12. Eliza

Ze was die ochtend vroeg op de afdeling en bladerde op haar gemak door de ochtendkrant, die ze van huis had meegenomen. Het bericht was niet verrassend, maar voor het eerst zag Eliza zijn gezicht terug en direct was zijn geur er weer. Ze had hem in geen jaren gezien, maar kon hem nog ruiken en daar hoefde ze zich nauwelijks voor in te spannen. Ze staarde naar de foto en herkende de contouren van zijn mond, kon zijn lippen haast nog voelen. Maar wat was hij oud geworden. Naast de korte tekst was een wazig zwart-witportret geplaatst en toch verhulde de matige kwaliteit niet dat zijn donkere haar grijs was geworden en de lijnen langs zijn wangen in diepe geulen waren getransformeerd. Dan had zijzelf de tand des tijd heel wat beter doorstaan, dacht ze wrang. Ooit had de gedachte samen met hem oud te worden haar met vreugde vervuld, maar Martin was oud geworden zonder haar en zij was tien jaar later nog relatief jong. Ze vouwde de krant dicht en nam een te hete slok thee, die haar slokdarm etste en de komende uren voor een vervelende sensatie in haar keel zou zorgen.

Spijt had ze niet. Het was te lang geleden. Toch raakten het bericht en de foto een pijnplekje waarvan ze het bestaan nu al een paar jaar met succes had ontkend. Het waren niet de herinneringen, die had ze netjes opgeborgen samen met haar gevoel voor hem. Ze had heel lang niet aan hem gedacht. Niet echt in elk geval. Toch was hij elke dag aanwezig in haar leven, omdat hij de laatste man was van wie ze had gehouden, al vond ze dat zelf eigenlijk een wat overtrokken aanname.

Of ze uitgenodigd zou worden of niet, ze zou erheen gaan. Voor nu had ze hem eer genoeg bewezen, besloot ze. Ze schoof de krant van zich af en pakte haar BlackBerry om haar agenda voor die dag te bekijken.

‘Eliza, je gast is er.’ Haar secretaresse stak haar hoofd om de deur van haar kamer. ‘Hoog bezoek,’ fluisterde ze met een knipoog.

‘Pak een witte jas voor die man!’ riep Eliza haar na. ‘Kom binnen,’ zei ze toen tegen Twan Tweinstra die nog op de gang stond. ‘Mooi op tijd.’

Hij knikte. ‘Ik zou niet te laat dúrven komen.’

‘Dociele mannen, daar ben ik dol op.’

‘Volgens mij hou jij helemaal niet van dociele mannen.’ Twan sloeg zijn armen over elkaar heen en leek volmaakt op zijn gemak. Wat een mannetje.

‘Even voor alle helderheid: ik flirt graag, maar niet met de baas,’ zei ze bot.

Er schoof een lichte blos over zijn wangen. ‘Ik flirt niet. Dat zou ik ook al niet durven. Vergeet mijn opmerking maar. Ik kom even opnieuw binnen, oké?’ Hij liep achteruit de kamer uit en sloot de deur. Een paar seconden later klopte hij aan.

Even overwoog ze hem buiten te laten staan, maar dat zou flauw zijn en dus zei ze: ‘Binnen.’

‘Goedemorgen, dokter Van Dam. Ik loop vandaag een dagje met u mee.’

‘Haal dan eerst maar eens koffie voor me.’

‘Ik heb vanochtend een drukke poli. Jij zit er gewoon bij, tenzij iemand bezwaar heeft. Dat gebeurt trouwens zelden, de meeste patiënten weten wel dat we een opleidingsziekenhuis zijn.’ Ze nam een voorzichtige slok van haar koffie, haar huig had genoeg geleden vandaag.

Twan trok intussen zijn witte jas aan, zijn armen staken lachwekkend ver onder de mouwen uit. In medische termen was hij het prototype ectomorf, met lange magere ledematen en smalle schouders en heupen. Waarschijnlijk kostte het hem moeite om op gewicht te komen en te blijven. Echt aantrekkelijk vond ze het slungelige type niet, hooguit ontroerend als ze bloot voor haar stonden in de spreekkamer. ‘Waar koop jij je kleding?’

