Twee
1
Beatrice zat in haar werkkamer achter het bureau. Voor haar uitgespreid lagen papieren in allerlei soorten en maten. Ze zette haar elleboog op het bureau, steunde haar hoofd in haar handen en staarde naar de kast met de glazen deur tegenover zich, terwijl ze bedacht dat er niets anders opzat dan te doen wat de notaris haar had geadviseerd: ze moest een deel van de grond verkopen, misschien wel tien hectare. Zoals de prijzen nu waren, zou dit voldoende zijn om de rente op de hypotheek te betalen, evenals de schulden die haar vader had gemaakt, of in elk geval die bij de kredietmaatschappij. De speelschuld was twijfelachtig, een kwestie van eer, had Coulson het genoemd. Hij had eveneens voorgesteld dat ze haar personeel tot de helft terugbracht, maar daar had ze resoluut bezwaar tegen gemaakt. Het beetje personeel dat ze had betekende aanzien, en dat was alles wat ze had. Het huis en het daarbij behorende aanzien, en daar zou ze zich aan vastklampen. Jazeker. Ze begon de rekeningen nog eens door te nemen. Leonard had een aantal direct betaald. Maar sindsdien waren er andere binnengestroomd, allemaal achterstallige schulden. Er waren er twee bij die haar op haar onderlip hadden doen bijten, want ze waren van een sjieke winkel in Newcastle. Twee afzonderlijke rekeningen voor damesjurken, en ze dateerden van anderhalf jaar geleden. Hoewel ze wist dat ze veel trekjes van haar vader had geërfd, was ze op dit moment in staat geweest hem fysiek geweld aan te doen. Ze zag hem in gedachten nog aan de andere kant van het bureau staan en ze hoorde hem zeggen: 'Weet je, jij bent veel te verkwistend met het huishoudgeld. Je moet leren er zuiniger mee om te springen.' In de afgelopen weken had ze nog een harde les geleerd: veel zogenaamde vrienden waren huiverig voor het woord 'schandaal' en alles wat daaraan vastzat. Het was nu algemeen bekend dat haar vader geen testament had nagelaten, maar wel een berg schulden. En daarbovenop waren nog eens - zoals de notaris het eufemistisch had uitgedrukt - zijn zwakheden aan het licht gekomen, waarvan het bewijs direct te zien was geweest toen de vrouw van Dave Wallace in ontredderde staat met twee blauwe ogen in de herberg was gearriveerd. Ze leunde achterover in de stoel. Het was heel stil in huis, ze was alleen. Rosie was naar Newcastle om daar Edward Golding te ontmoeten, die voor zaken uit Londen was gekomen. Hij zou daar twee dagen blijven. Hij scheen iets aan Rosie te vertellen te hebben, waarschijnlijk over de benoeming die hij in Newcastle hoopte te krijgen en waar ze dan gingen wonen. Er was iets met Rosie gebeurd sinds ze achter het ware karakter van haar vader was gekomen. Hoewel ze zelf ook geschokt en verbijsterd was geweest, had het haar niet in dezelfde mate aangegrepen. Maar Rosie was natuurlijk altijd heel kinderlijk geweest en had het ware leven nooit onder ogen kunnen zien. Ze was altijd heel luchthartig geweest. Maar Beatrice was desalniettemin blij dat ze in de buurt zou blijven als ze trouwde, want zonder haar zou ze zich wel heel geïsoleerd voelen. En ondanks haar luchthartige karakter was ze erg op haar gesteld; ze kon het feitelijk beter met haar vinden dan met Marion of Helen. Ja, Helen werkte haar op de zenuwen, net als die aanbiddende man van haar. Ja... ja, het was vriendelijk van hem geweest om de rekeningen te betalen, maar aan de andere kant had hij geld zat om dat te doen. Toch had ze eerder begrepen dat hij geen rijke man was. Ach, er bestonden nou eenmaal gradaties in rijk-zijn. Maar Helen zelf, nee, Helen kon ze echt niet uitstaan. Er was iets aan haar dat de indruk wekte dat ze zich superieur voelde. Misschien kwam het doordat ze langer was en vrij knap om te zien. Maar toch was er iets dat haar mateloos irriteerde, elke keer dat ze elkaar zagen. Er werd op de deur geklopt en ze riep: 'Binnen.' Frances Middleton kwam binnen met een zilveren dienblaadje en zei: 'De tweede postbestellingjuffrouw.' 'Leg daar maar neer.' Beatrice wees naar een hoek van het bureau. Ze bedankte het meisje niet maar ging verder met schrijven. Pas later, en met enige tegenzin, maakte ze de brieven open. De eerste, wist ze, was weer een rekening - rekeningen hadden speciale enveloppen. Dat had ze inmiddels geconstateerd. Maar de tweede envelop bekeek ze nauwkeuriger. De brief was eerst op twee andere adressen bezorgd voordat hij hier aankwam. Ze sneed de envelop open en zag onmiddellijk aan het briefhoofd dat deze van een notariskantoor afkomstig was. Hij begon: Geachte kolonel Steel. Ze keek snel weer even naar de envelop. Die was gericht aan kolonel Steel, niet aan haar vader, maar aan haar grootvader. Ze ging verder met lezen. Ik moet u berichten dat uw zuster, Alice Benton Forrester, op 17 februari jl. is overleden op de hoge leeftijd van achtennegentig jaar. We hebben enige moeite gehad uw adres op te sporen, aangezien het enige dat zij zich scheen te herinneren uw naam was. Ze heeft geen testament nagelaten en de lijfrente waarvan ze in het tehuis werd verzorgd, stopte uiteraard bij haar dood. Haar bezittingen waren schaars: een armband en een hanger, geen van beide van grote waarde. Maar ik zal u die toesturen als u dat wenst. Ik heb de dame een paar keer ontmoet, maar dat was enkele jaren geleden. Ze leek me een zachtmoedig wezen, en dat vond het verplegend personeel kennelijk ook. Ze vertelden me dat haar medische gegevens aantoonden dat haar karakter was gewijzigd sinds haar veertigste jaar, toen haar vroegere grote opgewektheid werd afgewisseld door hysterische uitbarstingen, gedurende welke haar grootste wens leek te zijn zich te ontkleden, en ook haar toevallen waren geleidelijk verdwenen. Ze scheen bijzonder geliefd te zijn bij het personeel. Ze wordt op het plaatselijke kerhof begraven en aangezien men niet verwacht dat u in staat bent aanwezig te zijn, zal ik uw opdracht uitvoeren met betrekking tot wat er met de betreffende sieraden dient te geschieden. In afwachting van uw antwoord, Hoogachtend, Thomas Harding Haar ogen gingen naar de bovenkant van de pagina en lazen: 'Harding & Bright, Notarissen'. Eronder stond een adres in Fal-mouth. Het was natuurlijk weer iemand die hun alleen maar een paar snuisterijen kon nalaten. Ze schoof de brief vol afkeer van zich af. Dit was de tante Ally van wie de familie zich herinnerde dat haar grootmoeder altijd over haar praatte en naar wie haar grootvader vaak de lange reis naar Cornwall maakte. Ze wendde haar hoofd af terwijl ze in gedachten vol weerzin het woord 'ontkleden' herhaalde. Nou, ze konden hun snuisterijen houden. Ze was niet van plan de brief te beantwoorden, ze had genoeg andere dingen aan haar hoofd zonder er nog meer bij te krijgen, want als ze niet uitkeek, kreeg ze ook nog een rekening voor de begrafenis. Ze wist hoe notarissen waren. Ze had met Coulson haar buik vol gehad van die lui. Notarissen werden geacht behulpzaam te zijn bij het regelen van je zaken, maar het enige dat hij kon bedenken was een stuk grond verkopen. Dan was er natuurlijk nog het advies dat Helen haar had gegeven, dat ze de dependance, die eigenlijk een apart huis was, kon verhuren. Nou, laat haar maar haar eigen advies opvolgen en huurders in haar huis opnemen. Ze stond plotseling van haar stoel op en verklaarde hardop: 'Ik kan er voor vandaag niets meer bij hebben.' En ze stevende de kamer uit. Eenmaal in de hal aarzelde ze. Ze was van plan geweest naar de salon te gaan, maar daarvandaan klonken allerlei geluiden, die haar zeiden dat een van de meisjes daar aan het werk was. Dus ging ze naar boven. Op de overloop bleef ze opnieuw staan en tuurde over de balustrade heen naar omlaag, de hal in. Hoe kwam het dat het huis vandaag zo leeg leek? Dat was waarschijnlijk omdat Rosie weg was. Wat zou ze doen als Rosie getrouwd was? Ze kon hier natuurlijk vlak in de buurt wonen, maar dat was niet hetzelfde als in het huis wonen. Toch was dat beter dan Marions keuze om naar India te gaan, of Helens keuze om in Hampshire te wonen. Helen moest natuurlijk weer daar wonen, in de buurt van de neef van haar man, die een titel had. Ze had als reden gegeven dat alle mannen van zeilen hielden.. . En zij was graag onder de mannen, nietwaar? Ze ging haar slaapkamer binnen, liep regelrecht naar een bijzettafeltje en lichtte het deksel van een doos chocolaatjes, pakte er een uit en stopte dat in haar mond. En toen ze zich om wilde draaien, aarzelde ze en pakte toen de hele doos, liep ermee naar het bankje bij het raam, waar ze het ene chocolaatje na het andere at. Wanneer ze zich terneergeslagen voelde, had ze behoefte aan iets zoets, en zolang ze zich kon herinneren hadden chocolaatjes een bron van troost gevormd. Opeens hield ze op met kauwen en schoof de doos van zich af. Ze wenste dat Rosie terug was. Ze keek in de kamer om zich heen. Alles was blinkend schoon, maar deze aanblik schonk haar in haar huidige stemming geen voldoening, want dit was nieuw en enigszins vreemd. Ze had altijd gedacht dat ze geen mensen nodig had. Ze had zich altijd afstandelijk opgesteld tegenover gezelschap; gepraat en gelach irriteerden haar. Ze draaide zich om om weer uit het raam te kijken: de roeken maakten hun tocht terug naar huis voor de nacht. Ze kwam nu overeind. Ze haatte die roeken, met hun voortdurende gekras. Ze zou er morgen met haar geweer opuit gaan. Hoewel zij nooit zo raak had kunnen schieten als haar vader, had ze er toch altijd wel een stuk of wat neer kunnen halen. Maar de laatste keer dat ze hun nesten verplaatsten, hadden ze een boom uitgezocht die nog dichter bij het huis stond. Het geluid van de voordeur die werd dichtgesmeten, maakte dat ze zich omdraaide en ze hólde bijna de kamer uit en de trap af en zag toen Rosie die de spelden uit haar hoed haalde. Ze liep naar haar toe en zei: 'Wat zie je er koud uit.' 'Nee hoor, ik heb het helemaal niet koud.' Rosie glimlachte breed. 'Ik ben met de paardentram van het station gekomen en ik heb de rest gelopen. Het was heerlijk.' Toen ze haar jas uittrok, zei ze: 'Ik heb reuze zin in een kop thee, Beatrice.' 'Ik zal er meteen om bellen. Kom maar mee naar de kleine zitkamer, de meisjes geven de salon vandaag een grote beurt.' Toen Rosie zich op de sofa liet vallen, vroeg Beatrice: 'Heb je lekker gegeten met Teddy?' 'Ja, geweldig. Ik heb nieuws voor je. Kom eens hier zitten.' Rosie klopte naast zich op het kussen van de sofa en toen Beatrice naast haar zat, greep ze haar hand en zei: 'Ik ben toch zó opgewonden.' Ze schudde haar hoofd voordat ze verder ging: 'Ik kan het gewoon niet geloven: ik ga misschien naar Amerika.' Na een lange stilte zei Beatrice: 'Wat? Amerika?' Ze kneep haar ogen halfdicht, alsof ze probeerde zich de afstand naar Amerika voor te stellen. 'Ja, Amerika. Je weet dat Teddy die benoeming in Newcastle wilde accepteren, maar toen werd hij ontboden bij Zijne Majesteit' - ze wapperde met haar hand - 'zo noemt hij de grote baas. Nou ja, hij is een heel belangrijke man en zoals Teddy zei, je wordt nooit boven uitgenodigd tenzij om over de hekel te worden gehaald, en hij had gedacht dat hem dat nu ook zou overkomen.' Ze giechelde even. 