Als twee druppels water



Van wie houdt hij echt?



Fay is helemaal gek van Bogdan Strowansky's muziek. Als hij haar na een concert in zijn kleedkamer uitnodigt, raakt ze in de ban van de man zelf. Maar dan merkt ze dat hij haar alleen maar wil, omdat ze op zijn overleden vrouw lijkt en dat doet pijn. Wat moet ze doen om deze man zijn vrouw te laten vergeten? Ze krijgt een idee als Bogdan plotseling voor de zorg van zijn dochter Carmen komt te staan…



Deidre trok de zoveelste lade open van de grote kledingkast en woelde door de stapeltjes keurig opgevouwen ondergoed. Ze leek niet te vinden wat ze zocht en schoof de lade met een klap dicht, de inhoud in wanordelijke toestand achterlatend. Ze trok de volgende lade open en herhaalde de procedure. 

“Mijn hemel, Dee! Waar ben jij mee bezig?” vroeg Fay, haar huisgenote.

Vanuit haar gehurkte houding keek Deidre Fay met een wanhopige blik aan.

“Zoek je iets?”

“Dat kun je wel zeggen!” snauwde Deidre en begon opnieuw tussen de kledingstukken te graaien.

Fay werd nijdig, zij kon straks de boel weer opruimen. Daarom merkte ze kortaf op: “Zo is het wel genoeg! Als je zegt wat je zoekt, kan ik het misschien voor je vinden.”

Heftig schudde Deidre haar korte krullen. “Nee, dat kun je niet.”

Met een verongelijkt gezicht keek Deidre haar vriendin aan. “Als jij het vindt, is het geen verrassing meer.”

“Een verrassing?” deed Fay verbaasd. “Een verrassing voor mij?”

Deidre knikte en liet haar armen moedeloos zakken. “Het had een verrassing kunnen zijn als ik ze maar kon vinden.”

Ze haalde haar smalle schouders op en keek met grote ogen Fay mismoedigd aan. “Het spijt me voor je, maar het feest gaat niet door.”

Deidre had haar nu wel erg nieuwsgierig gemaakt, maar ook een beetje boos. “Nou, als het feest dan toch niet doorgaat, laten we dan maar gaan eten. Ik rammel!”

Het was Deidres beurt om te koken, door het zoeken was ze echter helemaal vergeten iets aan het eten te doen. Geschrokken sloeg ze een hand voor haar mond. “O Fay, ik…”

Fay sloeg haar bruine ogen ten hemel. “Je wilt toch niet zeggen dat je nog helemaal niets aan het eten hebt gedaan?”

Deidre sloeg schuldig de ogen neer. Toen nam ze een besluit, duwde Fay resoluut naar de kamer en zei: “Zet jij maar een lekker muziekje op, dan maak ik snel wat klaar.”

Fay schudde haar hoofd en liep naar de cd- speler. De enige die haar nu in een mildere stemming kon brengen was Bogdan Strowansky met zijn Hongaars zigeunerorkest. Even later zweefde de vioolmuziek door de kamer. Fay liet zich languit op de bank vallen en sloot de ogen. Niemand kon volgens haar zo een viool bespelen als Bogdan. De melodieuze klanken raakten haar hart. De meeste melodieën die het orkest speelden, waren melancholiek, vooral de vioolsolo's werden met zoveel gevoel gespeeld, dat je er bijna van ging huilen.

Net toen Fay zich mee liet drijven met de muziek stormde Deidre de kamer binnen. 

“Ik weet het! Ik weet het!” riep ze enthousiast.

Fay kwam met een ruk overeind. Verdorie! Wat had Deidre toch vandaag? Deidre zette de cd-speler af, tilde het apparaat op en hield triomfantelijk een witte envelop omhoog.

“Doordat jij die cd opzette, wist ik opeens waar ik de kaarten had gelaten.” Met een lach op haar gezicht liep ze, wapperend met de enveloppe in haar hand, naar Fay toe. “Alsjeblieft, je verrassing!”

Fays boosheid zakte ogenblikkelijk. Deidre was onverbeterlijk. Nieuwsgierig maakte ze de enveloppe open en haalde er twee kaarten uit. Twee kaarten voor een concert van Bogdan Strowansky. Met open mond staarde ze haar vriendin aan. “Hoe kom je hier aan?”

“Ja, dat zou je wel willen weten, hè?” lachte Deidre. “Ik heb ze al maanden in huis. Uren heb ik ervoor in de rij gestaan. Daarom was ik zo kwaad dat ik ze nergens kon vinden.”

Een scherpe brandlucht dreef de kamer binnen. 

“O!” Deidre sloeg een hand voor haar mond en vloog terug naar de keuken.

“Au!”

Fay schudde haar hoofd en haastte zich naar de keuken waar Deidre haar verbrande vingers onder koud stromend water hield.

“Is alles verbrand?” vroeg ze liefjes.

“Nee, er is nog genoeg macaroni over.”

Fay wierp een blik in de pan en haalde haar neus op.

“Gooi maar weg, ik maak wel een omelet, anders komen we nog te laat ook.”

Een snelle blik op de kaarten had haar erop geattendeerd dat het concert vanavond was.

“Te laat waarvoor?” informeerde Deidre.

“Voor dat concert, natuurlijk!”

“Is dat vanavond?”

“Ja. Dat wist je toch?”

Deidre schudde haar hoofd. “Ik wist dat het deze week moest zijn, maar vanavond...” Er brak een lach door op haar gezicht. “Wat een bof dat ik er vandaag aan dacht, anders was het nog aan je neus voorbijgegaan.”

Voor de zoveelste maal in korte tijd schudde Fay haar hoofd en verzuchtte: “Dee, je bent onverbeterlijk!”

“Ja, hè? Dat vond ik ook al!” lachte Deidre.

Twee uur later zaten Deidre en Fay op de voorste rij in het concertgebouw.

Een daverend applaus barstte los toen Bogdan Strowansky het podium betrad met in zijn ene hand de strijkstok en in de andere zijn viool. De leden van het orkest hadden al plaatsgenomen. Bogdan boog naar het publiek en stak zijn hand uit om het orkest voor te stellen. De leden van het orkest waren hetzelfde gekleed: witte, ruim vallende overhemden en strakke zwarte broeken. Aan hun voeten droegen ze glimmende zwarte laarzen. Bogdan was hetzelfde gekleed, alleen droeg hij een bontgekleurde sjerp om zijn middel waarvan de uiteinden langs zijn linkerzijde hingen. Zijn lang, ravenzwart haar was strak achterover gekamd en in de nek samengebonden. Zijn donkere huid contrasteerde tegen het wit van zijn hemd dat openstond tot halverwege zijn behaarde borst. Fay hield de adem in. Dat hij knap was, had ze op foto's al gezien, maar zó knap! Deidre stootte haar met een elleboog aan en fluisterde: “Wat een stuk, hè?”

Haar woorden drongen amper tot Fay door, want net op dat moment keek Bogdan haar aan. Hun ogen hielden elkaar een moment vast. Fay zag zijn donkere ogen even oplichten alsof hij haar herkende. Heel even had er een tedere glans in die ogen gelegen, maar daar trok onmiddellijk een sluier van weemoed overheen. Het waren fracties van seconden, want nu lachte hij naar het publiek en bracht de viool onder zijn kin. Toch, als je goed keek, zag je dat zijn ogen niet mee lachten. Het orkest zette in en de zaal werd stil en luisterde ademloos naar de muziek.

Bogdan had zich nauwelijks hersteld van de schok. Alleen met ijzeren zelfdiscipline wist hij de lach op zijn gezicht te toveren en de strijkstok naar zijn viool te brengen. Zijn ogen dwaalden door de schemerige zaal om regelmatig terug te keren bij de jonge vrouw op de voorste rij. Even had hij gedacht een geestesverschijning te zien. Ze leek zo sprekend op Joanne, maar hij wist dat het Joanne niet kon zijn, want Joanne, de vrouw die hij boven alles lief had gehad, was dood.

Net nu hij langzaam uit het dal omhoog klom, was er die jonge vrouw op de voorste rij die alle emoties opnieuw deed oplaaien.

De klanken van zijn viool hadden nog nooit zo diep de harten van de mensen in de zaal geraakt. Alsof de pijn die de man op het podium verscheurde ook zijn toehoorders moest raken. En raken deed het hen. Toen de melodie wegstierf, veegde Fay de tranen van haar wangen. Bogdan, dirigent en violist, boog voor het daverende applaus en draaide daarna zijn rug naar de zaal om een volgende, minder sentimentele melodie in te zetten met zijn orkest.

Hoewel niemand in de zaal er iets van merkte, speelde Bogdan bijna op de een automatische piloot verder. Zijn gedachten vertoefden in het verleden. Een gelukkig verleden dat nu vier jaar achter hem lag. Zoals die jonge vrouw op de voorste rij, zo had hij haar, Joanne, ook ontmoet. Lang geleden, toen hij nog maar net met een groepje vrienden was begonnen en hij nog naam moest maken. Hij trok toen het hele land door en speelde overal in kleine, rokerige zaaltjes en cafés. Daar, in een van die kleine zaaltjes had hij ademloos naar een meisje op de voorste rij gekeken en vergat bijna te spelen, zo diep was hij onder de indruk van haar.

Al spelend slaakte Bogdan een zucht, sloot zijn ogen. Hij was terug in het verleden...



Joanne en hij trouwden op een prachtige dag in augustus. Het was een schitterend paar. Joanne klein en blond, Bogdan groot en donker. Dat Bogdan de grond aanbad waar zijn Joanne liep was duidelijk te zien aan de tedere blikken die hij haar toezond en aan de kleine attenties waarmee hij haar omringde.

Het onzekere bestaan van zijn schoonzoon had Bruce hoofdbrekens gekost. Tenslotte wilde elke vader het beste voor zijn dochter. Bogdan had hem echter de verzekering gegeven heel goed in staat te zijn om voor Joanne te zorgen. Aangezien hij het hele land doortrok, had Bogdan geen vaste verblijfplaats en woonde in een caravan. Bruce vond de aftandse caravan geen woning voor zijn dochter. Als huwelijkscadeau schonk hij hen een nieuwe en Bogdan deed met moeite afstand van zijn oud, vertrouwd rijdend huisje.

Ook de jongens van de groep waren ingenomen met Joanne. 

Joanne op haar beurt vond hen allemaal even aardig.

Bij elk optreden van de groep zat ze op de voorste rij en was trots op haar man. Elke avond had ze het gevoel dat hij alleen voor haar speelde. Ze waren al meer dan een jaar getrouwd en hadden er nog geen moment spijt van.

Op een avond speelde de groep in een café dat vooral onder artiesten grote bekendheid genoot. Het café was bomvol, want Bogdans virtuoze spel en niet te vergeten dat van zijn begeleiders, werd steeds beroemder zodat steeds meer liefhebbers van Hongaarse zigeunermuziek kwamen luisteren. Naast Joanne was nog een plaats vrij.

Er kwam een heer naar haar toe, die vroeg of hij naast haar mocht zitten. Joanne knikte instemmend en nam de man zijdelings op. Ze zag hem genieten van de muziek en kon, tijdens een korte pauze, niet nalaten te vragen of hij het mooi vond.

“Nou en of!” reageerde de man enthousiast. “Die jongen is een natuurtalent!”

“Hij is mijn man,” vertelde Joanne trots.

“U mag met recht trots op hem zijn,” antwoordde de man die de trotse klank in haar stem niet was ontgaan.

De groep zette een nieuwe melodie in en ze staakten hun gesprek. Nog voor het einde van het optreden stond de man op en schoof een kaartje in haar richting. Hij boog even naar haar over om zich boven de muziek uit verstaanbaar te maken. “Zeg tegen hem dat hij me morgen moet bellen.”

Verbaasd keek Joanne naar het kaartje en daarna naar haar man. Bogdans ogen stonden donker en zijn woede was te horen in zijn spel. Joanne glimlachte naar hem en schudde haar hoofd. Onmiddellijk veranderde de uitdrukking op zijn gezicht. Bogdan, wist Joanne, was vreselijk jaloers. Ze keek op het kaartje en las: Impresariaat Van Meerveld.

Wat zou die Van Meerveld willen? vroeg Joanne zich af.

Zodra het optreden was afgelopen, snelde ze naar Bogdan. Zijn eerste woorden waren: “Wat moest die vreemde snoeshaan van je?”

“O die,” lachte Joanne en ging op haar tenen staan om hem een kus te geven. “Die vond je muziek mooi en kijk eens!” Triomfantelijk hield ze het kaartje omhoog. “Wat zou die willen? Een plaat of zo?”

Bogdan las het kaartje en haalde zijn schouders op. “Zei hij nog iets?”

“Of je hem morgen wilt bellen.”

Bögdan fronste zijn wenkbrauwen. “Misschien heb je wel gelijk. We zullen het morgen horen.”

Het was zoals Joanne had gedacht. Ze wilden een plaat van de groep maken. Vanaf die dag brachten Bogdan en de jongens vele dagen in de studio door.

Het uitkomen van de plaat ging met veel promotie gepaard. Johan van Meerveld bleek een invloedrijk man in de muziekwereld. Hij had overal connecties. Bovendien geloofde hij heilig in het succes van de groep. De plaat werd naar alle radiozenders gestuurd om hem te pluggen zodat het de verkoop zou stimuleren.

Dit was het begin van een enorm succes. Bogdan was eerzuchtig en streefde naar perfectie, hetgeen Van Meerveld zeer kon waarderen. Er was duidelijk een markt voor zigeunermuziek. De plaat vloog als warme broodjes over de toonbank en werd al snel gevolgd door een nieuwe. De caravan maakte plaats voor een echt huis ergens midden in het land. Van daaruit trok Bogdan met zijn groep door het land naar optredens waarvoor hij werd gevraagd. Hij had een overvolle agenda tot wel anderhalf jaar vooruit. Ondanks het succes bleef Bogdan de gewone jongen waar Joanne van hield. Ze waren nog steeds gelukkig met elkaar. Alleen ontbrak er één ding aan haar geluk: een kind.

“O Bogdan,” verzuchtte Joanne op een avond. “Ons geluk zou compleet zijn met een kind.”

“Ik doe genoeg mijn best,” grijnsde Bogdan, het puntje van haar neus kussend. “Maak je geen zorgen, we zijn jong en hebben tijd genoeg.”

Dat wist Joanne ook wel, maar ze wilde het nu.

Stiekem bracht ze een bezoek aan de dokter. Deze verzekerde haar dat ze geduld moest hebben. Maar Joanne had weinig geduld, een kind werd voor haar een obsessie.

Ze bracht bezoeken aan een gynaecoloog en toen ook deze haar verzekerde dat er niets aan de hand was, vroeg ze Bogdan of hij zich wilde laten onderzoeken. Eerst stribbelde hij nog wat tegen, maar haar verlangen naar een kind was zo groot dat hij aan haar verzoek voldeed. Ook dat leverde geen resultaat op. Beiden waren gezond, ze moesten gewoon geduld hebben. Joanne legde zich neer bij dat feit, ook al kostte het haar de nodige moeite.

“Heus liefje,” verzekerde Bogdan haar. “We zijn pas vier jaar getrouwd. Heb je nu al genoeg van mij?”

“Natuurlijk niet! Maar jij bent zo veel van huis, daarom wil ik het zo graag en...” zei ze met een liefdevolle blik.

“Het zou toch de kroon op onze liefde zijn?”

“Jij wilt het, ik heb echt voldoende aan jou,” gaf hij te verstaan, terwijl hij haar knuffelde.

Bogdan had inderdaad genoeg aan haar en aan zijn werk. De groep was inmiddels uitgegroeid tot een orkest van twintig man. Intussen liet Joanne het er niet bij zitten. Ze probeerde van alles om zwanger te raken, maar helaas, zonder resultaat. Ze bezocht een andere gynaecoloog en ook deze verzekerde haar dat alles in orde was. Ze moest er minder aan denken, want op deze manier werd het een obsessie en dat werkte juist tegen, was zijn antwoord. Joanne probeerde haar kinderwens uit haar gedachten te bannen. Ze stortte zich op allerlei bezigheden, trok opnieuw veel met de groep mee en beantwoordde de fanmail. Glimlachend nam ze de liefdesbetuigingen van de vele vrouwelijke fanmail door.

“Jij bent al jaloers als er iemand naar me kijkt, maar wat moet ik dan?” merkte ze al lezend op.

Bogdan haalde zijn schouders op. “Ik snap niet dat jij al die onzin leest.” Hij kwam achter haar staan en nam een briefje van de stapel. “Hoor hier,” hardop las hij voor. “Mijn allerliefste Bogdan, ik aanbid je. Je foto ligt onder mijn kussen en elke avond kus ik je hartstochtelijk voor ik ga slapen en dan droom ik dat je naast me ligt, dat je handen mij strelen. O Bogdan, ik hou van je,” deed hij een hoge vrouwenstem na.

Joanne schoot in de lach. “En dan mag ik niet jaloers worden!”

Bogdan sloeg zijn armen om haar heen en boog zich voorover. Zijn lippen beroerden haar hals. “Nee, daar heb je geen enkele reden voor. Jij bent de vrouw van mijn dromen. Ik hou nog altijd net zo veel van je als toen ik je voor het eerst zag.”

Joanne smolt bij zijn woorden. Het was waar, ze hielden nog altijd heel veel van elkaar.



Het advies van de arts bleek te werken. Joanne had zo veel dingen die haar bezighielden dat ze bijna niet meer aan een baby dacht. Een paar maanden later kreeg ze het vermoeden zwanger te zijn. Ze durfde het niet te geloven en maakte alleen Bogdan deelgenoot van haar vermoeden.

“Doe een test,” adviseerde hij. “Dan weet je het zeker.”

De test bleek positief. Joanne was zwanger. Ze kon haar geluk niet op. Hoewel Bogdan altijd had gezegd genoeg aan haar te hebben, zag ze de tranen in zijn ogen. Het betekende dus toch wel iets voor hem. Joanne was in de wolken en kon niet nalaten meteen de eerste babysokjes te kopen. Bogdan reageerde overbezorgd en vond dat ze meer thuis moest blijven. Maar daar wilde Joanne niets van weten. Ze voelde zich prima, ze was niet ziek en ging gewoon mee.

Ze was ruim twee maanden zwanger toen ze zich niet lekker voelde. Bogdan keek bezorgd naar haar witte gezicht.

“Blijf thuis,” adviseerde hij.

Resoluut schudde Joanne haar hoofd. “Nee, het is niets. Ik ga mee.”

Zoals gewoonlijk zat Joanne op de voorste rij. Halverwege de avond kreeg ze opeens vreselijke buikpijn. Ze wilde zich goed houden omdat ze bang was de avond te verknoeien. Was ik toch maar thuisgebleven, dacht ze terwijl de buikpijn erger werd. Manmoedig probeerde ze op haar plaats te blijven, terwijl zweetdruppels op haar voorhoofd verschenen. De vrouw naast haar merkte haar onrust. Ze stootte Joanne aan en vroeg: “Voelt u zich wel goed?”

Joanne beet op haar lippen om de pijn te verdrijven en knikte. Ze moest het einde van de avond halen. Bogdan violist, dirigent en ook een uitstekend entertainer die de zaal af en toe aan het lachen maakte, voelde dat er iets niet goed was met zijn vrouw. Al spelend liep hij langs de rand van het podium en boog zich, een ode gevend aan de vrouw die hij lief had, voorover. Hij schrok van haar angstige gezicht. Haar ogen seinden hem door te gaan, maar daar wilde hij niets van weten. Zodra het nummer was afgelopen maakte hij een grapje naar het publiek, gaf zijn orkest opdracht een melodie te spelen waarbij hij gemist kon worden en haastte zich het podium af naar Joanne. In de zaal rekten de mensen hun halzen om te zien wat er gebeurde. Ondersteund door Bogdan wist Joanne strompelend de kleedkamer te bereiken en zakte daar ineen. Een panische angst overviel hem. Hij dacht niet aan het kind, hij dacht alleen aan zijn vrouw. Joanne, ze mocht hem niet in de steek laten. Voorzichtig legde hij haar op de grond, veegde teder het zweet van haar voorhoofd en mompelde: “Blijf stilliggen, ik haal een dokter.”

Met grote snelheid haastte hij zich terug naar het podium, gebaarde het orkest te zwijgen en riep: “Is er een dokter in de zaal? Mijn vrouw is niet goed geworden.”

Een vaag gemompel ging door de zaal. Ongeduldig blikte Bogdan de zaal in. Achterin stond iemand op en kwam naar voren. Bogdan haalde opgelucht adem. Even was hij bang geweest dat niemand hem kon helpen. Hij gebaarde naar Marco, al jaren zijn beste vriend en naaste medewerker, de leiding over te nemen. Marco begreep de wenk.

Bogdan snelde terug naar de kleedkamer waar Joanne ineen gekrompen met de handen tegen haar buik op de grond lag.

