Hoofdstuk 17
Ik word wakker in het hemelbed, knipperend met mijn ogen, onzeker. De hemel achter de ramen is donker, al begint het aan de horizon licht te worden.
Het ochtendgloren is een deel van de dag dat ik over het algemeen niet zo nodig hoef mee te maken. Maar in plaats van weer onder het donzen dekbed te kruipen om te proberen nog wat te slapen, duw ik mezelf overeind om de stand van zaken op te nemen. De misselijkheid van gisteren is weggeëbd, en hoewel ik nog steeds een licht zuurstoftekort heb, lijkt het niet meer zo nijpend. Blijkbaar ben ik inmiddels gewend aan de hoogte.
Mijn maag knort en herinnert me eraan dat ik geen flauw idee heb hoeveel Booswicht gisteren met dit lichaam heeft gegeten, áls ze al iets heeft gegeten. Ondanks mijn gebrekkige kennis van het Spaans maak ik uit de informatiemap van het hotel op dat het nog een uur duurt voordat de roomservice met het serveren van desayuno begint. Tijd voor een voedzaam ontbijt uit de minibar.
Terwijl ik een zakje borrelnootjes en een cola uitkies, bedenk ik dat de term ‘jetlag’ totaal niet omschrijft hoe onwerkelijk alles voelt nadat je van de ene naar de andere dimensie een reis rond de wereld hebt gemaakt. Daar hebben we een ander woord voor nodig. Universum-lag? Vuurvogel-lag?
Ik haat wachten. De onzekerheid vreet meer aan me dan de druk van stress ooit zou kunnen. Zelfs het binnenspringen van een wereld waarvan ik weet dat Booswichts nieuwste dodelijke val er op me wacht, is minder enerverend dan dit: zitten op een leren bank, tegen wil en dank kijken naar de zonsopkomst, junkfood eten voor het ontbijt, wachtend op Wyatt Conley en zijn gestoorde plannetjes.
Ik weet dat ons volgende gesprek een doel dient. Ik weet hoe belangrijk het is om uit te zoeken hoeveel Conley precies te weten is gekomen over het verbond tussen de andere dimensies. Maar op reis ben ik dapper. Ik doe wat er nodig is. Nu ik moet wachten, voel ik me alleen maar klein en leeg en angstig.
Als Paul nou bij me was… Dat denk ik, maar ik maak de gedachte niet af. Het zou gevaarlijk voor hem zijn als ik hier in Quito contact met hem zocht, het zou er misschien zelfs toe kunnen leiden dat Conley hem vermoordt. Eerlijk gezegd zouden al mijn dierbaren nu meer dan welkom zijn, maakt niet uit wie. Zelfs de Theo uit mijn eigen wereld. Of Josie. Of pap en mam…
De cafeïne heeft kennelijk mijn bloedbaan bereikt, want mijn ogen stellen zich eindelijk scherp op wat er al die tijd al voor mijn neus staat: een telefoontoestel.
Ik ga rechtop zitten. Direct na Theo’s vertrek heb ik mijn tPhone geprobeerd, maar die bleek van buitenaf te zijn uitgeschakeld, ongetwijfeld door Triad. In mijn uitputting is het geen moment bij me opgekomen dat er een vaste telefoonverbinding zou kunnen zijn. En wat Wyatt Conley betreft, genie van het gsm-tijdperk… Ik durf te wedden dat hij niet eens meer weet dat vaste telefoonverbindingen bestaan, ook al heeft iedere hotelkamer er wel een.
Ik slik het laatste restje cola door, pak het telefoontoestel en bekijk het aandachtig. Ik zie niets wat op afluisterapparatuur lijkt, althans, niet zoals in de weinige spionagefilms die ik heb gezien, waar ze op dit soort zaken controleren. Als Conley de lijn afluistert, tja, daar is dan niets aan te doen. Toch durf ik er alles om te verwedden dat hij niet aan de vaste telefoonverbinding heeft gedacht. De enige andere mensen die er onverminderd gebruik van zijn blijven maken, zijn excentrieke, ietwat afwezige types… zoals mijn ouders.
Ons vaste telefoonnummer is een van de weinige die ik uit mijn hoofd ken.
