Annemiek probeert het er met spuug af te poetsen, maar dat lukt niet. Olivier gaat er met zijn vinger overheen. 'Het is verf. Een of andere leukerd is met een spuitbus in de weer geweest.' 'Een spuitbus...' Ze kijken elkaar aan. Wie kan dat anders geweest zijn dan Sander. Ze hebben zelf gezien dat hij met een spuitbus de winkel uitkwam. 'Wat een rotstreek!' Tot nu toe heeft Olivier Sander steeds verdedigd, maar dit gaat hem te ver. 'Hij heeft je hele fiets verpest. Dit moet je niet pikken.'

Carijn wil Sander terugpakken, maar dat wil Annemiek niet. Ze kent Carijn. Als die eenmaal kwaad is, kan Sander naar de eerste hulp. Dan vertelt ze het nog liever tegen de meester. Olivier onderzoekt Annemieks fiets. 'Ik kan die jasbeschermer er wel voor je afhalen, kijk maar, dat ding zit met haakjes om je fiets geklemd, die heb ik zo los.' Hij kijkt Annemiek aan. 'Doen?' Annemiek haalt haar schouders op. Ze heeft een akelig gevoel in haar buik. Dat haar fiets beklad is kan haar niet eens zoveel schelen. Maar dat Sander haar zoiets flikt, vindt ze heel erg. Hij moet haar haten. En waarom? Wat heeft ze hem misdaan? Hij heeft dit niet in een opwelling gedaan, maar met voorbedachten rade. Het idee dat hij speciaal een spuitbus heeft gekocht om haar fiets te bekladden, vindt ze nog het ergst. 'Mijn ouders geloven nooit dat Sander het heeft gedaan. Die geven natuurlijk meteen de Willem Blauw de schuld,' zegt Annemiek. 'We gaan wel met je mee naar huis,' zegt Carijn. 'Dan krijgen ze het ook van ons te horen. Als ze je dan nog niet geloven...' 'Laat die jasbeschermer maar zitten, dat moet mijn vader maar doen.' Annemiek haalt haar fiets van het slot. 'Daar gaat-ie!' Ivo stapt op zijn fiets en houdt met zijn rechterhand Annemieks stuur vast. 'Lukt het?' vraagt Olivier.

'Makkie,' zegt Ivo. 'Als je eenmaal Annemiek achterop hebt gehad, valt alles mee. Wat is die zwaar!, Een olifant is er niks bij. Moet je Olivier zien pezen. Hij komt amper vooruit. Zet hem op, Olivier, nog een klein stukje en dan kom je in het Guinness Book of Records.' 'Wacht maar,' zegt Annemiek. 'Ik krijg jou nog wel.' Even later fietsen ze de straat in waar Annemiek woont. 'Mijn ouders zijn er nog niet,' zegt Annemiek als de auto niet voor het huis staat. 'Nou en? We hebben geen haast.' Achter Annemiek aan rijden ze door het gangetje naar de achterkant van het huis. Bij de poort blijft Annemiek staan. 'Shit!' Nu zien de anderen het ook. ANNEMIEK IS EEN DOMME KOE, staat er met grote letters op de poort. 'Die durft,' zegt Olivier. 'Hij is zelfs bij je huis geweest, daarom was hij zo laat.' 'Ik hoop dat iemand hem heeft gezien,' zegt Ivo. 'Dan hebben we een bewijs.' 'Ik ga het meteen vragen.' Annemiek stapt de tuin van de buren in. Ze probeert het bij alle huizen die op het gangetje uitkomen, maar niemand heeft iets gezien.

4

Annemiek en haar vrienden hebben wel een uur op de poort staan boenen, maar welk middel ze ook probeerden, de letters gingen er niet af. Ze wilden de moed bijna opgeven toen de moeder van Annemiek thuiskwam. Die vond het geen stijl van Sander, 'Als meester Sjoerd er niks van zegt, bel ik die ouders op,' zei ze, 'Is die jongen helemaal gek geworden.' Gelukkig vond ze in de schuur nog een blik groene verf zodat ze over de letters heen konden schilderen.

'En?' vraagt Olivier als Annemiek na het weekeinde aan komt rijden. 'Wat zei je vader?' 'Hij weet het nog niet eens,' antwoordt Annemiek. 'Ik lag al in bed toen hij thuiskwam. En hij is de laatste tijd zo chagrijnig dat mijn moeder en ik het maar niet verteld hebben.' 'Wie heeft je jasbeschermer er dan afgehaald?' vraagt Carijn. 'Ik,' zegt Annemiek trots. 'Technisch van mij, he?

Hij zit in mijn rugtas, zodat meester Sjoerd hem kan zien.' 'Ik denk wel dat Sander ontzettend op zijn donder krijgt van de meester,' zegt Olivier. Volgens Carijn mag Sander drie weken niet gymmen. En Annemiek denkt dat hij de maandafsluiting ook wel kan vergeten. 'Net goed,' vindt Ivo.

Het is dat ze zeker weten dat Sander het heeft gedaan, anders zouden ze hun ogen niet geloven. Sander staat midden op het schoolplein met een stralend gezicht de ene mop na de andere te vertellen. Zijn klasgenoten schateren het uit. 'De allerlaatste van vandaag!' roept Sander, 'Dit is een supermop.' Eigenlijk zijn ze wel benieuwd naar die supermop van Sander, maar als ze aan Annemieks fiets denken, hebben ze geen zin meer om naar Sander te luisteren. 'Wacht maar tot de meester mijn jasbeschermer heeft gezien,' zegt Annemiek tegen Carijn. 'Dat wordt pas een supermop.' Zodra de bel gaat, stapt Annemiek op meester Sjoerd af. Ze laat de jasbeschermer zien en ze vertelt hem ook wat Sander bij haar op de poort heeft geschreven. Meester Sjoerd schrikt heel erg en wordt helemaal rood. Zodra iedereen op zijn plaats zit, zet hij de klas aan het werk. En dan roept hij Sander bij zich. 'Denk erom dat jullie rustig doorwerken, ik laat de deur open.' En de meester neemt Sander mee naar de gang. De meeste kinderen hebben al twee rijtjes sommen af en nog is Sander niet terug. Olivier sluipt naar de deur en tuurt door de gang.

