10
'John?' 'Ja lieverd?' ik moet je zeggen dat ik me zorgen maak.' 'Waarover?' ik maak me zorgen over haar.' Johns moeder knikte naar de muur. 'Ze sluipt rond.' 'Hoe bedoel je, moeder, ze sluipt rond?' 'Nou, het is een paar weken geleden begonnen. Ik dacht dat ik droomde, of me gewoon iets verbeeldde. Maar het was al vrij laat en jij was al een tijdje boven en de meisjes hiernaast moeten al even in bed hebben gelegen. De eerste keer was het als... nou ja, als een hond die aan de deur krabbelde. De deur is vlak naast de muur van mijn slaapkamer. Nou, ik hoorde het gemompel en ik wist dat zij het was. Ik kon niet horen wat ze zei, maar haar stem ging omhoog en omlaag, en af en toe was het alsof ze fluisterde. Maar voor mij leek het of het meer dan fluisteren was. De volgende nacht dacht ik dat ik misschien had gedroomd, want ik hoorde geen geluid. Maar de daaropvolgende nacht was het er weer. Het begint alsof ze met haar nagels over de deur krast en in de afgelopen twee weken is het zes keer gebeurd. Ze was vannacht ook weer bezig. Toen ik in de tuin was, zag ik dat jonge dienstmeisje, Mary. Ze kwam naar me toe, leunde over de heg en vroeg hoe het met me ging. Ik zei dat het goed ging en daarna vroeg ik hoe het met haar was. En ze zei dat ze helemaal de kluts kwijt was. Het bleek dat Janie Bluett de vorige dag ontslag had genomen. Ze was al een tijdje van plan om weg te gaan, maar volgens Mary kon ze het nu niet langer verdragen. En het schijnt dat de kokkin er net zo over denkt, en als zij vertrekt, dan heeft ze beloofd dat ze Mary mee zal nemen. Dus zo is de situatie.' 'Wil jij hier ook weg?' Zijn moeder zuchtte en zei toen: ik had nooit gedacht dat ik mezelf ooit ja zou horen zeggen, want ik ben dol op dit huisje. Maar ik moet toegeven dat ik wel bang van haar word. Ik had nooit gedacht dat ze zo zou worden.' Hij dacht even diep na voor hij zei: ik denk niet dat ik meteen een goed huis voor je zou kunnen vinden, maar een van de grote huizen in Brampton Hill is nu een verpleeghuis. Dokter Cornwallis heeft er een patiënt. Hij zegt dat het een mooi, geriefelijk onderkomen is. Zou je daarheen willen?' Ze bleef even stil. Toen zei ze: 'Verpleeghuis? Nou, ik heb altijd gezegd dat ik nooit naar een verpleeghuis wilde, maar ik denk dat ik blij zal zijn als ik daar heen kan, als dat maar voor een tijdje is. Maar het moet wel maar voor een korte tijd zijn, want ik wil in een gewoon huis kunnen wonen, John, met genoeg ruimte om rond te lopen. Ik zou het niet kunnen verdragen om de hele dag aan één kamer gebonden te zijn.' 'Dat weet ik, lieverd, dat weet ik. Ik zal in elk geval morgenochtend eens met de oude baas praten, en daarna zal ik het huis zelf gaan bekijken. En maak je alsjeblieft geen zorgen, want er is niets dat ons ervan weerhoudt om onze koffers te pakken en hier weg te gaan wanneer we dat willen. Blijf nu maar rustig. En hoor eens, weet je wat jij moet doen als je dat schrapende geluid weer hoort? Je pakt een stok en timmert daarmee tegen het plafond.' Hij pakte een van de stokken die over het voeteneind van het bed waren gehaakt, probeerde de lengte ervan uit en zei: 'Je zult er wel voor moeten gaan staan. Maar doe dat als ze begint. Wees nou maar gerust. Ik ga het eerste uur nog niet naar bed, want ik heb nog wat leeswerk te doen. En dat doet me aan iets anders denken. Ik heb een paar medische boeken in de logeerkamer laten staan. Ik moet Frances te pakken zien te krijgen en haar vragen of zij die voor mij naar beneden wil smokkelen. Maar ik denk dat jij Mary waarschijnlijk eerder zult zien dan ik Frances, dus als jij morgen over de heg haar aandacht kunt trekken, wil je haar dan die boodschap geven? Vraag maar of ze ze naar beneden wil brengen en buiten de deur wil zetten.' 'Maar als ik haar morgen of overmorgen niet zie?' 'Nou, dan is dat heel jammer, want dan doe ik de deur open, ga naar de keuken en als Frances er niet is, dan vraag ik een van de anderen of ze haar een boodschap willen overbrengen.' 'Maar loop je dan niet het risico dat je haar tegen het lijf loopt?' 'Ach, als ze haar bezoeken tot 's avonds beperkt, denk ik niet dat ze overdag deze kant uit zal komen. Maar we zullen wel zien. Ga nu maar liggen.' Hij bukte zich, kuste haar en liep toen naar de zitkamer, maar niet om te lezen. De medische boeken en tijdschriften lagen ongeopend op de tafel en hij bleef bijna een uur lang over de toekomst zitten piekeren... Hij was een lichte slaper en vond het vaak moeilijk om in slaap te komen, en deze nacht vormde daarop geen uitzondering. Hoewel hij heel moe was, lag hij al meer dan een half uur in bed en was nog steeds klaarwakker. Hij lag in het donker te staren, met zijn gedachten bij Helen en wat hun toekomst zou zijn, toen het gerinkel van glas en de klap waarmee een voorwerp de koperen rand aan het voeteneind van zijn bed raakte, hem deden opschrikken en even verlamden, terwijl zijn hand naar het nachtkastje ging om lucifers te zoeken om het gas aan te steken. Maar toen schrok hij opnieuw van het geluid van rinkelend glas. Hij schoot zijn pantoffels aan en liep door de glasscherven naar het gebroken raam en tuurde door het zijraam naar het andere slaapkamerraam. Het leek buiten veel lichter dan in de slaapkamer. Toen zag hij een donkere gestalte in het bos verdwijnen. Ze was gek, maar ook heel listig, want ze wist dat hij niet met gesloten gordijnen en luiken kon slapen en dat hij, omdat ze hier toch geen inkijk hadden, nooit luiken of gordijnen sloot. Hij hield ervan om wakker te worden in het ochtendlicht. Hij liep terug naar het nachtkastje en de lucifers, en toen hij het gas aanstak, hoorde hij zijn moeder geagiteerd roepen: 'John! John!' Hij riep terug: ik kom eraan. Rustig maar.' Hij keek om zich heen, om te zien welk voorwerp zijn bed had geraakt. Hij raapte het op. Het was een halve nieuwe baksteen met scherpe randen. Toen hij hem bekeek, zag hij in gedachten hoe ze door het bos liep naar de plek waar ze op de laatste duizend vierkante meter een huis bouwden, en daar een steen opraapte. Hij liep naar de andere slaapkamer, waar hij opnieuw over glas moest lopen. Hier vond hij ook een halve baksteen, maar deze was dichter bij het doel gevallen, want hij lag midden op de sprei. Nog één meter, als hij hier had gelegen, en de steen had hem pal op zijn hoofd geraakt, wat ook haar bedoeling moest zijn geweest. Hij liep met de twee stenen naar beneden, waar hij zijn moeder, zwaar leunend op haar stokken aantrof. Toen hij de bakstenen aan haar liet zien, keek ze hem aan en zei: 'Ze is gek, John! Ze is echt krankzinnig!' Hij legde de bakstenen neer en zei: 'Kom, ga weer naar bed. Ik ga wel op de divan liggen. Stil nu maar. Houd eens op met beven.' Hierop zei ze: 'Nou, als ik jouw hand zo voel, ben je zelf ook niet zo kalm.' Hij zei niets, maar hij hielp haar weer in bed. 'Ik zal een kopje thee zetten,' zei hij. Even later, toen hij naast haar thee zat te drinken, zei hij: 'Dit doet bij mij echt de deur dicht. Ik weet niet waar jij van nu af aan gaat slapen, maar dat zal zeker niet hier zijn. Dus laat mevrouw Atkinson morgen al onze spullen inpakken.' 'De grote voorraadkast zit nog vol en er staan bijna twintig flessen wijn,' zei ze. Als hij op dat moment had kunnen glimlachen, had hij het gedaan; een echte huisvrouw. Maar hij zei op bruuske toon: 'Laat die grote voorraadkast maar. De wijn... ja, die moet je meenemen. Wikkel de flessen in kranten of in kledingstukken of zo, en pak ze in kartonnen dozen. Ik zal dokter Cornwallis vragen of ik ze daar op mag slaan.' Hij pakte het lege kopje van haar aan en zei: 'Kruip er nu maar gauw weer onder en probeer wat te slapen, want je zult het nodig hebben, het wordt morgen een drukke dag.' En toen hij de kamer uitliep, voegde hij eraan toe: in elk geval voor mij.' 'Neem een kop thee,' zei dokter Cornwallis. 