Het duurt even voordat ik de hotelreceptionist zover heb dat ik word doorgeschakeld. Dan hoor ik het eigenaardig ronkende, echoënde overgaan van een internationaal telefoongesprek totdat na een hele tijd een slaperige stem zegt: ‘Hallo?’
‘Mam! Met mij, Marguerite. Sorry, ik weet dat het zes uur ’s morgens is –’
‘Het is hier vijf uur, maar goed.’ Mam is al klaarwakker. ‘Ik neem aan dat ik spreek met de Marguerite uit de Berkeley-dimensie?’
‘Eh… ja, klopt.’ Zitten zij nu ook al in het complot? Wauw, de Cambridge-dimensie werkt razendsnel.
Ik hoor mijn moeder roepen: ‘Henry, opstaan! De andere Marguerite is aan de lijn!’
Vanuit de verte zegt pap: ‘De goeie of de slechte?’
‘De goeie,’ antwoordt mam.
Ik moet grijnzen. Wanneer ik haar de hoorn weer hoor oppakken, zeg ik haastig: ‘Hoor eens, mam, het spijt me heel erg dat ik jullie de vorige keer dat ik bij jullie was niet de waarheid heb verteld.’
‘Geeft niks, lieverd. Ik zal niet ontkennen dat het raar was toen onze Marguerite vertelde wat haar was overkomen. Maar met de onthulling van de volledige waarheid achter Conleys plannen, is jouw list voor alle betrokkenen nuttig gebleken.’
Tijdens ons gesprek wordt er een tweede hoorn opgenomen, en pap komt tussenbeide: ‘Eerlijk waar, we hadden het moeten vermoeden.’
‘En je weet dat het Booswicht was die de laatste keer bij jullie was, hè? Ik bedoel, mijn andere ik uit de Thuisbasis. Jullie hebben niet… naar haar geluisterd, iets gedaan wat ze jullie vroeg?’
‘Booswicht,’ zegt pap. ‘Een toepasselijke naam. Maar nee, we wisten hoe we haar buitenspel moesten zetten. We hadden al meer dan twaalf uur naar haar op de uitkijk gestaan toen ze eenmaal arriveerde, en we wisten bijna zeker dat onze eigen Marguerite geen gevaar liep.’
‘Hoe konden jullie dat zo zeker weten?’ Booswicht had niet geaarzeld voordat ze een van de anderen vermoordde.
‘Omdat zijn eigen universum wel het laatste is wat Wyatt Conley ooit zal vernietigen.’ Paps stem heeft die klank die betekent: liefje, gebruik je hersens nou eens. Meestal irriteert het me, maar dit keer heeft mijn vader gelijk. ‘Hij moordt strategisch, niet uit wreedheid. Anders zouden wij er allemaal allang aan zijn gegaan.’
Mam voegt eraan toe: ‘Bovendien koestert Conley de hoop om ooit te kunnen samenwerken met een perfecte reiziger, en met name met jou. Jouw dimensie heeft de technologie en vormt daarom een bedreiging. Jij bent de enige mogelijkheid die hij heeft om die bedreiging te minimaliseren, op het totaal vernietigen van de dimensie na.’
‘Dat zou hij zo doen,’ zeg ik zacht. ‘Hij heeft er al minstens één vernietigd.’
Mijn ouders zijn allebei even stil, als een soort eerbetoon aan de overledenen.
Uiteindelijk vervolgt mam: ‘Hij is nog steeds op jouw medewerking uit. Booswicht, zoals jij haar noemt, is zo fanatiek en toegewijd, dat hij ervan gaat geloven dat hij ook jou van zijn gelijk kan overtuigen. En wij moeten ervoor zorgen dat hij zich op dat doel blijft concentreren. Het zal niet lang duren voordat hij zich realiseert dat we Booswichts bewegingen volgen, als hij het niet al vermoedt.’
‘Klopt.’ Ik friemel aan de ketting om mijn nek. ‘Hij heeft me niet gevraagd waar ik deze Vuurvogel vandaan heb, terwijl dat zijn eerste vraag had moeten zijn.’
‘Verdomme.’ Pap ademt scherp uit. ‘Nou, als je hem weer spreekt, probeer er dan achter te komen hoeveel hij weet. Dat was je natuurlijk al van plan, hè? Maar blijf hem op de huid zitten. Laat niets los. Laat hem zelf maar z’n zaakjes laten doorschemeren en naar de jouwe raden.’