"Ze zijn er niet meer.' 'Die zit nu in het lerarenkamertje te janken, omdat hij van school moet,' zegt Carijn. Er is minstens een kwartier voorbij als Sander binnenkomt. Hij heeft geen rode ogen en gaat rustig op zijn plaats zitten. 'Leggen jullie je pen maar even neer.' Meester Sjoerd vertelt de klas wat hij van Annemiek heeft gehoord en waarom hij Sander bij zich heeft geroepen. Dan schraapt hij zijn keel. 'Ik wil even iets rechtzetten. Sander heeft het niet gedaan.' Hij kijkt Annemiek aan. 'Sander heeft inderdaad een spuitbus gekocht. Niet om jouw fiets te bekladden, maar om zijn vader te helpen.' 'Ja ja,' zegt Carijn, 'en dat moeten wij geloven?' Nu wordt meester Sjoerd kwaad. Niet op Sander, maar op Carijn. 'Je mag niet zomaar iemand beschuldigen,' zegt hij streng. 'Sander heeft mij gezworen dat hij het niet gedaan heeft en ik geloof hem. Ik wil eerst het een en ander uitzoeken en dan kom ik hierop terug. Het is het beste als jullie dit aan mij overlaten en gewoon met je werk doorgaan.' 'Zie je wel dat je een Dombo bent,' fluistert Sander achter Annemieks rug. 'Je geeft de verkeerde de schuld.' Dat gelooft Carijn dus helemaal niet. En Ivo en Olivier ook niet. Als Annemiek zich afvraagt of de meester soms gelijk heeft, lachen ze haar uit. 'Wat zijn we weer lekker naïef. Sander kan hartstikke goed toneelspelen,' zegt Ivo. 'Ja,' zegt Carijn. 'Ik zie het hem zo doen. Even een onschuldig gezicht trekken en de meester is om.' 'Willen jullie je met rekenen bezighouden?' roept meester Sjoerd kwaad. Ze hebben moeite om zich op hun rekenwerk te concentreren. In de pauze beginnen ze er meteen weer over. 'Heeft nou echt niemand iets gezien?' vraagt Olivier.

Annemiek schudt haar hoofd. 'Ik heb het overal gevraagd.' 'Jammer,' zegt Olivier. 'Anders hadden we een bewijs en dan moet de meester het wel geloven,' 'Meester Sjoerd is veel te aardig,' zegt Annemiek. 'Die gelooft niet dat kinderen uit zijn klas zoiets zouden doen. Mooi wel dus.' Olivier krabt op zijn hoofd.'Als we nou nog één keer heel goed in het gangetje kijken. Misschien is er wel iets uit Sanders zak gevallen, je weet maar nooit.' Ze zijn vastbesloten Sanders schuld te bewijzen. Maar eenmaal in de klas hebben ze belangrijkere dingen aan hun hoofd. Meester Sjoerd laat hen nog één oefentoets maken. De allerlaatste, want morgen is het zover.

Na schooltijd wil Ivo meteen door naar de muziekwinkel. Hij heeft een te gekke cd ontdekt die hij zijn vrienden wil laten horen. Jammer genoeg moet Carijn eerst nog een boodschap doen. 'Gaan jullie maar vast, dan komen Carijn en ik later,' zegt Annemiek. Ze pakt haar jack en trekt het aan. Op de trap hoort ze gegiechel achter zich. Annemiek heeft ook wel zin om te lachen. Ze kijkt om en ziet de zesde-groepers grinnikend naar haar jack wijzen. 'Draai je eens om.' Nu zien Carijn, Ivo en Olivier het ook. Achter op Annemieks jack staat met krijt DOMBO. Annemiek trekt haar jack uit en slaat de krijtletters eraf.

'Nee hoor, jongens.' Carijn bootst de stem van meester Sjoerd na. 'Sander heeft het niet gedaan.' 'Welnee,' zegt Ivo. 'Zoiets doet Sander niet.' 'Is Sander al weg?' Olivier knakt met zijn vingers. Dat doet hij altijd als hij een plannetje heeft. 'Nee, hij heeft de weekbeurt,' zegt Annemiek. 'Dat komt goed uit. Annemiek, jij gaat met Carijn die boodschap doen, intussen gaan Ivo en ik Sander bespieden. Zodra jullie klaar zijn, komen jullie naar jouw huis. Wedden dat we hem dan hebben? En eh... als hij straks naar buiten komt, zeggen we dat we de stad ingaan.' Ze vinden het een goed plan. Ivo vraagt zich alleen af waarom ze zogenaamd de stad in moeten. 'Sander moet denken dat er bij Annemiek niemand thuis is,' legt Olivier uit. 'Ik weet zeker dat hij die poort opnieuw gaat bekladden.' 'En dan betrappen jullie hem.' Carijn is meteen enthousiast. 'Ssst...' Olivier wijst naar de deur. Sander komt fluitend de school uit. 'Dus we gaan de stad in?' Carijn zegt het zo hard dat Sander het wel moet horen. Zonder aandacht aan hen te besteden, pakt Sander zijn fiets en rijdt weg. Zodra hij het hek uit is, geeft Olivier Ivo een teken. 'Erachteraan!'