'En wat denk je? Het was om te vragen of hij zin had om naar Amerika te gaan. Het schijnt dat een van hun mensen daar ziek is geworden en is gestorven.' De glimlach verdween van haar gezicht en ze ging verder: 'Hij was nog een jonge man, en... en hij was niet getrouwd. En dat is nu net het punt' - haar gezicht betrok - 'want ze hebben het liefst dat hun mensen er ongehuwd naartoe gaan, maar ze maken wel uitzonderingen, en voordat Teddy dit met hen ging bespreken, wilde hij weten of ik met hem wilde trouwen. Rosie beet op haar lip en moest zich bedwingen om niet hardop te lachen. 'Hij blijft een paar dagen in Newcastle omdat hij met jou wil praten. Tja, nu vader er niet meer is, wil hij jou om toestemming vragen. Hij is heel fatsoenlijk, die Teddy, ook al is hij nog heel jong. Nou ja, ook weer niet zó jong, hij is vierentwintig. Hij logeert in de George Inn en hij wil graag dat wij daar met hem komen eten, de avond voordat hij vertrekt.' Ze deed haar ogen even stijf dicht en sloeg haar armen om zich heen. 'O, ik kan mijn geluk bijna niet op! Amerika! Amerika!' Ze deed haar ogen opeens weer open en keek haar zuster aan. 'Ben je niet blij voor me? Ik weet het, ik weet het, het is heel akelig om jou achter te laten. We zijn dan allemaal het huis uit, maar... maar je moet één ding wel begrijpen. Ik ben heel ongelukkig geweest sinds... sinds dat met vader, en om nu weg te kunnen gaan...' Ze greep Beatrice's beide handen stevig vast. 'Je zou voor een vakantie naar me toe kunnen komen. Dat gaat nu heel gemakkelijk, ze hebben snelle boten. Het duurt maar acht dagen, en je bent nog nooit hier weggeweest. Geen van ons is ooit hier weggeweest. Nou ja, Marion zit nu in India, en dat is geweldig. In haar laatste brief schreef ze dat het een totaal andere wereld was. Maar je hebt altijd Helen nog in de buurt. Ze komt meteen op bezoek als je haar dat vraagt.' Ze trok de handen van Beatrice naar zich toe. 'Je hebt nooit goed met Helen overweg gekund, maar dat moet je echt eens proberen, Beatrice. Ze is heel aardig. En ze denkt veel aan je, ze maakt zich zorgen over jou. Dat heeft ze me verteld.' Beatrice maakte haar handen met een ruk los. Ze ging staan en keek op Rosie neer. 'Ik heb niet de minste behoefte aan meewarigheid van Helen of van wie dan ook. Niemand hoeft zich om mij te bekommeren, ik zorg wel voor mezelf. En wat jou betreft, en je nieuws dat je me zomaar voorschotelt: om naar Amerika te gaan! Je denkt helemaal niet aan mij, hè? Ik blijf hier helemaal alleen achter, maar dat geeft niet. Nee hoor.' Ze draaide zich om naar de haard. 'Ik heb het huis nog altijd, en... en dat is het enige dat er voor mij toe doet. Begrijp dat goed, het bezit van het huis en het te kunnen onderhouden.' Zelfs terwijl ze dit zei, besefte ze dat dat niet alles was wat er bij haar op dat moment toe deed. Ze had behoefte aan gezelschap, ze had behoefte aan Rosie. Natuurlijk wilde ze het huis houden. Dat was voor haar het belangrijkste in haar leven, maar ze wilde het comfort ervan met iemand delen... nou, niet met zomaar iemand, maar met iemand die ook in het huis was opgegroeid en die het naar waarde wist te schatten en ervan hield en het koesterde,zoals haar... Ze had bijna gedacht: zoals haar vader het had gekoesterd. Maar ze wilde deze dagen niet aan haar vader denken. Rosie ging naast haar staan en zei op smekende toon: 'Je wilt hem wel spreken, hè? Morgenmiddag. Hij zei dat het morgenmiddag zou zijn.' 'Ja, natuurlijk zal ik met hem spreken. Zoals de dingen er juridisch voorstaan, ben ik je voogd en zou ik bezwaar kunnen maken.' 'Maar dat doe jij vast niet, hè, Beatrice? Je weet hoe graag ik weg wil gaan.' 'Maar waarom? Waarom? Dit is je thuis.' Rosie deed verschrikt een stap achteruit en riep: 'Dit is helemaal niet mijn thuis! Ik beschouw het niet langer als mijn thuis. Ik moet je eerlijk zeggen dat ik me aan de andere kant van de muur meer thuis voel.' 'Ja, dat zal vast wel, bij die ordinaire varkensfokker en zijn moe...' 'Waag het niet hem een ordinaire varkensfokker te noemen! Als er ooit een echte, goede boer was, dan is hij het wel. Hij heeft alleen niet genoeg land. Maar als hij dit had,' - ze gebaarde wijd met haar arm - 'dan zou je eens zien wat hij daarvan kon maken!' Beatrice keek haar met grote ogen aan. Ze keek naar een jonge vrouw, er was geen spoortje meer te bekennen van het kind of van het meisje. Er was niemand meer die zij nog langer kon overheersen, en dat was voor haar net zo'n noodzaak als haar behoefte aan gezelschap. Hoewel ze zich er misschien niet van bewust was geweest, moest ze haar twijfelachtige macht over iemand kunnen uitoefenen. Toen Rosie de kamer uitliep, was haar stem nog steeds luid en verontwaardigd. 'Ik ga naar Amerika, en er is niets dat jij kunt doen om me tegen te houden.' Beatrice stak haar linkerarm uit, haar hand zocht steun bij de schoorsteenmantel, en ze verstrakte toen ze bedacht dat er inderdaad niets was dat zij eraan kon doen. Toen zakte ze in elkaar en liet zich weer op de sofa vallen. Ze sloeg haar handen voor haar gezicht terwijl ze hardop kreunde. Ze voelde een ongewoon verlangen om te huilen. Ze richtte zich op, veegde haar gezicht met haar zakdoek af, haalde toen een paar keer diep adem, wat leek te wijzen op berusting in de gebeurtenissen die gingen komen... Tien minuten later, in haar werkkamer, ging ze aan de slag om haar bureau op te ruimen. Het laatste dat ze deed was een aantal geopende brieven die ze nog niet had beantwoord oprapen en ze in een keurige volgorde leggen. Terwijl ze dit deed, viel haar oog op de brief die ze van de notaris had gekregen om haar op de hoogte te stellen van de dood van die onbekende vrouw in het verpleeghuis. Ze was goed bekend met citaten uit haar kinderjaren: iedere dag een draadje, is een hemdsmouw in een jaar. De koe bij de hoorns vatten. Haar ogen bleven op het papier gericht terwijl ze in gedachten citeerde: Zachte heelmeesters maken stinkende wonden. Ze pakte het velletje papier van de stapel en las de brief nog eens door, en haar ogen bleven rusten op de woorden: 'haar grote opgewektheid en hysterische uitbarstingen gedurende welke haar grote wens leek te zijn zich te ontkleden, en haar toevallen...' Ze spreidde haar vingers uit over de brief, alsof ze die in de tafel wilde drukken. Ze dacht aan het leven van haar jonge zusje. Ze had een duidelijk dreigement geuit en zou dat beslist uitvoeren. Ze pakte de brief, vouwde hem op, en zocht tot ze de envelop had gevonden die ze in de prullenbak had gesmeten. Daarna stond ze op, en haalde nog eens een paar keer diep adem, maar nu om een heel andere reden.
2
Rosie zat aan de ene kant van Annies tafel. Annie zat tegenover haar en Robbie stond achter zijn moeder met zijn hand op de rugleuning van haar stoel. Ze zaten allebei Rosie aan te kijken terwijl Annie herhaalde: 'Amerika?' 'Ja. Is het niet geweldig? Toe,' - ze strekte haar hand over de tafel naar hen uit - 'ga nou niet zeggen "dat is wel heel ver weg" en "we zullen je missen", want jullie zullen mij niet half zoveel missen als ik jullie. Maar ik... ik wil hier weg.' De laatste woorden werden bijna fluisterend uitgesproken en bijna onhoorbaar zei ze: 'En op de een of andere manier lijkt dit me een antwoord op mijn gebeden. Ik wil niet alleen maar naar een dorpje verderop of naar Newcastle of Durham, ik wil hier weg, mijlenver bij dat huis vandaan.' 'Wat vindt Beatrice hiervan?' 'Die was meteen in paniek en dreigde dat ze me kon verbieden weg te gaan, omdat ik nog geen eenentwintig ben. Maar ik geloof dat ze het nu heeft geaccepteerd. Teddy komt om drie uur theedrinken en ik hoorde haar de kokkin opdracht geven wat cake te bakken, en dat' - ze glimlachte flauwtjes - 'wees erop dat ze hem niet alleen met "goedemiddag" en "tot ziens" wilde bejegenen. Ze is naar Newcastle gegaan om met de notaris over het verkopen van een stuk land te praten. Het is het enige dat ze kan doen als ze het huis draaiende wil houden. Maar ze zei dat ze rond één uur terug zou zijn. Ik heb gewoon pijn in m'n buik van opwinding, mevrouw Annie. En...' - ze keek op naar Robbie - 'sta me alsjeblieft niet zo aan te kijken! Ik zal het heel erg vinden om jullie te verlaten. Echt waar, want jullie betekenen zoveel voor me. Ik bedoel, jullie allebei. Ik denk dat ik deze afgelopen jaren zonder jullie iets wanhopigs zou hebben gedaan... misschien had ik dan zelfs wel aan Jimmy Oldham gevraagd of hij met me wilde trouwen. Hij is pas rond de veertig. Maar dan hadden ze een andere stalknecht moeten zoeken. Maar hij is altijd vriendelijk voor me geweest...' 'Houd je mond! Je praat als een slet uit de stad.' Ze staarde met open mond naar Robbie, die de keuken uit-marcheerde. Daarna keek ze zijn moeder aan. Annies ogen waren op de tafel gericht, waarop haar vingers een ritme trommelden, en dit geluid leek in Rosies oren steeds sterker te worden terwijl ze naar haar keek en wachtte op een verklaring. En toen die kwam, was het alleen maar een constatering. 'Robbie is erg op je gesteld,' zei ze. 'Dat w... w... weet ik...' stotterde Rosie.'Dat weet ik, en ik ben ook erg op hem gesteld. Maar ik probeerde de reden dat ik wegga alleen maar wat luchtiger te brengen.' 'Dat weet ik, meisje, dat weet ik.' Annie schoof een hand over de tafel en greep die van Rosie. 'Maar het gekke is, meisje, dat we geen oog hebben voor de belangrijke dingen om ons heen. We zouden de betekenis ervan moeten ruiken, maar dat gebeurt niet. Er is ik weet niet wat voor nodig, een wervelstorm of een aardbeving... een persoonlijke aardbeving of zoiets, voordat onze ogen opengaan.' Rosie keek haar verbijsterd aan. Ze zei tegen zichzelf dat mevrouw Annie vast niet bedoelde wat zij dacht dat ze bedoelde, want Robbie was al achtentwintig jaar, en... en hij was altijd als een grote broer voor haar geweest, af en toe zelfs bijna als een vader. En hij deed ruw tegen haar in zijn manier van spreken en doen, hij sprak nooit zacht tegen haar, zoals mevrouw Annie. Nou ja, nu niet in elk geval. Vroeger wel, toen ze klein was. Toen mocht ze op zijn rug paardjerijden. Maar het afgelopen jaar waren er keren geweest dat hij nauwelijks zijn mond tegen haar open had gedaan. En ze wist dat hij met Peggy Morgan en Mary MacKenzie was gaan dansen. Maar Mary Mac-Kenzie was nu natuurlijk getrouwd. En ze herinnerde zich een jonge vrouw die vaak langskwam en dan verzon mevrouw Annie een smoes en zei dat hij er niet was. Ze was de dochter van een kruidenier en mevrouw Annie zei dat ze Robbie wel rauw lustte. Ze had dat altijd heel grappig gevonden om te zeggen. Maar niets in het leven was nu nog grappig. Gedurende één moment speet het haar dat ze naar Amerika ging, want ze zou deze twee mensen missen. Ze hield van hen. Ja, dat was het juiste woord, ze hield van hen, zoals ze sinds de dood van haar moeder van niemand in haar familie had gehouden. Ze was wel erg op Helen gesteld. Ja, ze mocht Helen heel graag... Waarom zat ze hier eigenlijk zo, met een hoofd vol verwarde gedachten? Annie zei plotseling: 'Vooruit, ga even met hem praten.' 'Hij doet vast heel lelijk tegen me, met dit humeur van hem.' 'Tja, wat had je dan gedacht, meisje?' 'Ik verwacht van hem dat hij me geluk wenst, ook omdat ik van hiernaast weg kan komen. Hij heeft net zo'n hekel aan dat huis als ik. Hij heeft er zelfs nog langer een hekel aan gehad. Ik dacht dat hij wel blij voor me zou zijn.' Annie stond van de tafel op, keerde zich naar het fornuis en herhaalde: 'Vooruit, ga even met hem praten.' Rosie stond langzaam op van haar stoel en liep de keuken uit. Ze wist waar hij zou zijn en ze liep naar de koestal. Toen ze de deur opendeed, stond hij aan de andere kant, waar hij bezig was een van de dieren met een bos stro te wrijven. 