‘Oké. Dat moet wel lukken.’ Ik plof neer op de bank en heb het gevoel dat ik weer in slaap zou kunnen vallen, puur door het troostende geluid van de stemmen van mijn ouders. ‘Dank je wel, pap. Het is fijn om iets te kunnen doen, anders dan alleen maar… achter Booswicht aan rennen zonder dat ik haar ooit te pakken kan krijgen.’
Mam zegt: ‘Dat moet je niet zeggen. Je bent je tijd niet aan het verdoen, Marguerite.’
‘Maar de Rome-dimensie bestaat niet meer, en er zijn sowieso nog twee andere Marguerites omgekomen –’
‘En jij hebt er een van een dodelijk ongeluk in de ruimte gered,’ houdt mam vol. ‘Je leidt Conley af van wat wij met z’n allen aan het doen zijn, en je wint tijd voor ons.’
‘Die tijd hebben we nodig,’ voegt mijn vader eraan toe. ‘Het duurt een poosje voordat de asymmetrieën zich door een dimensie verspreiden en volledige bescherming bieden. Dus twijfel geen moment aan jezelf, lieverd. Je levert goed werk.’
Als de dimensies allemaal onderling contact met elkaar hebben, ben ik misschien niet de enige van wie ze het spoor volgen.
‘Kunnen jullie me vertellen waar mijn Paul Markov is?’
‘Nog steeds in de Egypte-dimensie,’ zegt mam. ‘Het bouwen van de stabilisator zal daar wel een poosje duren, en we veronderstellen dat hij inmiddels een manier zal moeten vinden om zijn Vuurvogel op te laden, want die zal intussen wel bijna leeg zijn. Maar met de technologie van die wereld – als die lijkt op de onze in een vergelijkbaar stadium van ontwikkeling – zou dat moeten lukken als hij een grote stad weet te bereiken, Caïro misschien…’
Veronderstellen? Natuurlijk. Het feit dat ze ons door de dimensies heen kunnen traceren, betekent nog niet dat ze met ons kunnen communiceren. Communicatie is alleen mogelijk tussen werelden waar de technologie een bepaald niveau van ontwikkeling heeft bereikt. Zolang Paul in de Egypte-dimensie is, heeft hij geen flauw idee wat er verder allemaal gebeurt.
‘Weet hij dat ik nog leef?’ vraag ik.
De daaropvolgende stilte duurt zo lang, dat ik al weet wat het antwoord is voordat mijn vader zegt: ‘Hij heeft totaal niet meegekregen wat er met de Rome-dimensie is gebeurd. Dus hij heeft geen enkele reden om te vrezen voor jouw leven. Nou ja, afgezien van de moordlustige, maniakale andere versie van jou die vrij rondloopt, die natuurlijk op zichzelf al reden genoeg is.’
‘Hij weet niet hoe hij me moet volgen. Hij zou alleen mijn Vuurvogel kunnen opsporen, en die zal hem terugvoeren naar…’ Mijn maag draait zich om. ‘…de Thuisbasis.’
‘We zullen proberen een waarschuwing te sturen.’ Het is duidelijk dat mijn moeder me niet wil ontmoedigen. ‘Hou vol, Marguerite. Sterk blijven.’
Dat wil ik ook. Dat doe ik ook. Maar het lijkt alsof de gevaren met de minuut groter worden. Alsof ik door een glazen barrière heen heb geprobeerd te breken en nu omringd word door duizenden kleine scherfjes, stuk voor stuk vlijmscherp.
Mijn uitnodiging voor de lunch komt in de vorm van een briefje dat de conciërge me hoogstpersoonlijk komt brengen. Mijn vervoer wordt verzorgd door een kolossale limousinechauffeur die ofwel geen Engels spreekt, ofwel hardnekkig doet alsof. Ik draag een donkerrood T-shirt en een spijkerbroek die ik onder uit mijn sporttas heb opgediept, allebei gekreukeld als wat. Voor Wyatt Conley ga ik me echt niet opdoffen, laat staan dat ik mijn kleren voor hem ga strijken.