Terwijl Carijn en Annemiek een boodschap doen, volgen de jongens Sander. 'Dit heeft dus geen enkele zin,' zegt Ivo als Sander de weg oversteekt. 'Die klojo gaat gewoon naar huis.' 'Hij moet zijn spuitbus toch halen?' Olivier gelooft heilig in zijn plan. Als Sander de Brederodestraat inslaat, blijven ze op de hoek staan. Ze zien hoe hij het tuinhek inrijdt en zijn huis binnengaat. 'Hoe lang dacht je hier te blijven?' vraagt Ivo die veel liever naar de cd gaat luisteren. 'Een half uur,' zegt Olivier. 'En dan geven we het op.' Ze houden het witte huis voortdurend in de gaten. 'Daar heb je hem!' Na vijf minuten komt Sander naar buiten. Ivo kijkt Olivier aan. 'Je hebt weer eens gelijk, mister.' Ze zien dat Sander een spuitbus in zijn hand heeft. 'Pas op!' Olivier trekt Ivo achter een geparkeerde auto. 'Als hij ons ziet, is alles voor niks geweest.' Ze wachten vol spanning tot Sander voorbij is. Pas als hij de weg heeft overgestoken, gaan ze hem achterna. 'Harder!' Olivier is bang dat de voorsprong te groot wordt. 'We moeten hem niet uit het oog verliezen.' Ivo maakt vaart. Zonder op het verkeer te letten, scheurt hij de winkelstraat in. 'Kijk uit!' roept Olivier die vlak achter hem rijdt.

Maar het is al te laat. Ivo botst tegen een auto op en valt op de grond. Gelukkig mankeert hij niks. Binnen een tel zit Ivo alweer op zijn fiets. Hij wil wegsprinten, maar op dat moment houdt de chauffeur van de auto hem tegen. 'Dat gaat zomaar niet. Ik moet eerst weten of je mijn auto niet hebt beschadigd. Je wacht maar even, jochie. Als je zo'n haast had, had je je hand moeten uitsteken.' De man onderzoekt de zijkant van de auto. Tergend langzaam glijdt zijn vinger over de lak. Ivo en Olivier kijken elkaar aan. Schiet toch op, man, denken ze. Maar de bestuurder heeft alle tijd. Elke millimeter wordt afgetast. 'Je hebt geluk,' zegt de man na tien minuten. Ivo en Olivier racen weg. Hijgend komen ze bij het huis van Annemiek aan. Ze smijten hun fiets op de grond en rennen het gangetje in. Wat een pech! De poort is inderdaad beklad, maar de dader is er al vandoor. 'Hebben jullie hem?' roepen Carijn en Annemiek die net komen aanfietsen. 'Hij is ontglipt.' Olivier vertelt over de aanrijding.

'Nou zal je moeder wel helemaal kwaad zijn,' zegt Carijn als ze de letters ziet. 'Ze hoeft het niet te weten.' Annemiek haalt de verf uit de schuur en geeft iedereen een kwast. Olivier doopt zijn kwast in de verfpot. 'Morgen gaan we weer zogenaamd de stad in en dan verstoppen we ons hier in de tuin.' 'Dan hebben we morgen twee spannende dingen,' zegt Carijn. 'Twee?' vraagt Annemiek.

Olivier smeert een likje verf op haar hand. 'Weet je niet wat voor dag het morgen is?' 'Help!' Nu schiet het Annemiek weer te binnen. Morgen begint de Cito-toets.

5

Het is donderdagmorgen en ze hebben nog niks verdachts aan Sander kunnen ontdekken. Olivier heeft alweer een nieuw plan bedacht. Maar Annemiek heeft alleen aandacht voor de Cito-toets. Ze hebben er al twee ochtenden op zitten. Honderdveertig vragen hebben ze tot nu toe gemaakt. Annemiek was de eerste dag wel positief, maar gisteren lukte het helemaal niet. Toen ze thuiskwam, barstte ze in snikken uit. Van haar moeder mocht ze een film bij de videotheek halen. Die was bang dat Annemiek anders de hele avond over de Cito-toets zou piekeren. Het hielp wel; de film was zo spannend dat Annemiek er helemaal door werd meegesleept. Eenmaal in bed sloegen de zenuwen toch toe. Ze moest er wel drie keer uit om wat water te drinken. Toen ze eindelijk in slaap viel, droomde ze van ingewikkelde sommen waar ze geen snars van snapte. Badend in het zweet werd ze wakker. Ik weet niks meer, dacht ze. Helemaal niks meer. Doodmoe zit ze nu aan het ontbijt en staart naar de boterham met hagelslag die op haar bord ligt. Ze kan geen hap door haar keel krijgen. 'Je moet wel iets eten,' zegt haar moeder. 'Zal ik anders een omelet voor je maken?' 'Een omelet?' Alleen al de gedachte eraan maakt Annemiek misselijk. 'Eet dan wat fruit, zodat je tenminste iets in je maag hebt.' Moeder pakt een banaan en legt hem op Annemieks bord. 'Ik eet hem straks wel op.' Om van het gezeur af te zijn, stopt Annemiek de banaan in haar rugtas. 'Kop op, meid,' zegt haar moeder als Annemiek haar jack aantrekt, 'het is bijna voorbij gelukkig. Probeer je niet al te druk te maken, dan lukt het vast wel.' En ze zwaait Annemiek uit. Annemiek stapt op haar fiets en rijdt weg. Het grasveld staat vol krokussen, maar Annemiek ziet ze niet eens. Het enige waar Ze aan denkt is de Citotoets.

'Wat zie jij bleek?' roept Ivo als Annemiek het schoolplein op fietst. 'Ben je ziek?' 'Ze is zenuwachtig, man,' zegt Carijn. 'Dat snap je toch wel.' Annemiek is niet de enige, er zijn veel meer kinderen die slecht hebben geslapen door de toets. 'Iedereen is zenuwachtig,' zegt Olivier. 'Dat is toch logisch, er hangt zoveel van de toets af.' 'Ik snap het van iedereen,' zegt Sander, 'behalve van Annemiek. Waarvoor moet die nou zenuwachtig zijn? Ze weet toch niks.' Annemiek draait zich om en loopt weg. Dit kan ze er niet nog eens bij hebben. Ze gaat een heel eind bij Sander vandaan staan. Ze heeft geen zin om zich door dat rotjoch te laten opfokken. Ze heeft nu wel iets belangrijkers aan haar hoofd. Vanaf een afstand kijkt ze naar haar klasgenoten.