Hij grijnsde. ‘Niet bij h&m.’

‘Je zult wel een dure bouw hebben.’

‘Een dure bouw, dat vind ik een ijzersterk argument om mijn liefde voor mooie pakken aan op te hangen. Dank je wel!’

Bijna flapte ze er een opmerking over zijn bruine nichtenkostuum uit. Nee, ze moest niet te vertrouwelijk met hem omgaan. In de maand dat hij nu in het ziekenhuis rondliep had ze een aantal keer met hem vergaderd en tot nog toe had ze hem op weinig streken kunnen betrappen. Maar dat betekende nog niets, besloot ze. Toch was het vreemd dat ze steeds de neiging voelde om hem te plagen, dat had ze eigenlijk alleen bij mannen die ze graag mocht.

Op weg naar de poli liepen ze door de centrale hal, die sinds de verbouwing het visitekaartje van het ziekenhuis vormde. Overal hingen en stonden kunstwerken en naast de ingang was een hip restaurant, waar je elke denkbare soort koffie kon krijgen en zelfs verse muntthee. Een ziekenhuisbezoekje werd door de horeca-entourage als uitstapje vermomd. Maar een darmonderzoek bleef een darmonderzoek en bij een mammografie werden vrouwenborsten net zo pijnlijk geplet als altijd.

Bij haar balie aangekomen graaide ze de agenda naar zich toe en telde snel het aantal consulten. Twan bleef braaf een meter achter haar staan.

Het zou nog een heel gevecht worden om de lange lijst patiënten af te werken voor de lunch. Dat laatste was puur bij wijze van, want er stond een operatie geboekt voor het middaguur. Bennie had haar gesmeekt persoonlijk de stalen pinnen uit zijn been te halen. ‘Dokter Van Dam, u heeft mijn leven gered. Ik wil niemand anders.’ Hij was een vasthoudende achttienjarige en als ze heel eerlijk was, moest ze toegeven dat ze hem eigenlijk ook niet aan een andere arts gunde. Omdat ze vandaag geen ok draaide, was Bennies operatie in haar lunchpauze gepropt. ‘Vier heupen maar,’ zei ze verheugd nadat ze de lijst had gecheckt.

‘Wat is er mis met heupen?’ vroeg Twan.

‘Ze zijn saai.’ Ze deed alsof ze geeuwde.

‘Saai is dodelijk,’ gaf hij toe. ‘Maar is elke gebroken heup niet anders?’

‘Dan moet je wel een heel erge fijnproever zijn en de meeste traumachirurgen zijn dat niet. Wij gaan voor gruwelijke verwondingen, hoe zeldzamer hoe beter. Anders word je orthopeed. Ook een mooi vak.’

‘Traumachirurgen zijn dus de thrillseekers van het ziekenhuis,’ constateerde Twan.

‘Dat zijn we zeker,’ gaf ze toe. ‘Net als vrijwel alle medewerkers op de Spoedeisende Hulp.’

‘Wat heb je nog meer op je lijst, behalve vier heupen?’ Twans slungelige lijf was veel te lang om fatsoenlijk op het houten krukje te kunnen zitten, maar toch leek hij op zijn gemak.

Eliza somde op: ‘Een fraaie schedelbasisfractuur als gevolg van een lullig auto-ongeval in de bebouwde kom. De chauffeur reed over een vluchtheuvel, zijn portier ging door de schok open en hij viel eruit. Geen gordel om. Zoiets verzin je toch niet?’ Ze klakte met haar tong toen ze zag wie de volgende op de lijst was. Meneer Pieterman. ‘Steekwond in de buik, hij is vorige week met ontslag is gegaan.’ Haar vinger gleed verder naar beneden. ‘Dan hebben we een gebroken been op vier plaatsen, na de val van een steiger en een gesneuveld oog na een fietsongeval. We sluiten de ochtend af met een geamputeerde arm. Hakmachines zijn vooral handig als je weet hoe ze werken. Mooie oogst, toch?’