'Nee, dank u, ik heb er al zes gehad. Het spijt me dat ik u bij uw ontbijt heb gestoord.' 'Ach, ik was toch al klaar. Maar bakstenen door je raam? Het begint menens te worden. Volgens mij is ze echt de kluts kwijt, begint ze misschien zelfs gestoord te worden, maar...' 'Volgens mij is ze krankzinnig... Zou ze officieel krankzinnig verklaard kunnen worden?' 'Omdat ze bakstenen naar binnen gooit? Daarvoor niet, nee. Ze is niet krankzinnig. Maar het is wel duidelijk dat ze aanvallen heeft van nerveuze energie, die vaak in kleine toevallen resulteren. Dat is bij haar het geval.' 'Wanneer hebt u haar voor het laatst gezien?' 'O, ik ben een dag of veertien geleden bij haar geroepen. Ze was gaan winkelen en was volledig overstuur thuisgekomen, volgens haar dienstmeisje. En toch weet ik het in haar geval niet zeker, zie je. En ik kan ook niet onzorgvuldig zijn en zeggen dat het hysterie is, want daarbij komen veel symptomen die zij niet vertoont. Maar ik kan zo gauw niets bedenken dat zou helpen om haar krankzinnig te laten verklaren. En net als alle anderen in zo'n geval is ze listig. Als ik er een deskundige van buitenaf bij zou halen, wat zoals je weet in zulke gevallen voorschrift is, zouden ze het, wanneer ze haar hadden horen praten, heel moeilijk vinden om zwart op wit iets over haar geestelijke vermogens te verklaren. Nee, je zult een andere manier moeten bedenken om van haar verlost te worden. Maar als zij niets van een scheiding wil weten, kan ik ook niets bedenken. Hoewel, wacht eens...' Hij stak zijn hand op en hief zijn vinger naar John alsof hij hem terechtwees en hij zei: 'Eén moment. Ik krijg een idee. Er is iets vastgelegd over ontoerekeningsvatbaarheid binnen het huwelijk. Jaren geleden hebben we zo'n geval gehad...' Hij schudde zijn hoofd en zei: ik zal het opzoeken. Ja, ik zal het opzoeken. Er moet hier ergens een wetboek staan. En anders kun je naar de bibliotheek gaan. Ik neem aan dat je niet toevallig zelf over wetboeken beschikt?' Ik heb er drie. Eén daarvan dateert van minstens veertig jaar geleden. Ik heb in mijn studentendagen een stapeltje op een verkoping gekocht, omdat er een medisch boek bij was dat ik me in die tijd niet kon veroorloven. Ja, ik denk dat het er drie zijn. Ik zal het opzoeken als ik terug ben.' 'Doe dat. Daar kun je iets aan hebben. Ontoerekeningsvatbaarheid binnen het huwelijk. En hoor eens, als je wat rond wilt kijken om een onderkomen voor je moeder te vinden, dan wil ik samen met dokter Rees je patiënten wel overnemen.' 'Dank u wel. Dat zou ik bijzonder op prijs stellen. Ik overwoog om bij dat nieuwe verpleeghuis te informeren, dat in Brampton Hill, waar u het over had.' 'O daar? Nou, dan zul je bot vangen. Toen ik er gisteren op bezoek was, vertelde de directrice me dat ze een wachtlijst hadden.' 'Wat jammer. Het leek me een goed tehuis.' 'Waar ga jij nu zelf naartoe?' 'In elk geval niet terug naar mevrouw Pearson, dat kan ik u wel verzekeren. Ach, ik vind wel iets, maakt u zich maar geen zorgen.' 'Als je wilt, is er boven wel een bed voor je tot je iets hebt gevonden.' John gaf even geen antwoord op deze uitnodiging, maar toen zei hij: 'Dat is heel aardig van u, dokter. En als ik niets kan vinden, zal ik heel graag gebruik maken van dat aanbod.' 'Het is voor mij geen enkel punt. Maar misschien heb jij wat slapeloze nachten, want als ik niet snurk - en ik kan snurken tot aan de hoge C...' Hij keek John aan en grijnsde toen hij verder ging: 'Ik ben nuchter wanneer ik snurk, maar wanneer ik zing in mijn slaap is het een teken dat ik m'n medicijn heb ingenomen.' John moest glimlachen en hij zei op zijn beurt: 'Nou, als ik een dosis van dezelfde medicijn heb gehad, kunnen we een duet zingen, want er is mij verteld dat ik over een goede bariton beschik.' 'Ik betwijfel of het zo ver zal komen, want je zou mijn medicijn vast niet kunnen verdragen. Ga nu maar en laat me weten hoe je vordert. Trouwens, heb je nog speciale visites af te leggen?' 'Drie, maar die kan ik onderweg wel doen.' 'Mooi zo.' Hierop gingen ze uiteen en begon John aan zijn jacht op een gemeubileerd appartement... Tegen twaalf uur begon hij lichtelijk wanhopig te worden, want zijn zoekpogingen waren vruchteloos geweest. En daarom wendde hij, zoals hij dat de hele morgen al had willen doen, zijn paard in de richting van Col Mount en Helen. Het geval wilde dat Daisy op bezoek was en ze zaten net aan een lichte lunch, en toen ze hem overhaalden zich bij hen te voegen, sloeg hij dit niet af, aangezien hij buiten een snee toost die morgen helemaal niets had gegeten. Toen ze in de salon koffie zaten te drinken keek Daisy John onderzoekend aan en zei: is er iets dat je bezighoudt?' Hij glimlachte naar haar en zei: 'Hoe kom je daar zo bij?' 'Omdat je je vandaag nog niet hebt geschoren.' Zijn hand ging naar zijn kin en hij zette grote ogen op. ik heb me wel geschoren.' 'Ja, hier en daar. Onder je oren zitten twee plukjes die je hebt overgeslagen.' Toen Helen in lachen uitbarstte, begon hij ook te lachen. Maar hij hield abrupt weer op en zei: 'Het is hoe dan ook een wonder dat ik me heb geschoren. We hebben een onrustige nacht gehad.' 'Hoe bedoel je?' Hij antwoordde niet meteen, maar zette zijn kopje op een bijzettafeltje en zei toen op vlakke toon: 'We moeten weg uit het huis. Mijn moeder is doodsbang. Ze heeft me gisteren pas verteld wat er gaande was. Beatrice loopt 's nachts te spoken, ze krabt dan op de deur en praat erdoorheen. Omdat ik boven slaap, heb ik haar niet gehoord. Maar ik heb haar vannacht wél gehoord, toen er twee bakstenen door de ramen kwamen. Ze wist niet in welke kamer ik lag te slapen, maar ze heeft geen enkel risico genomen.' 'O nee toch zeker!' Helen schudde haar hoofd. 'Ze moet wel...' Ze zweeg en hij knikte en zei: 'Ja, ze wordt gek. Ze is krankzinnig, daar ben ik van overtuigd, en ze is dat al een tijd- je.' 'Weet dokter Cornwallis hiervan?' 'Ja natuurlijk. Maar hij zegt dat dit moeilijk aan te tonen valt. Hij is het niet met me eens. In elk geval ben ik de hele morgen op huizenjacht geweest. Mijn moeder en mevrouw Atkinson zijn bezig met inpakken. Ik had gedacht dat ik mijn moeder in het nieuwe verpleeghuis op Brampton Hill zou kunnen krijgen, maar dokter Cornwallis zegt dat er geen plaats is. Dus ben ik overal geweest, maar tot dusver zonder succes.' Toen Helen haar hand naar hem uitstak en iets wilde zeggen, zei Daisy: ik weet twee huizen waartussen ze kan kiezen.' 'Ja?' Johns stem klonk verbaasd. 'Ja.' Daisy knikte heftig. 'Mijn huis of hier.' 'Ja.' Helen en Daisy wisselden een blik. Toen zei Helen: 'Het wordt hier. Ik zou het enig vinden om haar hier in huis te hebben, John.' 'O nee! Dat is echt te veel gevraagd! Bovendien heeft ze iemand nodig om haar te verzorgen en ze wil minstens twéé kamers hebben.' 'Kijk eens hoeveel kamers er in dit huis zijn en ze staan allemaal leeg! Ik heb boven acht slaapkamers.' 'Maar zij kan geen trap op,' zei Daisy. En Helen zei, met ongewoon luide stem: 'Dat weet ik. Dat weet ik. Maar we hebben nog de biljartkamer, en die wordt door niemand gebruikt. En daarnaast is de rookkamer, die een leuke zitkamer kan worden. Vandaar kom je regelrecht in de serre. Ze zou niemand tot last zijn, want de kamers liggen aan het eind van de gang. En ik zou het heerlijk vinden om haar hier te hebben.' 'Nee.' John schudde zijn hoofd, ik wil geen beslag leggen op jouw tijd.' 'Praat niet zo stom, man.' Hij keerde zich naar Daisy, die verder ging: 'Ze weet gewoon niet wat ze met haar tijd moet doen. Ze verveelt zich dood. Ik heb geprobeerd haar bij liefdadigheidscomités te betrekken, maar de uitdrukking op haar gezicht, wanneer ze rond een tafel zitten, is heel afschrikwekkend voor de rest.' 'O Daisy, hoe kun je zoiets zeggen? Ik heb urenlang met die stomme grijns op m'n gezicht gezeten, alleen maar om jou een plezier te doen. En zoals me was opgedragen' - ze knikte heftig naar Daisy - 'heb ik daar zitten praten over dingen waar ik helemaal geen verstand van had.' 