Ik word naar een restaurant gebracht in een soort afgesloten cirkel, met in het midden een binnentuin die zo groot is, dat er een paar hoge tropische bomen staan. Ook de andere winkels en salons worden geflankeerd door een hoop groen. Veel van de gebouwen zijn een soort openluchtconstructie, zelfs het soort zaken waarvan ik dat nooit zou verwachten, zoals banken. De weg trekt een lus rondom de cirkel en strekt zich dan weer recht uit, niet ver voorbij het restaurant waar ik een tafeltje krijg toegewezen. Pal onder schaduwrijke palmbladeren.
Ik heb de menukaart nog niet in mijn handen genomen of ik hoor het brullen van een V8-motor. De reden dat ik dat geluid kan identificeren, zit achter het stuur van de rode sportwagen die de cirkel binnen komt scheuren: Theo. Hij parkeert aan de andere kant van de binnentuin, en het verbaast me niets dat ik aan de passagierskant Wyatt Conley zie uitstappen.
‘Limousines zijn natuurlijk stijlvol,’ zegt Conley terwijl hij naar me toe loopt, met Theo in zijn kielzog. ‘Maar over het algemeen geef ik de voorkeur aan een sexyer auto.’
‘Dat lijkt me logisch.’ Ik sla mijn armen over elkaar. ‘Het is een bekend gegeven dat mannen een kleine penis met een sportwagen compenseren. Waarom zou dat bij jou anders zijn?’
Conley knijpt zijn ogen tot spleetjes, maar na een ogenblik herpakt hij zich. ‘Het is nou wel mooi geweest met dat kinderachtige gedoe, Marguerite. Tijd om zaken te doen.’
Hij gaat zitten, en ik werp een steelse blik op Theo. Hij ziet er niet zelfingenomen uit, en ook niet beschaamd. Hij mijdt mijn blik niet, zoals gisteren, maar hij maakt ook geen contact met me. Het is alsof hij diep in gedachten is verzonken, al heb ik geen flauw idee wat er belangrijker zou kunnen zijn dan dit. Misschien laat het hem echt volkomen koud wat er met mij gebeurt.
Een serveerster brengt ons koffie en biedt ons de zware, gebonden menukaart aan.
Conley bekijkt de zijne niet eens voordat hij hem over zijn bord legt. ‘Ik wil over een aantal dingen direct duidelijk zijn. Om te beginnen het aanbod van een volwaardig partnerschap waarmee ik maanden geleden bij je kwam. Dat is van tafel. Daarvoor zijn de zaken inmiddels te ver gevorderd. Maar ik denk dat we nog steeds tot een overeenkomst kunnen komen die je redelijk zult vinden… en zeker aantrekkelijker dan het alternatief.’
Pollo betekent kip, denk ik bij mezelf, weigerend om van de menukaart op te kijken. Neem gewoon iets met pollo, dan zit je goed.
‘Ik geloof niet dat er ooit een aanbod van een volwaardig partnerschap op tafel heeft gelegen. Maar vertel. Kom maar op met die fantastische voorwaarden van je.’
‘Ik garandeer veiligheid voor jou, en voor je familie, en voor de Paul Markov uit jouw wereld. We zullen geen pogingen doen om je thuisdimensie te vernietigen, en niemand die jij kent, zal ooit versplinterd worden. Althans, niet door toedoen van iemand van Triad. Dat is alles wat je krijgt.’ Conley slaakt een zucht van voldoening. Hij denkt dat hij me eindelijk klein heeft gekregen. ‘In ruil daarvoor reis jij overal heen waar en wanneer ik dat wil, en doe je precies wat ik wil. Als dat de vernietiging van een universum inhoudt, dan doe je dat. En als je dat een akelig vooruitzicht vindt, tja… Zie het dan gewoon maar zo dat hun wereld sterft om de jouwe te redden.’
Ik zeg niets, sla alleen een hand voor mijn gezicht. Is dat voldoende om bij hem de indruk te wekken dat ik wankel? Als ik hem kan laten geloven dat ik twijfel, dat ik op zijn minst in overweging neem wat hij van me wil, dan zal hij misschien tegen Booswicht zeggen dat ze het ‘neutrale’ universum waar ze zich bevindt, kan verlaten, zodat ik weer verder kan.