'Robbie.' Hij draaide zich om en keek haar aan. 'Het... het spijt me als ik je boos heb gemaakt, door zulke stomme dingen te zeggen.' 'Laat maar zitten.' 'Ik kan het niet zomaar laten zitten. Ik... ik ga waarschijnlijk eerder weg dan ik ooit had gedacht. En wat er ook mag gebeuren, ik... ik zal je missen. Je hebt geen idee hoe ik jou zal missen.' 'Waarom ga je dan weg?' Hij had zich weer omgedraaid, het stro opzij gegooid, en kwam nu vlak bij haar staan, met zijn gezicht bijna tegen het hare. Hij vroeg opnieuw: 'Waarom doe je het?' Ze kon hem opeens geen antwoord geven. Haar keel zat dicht. De tranen stroomden uit haar ogen en ze hapte naar lucht toen ze uitbracht: 'Je... je weet best waarom. Ik moet... ik moet weg...' 'Als je per se weg wilt, dan zijn er nog andere manieren om dat te doen.' 'Nee... nee... niemand anders had me... ten huwelijk gevraagd.' 'O God, meisje toch!' Hij had zijn armen om haar heen geslagen en drukte haar stijf tegen zich aan. 'Huil niet, liefje, huil nou niet. Ik begrijp het.' Toen fluisterde hij: 'Dus niemand anders had je ten huwelijk gevraagd? Stomme, blinde dwaas! Toe liefje, huil nou niet. Stil nou maar, ik begrijp het. Ja, ik begrijp het echt.' Ze hield op met huilen en maakte zich van hem los. 'Het spijt me... het spijt me.' Hij keek haar in de ogen en zei, nog steeds met rustige stem: 'Het enige dat ik wil is dat jij gelukkig wordt, Rosie. Het enige dat ik ooit heb gewild, mijn grootste doel in dit leven zelfs, sinds ik jou uit die boom omlaag heb gehaald, was dat jij gelukkig zou zijn en dat je die jeugdige pit, die jou zo anders maakte dan ieder ander, zou bewaren. En die pit is er nog steeds, dat weet ik zeker. Misschien op dit moment wat verborgen, maar dat komt door het opgroeien, dat verduistert het beeld altijd wat, maar hij zal terugkomen. Wacht maar eens af. Of je nou in Amerika zit of in Timboektoe, hij komt terug. Toe nou! Begin nou niet weer, anders krijg ik van moe op m'n kop omdat ik je overstuur maak. Je hebt de laatste tijd al genoeg moeten doorstaan. Je wilt toch zeker een beetje geluk? Geloof me, Rosie, dat is alles wat ik voor jou wil, dat je gelukkig wordt.' Hij kon zich nog net bedwingen om eraan toe te voegen: 'En ik samen met jou.' Hij sloeg een arm om haar schouders en liep met haar de koestal uit, terug naar het huis. Eenmaal terug in de keuken zei hij tegen zijn moeder: 'Je hebt het laatste beetje van dat sterke spul toch zeker niet stiekem opgedronken, hè?' 'Hoe bedoel je?' viel ze tegen hem uit. 'Ik drink nooit iets stiekem. Maar ik ken iemand die dat wel doet.' 'Nou, zullen we dan maar op Amerika drinken?' Hij glimlachte naar Rosie en draaide zich toen om naar zijn moeder. Hij dacht even dat ze op het punt stond in huilen uit te barsten en hij blafte tegen haar: 'Sta daar niet als een standbeeld te kijken, mens! Ga die fles eens pakken!' Toen Annie de halve fles whisky uit de eetkamerkast pakte, beet ze op haar lip en zei tegen zichzelf: 'Annie Macintosh, je hebt een zoon uit duizenden.' De aanblik van Beatrice die de zitkamer binnenkwam, gekleed in haar beste jurk, deed Rosie overeindkomen. 'O, wat zie je er leuk uit, Beatrice. Ik heb dat altijd een mooie jurk gevonden, hij staat je goed. En dank je wel voor het verkleden en voor de thee. Lieve help! Als je de keuken binnenkomt, zou je denken dat er een feest gaande was, zoveel heeft de kokkin gedaan. Hoe laat is het?' Beatrice keek op de klok. 'Tien minuten voor drie,' zei ze. 'Ik hoop dat hij een heer is die goed op de tijd let.' 'O vast wel. Dat hoort bij zijn werk, het maken van afspraken en het regelen van vergaderingen en zo. Hij zegt dat hij zich af en toe net een parlementair assistent voelt. Ik moest gisteren erg om hem lachen toen hij zei dat hij altijd bruidsmeisje is, maar nooit de blozende bruid.' 'Je haar hangt over je wang.' Beatrice schoof een loshangende krul uit Rosies gezicht, achter haar oor. Het was zo'n teder gebaar dat Rosie zich snel naar voren boog en haar zuster op de wang kuste. Toen ging ze zitten en mompelde: 'Ik ben heel zenuwachtig, weet je. Dit wordt een heel officiële bespreking, hè?' 'Ja, min of meer...' Het werd drie uur. Het werd half vier. En nu liep Rosie weer naar de deur en zei: 'Hij moet de trein hebben gemist, of misschien heeft hij geen rijtuigje kunnen krijgen bij het station. Ik heb tegen hem gezegd dat hij een rijtuigje moest nemen.' 'Er is nog tijd genoeg. Ga nu maar zitten. Er is niets dat kan bederven, de kokkin zet de thee pas als hij er is. Kom, neem een chocolaatje.' Beatrice hield haar de doos met chocolaatjes voor en Rosie nam er braaf een, hoewel ze niet zo dol was op chocola. Maar ze hield het in haar vingers toen ze zag hoe Beatrice er eentje at, en er daarna nog een uitzocht voordat ze de doos weer op de tafel zette. Ze dwong zich te zeggen: 'Je bederft al je eetlust voor de thee nog als je zoveel blijft snoepen.' 'Het is raar,' zei Beatrice, 'maar van dat probleem heb ik nooit last... Ga alsjeblieft zitten, lieverd. Je maakt me zenuwachtig met dat heen en weer geloop.' Het was tien minuten voor vier toen er werd aangebeld en ze kwamen allebei van de bank overeind. En terwijl Beatrice de rok van haar fluwelen jurk gladstreek, stak ze haar hand uit om Rosie tegen te houden toen zij naar de deur wilde lopen, en ze zei: 'Frances doet open, liefje. Wees nou een beetje kalm.' Ze hoorden stemmen vanuit de hal. Toen ging de deur dicht en werd er op de deur van de zitkamer geklopt, en Frances kwam binnen met een dienblaadje met daarop een brief, en ze keek van de een naar de ander voordat ze die gaf en zei: 'Hij is voor u, juffrouw Rosie.' Rosie pakte de brief aan, verbrak het zegel en las: Mijn liefste Rosie, Tot mijn grote spijt word ik teruggeroepen naar Londen, en moet ik onmiddellijk vertrekken. Ik weet niet wat dit betekent in verband met mijn toekomst in Amerika, maar ik zal je nog laten weten wat er is besloten. Ik koester een innige genegenheid voor je. Geloof me. Voor altijd. Teddy. Ze staarde naar het velletje papier. Geen 'mijn liefste'. Geen 'ik houd van je'. Geen 'ik vind het vreselijk om van je weg te moeten gaan.' Ze begreep er niets van. Dit was helemaal Teddy niet. Ze had zijn brieven bewaard, die waren hartelijk, liefdevol, zelfs hartstochtelijk. Ze hadden haar de afgelopen maanden van de volslagen wanhoop. Ze gaf de brief automatisch aan Beatrice en zei: 'Ik... ik begrijp er niets van. Echt niet! Gisteren...' Ze zweeg. Ze kon zijn houding van gisteren niet beschrijven, bij de gedachte aan dat ze gingen trouwen en naar een ander land zouden gaan. Hij was zo opgewonden geweest als een klein kind en vol verhalen over Amerika en het leven daar. Maar, had hij haar gewaarschuwd, ze vonden het niet prettig als een jongeman trouwde voordat hij daar zijn post innam. Hij had echter in de stellige overtuiging verkeerd dat het wel in orde zou komen. Maar aangezien hij die vraag nog niet aan zijn superieuren had voorgelegd, kon dit terugroepen naar Londen niets te maken hebben met zijn verzoek om te mogen trouwen voordat hij het land verliet. Toen Beatrice de brief minstens twee keer had overgelezen, zei ze: 'Ik vind dat dit op zijn minst van heel slechte manieren getuigt...' 'Het... het is vast heel dringend geweest, anders was hij niet teruggeroepen.' Rosie nam het onmiddellijk voor Teddy op. 'Hij is niet het soort man om onbeleefd te zijn. Hij is zelfs wel eens te formeel. Dat komt door zijn positie. Hij ontmoet zoveel mensen dat hij wel formeel moet zijn. Hij heeft het me allemaal uitgelegd.' Ze ging plotseling op de bank zitten. En nu vroeg ze zich af hoe lang ze op een verklaring zou moeten wachten. Hij zou zijn superieuren op zijn vroegst pas morgen spreken, daarna zou hij haar moeten schrijven, en ze zou de brief pas de dag erna kunnen krijgen. Dat betekende twee volle dagen wachten, nadat ze deze dag was doorgekomen. Ze wist niet hoe ze dat zou moeten verdragen. Ze keek naar Beatrice, die haar beste jurk had aangetrokken, en al die moeite had genomen voor deze uitgebreide thee; ze wist hoe ze haar best had gedaan om het gezellig te maken. Ze zei met gebroken stem: 'Het spijt me, na alle moeite die jij je hebt gegeven...' 'O,' - de stem van Beatrice was een en al bezorgdheid -'maak je over mij alsjeblieft geen zorgen, omdat ik een fatsoenlijke jurk heb aangetrokken. Wat de thee betreft... ach, we moeten tóch iets eten. Dat is allemaal geen punt. Maar het spijt me dat jij zo'n teleurstelling moet verwerken. Het is heel vreemd. Ga zitten, dan bel ik om de thee.' 'Nee, alsjeblieft niet, Beatrice. Ik kan op dit moment niets door m'n keel krijgen, zelfs geen thee. Ik ga even weg.' Toen ze zich omdraaide, zei Beatrice: 'Waar ga je heen?' Rosie gaf geen antwoord. Ze liep langzaam naar de deur toen de stem van haar zuster scherp klonk: 'Je gaat toch zeker niet naar hiernaast om het hun te vertellen, hè?' Rosie keerde zich om en keek haar aan. 'Ja. Ja, dat is precies wat ik ga doen. Ik wilde er toch al na de thee heen gaan om hun over alle plannen te vertellen, dus dan ga ik nu ook om te vertellen dat die plannen niet doorgaan.' 'Je weet dat ik het niet prettig vind dat jij daar zo vaak naartoe gaat, dus waarom doe je het dan?' 'Omdat het mijn vrienden zijn. Ze zijn altijd mijn vrienden geweest en ze zullen altijd mijn vrienden blijven, wat er ook gebeurt. En het spijt me dat ik dit moet zeggen, maar jij kunt daar niets aan veranderen, Beatrice. Ik zal altijd bij hen op bezoek gaan, zolang ze er zijn.' Na een stilte, waarin ze elkaar scherp aankeken, draaide Rosie zich om en liep de kamer uit, waarna ze de deur zachtjes achter zich dichtdeed. Uit de garderobe in de hal pakte ze haar oude jas en wollen muts, en van het rek aan de ene kant pakte ze haar overschoenen. Dit was de uitmonstering die ze altijd had gedragen als ze over de muur moest klimmen. Alleen zou ze vandaag niet over de muur klimmen, ze ging vandaag via het pad langs de voorkant... Toen Annie vijf minuten later de klop op de keukendeur hoorde en daarna de gestalte daar zag staan, gekleed in wat zij 'haar oude vodden' noemde, riep ze luid uit: 'Wat is er aan de hand, meisje? Ik dacht dat jij...' Ze werd echter in de rede gevallen door Robbie. Hij was snel opgestaan van de tafel waar hij had zitten eten, en hij riep tegen zijn moeder: 'Wil je nou eens opzij gaan om haar binnen te laten? Wat mankeert je toch, mens?' Daarna zei hij tegen Rosie: 'Is er iets gebeurd? Ik dacht...' 'Mag ik een kop thee?' 'Ja liefje. Twee, drie koppen. Kom bij de haard zitten.' Er werd verder niet gepraat tot Rosie een kop thee had gedronken. Daarna keek ze van de een naar de ander, zoals ze op de bank tegenover haar zaten, en zei: 'Hij is niet gekomen, maar hij heeft wel dit gestuurd.' Ze haalde de brief uit haar blouse en gaf die aan hen. Robbie las hem als eerste, en daarna hief hij zijn hoofd op en keek haar aan, maar hij zei niets. Vervolgens gaf hij de brief aan zijn moeder door. Maar toen zij hem had gelezen, zei ze onmiddellijk: 'Vreemde toestand. Krijg je wel vaker zulke brieven van hem? Ik bedoel, in deze trant?' Rosie boog haar hoofd en zei zacht: 'Nee.' 