'Goed dan, doe jij maar iets waar je wel verstand van hebt, en geef je personeel opdracht om die kamers klaar te maken. En dan zal ik hen een handje helpen. Wat jou betreft, John, ga jij maar gauw terug naar je moeder en vertel haar dat het allemaal is geregeld en dat ze zich niet langer ongerust hoeft te maken. Trouwens, waar ben jij van plan te gaan wonen?' 'O, dokter Cornwallis heeft me een bed aangeboden tot ik iets definitiefs heb gevonden.' 'Nou, je kunt altijd bij mij terecht als je dat wilt. En dat zou leuk zijn. Denk er eens over na, jongen. Ja, dan heb ik een man, helemaal voor mezelf. Hoor eens, zeg maar tegen de ouwe Cornwallis dat je al voorzien bent. Zeg maar dat jou een immoreel, onfatsoenlijk, of weet ik veel wat voor voorstel is gedaan. En weet je,' - ze knikte naar hem - 'het is niet aan iedere man dat ik zo'n voorstel doe.' John deed een paar stappen naar haar toe en hij nam haar gerimpelde gezicht tussen zijn handen en zei rustig: 'Ik zal je iets zeggen, Daisy, en dat is de waarheid: als mijn hart niet al elders was vergeven, zou ik deze kans met beide handen aangrijpen, serieus.' Toen hij zag hoe haar heldere ogen even glinsterden en er een blosje over haar gezicht trok, knikte hij naar haar, als om zijn woorden te bevestigen. En hij keek naar Helen, die met een zachte, begrijpende glimlach op haar gezicht stond en hij zei: 'Bedankt lieverd. Het is misschien niet toereikend wat ik nu zeg, maar ik kan je niet vertellen hoe opgelucht ik ben.' Ze vroeg zacht: 'Hoe laat zal ik het rijtuig voor haar sturen?' Toen hij aarzelde, verklaarde Daisy: 'Het moet in ieder geval na donker zijn, voor het geval Beatrice iets merkt. Wat vind jij, John?' 'Ja, je hebt gelijk, Daisy.' 'Nou, hoe laat het ook mag zijn, ik zal meegaan en...' 'Nee, nee. Alsjeblieft, Helen.' 'Hij heeft gelijk,' zei Daisy,'blijf jij erbuiten. Ik ga wel mee om een handje te helpen.' 'Dank je wel, Daisy.' 'En... zullen we zeggen om zeven uur?' 'Ja, dat is goed.' Hij keek van de een naar de ander en zei: ik... ik weet niet hoe ik je moet bedanken. Ik was ten einde raad toen ik binnenkwam, maar nu heb ik het gevoel...' Hij zweeg en schudde zijn hoofd voordat hij mompelde: 'Dan... dan ga ik nu.' Toen hij haastig de kamer uitliep, wilde Helen hem volgen, maar ze werd hiervan weerhouden door een gebaar van Daisy. En toen de deur achter hem was dichtgevallen, zei Daisy zacht: 'We kunnen hem beter met rust laten, lieverd. Hij staat op het punt in te storten.' Het was kort na zes uur toen hij voor de tweede keer in de dependance terugkwam. Tot zijn verbazing zag hij zijn moeder klaarzitten en ze begroette hem scherp met: 'Waar heb je in 's hemelsnaam gezeten? Ik heb je sinds vanmiddag niet meer gezien.' Hij antwoordde op dezelfde toon: 'Moeder, er zijn zieke mensen.' Toen hij naast haar ging zitten, begonnen de tranen over haar wangen te stromen en zei ze: 'O lieverd, het spijt me. Maar ik heb de hele dag zulke bange voorgevoelens gehad.' 'Doe nou niet zo dwaas, lieverd. Onze levens staan op het punt te veranderen en wel ten goede.' Ze kneep in zijn hand en zei toen: 'Heb je al iets te eten gehad?' 'Mens, luister nou toch eens! Ik heb je al eerder verteld dat ik met Helen en Daisy heb geluncht. Daisy kan elk moment hier zijn. Je bent al aangekleed, maar is alles ingepakt?' 'Ja, behalve de paar boeken die Frances had beloofd om van boven te halen. Mevrouw Atkinson moest naar de tandarts, ze werd bijna gek van de kiespijn. Ze wilde bij jou langsgaan, maar je was kennelijk niet aanwezig. Ik denk dat ik een beetje zenuwachtig ben geworden doordat ik alleen was.' Ze schrokken beiden op toen er op de deur werd geklopt en een stem zacht riep: 'Dokter, dokter.' 'Dat zal Frances zijn,' zei hij, 'met de boeken.' Hij liep snel de hal door, deed de deur van het slot, en daar stond Frances. Ze had een aantal boeken in haar armen en ze zei: 'Er zijn er nog meer, dokter, maar ik kon ze niet allemaal tegelijk dragen. Ze is trouwens naar buiten. Ze zal wel een wandeling zijn gaan maken, ze heeft haar wandelstok meegenomen.' Hij bekeek de boeken vluchtig en zag dat ze grotendeels niet-medisch waren. Hij zei: 'Gaat ze er wel vaker 's avonds om deze tijd opuit?' 'Ja dokter, ze gaat vaak wandelen.' 'Nou, dan ga ik maar even met je mee naar boven.' Ze liepen de gang door, door de grote hal de trap op naar de logeerkamer. Daar pakte hij een stapel medische boeken van een plank, maar toen hij dit deed, tuimelde de rest op de vloer. Hij draaide zich snel om en terwijl hij naar de deur liep zei hij: 'Neem jij die alsjeblieft mee, Frances.' Boven aan de trap bleef hij staan, met een gevoel alsof zijn hart uit zijn ribbenkast sprong, zo schrok hij, want daar kwam Beatrice naar hem toe. Toen ze hem zag bleef ze staan en knipperde hevig met haar ogen, alsof ze niet kon geloven wat of wie ze zag. Daarna liep ze heel langzaam verder de trap op, waarbij ze iedere voet stevig van de ene tree op de andere zette. Toen ze bijna de overloop had bereikt, moest hij achteruit stappen en hij stamelde als een schooljongen die op heterdaad op stelen was betrapt: ik... ik moest even mijn... mijn medische boeken ophalen.' 'O ja, je medische boeken. Nou, ik moest even terug om mijn chocolaatjes op te halen, ik had honger.' De glimlach op haar gezicht maakte dat hij huiverde. Ze ging verder: 'Er was iets dat me zei: "Ga terug, Beatrice. Je hebt energie nodig." En chocola geeft energie. Wist je dat, John? Chocola geeft energie.' Hij knikte terwijl hij langs haar heen naar boven liep. Hij was zich ervan bewust dat Frances ergens opzij van haar stond.Toen draaide hij zich abrupt om en wilde de trap aflopen. Hij kon zich nergens aan vasthouden, omdat hij zijn armen vol boeken had. Later kon hij zich niet herinneren of het Frances' gil was die hij het eerste hoorde of die van hemzelf, toen de voet hem een gemene trap in zijn rug gaf. Hij voelde dat hij zijn evenwicht verloor en dat de boeken vleugels hadden gekregen, maar hij hoorde zichzelf niet weer schreeuwen toen hij op de grond viel, noch de gil van Frances, noch de kreten van afschuw van de kokkin en van Janie Bluett. De kreten hadden Catherine Falconer doen opstaan en ze greep haar stok voor ze vanuit de dependance naar de verbindingsgang liep en naar het groepje mensen dat in de hal stond te schreeuwen. Frances gilde: 'U hebt hem de trap afgeschopt, mevrouw, u hebt hem de trap afgeschopt.' Beatrice zwaaide met haar stok en schreeuwde terug: 'Hou je mond, jij, voordat ik je hier een mep mee verkoop! Hij is gewoon gevallen. Hij is van de trap gevallen.' 'O mijn God!' riep mevrouw Falconer met verstikte stem toen ze haar zoon roerloos, met één been onder zich, het andere in een vreemde hoek, zag liggen. Er sijpelde bloed uit één broekspijp. 'Wat heb je gedaan, mens? Wat heb je gedaan?' schreeuwde ze tegen Beatrice. 'Hij is gevallen! Hij is dood!' 'Nee, nee, hij is niet dood, mevrouw, hij ademt.' 'Nou, dat zal dan niet lang meer duren. Blijf waar je bent!' Beatrice zwaaide met haar stok naar Janie Bluett. 'Je bent gek! Je bent gek, mens! Haal een dokter. Ik beveel je een dokter bij mijn zoon te roepen.' 'Bevelen! Welja! Dit is mijn huis. Mijn huis, mevrouw Falconer. Je zoon was hier binnengedrongen. En wees voorzichtig met wat je tegen me zegt, anders vergaat het jou net zo. Ik heb genoeg van jou. Ja, ik heb genoeg van jou, achter je gesloten deur. Maar het is nu allemaal voorbij. Ja, het is voorbij, voor jullie allebei.' Toen schreeuwde ze tegen Frances, die langs probeerde te glippen: 'Ik heb je gewaarschuwd! Je krijgt er hiermee van langs.' En ze zwiepte haar stok vlak voor het gezicht van Frances heen en weer, zodat het meisje opnieuw gilde: 'Je bent gek! Je bent gek! En je hebt hem geschopt. Echt waar, je hebt hem de trap afgeschopt.'