Ze stellen een voetbalteam samen voor in de pauze en Sander is natuurlijk weer aanvoerder. Gek is dat, Sander zegt gemene dingen tegen haar en hij doet ook gemeen en toch kan ze geen hekel aan hem krijgen. Ze doet alsof ze hem haat, maar in haar hart vindt ze hem nog steeds lief. Ze durft het niet tegen haar vrienden te vertellen. Die zouden er natuurlijk niets van begrijpen. Het is toch ook raar. Ze snapt het zelf niet eens.

Als de achtste-groepers de klas inkomen, wrijft meester Sjoerd in zijn handen. 'Zo jongens, het is de laatste dag van de Cito-toets, hierna hoeven we nooit meer een toets te maken, het hele jaar niet meer.' Hij haalt een grote zak drop uit zijn tas. 'Nemen jullie maar alvast een dropje om de zenuwen weg te kauwen.' En hij geeft de zak door. 'Kijk eens jongens, de laatste honderd vraagstukken.' De meester houdt een grote envelop omhoog en doet net of hij de opgaven erdoorheen kan lezen. 'Oh, dat komt goed uit. Dit soort sommen hebben we al honderd keer geoefend. Dit is een cadeautje.' 'Hoe kunt u dat nou zien?' vraagt Vincent. 'U kunt toch niet door die envelop heen kijken.' De hele klas begint te zuchten. Nee, he? Echt Vincent weer, die trapt altijd overal in. 'Wist je dat nog niet?' zegt Sander. 'Onze meester is paranormaal begaafd. Hij weet zelfs de resultaten van de toets al.' 'Jazeker weet ik dat, he Annemiek?' De meester geeft haar een knipoog. 'Rustig nadenken, dan komt het wel goed.' En hij deelt de vragen uit.

'Makkelijk he?' zegt Olivier als ze de toets hebben ingeleverd. Ivo legt zijn pen neer. 'Sommige antwoorden kon je zo opschrijven.' 'De oefentoetsen waren veel moeilijker,' zegt Carijn. Bijna iedereen is het met haar eens. 'Als het meeviel is het een teken dat we goed geoefend hebben.' Meester Sjoerd controleert of de namen overal op staan. 'Nou jongens, daar zijn jullie vanaf. En ik ook.' Hij geeft de zak drop nog een keer door. Ivo en Olivier zijn zo opgelucht dat ze niet op Annemiek letten. Maar Carijn ziet wel dat haar vriendin moeite doet om niet te huilen. 'Ging het niet?' vraagt ze. 'Helemaal niet,' antwoordt Annemiek.

Olivier en Ivo schrikken als ze horen dat Annemiek het er slecht af heeft gebracht. 'Vond je het zo moeilijk?' Annemiek haalt verdrietig haar schouders op. 'Ik kon ineens niet meer denken.' 'Weet je zeker dat je het hebt verknald?' vraagt Carijn. Als Annemiek knikt, zijn ze op slag niet vrolijk meer. Annemiek zegt niet zomaar wat, dat weten ze heel goed. 'De Willem Blauw kan ik wel vergeten,' zegt Annemiek. 'Ik heb veel te veel fouten gemaakt.' 'Balen,' zegt Olivier. 'Kon je hem maar overmaken.' 'Heeft iedereen zijn werk ingeleverd?' vraagt meester Sjoerd voor de zekerheid. De bel is nog niet gegaan of de achtste-groepers stormen de gang op. Ze zijn zo blij dat die vervelende toets achter de rug is. Alleen Annemieks groepje praat nog wat na.

'En die staartdelingen dan?' vraagt Ivo. 'Die kon je toch wel?' Annemiek schudt haar hoofd. Dat heeft ze wel vaker. Als de meester het uitlegt, snapt ze het helemaal, maar als ze het zelf moet doen, weet ze ineens niet meer hoe het zit. Op het moment dat ze naar buiten willen lopen, komt Ruben de klas ingerend. 'Meester, Jeroen is van de trap gedonderd! Hij heeft een gat in zijn kop.' 'Wat?!' Meester Sjoerd holt de klas uit. Vier paar ogen kijken naar de toets die onbewaakt op tafel ligt. Ze hadden nooit gedacht dat ze dat zouden durven. Ze zijn altijd eerlijk tegen hun meester geweest. Onwillekeurig wordt er een hand uitgestoken naar de stapel papier. 'Neem mee, dan mag je hem overmaken.' Olivier plukt Annemieks toets ertussenuit. 'Vlug!' Carijn houdt Annemieks tas al open.