'Er moet een reden voor dit alles zijn.' En hij herhaalde: 'Er moet echt een reden zijn, en zoals hij zegt, hij zal je die binnen een paar dagen laten weten. Hij heeft die brief waarschijnlijk geschreven toen hij overstuur was en ontdekte dat hij niet naar jou toe kon komen. Je zegt dat ze een kantoor hebben in Newcastle, of daar ergens in de buurt. En dat heeft in de verte ook connecties met de regering, hè?' Hij stond op van het bankje en liet zich voor haar op zijn hurken zakken, nam haar hand in de zijne en zei: 'Het zal allemaal wel goed komen. Volgens mij was die kerel gek op jou. Ja echt. Dus voorzover ik het kan bekijken, heeft het niets te maken met zijn... eh... persoonlijke wensen, maar is het iets met zijn werk.' 'Denk je?' Rosie keek in de donkerbruine ogen die zo'n tedere blik onthulden, en ze zei met brekende stem: 'Het ergste van dit alles is nog dat ik Beatrice aan mijn kant begon te krijgen. Ze had haar mooiste jurk aangetrokken en ze had een heerlijke thee besteld. En ze zette haar beste... nou ja, ze probeerde heel aardig te doen.' 'Dat is wel iets bijzonders.' Robbie grijnsde naar haar. 'Ja,' - ze knikte naar hem - 'zeg dat wel. En dat maakt het voor mij allemaal nog erger, omdat ik het gevoel heb dat haar goede bedoelingen en inspanningen voor niets waren.' Hij kwam overeind en zei: 'Ik moet nu echt weer gaan. Betsy's veulen komt eraan.' Rosies stem en gezicht veranderden toen ze zei: 'Maar dat zou toch pas over veertien dagen komen?' 'Ja, dat weet ik. Maar toen ze vanmiddag binnenkwam, wist ik dat er iets aan de hand was. Ze sprak zo ongeveer tegen me, dus ik denk dat ze hulp nodig heeft. Misschien moet ik de dierenarts er ook maar bijhalen.' 'Mag ik met je mee?' Maar Annie zei: 'Je hebt je mooie jurk aan, meisje.' Waarop Rosie haar aankeek met een kleine glimlach en zei: 'Maar ik heb m'n oude jas aan, zoals je misschien hebt gezien.' 'Ja, dat is waar.' Robbie hielp haar in haar jas, daarna gaf hij haar de wollen muts aan en heel even leek het alsof hij de muts op haar hoofd wilde zetten, maar hij stopte halverwege het gebaar en gaf de muts toen aan haar. Annie zei niets terwijl ze keek hoe haar zoon zijn jas aantrok en zijn pet opzette en daarna Rosie bij de elleboog pakte en met haar naar buiten liep. Er ging een vreemde gedachte door haar hoofd toen ze twee citaten combineerde en die in haar eigen woorden bracht: 'Gods wegen zijn ondoorgrondelijk maar zeker, en Hij neemt vele omwegen om Zijn wonderen te volbrengen.' Het was drie dagen later toen Rosie de brief ontving. Ze nam hem mee naar haar slaapkamer om hem daar te lezen, en de inhoud verbijsterde haar dusdanig dat ze hem, na hem voor de derde keer te hebben gelezen, op de grond liet dwarrelen. Ze bleef op het bed voor zich uit zitten staren tot er op de deur werd geklopt. Beatrice kwam binnen. 'Wat is er, liefje?' zei ze. 'Heb je slecht nieuws gehad?' Rosie keek haar aan, maar ze kon even niets uitbrengen. Ze wees naar de vloer en Beatrice raapte de brief op. Maar voor ze hem begon te lezen liep ze ermee naar het raam, alsof ze hem bij beter licht wilde bekijken. Toen zei ze na enige tijd: 'O lieve help! Wat vreselijk!' Maar in plaats van zich om te draaien om naar de verslagen gestalte op de rand van het bed te kijken, richtte ze zich weer tot het raam en zei: 'Lieve help! Wat een toestand.' Toen pas keerde ze zich naar Rosie en zei: 'Wat ga je doen? Maar aan de andere kant, wat kun je doen? Ik... ik had dit nooit van hem verwacht.' Ze gaf de brief aan Rosie terug, die hem na hem opnieuw te hebben bekeken, in vieren vouwde en weer in de envelop deed. Toen stond zij ook op en liep langs haar zuster heen naar de overloop. Dit verbaasde Beatrice hevig, want haar zusje huilde niet. Terwijl ze haar naar de overloop volgde, zei ze: 'Waar ga je heen, liefje?' Ze had geen antwoord gekregen voor ze onder aan de trap stonden, maar daar voegde ze eraan toe: 'Laten we een kop koffie drinken,en... en dit alles bespreken.' Eindelijk zei Rosie iets.'Wat valt er te bespreken? Er is niets dat zo definitief kan zijn als deze brief.' Ze hield hem omhoog, tot vlak voor het gezicht van Beatrice. Beatrice deed min of meer verschrikt een stap achteruit en mompelde: 'Je... je moet je dit niet al te erg aantrekken. Dit... dit soort dingen gebeurt nu eenmaal. Kom, dan Haar zin werd afgebroken toen ze Rosie naar de garderobe zag lopen, en ze riep tegen haar: 'Nee! Nee! Je gaat niet naar hiernaast, niet in deze toestand.' Ze holde de hal door en probeerde de oude jas uit Rosies hand te rukken, terwijl ze riep: 'Dat is niet goed! Gedraag je toch wat waardiger, meisje. Je hoort je narigheid niet aan Jan en alleman te vertellen, alsof je de eerste de beste straatmeid bent.' Ze liet haar stem dalen terwijl ze snel verder ging: 'Zoiets verwacht je van bedienden. Maar bedenk toch wie je bent. En je hoort hier, in dit huis...' Beatrice sprong achteruit alsof er een pistool op haar werd gericht, zo dreigend klonk Rosies stem toen ze gilde: 'Dat verdomde huis kan me gestolen worden!' Beatrice tuimelde bijna tegen de staande klok toen Rosies arm haar opzij duwde. Het was heel typerend voor Beatrice dat ze zich omdraaide en de klok met beide handen in bedwang hield en toen omhoog keek naar de koperen wijzerplaat, alsof ze zich ervan wilde vergewissen dat hij niet was beschadigd, voor ze weer naar haar zusje keek, die bij de voordeur stond. Maar groot was haar verbazing, en ook haar verbijstering, toen ze ontdekte dat haar emoties met angst werden vermengd, en ze vroeg zich af of dit waar kon zijn. Toen Rosie dichter bij de cottage kwam, zag ze Robbie het paard en de wagen door het hek naar binnen brengen, maar hij zag haar niet voor hij het dier liet staan en terugliep om het hek dicht te doen. Even stond hij haar met open mond aan te kijken, toen zei hij: 'Rosie!' Hij liep naar haar toe en keek haar aan. Hij stelde geen vragen maar zei: 'Ga maar naar binnen, ik kom zo naar je toe, als ik haar op stal heb gezet.' In de keuken begroette Annie haar op dezelfde manier. Met luide stem zei ze: 'Rosie! Wat is er?' Annie keek toe toen het meisje haar jas uittrok en haar muts afzette en die op een van de keukenstoelen wierp, waarna ze op een hoekje van de bank ging zitten en in het vuur staarde. Toen Annie naast haar ging zitten, zei Rosie niets tegen haar, en dus mompelde Annie bedremmeld:'Ik denk dat wat jij nodig hebt, meisje, een kop thee is.' Hierop kwam ze overeind en begon thee te zetten, en er werd verder niets gezegd tot Robbie haastig de keuken binnenkwam, naar de bank liep en naast haar ging zitten. Op heel andere wijze dan zijn moeder zei hij: 'Kom op, vooruit met de geit. Wat is er gebeurd? Heb je bericht van hem?' Bij wijze van antwoord stak Rosie haar hand in de zak van haar jurk en gaf hem, zonder hem aan te kijken, de brief. Hij las: Mijn liefste Rosie, Ik weet niet hoe ik deze brief moet beginnen, want de gedachten tollen door mijn hoofd, dus ik kan maar beter de feiten noemen. Ik heb van de leiding te horen gekregen dat ze hun jongere medewerkers niet toestaan te trouwen voor ze zich in het buitenland hebben gevestigd. Aan de andere kant weet ik dat ze me niet écht van een huwelijk kunnen afhouden. Maar als ik die stap zou zetten, zou ik geen promotie kunnen maken. Bovendien zou ik naar een afgelegen land worden gestuurd en in een heel ondergeschikte positie. Uit wat ik heb begrepen, hebben ze al geregeld dat ik naar Amerika ga, om deze post in te nemen die beschikbaar is gekomen door de on-erwachte dood van een jonge medewerker. Dus je ziet, liefste, in wat voor positie ik verkeer. Tegen de tijd dat je deze brief ontvangt, zal ik op weg zijn naar Amerika. Maar ik kan je er zeker en dat het met een treurig en zwaar hart is, want je weet, Rosie, dat ik altijd een diepe genegenheid voor jou heb gekoesterd. Maar nu, onder deze omstandigheden, zou het oneerlijk en onverstandig zijn om jou aan enige belofte te houden. Zoals ik al eerder heb gezegd, weet ik niet wat de toekomst in dit nieuwe land oor mij in petto heeft. Probeer mijn situatie te begrijpen, Rosie. Het enige dat ik kan zeggen is dat ik te verdrietig ben om je verder nog te schrijven, maar dat ik altijd de diepste genegenheid voor jou zal koesteren en onze vriendschap nooit zal vergeten. Vergeef me, en denk vriendelijk over mij als je kunt, mijn lieve Rosie. Teddy Robbie bleef stil zitten met de brief nog steeds in zijn hand, tot Annie hem vroeg: 'En, wat heeft hij te zeggen?' Hierop gaf hij haar de brief.Toen ze de brief had gelezen, was haar reactie dezelfde als die van hem: zwijgen.Tot ze plotseling uitbarstte: 'Wat een zwijn! Ik heb al vaker gehoord dat een meisje de bons kreeg, maar nooit op deze manier. Hij is...' 'Moeder!' Zijn stem klonk laag en dreigend, maar Annie besteedde er geen aandacht aan want ze riep tegen hem: 'Nee, ik hou m'n mond niet, niet voor jou of voor wie dan ook. Ik zeg het nogmaals: hij is een zwijn!' Ze liep haastig naar Rosie, die met gebogen hoofd was blijven zitten en ze stak haar gebalde vuist onder Rosies kin, duwde haar gezicht omhoog, keek haar aan en zei: 'Hij is het nog niet waard dat je op hem spuugt.' 'Moeder, hou alsjeblieft je mond.' Robbie was overeind gekomen en trok haar bij Rosie vandaan. 'En luister voor deze ene keer nou ook eens naar mij. Volgens mij is hier iets aan de hand, klopt er iets niet. Er schuilt meer achter die brief. Ik heb die knul een keer ontmoet, en die brief en hij passen niet bij elkaar.' Hij draaide zich om naar Rosie, die naar hem opkeek, en hij vroeg: 'Hoe was hij toen je hem voor het laatst zag? Ik bedoel, in zijn manier van doen?' Hoe was hij? Ze hield haar hoofd scheef alsof ze nadacht. Hij was geweldig geweest, en heel opgewonden. Na het eten hadden ze in het park gewandeld en hij had haar in de schaduw van wat struiken getrokken om haar te kussen. O, wat had hij haar gekust. Maar afgezien van dat alles, wist ze dat hij ambitieus was. Ze wist dat hij naar Amerika wilde, dat hij zijn zinnen daarop had gezet. Hij had haar verteld dat er een ster uit de hemel in zijn handen was gevallen en dat was zij. En nu had hij er nog een aangeboden gekregen, een kans die hij nog in geen jaren voor mogelijk had gehouden. Een positie in Amerika was een doel waarop iedereen op kantoor had gehoopt. Ze zouden jaloers zijn, had hij gezegd, er zou veel worden gepraat. Maar God had gesproken: hij had opgekeken en zijn vinger opgestoken en gezegd: 'Jij gaat naar Amerika, Golding. Fitzsimmons is helaas gestorven en jij moet zo gauw mogelijk zijn plaats innemen.' Ze keek Robbie aan en zei: 'Hij... hij was net als altijd, vriendelijk en...' Ze boog haar hoofd en mompelde: '...lief.' Toen leek het alsof haar tong los was gekomen en ze keek Annie aan en ging verder: 'En ik was ook heel opgewonden. O, mevrouw Annie, ik was zó blij bij de gedachte van hiernaast weg te kunnen. Nooit meer daar te hoeven wonen. Om weg te zijn van Beatrice. En toch...' - ze schudde haar hoofd - 'heeft ze... heeft ze het heel rustig opgenomen. Kalmer dan ik ooit had verwacht. Maar' - ze liet haar stem dalen - 'ze blijft hoe dan ook Beatrice en ze heeft haar huis. Ja,' - ze knikte van de een naar de ander - 'haar huis. Ze is helemaal krankzinnig over het huis. Dat heb ik toch verteld, hè? Zij met haar plumeau. En je mag dit niet doen en je mag dat niet doen. Dit hoort niet. Dat hoort niet. Wat hoort niet?' Ze ging staan. 