Toen de stok met grote kracht op Frances' arm neerkwam sprong het meisje met een gil achteruit, terwijl ze zich aan Janie Bluett vastklampte. 'O, ik smeek je,' zei mevrouw Falconer nu, 'ik smeek je, waarschuw de dokter.' En de kokkin voegde er op kalmerende toon aan toe: 'Ja mevrouw, alstublieft. Laat alstublieft iemand de dokter halen.' Beatrice trok zich niets van de smeekbede van de kokkin aan, maar schreeuwde tegen mevrouw Falconer: 'Houd je mond! Ik heb toch gezegd dat je je mond moet houden, anders sla ik je nog van je gammele poten af.' Ze wilde naar Catherine Falconer toe lopen, toen het geluid van iemand die achter haar wegholde haar deed omdraaien. De aanblik van Mary Sim-mons die de gang uitholde, scheen haar even in tweestrijd te brengen. Toen schreeuwde ze weer: 'Vooruit mens! Ga jij maar op je gammele knieën. Hij zou verbaasd opkijken als hij dat zag, hè? Want je hebt hem jarenlang bij je gehouden door net te doen alsof je niet kon lopen. Nu adviseer ik je om daar te blijven. En jullie,' - ze stak haar hand uit naar de drie vrouwen die vlak bij elkaar stonden - 'voor jullie geldt hetzelfde, want het gaat een lange avond worden. Om drie uur in de morgen gaan ze altijd dood, hè? Om drie uur. Het is altijd heel stil rond drie uur. Ben je wel eens buiten geweest, midden in de nacht om drie uur? Zelfs de vogels verroeren zich dan niet en de roeken durven geen geluid te maken. Wist je dat? Wist je dat? Want de wereld is dood om drie uur in de nacht en de stervenden worden dan meegenomen. De stervenden worden dan meegenomen. Ja. Dus ga ik net als dat ouwe mens op de vloer zitten...' Mary Simmons holde over de oprijlaan. Ze moest hulp halen. Meneer Macintosh van hiernaast. Ze moest meneer Macintosh halen. Het meisje slaakte een doordringende gil toen rond de bocht van de oprijlaan een gestalte opdook en bijna tegen haar opbotste, haar zelfs bij de schouders greep. Maar toen ze de stem die tegen haar sprak hoorde, werd haar ademhaling weer wat rustiger. 'Wat is er aan de hand?' Daisy trok het bevende meisje uit de schaduw van de bomen naar een klein stukje maanlicht. Ze keek haar aan en zei: 'Wat is er aan de hand, kindje?' 'O mevrouw, mevrouw,ze is... ze is gek geworden. Ze heeft de dokter vermoord. Ze heeft hem de trap afgeschopt en ze wil niet dat ze dokter Cornwallis laten komen. Ik... ik was op weg naar meneer Macintosh, van hiernaast. Ze zijn allemaal in de hal, ze wil hen niet weg laten gaan, de kokkin of wie dan ook. Ze heeft een stok bij zich.' 'Stil maar, kindje, stil maar. Het komt wel goed. Ga jij maar naar meneer Macintosh en zeg dat hij gauw moet komen. Maar luister goed, mijn rijtuig staat op de weg. Zeg tegen de koetsier dat er een ongeluk is gebeurd en dat juffrouw Daisy zegt dat hij gauw dokter Cornwallis moet halen. Kun je dat onthouden?' 'Ja mevrouw. Ik moet tegen uw koetsier zeggen dat hij dokter Cornwallis moet halen en ik moet... ik moet Robbie halen, ik bedoel meneer Macintosh.' 'Goed zo! Dat is het. Ga jij nu maar. Snel!' Daarna holde Daisy zelf ook verder, over het laatste stuk oprijlaan. De deur van de dependance stond open. Ze ging niet meteen naar binnen, maar bleef even staan en luisterde naar een stem waarvan het geluid steeg en daalde. Toen liep ze op haar tenen door de kleine hal, naar de deur die naar de gang leidde. Toen ze om het hoekje gluurde, kon ze nog net de hal zien met daarin een gestalte die daar met zwaaiende armen stond. Ze hoorde een stem heel duidelijk zeggen: 'Wat zeg je, mens? Wil je een laatste verzoek doen? Nou, mensen die gaan sterven hebben altijd een laatste wens. Als hij kon praten, zou hij ook een laatste wens uitspreken, hè? Jawel, hij zou ook een laatste wens hebben. Je zoon zou één laatste wens hebben en die zou zijn dat hij zijn lieve Helen mocht zien. Of niet soms? Of niet soms? En als hij dat zou zeggen, dan zou hij ook weten wat ik zou zeggen.' Er viel een stilte voordat de toon tot bijna een gil werd toen ze zei: 'Ik zou zeggen dat de enige manier waarop Helen jou te zien krijgt, is over je lijk! Zó zal ze jou zien, als lijk!' 'Hij bloedt, Beatrice. Je kunt zien dat hij bloedt.' 'O ja, lieve mevrouw Falconer, ik kan zien dat hij bloedt, en nu ook uit zijn mond. En ik verwacht dat hij nog een heleboel meer zal bloeden. En dan houdt hij opeens op met bloeden, want dode mensen bloeden niet, hè? Nou ja, ik denk dat ze niet bloeden. Ik geloof dat ik ergens heb gelezen dat ze niet bloeden.' 'Hij gaat helemaal niet dood!' protesteerde mevrouw Falconer luidkeels, 'en het bloed komt uit zijn neus, niet uit zijn mond.' 'Nou, waar het ook vandaan mag komen, het zal wel gauw ophouden.' Daisy bukte zich snel en trok haar schoenen uit. En nu had ze een van de dieren uit het oerwoud kunnen zijn, die ze in Afrika zo goed had gekend, zo zacht sloop ze naderbij. Haar verschijning vanuit de gang ontlokte een kreet aan de twee vrouwen die tegen elkaar aan gedoken zaten en aan de kokkin, die nu aan Johns andere zijde zat. Daarna gebeurde alles heel snel. Er klonk een mengeling van kreten voordat ze zich letterlijk op Beatrice stortte en ze sloeg haar handen over haar schouders, onder haar oksels door, zodat ze haar armen stevig vasthield. Beatrice slaakte een kreet van pijn toen ze op de grond viel. Ze viel, met Daisy boven op zich, en het was duidelijk dat Daisy ook buiten adem was, want ze kon even niets uitbrengen. Maar toen schreeuwde ze omhoog naar de kokkin: 'Geef me iets om haar handen en voeten te binden. Vlug!' De drie vrouwen keken wanhopig om zich heen toen Daisy's stem naar hen riep: 'De banden van je schort! Scheur die eraf! De banden van je schort!' De kokkin rukte het schort van haar lijf en trok met één polsbeweging de gekruiste linnen banden los. Daisy kwam een eindje overeind, knielde op de spartelende benen van Beatrice en schreeuwde toen tegen de meisjes: 'Houd haar polsen vast!' Dat deden ze maar al te graag, en toen Daisy ze stevig had vastgebonden met één reep van het linnen, gebruikte ze de andere om hetzelfde te doen met haar enkels. Daarna draaide ze Beatrice op haar rug en ging hijgend staan, waarna ze omlaag keek naar de mond die open- en dichtging terwijl ze één woord herhaalde:'Jij! Jij! Jij!' 'Hijs haar in de stoel.' De kokkin sleepte de geboeide gestalte niet al te zachtzinnig naar een eikenhouten stoel en samen met de meisjes hees ze haar op en liet haar erin vallen, zodat Beatrice een gilletje slaakte toen haar gebonden handen de rugleuning raakten. Intussen stond Daisy over mevrouw Falconer heen gebogen en zei: 'Kom lieverd, ga eens zitten. Stil maar. De dokter wordt gewaarschuwd.' Het moest het woord dokter zijn dat Beatrice weer volledig bij bewustzijn bracht, want ze gilde: 'Geen dokter... er komt hier geen dokter! Nee!' Ze spartelde wild in de stoel en Daisy keek naar Frances, die zichtbaar beefde en vroeg: 'Gebruikt ze ook slaappillen?' 