Annemiek aarzelt. Ze wil de toets helemaal niet overmaken, het lukt haar toch niét. En ze legt de toets terug. Ze kijken elkaar aan en denken allevier hetzelfde: eigenlijk moeten we weggaan. Maar de verleiding is te groot. Ze willen per se in september met zijn vieren naar de Willem Blauw en dit is hun kans! Ze horen Oliviers vingers knakken. 'We verwisselen de namen...' 'Mijn naam?' vraagt Annemiek. Olivier knikt haastig. 'Met die van Sander.' Zonder de reactie van Annemiek af te wachten neemt Olivier de leiding. Hij wijst naar Carijn. 'Jij houdt de wacht.' Hij rent naar zijn tafel, grist zijn gum uit zijn etui en duwt het in Ivo's hand. 'Vlug!' Zodra de gegevens van Sander zijn uitgegumd, vult Annemiek haar naam in. Pijlsnel gaat het gum heen en weer, dit keer over Annemieks toets. Van de zenuwen weet Ivo de naam van zijn klasgenoot niet meer . 'Sander!.' instrueert Olivier en hij noemt Sanders adres en geboortedatum op. 'Wegwezen!' Olivier stopt de toetsen tussen de stapel papier. Ze pakken hun tas en schieten de klas uit. Net op tijd. Als ze bij de kapstok staan, zien ze hun meester de trap opkomen. Ze wachten tot hij in het lokaal is en vluchten dan de school uit. Alsof ze achterna worden gezeten, racen ze het schoolplein af, de weg over. Pas als ze veilig in het park zijn, durven ze erover te praten. Ze smijten hun fiets in het gras en vallen Annemiek om beurten om de hals. 'Gefeliciteerd! Je krijgt in elk geval een goed advies.' Ze dansen met de armen om elkaar heen. Daarna loopt Ivo een rondje. Hij duwt een zakdoek tegen zijn ogen alsof hij huilt. 'Wie ben ik?' Olivier raadt het meteen. 'Sander die de uitslag van zijn toets heeft gekregen.' 'En wie is dit?' Carijn springt in de lucht. 'Yes!''Annemiek die hoort dat ze naar de Willem Blauw mag,' zegt Ivo. 'Maar ze was wel de enige van ons clubje. Wij moesten met zijn drietjes naar de Antonius.' Carijn en Olivier moeten erom lachen, want zo slecht hebben ze hun toets niet gemaakt. Dat weten ze zeker.

6

Meestal praten de vrienden honderduit als ze naar school rijden, maar vanochtend zijn ze stil. In de klas struikelt Carijn voortdurend over de woorden als ze hardop moet lezen. Olivier en Ivo hebben het verkeerde rijtje sommen gemaakt. En als ze het toneelstuk oefenen, kan Annemiek maar niet in haar rol komen. 'Je hebt je dag niet,' zegt meester Sjoerd.

Het is zeker besmettelijk. Ook meester Sjoerd is er duidelijk niet bij met zijn hoofd. Hij is snel geïrriteerd als iemand iets niet snapt, terwijl hij anders nooit kwaad wordt. En toen Sander nog even over de Cito-toets wilde napraten, zei hij met een rood hoofd dat hij geen woord meer over die rottoets wilde horen... Carijn, Ivo en Olivier zitten te draaien op hun stoel. Ze weten wel hoe het komt. Gisteren kwamen ze opgewonden thuis omdat het gelukt was de namen te verwisselen. Ze dachten alleen maar aan Annemiek die daardoor met hen naar de Willem Blauw kon. Maar eenmaal thuis, beseften ze wat ze gedaan hadden. Toen Jeroen van de trap viel, hebben ze daar vreselijk misbruik van gemaakt. Olivier voelde zich zo schuldig dat hij 's avonds nergens zin in had. En de andere drie konden het ook niet uit hun hoofd zetten. Stel je voor dat het uit zou komen, wat zou meester Sjoerd dan teleurgesteld zijn. Hij ging ervan uit dat hij hen kon vertrouwen. En dat was dus niet zo. Als ze er beter over nagedacht hadden, dan hadden ze het nooit gedaan. Annemiek dacht dat ze de enige was die zich schuldig voelde. Maar toen haar vrienden haar ophaalden en niemand er iets over zei, de hele weg niet, was het wel duidelijk. Ze hadden allevier spijt. In de pauze hangen ze met een ongelukkig gezicht bij het fietsenhok rond. Olivier is de eerste die erover begint. 'Als het uitkomt, worden we vast van school getrapt en dan hoeven ze ons op de Willem Blauw ook niet meer.' Ivo knikt.' Als mijn vader het hoort...' 'Ik weet zeker dat ik dan niet meer met jullie om mag gaan,' zegt Carijn. Annemiek zucht. 'Stom he? Ik wou dat we het nooit hadden gedaan.' 'Voor Sander is het wel goed,' zegt Ivo. 'Die krijgt zijn lesje.' Dat is tenminste nog iets, anders hadden ze het helemaal voor niks gedaan. 'Het is nog steeds niet zeker dat hij de dader is,' zegt Annemiek. 'Natuurlijk wel,' zegt Olivier. 'En dat zullen we bewijzen ook.

Weer staan Ivo en Olivier op de hoek van de Brederodestraat. Annemiek en Carijn hebben zich een eindje verderop achter een geparkeerde auto verstopt. Vanachter de auto kunnen ze bij Sander naar binnen kijken. Zo kan hij tenminste niet door de achtertuin ontsnappen.

,Pst...!' klinkt het vanaf de hoek. Ivo wordt duidelijk ongeduldig. Annemiek maakt een gebaar waaruit blijkt dat Sander thee zit te drinken. Ze houden de wacht. Hun voeten zijn ijskoud als Sander de kamer uitloopt. Na een paar minuten komt hij weer binnen met zijn jas aan. De meisjes rennen naar de jongens toe. 'Hij komt eraan.' Vol spanning zien ze de voordeur opengaan. 'Is het Sander?' fluistert Carijn die zich achter Oliviers rug heeft verstopt. 'Ja,' zegt Olivier zachtjes.

Voorzichtig kijkt Carijn over Oliviers schouder en dan ziet ze het ook. Sander komt naar buiten met een boodschappentas in zijn hand. Zou daar een spuitbus inzitten? Ze weten het niet. Maar hoe langer ze hem achtervolgen, hoe meer het erop gaat lijken. Hij rijdt in de richting van Annemieks huis. 'We hebben hem, wedden!' zegt Ivo als ze voor het stoplicht wachten. Tot hun grote teleurstelling steekt Sander niet de winkelstraat over. Hij slaat linksaf en stopt voor de supermarkt. 'Gaan jullie maar vast,' zegt Olivier. 'Ik blijf hier wachten.' Dat vindt Annemiek geen goed idee. 'We gaan met zijn allen naar mijn huis, of we blijven allevier hier.' 'Ja,' zegt Carijn. 'En dan houden we om de beurt de wacht in de tuin.' Olivier voelt er wel voor om naar Annemieks huis te gaan. Zijn handen zijn bijna bevroren. Ze laten Sander in de supermarkt achter en rijden naar Annemieks huis. Als ze het gangetje inkomen, blijven ze verbaasd staan. ANNEMIEK IS EEN DOMME KOE staat er op de poort.