“Mijn baby,” stamelde ze wanhopig. Bogdan viel op zijn knieën voor haar neer. “O liefste, alles komt goed, er is een dokter hier.”

De dokter onderzocht haar snel en vakkundig. “Ik zal een ziekenauto bellen, uw vrouw krijgt een miskraam,” was zijn diagnose.

Hoewel de dokter zacht had gesproken, had Joanne de woorden gehoord en barstte in snikken uit.

Naar het angstige gezicht van Bogdan kijkend, verzekerde de arts: “Niets om uw werkelijk ongerust te maken. Ze zal de baby verliezen dat is jammer, maar uw vrouw is zo weer opgeknapt.” Zijn woorden klonken koud en afstandelijk, maar hoe kon hij weten dat Joannes wereld ineenstortte nu ze haar baby ging verliezen?

De dokter ging opzoek naar een telefoon.

Bogdan knielde opnieuw bij Joanne neer, nam haar hand in de zijne en zei met tranen in zijn ogen: “O liefste, ik vind het zo erg dat je de baby verliest, maar nog erger zou het zijn jou kwijt te raken.”

Joanne kon maar aan één ding denken, haar baby. Ze klemde zich aan Bogdan vast en snikte: “Ik wil mijn kind niet kwijt!”

Bogdan probeerde haar te kalmeren, echter zonder resultaat.

Joanne was kapot van verdriet. Ze had de baby, waarop ze zo lang had gewacht, verloren.

Bogdan probeerde haar te troosten. “Lieverd, je weet nu dat je een baby kan krijgen, heb een beetje geduld, de volgende keer gaat het vast beter.”

Dat had de dokter in het ziekenhuis ook gezegd. Er was geen reden voor ongerustheid. Een volgende zwangerschap hoefde beslist niet zo te verlopen. Bovendien zou ze dan vanaf het begin onder toezicht staan van een gynaecoloog. Het antwoord stelde haar enigszins gerust, maar kon toch het verdriet niet wegnemen. Ellen, haar moeder, was onmiddellijk overgekomen en zou voorlopig bij haar blijven. In ieder geval tot Bogdan terug was. Ongelukkiger wijze had hij een week lang optredens die ver weg waren waardoor hij 's avonds niet naar huis kon komen. Bogdan had bij Joanne willen blijven. Marco was best in staat hem te vervangen voor een week. Maar daar had Joanne niet van willen weten. Het publiek zou niet tevreden zijn als Bogdan er niet was. Ze moest hem bijna dwingen om te gaan. Met pijn in zijn hart vertrok hij, maar belde wel drie keer per dag naar huis om te vragen hoe het met haar ging en te vertellen hoeveel hij van haar hield. Ellen moest er stilletjes om glimlachen. Ze dacht terug aan de kennismaking met haar schoonzoon en hoe sceptisch Bruce tegenover die jongen had gestaan. Hun liefde leek echter niet kapot te krijgen.



Joanne werd niet meer de onbezorgde jonge vrouw die ze was. Ze was stiller geworden, ernstiger. Hoe Bogdan ook probeerde haar op te vrolijken, het lukte hem niet de oude Joanne terug te toveren.

Stilletjes gleden de jaren voorbij zonder dat zich een nieuwe zwangerschap aankondigde, hetgeen Joanne nog stiller maakte dan voorheen.

Joanne had in feite de hoop opgegeven ooit nog een kind te krijgen. Tot vlak voor hun tiende huwelijksverjaardag.

Bogdan, wiens ster nog immer rijzende was en die nu in heel Europa triomfen vierde, had lang van tevoren gepland twee maanden vrijaf te nemen. Ook het orkest, inmiddels uitgegroeid tot dertig man, was aan een welverdiende rustperiode toe.

Als verrassing had hij een cruise geboekt in het Caraïbisch gebied.

Joanne was wel blij met deze verrassing, al was ze net zo lief thuisgebleven. Ze reisden al zo veel. Bogdan verheugde zich echter zo op de cruise dat ze hem niet wilde teleurstellen. Hij had er hard genoeg voor gewerkt. Helaas was het begin van de cruise voor Joanne geen succes. Ze was alle dagen misselijk en voelde zich doodziek.

“Het spijt me,” zei ze met tranen in de ogen tegen Bogdan die haar bezorgd aankeek. “Ik verpest onze hele vakantie.”

“Het geeft niet, lieverd, maar ik wil wel dat je je door de dokter laat onderzoeken.”

Samen gingen ze naar de scheepsarts. Na een uitgebreid onderzoek keek hij hen lachend aan.

“Er is niets ernstigs met u aan de hand, hoor,” verzekerde hij. “U bent zwanger, vandaar die misselijkheid en op zee maakt de deining van het schip u extra beroerd.”

Verbaasd keken Bogdan en Joanne elkaar aan. “Zwanger?” stamelde Joanne.

“Ja,” knikte de arts. “Had u er geen idee van?”

“N-n-nee,” stotterde Joanne. “Dat wil zeggen...”

Opeens brak er een stralende lach door op haar gezicht. “Bogdan! We krijgen een kind!” Ze vloog haar man om de hals, terwijl vreugdetranen over haar wangen rolden.

Bogdan drukte haar stevig tegen zich aan. “Ziet u,” begon hij de arts uit te leggen, “we wachten al zolang op een kind, maar het leek niet te lukken en nu...”

De arts grijnsde breed. “Nou, dan helemaal gefeliciteerd.”

Opeens betrok Bogdans gezicht. “Mijn vrouw heeft zes jaar geleden een miskraam gehad, denkt u...”

“Als uw vrouw het rustig aandoet, is de kans klein dat de geschiedenis zich herhaalt,” verzekerde de arts hem.

“Is het niet beter dat we van boord gaan?” Bogdan was er helemaal niet gerust op.

“Ook niet nodig. Ik zal haar iets geven tegen de misselijkheid en verder rustig aan.”

Terug in hun hut huilden ze in elkaars armen van vreugde.

Joannes zwangerschap verliep voorspoedig. Bogdan omringde haar met de grootste zorg. Tegen het einde van haar zwangerschap zei hij concerten die lang van tevoren waren gepland af. Hij wilde de geboorte van hun kind niet missen.

Eind juni was ze uitgerekend. Joanne was nu de laatste weken van de zwangerschap ingegaan en lag in een tuinstoel in de schaduw van de bomen. Het was een warme dag. Vanuit het huis drongen de klanken van de viool tot haar door. Bogdan studeerde een nieuw nummer in, wist ze. Er verscheen een glimlach om haar mond bij het horen van de melodie, een wiegelied. Joanne keek naar het raam boven, daar, waar straks hun zoon of dochter in de wieg zou liggen. Eindelijk ging haar wens in vervulling. Ontroerd wiste ze een traan van haar wang. Ondanks haar vreugde had ze een vreemd onbestemd gevoel.

“Wat nu, tranen?” Ze had Bogdan niet aan horen komen. Nu stond hij achter haar en boog zich over haar heen.

“Wat maakt je verdrietig, m'n lief?” vroeg hij teder.

Hij ging naast haar in het gras zitten. Joanne stak haar hand naar hem uit. “Te veel geluk, denk ik, daarom huilde ik.”

“Geluk kan nooit te veel zijn,” antwoordde Bogdan zachtjes, terwijl hij haar vingertoppen kuste.

Fronsend keek Joanne hem aan. “Denk je? Soms kan het me beangstigen. Dan denk ik, dit kan niet altijd duren.”

“Wat een sombere gedachten op zo'n zonnige dag,” lachte Bogdan. Teder streelde hij haar wang. Joanne greep zijn hand en bracht die naar haar lippen, ze kuste de palm ervan. Toch wilden de sombere gedachten niet wijken. Ernstig keek ze hem opnieuw aan en zei zacht: “Bogdan?” 

“Hmm?”

“Wil je me iets beloven?”

“Alles, mijn hart.”

“Als je ooit alleen komt te staan, ik bedoel...”

Bogdan sprong overeind met een vertrokken gezicht. “Alsjeblieft, Joanne,” riep hij gesmoord uit. “Praat alsjeblieft niet zo!”

Joanne schudde haar hoofd en vervolgde nog even ernstig: “Luister alsjeblieft naar me!”

Bogdan keek haar gekweld aan.

Joanne zuchtte, wat ze nu ging zeggen, kostte haar duidelijk moeite. Opnieuw pakte ze zijn hand en zei: “Je moet me beloven dat je niet alleen zult blijven en een goede moeder voor ons kind zal zoeken, bovendien mag je nooit het spelen opgeven.”

Bogdan viel naast haar stoel op zijn knieën. Ze was sentimenteel, dat hoorde vast bij zwangere vrouwen, dacht hij. Zich over haar heenbuigend en haar mond kussend, fluisterde hij: “Zo moet je niet praten, liefste. Er gebeurt niets met jou. Je bent gewoon een beetje bang voor wat er komen gaat.” Teder streken zijn lippen over haar wang om te eindigen bij haar mond die hij hartstochtelijk kuste. Joanne sloeg haar armen om zijn nek. Na een tijdje hief hij zijn hoofd en vroeg: “Weg met alle muizenissen?”

Ze knikte. Bogdan had gelijk, het was onzin om zo te denken.



Een week later werd ze wakker met een verschrikkelijke buikpijn. Weeën, wist ze en ging rechtop zitten.

Toen de pijn wegebde stond ze op, liep naar het raam en schoof het gordijn opzij. Het was een heldere nacht. Joanne opende het raam en keek omhoog naar de honderden sterren die twinkelden aan het firmament. Een nieuwe wee deed haar ineenkrimpen, ze uitte een gesmoorde kreet. Bogdan schrok wakker.

“Wat doe je?” riep hij verschrikt toen hij haar bij het geopende raam zag staan. De wee ebde weg en Joanne draaide zich half om. Haar silhouet tekende zich af in het schijnsel van de maan. Haar beeltenis benam Bogdan bijna de adem. Wat was ze mooi zoals ze daar stond met haar gezwollen buik. Even bleef hij vertederd naar haar kijken. Een nieuwe wee deed Joanne ineenkrimpen. Bogdan was met een sprong uit bed en naast haar.

“Gaat het?” vroeg hij bezorgd.

Joanne beet op haar lip en knikte. “Ik geloof dat je de dokter moet bellen.”

Haar zwangerschap was zo voorspoedig verlopen, afgezien van een te hoge bloeddruk in de laatste week, dat de gynaecoloog haar wens om thuis te bevallen had toegestaan.

“Wil je niet gaan liggen?”

“Nee, ik loop liever wat heen en weer.”

Joanne kreeg het niet makkelijk. Tegen de tijd dat de baby aanstalten maakte om te komen, was ze zo goed als uitgeput.

“Nog even volhouden,” drong dokter Williams aan. “Ik zie het hoofdje al.”

Bogdan zag zo wit als een doek, maar hield zich flink. Hij probeerde alles te doen om het Joanne makkelijk te maken, helaas kon hij zo weinig doen.

“Hou vol, liefste,” sprak hij zachtjes, het zweet van haar voorhoofd wissend. Nooit had hij gedacht dat een kind krijgen zo'n marteling zou zijn. Joanne kneep hard in zijn hand en dwong zich met uiterste krachtsinspanning tot een laatste perswee.

“Ja!” riep de dokter. “Daar komt het!”

Joanne voelde het kind uit haar glijden en leunde uitgeput achterover. Pas bij het horen van een ijl kreetje tilde ze haar hoofd op. “Wat is het?” vroeg ze hijgend. “Is het gezond?”

“Het is een meisje en zo te zien gezond.”

Bogdan slaakte een diepe zucht. Godzijdank, het was voorbij.

Joanne sloeg de ogen op. Tranen van geluk rolden over haar gezicht. Bogdan boog zich over haar heen en zijn tranen vermengden zich met de hare.

“Mijn liefste,” fluisterde hij. “O, mijn liefste,” hij kuste haar teder.

Even later legde dokter Williams de baby in Joannes armen. Bezorgd keek hij naar de uitgeputte jonge vrouw. “Voel je je wel goed?”

Joanne knikte. “Ik ben erg moe.” Ze glimlachte. “Maar zo gelukkig.”

Aandachtig bekeek ze haar kind en streelde het kleine bolletje met de donkere haartjes. Haar kind, zo gaaf, zo mooi.

Bogdan keek ontroerd toe.

“Ze lijkt op jou, onze Carmen,” zei Joanne zachtjes.

Bogdan kon zijn ogen niet losmaken van het kleine wonder en van het zielsgelukkige gezicht van zijn vrouw.

Joanne voelde zijn blik en sloeg haar ogen naar hem op. “Wil je voor me spelen?” vroeg ze zachtjes. “Dat wiegelied dat je voor onze dochter hebt geschreven.”

Bogdan slikte zijn ontroering weg en liep de kamer uit om zijn viool te halen.

De kraamverzorgster wilde de baby meenemen om aan te kleden, maar Joanne wilde haar nog niet afstaan.

“Haar vader heeft een wiegelied voor haar geschreven, dat moet ze eerst horen.”

De kraamverzorgster fronste haar wenkbrauwen. Er was iets met de jonge moeder, haar stem klonk zo ijl en haar kleur werd zo vreemd. Ze draaide zich om en stootte dokter Williams aan. Met haar hoofd gebaarde ze naar de kraamvrouw die haar baby koesterde. Dokter Williams fronste zijn wenkbrauwen en keek oplettend naar de jonge moeder.

Op dat moment keerde Bogdan terug met zijn viool. Hij ging op de rand van het bed zitten. Joanne keek naar hem en probeerde te glimlachen. Haar stem was bijna niet te verstaan toen ze haar dochter toefluisterde: “Kijk Carmen, je papa gaat voor je spelen.”

Bogdan aarzelde, ook hem viel Joannes vreemde kleur op. Vragend keek hij naar dokter Williams. Zijn gezicht stond ernstig, terwijl hij bezig was met het vullen van een injectiespuit. Snel gaf hij Joanne de injectie. Daarna mompelde hij tegen Bogdan. “Ik bel om een ziekenauto.”

Acute zwangerschapsvergiftiging. Hij had het gezien aan de vlekken in Joannes gezicht. In stilte bad hij dat Joanne het zou redden, maar veel hoop had hij niet. Slechts eenmaal eerder had hij een dergelijk geval in zijn praktijk meegemaakt, helaas met dodelijke afloop. Acute zwangerschapsvergiftiging kwam zelden voor en er was geen kruid tegen gewassen. Het ging zo snel.

“Speel,” beval Joannes ijle stem.

Bogdan bracht met trillende handen de viool onder zijn kin, legde de strijkstok op de snaren, maar speelde niet.

Joanne lag met gesloten ogen te wachten, haar ademhaling versnelde tot korte zuchtjes. Ze opende haar ogen die onnatuurlijk glansden. “Doe wat je me hebt beloofd!”

Nog aarzelde Bogdan, een panische angst maakte zich van hem meester. Joanne... Ze sprak zo vreemd... Ze keek zo raar en die kleur...

Dokter Williams had een ziekenauto besteld en kon niets anders doen dan wachten. Hij voegde zich bij de kraamverzorgster die in een hoek van de kamer stond. Ze klampte zich vast aan zijn arm, tranen rolden over haar wangen.

Bogdan kon niet spelen, de angst verlamde hem.

Opnieuw keek Joanne hem aan en alleen haar lippen bewogen het woord ‘speel’.

Met trillende hand bewoog Bogdan de strijkstok over de snaren. De klanken van de viool vibreerden aarzelend door de kamer.

Bogdans ogen waren strak op het gezicht van zijn vrouw gericht. Een vage glimlach plooide zich om haar mond. Ze opende haar ogen en hij las er haar liefde voor hem in totdat ze langzaam hun glans verloren. Haar ademhaling ging stotend. Bogdan speelde en speelde, steeds heftiger bewoog de strijkstok over de snaren. Zijn wangen waren nat van tranen. De zachte tere klanken van het wiegelied vervaagden tot een klagende melodie.

Opeens verslapte Joannes greep op de baby. Bogdan wierp een ongeruste blik op zijn vrouw. Joanne draaide met haar ogen en al het bloed trok weg uit haar gezicht.

Een ijselijke kreet kwam van de viool. Bogdan smeet de viool van zich af en schreeuwde: “Dokter, doe iets!”

Dokter Williams snelde op het bed toe.

De kraamverzorgster kwam uit haar verstarde houding en nam de baby weg.

Uiterlijk kalm, maar inwendig net zo angstig als de jonge vader, boog de dokter zich over Joanne die inmiddels schokkende bewegingen maakte.

“Dokter, ze gaat toch niet...” Bogdans stem was niet meer dan een hees gefluister.

Een antwoord was niet nodig, het gezicht van dokter Williams sprak boekdelen. Hier faalde nog immer de medische wetenschap. Bogdan boog zich over Joanne heen en smeekte: “Liefste, laat me niet in de steek! Nee!”

Het schokken werd minder, maar Joanne was in een diepe bewusteloosheid. Bogdan legde een arm onder haar hals en trok haar tegen zijn borst. Haar hartstochtelijk tegen zich aandrukkend, fluisterde hij gesmoord: “Niet weggaan, laat me niet alleen. Hij voelde haar lichaam verslappen, hoorde een vage zucht. “Nee!” Zijn wanhoopskreet galmde door de kamer.

Met grote, donkere ogen keek hij dokter Williams aan en stamelde: “Zeg me dat het niet waar is alstublieft!”

Dokter Williams nam Joannes pols tussen zijn vingers. Hij voelde niets meer.

“Zeg het!” riep Bogdan gekweld uit.

De dokter durfde hem nauwelijks aan te kijken, hij knikte met gebogen hoofd en pijn in zijn hart. De enorme machteloosheid maakte hem triest, maar het zien van de man die zijn dode vrouw in de armen hield kon hij bijna niet verdragen.

Het geluid van een sirene scheurde naargeestig door de kamer.

Dokter Williams liep naar beneden om de ziekenwagen terug te sturen. Toen hij terugkeerde in de kamer, zat Bogdan nog met zjjn vrouw in de armen. Hij legde een hand op Bogdans schouders en sprak geëmotioneerd: “Ze heeft je verlaten jongen, je moet haar loslaten.” Verdrietig schudde hij het hoofd. “Helaas, ik kon niets voor haar doen. Niemand trouwens.”

Nog nooit had hij een man zo zien huilen. Het ging hem door merg en been. Hij liep naar de andere kant van de kamer waar de kraamverzorgster het kind tegen zich aanklemde. Haar gezicht zag rood en haar ogen waren gezwollen van het huilen. Hij schudde verslagen zijn hoofd en wendde zich na enkele minuten opnieuw tot Bogdan, die zijn vrouw niet los kon laten. Hevig snikkend had hij zijn gezicht verborgen in de haren van zijn vrouw en wiegde haar zachtjes heen en weer.

“Kom jongen,” sprak de dokter met schorre stem. “Laten we haar neerleggen. Met zachte dwang bevrijdde hij

Joanne uit de armen van haar man en legde haar terug op het bed.

Bogdan uitte een wanhopige, bijna dierlijke kreet en strompelde de kamer uit.

Hoofdschuddend keek dokter Williams naar Joannes witte gezicht en sloot haar ogen.

Samen met de kraamverzorgster deed hij automatisch wat gedaan moest worden. Toen hij klaar was met zijn moeilijke taak zocht hij Bogdan op ten einde hem om advies te vragen omtrent alles wat er geregeld moest worden. Maar Bogdan was verdwenen, hij wilde alleen zijn.



Terwijl de dokter zich afvroeg waar hij Bogdan kon vinden, werd er aangebeld. De kraamverzorgster, haar gezicht nog gezwollen van verdriet, opende de deur. Ellen en Bruce waren na Bogdans telefoontje dat de baby elk ogenblik kon komen, snel op weg gegaan.

De kraamverzorgster barstte prompt in snikken uit. Die hoopvolle gezichten van de ouders! Ze kon het niet helpen, maar hoe moest ze hen vertellen dat hun dochter bij de geboorte van het kind was gestorven?

Ze kon het niet. Snel draaide ze zich om en zag niet de verbaasde blikken die Ellen en Bruce wisselden. Er ging van alles door hun hoofd. Was er iets mis met de baby?

Dokter Williams, niet berekend op hun komst, keek verschrikt op.

Hij schraapte zijn keel en hield hen in de deuropening tegen.

“U bent de ouders van de moeder?”

Ellen en Bruce knikten en Ellen vroeg angstig: “Is er iets, dokter?”

Paniek overviel Ellen. Nog voordat de dokter had kunnen antwoorden, duwde ze hem opzij en stapte de kamer binnen.

Ze slaakte een verschrikte kreet. “O nee!”

Met de handen voor het gezicht geslagen draaide Ellen zich om en verborg haar gezicht tegen de borst van haar man. Bruce, die haar opving en ondersteunde, terwijl zijn ogen over zijn dochter gleden. Een snik welde op in zijn keel. Joanne, zijn oogappel, zijn enig kind. Hoe was het mogelijk? Hoe kon dit gebeuren?