‘Je noemt alleen de ziektebeelden en de oorzaak,’ zei Twan en al klonk het volstrekt neutraal, de woorden sec droegen beslist een verwijt in zich.

‘Wat erg,’ zei ze gespeeld geschrokken. ‘Mijn patiënten zijn geen mensen voor mij, dat ik daar nou zo achter moet komen!’

‘Zo bedoel ik het niet per se,’ zei Twan. ‘Het viel me gewoon op.’

‘Hou je vast, speciaal voor jou de menselijke versie,’ zei ze spottend en het deed haar zelf plezier dat ze de bijzonderheden van haar patiënten in vrijwel één adem kon oplepelen. ‘Richard Wenken is een man van achtenzeventig die honderd jaar geleden zijn rijbewijs heeft gehaald toen gordels nog niet bestonden. Hij heeft sindsdien foutloos gereden. Inmiddels is hij halfblind en ziet vluchtheuvels over het hoofd. Hij had nog wel een volle haardos die we helaas hebben moeten afscheren voor de operatie. Vandaag ontmoet je zijn toupetje. Meneer Pieterman is een vijfenveertigjarige man met de verkeerde kennissen. Hij is in zijn stamkroeg neergestoken na een fel dispuut over Ajax-Feyenoord. Zijn vrouw is een hoogblonde Amsterdamse die hem in het ziekenhuis een klap op zijn oog heeft gegeven als extraatje, omdat ze hem verboden had de kroeg in te gaan. Meneer Pieterman zou willen sterven voor zijn club. By the way: hij is voor Feyenoord.’ Ze haalde even adem om door te gaan met de antecedenten van het gebroken been, maar Twan hief zijn hand al op. ‘Ik ben overtuigd. Laat nog iets over voor mijn eigen waarnemingen zo meteen.’

Ze onderdrukte een grijns. Eén nul!

‘Goed haar,’ constateerde Twan droog nadat Richard Wenken de deur achter zich dicht had getrokken.

‘Hij was al jaren grijs, maar heeft besloten dat dit zijn herkansing was.’ Richard Wenken had er bij zijn binnenkomst uitgezien als een gangster in een heel matige maffiafilm. Natuurlijk had hij zijn gitzwarte toupetje moeten afzetten voor het onderzoek en bij het zien van de tegenzin die haar verzoek bij hem opriep, had Eliza bijna een arm om hem heen geslagen.

Zijn wond genas voorspoedig en de hoofdpijnen werden steeds een beetje minder. ‘Ik zie u over vier weken weer.’ Ze liet hem opgewekt uit en haalde haar volgende patiënt op.

Natuurlijk werd Herman Pieterman vergezeld door zijn blonde Anita, die al fel uithaalde nog voor ze goed en wel binnen waren. ‘Hij drinkt alweer bier!’

‘Eentje per dag.’ Ze zag dat Herman Pieterman een beetje ineenkromp bij de woorden van zijn vrouw. Dat begreep Eliza wel want Anita sloeg hard. Het dikke blauwe oog van Pieterman was inmiddels geel en enigszins geslonken, maar het hematoom had grote indruk op haar gemaakt. ‘Ga zitten,’ zei ze hartelijk tegen het echtpaar.

Dat deden ze braaf, maar Anita zat in gevechtshouding op het puntje van haar stoel. ‘U had gezegd dat hij niet mocht roken en drinken.’

‘Dat klopt.’ Eliza probeerde kalmerend te glimlachen.

‘Zie je nou, lul?’ beet Anita Herman toe.

‘Ik dacht dat de dokter had gezegd dat een biertje per dag moest kunnen,’ zei die zwakjes.

Dat had ze zeker niet gezegd, maar ze had geen zin om olie op Anita’s golven te gooien. ‘In het algemeen kan een biertje per dag geen kwaad, maar alcohol verdunt het bloed wel, dus meer dan één biertje is gevaarlijk. Dat zou u echt niet moeten doen.’ Ze keek hem streng aan. ‘U hebt een grote bloeding gehad en de wond is vers, snapt u?’