Hoe kan dat nou? Ze kijken elkaar verslagen aan. Dit kan nooit het werk van Sander zijn. Ze hebben hem geen seconde uit het oog verloren. 'Wat erg!' Annemiek denkt meteen aan de toets. Ze hebben Sander niet alleen vals beschuldigd, maar nu krijgt hij ook nog een slecht advies. 'Wie heeft het dan gedaan?' Olivier vindt dat ze de dader zo snel mogelijk moeten opsporen. Maar dat kan Annemiek op dit moment weinig schelen. Ze heeft spijt dat ze niet naar meester Sjoerd heeft geluisterd. Olivier haalt een schrift uit zijn zak. 'Alle aanwijzingen zetten we onder elkaar.' Ivo zucht. 'Wat een domper dat Sander het niet heeft gedaan. Nu kunnen we opnieuw beginnen.' Carijn en Olivier knikken, maar Annemiek vindt het helemaal geen domper. Ze is blij dat Sander de dader niet is. Ze schaamt zich diep. Hoe kan ze dit nog ooit goedmaken? Hij scheldt haar dan wel uit, maar wat zij gedaan hebben is veel erger.

'Hebben we nou echt alle gegevens?' Olivier kijkt Annemiek aan. 'Of heb ik nog iets vergeten?' 'Wat zeg je?' Annemiek heeft het gesprek niet gevolgd. 'Sta je te dromen? We zoeken de dader, weet je nog?' Oliviers stem klinkt geïrriteerd. 'Dat komt wel,' zegt Annemiek. 'Eerst moet Sander weten dat het me spijt dat ik hem vals beschuldigd heb.' 'Moet dat nu meteen?' vraagt Carijn. 'Wat is nou het belangrijkst? Dat we de dader vinden toch.' 'Dat lijkt mij ook,' zeggen Olivier en Ivo. Maar Annemiek is het niet met hen eens. 'Ik ga nu naar Sander,' En wat haar vrienden er ook tegen inbrengen, ze laat zich niet ompraten.

Op de fiets weet Annemiek precies wat ze gaat zeggen, maar als ze bij Sander voor de deur staat, kan ze ineens geen woorden vinden. Toch keert ze niet om. Sander móét weten dat het haar spijt dus ze drukt op de bel. Gelukkig doet Sander zelf open. Hij is zo verbaasd als hij Annemiek ziet staan dat hij helemaal vergeet een gemene opmerking te maken. 'Hoi.' Annemiek prutst zenuwachtig aan haar armbandje. 'Ik wou zeggen dat het me spijt dat ik je vals beschuldigd heb.' 'Niet zo slim van je, he?' zegt Sander. 'Het komt ook doordat jij me steeds uitscheldt,' zegt Annemiek. 'Ik weet niet waarom je dat doet, maar leuk is anders.' 'Het is ook niet bepaald leuk als je voor studiepikkie wordt uitgemaakt,' zegt Sander. 'Wie zegt dat dan?' wil Annemiek weten.

Sander kijkt haar kwaad aan. 'Jij.' 'Ik?' vraagt Annemiek verbaasd. 'Doe nou maar niet zo schijnheilig,' zegt Sander.

'Ruben heeft me alles verteld.' 'Ruben?' Annemiek weet niet wat ze hoort. 'Ik heb Ruben helemaal niks verteld, alleen dat ik geen verkering met hem wou.' 'Je liegt.' Sander wordt rood van woede. 'Je wou geen verkering met mij, omdat ik een studiepikkie ben. Kan ik er wat aan doen dat ik goed kan leren? Daar hoef je me toch niet mee te pesten?' Annemiek wordt er wanhopig van. 'Je hebt nooit verkering aan mij gevraagd.' 'Dat heeft Ruben voor me gedaan,' zegt Sander. 'Dat weet je heus wel.' 'Hoe kom je erbij,' zegt Annemiek. 'Ruben is nooit bij me geweest. Als het wel zo was dan...' 'Wat dan?' 'Dan eh... dan had ik nooit nee gezegd.' Annemiek kijkt verlegen naar de grond. 'Ik was ook op jou,' zegt ze zachtjes. Even blijft het stil, dan verdwijnt de boze blik uit Sanders ogen. 'Hoe kan dit nou?' Annemiek denkt dat ze het wel weet. 'Ruben wou zelf verkering met mij, daarom heeft hij jou voorgelogen.' Langzaam dringt het tot Sander door wat er is gebeurd. 'Je bent zeker geen dombo als je dit kunt bedenken.' Annemiek voelt dat ze bloost. Als je wist wat ik jou heb geleverd, vind je me wel een dombo, denkt ze. Maar ze houdt haar mond. 'Was Ruben kwaad toen je nee zei?' vraagt Sander.

'Dat kun je wel zeggen.' Annemiek vertelt dat Ruben sindsdien niet meer tegen haar praat. Dan weten ze opeens wie de dader is.

'Ruben...' roepen ze tegelijkertijd.

'Wil je iets drinken?' Sander houdt de deur open.

Als ze in de kamer zitten, bedenkt Annemiek ineens dat Ruben de dader niet kan zijn. 'Hij moest vanmiddag naar de remedial teacher.' Sander zet een glas cola voor haar neer. 'Toch is het Ruben, het kan niet anders. Wanneer vroeg hij verkering aan jou? Was dat die keer dat jullie samen in het fietsenhok stonden?' 'Zijn slaafje kwam me halen,' zegt Annemiek. 'Vincent?' Annemiek knikt en dan zegt Sander dat Vincent de letters op de poort gezet moet hebben. Annemiek neemt een slok van haar cola. 'Bewijs dat maar eens.' 'Dat is niet zo moeilijk. Ik weet waar Vincent woont, We doen gewoon een briefje bij hem in de bus.' Sander gaat achter de computer zitten, zodat Vincent zijn handschrift niet herkent, en tikt: 'Je moet het nog één keer doen, vanavond als het donker is. Midden op het schoolplein. Om zeven uur is de kust veilig. Ruben.' Sander print het uit en laat het Annemiek lezen. 'Wat goed bedacht,' zegt Annemiek.