Alsof hij hen een excuus verschuldigd was, mompelde dokter Williams: “Het spijt me.”

Bruce was het eerste bij machte om iets te vragen en stamelde: “Wat is er gebeurd?”

“Acute zwangerschapsvergiftiging.” Williams schudde zijn hoofd. “Ik heb geprobeerd haar te redden, maar het ging zo snel, ze had geen enkele kans.”

Ellens snikken namen af. Ze hief een betraand gezicht naar de dokter en vroeg: “De baby?”

De dokter draaide zich om naar de wieg. “Een gezonde dochter.”

Ellen liet haar man los en wankelde even. Ze liep naar de wieg waar de kleine Carmen de slaap der onschuldigen sliep. Ellen sloeg het dekentje terug en nam de kleine op. Ze klemde de baby dicht tegen zich aan en stamelde: “O lieverd, je moeder had zolang op je gewacht en nu...” Haar stem ging over in een snik. “Waarom?”

Bruce staarde nog naar zijn dochter, hij kon niet geloven dat ze er niet meer was. Ze lag er zo vredig bij, net alsof ze sliep.

Dokter Williams schraapte zijn keel. “Ik vind het vervelend, maar er moet van alles geregeld worden en uw schoonzoon...”

Nu pas realiseerde Ellen en Bruce zich dat Bogdan niet aanwezig was. Het verdriet had hen zo overrompeld dat ze hem voor het moment waren vergeten.

Zoekend keek Bruce om zich heen en informeerde: “Waar is mijn schoonzoon.”

“Hij is verdwenen.”

Haar eigen verdriet voor even vergetend mompelde Ellen. “O god, die arme jongen.”



Het was een klein gezelschap dat drie dagen later Joanne naar haar laatste rustplaats begeleidde. Bogdan was het liefst alleen gegaan, maar wist evengoed dat dat niet mogelijk was. Hij kon zijn schoonouders niet weigeren hun dochter een laatste eer te bewijzen.

Van zijn orkest was slechts Marco met zijn vrouw aanwezig. Marco, die hem door deze dagen heen had gesleept. Verder waren aanwezig dokter Williams en de kraamverzorgster. Op de kist lag een gigantisch boeket donkerrode rozen. Terwijl het groepje afscheid nam, legde Marco zijn viool onder de kin en speelde: 'La Mama'.

Bogdans gezicht was getekend door verdriet. Voor hem had een leven zonder Joanne geen zin meer. Het liefst zou hij haar volgen in de dood, maar zijn dochter, het bewijs van hun liefde, had hem nodig. Joanne leefde in haar verder en daarom mocht hij niet opgeven. Herinneringen aan het gesprek in de tuin kwamen boven. Joanne die hem had gesmeekt toch vooral door te gaan met spelen en er zelfs op aan had gedrongen een goede moeder voor hun kind te zoeken. Hij had die opmerking destijds toegeschreven aan haar angst voor de geboorte.

Nu wist hij bijna zeker dat Joanne haar dood had voorvoeld. Marco had hem erop gewezen dat zijn dochter hem nodig had, dat hij ervoor Carmen moest zijn, omdat Joanne het zo zou hebben gewild. Goeie, brave Marco had nachten met hem zitten praten en had de juiste snaar weten te raken. Carmen was het kind waar Joanne zo lang op had gewacht.

Het liefst had Bogdan niet naar het kind omgekeken, bijna had hij haar gehaat, omdat zij hem het liefste had ontnomen wat hij bezat.

Vlak voor de begrafenis had hij voor het eerst na Joannes dood naar zijn dochter omgekeken. Hij was alleen naar de babykamer gegaan. Een kamer met zorg ingericht door Joanne. Lang had hij op het slapende kind neergekeken. Alsof ze voelde dat iemand haar gadesloeg had Carmen haar oogjes geopend en hem aangekeken. Op dat moment brak er iets in hem. Hij had Carmen uit de wieg genomen, haar dicht tegen zich aangehouden en gehuild...



Nu was het vier jaar later en stond Bogdan tegen zijn gewoonte in, deze avond veel met zijn rug naar het publiek. Hij kon de moed niet opbrengen de zaal in te kijken, want zijn oog werd onmiddellijk naar de jonge vrouw op de voorste rij getrokken. De vrouw die hem vanavond alles opnieuw deed beleven. Toch kon hij niet nalaten aan het einde van het concert nog eenmaal naar haar te kijken. Hij was zo opgegaan in het verleden dat hij er zeker van wilde zijn dat hij het niet had gedroomd. Ze zat er nog en ze was levensecht. Ze was Joanne!

De laatste tonen stierven weg. Het publiek kwam massaal overeind voor een staande ovatie en vroeg om een toegift.

Waarom, kon hij later niet verklaren, maar Bogdan gaf de toegift en wel met het lied: 'La Mama', dat sinds de dood van Joanne nooit meer op het repertoire had gestaan. Angstvallig vermeed hij Marco's verbaasde blik. Zodra de melodie verstomde, verliet Bogdan na een korte knik het podium. Marco snelde achter hem aan en riep: “Hé man, wat mankeer jij!”

Bogdan bleef staan en keerde zich om naar zijn vriend.

“Vraag of ze naar de kleedkamer komt.”

“Wie? Waarom?” Marco begreep er niets van.

“Die blonde vrouw op de voorste rij, je zult weten wie ik bedoel zodra je haar ziet.”

Toen Marco bleef aarzelen, riep Bogdan. “Toe, schiet op! Straks is ze verdwenen!”

Marco, die er niets van begreep, liep schouderophalend het podium op. De zaal liep leeg. Zijn ogen gleden langs de vrouwen op de voorste rij en toen ontdekte hij haar. Een ogenblik bleef hij staan. Dus daarom was Bogdan vanavond zo van streek! Ze was letterlijk het evenbeeld van Joanne. Maar dit was niet gezond! Moest hij die vrouw aanspreken of zou hij zeggen dat ze al was verdwenen? Misschien was het toch beter als Bogdan haar van dichtbij kon bekijken, zodat hij met eigen ogen kon zien dat deze jonge vrouw niet de geestverschijning van Joanne was.

Marco sprong van het podium af, hij kwam vlak bij de vrouw terecht. Fay draaide zich verschrikt om toen ze iemand naast zich hoorde. Marco grijnsde schaapachtig. “Mevrouw?”

Fay reageerde verbaasd. “Ja?”

“Mevrouw, eh,” stamelde Marco plotseling verlegen. “Eh, Bogdan vraagt of u naar zijn kleedkamer wilt komen.”

Fay kon haar oren niet geloven. De grote Bogdan vroeg haar naar zijn kleedkamer te komen? Dat was toch zeker een misverstand?

Deidre keek om waar haar vriendin bleef en zag haar praten met een van de orkestleden. Snel baande ze zich een weg terug.

“Moeilijkheden?” vroeg Deidre zich bij haar vriendin voegend.

Fay keek Deidre aan. “Moeilijkheden niet, maar hij vraagt of ik meekom naar de kleedkamer van Bogdan.”

Deidre nam Marco met een bedenkelijk gezicht op en trok Fay aan haar mouw. “Niet doen, je weet maar nooit met die zuidelijke types. Het is vast een smoes.”

Marco moest een glimlach onderdrukken, hij trok zijn gezicht in de plooi en legde een hand op zijn hart. “Eerlijk niet, dame. Bogdan verzocht mij deze dame naar zijn kleedkamer te brengen.”

Marco's trouwe hondenogen keken haar zo oprecht aan dat zelfs Deidre het moest geloven.

“Waarom?” vroeg ze ongelovig.

“Moet u mij niet vragen.”

Fay popelde om haar idool van dichtbij te ontmoeten, maar durfde niet goed alleen. “Mag zij mee?”

“Van mij wel.” Marco vond het zelfs een goed idee.

“Kom dames, volg mij.” Hij ging hen voor naar de kleedkamers.

Inmiddels had Bogdan het doorweekte overhemd uitgetrokken en een handdoek om zijn hals geslagen. Ondanks zijn bijna veertig jaren had hij door conditietraining nog een perfect figuur.

Snel depte hij zijn gezicht toen er werd geklopt en riep: “Binnen.”

Marco stapte naar binnen gevolgd door twee dames. Even fronste Bogdan de wenkbrauwen. Hij vond het niet prettig dat er nog iemand bij was. Snel herstelde hij zich en kwam met uitgestoken handen op Fay af.

Fay aarzelde, maar stak toch haar handen uit die hij in een stevige greep nam. “Eindelijk,” verzuchtte Bogdan.

Marco trok een bedenkelijk gezicht.

“Je viel me direct op,” grijnsde Bogdan en bracht de handen van Fay naar zijn mond en kuste haar vingers.

Fay bloosde van genoegen.

Deidre, veel nuchterder van aard, drukte een hand tegen haar mond om een giechel te onderdrukken.

“Ik… ik vind het een eer u persoonlijk te ontmoeten,” hakkelde Fay uit haar evenwicht gebracht door zijn starende blik.

“Het genoegen is geheel aan mijn kant,” antwoordde Bogdan vormelijk. “Ik zou je graag beter leren kennen, mijn verblijf hier is maar van korte duur. Is het mogelijk om straks samen een hapje te gaan eten?”

Fays mond zakte open van verbazing. “Dat meent u niet!”

“En of ik het meen!” Zijn mond lachte, maar zijn ogen lachten niet mee, ontdekte ze.

“Eh…” Fay draaide zich om naar Deidre. Deidre knikte onopvallend met zoiets van: grijp die kans, meid.

“Eh, ja graag!”

“Misschien wil Marco zich over je vriendin ontfermen?”

Marco aarzelde, hij had niet veel zin om met een wildvreemde vrouw opgescheept te zitten. Hij ging liever met de bus regelrecht naar huis. Daar was hij toch al zo weinig.

“Als jullie het niet erg vinden, ik ga liever naar huis.” Deidre wierp een korte dankbare blik op Marco. Hij zou best aardig zijn, maar was beslist niet haar type. Ze moest er niet aan denken de rest van de avond met hem op te trekken. Trouwens, het was al laat genoeg en morgen moest ze werken.

“Bedankt voor de uitnodiging,” zei ze glimlachend en zich tot Fay wendend, die haar ogen nauwelijks van Bogdan af kon houden. “Jou zie ik straks wel, als ik tenminste nog wakker ben.”

“Eh ja,” antwoordde Fay schaapachtig. Deidres woorden drongen amper tot haar door.

Marco probeerde Bogdans blik te vangen, maar deze ontweek zijn blik.

In plaats daarvan glimlachte hij naar Fay. “Als je me even wilt excuseren, ik neem snel een douche. Maak het je makkelijk.” Hij wees op de enige stoel die het vertrek rijk was.

“Tot straks,” riep Deidre bij de deur vandaan. Marco volgde haar en sloot de deur.

Deidre wilde zich uit de voeten maken, maar Marco greep haar arm en hield haar tegen. “Wacht even.”

Bevreemd keek Deidre hem met opgetrokken wenkbrauwen aan.

Marco aarzelde, hij wist eigenlijk niet goed hoe hij dit moest aanpakken. “Eh, die vriendin van je... Zijn jullie dik bevriend?”

Nog steeds met de wenkbrauwen opgetrokken vroeg Deidre: “Ik weet niet of dat jou iets aangaat.”

“Het zit namelijk zo...”

Deidre trok zich los, sloeg de armen over elkaar en bleef hem aankijken “Wat wil je eigenlijk vertellen? Moet ze oppassen voor die Bogdan? Is hij een gevaarlijke rokkenjager?” Deidre proestte het uit. “Fay kan wel op zichzelf passen, hoor! Ze is een grote meid! Hoewel...” Haar gezicht veranderde in een peinzende uitdrukking. “Ze is stapel op hem. Is dat het soms? Wil je me waarschuwen dat hij getrouwd is of zo?”

Marco schudde zijn hoofd. “Nee, getrouwd is hij niet, niet meer tenminste.”

“Als dat het niet is, waar maak je je dan druk om?”

“Je vriendin is het evenbeeld van zijn overleden vrouw, daar maak ik me druk om!”

Verbaasd dat hij daar zo veel drukte over maakte, zei Deidre: “Nou en?”

Geërgerd keek Marco de vrouw voor hem aan. Begreep ze dan niet wat hij bedoelde? Hij zuchtte diep en vervolgde: “Sinds de dood van zijn vrouw heeft Bogdan naar geen andere vrouw omgekeken en nu... Ik ben bang dat hij in haar Joanne ziet.”

Deidre haalde haar schouders op. “Hij zal er snel genoeg achterkomen dat Fay iemand anders is. Ik zou me er niet druk over maken, over een paar dagen zijn jullie weer ergens anders en is hij haar vergeten.” Ongeduldig vroeq Deidre: “Nog iets?”

Marco schudde zijn hoofd en glimlachte wrang. “Sorry, dat ik je ermee lastig heb gevallen, soms ben ik wat Bogdan betreft overbezorgd.”

“Het is fijn om een goede vriend te hebben,” vergoelijkte Deidre. Als je het niet erg vindt, ik ga ervandoor. Je vriend brengt Fay wel thuis, neem ik aan.” Groetend stak ze haar hand op en liep de verlaten gang uit.



Fay bladerde een tijdschrift door zonder er iets van op te nemen. Haar hart ging als een razende tekeer. Ze hoorde het ruisen van de douche en stelde zich zijn goed geproportioneerde lichaam voor. Een blos vloog over haar wangen. “Foei Fay,” sprak ze zichzelf vermanend toe, “waar denk jij aan?”

Het ruisen hield op. Even later kwam Bogdan tevoorschijn. Fris gewassen en geschoren. Langs zijn slaap liep nog een druppel water. Hij had zich verkleed in een wijdvallend zwartzijden overhemd en een zwarte broek. Hij zag er razend knap uit.

Glimlachend kwam hij op haar toe en zei: “Zullen we dan maar?”

Fay had het gevoel dat haar keel was dichtgesnoerd en kon enkel knikken. 

Bogdan stak een hand naar haar uit en trok haar uit de stoel. De aanraking van zijn vingers deed een tinteling door haar heen voeren. Verdorie! Ze gedroeg zich als een puber in plaats van een vrouw van eenendertig!

Fay liet zich meevoeren door de gang naar buiten waar een donkere Mercedes stond. Uitnodigend hield hij het portier voor haar open. Fay liet zich op het zachte leer glijden en voelde zich in een andere wereld. Geluidloos zoefde de wagen door de straten. Ze keek naar zijn slanke handen die losjes om het stuur lagen. Alsof hij haar blik voelde, keek hij haar van opzij even aan. Voor het eerst deed Fay haar mond open en vroeg: “Waar gaan we naartoe?”

“Even buiten de stad is een klein restaurant, daar wil ik naartoe.”

“Ben je hier in de omgeving bekend?”

“Redelijk.”

Fay pijnigde haar hersens wat ze precies van hem wist. Buiten zijn muziek had ze zich nooit in zijn privéleven verdiept. Ze was nuchter en oud genoeg om zich niet meer met dagdromen bezig te houden. In de roddelbladen werd hij zelden genoemd, hij wist zijn privéleven goed gescheiden te houden van zijn werk. Het was bijna een unicum te noemen dat hij in eigen land een concert gaf. Voor het merendeel trad hij met zijn orkest in het buitenland op. Ze wist dat hij vijf concerten in eigen land gaf. Waarvan dit het vijfde was geweest.

“Is dit jouw wagen?”

Bogdan glimlachte. “Ja, vind je hem mooi?”

Fay knikte. “Ik dacht dat jullie je per bus verplaatsen.”

“Doen we ook, maar hier kan bijna iedereen naar huis toe. Het komt voor dat de jongens hun gezin weken niet zien.”

“Heb jij hier ook een huis?”

“Zeker.”

Bogdan ging er verder niet op door. Inmiddels hadden ze het restaurant bereikt. Hij parkeerde de auto en stapte uit. Galant opende hij aan haar kant het portier. Even huiverde Fay in de koele avondlucht. 

Bezorgd vroeg Bogdan: “Heb je het koud?”

Fay schudde haar hoofd. “Niet echt.”

Bogdan pakte haar hand en voerde haar mee naar binnen. Het was op dit late tijdstip rustig in het restaurant.

Ze namen plaats bij het raam dat uitzicht bood op een grote verlichte vijver.

Een ober kwam naar hen toe.

“Wil jij wat eten?” vroeg Bogdan. Zonder haar antwoord af te wachten vervolgde hij: “Ik wel, ik eet nauwelijks voor een concert. Nu rammel ik van de honger.”

“De keuken is al gesloten, meneer,” antwoordde de ober.

“Ach, voor ons maak je wel een uitzondering? Er zal vast nog wel iets eetbaars in de keuken zijn. O, en breng ons een fles champagne.” Zijn charmante glimlach deed de rest.

“Ik zal voor u kijken.”

“Hartelijk dank. Ik ben met alles tevreden.” De ober glimlachte stijfjes en verdween naar de keuken.

“Ziezo, dat is geregeld.” Bogdan legde zijn hand over Fay's hand die op de tafel rustte.

Verbaasd over dit intieme gebaar keek Fay ernaar.

Gedachteloos speelde hij met haar vingers. Fay werd er nerveus van. Voorzichtig trok ze haar hand onder de zijne vandaan en legde hem in haar schoot.

“Is je huis hier in de buurt?” vroeg Fay om de spanning te verbreken.

Het duurde even voordat haar vraag tot hem doordrong. Fay fronste haar wenkbrauwen. Waar was die man met zijn gedachten?

Bogdan herstelde zich en antwoordde: “Mijn huis is inderdaad hier niet ver vandaan. Waarom vraag je dat?”

Fay haalde haar schouders op. “Ik vroeg me af of je vrouw je niet verwachtte.”

Ze zag zijn gezicht betrekken en kortaf zei hij: “Ik heb geen vrouw.”

“O.” Fay voelde intuïtief dat ze zich op gevaarlijk terrein bevond en ging over naar zijn muziek. Dat onderwerp was tenminste veilig. Intussen bracht de ober de champagne. 

Bogdan hief zijn glas en zei: “Proost, op onze kennismaking.”

“Het is leuk je te ontmoeten,” glimlachte Fay. “Thuis heb ik al je cd's.”

Bogdans wenkbrauwen schoten omhoog. “Is dat waar? Ben je echt zo'n fan van ons?”

“Ja,” bekende Fay eerlijk. “Ik ben dol op je muziek.”

“Dank je voor het compliment.”

“Toch is je muziek de laatste jaren veranderd,” ging Fay bijna uitdagend verder. “Het is, hoe zal ik het zeggen, serieuzer, melancholischer geworden dan voorheen. Heb je daar een verklaring voor?”

“Misschien wel,” deed hij raadselachtig. “Wat spreekt je meer aan, de muziek van vroeger of die van de laatste jaren.”

Peinzend draaide Fay haar glas rond. “Ik weet het niet, het is anders, maar zeker niet minder mooi. Je muziek van vroeger was, hoe zal ik het zeggen, frivoler.”

Bogdan staarde haar aan met een vreemde blik in zijn ogen.

De ober kwam opnieuw, nu met een blad vol lekkernijen. Fay keek haar ogen uit. Op het blad stond werkelijk van alles. Schaaltjes gebakken mosselen met een verrukkelijke saus, knapperige salade, oesters en andere visgerechten waarvan Fay de naam niet kende.

Bogdan bedankte de ober hartelijk en schoof de schaaltjes één voor één in haar richting. “Neem wat je lekker vindt.”

Fay nam van alles een klein beetje. Bogdan schepte zijn bord vol alsof hij werkelijk uitgehongerd was. Hoe hield hij zo'n goed figuur als hij zoveel kon eten? vroeg Fay zich af.

Alsof hij haar gedachten raadde, zei hij: “Een concert geven kost minstens zoveel energie als topsport bedrijven.”

Zwijgend aten ze verder. Bij de koffie vroeg Fay: “Ga je vanavond nog naar je huis?”

Opnieuw zag ze zijn gezicht betrekken. “Misschien,” antwoordde hij raadselachtig. Opeens ernstig: “Als ik naar mijn huis ging, zou je dan met me meegaan?”

Fay verschoot van kleur en stamelde: “Ik ken je amper! Je denkt toch niet dat ik zomaar met een wildvreemde mee naar huis ga?”

“Ik ben geen vreemde voor je.”

“Natuurlijk wel! Ik ken je muziek, maar niet de man erachter!” viel ze verontwaardigd uit. “Krijg je andere vrouwen zo makkelijk mee naar je huis?”

“Ik heb het nog nooit aan een vrouw gevraagd,” antwoordde Bogdan naar waarheid.

Even keek Fay hem ongelovig aan, maar iets in zijn blik verzekerde haar dat hij de waarheid sprak.