'Ja mevrouw. Ja, ze gebruikt slaappillen.' 'Ga die dan gauw halen.' Dit bevel ontlokte Beatrice opnieuw een kreet. Toen Frances binnen een minuut terugkwam en de doos slaappillen aan Daisy gaf, zei Daisy: ik geloof dat ze veel chocola eet?' 'Ja mevrouw, bij dozen vol. Er staat een geopende doos in de salon.' 'Ga die gauw halen!' Met de chocolaatjes binnen handbereik liep Daisy naar de spartelende gestalte, bukte zich over haar heen en zei: 'Doe je mond open, mens.' Wat ertoe leidde dat Beatrice haar kaken stevig op elkaar klemde, tot Daisy haar neus beetpakte en eraan trok. En toen de mond wijdopen ging en ze er een slaappil in duwde, werd deze onmiddellijk weer uitgespuugd. Daisy pakte nog een pil uit Frances' trillende vingers, deed er een chocolaatje bij, trok nogmaals aan de neus en stak de twee tegelijk in de wijdopen mond. Deze keer drukte ze de kaken echter stevig op elkaar. En toen ze het rochelende geslik had gehoord, herhaalde ze het proces. Beatrice staarde haar aan, de blik in haar ogen was zo boosaardig, dat Daisy zich om moest draaien. Ze liep naar John en keek vol deernis naar zijn verwrongen lichaam en sloeg haar hand voor haar mond. Daarna deed ze haar ogen dicht en stamelde: 'O mijn God!' En ze ging verder: 'John, lieve John. Wat heeft ze je aangedaan?' 'Moeten... moeten we hem niet een beetje recht leggen?' vroeg mevrouw Falconer met gebroken stem. Maar Daisy zei: 'Nee lieverd. We kunnen hem beter zo laten liggen tot de dokter er is. En hij komt eraan.' Catherine Falconer keek haar vragend aan, alsof ze wilde zeggen: 'Hoe kan hij dit weten?' En Daisy zei: ik heb tegen het keukenmeisje gezegd dat ze mijn koetsier naar de dokter moest sturen, en ze is Robbie gaan halen.' Alsof alleen het noemen van zijn naam hem had geroepen, kwam Robbie door de gang gehold. Maar bij de ingang van de hal bleef hij vol verbazing staan kijken, van de geboeide gestalte in de stoel naar het verwrongen lichaam op de grond. 'God in de hemel!' riep hij uit. Toen Robbie naast John neerknielde, zei Daisy: ik... ik zou hem maar niet aanraken voordat de dokter er is. Hij verliest veel bloed en ik weet niet waar het vandaan komt.' Robbie knikte en keek toen weer naar het lijkbleke gezicht van de man die zo'n goede vriend voor hem was geweest, en hij voelde zich niet bij machte woorden te vinden om uitdrukking te geven aan zijn gevoelens. 'Ze heeft hem geschopt! Ze heeft de dokter in de rug geschopt. Ja, echt waar!' De stem van Frances grensde aan hysterie en de kokkin berispte haar eerst, maar trok het meisje toen stevig tegen zich aan. Robbie keek Daisy vragend aan en zei: 'Hij zal naar het ziekenhuis moeten. Heeft u een ambulance gewaarschuwd?' 'Nee.' Daisy schudde haar hoofd. 'O.' Hij kwam overeind, maar bleef naar John kijken toen hij zei: 'Hij kan niet lang zo blijven liggen. De dokter kan hier op zijn vroegst over twintig minuten zijn, als hij al thuis is. Ik zal kijken wat ik kan doen.' Hierop rende hij de hal uit en toen hij dit deed, klonk er een spookachtig gelach van de gebonden gestalte in de stoel en een slaperige stem zei: 'Te laat.Te laat...' En dat waren bijna dezelfde woorden die dokter Cornwallis bij zichzelf mompelde toen hij vijfentwintig minuten later het huis binnenging. Toen hij voorzichtig de broekspijp en het ondergoed van het gebogen lichaamsdeel wegknipte, mompelde hi|: 'Allemachtig!' Want hij zag hoe de botten door de huid heen staken. Toen hij mevrouw Falconer een langgerekte kreet hoorde slaken, zei hij tegen Daisy: 'Breng haar naar een andere kamer.' Hij voelde de onregelmatige pols maar zei niets. Hij keek naar Daisy op en zei: 'Een ambulance.' ' Robbie... meneer Macintosh... is die gaan waarschuwen.' De dokter keerde zich naar de in elkaar gezakte gestalte in de stoel en zei zacht: 'Hoe hebt u dat voor elkaar gekregen?' Daisy antwoordde: 'Met enige moeite.' Haar linkerhand was hiervan de stille getuige, want ze wist dat ze die, toen ze op de grond viel, had verstuikt. Toen dokter Cornwallis moeizaam overeind kwam, zei hij enigszins raadselachtig: 'Hij heeft al het bewijs dat hij nodig heeft om te worden vrijgelaten, maar misschien is het nu te laat.' Het was precies vijf minuten later toen de ambulance arriveerde, en de mannen legden onder leiding van dokter Cornwallis John voorzichtig op de brancard zonder te proberen het verdraaide been recht te leggen. ik volg jullie,' zei dokter Cornwallis tegen hen. Maar voor hij dit deed keek hij naar Beatrice, wier kin op haar borst rustte, en daarna keek hij Daisy onderzoekend aan en zij zei: ik heb haar wat slaappillen gegeven.' 'Dat is heel verstandig. Ja.Twee, zegt u?' 'Ja, twee.' 'Nou, dan slaapt ze wel tot morgenochtend door. Ik zal wel even bij haar komen kijken, maar dan kom ik niet alleen. Nee, ik kom echt niet alleen. En wie hier nog meer mag zijn, ik wil dat dat meisje' - hij wees naar Frances - 'blijft als getuige van wat er is gebeurd.' Waarop Daisy zei: ik wil er ook bij zijn.' Hij knikte en zei toen 'Goed,' voor hij vertrok. Toen Daisy Mary door de gang zag schuiven, riep ze tegen haar: 'Je kunt wel verder komen.' En daarna klopte ze haar op de schouder en voegde eraan toe: 'Flinke meid.' De kokkin kwam uit de salon en toen ze haar hulpje zag, zei ze: 'Dat heb je goed gedaan, Mary.' Daarna keek ze Daisy aan en zei: 'We hebben de divan voor haar opgemaakt, mevrouw.' 'Mooi zo,' zei Daisy. 'Vlak voor ik wegga, zal ik haar weer losmaken. Maar wat gaat u doen?' 'Ik ga vanavond nog naar m'n zuster, mevrouw, en ik neem Mary en Janie mee. We hadden al besloten om weg te gaan, en Janie heeft al ander werk gevonden, ze kan morgen beginnen. Dan blijft alleen Frances over.' Alle aandacht richtte zich nu op Frances, maar zij schudde haar hoofd en Catherine Falconer zei rustig: 'Als jij geen andere plannen hebt, Frances, zou ik heel blij zijn met jouw hulp. Ik heb iemand nodig' - ze keek nu Daisy aan - 'dat wil zeggen, als lady Spears voorlopig instemt met die regeling.' 'O ja,' antwoordde Daisy onmiddellijk. 'Dus dat is geregeld, en zoals de kokkin al zei, heeft de tuinman zijn vrije dag en hij gaat altijd naar zijn kamer boven de stallen, aan het eind van het terrein. Dus hij weet niets tot morgenochtend. En zij ook niet, als we haar op de divan achterlaten. Dus we kunnen afsluiten en weggaan.'