'Je hoort niet gelukkig te zijn, je hoort niet bemind te willen zijn, je hoort niet...' Haar stem steeg, er klonk een jammerkreet, en toen stroomden de tranen uit haar ogen. Ze hadden hun armen om haar heen geslagen en duwden haar weer terug op de bank, waar ze aan weerskanten van haar gingen zitten. Door haar tranen en het gesnik heen zei ze: 'Ik... ik wou dat ik dood was. Ik... ik voel me smerig, gebruikt. Hij zei vriendschap.' Ze schudde wanhopig haar hoofd. 'Het was geen vriendschap, het was verkering. Ja, het was echt verkering.' Ze draaide haar gezicht naar Robbie, en hij knikte naar haar en zei zacht: 'Ja liefje, het was verkering, een heel goede verkering.' Er werd op de deur geklopt en een stem zei: 'Is er iemand thuis?' En toen de deur openging, sprong Annie overeind van de bank en zei: 'Komt u binnen, dokter. Ik kan u verzekeren dat u op dit moment zeer welkom bent.' 'Wat is er aan de hand?' John zette zijn tas op de tafel en deed zijn jas uit alsof hij thuis was, en liep toen naar de bank en ging naast Rosie zitten. Hij keek over Rosies gebogen hoofd naar Robbie en vroeg: 'Wat is er gebeurd?' 'Een heleboel, dokter. Rosie heeft... tja, ze heeft een grote teleurstelling moeten verwerken. Ik zou er graag met u over willen spreken.' 'Nee! Nee!' Rosies betraande gezicht keek omhoog en ze keek van de een naar de ander. Ze zei: 'Laat het nu verder maar met rust! Het is voorbij! Dit zijn mijn zaken! Laat nou maar.' 'Ja liefje, het is voorbij. Maak je maar geen zorgen. Goed, we zullen er niet meer over praten. Kom, droog je tranen. Lust u een kop thee, dokter?' 'Zeker. Twee koppen zelfs. Ik ben sinds vanmorgen niet meer terug in mijn praktijk geweest. Ik ben op zoek geweest naar een onderkomen voor mijn moeder, zoals ik al heb verteld, en ik zak bijna door mijn knieën. Ik denk dat ik maar eens een paard en wagentje moet kopen. Ja, ik weet het, u heeft me al tijden geleden verteld dat ik dat moest doen.' Hij stond op van zijn stoel en liep achter de bank langs naar Annie, die aan het eind van de tafel de thee stond in te schenken, en hij gebaarde met zijn hoofd naar achteren. Bij wijze van antwoord raapte Annie de brief van de tafel en gaf die zwijgend aan hem. Toen hij de brief las, zag ze hoe de uitdrukking van zijn gezicht ongeloof weerspiegelde en daarna schudde hij langzaam zijn hoofd en mompelde: 'Nee, nee! Dat is toch zeker niets voor hem!' 'Jawel, toch.' 'Ik kan het gewoon niet geloven!' 'Ik ook niet. En het ergste van alles, zij ook niet.' Hij legde de brief weer op de tafel en ging naast Rosie zitten. Hij draaide voorzichtig haar gezicht naar zich toe en zei: 'Had je hier enig voorgevoel van?' Ze was opgehouden met huilen, maar ze had nog steeds een prop in haar keel. Ze zei moeizaam: 'Nee... dokter. Helemaal niet.' 'Hij had haar een paar dagen geleden wel een briefje gestuurd dat hij niet op de thee kon komen,' zei Robbie. 'Hij was van plan het hoofd van het huis' - zijn stem klonk nu smalend -'om haar hand te vragen, maar in plaats daarvan stuurde hij een briefje om te zeggen dat hij terug was geroepen naar Londen en dat hij haar nog zou schrijven... en nu hééft hij geschreven.' Ze keerden zich allebei naar Annie, die voor Rosie stond en zei: 'Kom meisje, ga mee naar de zitkamer, daar brandt de haard. Ik weet niet waarom ik hem had aangestoken, ik denk om de kamer droog te stoken, of ik moet hebben geweten dat het nodig zou zijn. Kom mee.' Rosie liet zich gehoorzaam, bijna als een kind, uit de kamer meevoeren, zodat de twee mannen alleen achterbleven. 'Wat vindt u ervan, dokter?' 'Ik weet het niet. Ik begrijp er niets van, ik vind het heel vreemd. Het is een rare zaak.' 'Net wat u zegt, een rare zaak. Maar ik wil dit tot op de bodem uitzoeken. Die kerel was net zo verliefd op haar als...' Robbie zweeg en liep naar de haard, en John zei rustig: 'Je wilde eraan toevoegen "als ik".' Robbie zei, enigszins verontwaardigd: 'Dat wilde ik niet zeggen.' Maar toen vroeg hij zacht: 'Is het zo duidelijk te zien?' 'Nou, ik zit hier bijna twee jaar, en ik denk dat ik wel een blinde had moeten zijn als ik niet had gezien hoe alles er bij jou voorstond. Als je een beetje verstand in je hoofd had gehad, had je eerder je mond opengedaan.' Robbie draaide zich met een ruk naar hem om. 'Ze was nog een kind. Ik ben tien jaar ouder dan zij. Ik heb haar rondgedragen vanaf dat ze een baby was, toen haar grootvader haar iedere dag meenam als hij met mijn vader wilde praten, terwijl hij haar dan aan mij overliet. Ze ziet mij als een broer. Soms heb ik zelfs wel gedacht als een vader. Maar zeker niet als iets anders.' 'Je hebt haar nooit een kans gegeven. De Schot in jou heeft stekels op zijn tong, net als de rest van je clan. Kom,' - hij gebaarde met zijn hand - 'klim nou niet meteen boven op de kast.' 'Ik wilde helemaal niet op een kast klimmen, dokter, maar... maar ik wist niet dat het zo duidelijk te zien was.' 'Ach, voor anderen is het niet te zien. Jullie hebben hier maar weinig bezoek. De Mackay's beschouwen haar ook als een kind. De Robsons... ach, als ik 't niet mis had en Harry zou het durven riskeren, had hij eerder open kaart gespeeld. Maar eerst was jij er als obstakel en dan de heer des huizes van hiernaast. En nu hij is overleden, denk jij dat de vrouw nog erger is. Haar enige doel in dit leven is het bereiken van prestige. En weet je, ik heb met haar te doen. Ze heeft ook een heel andere kant. Dat heb ik de laatste tijd ook ontdekt. Ze heeft een zachtere kant, tenminste waar het Rosie betreft. Ze is dol op haar, en als ze niet zo'n manie voor het huis en het omringende terrein had gehad, zou ze heel aantrekkelijk en interessant kunnen zijn.' 'Nou, dat moet ik dan nog ontdekken, dokter.' 'Ja, en veel andere mensen met jou. Maar we hebben allemaal twee kanten, besef dat wel. En jij hebt een van jouw kanten veel te lang in het donker gehouden.' 'En wat wilt u dat ik er nu mee doe?' vroeg Robbie. 'Ze zal er nooit over heen komen en als dat wel zo mocht zijn, dan zal deze belediging haar haar hele leven bij blijven. Ze zal zich minderwaardig voelen. Vrouwen die in de steek zijn gelaten, voelen zich altijd minderwaardig.' 'Dan zul jij haar weer wat op moeten vrolijken. En zorgen dat ze zich niet inferieur voelt.' De stem van de dokter veranderde toen hij zei: 'Gun haar wat tijd, en laat haar af en toe een klein beetje merken wat jij voor haar voelt.' 'Ik betwijfel of daar veel kans op is, dokter. Ze zal mij tot haar dood als haar broer beschouwen, haar grote, beschermende broer. Wij zijn altijd een toevluchtsoord voor haar geweest en dat zullen we altijd blijven ook. Daar zal ik wel voor zorgen. Maar wat heeft u vandaag hier gebracht?' 'Iets anders waar jij ook blind voor bent. De hoest van je moeder. Ja, ja, ze zegt dat het alleen maar een kriebelhoestje is, maar het zou gemakkelijk bronchitis kunnen worden, dat kan ik je wel verzekeren, zeker in dit afschuwelijke klimaat van jullie. Ik geloof best dat het nog niet zo erg is als in Schotland, maar 's winters is het hier erg genoeg.' Robbie zei met diepe bezorgdheid: 'Heeft moe iets met haar longen?' 'Nee, niets ernstigs, maar dat zal ze wel krijgen als ze zich zo blijft verwaarlozen. Ze heeft een akelige hoest en ze piept. Heb je haar niet gehoord? En het ergste is dat ze er onder alle weersomstandigheden opuit gaat. Maar jij zult erop toe moeten zien dat ze dat niet doet. En ik laat wat medicijnen achter en wat spul om in te wrijven, en jij moet ervoor zorgen dat ze dat gebruikt.' Robbie boog zijn hoofd en zei: 'Gek is dat, je ziet sommige dingen pal onder je neus pas als je ze ruikt.' 'Nou, er is iets dat ik ook ruik, en dat houdt verband met die brief. Ik heb een neef die op de administratie van het hoofdkantoor in Londen werkt. Het is mogelijk dat hij enig licht kan werpen op het punt van dat trouwen en zo. Intussen adviseer ik jou, Robbie, dat je je niet langer een broer of vader voelt en dat je je voor haar nog onmisbaarder maakt dan je al bent. Kun je me volgen? Anders moet je wel stekeblind zijn.' Robbie lachte even en zei: 'U bent ongeveer net zo tactvol als een neushoorn die in de aanval gaat, dokter, maar ik ben erg op aanvallende neushoorns gesteld.'
3
'Ik vind het vreselijk om te doen, maar ik zal de aanbouw moeten verhuren... Hoor je wat ik zei?' 'Ja Beatrice, je zult de aanbouw moeten verhuren. Mijn enige vraag is, waarom heb je die niet verhuurd voordat je Connor en Taylor ontsloeg?' 'Ik heb hen ontslagen omdat ze nu niet meer nodig zijn. Sinds het stuk grond is verkocht, valt er niet veel meer op het land te werken, en William Connor was ver in de zestig en presteerde eigenlijk niet veel meer, net als Luke Taylor. Naar mijn mening was die al lange tijd overbodig. Zolang ik me kan herinneren, heeft hij bomen lopen snoeien.' 'Maar je was erop tegen om personeel te ontslaan.' 'Ja, dat weet ik. Maar de omstandigheden hebben daar verandering in gebracht.' 'Waarom heb je dan niet een van de meisjes ontslagen, als je toch bezig was? Je hebt niet zowel een meisje voor boven als voor beneden nodig.' Beatrice viel scherp tegen haar uit: 'Dat zou ik inderdaad kunnen doen ja, en jou in hun plaats een stofdoek in de hand kunnen geven. Jij moet echt ook iets gaan doen.' Rosie zat op de bank in de salon, maar ze sprong overeind en schreeuwde boos tegen haar zuster: 'Je zult mij nooit hierbinnen aan het werk krijgen. Jij en je huis! Dat is alles waar jij aan denkt, het huis. En zeg nou niet tegen me dat je me ertoe zult dwingen. Je zult mij nergens meer toe dwingen. Het is dat ik jou niet in je dooie eentje wil laten zitten, anders was ik net zo lief naar Helen gegaan. Ik weet dat ik daar welkom ben.' 'O ja! Ik weet dat jij bij Helen welkom zou zijn. Als Helen mij kan dwarsbomen, zal ze het niet nalaten.' 'Helen zou niemand dwarsbomen. Je bent je hele leven al jaloers op haar geweest. Je kunt het gewoon niet hebben dat zij gelukkig is en leeft boven het niveau waarop jij altijd hebt gemikt, als echte dame. Zij is van nature een dame.' 'Ik krijg nog eens wat van jou...' Beatrice zag eruit of ze zou stikken. Toen draaide ze zich met een ruk om en liep haastig de kamer uit. Rosie liet zich weer op de bank zakken. Ze kon dit niet langer verdragen. Ze vroeg zich af waarom ze dit allemaal slikte, maar ze wist dat als ze Beatrice helemaal aan haar lot overliet, ze zich de hele tijd zorgen over haar zou maken, want ze had niemand in de wereld om voor haar te zorgen. Ze had al die jaren geen echte vriendin gehad. Het leek wel of ze, buiten haar vader, nooit een andere man had gehad. En nu hij was overleden, was ze haar koers kwijt. Wat moest ze toch beginnen? Ze voelde zich zo ellendig, soms leek het wel of ze helemaal niets voorstelde.Teddy... O, ze moest niet aan Teddy denken, als ze dat deed, werd ze gek. Het was nu al maanden geleden dat ze voor het laatst iets van hem had gehoord. Het was echt een brief geweest waarin ze werd afgedankt. Dat was het woord dat haar de hele tijd bezighield: afgedankt. Ze wist niet wat ze zou hebben gedaan als ze Robbie en mevrouw Annie niet had gehad. En de dokter ook. Ja, hij was heel vriendelijk. Ze had hem een paar keer ontmoet toen hij bij hiernaast op bezoek was. Gek was dat, dat ze Robbies huis altijd 'hiernaast' noemde, terwijl het in alle opzichten wel duizend kilometer van huis leek. Als ze daar was, moest ze zich dwingen om naar hier terug te keren. Nou, ze zou daar nu ook heen gaan. Die gedachte deed haar snel van de bank opstaan en de kamer door lopen, de hal in. Maar toen ze door de hoofdingang liep, die wijdopen stond, zag ze de man aan wie ze zojuist had gedacht de stoep op komen. Ze liep naar hem toe en zei rustig: 'Bent u naar het verkeerde huis gekomen?' 