Ze sloeg haar ogen neer en vroeg zachtjes: “Waarom ik?”

Bogdan boog zich over de tafel heen en nam opnieuw haar hand in de zijne. Ernstig zei hij: “Omdat ik me tot je

aangetrokken voel, daarom.”

Met zijn duim streelde hij over haar pols. Fay voelde haar bloed tintelen. “Doe je het?”

Fay aarzelde. Ze was er het type niet naar om zomaar met iemand mee te gaan die ze niet kende. Ze was heus geen groentje meer. Jarenlang had ze een relatie gehad met John. Ze hadden zelfs samengewoond tot John op een dag hun relatie verbrak, omdat hij op een ander verliefd was geworden. Het had lang geduurd voordat de pijn was verdwenen. Vanaf die tijd had ze af en toe een kortstondige relatie gehad, maar er was nog steeds niemand gekomen waarmee ze haar leven wilde delen. Soms dacht ze weleens dat ze de rest van haar leven alleen zou blijven.

Langzaam schudde ze haar hoofd en keek hem aan. Zijn donkere ogen stonden bijna smekend. “Nee, het spijt me voor je, maar ik doe het niet.”

Bogdan trok zijn hand terug en zei koel: “Jammer dan.”

Hij wenkte de ober en vroeg om de rekening.

Fay voelde zich gekwetst door zijn opeens koele houding.

Nadat de rekening was betaald, schoof hij zijn stoel achteruit en stond op. Fay volgde zijn voorbeeld. Zwijgend stapten ze in de auto. Terwijl hij de wagen startte, vroeg hij: “Ik neem aan dat je niet van gedachten bent veranderd. Waar moet ik je heen brengen?”

Fay noemde de straat waar ze woonde. In een opwelling legde ze een hand op zijn knie en zei: “Niet boos zijn.”

Onmiddellijk legde hij zijn hand over de hare en kneep er zachtjes in. “Ik ben niet boos, je hebt gelijk. Ik loop gewoon te hard van stapel.”

Opgelucht trok Fay haar hand terug en leunde achterover.

Binnen tien minuten stonden ze voor de deur van haar appartement.

Fay draaide haar hoofd naar hem toe en zei: “Bedankt voor de gezellige avond.”

Ze zag hem glimlachen in het donker. Hij maakte geen aanstalten om uit te stappen en Fay deed een greep naar de deurkruk. Plotseling lag zijn arm om haar schouders en trok hij haar naar zich toe. Dicht bij haar gezicht fluisterde hij: “Een afscheidskus, dat mag toch wel?”

Fay hield de adem in, hij was zo dichtbij, ze voelde zijn adem over haar wang strijken. Een kus? Wat kon een kus voor kwaad?

Ze hief haar gezicht naar hem op. Haar lippen weken als vanzelf vaneen. Bogdan boog zijn hoofd en bedekte haar mond met de zijne. Een hand sloot zich om haar schouder en trok haar dichter tegen zich aan, zijn andere hand bracht hij omhoog en streelde haar haren. Fay sloot de ogen en bijna automatisch hief ze haar armen en trok zijn hoofd naar zich toe. Zijn kus werd hartstochtelijker. Ze voelde hoe hij opgewonden raakte. Voorzichtig maakte Fay zich los uit zijn omarming. Hij fluisterde iets wat op een naam leek, maar ze kon het niet verstaan.

Licht nahijgend van zijn hartstochtelijke kus die ook haar niet onberoerd liet, noemde ze zijn naam. Ze probeerde in het licht van de straatverlichting zijn blik te vangen en schrok van de intense gloed in zijn ogen. “Bogdan?”

Langzaam leek hij in de werkelijkheid terug te keren.

Hij liet haar los en glimlachte verontschuldigend. “Was het te hartstochtelijk?”

Fay glimlachte eveneens en schudde haar hoofd. “Nee, dat niet.”

Opeens trok hij haar opnieuw tegen zich aan en fluisterde heftig. “Ik wil je weer zien. Zeg dat je zondag bij me komt. Alsjeblieft, zeg het!”

De kus had iets in Fay wakker gemaakt. Na een korte aarzeling vroeg ze plagend: “Zou je dat graag willen?”

Bogdan liet een kreunend geluid horen. “Ik wil niets liever. Doe je het?”

“Goed.”

Hij drukte een kus op haar voorhoofd. “Dan kom ik je om twaalf uur halen. Afgesproken?”

“Afgesproken.”

Alsof ze door haar belofte zijn hele wereld had veranderd, drukte hij haar nogmaals tegen zich aan. De kus die daarop volgde deed Fay helemaal naar adem snakken. Even plotseling liet hij haar ook weer los, kneep even in haar schouder en fluisterde hees: “Droom van me.”

Daarna opende hij het portier. Fay verliet bijna struikelend de auto. Ze keek nog eenmaal om en Bogdan wierp haar een kushand toe. “Tot zondag, niet vergeten!”

Bijna zwevend liep Fay de trap op. Haar hand trilde toen ze de sleutel in het slot stak. Ze hoopte dat Deidre zou slapen zodat ze nog even kon na dromen over dit heerlijke moment.

Maar Deidre sliep niet. Ze had de kamerdeur op een kier en Fay zag nog licht branden.

Zodra ze haar vriendin hoorde binnenkomen, sprong Deidre uit bed. Ze liep Fay in de kleine hal tegemoet, bleef abrupt staan en stamelde: “Goeie hemel!”

“Wat is er?” vroeg Fay lichtelijk geïrriteerd, omdat Deidre haar droom verbrak.

“Ben je nu al met hem naar bed geweest?”

“Doe niet zo belachelijk!” snauwde Fay. “Wat denk je wel! Trouwens al was het wel zo, dan gaat het je nog niets aan.”

“Jemig, jij hebt het te pakken, zeg!” Deidre schudde haar hoofd. “Neem me niet kwalijk, hoor!” Ze draaide zich om om terug te gaan naar haar kamer.

“Sorry, Dee,” zei Fay berouwvol. Ze strekte haar armen boven haar hoofd en glimlachte gelukzalig. “Maar je verbrak de betovering ook zo abrupt.”

Nieuwsgierig vroeg Deidre: “Heeft hij je gekust?”

“Wat heet!”

Deidre glimlachte. “Nou, droom maar lekker verder. Welterusten.” Ze wipte haar kamer in en sloot zachtjes de deur. Ze gunde Fay dit pleziertje van harte. Fay was veel te serieus wat relaties betreft. Deidre zelf was niet zo standvastig, ze fladderde van de ene relatie naar de andere en gaf er meestal zelf de brui aan. Met Fay lag het anders. Als die zich gaf, gaf ze zich helemaal met alle gevolgen vandien. Daarom verbaasde ze zich dat Fay zich zo had laten gaan. Terwijl Deidre het licht uitknipte, dacht ze plotseling aan de woorden van Marco. Zou het werkelijk waar zijn dat die Bogdan in Fay zijn overleden vrouw terugzag? Ze haalde onverschillig de schouders op. Ach wat! Hij zou toch niet zo achterlijk zijn om Fay met die vrouw te vergelijken?



Bogdan reed de auto in de garage en zuchtte diep. “Joanne,” mompelde hij zachtjes voor zich uit. “Joanne, je bent terug.”

Zodra hij de sleutel in het slot stak, hoorde hij de telefoon rinkelen. Verdorie! Wie belde er nog op dit tijdstip? Even overwoog hij hem niet op te nemen, maar stel je voor dat het Ellen was om te zeggen dat er iets met Carmen aan de hand was. Hij smeet de deur achter zich in het slot en haastte zich naar de telefoon. “Hallo?”

“Ben je daar eindelijk! Ik begon me al ongerust te maken.”

“Ik loop heus niet in zeven sloten tegelijk, hoor!” antwoordde Bogdan sarcastisch. “Waarom bel je eigenlijk? Is het zo dringend dat het niet tot morgen kan wachten?”

“Ik wil je alleen maar waarschuwen.”

“Waarschuwen waarvoor?”

“Bogdan, bega geen fouten, dat meisje is Joanne niet.”

“Waar bemoei jij je mee?” Met een klap smeet hij de telefoon neer. Verdorie, waarom zei Marco dat nu? Natuurlijk was ze Joanne niet. Bogdan streek opeens vermoeid door zijn haar. Of toch? Was ze Joanne wel? Had hij te veel champagne gedronken? Hij schudde zijn hoofd en liep door het stille huis naar boven. Eigenlijk bracht hij hier weinig tijd door. Het huis benauwde hem en herinnerde hem aan gelukkiger tijden, aan Joanne.

Sinds haar dood bracht hij zijn schaarse vrije tijd door bij zijn schoonouders waar ook zijn dochter opgroeide. Na Joannes dood had Ellen onmiddellijk aangeboden de zorg voor Carmen op zich te nemen. Bogdan had geen bezwaar gemaakt, te meer omdat hij weinig tijd had om zich met zijn dochter te bemoeien. Tot nog toe was deze regeling prima bevallen.

Met een zucht trok hij zijn kleren uit en liet zich op het grote bed vallen. Hij stak zijn hand uit naar de lege plek naast hem en kreunde.

Misschien, heel misschien lag er een dezer dagen iemand naast hem. Voor het eerst sinds lange tijd viel hij met een

tevreden glimlach in slaap.



De dagen die haar van de zondag scheidden, liep Fay op een roze wolk. Deidre nam dit met gemengde gevoelens waar.

Tijdens het ontbijt kon Fay, in afwachting van Bogdans komst, bijna geen hap door haar keel krijgen.

“Fay,” waarschuwde haar vriendin, “stel je er niets van voor. Die man stapt zo weer uit je leven.”

“Dat geeft niet,” antwoordde Fay dromerig. “Voor één keer zet ik mijn principes overboord. Als hij vraagt of ik met hem naar bed wil, doe ik het.”

“Je bent niet wijs,” reageerde Deidre spottend en vervolgde dreigend: “Als je er maar wel aan denkt om voorzorgsmaatregelen te nemen en niet alleen om een zwangerschap te voorkomen. Dit soort mannen stapt zo makkelijk met een vrouw in bed.”

“Ja, ja, ik weet wat je bedoelt, maar zo is hij niet.”

“Dat zeg jij! Trap toch niet in die smoezen.” Deidre nam een hap van haar eitje en keek haar vriendin aan. “Die vriend vertelde me ook zoiets.”

“Wanneer heb jij z'n vriend dan gesproken?” informeerde Fay nieuwsgierig.

“Toen we de kleedkamer verlieten. Hij hield me tegen, omdat hij me iets wilde vertellen.”

Fay begreep niet waar Deidre heen wilde.

Deidre haalde haar schouders op en mompelde meer tot zichzelf dan tegen haar tafelgenote: “Och, ik geloofde hem niet. Het was zo'n onzinnig verhaal.” Ze schudde haar donkere kruilen. “Zo'n man als Bogdan blijft niet alleen.”

“Wat bedoel je nu toch?”

In plaats van te antwoorden, vroeg Deidre: “Waar hebben jullie over gesproken?”

Fay haalde haar schouders op. “Niets bijzonders eigenlijk. Dat hij hier niet zo ver vandaan een huis heeft. Ik vroeg of zijn vrouw niet op hem zat te wachten, toen zei hij dat hij geen vrouw had. Daarna hebben we over zijn muziek gesproken.”

“Zijn vrouw is dood.”

Fays mond zakte open van verbazing. “Hoe weet jij dat?”

“Dat vertelde die Marco. Hij wilde jou via mij waarschuwen, omdat Bogdan sinds de dood van zijn vrouw nooit meer naar een andere vrouw heeft omgekeken. Waarom hij opeens belangstelling voor jou heeft, komt omdat je het evenbeeld van zijn overleden vrouw bent.”

Fay staarde haar vriendin nog steeds aan.

Deidre vroeg: “Geloof jij dat?”

Fay dacht na en antwoordde: “Ik wist niet eens dat hij een vrouw had, of heeft gehad en al helemaal niet dat ze dood is.”

“Nou, volgens Marco wel. Hij moet wel erg veel van die vrouw hebben gehouden als hij daarna nooit meer naar een andere vrouw heeft omgekeken,” romantiseerde Deidre met een gelukzalig gezicht. “Het lijkt me heerlijk als een man zo veel om je geeft.” Nuchter liet ze erop volgen: “Waarom komen wij zulke mannen nooit tegen?”

Fay, geheel verdiept in hetgeen Deidre haar net had verteld, stelde peinzend vast: “En ik moet op die vrouw lijken?”

“Blijkbaar.”

Deidre boog over de tafel heen. “Weet je helemaal niets over zijn privéleven?”

Fay schudde haar hoofd. “Nee. Hij geeft zelden een interview en lijkt zijn privéleven helemaal geheim te houden. Trouwens, ik ben niet zo'n lezer van roddelbladen. Hoogstens kijk ik er eens in als ik bij de kapper zit.”

“Misschien staat er een foto van die vrouw in zijn huis, dan kun je het zelf zien.”

Fay schoof ongeduldig haar bord weg en stond op. “Ik ga douchen en me optutten. Voor je het weet is het twaalf uur.”

Toch liet hetgeen Deidre had verteld haar niet los.

Ze dacht terug aan zijn kus en fronste haar wenkbrauwen. Tijdens die kus had hij een naam gemompeld die ze niet had verstaan. Zou het dan toch waar zijn? Zou zij zo op zijn overleden vrouw lijken dat hij... Ach nee, dat was te gek voor woorden.

Klokslag twaalf uur ging de bel. Fay haastte zich naar beneden.

Bogdan nam haar goedkeurend op. Fay had zich sportief gekleed in een lange, witte broek en een vrolijk blauwwit gestreepte blouse. Zelf zag hij er eveneens sportief uit in een lichtblauwe spijkerbroek met daarop een donkerblauw zijden hemd.

“Niet van gedachten veranderd?” informeerde hij met een innemende glimlach.

Fay bloosde. “Nee.”

Wetend dat Deidre hen vanachter het raam nakeek, stak ze haar hand op en zwaaide. Bogdan volgde haar blik en zwaaide eveneens. Even later zoefde de Mercedes over de weg.

“Ik verheugde me op ons weerzien.” Bogdan wierp haar een zijdelingse blik toe. “Jij ook?”

Ze kon hem moeilijk zeggen dat ze de rest van de week nergens anders aan had gedacht. Daarom zei ze zo achteloos mogelijk: “Ik had een drukke week en weinig tijd om erover na te denken, maar ik vind het wel leuk.”

Deidres woorden lieten haar niet los. Ze wilde dolgraag weten of het waar was, maar durfde er niet over te beginnen. Misschien straks als ze bij hem thuis waren.

Al snel lieten ze de stad achter zich en reden over rustieke landweggetjes. Ze reden door een klein dorp en even daarbuiten ging Bogdan de weg af en stopte voor een groot hek. Via de afstandsbediening in zijn auto ging het hek open en de wagen reed naarbinnen. Voor de garage stopte Bogdan en zette de motor af.

“We zijn er.” Snel stapte hij uit om het portier aan haar kant te openen. Zodra ze was uitgestapt, keek Fay om zich heen. De tuin was dichtbegroeid met bomen en struiken en maakte een enigszins verwaarloosde indruk.

Verwachtingsvol keek Bogdan haar aan. “Hoe vind je het?”

“Als ik eerlijk moet zijn, mag je weleens wat aan de tuin doen,” lachte Fay.

Zijn gezicht betrok. Hij kwam hier zo zelden en meestal was het al donker, zodat hij niets van de tuin zag. Trouwens, tot nog toe had hij er geen oog voor gehad. Ja, toen Joanne er nog was. Joanne, die van tuinieren had gehouden en van bloemen.

Zonder antwoord te geven nam hij haar elleboog en leidde haar naar het huis dat verscholen lag achter hoge coniferen.

Fay liet haar blik over het huis gaan en informeerde: “Woon je hier helemaal alleen?” Het huis was behoorlijk groot voor één persoon.

“Tegenwoordig wel.”

Dus hij had hier samengewoond met een vrouw, concludeerde Fay, terwijl Bogdan de voordeur opende. Fay stapte naar binnen. Ondanks de smaakvolle meubilering maakte het huis een koude, onpersoonlijke indruk. Een huis waarin niet werd geleefd. Een huis waarin al jaren een vrouw ontbrak, zag Fay in een oogopslag. Er stonden geen bloemen, er waren geen planten voor de ramen en nergens slingerde iets van een tijdschrift of zo.

“Wil je koffie?”

“Ja graag. Zal ik je helpen?”

Fay volgde hem naar de keuken. Nu moest ze het vragen, maar durfde niet. In plaats daarvan zei ze: “Aardig huis.”

Zijn glimlach was opeens weer hartverwarmend. “Ik ben blij dat je het mooi vindt.”

Even later zaten ze naast elkaar op de bank. Met koffie en broodjes. Bogdan deed niet anders dan Fay aanstaren en at weinig. Ze werd er onrustig van en liet haar blik door de kamer dwalen op zoek naar een foto. Helaas, ze vond er geen.

Nerveus geworden van zijn blik merkte ze op: “Wat kijk je toch naar me? Ben ik zo bijzonder?”

Bogdan legde zijn arm over de rugleuning van de bank, zijn hand raakte haar schouder. Hij schoof dichter naar haar toe en zei: “Ja. Voor mij ben je bijzonder.”

Fay knipperde met haar wimpers en ontweek zijn blik.

Zachtjes vroeg ze: “Waarom ben ik voor jou zo bijzonder?”

Hij gaf geen antwoord, maar trok haar naar zich toe. Zijn vrije hand legde hij om haar gezicht. Fay hield de adem in.

Langzaam boog hij zijn hoofd naar haar toe, zijn lippen raakten de hare en fluisterde: “Je weet niet half hoe belangrijk je voor me bent.” Toen sloot zijn mond over de hare. Hij kuste haar eerst teder, maar met toenemende hartstocht.

Het ging Fay allemaal te snel. Voorzichtig maakte ze zich los uit zijn omhelzing. Hoewel ze het graag wilde, was er iets dat haar tegenhield.

Met grote ogen keek ze hem aan en mompelde zachtjes: “Bogdan, waarom ik?”

“Omdat jij het bent, daarom.”

Fay vond het een vreemd antwoord. Waarom zei hij niet gewoon dat ze op zijn vrouw leek?

Hij wilde haar opnieuw in zijn armen nemen, maar ze ontweek hem en nam het koffiekopje van tafel.

Terwijl ze de koffie dronk, voelde ze zijn strelende hand over haar rug hetgeen haar rillingen bezorgde. O, hij was de man van haar dromen. Fay was bereid om voor één keer haar principes overboord te zetten, maar toch... Ze aarzelde. Wilde ze echt weten of ze op zijn overleden vrouw leek of zou ze alles over zich heen laten komen en genieten? Ze nam de laatste slok koffie en besloot te genieten, maar langzaam.

“Eet jij niets meer?”

Bogdan schudde zijn hoofd. Zijn donkere ogen leken gloeiende kooltje zo intens was de blik waarmee hij naar haar keek. 

Fay stond op. “Dan breng ik dit naar de keuken. Het is zonde om op tafel te laten staan als we toch niets eten.

Hij keek haar na toen ze wegliep. Ze zette de etenswaren in de koelkast en keerde terug naar de kamer. In plaats van naast hem te gaan zitten, liep ze naar het raam dat uitzicht bood op de achtertuin. De zon scheen op het terras.

Zich omdraaiend opperde Fay: “Waarom gaan we niet buiten zitten? Het is prachtig weer.”

Was het verbeelding of zag ze zijn gezicht even betrekken?

Na een korte aarzeling stond hij op. “Als jij het wilt.”

Hij ontsloot de beveiligde tuindeuren en gooide ze open. De achtertuin zag er al net zo verwaarloosd uit als de rest. Fay stapte naar buiten, gooide het hoofd in de nek en strekte haar handen naar de zon. “Hmm, heerlijk die zon!”

Vanuit de deuropening sloeg Bogdan haar gade. Precies Joanne. Joanne had zich ook verheugd over de zonnestralen.

Fay liep de tuin in en plukte onwillekeurig hier en daar wat onkruid weg. Als tuindersdochter had ze al vroeg de liefde voor bloemen en planten ontdekt.

Ze plukte een roos en snoof de geur op. Met een stralend gezicht keek ze naar Bogdan, die geleund tegen de deurpost naar haar keek.

“Jammer, dat er niet meer bloeien. Je moet de rozen op tijd snoeien, dan bloeien ze beter.”

Met de ene roos in haar hand liep ze naar hem toe. “Het is heerlijk buiten, kom.” Ze stak haar hand uit en trok hem mee naar de in elkaar geschoven tuinstoelen. “Het is gewoon zonde om binnen te zitten.”

De tuinstoelen waren smerig. Fay wandelde opgewekt het huis in en kwam terug met een doek om de stoelen schoon te maken.

“Heb je geen kussens?”