Herman Pieterman werd een tikkeltje bleker. ‘Ja, ja. Ik neem er echt niet meer.’

‘En hij wil alweer naar de kroeg!’ Woest keek Anita naar haar echtgenoot en richtte zich toen tot Eliza. ‘Wat zegt u daarvan dokter? Ze hebben hem bijna om zeep geholpen daar!’

‘Ik snap uw angst. Maar de dader is aangehouden, toch?’

‘Hij zit daar in een hol van Ajaxfans. De volgende staat alweer klaar.’

‘Dat is niet waar.’ Hij keek zijn vrouw smekend aan. ‘Ik kom er al jaren en er is nooit iets gebeurd. Friso was gewoon gek in zijn kop.’

‘Het barst er van de gekken.’ Anita’s mond vertrok tot een streep. ‘Ik wil dat u hem verbiedt daar nog naartoe te gaan, dokter.’

Dat behoorde uiteraard niet tot haar beslissingsbevoegdheid. Maar voor ze een alternatief antwoord kon bedenken richtte Anita zich tot Twan. ‘Wat zegt u daar nou van als man? Hij is toch gek om terug te gaan naar de plek waar ze hem bijna hebben vermoord?’

Twan zat op het puntje van zijn kruk en schoof een beetje geschrokken naar achteren bij deze onverwachtse pass op hem. Toch stopte hij de bal direct.

‘Ik snap uw angst en boosheid heel goed, als mijn vrouw terug zou gaan naar zo’n plek zou ik haar er bij de haren willen wegsleuren.’

Anita keek triomfantelijk naar haar echtgenoot. Eliza voelde een vage ergernis bij zijn opruiende antwoord, maar kon er eenvoudig niets van zeggen omdat de vrouw van haar patiënt nou eenmaal om zijn inbreng had gevraagd.

Twan glimlachte nu en leunde iets meer ontspannen achterover. ‘Maar ik zou het niet doen omdat ik ook weet dat het haar zou helpen het gebeuren te verwerken.’

Nu keek Anita op haar neus, maar voor de storm kon opsteken, ging Twan verder. ‘Ik zou met haar meegaan naar de plek waar ze bijna vermoord is om er samen wat te drinken en kennis te maken met de andere bezoekers, zodat ik zeker zou weten dat ze de volgende keer veilig is.’

Herman keek chagrijnig, maar zijn vrouw was aan het denken gezet. ‘U heb gelijk. Ik ga gewoon met hem mee.’

Hij sputterde nog wat tegen, maar Anita was tevredengesteld. Eliza drukte haar patiënt nog op het hart vooral niet meer dan één biertje te drinken voorlopig, ook al zag zijn scan er goed uit, maar ze twijfelde er niet aan of zijn vrouw zou de koelkast met haar leven bewaken.

‘Sorry,’ zei Twan toen de twee waren vertrokken. ‘Ik had misschien helemaal niets moeten zeggen.’

Ze wapperde zijn verontschuldiging weg. ‘Goed gedaan. Voorlopig houdt Pieterman zich wel aan mijn regime, had ik niet voor elkaar gekregen.’ Ondanks zijn gelikte kapsel, zijn glimmende pakken en consultancyverleden bezat Twan een zekere boerenslimheid.

‘Ga je mee naar de ok?’ Het was bijna halfeen toen ze de geamputeerde arm de deur uit had gewerkt.

‘Natuurlijk ga ik mee.’ Hij zag er zelfverzekerd uit, maar wel een beetje bleek. Ze hadden de hele ochtend niets meer gegeten. ‘Ik zou wat gaan eten als ik jou was, je kunt altijd nog wel een keer een operatie bijwonen,’ adviseerde ze hem.

‘En jij dan?’

‘Ik ben het gewend, ik opereer soms uren op een lege maag.’

‘Ik ga met je mee,’ zei hij koppig.

‘Zelf weten,’ zei ze onverschillig. ‘Als je neervalt, raap ik je niet op.’

‘Ik ga niet neer.’

‘Ik hoor het je nog zeggen.’