'Nee, dat denk ik niet.' Zijn stem was even rustig als die van haar, bijna fluisterend. Hij glimlachte haar toe. 'Ik kom op de advertentie.' 'Wat? U bedoelt voor de dependance?' 'Ja, voor de dependance. Ik kan het niet geloven. Wil ze die echt verhuren? Ze bedoelt toch hier, hè?' 'Ja, ze bedoelt hier. En u bent de eerste gegadigde, voorzover ik weet. Kom binnen. Kom binnen.' Toen hij over de drempel stapte, gingen zijn ogen naar Beatrice, die de trap afdaalde. Er lag geen enkel welkom in haar blik of in haar stem toen ze zei: 'Goedemiddag, dokter.' 'Goedemiddag.' Hij voegde er niet juffrouw Beatrice of Beatrice aan toe. Ze vroeg botweg: 'Heeft iemand u laten roepen?' 'Ja.' Hij knikte even, nu even stijfjes als zij. 'Ik ben geroepen door een advertentie in de krant. Ik begrijp dat u een deel van uw huis wilt verhuren?' Hij zag hoe haar blik langzaam veranderde, en daarna opnieuw stug werd toen ze zei: 'Geen deel van mijn huis, dokter, alleen maar een bijgebouw.' 'Goed, uw bijgebouw dan.' 'Wilt u het voor uzelf?' 'Tja, het hangt ervan af.' 'Ja.' Ze knikte. 'Maar dan moet ik u allereerst vertellen dat ik het niet toe zal staan als u hier spreekuur houdt.' 'Ik was helemaal niet van plan hier spreekuur te houden. Ik ben al een tijdje op zoek naar een huis of een onderkomen voor mijn moeder.' 'O, het spijt me.' Haar woorden waren verontschuldigend. 'Ik dacht alleen... nou ja, u begrijpt wel.' Hij zei niet beleefd dat hij het begreep, maar hij keerde zich naar Rosie, die daar al die tijd was blijven staan. Ze zei: 'Het is echt heel aardig, een volledig vrijstaand huis.' Beatrice keek even naar haar zuster en zei toen, met bijna iets van tederheid in haar stem: 'Ja, zoals Rosie zegt, het is een vrijstaand huis, het heeft een eigen ingang en een serre, tamelijk klein, maar die komt uit in een eigen tuin.' Hij keek naar Rosie en leek de smeekbede in haar ogen te zien, want ze dacht: als zijn moeder hier komt wonen en ze lijkt een beetje op hem, dan heb ik iemand om mee te praten. En hij zal af en toe langskomen. Ik hoop maar dat hij het neemt. Ze keek Beatrice aan en zei: 'Wil je door het huis lopen of zal ik de sleutel van de voordeur halen?' 'We kunnen wel door het huis.' Beatrice glimlachte even. Ze liep vooruit en zei: 'Wilt u mij maar volgen?' John en Rosie wisselden een blik en volgden haar. Hij was nooit eerder in dit deel van het huis geweest en hij verbaasde zich over de afmetingen ervan. Ze stonden in een brede gang met deuren aan de ene kant en ramen aan de andere, met uitzicht op de tuin. Toen ze de kleine hal binnenkwamen, waar een trap naar boven ging, wees Beatrice ernaar en zei: 'Die leidt naar de perso-neelskamers,maar dit is de zijdeur naar de aanbouw. Hij kan uiteraard vanaf de andere kant permanent worden afgesloten.' Ze waren nu in een portaal gekomen, waar aan het eind een grijze betimmerde deur was, en toen ze die openduwde, stapte ze opzij om hem binnen te laten. Maar hij stak zijn arm uit om te gebaren dat Rosie en zij voor moesten gaan. Hij bevond zich nu in een vrij grote, vierkante, betegelde hal en Beatrice zei: 'Het is een heel compact huis. Er zijn bij elkaar maar acht kamers, drie ervan zijn slaapkamers boven.' Hij merkte op: 'Ik vrees dat mijn moeder beneden zal moeten slapen, aangezien ze ernstig aan reuma lijdt.' 'O, dat gaat uitstekend, want dit huis werd voor de kinderen gebruikt en er is een kleine badkamer beneden.' Ze ging hem voor naar een kamer aan de overkant van de hal en zei: 'Dit is de zitkamer.' Hij bleef in het midden van de kamer staan en keek om zich heen. Hij was heel verbaasd over het meubilair en het gezellige geheel. 'Het is een prachtige kamer,' zei hij. Beatrice reageerde met: 'Komt u even naar de eetkamer kijken?' De eetkamer was veel kleiner, maar de tafel was groot genoeg om plaats te bieden aan zes personen. Hij verbaasde zich opnieuw over de kwaliteit van het meubilair en de gordijnen. Toen ze daarna de andere deur openduwde, zei ze: 'Dit zou een heerlijke slaapkamer voor uw moeder kunnen zijn. U ziet de tuindeuren die in de serre uitkomen, en de tuin ligt daarachter. En de drie slaapkamers boven, die ik u zal laten zien, hoeven niet ongebruikt te blijven, omdat ze haar vrienden en vriendinnen te logeren kan hebben.' Beatrice glimlachte en keek Rosie aan.'Daar heeft grootpapa het voor laten bouwen... om een hele familie te logeren te hebben.' Rosie zei op haar beurt, met het droevige glimlachje dat hij inmiddels had leren kennen: 'De nicht van moeder kwam vaak logeren met haar vier kinderen, en dat waren er grootpapa vier te veel, want ze waren niet in bedwang te houden.' Ze keerde zich naar Beatrice en zei: 'Weet je nog? Ze gleden altijd langs de trapleuningen de hal in. Wij waren toen allemaal nog een stuk jonger, maar we deden hen zoveel mogelijk na. En Marion heeft daarbij bijna haar nek gebroken. Weet je nog? Het was een hele toestand.' 'Ja, ik herinner het me maar al te goed.' De zusters knikten naar elkaar.'Ik herinner me nog duidelijk hoe grootpapa grootmama zijn wil oplegde.' Beatrice richtte zich tot John en zei: 'Weet u, ze waren hier vaak zo'n twee maanden per jaar. En grootmama's zwager was architect en hij was degene die de zaak aan het rollen bracht. En grootpapa ging erop in alsof het een nieuw stuk speelgoed was.' Ze voegde er lachend aan toe: 'Het enige speelgoed dat hij had en dat niets met het leger te maken had.' Toen veranderde haar toon en zei ze: 'Het heeft heel wat gekost om het te bouwen, maar het spijtige, of in elk geval het vervelende voor grootvader was dat het maar twee jaar werd gebruikt waarvoor het was gebouwd, want mijn oudoom kreeg weer een nieuwe ingeving, en wel emigreren. Hij heeft zijn hele gezin meegenomen naar Canada!' John schoot in de lach en zei: 'En het is sindsdien niet meer gebruikt?' 'Nee.' De hooghartige klank was weer terug in de stem van Beatrice.'Vroeger, toen we klein waren...' Ze keek even naar Rosie en zei toen met een stroef glimlachje: 'Ach, als kinderen hadden we veel feestjes. Grootmama scheen in alle delen van het land vrienden en verre familie te hebben. Dat krijg je nou eenmaal wanneer een huis groot is en er gratis gastvrijheid wordt geboden. Sommigen kwamen wel wekenlang logeren. En daarom werd er een keuken aan toegevoegd. Komt u maar mee.' Ze draaide zich om en Rosie en John volgden haar naar de hal en naar de andere kant, waar een deur toegang gaf tot een kleine maar volledig ingerichte keuken. 'Zoals u kunt zien,' begon Beatrice,'is hij niet erg groot. Mijn kokkin zou haar neus ervoor optrekken. Maar al het benodigde is aanwezig.' John zag dat Rosie haar hoofd had afgewend. Hij wist niet of dit kwam door de woorden 'mijn kokkin' of niet. Beatrice was naar het kleine fornuis gelopen en zei: 'Het is hier heel gezellig als er een vuur brandt. En zelfs als het fornuis niet is aangestoken, is het toch een leuke ruimte met alle kastjes en alle keukengerei. En nu, denk ik, zult u de tuin wel willen zien.' Hij bewonderde de tuin nadat ze eerst door de serre waren gelopen om er te komen, en toen hij naar de muur van dennenbomen aan de overkant keek, dacht hij: ze zal dit prachtig vinden, echt iets voor haar. Hij keerde zich om, keek Beatrice aan en zei: 'Nou, we moesten maar tot zaken overgaan, nietwaar?' 'Bevalt het u?' 'Jazeker. Wie zou dit nou niet mooi vinden? Ik weet zeker dat het mijn moeder zal bevallen.' Beatrice zweeg even en zei toen: 'Ik neem aan dat ze haar eigen meubilair wil meenemen? Maar dat zal geen probleem zijn, aangezien we alles hier op zolder kunnen opslaan.' 'Ze heeft helaas geen meubilair van zichzelf, dat is in ons huis gebleven toen het werd verkocht. Weet u, ze had het idee dat ze de rest van haar leven bij haar nicht zou blijven wonen. Maar ik vrees dat dat niet goed heeft uitgepakt. En daarom woont ze sinds enige maanden in een pension, terwijl ik heb geprobeerd een geschikt onderkomen te vinden.' 'Goed, wilt u het dan met inventaris hebben?' 'Met inventaris?' Zijn stem steeg.'Jazeker! Beslist.' Ze leek hier opgelucht over te zijn en haar glimlach werd weer breed toen ze zei: 'Goed, dan wil ik het graag aan u verhuren. Het is uiteraard te huur.' 'Ja natuurlijk.' Hij knikte. 'De enige voorwaarde is dat uw moeder het eerst zelf moet komen bekijken.' 'Uiteraard. Schikt het morgen?' 'Wanneer u maar wilt. Wilt u misschien een kopje koffie?' 'Graag, dank u.' Toen keek hij Rosie aan en zei: 'Je hebt geen idee wat voor een opluchting dit voor mij betekent. In de afgelopen maanden ben ik in allerlei huizen geweest, om nog maar te zwijgen van de leegstaande appartementen, die allemaal prat gingen op een aardig uitzicht dat in de meeste gevallen niet meer dan de straat aan de voorkant bleek te zijn of' - hij trok een zuur gezicht - 'een doodlopend straatje, zonder enig verkeer.' Ze glimlachten allemaal toen ze weer terugliepen naar het huis zelf, en terwijl hij de omgeving in zich opnam, bedacht hij dat dit het soort huis was dat hij zelf graag had willen hebben, uiteraard zonder praktijkruimte. Maar zijn moeder zou het vast mooi vinden en hij kon er af en toe zijn toevlucht zoeken. Hij vroeg zich af wat voor prijs ze in gedachten had en dus stelde hij haar die vraag. 'Tja, we kunnen misschien maar beter tot zaken overgaan. Wat zijn uw voorwaarden?' Hij zag dat ze haar lippen nat maakte en even kuchte voor ze aarzelend zei:'De huur van de dependance bedraagt twee pond en tien shilling per week.' Hij hield zijn ogen op haar gericht terwijl hij opmerkte dat Rosie haar hoofd met een ruk naar haar toedraaide. 'Maar als u het huurt met volledige inventaris,' ging ze verder,'zou... zou ik nog eens tien shilling per week moeten rekenen, want zoals ik al zei... nou ja... alles is aanwezig, zelfs het linnengoed. Er liggen lakens en handdoeken in de linnenkast op de overloop. Het enige dat eraan ontbreekt is... is eten.' Hij stak zijn hand op en glimlachte. 'Het is wel goed. Het is wel goed. Ik stem ermee in en ik denk dat mijn moeder er ook mee in zal stemmen. Weet u, het zal op haar naam staan.' Maar zelfs terwijl hij sprak dacht hij: drie pond per week! Hij had een hypotheek kunnen nemen voor een mooi huis even buiten de stad, met twee hectaren land, en dat had hem niet meer hoeven te kosten dan die drie pond per week, als het dat al was. Maar toch was het een beeldschoon onderkomen en het leek hem ideaal voor zijn moeder. Hij zag Beatrice niet alleen zuchten, hij hoorde haar ook. Ze zei: 'Nou, laten we dan maar koffie gaan drinken.' Ze ging hem opnieuw voor en voordat Rosie haar volgde, draaide ze zich om en keek hem hoofdschuddend aan, alsof ze wilde zeggen: u wordt vreselijk afgezet. Maar zoals hij later tegen haar zei: 'Ik kon het me niet veroorloven, maar mijn moeder wel. Ze zit er heel warmpjes bij.' Hij liet haar weten dat hij de betekenis van haar blik begreep door haar op de schouder te kloppen en zijn lippen te tuiten. Ze zaten in de salon en terwijl hij vol bewondering om zich heen keek, kon hij niet beseffen dat zijn leven door deze beslissing een dramatische wending had genomen.