“In de garage, denk ik.” Hij maakte geen aanstalten om ze te gaan halen.

“Haal ze dan,” commandeerde Fay, die toch wel de kriebels kreeg van zijn gestaar.

Nadat de kussens op de stoelen lagen, nestelde Fay zich er behaaglijk in. “Nu een cd van Bogdan Strowansky en mijn geluk is compleet vandaag,” glimlachte ze.

Bogdan voldeed aan haar verzoek en even later zweefden de tonen door de tuin. Fay had de ogen gesloten en luisterde genietend. Bogdan trok zijn overhemd uit, het was warm in de zon en vroeg: “Heb jij het niet warm? Ik heb wel een bikini voor je.” Verbaasd deed Fay een oog open. “Het is de vraag of die me zal passen.”

“Die past,” verzekerde hij.

“Hoe weet jij dat nou?”

Bogdan negeerde haar vraag, verdween in huis en zei toen hij terugkeerde: “Ik heb er een in de badkamer gelegd, als je wilt, kun je hem aantrekken. Fay zag dat hij zelf een korte broek had aangetrokken. Hij zag er geweldig uit. Ze hield de adem in. Was het wel verstandig om in zijn bijzijn in bikini rond te lopen? Ach wat, ze had vandaag maling aan haar principes.

“Boven, eerste deur links,” wees hij toen ze opstond. Het was werkelijk warm met zo veel kleren aan.

Fay verdween naar boven en Bogdan maakte intussen een drankje klaar.

Nieuwsgierig opende ze de badkamerdeur. Het was te zien dat deze kort te voren door de heer des huizes was gebruikt. Op een rieten mand lag een cyclaamkleurige bikini. Snel trok Fay haar kleren uit en de bikini aan. Hij zat als gegoten. Nu ze alleen boven was, moest ze de kans waarnemen. Ze sloop de badkamer uit en liep de gang in. Zachtjes opende ze de eerst volgende deur die ze even snel weer teleurgesteld sloot. Het bleek de logeerkamer te zijn. De tweede deur was eveneens een teleurstelling omdat hij dienst deed als Bogdans studeerkamer. Om niet te lang weg te blijven, snelde ze naar de volgende kamer. Wauw! Deze kamer was wat ze zocht.

Een groot bed stond in het midden van de kamer. Aan het verwarde beddegoed was te zien dat Bogdan hier had geslapen, alleen, want de andere kant van het bed zag er onbeslapen uit. Een wand werd geheel in beslag genomen door een kast met spiegeldeuren. Hoe graag ze ook wilde weten wat zich in die kasten bevond, ze durfde niet langer boven te blijven.



“Kon je het vinden?” informeerde Bogdan toen ze terugkeerde. Hij verwachtte geen antwoord, in plaats daarvan verslond hij haar met zijn ogen en reikte haar een glas aan. Fay bloosde onder zijn blik.

Ze nam het glas aan en vroeg: “Wat is dit?”

“Een calypso. Tropisch vruchtensap met een scheutje droge martini.” Fay proefde en vond het lekker.

Ze nestelde zich opnieuw in de stoel en realiseerde zich ineens iets heel vreemds. Hij wist niet eens hoe ze heette! Hij had niet een keer naar haar naam gevraagd. Dat was vreemd!

Ze besloot af te wachten wanneer hij naar haar naam zou vragen. In de zonnestralen doezelde Fay weg. Ze werd gewekt door iets dat langs haar arm gleed. Tussen haar wimpers door keek ze wat het was en ontdekte Bogdan, die naast haar op de grond zat en haar arm streelde. Ze besloot om niet te reageren en alleen af en toe door haar wimpers te gluren. Ze voelde zijn slanke vingers naar haar hals gaan en had moeite om stil te blijven liggen. Hoelang zou ze het volhouden om zich slapende te houden onder zijn strelende vingers?

Bogdans ogen dwaalden over haar slanke lichaam. Ze was klein, net zo klein als Joanne en even slank. Ze was Joanne!

Ze maakte een jarenlang sluimerend verlangen in hem wakker. Gevoelens, waarvan hij dacht dat ze met Joanne waren gestorven, laaiden op. Hij was ineens weer een man van vlees en bloed die naar een vrouw verlangde. Met een vinger volgde hij de contouren van haar mond, raakte haar welgevormde oor aan, gleed via haar hals over haar schouder om bij de bovenkant van haar borsten even tot stilstand te komen. Voorzichtig streelden zijn vingers de welving van haar borsten, gleden over haar platte buik tot aan het bikinibroekje. Fay hield de adem in. Zou hij het durven?

Plotseling waren zijn handen overal tegelijk. Fay kon niet langer doen alsof ze sliep. Ook zij werd bevangen door een ongekend verlangen. Een verlangen om zich aan hem te geven. Ze sloeg haar armen om zijn nek en trok zijn hoofd naar zich toe. Hun monden vonden elkaar. Ze kusten elkaar met groeiende hartstocht. Fay merkte amper dat hij haar optilde, het huis binnendroeg en haar even later op het grote bed vlijde. Zonder elkaar los te laten ontdeden ze zich van de laatste hindernissen. Bogdan kreunde toen hij haar langzaam tot de zijne maakte. Aan Fays keel ontsnapte een diepe, trillende zucht. Samen klommen ze naar de sterren totdat ze hijgend stil hielden in een vreemde verwondering. Fay, omdat dit zo anders was dan ze tot nog toe had meegemaakt. Voor Bogdan was het een ontlading van jarenlange opgekropte gevoelens en emoties. Zwaar leunde hij op haar, woelde met zijn handen door haar verwarde haren en stamelde telkens een naam. Een naam die Fay met een doffe dreun in de werkelijkheid terugbracht.

Zachtjes mompelde ze: “Bogdan?”

Hij smoorde haar vraag met een kus en Fay kon niets anders dan zich opnieuw aan hem overgeven. Wat deed een naam ertoe?

Later, veel later toen hun hartstocht was gestild, moest Fay toch weer aan die naam denken. Ze waren nu zo intiem geweest dat ze het wel durfde vragen. Terwijl ze met haar vingers krulletjes draaide in zijn borsthaar vroeg ze opnieuw: “Bogdan?”

“Hmm?”

Ze richtte zich op een elleboog en keek naar zijn gezicht. “Weet je wel hoe ik heet?”

Bogdan opende zijn ogen en keek haar bevreemd aan. “Hoe je heet?” Bijna verlegen moest hij bekennen dat hij haar naam niet wist. Hij trok haar naar zich toe, verborg zijn gezicht in haar haren en fluisterde gesmoord: “Wat doet een naam ertoe? Voor mij ben je Joanne.”

Fay voelde zich ijskoud worden. Ze rukte zich los en keek hem bedroefd aan. Stilletjes had ze gehoopt dat hij haar naam wel zou weten, ook al had hij er niet naar gevraagd.

Ze schudde haar hoofd. “Nee, ik ben Joanne niet en ik zal nooit Joanne worden, wie ze ook wezen mag.” Ze slikte moeilijk. “Wie was Joanne?”

Bogdan ging op zijn rug liggen en legde een arm over zijn ogen. Hij zuchtte diep eer hij mompelde: “Joanne was mijn vrouw.”

Met veel moeite wist Fay uit te brengen: “Je moet veel van haar hebben gehouden.”

Hij knikte, deed zijn arm weg en keek Fay aan. “Ja, ze was mijn leven.”

Nu moest ze vragen naar iets wat ze eigenlijk niet wilde weten. “Lijk ik op haar?”

Bogdan stak zijn hand uit, maar Fay ontweek hem. In zijn donkere ogen lag een blik van verwondering. “Je bent haar evenbeeld.”

Fay sloeg haar ogen neer. “Dus... dus toen je met me vrijde dacht je aan haar?” Tranen prikten opeens achter haar ogen.

Bogdan probeerde haar naar zich toe te trekken. “Niet huilen. Je vond het toch ook fijn?”

Ze duwde hem weg en zei met trillende stem: “Als ik me aan iemand geef, wil ik dat hij om mij geeft, aan mij denkt en niet aan iemand waar ik op lijk.”

“Vergeef me.” Het klonk zo oprecht dat Fay hem aankeek.

Ze twijfelde aan de oprechtheid van zijn woorden.

Ze ging overeind zitten en sloeg haar armen om de opgetrokken knieën. Plukkend aan het dekbed vroeg ze: “Wat is er met je vrouw gebeurd?”

Bogdan sprak nooit over zijn vrouw, met niemand, uitgezonderd met zijn schoonouders. Hij wendde zijn gezicht van haar af en mompelde: “Ze stierf in het kraambed.”

Geschokt keek Fay naar hem. “En de baby?”

Bogdan deed alsof hij haar niet hoorde en vervolgde met vlakke stem: “Ze wilde zo graag een kind. Eerst wilde het niet lukken, daarna kreeg ze een miskraam. Net toen ze zich erbij had neergelegd kinderloos te blijven, bleek ze zwanger. We waren al tien jaar getrouwd. Alles ging goed totdat de baby, een meisje, was geboren. Toen... toen ging alles heel snel. Acute zwangerschapsvergiftiging.” Het kostte hem nog altijd moeit erover te spreken.

Abrupt sprong hij uit bed. Naakt liep hij naar de deur.

Zijn woorden hadden een diepe indruk op Fay gemaakt. Ze riep hem zachtje achterna: “En de baby? Waar is je dochter nu?”

Zonder zich om te draaien antwoordde hij: “Bij mijn schoonouders.” Hij opende de deur en verdween naar de badkamer. Fay ging weer liggen.

Medelijden welde in haar op, maar ook woede, woede omdat hij haar had misbruikt. Dat was het, ze voelde zich misbruikt! Hoe anders zou het zijn geweest als hij haar eerlijk had verteld dat ze op zijn overleden vrouw leek. Het deed pijn te weten dat hij haar niet om haar zelf wilde. Toch had ze er geen spijt van. Ze wist opeens heel zeker dat dit de man was met wie ze de rest van haar leven zou willen delen, maar niet op deze manier. Hij zou van haar moeten houden om wie zij was en niet omdat ze het evenbeeld was van iemand die niet mee leefde.

Ze schrok uit haar overpeinzing toen Bogdan in de deuropening verscheen. Zijn haar was nog vochtig van het douchen. Onwillekeurig sloeg haar hart een slag over.

Leunend tegen de deurpost merkte hij koeltjes op: “Ik neem aan dat je naar huis wilt?”

Fay knikte, niet tot antwoorden in staat.

Met een nerveus gebaar streek Bogdan door zijn haar. Er lag een pijnlijke trek op zijn gezicht. Hij deed een stap de kamer in, schudde zijn hoofd en stamelde: “Ik... ik neem aan dat je geen excuus aanvaard?”

“Nee, want je excuses zouden niet oprecht zijn,” fluisterde Fay hees. “Je hebt er geen spijt van.”

Plotseling grinnikte hij: “Eerlijk gezegd niet.” Hij kwam een stap dichterbij. “Maar ik kan me indenken dat je je gekwetst voelt.”

Met grote ogen keek Fay hem aan en mompelde gesmoord: “Het doet pijn, ontzettend veel pijn. En als je nu de kamer wilt verlaten, dan kan ik naar de badkamer.”

Bogdan knikte. Hij wilde iets zeggen, maar kon de juiste woorden niet vinden. Fysiek voelde hij zich bevredigd, maar tegenover deze jonge vrouw voelde hij zich schuldig.

Zodra hij de slaapkamer had verlaten, sprong Fay uit bed en trok de badjas aan die Bogdan achteloos op het bed had gegooid. Ze probeerde niet zijn geur te ruiken. Fay opende zachtjes laden en kasten. Met open mond staarde ze naar de inhoud van de kledingkast, die vol hing met jurken, pakjes en mantels. Onderin stonden schoenen. Keurig op een rij. Fay kon het niet nalaten een paar schoenen te passen. Als ze werkelijk zo op die Joanne leek, moesten de schoenen ook passen. Waarachtig! Ze had zelfs dezelfde maat schoenen als Joanne!

Maar hoe ze ook zocht een foto van Joanne kon ze nergens ontdekken. Opeens ging haar een licht op. Ze moest die foto waarschijnlijk heel ergens anders zoeken. Op die plek waar Bogdan, als hij thuis was, zich het meest ophield. Natuurlijk! Hoe had ze zo dom kunnen zijn? Die foto stond in zijn studeerkamer!

Op weg naar de badkamer passeerde ze Bogdans studeerkamer.

Voorzichtig luisterde ze aan de deur. Ze had Bogdan de trap af horen gaan, maar je kon nooit weten. Zachtjes opende ze de deur op een kier en gluurde naar binnen. Niemand te zien. Op haar tenen liep ze de kamer in. Zoekend keek ze om zich heen en toen opeens zag ze de foto. Fay verschoot van kleur. Het was alsof ze in de spiegel keek. Hoe was het mogelijk dat twee mensen zo op elkaar konden lijken?

Langzaam liep ze dichterbij en stak haar handen uit om de foto op te nemen.

“Wat zoek je hier?”

Verstijfd van schrik liet Fay de foto uit haar handen vallen. Het geluid van brekend glas weerklonk door de ruimte.

Met twee grote passen was Bogdan bij haar. Hij nam haar arm in een ijzeren greep en rukte haar opzij. “Verdorie! Kijk nou eens wat je hebt gedaan!” siste hij.

“Het spijt me,” stotterde Fay. “Als jij me niet zo had laten schrikken, was er niets gebeurd.”

“Wie geeft je het recht om door mijn huis te sluipen en rond te snuffelen?” snauwde hij.

Fay hervond haar kalmte. Wie dacht hij wel dat hij was?

“Ik was nieuwsgierig naar de vrouw waarop ik lijk. Is dat zo onbegrijpelijk?”

Bogdan antwoordde niet. Op zijn hurken gezeten raapte hij de scherven bij elkaar en pakte de foto. De foto had een paar krasjes opgelopen. Met een intens teder gebaar ging Bogdan met een vinger over de foto. Fay kon het niet aanzien.

Abrupt draaide ze zich om en vluchtte naar de badkamer. Even later vermengden haar tranen zich met het warme water...



Fay dankte de hemel dat Deidre niet thuis was toen ze, na een allesbehalve aangename rit, door Bogdan voor de deur was afgezet.

Tijdens de rit naar huis had Bogdan nog een poging gedaan om de kloof, die ertussen hen was ontstaan te overbruggen, maar Fay was emotioneel zo kapot dat ze niet op zijn attenties inging. Ze kon het domweg niet. Uiteindelijk had Bogdan de moed opgegeven en de rest van de rit zijn mond gehouden.

“Ik zie je zeker niet meer?” poogde hij nog eenmaal toen ze op het punt stond om uit te stappen.

Ze wierp hem een medelijdende blik toe. “Dat denk ik niet. Zolang jij mij ziet als je overleden vrouw, zie ik weinig kans op een voortzetting van dit alles.” Met moeite haar tranen terugdringend fluisterde ze schor: “Het is beter als we elkaar nooit meer zien. Ik ben Joanne niet. Jouw Joanne bestaat niet meer, pas als je dat beseft kun je terugkomen.”

Met het hoofd rechtop, was ze naar de deur gelopen. Eenmaal binnen gooide ze zich op de bank en liet haar tranen de vrije loop.

Uitgeput van verdriet viel ze in slaap. Zo vond Deidre haar toen ze vroeg in de avond thuiskwam.

Deidre gooide haar jas op een stoel, schonk een glas sherry in en ging zitten. Terwijl ze naar haar vriendin keek, laaide de woede in haar op. Verdorie! Wat had die man met Fay gedaan?

Alsof ze voelde dat er naar haar wer gekeken, opende Fay de ogen en kwam overeind. “Ik ben in slaap gevallen.”

“Wat is er gebeurd?” viel Deidre met de deur in huis.

Fay steunde het hoofd in de handen en zweeg.

Deidre zette haar glas neer en knield naast haar vriendin. Troostend sloeg een arm om Fay's schouders. “Hé, vertel eens. Heb je ruzie met hem gehad?”

“Je had gelijk,” snifte Fay. “Die Marco had helemaal gelijk!”

“Daar was ik al bang voor,” steld Deidre nuchter vast.

“Hij heeft je dus gewoon misbruikt.”

Fay leunde tegen Deidre aan. “En toch... en toch ... Ik hou van hem!” huilde ze met gierende uithalen.

“Weet je dat wel zeker?” Deidre, zelf impulsief wat de liefde betrof, kon dit niet van Fay begrijpen. Fay was niet zo snel beïnvloedbaar.

“Ik weet het zeker!”

Fay hief haar hoofd, wiste de trane van haar gezicht en keek Deidre aan. “Hij is de man met wie ik de rest van mij leven zou willen delen. Eindelijk heb ik hem gevonden en dan houdt hij niet van mij!”

“Nee,” concludeerde Deidre, “Hij houdt van zijn overleden vrouw. Heb je een foto van haar gezien?”

“Ja, en die liet ik nog uit mijn handen vallen ook!”

“Lijk je werkelijk zo veel op haar?”

Fay ging rechtop zitten. “Op haar lijken? Ik dacht dat ik in de spiegel keek!”

Deidres nieuwsgierigheid was nog niet bevredigd, daarom informeerde ze: “Ben je met hem naar bed geweest?”

Fay knikte en fluisterde: “Het was hemels, alleen...” Ze zuchtte diep. “Hij noemde telkens een naam. Toen ik later vroeg of hij mijn naam eigelijk wel wist, bleef hij het antwoord schuldig. Voor mij ben je Joanne, zei hij.” Verontwaardigd keek Fay Deidre aan. “Nou vraag ik je!”

“Wat een schoft!” stoof Deidre op.

Fay schudde haar hoofd. “Een schoft is hij niet. Eigenlijk heb ik diep medelijden met hem.” Zachtjes mompelde ze: “Hij moet verschrikkelijk veel van die vrouw hebben gehouden.”

“Dat kan wel wezen, maar het leven gaat verder,” was Deidres droge commentaar. Peinzend vervolgde ze: “Hoe laat je zo'n man z'n vrouw vergeten?”

Mistroostig schudde Fay het hoofd en verzuchtte: “Ik weet het niet.”



Bogdan was nauwelijks thuis of de telefoon rinkelde.

Hij vermoedde dat het Marco zou zijn en hij was helemaal niet in de stemming om opnieuw door hem op de vingers te worden getikt. Daarom baste hij: “Zeg het maar.”

Verbaasd hoorde hij dat niet Marco, maar zijn schoonvader aan de telefoon was. “Bruce, sorry! Ik dacht dat er iemand anders belde,” verontschuldigde hij zich. “Vertel. Wat kan ik voor je doen?” Plotseling denkend aan zijn dochter vervolgde hij: “Of is er iets met Carmen?”

“Nee, niet met Carmen, zij maakt het uitstekend. Ze mist je.”

Bogdan haalde zijn vingers door het haar en zuchtte: “Zodra ik tijd heb, kom ik haar opzoeken.”

Aan de andere kant schudde Bruce zijn hoofd. Hoeveel hij ook om zijn schoonzoon gaf, hij nam het hem kwalijk dat hij zo weinig naar zijn dochter omkeek. Zelf hield hij veel van de kleine meid, maar zij werden er niet jonger op en zo'n kind nam toch heel wat tijd in beslag. Om over het werk niet eens te spreken. In stilte had hij gehoopt dat Bogdan op een dag een andere vrouw zou ontmoeten. Helaas. Bogdan leek Joanne niet te kunnen vergeten. Hij koesterde haar op een bijna ziekelijke manier. Het was hun dochter geweest en ook zij misten haar verschrikkelijk, maar het leven ging door hoe moeilijk het ook was. En nu... nu moest hij toch een beroep op zijn schoonzoon doen. Soms neemt het leven zelf een beslissing.

“Ik zou het prettig vinden als je haar nu kwam halen.”

“Waarom?” vroeg Bogdan verbaasd.

“Omdat Ellen is gevallen.”

“Is Ellen gevallen?” herhaalde Bogdan onnozel.

“Ja. Ze heeft een heup gebroken en moet worden geopereerd. Carmen is momenteel bij de buren, maar daar kan ze niet blijven.”

“O jee. Ja, ik kom,” mompelde Bogdan totaal overrompeld door het bericht. “Denk je dat het lang gaat duren?”

“Daar zou ik maar op rekenen.”

“Hoe moet ik dat doen? Ik ben bijna nooit thuis zoals je weet.”

“Dat is nu jouw probleem, Bogdan,” meende Bruce. “Wij hebben vier jaar met liefde voor je dochter gezorgd. Het wordt tijd dat je het zelf gaat doen, tenslotte ben jij haar vader.

Het werd Ellen toch al teveel de laatste tijd.”

Bogdan had er nooit bij stilgestaan dat zijn schoonouders erop een dag het bijltje bij neer zouden gooien. Hij had het zo vanzelfsprekend gevonden dat zij de verzorging van zijn dochter op zich hadden genomen.