11
De dageraad brak net aan toen Beatrice bijkwam. Hoewel ze nog enige tijd opgerold op de divan bleef liggen, voelde ze zich heel vreemd. Geleidelijk aan werd ze zich bewust van haar pijnlijke hoofd en ook van de pijn in haar lichaam, vooral in haar armen en enkels. Langzaam ging ze zitten en ze ontdekte dat ze in de salon was waar de gaslamp nog steeds brandde. Wat was er gebeurd? Maar toen, alsof er plotseling een poort in haar geest werd opengezwaaid, kwam het besef van alles wat er was gebeurd bij haar terug, trok als een reeks foto's voor haar ogen langs, waarbij het ene beeld snel over het andere schoof. Ze had hem vermoord. Haar voet was midden op zijn rug terechtgekomen. Het had haar genoegen verschaft toen ze hem daar zo had zien liggen terwijl zijn levensbloed uit hem wegsijpelde. Opnieuw onderging ze dat moment van opgetogenheid, dat snel werd weggewist door het gevoel van dat vreemde schepsel dat zich op haar stortte en haar het zwijgen oplegde. Ze greep opeens met haar hand naar haar mond, want ze voelde weer hoe die vrouw chocolaatjes naar binnen propte om haar die pillen te laten slikken. Het waren slaappillen geweest en daarom had ze zo lang geslapen. Maar waarom had Frances haar niet naar boven gebracht en het licht uitgedaan? Ze stond op van de bank en liep wankelend de kamer door naar de hal. Waar zaten ze toch? Waar was het personeel? Het was zeker nog heel vroeg. Ja, het moest nog heel vroeg zijn. Maar ze zou hen wakker maken. Ze had dorst en een droge keel. Nog steeds zwalkend alsof ze dronken was ging ze de keuken binnen, waar ze een gedoofd vuur aantrof. Schreeuwend liep ze de keuken weer uit. 'Waar is iedereen? Frances! Janie!' Toen ze geen antwoord kreeg, wankelde ze naar hun kamers, maar ze vond daar alleen maar open deuren die in het vroege ochtendlicht lege kamers onthulden met hier en daar een openstaande kastlade. Terug in de hal bleef ze in een kringetje rondlopen tot ze onder aan de trap bleef staan en naar de gewreven planken tuurde waarop hier en daar grote, donkere vlekken te zien waren. Toen ze zich bukte en met haar vingers over een grote vlek opgedroogd bloed streek, onderging ze opnieuw dat gevoel van extase. Ze had hem vermoord! Nou, ze had geweten dat ze dat ooit zou doen. Hij was in haar huis gestorven. Ze wist niet hoe laat ze hem hadden weggehaald, maar ze wist uit de uitdrukking van zijn gezicht en aan de manier waarop hij had gelegen dat zijn lichaam gebroken was. Het lichaam dat hij niet aan haar wilde geven. En nu zouden ze haar weg komen halen omdat ze dit had gedaan. Ze zouden zeggen dat ze krankzinnig was. Nou ja, misschien was ze dat ook wel een beetje. Maar ze was nog niet zo ver heen dat ze hen het laatste woord zou gunnen met betrekking tot wat zij met haar leven wilde doen. Haar leven was van haarzelf, en dit huis was van haar. Ja, dit huis was van haar. Maar wat zou er gebeuren als ze dood was? Want nu kon hij niet erven, hè? Nee. Maar haar zuster wel. Ja, die lieve Helen kon het wel erven. De gedachte alleen al maakte dat ze opnieuw naar de salon holde en zich op de divan wierp, terwijl ze met haar vuisten op de kussens timmerde en luidkeels riep: 'Nee! Nee!' Want wat zou ze ermee doen? Wetend dat zij er zelf zo van had gehouden, zou Helen er behagen in scheppen al dit mooie meubilair te verkopen en daarna het huis. Of het in woningen voor gewone mensen veranderen. Of... Of... Ze ging weer staan en begon van de ene naar de andere kamer te hollen: de eetkamer, de studeerkamer, de biljartkamer, de rookkamer, die haar vaders kamer was geweest, het heilige der heiligen. En ze herhaalde bij zichzelf: de rookkamer, de rookkamer, terwijl ze de trap opholde naar haar slaapkamer, waar ze hijgend bleef staan, zich vastklampend aan het voeteneind van haar bed. Ze transpireerde hevig. Haar lichaam vroeg om verlossing, wilde vrij zijn. Vrij. Ze rukte haar kleren uit tot op het korset met walvisbaleinen en ze keek omlaag en zei: 'Later, later. Eerst de luiken.' Ze holde de trap af naar de salon en rukte daar aan de luiken die dichtgeklapt tegen de zijkant van de raamnis zaten. Ze waren jarenlang niet dichtgeweest en ze hijgde hevig tegen de tijd dat ze de drie ramen had afgedekt. Het kostte haar een vol halfuur om de rest van de benedenverdieping van het huis te doen. De enige ramen zonder luiken waren die van de keuken, en met uitzondering van één raam zaten er overal tralies voor aan de buitenkant. Alleen de spleten in de luiken lieten het vroege daglicht binnen, verder was alles donker, behalve de salon waar de gaslamp nog steeds gloeide. Ze ging op de derde tree van de trap zitten en sloeg, als een kind, haar armen om haar knieën alsof ze erin was geslaagd iets heel slims te doen. En toen begon ze te lachen. Maar het geluid was niet dat van kinderlijk plezier, want ze schreeuwde inwendig dat ze hen te slim af zou zijn, hen allemaal, vooral haar. Zij zou dit huis nooit krijgen, haar mooie huis, haar kind. Ja, het was altijd haar kind geweest. Toen ze heel jong was, was het huis haar poppenhuis geweest, in haar tienerjaren had ze, door de dood van haar moeder, haar doel bereikt en vanaf dat moment had ze het met trots verzorgd. Dit huis was van haar, en het zou altijd van haar blijven. Het zou nooit van haar zuster zijn, de zuster aan wie ze tijdens haar jeugd al een hekel had gehad en die ze later zo was gaan haten. Ze stond op en liep de hal in. Ze voelde zich uitgelaten, ze wilde dansen. De slaapkamer was daar te benauwd voor, maar hier was meer dan genoeg ruimte. Nu echter nog niet. Nu nog niet. Er was iets anders dat ze eerst moest doen. Ze holde de keuken in. Daar had ze ergens petroleum staan. Ja, in het laarzenhok, ze hadden daar een blik neergezet toen ze een keer een gaslek hadden gehad en ze toch lampen wilden branden. Het blik was vol en zwaar, maar ze wist het naar de keuken te slepen en het daar op de tafel te hijsen. Toen pakte ze twee grote koperen kannen van de schoorsteenmantel en vulde die uit het blik. Daarna liep ze vrolijk, alsof ze kannen bier in haar handen had, naar de salon en sprenkelde de petroleum over de gordijnen, terwijl ze van het ene raam naar het andere ging. Toen dit was gebeurd, deed ze hetzelfde met de bank en de stoelen. De andere kamers werden op dezelfde manier besprenkeld en de dependance werd niet vergeten. De laatste resten petroleum gebruikte ze op de trap en de gordijnen van de slaapkamer. Had ze de deuren op slot gedaan? Ja. Het was buiten nog steeds niet helemaal licht toen ze weer naar beneden liep, van een aantal stevig opgerolde kranten lonten maakte en daarmee, beginnend bij de dependance, van de ene kamer naar de andere rende om ze aan te steken. Ten slotte holde ze te midden van het vreemde patroon van vlammen en rook de trap op naar haar slaapkamer. Daar rukte ze haar korset en haar hemd, haar schoenen en haar kousen uit. Ze stak haar handen boven haar hoofd en stapte de kamer rond. Opeens hield ze voor de staande spiegel stil, ze stak haar hand naar haar spiegelbeeld uit en riep: 'Het is een mooi lichaam, een jong lichaam, maar hij wilde het niet hebben, hè? Ik had het aan iemand anders moeten geven. Net als mevrouw Wallace.' Vreemd genoeg voelde ze op dit moment geen vijandigheid jegens die vrouw, eerder iets van spijtige afgunst. En ze was niet van plan zich op te laten sluiten, zoals tante Ally. Ze hield haar handen boven haar hoofd en begon te wiegen, als in een langzame dans. Toen werd ze overvallen door een hoestbui en ze jammerde: ik heb het koud, ik moet mijn ochtendjas aantrekken.' Ze was op weg naar het voeteneind van het bed, waarop haar ochtendjas lag, toen het hele huis door een explosie schokte. Ze werd de lucht ingeslingerd en viel plat op de vloer onder het raam. Tegen de tijd dat Robbie met de brandweer terugkwam, stond het hele huis in lichterlaaie, terwijl Rosie en Tom Needler hulpeloos toekeken. Huilend holde Rosie naar het hoofd van de brandweer toen hij van de wagen omlaagsprong en ze riep: 'Mijn zuster,ze... ze moet nog binnen zijn. Help, alstublieft!' 'Goed juffrouw. Goed!' Hij draaide zich om, staarde naar het huis en zei hoofdschuddend: 'We zullen doen wat we kunnen.' Pas de volgende dag, toen het huis nog nasmeulde, werd het lichaam van mevrouw Beatrice Falconer onder het raam van haar slaapkamer gevonden. Ze lag boven op een stapel verkoolde balken. De kranten gebruikten grote koppen om de tragedie te beschrijven. De verslaggever, die verpletterend welsprekend was, onthulde eveneens dat terwijl het huis in brand stond, dokter Falconer zelf zwaargewond in het ziekenhuis lag.