4
'Drie pond per week!' 'Wacht eerst maar eens tot je het hebt gezien, dat zég ik toch!' 'Jawel, maar het is altijd nog maar een stuk van een huis -een aanbouw, zei je. Ik wilde een afzonderlijk huis.' 'Dit ligt zo afgezonderd als je maar in dit dorp of in de wijde omgeving zult tegenkomen, tenzij je helemaal buiten wilt wonen.' 'Het betekent meer dan honderdvijftig pond per jaar. Voor dat bedrag zou je binnen drie jaar tijd een fatsoenlijk huis kunnen kopen. En als het echt zo groots is als jij zegt... nou, ik wil helemaal niets groots, ik wil gewoon iets comfortabels.' 'Moeder.' Hij keek haar aan terwijl ze over de oprijlaan aan de zijkant van het huis liepen, nadat ze de taxi bij het hek hadden laten staan. 'Ik verzeker je, als je dit niet neemt, zul je zelf op huizenjacht moeten gaan, want ik heb er de tijd en ook het geduld niet meer voor om precies te gaan zoeken wat jij wilt.' Haar stem klonk verontschuldigend toen ze zei: 'Het spijt me. Het spijt me, lieverd. Ik weet dat ik de laatste tijd veel van je heb gevergd, maar ik wilde zo graag iets... Ach, waarom houd ik m'n mond toch niet tot ik het heb gezien, zoals jij steeds hebt gezegd. Je zegt dat het een eigen ingang heeft, apart van het huis?' 'Ja, en dit is de eigen oprit erheen. Mens...' Hij bleef staan, keek haar aan en zei: 'Als ze er vijf of zes pond voor had gevraagd, had ik het dat nog steeds waard gevonden en precies wat jij zocht, en het is in elk geval een manier om iets van dat geld op de bank op te maken. Alleen al de rente op sommige obligaties is meer dan genoeg om de huur te betalen.' 'Goed, goed, laat me dan eerst dat geweldige huis maar eens zien.' Toen ze door een fraai, smeedijzeren hek de tuin inliepen, bleef ze staan en zei: 'O, dit is in ieder geval mooi, het is echt heel aardig.' Hij zei verder niets maar leidde haar de hoek om, naar de voorkant van de dependance, en ook daar was haar indruk zonder meer gunstig. Na de deur te hebben ontsloten, stapte hij opzij en liet haar de hal binnengaan. Ze mompelde: 'O ja, dit is inderdaad heel mooi.' Maar op dat moment ging de deur van de zitkamer open en daar stond Beatrice, met een vaas bloemen in de hand. Ze zei onmiddellijk: 'O, het spijt me. Ik dacht dat u later zou komen en ik... ik wilde wat bloemen neerzetten om alles op te vrolijken, en...' Hij legde haar het zwijgen op door te zeggen: 'Dit is mijn moeder... Moeder...' hij stak zijn hand naar Beatrice uit,'juffrouw Penrose-Steel.' 'Hoe maakt u het?' Beatrice zette de bloemen snel op een tafeltje en liep naar hen toe,stak haar hand uit en zei:'Ik... ik ben blij u te ontmoeten en ik hoop dat u hier gelukkig zult zijn. Ik kan u verzekeren dat u geen last zult hebben van onverwachte bezoekers die zomaar binnenwippen. U kunt de deur aan de binnenkant afsluiten.' Mevrouw Catherine Falconer bekeek de jonge vrouw. Ze zag haar als een leuke vrouw met een vriendelijke stem. Ze leek ouder dan de vierentwintig jaar die ze volgens John moest zijn. Ze leek feitelijk oud en capabel genoeg om zo'n schitterend huis te bestieren, en ze glimlachte naar Beatrice en zei: 'Nou, uit wat ik er tot dusver van heb gezien, juffrouw Steel, eh... juffrouw Penrose-Steel, is het heel indrukwekkend en precies wat ik zou willen... vooral de tuin. En ik zie dat er voldoende bos omheen is. Ik heb altijd siroop en gelei gemaakt van wilde vruchten.' 'O, wat interessant. Nou, u zult hier genoeg rozenbottels, meidoorn, wilde appels, bramen en sleedoorn kunnen vinden. Maar nu' - ze keek naar John - 'zal ik u alleen laten. Heeft u misschien zin in een kopje koffie? Dan kan ik die door een van de meisjes uit de keuken laten brengen. Ik verzeker u dat u daarna geen enkele last meer zult hebben van iemand uit het huis.' Ze glimlachte breed toen ze eraan toevoegde: 'Niet meer dan u wilt.' 'Wel, we zullen zien.' Het antwoord was enigszins ontwijkend. Maar Beatrice draaide zich, nog steeds glimlachend, om en liep weg. John liep met zijn moeder naar de zitkamer en de aanblik daarvan deed haar gezicht nog verder opklaren, net als de eetkamer en de studeerkamer, die haar slaapkamer zou worden. In de keuken bracht ze haar vreugde onder woorden door te zeggen: 'Nou zeg! Ik had echt niet gedacht dat je zoiets voor mij zou weten te vinden. Het ziet er heel uitnodigend uit. Het is echt mooi. Het is een heel mooi huis.' 'Ja,' - hij knikte haar toe - 'het is heel mooi.' Ze zei snel: 'Ik heb begrepen dat er boven drie slaapkamers zijn. Waarom kom jij hier niet ook je tenten opslaan?' Zijn antwoord kwam vlug.'Nee moeder. Ik heb je gezegd dat mijn werk in het dorp is, en dat ik in de buurt moet zijn. Bovendien' - hij glimlachte even - 'weet ik niet of het de bedoeling is dat jij pensiongasten meebrengt. Je weet trouwens dat ik elke dag wel even bij je langs zal komen. En uit wat je al hebt gezegd, zul je je niet hoeven te vervelen met al dat materiaal voorhanden.' Hij gebaarde naar het raam. 'Er is nog één ding dat ik moet zeggen, en dan ben ik klaar. Je zult iemand moeten hebben die minstens twee of drie keer per week voor je komt schoonmaken.' 'Dat kan ik zelf wel...' 'Nee, dat kun je niet, en dat ga je niet doen ook. Er zijn veel vrouwen in de stad die maar al te blij zullen zijn met een parttime baantje, waarvan ze weten dat ze het grootste deel van de tijd aan de keukentafel zullen zitten theedrinken en babbelen met hun mevrouw. Maar ik moet u wel adviseren, mevrouw Falconer, om niet te veel de deugden van het zuiden te hameren bij deze noordelijke dames, wie ze ook mogen zijn, anders komt u snel op hun zwarte lijst te staan en zullen ze u vragen waarom u daar niet heen terug gaat. Het is mij al heel vaak verteld.' 'Nee toch zeker!' 'Ja toch zeker. Toen de ouwe baas in bed lag, keken ze mij aan en zeiden: "Ik wil m'n eigen dokter. Ik wacht wel tot hij weer beter is." Het is een taai stelletje hier in de buurt, ik waarschuw je, en dat geldt ook voor de vrouw des huizes hier.' 'Nou, ze lijkt me heel aardig.' 'Dat is ze ook wel, af en toe.' 'Verklaar je nader. Heb je bonje met haar gehad?' 'Nee, niet wat jij "bonje" zou noemen, maar ze kan een echte madam zijn als ze dat wil.' 'Is haar zuster net zo?' Hij schoot in de lach. 'Rosie? O nee, die twee zijn eikaars volslagen tegenpolen. En de andere twee zusters lijken veel op Rosie. Toch zijn ze allemaal verschillend, maar de vrouw des huizes is weer héél anders, totaal verschillend van de rest.' 'Uit het weinige dat ik van haar heb gezien, heb ik de indruk dat we goed met elkaar overweg zullen kunnen.' 'Laten we het hopen.' 'Je hebt twijfels?' 'Nee moeder. Nee, ik heb geen twijfels, ik zeg gewoon wat ik vind, want je weet zelf dat je een lastige tante kunt zijn als je je zin niet krijgt.' Er werd op de deur geklopt en er kwam een dienstmeisje met een serveerblad binnen. Ze glimlachte van de een naar de ander en zei tegen Catherine Falconer: 'Ik ben Janie Bluett, mevrouw, ik ben het dienstmeisje. En als ik het mag zeggen: welkom in de dependance. Ik ben heel blij dat u 'm neemt, omdat u de moeder van de dokter bent.' Ze wierp een glimlachende blik op John voor ze verder ging: 'Het is fijn om hier iemand te hebben. Ik heb de dependance altijd een mooi huis gevonden. Het is hier heel gezellig, mevrouw.' 'Ja Janie, ik begrijp wat je bedoelt en ik kan je wel zeggen dat ik heel blij ben hier te zijn. En dank je wel voor de koffie.' 'Tot uw dienst, mevrouw.' Janie knikte van de een naar de ander, draaide zich toen om en liep naar buiten met een brede glimlach om haar mond. 'Nou, is dat niet aardig?' 'Ja, heel aardig, moeder, maar verwacht dat niet iedere dag. U zult hier veel alleen zitten. Dit is een rustig huis en ik weet zeker dat juffrouw Beatrice het ook zo wil houden.' 'Je praat alsof ik een nieuwsgierige oude vrouw ben,' zei zijn moeder. 'En dat bén je ook. Kom, drink je koffie eens op.' Hij gaf haar het kopje. 'En kijk niet zo, want ik moet weer weg en als je wilt dat ik je terugbreng en je spullen bij elkaar zoek, dan moet je daar niet maar een beetje zitten te nippen alsof je in de salon zit.' Ze nam een slokje en keek hem aan; toen zei ze: 'Er zijn tijden dat ik me afvraag waarom ik ooit bij jou in de buurt heb willen zijn.' 'Insgelijks, mevrouw Falconer,insgelijks. Kom, drink die koffie op, dan kunnen we gaan. Want er valt nog een hoop te doen tussen hier en morgen, als u uw nieuwe leven begint in uw privé-vleugel van het landhuis.'
5
Toen Beatrice op het punt stond haar kantoortje te verlaten, nadat ze de kokkin haar opdrachten voor die dag had gegeven - die weinig verschilden van die van de dag ervoor - had ze de papieren op haar bureau rechtgelegd, was toen uit haar stoel opgestaan en wilde naar de deur lopen toen deze wijdopen werd geduwd door een heel opgewonden Rosie, die een krant omhooghield en hijgde: 'Robbie heeft me dit zojuist laten zien. Het stond in de krant van gisteren. Kijk maar! Kijk maar!' Ze wees naar de rubriek in de opgevouwen krant en Beatrice pakte hem uit haar hand en las: 'Er vond gisteren een tragedie plaats toen sir Frederick Morton Spears en zijn zoon Michael beiden tijdens een storm op de Plymouth Sound zijn verdronken. Sir Frederick was een bekende figuur in de zeilwereld, evenals zijn zoon. De heer Michael Morton Spears, vijfentwintig jaar oud, was ongehuwd, en aangezien sir Frederick geen andere mannelijke nakomeling heeft, vervalt de titel aan zijn neef, majoor Leonard Morton Spears. Majoor Leonard Morton Spears en zijn vrouw Helen logeerden beiden bij sir Frederick en zij zijn, net als de vele vrienden van sir Frederick, verpletterd door dit bericht. De stoffelijke overschotten zijn gisteravond laat geborgen en de begrafenis is vastgesteld op woensdag 3 oktober.' Toen Beatrice de krant liet zakken, pakte Rosie hem van haar aan en zei: 'Is het niet afschuwelijk! Afschuwelijk! Helen had het altijd over hen. Ze zei dat het heel aardige mensen waren en dat de zoon Michael zich waarschijnlijk binnenkort ging verloven. Dat heeft ze me in haar laatste brief verteld.' in haar laatste brief? Hoe bedoel je?' 'Nou,' - Rosie schudde haar hoofd - 'jij wordt altijd boos wanneer ze me schrijft, dus heb ik de brief uit de post gehaald.' 'Hoe durf je, Rosie. Hoe durf je! Ze hoort mij, het hoofd van het huishouden, te schrijven.' 'Het huis kan opvliegen!' Rosie deed van schrik een stap naar achteren toen deze kreet haar ontviel en ze ging verder: 'Jij en het huis! Dat is alles waar je aan denkt. Er zijn twee mensen verdronken. Leonard zal zich vreselijk voelen, want hij heeft me verteld dat sir Frederick en hij eerder als broers dan als neven met elkaar omgingen. Ze waren heel erg op elkaar gesteld. En nu is hij gestorven en zijn zoon is gestorven en alles wat jij kunt zeggen is waarom ze jou niet schrijft omdat jij het hoofd van het huishouden bent! Nou, ik zal je vertellen waarom ze jou niet schrijft. Dat is vanwege de manier waarop jij je tegen haar hebt gedragen toen vader stierf, en het feit dat jullie nooit met elkaar overweg hebben gekund. Het zal je nu wel geweldig bevallen dat als Leonard de titel erft, Helen lady Helen Morton Spears zal worden. Daar zul jij vast heel blij om zijn, hè? Ik zal jou nooit kunnen begrijpen, Beatrice. Nooit! Nooit!' Hierop draaide ze zich met een ruk om en liep de kamer uit, Beatrice leunend tegen haar bureau, met haar handen om de rand geklemd, achterlatend. Lady Helen. Zij, lady Helen. Waarom moest zij zoveel geluk hebben? Nu was er niets meer dat haar nog zou weerhouden. Ze zou zich in de society begeven, misschien wel aan het Hof worden voorgesteld. Waarom kreeg Helen alles? Waarom kreeg zij nooit iets dat haar gelukkig kon maken? Ze was pas vierentwintig en ze vond zelf dat ze een goed uiterlijk had, een interessant uiterlijk. Het was niet eerlijk. Haar handen verslapten en lieten de rand van het bureau los, ze tastte achteruit naar haar stoel en ging zitten.Toen ze haar hoofd achterover leunde, zei ze tegen zichzelf dat ze kalm moest zijn, want als ze zichzelf tot zo'n toestand opwerkte, zou ze zich dagenlang afschuwelijk voelen. En dat viel duidelijk op haar gezicht te lezen, dat besefte ze. Ze stelde zichzelf heel kalm een vraag. Waarom had ze zo'n hekel aan Helen? Haar afkeer grensde aan haat. Was het omdat ze zo knap was? Niet helemaal. Nee, niet helemaal. Het was iets in haar manier van doen, die ontspannen houding, dat nonchalante gedrag, die lach van haar. De manier waarop ze praatte, en ze praatte tegen iedereen op dezelfde manier, tegen bedienden, leveranciers, iedereen, net als Rosie, terwijl zij zich zo niet kon gedragen. Om te beginnen zou haar vader dat niet hebben gewild. Haar vader was standsbewust. Ze sprong uit haar stoel overeind. Waarom bleef ze altijd de goede kant van hem zien? Hij had haar jarenlang misleid. Ze was er altijd prat op gegaan dat ze net zo was als hij. Nu was haar enige wens in dit leven dat ze een ander iemand kon zijn, vrij en gemakkelijk in haar doen en laten. Maar ze was de laatste tijd iets vrijer en gemakkelijker geworden door de komst van mevrouw Falco-ner, en door de dokter. Ja, de dokter. Ze kon zelfs grapjes met hem maken. Ze lachten samen wanneer hij zijn moeder plaagde, vooral over het maken van wijn. Mevrouw Falconer leerde haar hoe ze wijn moest maken. Ze had nooit geweten dat er zoveel soorten waren die het product konden zijn van het fruit uit de hagen: sleedoorn-, vlier-, rozenbottelsiroop, en dan nog alles wat er van rabarber en aardappels viel te maken, en een geweldige wijn van pastinaken. De kokkin had een beetje hautain gedaan over het maken van gelei uit rozenbottels, maar haar opgestoken veren waren al snel gladgestreken toen mevrouw Falconer haar een fles kroosjeswijn had gegeven en haar ook wat van de andere had laten proeven. Alles bij elkaar had ze zich de laatste tijd een stuk gelukkiger gevoeld, tot Rosie met haar nieuws was binnengekomen. Ze vond Rosie in stijgende mate irritant. Toch had ze haar nodig. Ze moest er niet aan denken alleen in het huis te wonen en alleen te eten. De enige troost in dit alles was dat Helen en haar man kilometers hier vandaan woonden en dat het niet waarschijnlijk was dat ze gingen verhuizen... Toen John later die dag bij zijn moeder op bezoek kwam, waren de eerste woorden die ze tegen hem zei: 'Heb je het gehoord, van die zuster die lady wordt?' 