Wat moest hij met z'n dochter beginnen? Peinzend streek Bogdan over zijn kin, haalde zijn schouders op en zon op een oplossing voor dit onverwachte probleem.

“Bogdan?”

“Ja?”

“Kom eerst naar het ziekenhuis. Ellen wil je spreken voordat je Carmen haalt.”

“Doe ik.” Met een zucht legde Bogdan de telefoon neer.

“Verdorie!” mopperde hij hardop. “Wat moet ik met dat kind?”

Hij had ogenblikkelijk spijt van zijn uitval. Carmen was het kind dat Joanne zo graag had gewild. Vond hij het daarom zo moeilijk om met haar om te gaan? Gaf hij onbewust dit kind de schuld van Joannes dood? Hij mocht zo niet denken. Het kind kon het immers niet helpen? Zij had niet om het leven gevraagd!

Goed, hij moest er maar het beste van maken, ook al wist hij niet hoe. Hoe ging je om met meisjes van vier?



“Papa?”

“Ja.”

Carmen huppelde naast hem het tuinpad op. Haar kleine hand rustte in de zijne.

“Opa zegt dat ik bij jou moet blijven, want het duurt héél lang voordat oma beter is.”

“Zo, zegt opa dat,” mompelde Bogdan.

“Dat zegt opa,” herhaalde het kind.

Bogdan haalde diep adem. “Dan zullen we een oppas voor je moeten zoeken, want ik ben heel veel weg.”

“Waar ga je dan naartoe?”

“Ik moet werken. Centjes verdienen.”

“Opa hoeft niet centjes te verdienen, opa is altijd thuis.”

“Opa hoeft nu geen centjes meer te verdienen,” verbeterde Bogdan.

Alsof ze begreep wat hij bedoelde, zei ze: “Ja, opa is oud, die kan niet meer werken, hè?”

“Zo is het.”

Eenmaal in de kamer bleef Carmen stokstijf staan en keek om zich heen. Ze was hier zo zelden geweest en de laatste keer was lang geleden. Haar gezichtje betrok.

Verbaasd keek Bogdan naar zijn dochter en merkte op: “Wat kijk je raar. Bevalt het je hier niet?”

Met de armen op de rug liep Carmen langzaam de kamer door en schudde haar hoofd. “Het is hier niks gezellig.”

“Nou, daar moeten we maar eens verandering in brengen, vind je ook niet? Zullen we morgen samen boodschappen gaan doen?”

Carmens gezichtje klaarde op. “Mag ik dan kiezen?”

Niet-begrijpend vroeg Bogdan: “Wat wil je kiezen?”

“De bloemen en planten natuurlijk! Oma heeft een heleboel planten en bloemen. Dat moet ik ook.”

Spottend merkte Bogdan op: “Hoor me zo'n kleine dame eens aan. Heb je nog meer wensen?”

Nadenkend legde ze een vinger langs haar neus. “Nu even niet, misschien later,” verklaarde ze eigenwijs. Vervolgens stapte ze van het onderwerp af en vroeg: “Heb je limonade?”

“Ga maar kijken in de koelkast. Ik breng je koffers naar boven.” Met een vermoeide zucht sjokte Bogdan de trap op.

Het was duidelijk dat zijn schoonouders niet van plan waren langer voor hun kleindochter te zorgen. Bruce had bijna alles ingepakt.

Bogdan deponeerde de koffers in de logeerkamer. Voorlopig moest Carmen daarmee genoegen nemen. Later zou hij de oorspronkelijke babykamer voor haar inrichten.

Terwijl Carmen tussen de bagage haar knuffels zocht, belde Bogdan Marco.

“Ik zit met een probleem,” viel hij met de deur in huis.

Marco reageerde niet erg toeschietelijk. Hij was Bogdans houding van onlangs nog niet vergeten.

“En dat is?” informeerde hij zonder veel belangstelling.

“Ik zit met mijn dochter opgescheept.”

Marco, zelf vader van twee kinderen deed het pijn te horen hoe Bogdan over zijn dochter sprak.

“En? Waarom bel je mij daarvoor op?”

“Ik weet me geen raad! We hebben voor volgende maand een tournee gepland.”

“Dan zoek je toch een oplossing.”

“Zeg, luister eens!” viel Bogdan nijdig uit. “Ik dacht dat we vrienden waren.”

“Wat heeft dat ermee te maken?”

“Alles.”

“Zeg, hoor eens even! Jij hebt een dochter en bent daar verantwoordelijk voor.” Nu pas drong het tot Marco door dat Bogdan blijkbaar voor langere tijd met zijn dochter 'opgescheept zou zitten', zoals hij het zelf uitdrukte. “Waarom is ze eigenlijk bij jou?”

“Omdat Ellen een heup heeft gebroken en voor Bruce was dat aanleiding genoeg om zich van mijn dochter te ontdoen.”

Marco ergerde zich groen en geel aan Bogdans manier van spreken. Daarom merkte hij geïrriteerd op: “Je dochter is geen meubelstuk! Bovendien is ze jouw dochter en jouw verantwoording, niet die van je schoonouders!”

“Oké, oké,” kalmeerde Bogdan zijn vriend. “Maar ik weet me geen raad!”

“Waarom vraag je dat vrouwtje niet om je te helpen?”

“Die komt niet meer,” gaf Bogdan spijtig toe.

“Nee, dat dacht ik wel,” sneerde Marco, “wie wil nu in de schaduw staan van zijn dubbelgangster? Viel ze tegen?”

Ongeduldig antwoordde Bogdan: “Laten we het daar niet over hebben. Ik zit momenteel met een heel ander probleem en dat is mijn dochter.”

“Dat begrijp ik, maar wat kan ik daaraan doen? Zet een advertentie in de plaatselijke krant voor een huishoudster.”

“Goed, goed, dat kan ik doen, maar dan heb ik nog niets op korte termijn.”

“O, is dat een probleem. Je zoekt een oplossing op korte termijn! Waarom bel je mij eigenlijk? Ik kan je niet helpen.”

“Jij niet, maar misschien weet Martine een oplossing?”

“Nou, ik zal Martine vragen of zij bereid is je te helpen. Ik bel je nog wel.”

“Waarom komen jullie niet even langs?”

“Ik zal het met Martine overleggen.”

Aannemend dat Marco en Martine zouden komen, besloot Bogdan het gesprek met: “Tot straks.”

“Ik vind deze kamer niks leuk,” kondigde Carmen aan toen hij zijn hoofd om de hoek van de logeerkamer stak. “Heb je niet een andere kamer voor me?”

Bogdan aarzelde. Sinds de dood van Joanne had hij nooit meer een stap in de babykamer gezet. Hij wist niet eens hoe hij die zou aantreffen.

“Papa, ik vroeg je iets,” dramde Carmen. “Je hebt toch wel een andere kamer?”

Bogdan zuchtte: “Goed, kom maar mee.”

Opgewekt huppelde Carmen naast hem door de gang. Eerst naar de studeerkamer waar Bogdan uit een lade van het bureau een sleutel haalde.

“Waarom zit die deur op slot?” informeerde Carmen nieuwsgierig. “Is het een geheime kamer soms?” ging ze fluisterend verder. Dat die kamer op slot zat, maakte het erg spannend.

Bogdan slikte opkomende emoties weg. Hij reageerde kortaf. “Nee, het is geen geheime kamer. Dit is gewoon een kamer.

Met grote, vragende ogen keek Carmen haar vader aan. “Waarom heb je die deur op slot gedraaid?”

“Omdat ik die kamer niet nodig hebt.”

Bogdan opende de deur en Carmen keek nieuwsgierig om de hoek. Toch een beetje voorzichtig. Je kon immers niet weten?

De kamer was leeg op een grenenkast na en een klein rieten stoeltje.

“Hier is geen bed,” stelde Carmen nuchter vast. Ze keek met een ernstig snoetje om zich heen. “Maar deze kamer is wel gezelliger.”

Bedachtzaam nam ze plaats in het rieten stoeltje, een knuffelbeest dicht tegen zich aangeklemd. De kamer oogde heel vriendelijk met het zachtgele behang, afgezet met een rand vrolijk trompetterende olifantjes.

Bogdan leunde, overmand door emoties, tegen de muur.

“Het is beter als je in de logeerkamer blijft,” besliste hij kortaf. Bruusk draaide hij zich om en verliet de kamer. Zijn stem klonk bijna boos toen hij beval: “Carmen, kom!”

Geschrokken van zijn toon kwam Carmen hem haastig achter na.

Bogdan sloot de deur en draaide hem op slot. Niet-begrijpend keek het kind naar hem op. “Waarom doe je dat? Waarom mag ik daar niet slapen?”

Ongeduldig legde Bogdan uit: “Omdat er geen bed staat.”

“Ben je boos?” vroeg Carmen met een bedremmeld stemmetje.

“Nee,” verzuchtte Bogdan, “ik ben niet boos.”

Hoe moest hij het kind uitleggen welk gevoelens het openen van die deur bij hem wakker hadden gemaakt? Hij wist het niet. Om zijn gedrag te vergoelijke stelde hij voor: “Zullen we ergens gaan eten?”

Carmen reageerde enthousiast. “Ja, lekker! Patat met een kroket!”

Bogdan kreunde: “Vind je dat lekker?”

“Het lekkerste wat er is!”

“Goed, we gaan patat eten met een kroket.”

Voor het moment was de spanning gebroken.



Heb je het eten nog niet klaar?” informeerde Fay met een stuurs gezicht. Er kon de laatste tijd geen lachje meer af. Ze zag bleek en onder haar ogen lagen donkere kringen.

Deidres vrolijke bui was vandaag niet te stuiten. Ze klapte verrukt in haar handen en lachte: “Nee.”

Voordat Fay boos kon uitvallen, viste Deidre uit de zak van haar spijkerbroek een briefje van tweehonderd euro en wapperde ermee in de lucht, terwijl ze een pirouette draaide. “Kijk eens! Gewonnen met één kraslot!”

“Heb je mazzel,” reageerde Fay zonder enig enthousiasme. “Maar wat heeft dat met het eten te maken?”

“Wat dacht je van een etentje buiten de deur?”

“Kun je dat geld niet beter gebruiken?” meesmuilde Fay.

“Jakkes! Wat doe jij vervelend! Ik trakteer omdat het tijd wordt dat jij er eens uitkomt. Je zit nu al weken binnen te kniezen. De wereld bestaat niet alleen uit Bogdan Strowansky! Zet die kerel uit je hoofd. Vooruit! We maken er een dolle avond van!”

Deidre wervelde neuriënd naar de slaapkamer. Geen tien Fay's konden haar humeur verpesten.

Even later verscheen Fay in de deuropening. “Sorry,” bood ze haar excuses aan en vervolgde met een zucht: “Je hebt gelijk, het wordt tijd om hem uit m'n hoofd te zetten. Alleen...”

“Alleen wat?”

“Ach nee, laat maar.” Fay draaide zich om en leunde met haar voorhoofd tegen de deurpost.

Deidre, met een been in een broek hinkte naar haar toe en legde een hand op haar schouder. “Je vergeet hem op den duur heus wel. Ik begrijp dat het moeilijk is, maar je kunt niet blijven kniezen.

Fay vocht tegen opkomende tranen. Ze beet op de knokkels van haar hand en mompelde: “Dat weet ik wel, maar ik...”

“Kan hem niet vergeten,” vulde Deidre aan om nijdig te vervolgen: “Ik wou dat ik die kaartjes nooit had gekocht!”

Fay hief het hoofd en keek Deidre aan. Er kwam een speciale glans in haar ogen toen ze zachtjes opmerkte: “En toch had ik het voor geen goud willen missen.”

“Anders ik wel!” stoof Deidre op. “Ik zit namelijk met iemand in huis die alle dagen een geweldig humeur heeft, weet je!”

“Je hebt gelijk.” Fay zuchtte diep. “Ik moet hem vergeten.”

“Zo mag ik het horen,” prees Deidre en wurmde haar andere been in de strakke broek.

In een opwelling sloeg Fay een arm om haar heen en gaf haar een zoen. “Bedankt voor je geduld. We maken er een gezellige avond van.”



Het was druk in het gerenommeerde restaurant dat Deidre had uitgezocht. Met moeite vonden ze een tafeltje achterin.

Terwijl ze de menukaart bestudeerden, informeerde een ober wat ze wilden drinken.

“Champagne graag,” bestelde Deidre.

“Meid, ben je gek!” siste Fay verschrikt. “Dat kost je een vermogen!”

Deidre haalde de schouders op. “Wat maakt het uit?” en verdiepte zich in de menukaart. 

“Kijk eens wie we hier hebben?” klonk het opeens naast hen.

Verschrikt keek Fay op evenals Deidre wiens gezicht ogenblikkelijk versomberde. Waarom moest die Marco nu uitgerekend hier eten? Net nu Fay had besloten Bogdan uit het hoofd te zetten, werd ze er weer mee geconfronteerd.

“Hebben jullie er bezwaar tegen als we bijschuiven? Er is geen tafel meer vrij.” Zonder een antwoord af te wachten schoof hij zijn vrouw naar voren. “Mag ik jullie voorstellen: mijn vrouw Martine.”

Martine bleek een mollige vrouw van gemiddelde lengte. Ze had een innemend gezicht en prachtige grijze ogen. Ze lachte stralend en schudde handen. “Leuk, kennis te maken. Marco heeft me verteld van die vreemde ontmoeting.”

Ze hield Fay's hand langer vast en constateerde: “De gelijkenis is werkelijk verbazingwekkend!”

Fay glimlachte als een boer die kiespijn heeft.

Martine legde verontschuldigend ee hand op Fay's arm en sloeg de ander voor haar mond. “Ach, neem me niet kwalijk! Wat onnadenkend van mij. Het moet een pijnlijke ontdekking voor je zijn geweest. Sorry hoor!”

Fay mompelde: “Het geeft niet.”

Martine wendde zich tot haar man. “Misschien vinden ze het helemaal niet prettig als we bijschuiven.”

Voor Deidre had kunnen antwoorde, zei Fay: “Ga gerust zitten, mij stoort het niet en Deidre evenmin, denk ik.”

Deidre schudde haar hoofd, opgelucht dat Fay het zo goed opnam. Dat kwam waarschijnlijk omdat Martine zo vriendelijke overkwam. De ober bracht de champagne en nam hun bestelling op.

“Hebben jullie iets te vieren?” informeerde Marco nadat ze hadden plaatsgenomen.

“Ik heb wat geld gewonnen met een kraslot, daarom trakteer ik vanavond,” lachte Deidre.

“Dat is nog eens een lot uit de loterij! grinnikte Marco. “Ik win nooit iets.”

“Je moet geluk hebben,” vond Deidre, “is het niet in de liefde dan maar met een gokje.”

Martine staarde, met de handen gevouwen onder haar kin peinzend naar Fay. Fay voelde die blik en keek Martin aan.

“Ben je er een beetje overheen? vroeg Martine zachtjes.

Fay haalde de schouders op en knikt “Het slijt wel.”

Meelevend schudde Martine haar hoofd. “Jammer dat het zo gelopen is. Hij zou het verleden los moeten laten.”

Fay wenste dat Martine haar mon hield over Bogdan. Marco deed er nog een schepje bovenop door op te merken: “Dat zal wel veranderen nu hij zijn dochter thuis heeft.”

Zo achteloos mogelijk vroeg Fay: “Waarom heeft hij zijn dochter thuis?”

“Zijn schoonmoeder heeft een heup gebroken.”

“Het is ook niet goed voor een kind om bij opa en oma op te groeien,” meende Martine.

“Is het de bedoeling dat ze bij hem blijft?” informeerde Deidre. “Kan hij dat combineren met zijn werk?”

“Hij is op zoek naar een huishoudster.”

“Ik wou dat hij niet zo kieskeurig was,” verzuchtte Martine en ter verduidelijking: “Zolang hij niemand heeft, vang ik haar op.” Ze grinnikte en gaf Marco speels een por met haar elleboog. “Hij is het er niet mee eens, maar och...”

“Ik ben het er niet mee eens, omdat Bogdan zich zo aan zijn verantwoordelijkheden onttrekt.”

“O nee,” zei Martine beslist. “Daar krijgt hij de kans niet voor!”

Fay had stilletjes het gesprek aangehoord en kreeg opeens een geweldig idee. Deidre begon met Marco een gesprek over het werk als musicus.

“Wanneer gaan jullie weer op tournee?” onderbrak Fay hen.

“O, voorlopig hebben we alleen een aantal concerten in Duitsland, net over de grens. Maar er komt meer bij kijken dan alleen concerten geven. Wat dacht je van repetities?”

Fay kreeg een kleur van opwinding. Deidre nam de plotselinge verandering bij haar vriendin waar. Die diepe denkrimpel tussen haar ogen betekende dat Fay beslist iets aan het uitbroeden was.

Ze probeerde haar een waarschuwende blik toe te zenden, maar Fay ontweek opzettelijk haar blik. In plaats daarvan wendde ze zich tot Martine en hoorde haar zo subtiel mogelijk uit over Bogdans werkomstandigheden, maar vooral over zijn dochter en wat er van een kinderoppas werd verwacht.

“Hij zoekt niet alleen een oppas voor Carmen,” legde Martine uit. “Ze moet tevens de huishouding op zich nemen. Het moet iemand zijn die daar in huis komt wonen.”

Deidre wond zich meer en meer op. Fay bleef haar blik ontwijken. Tenslotte stak Deidre onder de tafel haar voet uit en gaf Fay een flinke trap.

“Au!” Verontwaardigd keek Fay haar aan. “Waarom deed je dat?”

“Wat?” vroeg Deidre liefjes en lepelde met een onschuldig gezicht het laatste restje ijs uit het glas.

“Mij een trap geven, naarling! Waarom deed je dat?” Fay bukte zich en wreef met een vertrokken gezicht over de pijnlijke plek.

Martine en Marco keken verbaasd van de een naar de ander. Wat gebeurde er allemaal?

“Goed.” Demonstratief zette Deidre haar lepel in het glas, sloeg de armen over elkaar en sneerde: “Goed, ik zal het je uitleggen. Jij zit ergens op te broeden en volgens mij betekent dat niet veel goeds.”

“Hoe kom je daar nu bij?” merkte Fay met gespeelde onschuld op.

“Vertel mij niks, juffertje! Ik ken je langer dan vandaag.”

Deidre boog over de tafel heen en ging op indringende toon verder: “Wat voer je in je schild?”

Toen Fay geen antwoord gaf, veerde Deidre overeind en riep triomfantelijk uit: “Ik weet het!”

“Ik weet niet waar je het over hebt.” Fay bleef de vermoorde onschuld uithangen.

Deidre stak vermanend een vinger op en waarschuwde: “Als je het maar laat!”

Fay lachte onzeker. “Ik weet nog steeds niet wat je bedoelt.”

“Ik zal het je uitleggen. Jij bent van plan te solliciteren naar dat baantje van huishoudster!”

Fay bewoog even met haar hoofd en sloeg de ogen neer.

“Je bent het echt van plan, hè?”

Na een korte aarzeling gaf ze toe: “Misschien wel.”

Marco reageerde het eerst. “Dat meen je toch niet?”

“Nee,” viel ook Martine hem bij, “dat lijkt me niet verstandig.”

Fay had razend snel een plan bedacht. “Ik ga ook niet zoals ik er nu uitzie. Wat dachten jullie wel! Ik ben niet gek.”

“Je bent hartstikke gek als je eraan begint,” schamperde Deidre. “Je hebt een heerlijke baan, die ga je toch niet opgeven om op zo'n peuter te passen? Trouwens,” vervolgde ze nijdig, “het gaat je helemaal niet om dat kind, maar om haar vader.”

Martine keek medelijdend naar Fay en stelde zachtjes vast: “Je houdt van hem, hè? Je kunt hem gewoon niet vergeten.”

Fay sloeg haar ogen neer en knikte.

“Ik begrijp het wel,” ging Martine verder, “een man als Bogdan kun je niet zomaar uit je hoofd zetten. Maar toch zou je er goed aan doen hem te vergeten. Hij zal je altijd met Joanne blijven vergelijken en dat is niet goed.”

“Maar als hij nu eens leert houden van iemand die niet op Joanne lijkt?” probeerde Fay.

“De kans is klein dat hij dat ooit zou doen, maar ik zal de dag zegenen als dat gebeurt,” verzuchtte Marco hoofdschuddend.

“En dat wil jij gaan proberen?” schamperde Deidre. “Hoe denk je dat te gaan doen? Je bent het evenbeeld van zijn overleden vrouw.”

“Ik kan mijn uiterlijk toch veranderen?”

“Je lijkt wel niet wijs!” Deidre booog zich over de tafel en keek haar vriendin doordringend aan. “En jij denkt dat hij daar intrapt? Meid, denk na! Goed, je verft je haar, zet desnoods een bril op en als je het voor elkaar krijgt dat hij verliefd op je wordt, zeg je wie je werkelijk bent. Denk je dat dat werkt?”