12
Helen en Rosie stonden bij het graf van Beatrice. Hoewel ze niet huilden, waren ze vol medelijden met Beatrice en de manier waarop ze was gestorven. Maar het was inmiddels duidelijk dat ze haar eigen dood had gekozen. Zoals dokter Cornwallis had gezegd: de grote liefde van haar leven was het huis geweest en ze had het met zich meegenomen, maar niet voordat ze, zoals ze had gedacht, haar man had vermoord. De getuigenverklaringen van de vier personeelsleden hadden dit feit bevestigd, samen met die van mevrouw Freeman Wheatland, die kennelijk met Beatrice had moeten worstelen om haar onder controle te krijgen. Toen ze zich van het graf afwendden, sloeg Helen haar armen om Rosie heen, want ze wist dat dit meisje, of de jonge vrouw die ze nu was, meer reden had om Beatrice te haten dan zij. Beatrice had op harteloze wijze geprobeerd haar leven te ruïneren, en door dat te doen had ze de levensloop veranderd van de man die nu haar eigen man had kunnen zijn.Toch was nu niemand gelukkiger dan Rosie, met haar lieve baby en de toegewijde liefde van Robbie. Buiten het kerkhof bleven ze staan en keken elkaar aan. Helen zei: 'Ik... ik moet weer terug naar het ziekenhuis.' 'Robbie zegt dat hij nu geheel bij bewustzijn is.' 'Ja, ja, dat is hij.' 'Ik kom vanavond wel even langs,' zei Rosie en Helen antwoordde: 'Ja, doe dat, lieverd. Doe dat.' Toen draaiden ze zich om en liepen naar de andere begrafe-nisgangers, die bij de deur van de kerk stonden te wachten. Dokter Cornwallis stond naast Johns bed en praatte niet met of tegen hem, maar op hem fn. 'Je kunt nu weer horen wat ik zeg, kerel, dus laat het maar goed tot je doordringen. Alles is goed met je, zoals ik je al eerder heb verteld. Je rug is niet beschadigd. Misschien gekneusd ja, maar er is niets gebroken. Je hebt geluk gehad. Allemachtig, wat heb jij een geluk gehad! Je been is gebroken, maar als ze dat hebben geopereerd, zul je waarschijnlijk weer snel de oude zijn. Je andere been geneest goed. Luister nu goed naar me.' Hij boog zich dichter naar John toe en zei op dringende toon: 'Je moet laten zien wat je waard bent. Je weet net zo goed als ik wat ik bedoel. In vijfenzeventig van de honderd gevallen kun je zelf beslissen of je blijft leven of niet. Je hebt jezelf het idee in je hoofd geprent dat je nooit meer zult lopen, hè? Nou, je zult echt weer kunnen lopen. Het zal misschien weken, misschien maanden duren, maar je zult weer kunnen lopen. Bovendien wil ik jou weer aan het werk hebben. De jonge Rees is best aardig, maar hij is niet zoals jij. En ik heb niet beseft dat jij meer geliefd was dan ik: al die mensen die komen vragen hoe het met jou gaat! Ik ben erg zuinig op mijn praktijk en op mijn patiënten, maar ze komen in drommen. Dus doe wat ik je zeg. Je zult je echt moeten vermannen, en als mijn laatste nieuwtje de doorslag niet geeft, dan weet ik het ook niet meer.' Hij liet zijn stem nog verder dalen, ik heb 't allemaal eens uitgezocht, net als mijn advocaat. Er is onlangs een wet aangenomen waardoor een man in staat wordt gesteld met de zuster van zijn overleden vrouw te trouwen, dus op dat punt zijn alle problemen opgelost.' Johns oogleden trilden. Zolang hij leefde, en dat zou niet heel lang meer zijn, zou hij die voet in zijn rug voelen. Maar nu had dokter Cornwallis gezegd dat ze dood was en dat het huis dood was en dat hij vrij was. Maar waar was hij vrij voor? Niet om zo te leven, als een invalide, op zijn best in een rolstoel en Helen tot last. Dokter Cornwallis had zojuist gezegd dat het verder aan hem was: hij kon blijven leven of doodgaan. Nou, zijn besluit stond vast.
13
Daisy keek over het ziekenhuisbed heen naar Helen en vroeg: 'Wist jij dat ze ingegroeide teennagels met sigarenbandjes kunnen verhelpen?' Helen sloot even haar ogen en beet op haar lip. Daarna keek ze naar John en kneep in zijn hand. Hij was degene die antwoordde: 'Nee, dat heb ik nog nooit gehoord, Daisy.' 'Nou, ik ook niet, tot ik op de bovenverdieping van zo'n nieuwerwetse elektrische tram zat. Er zaten twee vrouwen voor me en de ene vertelde de andere over dat sigarenbandje.' 'Ja?' zei John met een trilling in zijn stem, 'en wat gebeurde er met dat sigarenbandje? Hoe ging dat, Daisy?' 'Nou, ik zal het je letterlijk vertellen, het is echt allemaal waar. De een zei tegen de ander: "O, ik word bijna gek van die ingegroeide teennagel van me." En de andere zei: "Nou, ik heb je al eerder gezegd dat je ermee naar zo'n voetenman moet gaan." "En die dan een halve kroon betalen?" zei de eerste, "Van m'n levensdagen niet. Maar ik zal het middeltje van Mary Thorpe eens proberen. Ze zegt dat het werkt. Alles wat je moet doen is de teennagel recht afknippen - niet mooi rond, weet je - gewoon recht. Daarna neem je een sigarenbandje, een klein stukje ervan, en het moet een sigarenbandje zijn, want daar schijnt iets in te zitten dat helpt, nicotine of zo. Je knipt er een stukje van af en dat schuif je onder de rand van de nagel, waar je die recht hebt afgeknipt." Luister nou,' onderbrak Daisy zichzelf, 'het is echt waar, dat verzeker ik je. Luister. Zoals ze zei, knip je je nagel recht af en dan neem je een stukje van een sigarenbandje en drukt dat onder de nagel, tussen de nagel en het vlees. En ik moet je eerlijk bekennen dat ik zelf bijna in de lach schoot, want de andere vrouw zei: "En daarna steek je je grote teen aan.'" Het bed begon te schudden en John zei: 'Daisy, Daisy. Alsjeblieft!' 'Ik heb 't echt niet uit m'n duim gezogen. Het is allemaal waar gebeurd.' Bij Helen stroomden de tranen van het lachen over haar gezicht en ze zei: 'Maar hoe komt het dat jou altijd zulke dingen overkomen, Daisy? Ze overkomen mij nooit, noch iemand anders die ik ken.' 'Je luistert niet. Dat is het puntje moet luisteren.' John legde zijn hoofd achterover in het kussen en deed zijn ogen dicht. Van alle kleine zegeningen in deze wereld was Daisy er een. Zij was degene die in al die moeilijke maanden wat licht in de situatie had gebracht. En vreemd genoeg had op sommige dagen, wanneer de pijn ondraaglijk was geweest, de aanraking van haar hand hem wat verlichting gebracht. Eigenlijk bezat dit dierbare wezen, afgezien van veel vrolijkheid, op een vreemde manier ook de kracht van een genezer. ik moet weer weg. Ik heb nog veel te doen. Ik moet morgen naar een trouwerij.' 'Een trouwerij? Ken ik die mensen?' Daisy zweeg even, kneep toen haar ogen samen en zei: 'Nee, niet echt.' Ze keek Helen aan en zei: 'Ik kom je over een half uur halen. En bedenk wel, ik kom niet hierbinnen, ik wacht bij de poort. Hij neemt te veel van je tijd in beslag' - ze knikte naar het bed, zonder John aan te kijken - 'en je hebt andere dingen te doen.' Hierop glimlachte Helen en zei: 'Ja lieverd, ik heb andere dingen te doen, vooral vandaag.' Toen Daisy lachend naar buiten liep, keek John Helen aan en vroeg: 'Wat heb jij vandaag voor speciaals te doen?' Zijn ogen stonden teder. Ze beantwoordde zijn blik niet, maar ze keek omlaag naar de hand die ze vasthield. Toen bracht ze die naar haar borst, drukte hem stevig tegen zich aan en zei rustig: ik moet voorbereidingen treffen voor de bruiloft.' 