'Ach, dat mag je wel verwachten van een studiepikkie,' zegt Sander. 'Als je maar weet dat ik dat nooit heb gezegd.' 'Ik geloof je.' Sander raakt even Annemieks hand aan. Ze krijgt er kippenvel van. Het is nog niet over, denkt ze. Ik ben nog steeds verliefd.

7

Ivo, Olivier en Carijn vonden het een fantastisch plan. Om half zeven hebben ze in de buurt van de school afgesproken. Ze staan al een kwartier te wachten, maar Sander is er nog steeds niet. Op het moment dat Olivier wil gaan opbellen, komt Sander er net aan. 'Sorry, ik had de afwasbeurt.' Hij neemt de leiding meteen van Olivier over. 'Daar kunnen we ons het beste verstoppen.' Hij wijst naar het fietsenhok. Het is een prima plek. Vanachter het muurtje kunnen ze het hele schoolplein overzien. Nergens in de school brandt licht. Gelukkig is de lantaarn boven de schooldeur aan, anders zou het veel te donker zijn. Olivier kijkt op zijn horloge. 'Het is tien voor zeven.' 'Die komt wel,' zegt Sander. 'Wedden?' Annemiek rilt, niet alleen van de kou maar ook van de spanning. 'Alsjeblieft!' Sander doet zijn das af en geeft hem aan Annemiek. Het is iets over zevenen als ze in de verte iemand zien aankomen. Het is erg donker, maar zodra de figuur in de buurt van de lantaarn komt, herkennen ze hem. Hun val is gelukt, het is Vincent! Van opwinding drukken ze hun neus nog dichter tegen het muurtje aan. Ze zien Vincent schichtig om zich heen kijken. 'Zakken!' sist Sander.

Vijf hoofden verdwijnen achter het muurtje. Als Vincent niemand ziet, loopt hij naar het midden van het schoolplein. Hij haalt iets uit zijn zak, dat moet de spuitbus zijn. Juist als hij zich vooroverbuigt, klinkt er een bekende stem bij het hek. 'Hé Vincent, wat doe jij hier nog zo laat?' Niet alleen Vincent schrikt als meester Sjoerd het schoolplein opkomt, de anderen schrikken ook. Wat moet hun meester hier op dit uur? Hij verprutst hun hele plan. Vincent stopt de spuitbus vlug weg. 'Ik eh... ik ben vanmiddag een vijfje verloren.' De kinderen kijken elkaar aan. Wat kan die liegen! En de meester gelooft hem nog ook. Alsof ze het hebben afgesproken, schieten ze met zijn allen achter het muurtje vandaan. 'Leugenaar!' Sander trekt de spuitbus uit Vincents zak. 'Toe dan, schrijf dan op wat je Ruben hebt beloofd.' Vincent probeert eronderuit te komen. 'Ik heb niks beloofd, ik zoek mijn geld.' Als Sander doorgaat, grijpt de meester in. 'Geen valse beschuldigingen. Je weet zelf hoe naar dat is, Sander.' Even denken ze dat het misgaat. Hoe kunnen ze hun meester nou overtuigen, ze hebben geen enkel bewijs. Dan haalt Sander de kopie van de brief uit zijn zak. 'Je bent erin getrapt, mannetje. Deze brief was niet van Ruben, die hebben wij geschreven.' Ze zien hoe Vincent schrikt. Dit keer weet hij niet hoe hij zich eruit moet redden. 'Gemeneriken!' En hij begint te huilen. 'Ik vind Annemiek helemaal geen stomme koe. Dat vindt Ruben...' De meester heeft geen verder bewijs nodig. Ineens is het hem duidelijk dat Vincent inderdaad de dader is. Hij kijkt heel ernstig. 'Eigenlijk had ik een andere missie, maar dit gaat voor. Ik denk dat we Ruben een bezoekje moeten brengen. Een ogenblikje, ik moet nog even iets regelen.' Zodra de meester de school ingaat, probeert Vincent weg te rennen, maar Olivier pakt hem vast. 'Hier jij!' Gelukkig duurt het niet lang. Na vijf minuten komt meester Sjoerd naar buiten. Zijn gezicht staat nog zorgelijker dan ervoor. 'Wat moest u nou op school, meester?' vraagt Annemiek als ze Rubens straat ingaan. De meester zucht diep. 'Dat horen jullie na het weekeinde wel. Eén probleem op een avond is genoeg.' En hij belt bij Ruben aan.

Eigenlijk zouden ze heel tevreden moeten zijn.

Ruben heeft alles bekend. De meester heeft de twee jongens flink onder handen genomen. Voorlopig moeten ze in de pauze binnenblijven. En hij weet nog niet of ze met het driedaagse schoolreisje mee mogen. Het gepest van Sander is ook afgelopen. Sinds vrijdagmiddag doet hij juist heel lief tegen Annemiek. Toch ziet het viertal er niet vrolijk uit. Ze voelen zich schuldig tegenover Sander en de meester. 'Misschien moeten we het toch maar eerlijk tegen meester Sjoerd vertellen,' zegt Olivier als ze op maandagochtend bij het fietsenhok staan. Daar hebben de andere drie ook al aan gedacht.

Het zit hen dwars dat Sander door hun schuld een slecht advies krijgt. Vooral na vrijdagavond. Door Sanders plan hebben ze de schuldige betrapt. Ze voelen zich verraders. 'Dan liggen we dus wel van school,' zegt Ivo.