En als hij ziet dat ik moe ben, dat ik bang ben dat ik Paul nooit meer terugkrijg, dat ik de gedachte om ook nog maar één wereld in gevaar te brengen niet kan verdragen, dan is dat niets anders dan de waarheid.
‘Je gaat verliezen,’ vervolgt Conley. Zijn stem klinkt zachter dit keer. Dodelijk.
Eindelijk hoor ik de slang die in hem huist.
‘Je weet dat jouw wereld geen schijn van kans maakt, niet tegen een verbond van deze dimensie en de Thuisbasis. Dat ga je natuurlijk niet toegeven. Alleen al het feit dat je hier moet zitten en dit van mij moet aanhoren, krenkt je trots. Denk je dat ik niet begrijp hoezeer je me haat? Denk je nou echt dat je dat weet te verbergen achter die menukaart van je? Geef het op, Marguerite. Je kunt niet winnen. Het enige wat je kunt doen, is jezelf en de jouwen redden. Is het dan werkelijk te veel gevraagd om over je trots heen te stappen in het belang van je dierbaren?’
Ik denk aan de offers die ik heb gebracht, de offers die mam, pap, Paul en zelfs mijn Theo hebben gebracht, en ik weet dat Wyatt Conley er geen enkel idee van heeft hoeveel een mens zou doen voor zijn dierbaren. Net als de zwijgzame, chagrijnige Theo aan zijn zijde houdt hij alleen maar van zichzelf.
‘Geef me bedenktijd,’ zeg ik. ‘Ik moet nadenken.’
‘Wat valt er na te denken?’ Conley verheft zijn stem zodanig, dat mensen aan andere tafeltjes blikken beginnen te werpen op ons, de onbeschofte Amerikanen die tijdens de lunch zitten te bekvechten. Met iets meer zelfbeheersing voegt hij eraan toe: ‘Een beter aanbod krijg je niet.’
Ik haal mijn schouders op. ‘Misschien wel van de Thuisbasis.’
Ongeduldig zegt Wyatt Conley: ‘Ik spreek namens de beide andere universums van Triad –’
‘Dat denk je maar. Maar ik ben zelf in de Thuisbasis op bezoek geweest.’ Die foeilelijke, verknipte megalopool had zowel aarde als hemel verstikt. ‘En als je denkt dat ze daar enorme fans van je zijn, wauw, dan heb je het even goed mis.’
Nu heft Theo zijn hoofd. Ik heb zowaar zijn belangstelling gewekt.
Conley blijft een paar seconden zwijgen en zegt dan smalend: ‘Amateurtoneel? Ik dacht dat je intelligenter was dan dat.’
‘Dit is geen toneel. Het is de waarheid.’ Mijn enige prettige herinnering aan de Thuisbasis is toen ik dat hoorde. ‘Ze vinden dat je te ver gaat, en ze zijn van plan binnen afzienbare tijd “in te grijpen”. En hoe noemde jouw andere ik uit de Thuisbasis je nou ook weer? Hm… O ja. Hij noemde je “hufterig”.’
De serveerster komt eraan om onze bestellingen op te nemen, bekijkt de gezichtsuitdrukkingen rond de tafel eens goed en loopt dan weg. Verstandig.
‘Dit verzin je,’ zegt Conley onomwonden.
‘Als je dat geloofde, zou je me nu uitlachen.’ Het is veilig om de menukaart neer te leggen en Conley met mijn blik te doorboren. ‘Maar je weet dat ik volkomen eerlijk ben. De drie oprichters van Triad in de Thuisbasis verafschuwen je, en ze tellen de dagen tot ze je op je plek kunnen zetten.’
Conley kaatst terug: ‘We hebben een verbond.’
‘Drie oprichters. Een van hen is een andere versie van jou, die jou niet kan uitstaan. De andere twee zijn mijn ouders. Die van me houden, van iedere versie van mij! Veel meer dan ze ooit om jou zullen geven. Vergis je niet, Conley. Als je een deal wilt, zul je met iets beters moeten komen. Want ik weet precies tot wie ik me moet keren voor een beter aanbod.’