Fay gaf niet direct antwoord. Ze was inderdaad zoiets van plan geweest, maar had geen moment nagedacht aan een ontknoping.

“Het is misschien toch niet zo'n gek idee,” merkte Martine peinzend op.

Deidre keek haar aan met een blik van: jij hebt ze niet op een rijtje. Ze kreeg bijval van Marco. “Zeg, doen jullie niet zo gek. Je denk toch niet dat Bogdan daar intrapt?”

Martine sloeg met een vlakke hand tafel en reageerde nijdig: “Nu moet eens goed luisteren, lieve echtgenoot van me. Jij zegt altijd dat Bogdan nooit naar vrouwen omkijkt. Als je er nu dagelijks mee geconfronteerd wordt, heb je kans dat er iets moois opbloeit.” En met een schalks lachje: “Tenslotte heeft meneer uit de roompot gesnoept en heeft vast trek in meer.”

Fay bloosde gegeneerd na die woorden. Het was duidelijk dat Bogdan over zijn ervaring met Marco en Martine had gesproken.

Martine zag het en verontschuldigde: “Neem me niet kwalijk, maar we hebben hem namelijk goed de les gelezen, omdat hij op een schaamteloze manier misbruik van je heeft gemaakt.”

“Ik was er zelf bij,” zei Fay zachtjes.

“Dat is wel zo, maar hij heeft je onder valse voorwendselen verleid.”

“Voor mij ben je gek als je eraan begint,” stelde Deidre nogmaals vast.

“Als je niet bang bent om nogmaals een teleurstelling te incasseren en die kans zit erin, moet je doen wat je hart je ingeeft,” meende Martine.

Fay zond haar een dankbare blik toe.

Deidre zag aan Fay's verbeten gezicht dat ze niet van haar voornemen af was te brengen.



Deidres mond viel open van verbazing toen Fay terugkeerde van de kapper. Haar blonde lokken waren kastanjebruin geverfd en in een geheel ander model gekapt, zelfs haar wenkbrauwen waren dezelfde kleur. Op Fays neus prijkte een modern brilmontuur.

“En,” informeerde Fay gespannen, “herken je me nog?”

Deidre moest toegeven dat de metamorfose perfect was. Niemand zou de oude Fay herkennen.

“Wanneer ga je solliciteren?”

“Vanavond.” Fay voelde zich doodnerveus.

Deidre stond nog steeds niet achter het voornemen van haar vriendin. De avond na het etentje hadden ze er nog lang over gesproken, maar hoe Deidre ook probeerde, Fay wijzigde haar plan niet. “Meer pijn kan hij me toch niet doen,” was haar commentaar geweest. “Ik heb nu alles zelf in de hand.”

Dat was waar en zo kende ze de oude Fay weer. De Fay die altijd alles onder controle leek te hebben, behalve haar verliefdheid op Bogdan Strowansky.

“Zal ik meegaan?” bood Deidre goedmoedig aan. “Ik wacht wel in de auto.” Ze was te nieuwsgierig om thuis te blijven zitten.

Van Martine, met wie ze na het etentje contact hadden gehouden, wisten ze dat Bogdan er nog niet in was geslaagd om een goede hulp te vinden. Tevens hield ze hen op de hoogte van het wel en wee in huize Strowansky. Martine had Bogdan door laten schemeren misschien wel iemand te kennen die geschikt was. Zodoende was Fay uitgenodigd voor een gesprek, vanavond om zeven uur.

Fay begon zich met zorg om te kleden. Deidre lag op haar buik op Fay's bed, haar hoofd gesteund in de handen, toe te kijken en giechelde af en toe. “O Fay, je gaat toch niet als een echte tut?”

“Jawel.” Fay trok een grimas, terwijl ze beige panties aantrok. Daarna schoot ze in een eenvoudige donkerblauwe plooirok en een wit met blauw geruite blouse. Om haar hals knoopte ze een eveneens donkerblauw sjaaltje en trok degelijke schoenen aan. Ze wierp een goedkeurende blik in de spiegel en knikte tevreden.

Een half uur later waren ze op weg.

Tijdens de rit merkte Deidre terloops op: “Ik zal je missen.”

“Ik ben nog niet aangenomen.”

“Je krijgt dat baantje heus wel.”

Fay haalde haar schouders op. “Ik hoop het wel, anders is al dat werk voor niets geweest.”

Deidre giechelde. “Hoe krijg je die kleur ooit uit je haar?”

“Blond verven en uit laten groeien,” veronderstelde Fay droog.

Een uur later parkeerde Fay haar auto voor het hek.

“Wens me sterkte,” mompelde ze plotseling nerveus.

“Dat heb jij niet nodig, jij slaat je er wel doorheen,” lachte Deidre, terwijl ze een tijdschrift en een appel uit haar tas viste. “Ik hoop dat je niet al te lang wegblijft.”

Toch liep Fay met trillende knieën naar het hek, drukte op de bel en even later ging het hek automatisch open.

“Komt u verder,” nodigde Bogdan uit, terwijl hij de deur wijd opende.

Fay stak haar hand uit en stelde zich voor met haar eigen naam. Hij had immers nooit naar haar naam geïnformeerd? Het was een gok en gelukkig een goede, want Bogdan toonde bij het noemen van die naam geen enkele reactie. Hij nam de vrouw van hoofd tot voeten op en constateerde dat dit een vrouw was die hem op het eerste gezicht beviel. Hij had de laatste weken zo veel vrouwen ontmoet. Van jong tot oud. Van lieve omaatjes tot ultramoderne blondines.

Fay wachtte tot hij haar voorging naar de woonkamer. Het eerst wat haar opviel, was dat er planten in de vensterbanken stonden. De kamer zag er een stuk vriendelijker uit.

“Neemt u plaats,” wees hij. Fay nam plaats op het puntje van een stoel, trok zedig de rok over de knieën en hield haar tasje met beide handen in de schoot geklemd.

“Een goede vriendin van mij heeft u aanbevolen,” vertelde Bogdan.

Fay glimlachte bescheiden. “U bedoelt mevrouw Oderkerk?”

Hij knikte. “Heeft u getuigschriften?”

“Nee.”

“Niet?” Bogdans donkere wenkbrauwen schoten vragend omhoog. Fays hart sloeg een slag over.

“Het spijt me, maar ik heb thuis altijd voor mijn broertje en zusjes gezorgd en hou gewoon van kinderen,” loog ze er lustig op los.

Bogdan vertelde het een en ander over zijn werk en de omstandigheden waarin hij verkeerde. Fay luisterde geïnteresseerd.

Waarom, kon hij niet precies verklaren, maar deze vrouw intrigeerde hem dat had tot nog toe geen enkele van anderen gedaan. Bogdan had er dan ook niet veel tijd voor nodig om tot een beslissing te komen. Vertrouwend op Martines gezond verstand en zijn eigen intuïtie besloot hij spontaan deze jonge vrouw aan te nemen. Hij had lang genoeg gezocht.

Tot zijn verbazing vroeg ze opeens: “Kan ik uw dochter ontmoeten of slaapt ze al?”

“Waarom?”

“Omdat, mocht ik worden aangenomen, we elkaar aardig moeten vinden.”

Bogdan verbeet een lach en zei met een ernstig gezicht. “Juist ja. Ze zal nog niet slapen. Ik haal haar even.”

Met soepele tred verliet hij de kamer. Fay hoorde hem de trap oplopen. Ze haalde eens diep adem. Voorlopig had ze het er goed afgebracht, al ging haar hart als een razende tekeer.

Even later keerde Bogdan terug met een klein, blond meisje aan de hand. Verlegen, een knuffel tegen zich aangeklemd, keek ze naar Fay.

“Hallo,” zei Fay zachtjes. “Ik ben Fay en wie ben jij?”

“Carmen,” zei het meisje.

“Dat is een mooie naam! En hoe heet je knuffel?”

Carmen stak haar knuffel naar voren. “Dit is Jodokus.”

“Jodokus Kwak?”

Het meisje knikte. “Ken jij Jodokus Kwak?”

“Jazeker. Ik ken een heleboel verhaaltjes over Jodokus Kwak. Jij ook?”

“Mijn oma las ze altijd voor,” en met een verongelijkte blik op haar vader, “papa niet.”

“Heb je hier een boekje van Jodokus?”

Carmen knikte, keek vragend op naar haar vader en zei: “Zal ik er een halen?”

Zonder antwoord af te wachten, renden haar kleine voetjes de kamer uit om even later terug te keren met een boekje. Alsof het de gewoonste zaak van de wereld was, kroop ze bij Fay in de stoel, stak een duim in de mond en nestelde zich tegen haar aan. Fay sloeg het boekje open en begon te lezen. Bogdan luisterde ademloos mee.

“Zo, en nu ga je lekker slapen,” stelde Fay vast toen het verhaaltje uit was. “Papa brengt je weer naar bed.”

“Kom je nog eens?” vroeg Carmen.

Fay aarzelde. Hij had nog niet gezegd dat ze was aangenomen.

“Vraag maar of ze morgen terugkomt,” zei hij tegen zijn dochter.

Carmens gezicht begon te stralen. Ze maakte een sprongetje en zich tot Fay wendend riep ze: “Doe je dat? Kom je morgen weer?”

Fay glimlachte en beloofde: “Morgen, als jij uit school komt, zal ik er zijn.”

“Jippie!” gilde Carmen.

“En nu naar boven, dame,” gebood haar vader.

Carmen vloog voor haar vader uit de trap op.

Met de handen in zijn broekzakken slenterde Bogdan een paar minuten later de kamer weer in. “U hebt het gehoord. Mijn dochter heeft u goedgekeurd. U bent aangenomen.”

Fay kon een blos van genoegen niet verbergen, al dacht hij waarschijnlijk dat het verlegenheid was.

“Dank u,” zei ze zachtjes. “Ik zal mijn best doen.”

Samen bespraken ze nog enige details en drie kwartier later stond Fay weer op de stoep.

Deidre kon bijna niet wachten tot Fay was ingestapt. “En?”

“Wat denk je?” stelde ze Deidres geduld op de proef.

“Toe, zeg het!” drong deze aan.

“Ik denk dat ik...” Fay trok zedig de rok over haar knieën, ging zitten zoals ze binnen had gezeten en maakte haar zin af. “Aangenomen ben.”

Deidre gierde het uit. “Heb je er werkelijk zo bij gezeten? Hoe wil je hem ooit verleiden als je zo zedig doet?”

Fay zette de bril op het puntje van haar neus. “Ach, je moet maar zo denken: stille wateren hebben diepe gronden.”

Deidre wiste de tranen van haar wangen en hikte: “O Fay, je zou aan het toneel moeten. Je hebt je roeping als actrice gemist.”



Fay en Carmen konden het samen uitstekend vinden. Het kind bloeide helemaal op. De maanden verstreken zonder dat er iets gebeurde. De herfst ging over in de winter. De winter was een drukke tijd wat concerten betreft. Fay zag Bogdan weinig. Hij was haar aanwezigheid in huis als vanzelfsprekend gaan beschouwen. Soms vertelde hij iets over zijn werk. Na een paar maanden had hij voorgesteld hem niet langer met 'u' aan te spreken, maar gewoon zijn voornaam te gebruiken. De omgang met elkaar was vriendelijk en informeel. Fay besprak kleine probleempjes met hem en vroeg hem om raad als ze ergens zelf niet uit kon komen. Maar van enige toenadering was geen sprake. De kerstvakantie bracht Carmen bij haar grootouders door en Fay was vrij om te gaan en te staan waar ze wilde. Ze was naar huis gegaan en had met Deidre de feestdagen doorgebracht. Het was reuzegezellig geweest, maar toch miste Fay Carmen, het huis en Bogdan. Ook al zag ze hem weinig, als hij er was, voelde ze zijn aanwezigheid in elke vezel van haar lichaam.

“Ben je van plan daar de rest van je leven te blijven?” informeerde Deidre. “Je maakt geen enkele kans bij die man.

Hij ziet je niet eens staan! Schei er toch mee uit.”

Fay schudde haar hoofd. “Nee, ik kan niet meer terug. Ik moet gewoon geduld hebben.”

“Dan kun je wachten tot je een ons weegt,” sneerde Deidre.

Onverschillig haalde Fay haar schouders op. “We zullen zien.”

“Als je toch niet terugkomt, heb je er misschien geen bezwaar tegen als ik iemand anders in huis neem.”

“Waarom?” reageerde Fay verbaasd. “Ik betaal toch mee aan de huur?”

“Bij ons is een nieuw meisje op kantoor gekomen. Ze is op zoek naar een kamer. Zoals je weet zijn die moeilijk te vinden. Nu had ik gedacht, zolang jij er niet bent haar jouw kamer te geven. Het is een aardige meid.”

Was het verstandig om alle schepen achter zich te verbranden? Fay wist het niet. Langzaamaan was ze haar imago aan het veranderen. De keurig, wat stijve huishoudster verdween geleidelijk aan voor een moderne jonge vrouw. En Fay had het idee dat Bogdan haar meer dan eens zwijgend opnam. Alsof hij niet goed wist wat hij met haar aan moest.

“Het is maar voor tijdelijk,” hoorde ze Deidre zeggen.

“Goed,” besloot Fay. “Ik geef mezelf nog een half jaar.”

Tot haar grote verwondering, zei Deidre: “En laat je dan dat kind in de steek?” In stilte moest ze bekennen dat ze van het kleine, eenzame meisje was gaan houden. Ze had al snel doorgekregen dat Bogdan zich weinig aan zijn dochter gelegen liet liggen. Hij was allang blij dat een ander die taak had overgenomen. Soms, merkte Fay, probeerde hij lief te zijn tegen het kind, maar ergens schrok het hem af om zijn emoties te tonen. Hij was bang om zich aan zijn eigen kind te hechten. Diep in zijn hart, vermoedde zij, verweet hij het kind de dood van zijn vrouw. Intuïtief voelde het kind de weerstand van haar vader en zocht haar heil bij Fay. Fay echter, probeerde Bogdan toch zo veel mogelijk bij de opvoeding en de verzorging te betrekken en nu, na lange tijd boekte ze moeizaam resultaat. Ze wees zijn pogingen om daar onderuit te komen resoluut van de hand. Al paste ze er wel voor hem niet tegen zich in het harnas te jagen.



Nu ook de winter ten einde liep staarde Fay peinzend naar de tuin. Carmen was naar school. Ze had het huis aan kant en een mager zonnetje scheen naar binnen. Aan de tuin moest nodig iets worden gedaan, bedacht Fay. Ze hoefde niet lang na te denken. Ze rende naar boven, schoot een oude spijkerbroek aan en besloot buiten eens orde op zaken te stellen. Ze had tenslotte tot half vier de tijd. In de schuur vond ze het benodigde gereedschap en toog aan het werk. Ze spitte en wroette met blote handen in de grond. Ze snoof verrukt de geur van vochtige aarde op. En werd zo in beslag genomen door haar bezigheden dat ze de auto niet hoorde.

Bogdan liep achter het huis om en bleef verbaasd staan kijken. Was dat de keurige verzorgster van zijn dochter?

Hij knipperde een paar maal met zijn ogen. Minutenlang sloeg hij haar gade. Deze jonge vrouw met haar haren in een slordige paardestaart. Hier en daar hing een sliert voor haar gezicht. Ze droeg een oude spijkerbroek, had zwarte handen en... waar was de bril. Was dat Fay? Hij deed een stap naderbij en riep zachtjes: “Fay?”

Fay schrok zich een ongeluk. Wie ze ook had verwacht, hem niet.

“Ben je het werkelijk, Fay?”

Fay kon alleen maar knikken. Ze omklemde de steel van de hark alsof haar leven ervan afhing.

“Neem me niet kwalijk, “ mompelde ze. “Het was hier zo'n bende.”

Bogdan bekeek haar alsof hij haar voor de eerste keer zag. En wat hij zag, beviel hem wonderbaarlijk goed.

“Je zou vaker een spijkerbroek moeten dragen, het staat je goed,” stelde waarderend vast.

Fay deed alsof ze het niet hoorde en wierp een blik op haar horloge. Verdorie bijna half vier. “Zou jij Carmen willen halen?” vroeg ze. “Ik moet me anders zo haasten.”

Tot haar verbazing zei hij: “Met plezier,” en verdween.

Bij de hoek draaide hij zich om en riep: “Voor ik het vergeet, Martine heeft ons allebei voor zondag uitgenodigd.”

Fay glimlachte. Ze wist allang van de uitnodiging af. Martine vond het allemaal veel te lang duren, dus had ze hen uitgenodigd om, zoals ze het noemde, nader kennis te maken.

“Trek iets leuks aan als je komt,” had ze op gedecideerde toon gezegd. “Het wordt de hoogste tijd dat hij de andere Fay leert kennen.”

“Zou hij me eindelijk zien als een vrouw?” vroeg ze zich hardop af. Ach nee, die kans zat er niet in. Hoewel?

Toen hij drie kwartier later met Carmen terugkeerde, had Fay de tuin verlaten, een douche genomen en een schone spijkerbroek aangetrokken. Opnieuw bekeek Bogdan haar met een vreemde blik.

Fay zette snel een pot thee, terwijl Carmen om haar heen kwebbelde. “We hebben een verrassing meegebracht voor bij de thee.”

“Zo? Is het feest vandaag?”

“Papa zegt dat z'n nieuwe cd uit is. Daarom.”

Bogdan voegde zich bij hen met in de ene hand een gebaksdoos en in de andere hand een klein plat pakje. “De taart is voor bij de thee en dit pakje is voor jou.”

“O.” Fay moest ervan blozen. “Waar heb ik dat aan te danken?”

“Zomaar, omdat je zo goed voor ons zorgt.”

Fay zette de doos met taart op het aanrecht en begon het pakje open te maken. Het bevatte de nieuwe cd.

“Dankjewel,” zei ze met stralende ogen. “Je had me geen groter plezier kunnen doen.”

Aandachtig bekeek ze de titels en kwam tot de conclusie dat het genre was veranderd vergeleken met de voorgaande cd's. Er stonden oude nummers op van jaren terug, maar ook nieuwe en op een enkel nummer na, was de cd voor het merendeel gevuld met vrolijke Hongaarse volksliedjes.

“Staat het je aan?” vroeg Bogdan die haar reactie probeerde te peilen.

“Laten we hem opzetten,” trachtte Fay de opeens geladen sfeer te verbreken, “ik wil hem dolgraag horen.”

Bogdan nam de cd van haar over. Een fractie van een seconde raakten hun vingers elkaar. Fay schrok van haar eigen reactie. Ze keek hem aan en ontmoette zijn blik. Een vreemde blik, constateerde ze. Waarom keek hij zo naar haar?

“Wanneer krijgen we nu taart, ik rammel!” verbrak Carmen de stilte.

“Ja schat, ik zal een stuk afsnijden. Haal jij de schoteltjes?” Ogenschijnlijk had Fay zichzelf weer onder controle, maar haar hart ging als een razende tekeer.

Bogdan verliet de keuken om de cd op te zetten en toen Fay met een afgeladen dienblad de kamer binnenliep, vulden de klanken van violen en gitaren de ruimte.

Fay vergat thee en gebak. Ze sloot haar ogen en genoot van de muziek. Ze zag niet hoe Bogdans blik op haar bleef rusten. Carmen, die iets wilde zeggen, legde hij met een vinger tegen de mond het zwijgen op.

Met een verongelijkt gezicht at Carmen haar gebak op. Waarom moest ze opeens stil zijn?

Toon de klanken weggestorven waren, opende Fay haar ogen en werd getroffen door zijn blik die peinzend op haar rustte.

Licht blozend sloeg ze snel haar ogen neer. Waarom keek hij haar zo aan? 



Bogdan worstelde met zijn gevoelens. Sinds de keer dat hij Fay in de tuin had aangetroffen in een oude spijkerbroek en zeker na die zondag bij Martine. Die dag was ze modieus gekleed en heel aangenaam gezelschap geweest. Sindsdien was hij haar met geheel andere ogen gaan bekijken. Als hij voorheen thuis was, verschool hij zich meestal in zijn studeerkamer, maar tegenwoordig was hij veel beneden te vinden.

Hoe meer hij haar gadesloeg, hoe meer hij waardering voor haar kreeg. Ze bestierde de huishouding op een rustige efficiënte manier. Haar omgang met zijn dochter was zo natuurlijk dat het leek alsof ze moeder en dochter waren. Deze gedachten brachten hem een moment van streek. Moeder en dochter...

Maar stel dat Fay op een dag wegging? Stel, dat ze een man ontmoette? Voor het eerst stond hij stil bij die mogelijkheid en raakte bijna in paniek. Nee! Ze mocht hem niet in de steek laten! Maar wat kon hij doen om haar hier te houden?