Sander zal me haten, denkt Annemiek. Misschien vindt ze dat nog wel het ergst. 'Ik kan me alvast op de St. Jansschool laten inschrijven,' zegt Ivo. 'Die rotschool achter de winkelstraat, waar je pakken huiswerk krijgt?' vraagt Annemiek. 'Zouden je ouders je daarheen sturen?' Ivo knikt beslist. Hoe slecht het er ook voor hen uitziet, Olivier wil toch dat ze bij hun besluit blijven. 'Laten we het maar in de pauze vertellen.' Volgens Olivier is dat het beste. 'Als we hier om half negen mee aankomen, wurgt de meester ons.' Ze weten waarom Olivier dat zegt. Soms heeft hun meester last van een ochtendhumeur. 'Afgesproken, in de pauze gaan we naar de meester toe.' Ze steken twee vingers op. Vanaf dat moment hebben ze pijn in hun buik.

Met lood in hun schoenen sjokken ze de klas in.

Deze ochtend zullen ze niet snel vergeten. Meester Sjoerd staat met meester Winkel, de directeur van de school, te praten. Een deel van de klas is nieuwsgierig waar het gesprek over gaat, maar het viertal kan het niks schelen. Wat maakt het nou uit dat ze het misschien over het schoolreisj e of de musical hebben. Tegen die tijd zijn zij allang van school getrapt. Zodra de bel gaat, moeten ze in de kring gaan zitten. 'Toch geen kringgesprek, he?' kreunen er een paar. 'Ik weet niks te zeggen.' 'Ik ook niet,' zucht de helft van de klas. 'Ik wel,' zegt de meester. 'Het gaat over de Citotoets. Daar is iets heel ergs mee gebeurd.' Annemiek, Olivier, Carijn en Ivo kijken elkaar aan. Ze zijn erbij! Meester Sjoerd heeft de vervalsing ontdekt. Annemiek steekt haar vinger op. Ze wil zeggen dat ze juist hadden besloten het zelf te vertellen, maar de meester wuift haar hand weg. 'Laat me even uitpraten, Annemiek.' En hij gaat verder. 'Donderdagmiddag ging ik met de toets naar het postkantoor. Onderweg stopte ik bij Jeroens huis, omdat ik wilde weten hoe het nu met hem was. Ik dacht dat ik maar een minuutje zou blijven en liet mijn tas achter op de fiets zitten. Toen ik na een half uur buitenkwam, was mijn tas gestolen, met de Cito-toets erin.' Veel kinderen beginnen meteen te protesteren. 'Ik ga hem niet overmaken, hoor'. Zeker weer drie ochtenden ploeteren. '

Het viertal kan het haast niet geloven. Is de Citotoets echt gestolen? Sander steekt zijn vinger op. 'Misschien vinden ze uw tas nog. Zo ging het bij mijn moeder ook, alleen haar portemonnee hadden ze eruit gepikt.' 'Mijn tas is al teruggevonden, Sander,' vertelt de meester. 'Hij lag in het kanaal. De blaadjes dreven in het water en liggen nu waarschijnlijk op de bodem.' Terwijl de meesten mopperen dat ze voor niks tweehonderdveertig vragen hebben beantwoord, kunnen Annemiek, Ivo, Olivier en Carijn hun geluk niet op. 'Het is heel vervelend dat dit gebeurd is,' zegt de meester. 'Vooral voor mij. Jullie snappen dat meester Winkel er niet blij mee is. Ik heb met het Cito gebeld, maar jullie hoeven de toets niet over te maken. Er bestaat geen reservetoets bij het Cito. In dit geval telt alleen het advies van de school.' Nu kunnen ze hun nieuwsgierigheid niet meer bedwingen. Ze beginnen allemaal door elkaar te roepen. 'Wat krijg ik dan, meester? En ik?' Dit had meester Sjoerd dus al verwacht. Het hele weekeinde heeft hij met de directeur van de school overlegd. De meester pakt zijn boekje en leest voor wat hij heeft besloten. 'Jullie ouders krijgen er nog bericht over,' zegt hij als hij bijna iedereen heeft opgenoemd. Dan gaat hij verder. 'En Ivo, Sander, Olivier, Carijn en Annemiek gaan naar de Willem Blauw.' 'Hoera!' Van blijdschap gooien ze hun rugtas omhoog.

De meester kijkt Annemiek aan. 'Nu begrijp je ook waarom ik vrijdagavond op school was. Ik had nog het een en ander te regelen.' De achtste-groepers zijn zo opgewonden dat meester Sjoerd de rekenschriften maar in de kastjes laat zitten. In plaats van hun taak af te maken, mogen ze oefenen voor de maandafsluiting. 'Luister,' zegt de meester. 'Het toneelstuk wordt leuk. Ik vind alleen dat er nog iets in die klas moet gebeuren, anders is het te mager.' 'Ik weet al wat.' En Ivo begint te verzinnen. 'Er zaten twee kinderen in de klas die verliefd op elkaar waren. En toen zei een jongen: "Ik vraag wel of ze verkering met je wil." Dat deed hij expres, omdat hij ook op dat meisje was. Hij vroeg dus helemaal niks en zei gauw tegen die ander dat ze geen verkering met hem wou omdat ze hem een sappie vond.' 'Jaaa!' roepen ze. 'Gaaf!' zegt Olivier. 'Maar aan het eind kwam alles uit en toen kregen ze toch verkering, he Annemiek?' Annemiek wordt net zo rood als Sander. 'Ja, ze kregen verkering,' zegt ze. 'Maar die strenge juf mag er niks van merken,' zegt Carijn, 'want ze mogen niet verliefd zijn.' 'We gaan het meteen uitproberen!' De meester klapt in zijn handen. Annemiek begint te spelen. Ze voelt dat het goed gaat. Maar dat kan ook niet anders, er is zoveel om blij over te zijn.