkomen, de nachtmerrie voorbij.

“Ik ga eens kijken wat tante Rosy aan het maken is,” zei Lidy. Opgeruimd verliet ze de kamer. Onderweg naar de keuken, kwamen uitheemse geuren haar tegemoet.



Over TWEE WEKEN verschijnt er weer een nieuwe uitgave in deze populaire Favoriet-serie. Ook voor LIDY VAN DE POEL nr. 404 hebben we weer twee bijzondere romans geselecteerd:



Games en goeroes



Die twee jongetjes. Waar waren ze nu dan? Hij voelde de steen in zijn buik. Een jongetje, het oudste van de twee die hij eerder had gezien, stond drijfnat en met een lijkwit gezicht op het ijs. Hij keek heel verdwaasd en hield zich vast aan het riet.





Ziek zonder reden?



“Wat heeft ze?” vroeg Lidy.

“Ik weet het niet, dokter,” fluisterde Yvet Poels. Er lag een wanhopige klank in haar stem. “Dat is de reden dat ik naar u ben gekomen. Onze eigen kinderarts kan niks bij haar vinden en een andere kinderarts, die ik bezocht heb om een second opinion te vragen, ook niet.” 



Ook deze twee romans zullen u weer van de eerste tot de laatste bladzijde weten te boeien. Over TWEE WEKEN is LIDY VAN DE POEL nr. 404 verkrijgbaar bij uw tijdschriftenhandelaar, de kiosk, het warenhuis of uw supermarkt.



Andere mama & Kinderen in de knel
Section0001.xhtml
Section0002.xhtml
Section0003.xhtml