De enige mogelijkheid was met haar trouwen, maar wilde hij dat wel? Het idee leek plotseling vorm te krijgen. Waarom niet? Hij was een man en zijn celibaat had lang genoeg geduurd. Een vrouw als Joanne zou hij nooit terugkrijgen, maar deze Fay voldeed aan de meeste eisen. Ze was lief en zorgzaam, bescheiden, en op een bepaalde manier aantrekkelijk. Misschien was het idee zo gek nog niet. Hij was er dan tenminste van gegarandeerd dat ze hen niet zou verlaten.

Bogdan peinsde hoe hij haar ten huwelijk moest vragen. Op een avond, nadat Carmen naar bed was gebracht, ging hij tegenover haar in de kamer zitten. Normaal gesproken was hij 's avonds zelden thuis en als hij thuis was, verbleef hij in zijn studeerkamer. Vanavond echter bleef hij beneden. Mocht Fay het vreemd vinden, ze liet het niet merken. Ze keek naar een documentaire op televisie.

“Wil je koffie?” vroeg ze na tijdje. De manier waarop hij haar aanstaard begon op haar zenuwen te werken.

“Graag,” antwoordde hij een beetje afwezig. Fay vertrok naar de keuken en keerde even later met twee kopjes koffie terug. Bevreemd merkte ze op dat Bogdan de televisie uit had gezet.

Ze zette een kopje voor hem neer.

“Vind je het erg dat ik de tv heb uitgezet?”

Ze haalde haar schouders op. De documentaire had haar niet erg geïnteresseerd.

“Ik wil met je praten.”

Fay nam plaats in haar stoel en keek hem afwachtend aan. Waarover zou hij willen praten?

Bogdan dronk de hete koffie in een teug op. Zette het kopje hard terug het schoteltje, sloeg een been over ander en zei plompverloren: “Zou je met me willen trouwen?”

Van schrik liet Fay het kopje bijna haar handen vallen.

Een moment was ze met stomheid geslagen. Dit aanzoek kwam zo onverwacht, zo...

Ze haalde diep adem en vroeg: “Waarom?”

“Omdat Carmen een moeder nodig heeft en jij aan alle eisen voldoet.”

“Maar dat is belachelijk!” riep Fay uit. “Ik heb van mijn leven nog nooit zo'n idioot aanzoek gehoord! Waarom zou ik om die reden met je trouwen?”

Bogdan voelde dat hij helemaal verkeerd was begonnen en pijnigde zijn hersens af hoe hij dit goed moest maken.

Bijna verlegen en met zachte stem mompelde hij: “En ik heb een vrouw nodig.”

Fay staarde hem met open mond aan. Had ze dat goed verstaan?

Toen ze niet antwoordde, vatte Bogdan moed en drong aan: “Wij, Carmen en ik kunnen niet meer zonder je.”

Fay bleef zwijgen en probeerde deze woorden tot zich door te laten dringen. Hij had haar nodig, het kind had haar nodig, maar wie hield rekening met haar gevoelens?

Fay boog iets naar voren: “Kun jij niet zonder mij?”

“Ik eh... ik zou het heel erg vinden als je ons verliet.”

“Maar je houdt niet van me,” stelt Fay afgemeten vast.

Het bleef even stil, toen erkende hij: “Maar ik mag je graag.”

Fay schudde verdrietig haar hoofd. “Nee Bogdan, dat is niet genoeg. Als ik trouw, wil ik trouwen met iemand die van mij houdt.”

Ze aarzelde, van al haar voornemens was niets terechtgekomen. Nu pas besefte ze hoe ze zich in de nesten had gewerkt. Stel, dat hij haar zijn liefde had verklaard. Hoe had ze zich dan uit de situatie moeten redden? Zou ze dan hebben gezegd, maar ik ben hier onder valse voorwendselen in huis gekomen? Ik heb me vermomd, maar ik ben degene die op de overleden vrouw lijkt en met wie je naar bed bent geweest? Ze begreep nu dat ze nooit zijn liefde zou winnen als ze geen openkaart speelde.

Hoe had ze ooit zo dom kunnen zijn? Deidre had gelijk gehad.

Ze schudde haar hoofd en zei triest: “Je zult nooit met me willen trouwen.”

“Jawel,” viel hij haar in de rede. “Ik mag je graag en...

Fay maakte een afwerend gebaar met haar hand. “Niet meer na hetgeen ik je nu ga vertellen.”

Niet-begrijpend keek hij haar aan.

Ze haalde diep adem, wrong haar handen in de schoot en begon: “Ik ben niet degene die je denkt te kennen.” Toen ze zijn wenkbrauwen verbaasd omhoog zag schieten, ging ze snel verder: O, mijn naam klopt. Ik heet Fay, maar mijn uiterlijk heb ik veranderd om... om...” Nu kwam het moeilijkste. Ze sloeg haar ogen neer en stamelde bijna onhoorbaar: “Om dicht bij jou te kunnen zijn.” Ze keek hem weer aan. “Weet je, ik hou al heel lang van jou, maar jij bent zo onbereikbaar, jij blijft met het verleden leven.” Opnieuw schudde ze haar hoofd. “Ik weet nu hoe impulsief ik heb gehandeld. Het was dom van me. Ik deed het omdat ik niet in de schaduw van een ander kon leven. Ik koesterde de stille hoop dat als ik hier lang genoeg bij je zou zijn, je misschien wel van mij zou gaan houden, niet als...” haar stem haperde. “Als het evenbeeld van je overleden vrouw.”

Bogdaris blik was duister geworden, met gefronste wenkbrauwen staarde hij haar aan. “Ik probeer te begrijpen wat je bedoelt, maar ik begrijp je niet.”

“Wat ik probeer te zeggen is,” Fay slikte moeilijk. “Kun je je dat concert nog herinneren waarop je na afloop iemand naar je kleedkamer liet komen?”

Hij knikte.

“Dat was ik.”

Als een flits ging die avond aan hem voorbij. Hoe hij in de ban was geraakt van die jonge vrouw die precies op Joanne leek. Hij herinnerde zich haarscherp die zondagmiddag.

“Ik wilde wraak nemen om de manier waarop je mij hebt behandeld,” hoorde hij haar zachtjes zeggen. “Maar degene die het meest werd gestraft, was ikzelf.” Fay stond op en liep naar de deur. “Ik heb het alleen nog erger gemaakt voor mezelf, want van je dochter ben ik gaan houden alsof het mijn eigen kind is.” Met de deurkruk in haar hand zei ze: “Enfin, het is nu allemaal voorbij. Jij vindt me natuurlijk een gemeen kreng. Het lijkt me beter dat ik nu ga pakken, morgen ga ik weg. Welterusten.”

Met een zachte klik sloot de deur achter haar. Fay vloog de trap op. Eenmaal in haar kamer gooide ze zich op bed en liet haar tranen de vrije loop. Het was over, voorgoed!

Het duurde minuten voor Bogdan reageerde. Hij zat met stomheid geslagen en liet alles wat ze had gezegd nogmaals de revue passeren.

Boven snikte Fay al haar verdriet uit. “O god, hoe heb ik ooit zo stom kunnen zijn om bij hem in te trekken? Het heeft het alleen maar erger gemaakt. O, wat hou ik van hem!

Ze hoorde niet hoe de deur zachtjes openging en kleine voetjes naar haar bed kwamen.

“Fay?” klonk het zachtjes. “Waarom huil je?”

Fay haalde diep adem, veegde haar gezicht af aan het küssen en wendde zich tot Carmen die met een angstig gezicht naast haar bed stond. “Wat doe je hier? Je moet allang slapen.”

“Ik kan niet slapen. Mag ik even bij jou liggen?”

Fay sloeg het dekbed terug. Het kind kroop naast haar en vroeg opnieuw:

“Waarom huil je?”

“Soms,” antwoordde Fay zachtjes, “huilen mensen zomaar.”

Ze kon het kind moeilijk deelgenoot maken van haar verdriet. Ze kon niet zeggen: ik huil omdat ik van je papa hou en hij niet van mij. “Jij hebt toch ook weleens verdriet?”

“Ja,” zei Carmen bedachtzaam. “Maar nooit zomaar. Ik huil omdat ik pijn heb, of omdat ik verdrietig ben.”

“Misschien heb ik wel allebei.”

In het schemerdonker fronste Carmen de wenkbrauwen. “Waarom ben je dan verdrietig en waar heb je pijn?”

“Ik weet het niet,” verzuchtte Fay. “Kom maar lekker dicht tegen me aan liggen dan gaat het wel over.”

Carmen nestelde zich behaaglijk tege haar aan. Fay sloeg een arm om het kind heen en ondanks haar verdriet stroomd haar hart vol liefde voor dit kind. Haar verdriet te moeten doen, was erger dan haar eigen pijn.

Zo vond Bogdan hen uren later. Hij had lang nagedacht. In eerste instantie was hij woedend geworden, maar toen het tot hem doordrong dat ze alles uit liefde voor hem had gedaan, dat er iemand was die zo veel van hem hield, voelde hij zich diep geroerd. Al was het beslist niet goed te praten wat ze had gedaan. Toch, de angst haar te verliezen, gaf hem een onaangenaam gevoel. Hij wilde haar niet kwijt. Waarom niet? Omdat het zijn leven opnieuw overhoop zou gooien als ze hem verliet? Of durfde hij aan zichzelf niet te bekennen dat hij meer voor haar voelde dan enkel genegenheid. Toch wilde hij haar vragen niet halsoverkop te vertrekken, daarom was hij naar haar kamer gedaan. Toen erop zijn kloppen niet werd gereageerd, deed hij zachtjes de deur open. Het bedlampje brandde nog. Op zijn tenen liep hij de kamer binnen en keek vertederd naar de twee hoofden op het kussen. Een gevoel van intense vertedering maakte zich van hem meester. Even bleef hij naar hen staan kijken, schoof toen voorzichtig het dekbed aan de kant, legde Fays arm opzij en tilde zijn dochter op. Geen van tweeën werd wakker. Ook al kreunde Fay in haar slaap en mompelde Carmen iets. Hij knipte het lampje uit, verliet zachtjes de kamer en deponeerde zijn dochter in haar eigen bed. Op dat moment reageerde Carmen. “Papa,” mompelde ze slaperig. “Fay heeft pijn en is verdrietig, ze moest huilen. Kan jij haar niet helpen?” Zonder antwoord af te wachten, draaide ze op haar zij en viel weer in slaap.



Ondanks alles had Fay redelijk goed geslapen, maar was vroeg wakker. Ze rekte zich uit en langzaam drong de realiteit tot haar door. Een moment bleef ze stilliggen. Het was over, voorbij. Haastig stond ze op en sloop op haar tenen naar de badkamer. Het grootste probleem was om afscheid van Carmen te nemen. Hoe vertelde je een kind dat je het ging verlaten? Ze wist het niet. Na een snelle douche ging ze naar beneden om het ontbijt klaar te maken. Ze schrok van Bogdans aanwezigheid in de keuken en stamelde: “Wat doe jij hier zo vroeg?”

Met zijn rug tegen het aanrecht geleund en de armen over elkaar geslagen zag hij er imposant uit. Fay haalde diep adem en boog het hoofd. “Zodra Carmen naar school is, ga ik weg.”

Zijn zwijgen maakte haar nerveus.

“Wat moet ik tegen Carmen zeggen?”

“Zeg maar niets.”

“Niets?” echode ze verbaasd. “Dat kan niet, het zou gemeen zijn!”

Ze draaide zich van hem af, maar Bogdan was met een stap bij haar en greep haar arm. “Je zegt niets tegen Carmen. Hoor je?”

Fay knikte. “Ik wil haar geen verdriet doen.”

“Blijf dan.”

Met grote ogen keek Fay hem aan en schudde langzaam haar hoofd. “Dat kan ik niet.”

Bogdan liet haar arm los en haalde zijn schouders op. “Zoals je wilt.” Hij draaide haar de rug toe en vervolgde: “Denk er eens goed over na. Ik heb geregeld dat Carmen een paar dagen naar Martine kan. Jij gaat naar huis en denkt na.”

Vertwijfeld schudde Fay haar hoofd. “Ik hoef niet na te denken.”

“Mijn voorstel is nog steeds van kracht.”

Haar mond viel open van verbazing. “Je bedoelt...”

“Precies, ik wil nog steeds met je trouwen.”

“Dat is onmogelijk.”

Opeens draaide hij zich om. Greep hij beide armen en dwong haar hem aan te kijken. “Niets is onmogelijk, Fay.”

Even dacht ze dat hij haar zou gaan kussen. Zijn gezicht was gevaarlijk dichtbij, maar hij liet haar zo abrupt los dat ze

bijna haar evenwicht verloor.

“Heb je geen pijn meer?” Carmen huppelde de keuken binnen en keek Fay bezorgd aan.

Fay wist een glimlach te produceren. “Nee, het is bijna over.”

“Gelukkig maar,” verzuchtte Carmen en schoof aan de keukentafel.

Een uur later was Carmen naar school. Bogdan bracht haar zelf weg en vertelde onderweg dat ze een paar dagen bij tante Martine mocht logeren. Carmen was het daar helemaal niet mee eens. “Ik wil helemaal niet logeren!”

“Of je wilt of niet, Fay moet een paar dagen weg.”

De toon waarop die woorden werden uitgesproken, duldde geen tegenspraak. Mokkend kroop Carmen in een hoekje van de auto en stelde geen vragen meer.



Deidre was verbaasd Fay aan te treffen toen ze van haar werk thuiskwam. “Goeie grutten! Wat kom jij hier doen?”

Het was een overbodige vraag, want de koffers in de gang spraken boekdelen. “Hoe doen we dat nu?”

Het meisje dat Deidre in huis had genomen, had nog geen kamers gevonden. Volgens Fay was het pure gemakzucht en zocht ze niet eens.

“Ik slaap wel op de bank,” bood Fay aan. Ze begreep Deidres dilemma. “Maar ik kon daar niet langer blijven.”

“Ik heb je gewaarschuwd!” merkte Deidre ten overvloede op.

Ze schudde haar hoofd en verzuchtte: “Je had het kunnen weten, nu zit je met een nog groter probleem.” Ze zag Fay's gezicht betrekken en milder gestemd vroeg ze: “Hoe komt dat nu opeens?”

“Hij heeft me ten huwelijk gevraagd.”

Deidre zette grote ogen op. “Maar dat was toch wat je wilde?”

De tranen sprongen in Fay's ogen. “Hij houdt niet van me.”

Deidre zuchtte. “Dat had je kunnen weten, die man blijft met het verleden leven.”

“Ik dacht... ik had gehoopt...” snikte Fay. “O, wat ben ik stom geweest.”

Vragend trok Deidre haar wenkbrauwen op. “Hoezo stom geweest?”

“Nadat hij me ten huwelijk vroeg, heb ik alles opgebiecht.”

“Dat is niet stom, maar eerlijk, je had toch niet met een leugen kunnen leven.”

“Nee. Daarom heb ik alles verteld.”

“En? Was hij boos?”

“Dat weet ik niet. Ik zei dat ik vertrok.”

“Maakte hij geen bezwaar?”

“Eerst niet, maar vanmorgen was hij eerder beneden dan ik.

“Toen zei hij dat ik maar een paar dagen na moest denken. Hij bleef bij zijn voorstel.”

“Wat! Hij wil nog steeds met je trouwen?”

Fay knikte.

“Hmm,” peinsde Deidre, “misschien geeft hij meer om je dan hij wil toegeven.”

“Nee, dat geloof ik niet.”

“Als je maar een paar dagen blijft, waarom zeul je dan al je spullen mee?”

“Ik ga niet terug.”

“Weet je dat zeker?”

“Heel zeker,” besliste Fay.

“En zijn dochter dan?”

Fays gezicht betrok opnieuw. “Ik vind het vreselijk voor haar. Ik voel me net een moeder die haar kind in de steek laat.”

Deidre klopte Fay op de schouder. “Daar komt ze ook wel overheen. Kinderen zijn flexibel.”

Deidre kon makkelijk praten, zij kende Carmen niet. Fay besloot zo snel mogelijk naar Martine te gaan en haar om raad te vragen.



Na twee dagen door het stille huis te hebben gelopen, was Bogdan het zat. Nu was het genoeg. Fay moest zeggen wat ze wilde, want hij hield het zo niet langer vol. Hij miste zijn dochter, maar bovenal miste hij Fay. Het had even geduurd om het toe te geven, maar hij wist het nu zeker. Zonder haar was zijn huis, maar ook zijn hart leeg en koud. Hij wilde maar één ding en dat was Fay terug. Alleen wist hij niet hoe hij dat moest aanpakken. Wacht! Hij zou Martine zijn probleem voorleggen.

Diezelfde middag liep hij bij Martine binnen. Op de drempel bleef hij beduusd staan. Daar, op de bank zat Fay met Carmen tegen zich aangeleund. Zijn eerste reactie was schrik. Was ze hier om Carmen te vertellen dat ze bij hen wegging?

Zodra Fay hem zag, ging haar hart naar hem uit. Hij zag er moe en afgetobd uit.

“Je hebt haar...” De rest van de zin bleef in de lucht hangen, want Fay schudde al met haar hoofd. Ze las de opluchting op zijn gezicht. Hij riep Carmen en Martines kinderen bij zich, viste wat geld uit zijn zak, gaf het aan Job, Martines oudste en zei: “Jullie mogen een ijsje gaan kopen.” De kinderen vlogen de kamer uit. Vervolgens verzocht hij Martine: “Zou je ons even alleen willen laten?”

Er verschenen pretlichtjes in Martines ogen. Ze voorvoelde blijkbaar wat er ging komen en riep vrolijk: “Met alle plezier!”

Fay onderdrukte de neiging haar te smeken hen niet alleen te laten. Zodra ook Martine de kamer had verlaten, liep Bogdan naar Fay toe en nam naast haar plaats op de bank. Zijn ogen zochten de hare. Ze wendde echter haar blik af. Bogdan legde een hand onder haar kin en dwong haar zodoende hem aan te kijken.

Fay geloofde haar ogen niet. Die blik. Was die voor haar?

“Fay,” smeekte hij met diepe, tedere stem. “Wil je alsjeblieft terugkomen? Ik kan geen dag zonder je.”

Fay aarzelde en vroeg: “Waarom wil je me terug?”

“Omdat ik van je hou, dommie!” Hij schreeuwde het bijna uit.

“Je,” hakkelde Fay, “je bedoelt...”

“Ja! Precies, ik hou van je! Wil je het nog een keer horen?”

Hij wilde haar in zijn armen trekken, maar Fay weerde hem af en vroeg ernstig: “Bogdan, weet je heel zeker dat je van me houdt en me niet alleen maar terug wilt, omdat...”

De rest van haar zin ging verloren, want Bogdan had haar ondanks alle protesten tegen zich aangetrokken en kuste haar hartstochtelijk. Die kus deed bij Fay bijna alle twijfel verdwijnen. Minuten later leunde ze gelukzalig tegen hem aan en mompelde: “Ik wil nog één ding van je weten. Van wie hou je nu. Van de blonde of de donkere Fay.”

“Ik hou van je om wie je bent en hoe je eruitziet, blond of donker, voor mijn part rood, interesseert me niet.”

Die woorden namen bij Fay elk spoortje twijfel weg. Hij hield van haar om wie ze was en nergens anders om. Alles was toch niet voor niets geweest.

Ze zuchtte diep en zei: “Ik heb je gemist.”

“Ik jou ook.” Hij knuffelde haar. “Lieverd, ik ben zo dom geweest.”

“Wij allebei.” Fay legde haar hoofd tegen zijn borst.

“Daar praten we nog weleens over. Maar niet nu. Carmen moet nog maar een paar dagen bij Martine blijven logeren, want wij hebben een heleboel in te halen.”

Ze hoorden niet dat de deur openging, zo verdiept waren ze in elkaar.

“Wat doen jullie daar?”

Verschrikt lieten ze elkaar los. “Ik heb Fay gevraagd of ze met me wil trouwen. Hoe vind je dat?”

Carmen knikte. “Moet je haar daarom zoenen?”

“Mag dat niet?” vroeg Bogdan met pretlichtjes in zijn ogen.

Carmen moest er even over nadenken, maar vroeg dan met een ernstig snoetje: “Word jij dan mijn mama?”

Fay knikte.

Carmens gezicht begon te stralen. “Jippie! Ze maakte een luchtsprong en vloog de kamer uit.

Fay en Bogdan hoorden haar roepen: “Ik krijg een mama! Ik krijg ook een mama!”

Bogdan trok Fay tegen zich aan en zei grinnikend: “Geef me nog snel een zoen voordat de hele familie Oderkerk over ons heenkomt.”

Fay voldeed maar wat graag aan zijn verzoek.

Ze wist zeker dat hij van haar hield, ze had het in zijn ogen gelezen. De schaduw van de ander was eindelijk verdwenen.


Als twee druppels water & Moeder in nood
Section0001.xhtml
Section0002.xhtml
Section0003.xhtml