Al zijn gekunstelde nonchalance valt weg. ‘Zij hebben je die Vuurvogel gegeven, hè? Ik wist het! Ik wist wel dat ze zich ertegenaan zouden gaan bemoeien!’
Ik had er niet eens aan gedacht om dit verhaal als dekmantel te gebruiken, en het is beter dan alles wat ik zelf had kunnen verzinnen. ‘Wil je teruggaan om je opties nog eens goed op een rijtje te zetten?’
Conley schuift ruw zijn stoel naar achteren. Hij heeft er altijd al uitgezien als een uit de kluiten gewassen puber, en nu gedraagt hij zich er ook nog naar. ‘Ik ga terug om een hartig woordje met de Thuisbasis te spreken. Uiteindelijk hebben we één perfecte reiziger nodig, en die hoef jij niet te zijn. Als je nog een voorkeur hebt voor de dimensie waarin je wilt sterven, is dit het moment om die uit te spreken. Het enige wat ik je nu kan beloven, is dat je thuisdimensie in vlammen zal opgaan, en dat ik met plezier zal toekijken.’
Nee. O nee. Ik ben te ver gegaan en heb hem wanhopig gemaakt. ‘Wacht. Ik zei niet dat je me geen beter aanbod zou kúnnen doen, beter dan de Thuisbasis –’
‘Te laat,’ zegt hij. ‘Beck, meekomen.’
‘Op mij kun je rekenen, baas.’ Theo’s stem klinkt eigenaardig afwezig. ‘Ik heb de sleutels al in mijn hand.’
‘Alsjeblieft.’ De tranen springen in mijn ogen. ‘Doe het niet, alsjeblieft!’
‘Dus je hebt eindelijk leren smeken. Dat is een prettig geluid. Maar niet zo prettig dat ik me er iets van aantrek.’ Met die woorden beent Conley weg.
Ik leun verslagen achterover op mijn stoel terwijl Theo en hij naar de auto toe lopen. Mijn blikveld wordt wazig; ik begin te huilen. Waarom deed ik dat nou? Mijn enige opdracht was te achterhalen hoeveel hij wist, niet hem pislink te maken. Het voelde zo goed om hem voor één keer eens goed de waarheid te zeggen, om de waarheid tegen hem te gebruiken, en nu heb ik met mijn grote mond mijn hele dimensie tot de dood veroordeeld.
Zou ik tegelijk met mijn dimensie omkomen? En als mijn geest zich in een andere dimensie bevindt terwijl mijn lichaam wordt vernietigd, sterf ik dan, of word ik een soort… geest?
Mijn wereld weet in elk geval hoe zich te verdedigen. Ze hebben inmiddels vast en zeker de asymmetrie gecreëerd die ze zal beschermen. Maar het duurt even voordat dat werkt. Dat heeft pap vanochtend nog gezegd. Hebben ze voldoende tijd gehad? Als Wyatt Conley nu iets tegen hen onderneemt, overleven ze dat dan?
Ik veeg mijn gezicht af met mijn servet, vastbesloten om opnieuw een vaste telefoon te vinden en de andere werelden binnen het multiversum te waarschuwen voor wat er staat te gebeuren.
De motor van de sportwagen komt brullend tot leven – dat moet Theo achter het stuur zijn, het gaspedaal diep intrappend. Zelfs nu, met de naderende dood van een hele dimensie in het verschiet, is Theo blijkbaar alleen maar bezig met pk’s. Met piepende remmen rijdt de sportwagen weg van zijn parkeerplaats aan de andere kant van de cirkel.
Maar in de bocht trekt hij op. Hij maakt zoveel vaart, dat ik naar adem hap. In een rode flits schiet hij langs me heen. Het lawaai van de motor kan het bezorgde gemompel van de andere restaurantgangers niet helemaal overstemmen. Waar de weg rechtdoor gaat, aan het eind van de halve cirkel, geeft Theo plankgas, zodat de auto een snelheid bereikt van op zijn minst honderdtien kilometer per uur, waarschijnlijk zelfs meer, en…
…hij neemt de laatste bocht niet.
Hij probeert het niet eens.
Met open mond kijk ik toe hoe Theo de wagen over de stoeprand heen stuurt, hem zo een seconde lang door de lucht lancerend, waarna het voertuig te pletter slaat.