'De bruiloft? Dezelfde trouwerij als waar Daisy het over had?' 'Ja, dezelfde.' 'Ken je het paar?' 'Ja, ik ken het paar.' En toen ze haar blik bleef afwenden, zei hij: 'Wat is er aan de hand? Er is hier iets vreemds gaande. Ga me nou niet vertellen' - hij trok zijn kin in - 'dat de oude Cornwallis mevrouw Newton ten huwelijk heeft gevraagd.' Ze keek snel op. 'Dokter Cornwallis en mevrouw Newton? Nee, nee. Ik wist zelfs niet dat ze bevriend waren.' 'O, ze zijn al jarenlang bevriend, ze spreken minstens twee keer per week met elkaar af om te kaarten en wijn te drinken. Zij kan net zoveel op als hij.' 'Echt waar?' 'Ja, echt waar. Maar als hij het niet is, wie dan wel?' Helen keek hem recht aan en zei: 'Nee John, niet dokter Cornwallis, maar een andere dokter. Jij.' 'Waar heb je het in 's hemelsnaam over, Helen?' Ze duwde hem weer terug in de kussens, met haar hand op zijn schouder, en zei: 'Wind je alsjeblieft niet op. Luister goed. Ik heb lang genoeg gewacht en laten we de feiten onder ogen zien. Het kan zijn dat jij nog drie maanden of langer hier moet blijven voor je op de been bent en door het middenpad van een kerk kunt lopen. Dus het is allemaal geregeld.' Ze gaf hem een tik op zijn schouder en zei: 'Wees stil en laat me uitspreken. Ik heb je protesten op dit punt lang genoeg aangehoord. Het is geregeld dat we morgen in de ziekenhuiskapel kunnen trouwen. Is het je niet opgevallen dat er onder de verpleegsters een opgewonden stemming heerst? Dat is de hele week al zo. Ze hebben je vertroeteld en verwend, je hebt gisteren zelfs twee keer de barbier gehad, omdat je over stoppels mopperde.' Ze tikte op zijn kin. 'Nee, Helen. Geen sprake van. Echt niet, Helen, daar komt niets van in. Je hebt al één invalide in je huis te verplegen gehad, ik ben vastbesloten dat je er niet nog een krijgt. Ik zal je naar het altaar voeren - o, maar al te graag! - maar pas wanneer ik hier min of meer op eigen kracht weg kan lopen.' Ze ging opeens rechtop zitten en zei toen: 'Waarom niet?' En hij antwoordde: 'Ik hoef echt niet uit te weiden over het waarom. Om te beginnen, ik weet dat ik sterker ben geworden, en het zal wel ondankbaar klinken, maar soms spijt het me dat ze me in leven hebben gehouden.' 'O John! Wat is dat een vreselijk iets om te zeggen, en dat terwijl je weet hoe mijn gevoelens zijn.' 'Het spijt me, lieverd.' Hij greep haar hand. 'Maar kijk mij nou eens,' - hij gebaarde naar het bed - 'laten we de feiten onder ogen zien, lieverd, ik zal nooit meer goed kunnen lopen. Het been was zo verbrijzeld dat het een groot raadsel is hoe ze het hebben gered. Maar nu ze het hebben gered, zal het mij niet van veel nut zijn. Ik zal er nooit veel gewicht op kunnen laten rusten. Ik zal eerst met krukken moeten lopen en later hopelijk met stokken. En die stokken zal ik de rest van mijn leven moeten gebruiken. Beatrice is grondig te werk gegaan. Ik kan me voorstellen hoe ze ervan heeft genoten.' Helen trok haar hand weg en zei: ik vind het vreselijk om te horen hoeveel medelijden jij met jezelf hebt.' 'Ik heb geen medelijden met mezelf, hoewel ik lijk te benadrukken dat ik genoeg heb om medelijden mee te hebben. Maar ik heb geen medelijden met mezelf, ik constateer alleen maar wat feiten.' 'En je wilt niet morgen met me trouwen?' Hij kneep zijn ogen stijf dicht en zijn stem klonk jammerend toen hij zei: 'O Helen, Helen.' Het bleef even stil tussen hen. Toen zei ze: iedereen verheugt zich erop, vooral je moeder, en Daisy natuurlijk. Robbie is bereid je getuige te zijn en dokter Cornwallis zal mij aan zijn arm binnenbrengen. Het is allemaal in kannen en kruiken. En dominee Cuthbert uit Saint Giles zal de ceremonie leiden. Iedereen heeft er zijn best voor gedaan.' Hij wendde zijn hoofd af en mompelde: ik heb al zo lang van je gehouden. Ik heb het gevoel dat ik altijd al van jou heb gehouden, maar ik had nooit gedacht dat ik zoveel van je kon houden als ik op dit moment van je houd.' Toen hij haar weer aankeek, waren zijn ogen betraand, maar zijn handen waren troostend toen hij de hare greep en zei: 'O Helen, Helen!' Toen ze zich over hem heen boog, hield hij haar stevig vast en hun kus was intens. Toen duwde hij haar opzij en zei: 'Hoe kom ik in 's hemelsnaam zó een kerk binnen?' 'Daar is allemaal in voorzien, meneer. Tot in alle details. In een rieten ligstoel.' 'Grote hemel! Naar m'n trouwerij in een ligstoel.' Hij beet zich even op de lip, schudde zijn hoofd en zei toen zacht: 'Zal ik jou eens wat zeggen? Je bent de geweldigste vrouw van de wereld. Nee, geen vrouw, een meisje, het meisje dat naast mij op Craig's Tor zat en me liet slapen, en dat daarna lauw bier met me dronk voor ze plotseling uit mijn leven wegliep en mij verslagen achterliet.' Er viel opnieuw een stilte tussen hen, omdat geen van beiden op dit moment aan Leonard wilde denken. Toen zei Helen opgewekt: 'Er is morgen nóg een verrassing voor iemand.' 'Voor wie dan wel?' 'Voor Rosie en Robbie.' 'Een verrassing voor hen? Hoe bedoel je?' 'Het land. Tja, dat is niet volgens de wet op jou overgegaan. Dokter Cornwallis had voor de brand al een procedure in werking gesteld om het huwelijk ongeldig te laten verklaren, dus de nalatenschap is niet naar jou gegaan, maar naar ons drieën, de andere zusters. En Marion heeft ingestemd met mijn voorstel om alles aan Robbie te schenken. Hij zal dan zo'n twintig hectare hebben. Rosie is in de zevende hemel.' 'Nee!' 'Ja.' Ze knikte. 'O Helen, dat is echt geweldig. Hij heeft altijd een boerderij gewild. Hij zal een geweldige boer zijn.' En toen hij zijn armen weer om haar heen sloeg, zei ze: 'Je lijkt hier meer van onder de indruk te zijn dan van het feit dat je met mij gaat trouwen.' En hierop antwoordde hij doodleuk: 'Ja, daar heb je volkomen gelijk in, ik ben hier veel meer van onder de indruk.' Ze omhelsden elkaar opnieuw. Toen nam hij haar gezicht in zijn handen en zei: 'Weet je wat ik me nu realiseer?' Ze schudde haar hoofd en hij ging verder: 'Nou, ik besef dat ik tot op dit moment nooit eerder echt helemaal gelukkig ben geweest. Mijn werk heeft me om zo te zeggen voldoening geschonken, maar tegelijkertijd ook verveling en frustratie. Maar nu weet ik dat wat er ook mag gebeuren, wij ons leven samen zullen doorbrengen. Morgen zal dat bezegeld worden, maar in mijn gedachten is dat al gebeurd. Dank je wel, mijn liefste, liefste Helen.' Ze nam zijn gezicht in haar handen, keek hem aan en zei: 'Zal ik jou eens wat zeggen? Je bent een schat van een man.' Hierop voelde hij een vreugde die zelfs alle gevoelens van liefde die hij voor haar koesterde te boven ging, want hij herinnerde zich die avond dat hij Henry had verlaten met de gedachte dat hij betwijfelde of na zijn dood iemand van hem zou zeggen wat Henry van Leonard had gezegd. Maar hij was niet dood, en hij ging morgen trouwen, en ze had hem een schat van een man genoemd.