'Ja, dat heeft Annie me verteld.' 'Wat vind je ervan?' Wat hij ervan vond? Het had in zekere zin een definitief slot op zijn emoties gezet, het had in zekere zin alle tedere gedachten aan haar, die hij nog steeds koesterde, begraven. 'Ik denk dat ze die titel heel goed zal weten te dragen. Maar ze was vroeger ook een dame, en ze zal altijd een dame blijven.' Zijn moeder staarde hem onderzoekend aan. 'Je mocht haar graag, hè?' Hij verbeterde haar: 'Ik mocht hen allemaal graag. Het zijn vier uitzonderlijke zusters.' Catherine strekte haar voeten uit naar de vlammende houtblokken. Toen wendde ze haar hoofd naar John die aan de andere kant van de haard zat en ze zei: 'Weet je, hoewel mevrouw Atkinson een heel aardige vrouw is en goed in haar werk - kijk zelf maar - en zij bereid is me net zo vaak gezelschap te houden als ik zou willen, moet ik toch bekennen dat ik me hier een beetje eenzaam zou voelen als juffrouw Beatrice niet af en toe binnen zou komen, met haar belangstelling voor wijn en zo. Ik vind haar, zoals ze dat hier noemen, een pienter meisje. En ik kan je wel verzekeren, dat ze heel eenzaam is onder dat zedige uiterlijk van haar, want als ze begint te praten en ze komt een beetje los, blijkt ze heel warm en hartelijk te zijn.' 'Ik ben blij dat je haar zo gezellig vindt. En hoe zit het met Rosie?' 'O, Rosie is een schat van een kind. Rosie is zo gecompliceerd. Ik denk dat ze over haar ergste verdriet heen is, hoewel,' ze zweeg even, 'ze af en toe heel stil kan worden en dan komt er zo'n trieste blik in haar ogen, alsof ze verloren is. Op die momenten vergeet ik dat ze een jonge vrouw is en denk ik dat ik met een klein kind te maken heb, maar een knuffel en een kop thee brengen haar meestal weer in een opgewekter stemming. Ze zegt dat ik net als haar mevrouw Annie van hiernaast ben, dat ik troostvol ben.' Hij lachte en zei: 'Ja, dat is typisch Rosie. Ze heeft behoefte aan troostvolle mensen.' 'Ze is een lief meisje en ze heeft het altijd over die Robbie. Is er iets tussen hen?' 'Als het aan Robbie ligt vast wel, ooit. Maar ze beschouwt hem meer als een broer. Ik denk niet dat ze dit zal inzien tot ze ontdekt dat ze hem misschien zal kwijtraken.' 'Ja, zo gaat dat vaak. Maar zal ik jou eens wat zeggen? Ik verheug me op Kerstmis.' 'Dat duurt nog weken.' 'Dat weet ik, maar ik kan me er toch op verheugen. Ik denk dat het hier dan heel mooi zal zijn: de bomen en de tuin overdekt met sneeuw, en een groot haardvuur.' Ze wuifde met haar hand naar de vuurkorf. Maar hij lachte en zei: 'Reken er maar niet te vast op. Het zal waarschijnlijk stromen van de regen, of je hebt hoogstens natte sneeuw en een striemende wind.' 'O, moet je echt alles van de sombere kant bekijken? Je gaat toch nog niet? Je bent hier pas een halfuur.' Hij keek op zijn horloge. 'Ik ben hier twee uur en vijftien minuten geweest, mevrouw Falconer, en ik had in die tijd minstens zes patiënten kunnen bezoeken. Blijf maar zitten, ik kom er wel uit. Als het kan, wip ik vanavond nog even langs.' 'Doe dat... Doe dat' - haar stem was nu zacht - 'en dan vragen we haar erbij voor een spelletje kaarten. Ze vond dat heel leuk, de vorige keer.' 'Ja goed. Ik zal dat doen, onder één voorwaarde: ik stop m'n winst niet in de armenbus. Begrepen?' 'Ja, ik begrijp het.' Ze zwaaide naar hem toen hij lachend naar buiten ging. Hij stond in de hal zijn jas aan te trekken toen de verbindingsdeur openging en Beatrice verscheen. Ze aarzelde en zei: 'O, neem me niet kwalijk, ik wist niet dat jij er was. Ik dacht dat je pas vanavond terug zou komen.' Toen ze een stap achteruit deed, stak hij zijn hand uit, trok haar naar voren en zei: 'Doe niet zo raar. Ik denk trouwens dat ze op jou zit te wachten.' Hij gebaarde met zijn hoofd naar de deur van de zitkamer. Hij hield nog steeds haar hand vast en legde zijn andere hand boven op de hare en zei op gedempte toon: 'Dank je wel dat je zo vriendelijk voor haar bent. Ze is je heel erkentelijk voor je gezelschap, en ik ook.' Ze bloosde hevig en knipperde even met haar ogen. 'Het is niets, het genoegen is geheel aan mijn kant. Ze heeft echt... nou ja, ze heeft me een doel in dit leven gegeven en ze heeft daarmee iets van de eenzaamheid weggenomen.' Ze staarden elkaar aan. Toen zei ze met zachte stem: 'Rosie zit veel bij de familie Macintosh. Zoals je weet, ben ik daar niet zo gelukkig mee, maar' - ze slikte even - 'we hebben allemaal behoefte aan iets.' Zijn stem was al even zacht toen hij instemde: 'Ja Beatrice, je hebt gelijk, we hebben allemaal iets nodig. En ik ben jou innig dankbaar voor al je goede zorgen voor mijn moeder. Ik heb me veel zorgen over haar gemaakt. Weet je, haar artritis wordt steeds erger en er zal waarschijnlijk een dag komen dat ze een verpleegster nodig zal hebben. Ze dwingt zichzelf nu nog tot lopen, maar dat zal niet nog veel langer door kunnen gaan. Ze vecht er natuurlijk voortdurend tegen, want ze was vroeger een en al actie. Ze kon paardrijden als een man, en ook roeien. Ze ging vaak vanuit Rye op zee vissen toen we nog in het zuiden woonden.' 'Echt waar?' 'Ja, echt waar.' 'Ze praat er nooit over.' 'Nee, natuurlijk niet. Ze is inwendig nog steeds kwaad omdat ze ermee op moest houden. Ze moet eigenlijk de helft van de tijd in bed liggen, dus je kunt begrijpen hoe dankbaar ik ben voor jouw zorgzaamheid.' Hij maakte zijn hand uit de hare los en riep toen, verschrikt: 'Toe, ga alsjeblieft niet huilen!' 'Nee, ik huil niet. Ik... ik deed gewoon een beetje dwaas. Het gebeurt niet vaak dat ik... dat ik word bedankt voor iets dat ik doe.' 'Nou, als je mijn mening wilt weten, dan vind ik dat heel ongemanierd van veel mensen. Maar maak jezelf alsjeblieft niet zo van streek.' 'Dat doe ik ook niet. Ik ben alleen maar dankbaar. Ik wil niet dat je moeder me zo ziet, dus als je me wilt excuseren...' Ze liep achteruit en haar lippen trilden toen ze de deur opendeed en het huis weer inliep, hem perplex achterlatend. Nou, nou! Zoals zijn moeder al had gezegd, er was ook een andere kant aan juffrouw Beatrice Penrose-Steel. Zeg dat wel. Haar eenzaamheid was als een mantel die haar omhulde, een mantel die ze waarschijnlijk nooit voor haar zusters had afgelegd om de persoon eronder te laten zien. Hij zette zijn hoed op en liep peinzend het huis uit. Het leven was vol verrassingen. Waarom stond ze er toch op om Penrose-Steel te heten? Hij was goed op de hoogte van de kwalen waaraan het lichaam kon lijden; maar er werd niet veel aandacht besteed aan de heimelijke aandoeningen die de geest belaagden, en eenzaamheid maakte daar vaak deel van uit.
6
'Het zal je goed doen om er eens uit te zijn, meisje," zei Annie. 'Ja, het zal leuk zijn om Helen weer eens te ontmoeten en ze wil dat ik het huis zie voordat het wordt verkocht. Het is veel te groot voor hen, zegt ze, maar het is een beeldschone plek aan de rivier.' 'En je reist samen met haar vriendin, zeg je?' 'Ja, ik ken haar ook. Een aardige jonge vrouw. Helen kwam vaak naar Col Mount. Ik ben er een keer voor een boodschap geweest. Ik geloof niet dat het sindsdien veel is veranderd. Maar het is een prachtige plek. Ontleent zijn naam aan een pas tussen twee heuvels.' 'Komt ze je hier afhalen?' 'Nee, we ontmoeten elkaar op het station van Newcastle. Ik geloof dat zij ook gaat verhuizen. Ze heeft haar man een tijdje geleden verloren.' 'Hoe lang blijf je daar?' vroeg Robbie. Rosie draaide zich om naar waar hij aan het eind van de tafel zat en ze zei: 'Tot het nieuwe jaar, dus bij elkaar veertien dagen.' 'Wat had juffrouw Beatrice daarover te zeggen?' 'O,' - Rosie keek van de een naar de ander - 'niet zoveel als ik had gedacht. Ze vindt 't niet prettig dat ik naar Helen ga, en ik had een groot protest verwacht. Maar ze zei alleen maar: "Nou, je weet hoe ik erover denk, maar trek je van mij niets aan".' 'Is dat alles?' Annies wenkbrauwen gingen omhoog. 'Ja, dat is alles, mevrouw Annie. Maar ik moet zeggen dat ze de laatste tijd heel onverschillig doet. Ze heeft andere interesses sinds de moeder van de dokter in de dependance woont. Ze zit er feitelijk voortdurend.' Annies mond ging een eindje open. 'O.' 'Hoe bedoelt u,"O"?' vroeg Rosie met een glimlach. 'Gewoon, o. Bestaat er niet nog een ander motief?' 'U bedoelt de dokter?' 'Ja. Wie zou ik anders bedoelen?' Rosie gaf even geen antwoord maar ze keek Robbie aan en schudde haar hoofd. Ze zei: 'Nee hoor.' Maar dat klonk zelfs in haar eigen oren niet overtuigend, en Robbie zei:'Waarom niet? Hoe oud is ze nu, vierentwintig? En hij is hoe oud?' Die vraag werd aan Rosie gesteld, maar ze haalde haar schouders op en zei: ik weet niets van hem. Een jaar of dertig, denk ik. Maar ik kan me niet voorstellen...' 'Ga nou niet zeggen dat je je niet kunt voorstellen dat iemand ooit voor haar valt,' - Annie schudde haar vinger naar haar - 'want mannen doen vreemde dingen, vooral mannen die vriendelijk zijn voor hun moeder.' En ze lachte en keek naar haar zoon. Toen zei ze met hoge stem: 'Wordt het niet tijd dat jij ook eens wat vreemds doet? Waarom probeer je het niet eens bij dikke Bella? Ze is net voor de derde keer weduwe geworden.' Toen ze allemaal om deze suggestie lachten, wapperde Robbie met zijn hand naar zijn moeder en zei: 'Je zou raar opkijken als ik dat deed. Maar een kat in het nauw maakt rare sprongen. En ze heeft vijf koters waarvan er twee zo langzamerhand uit werken kunnen gaan. Ja, ik moet er eens goed over nadenken. Denk alleen al eens aan alle hulp die ik op het land zou krijgen.' Toen Rosie naar deze goede vrienden keek en naar hun malle gepraat luisterde, dacht ze: ik zou eigenlijk veel liever hier willen blijven met Kerstmis. Maar aan de andere kant, nee, het is te dicht bij Beatrice, en het zal heerlijk zijn om Helen weer te zien. Toen onderbrak een vreemde gedachte haar overpeinzingen: Beatrice en de dokter? Nee. Nee. Daar was hij veel te aardig voor. Hij... hij zou haar vast niet willen. Maar bedacht ze toen,ze was de laatste tijd wel heel anders. Aardiger, vriendelijker. En... en als het wat mocht worden, dan zou het leven in huis wel eens heel anders kunnen worden. En als het haar gelukkig maakte... Maar de dokter, hij is... hij is eigenlijk veel te goed voor haar. En waarom moest zij iemand als hij krijgen terwijl ze zelf door Teddy aan de dijk was gezet? O Teddy! De naam riep bij haar niet langer een gevoel van liefde op, maar eerder van haat. Ze had geen enkel bericht meer van hem ontvangen na die laatste brief. Er waren, zelfs nu, tijden dat ze het nauwelijks kon geloven en dacht dat ze droomde. Maar nee, ze droomde niet. Ze had de bons gekregen, ze was aan de kant gezet. En dat had iets bij haar bewerkstelligd, want ze zou zich nooit meer jong of vrolijk voelen. Ze lachte wel eens, vooral als ze hier kwam; dit huis was een toevluchtsoord, deze twee mensen hadden haar leven gered. Nou ja, misschien niet haar leven, maar dan toch haar geestelijke evenwicht. 'Ga je vaak bij de moeder van de dokter op bezoek?' 'Ja, ik wip vaak even bij haar langs. Ze is een heel vriendelijke, oude dame, maar ze is invalide als gevolg van artritis, ook al is ze nog wel op de been. Ze heeft de afgelopen weken stapels, ik bedoel tientallen flessen wijn gemaakt. Ze zei dat ze met Kerstmis allemaal dronken zouden worden. Ze heeft Beatrice laten zien hoe je wijn maakt. Ze wilde hel mij ook leren, maar... ach, ik was niet geïnteresseerd.' 'Je moet morgenochtend met de trein van tien uur, dus dan breng ik je wel weg.' 'Dat is heel lief van je, Robbie. Dank je wel.' Hij draaide zich om en trok zonder verder iets te zeggen zijn pet en jas van de achterkant van de deur en liep naar buiten. Toen ze zelf ook opstond om weg te gaan, merkte Annie op: 'Je zult bij Helen veel verschillende mensen ontmoeten. Dat zal een andere wereld voor je zijn. Wie weet, misschien kom je daar wel iemand tegen die je aardig vindt.' Rosie viel - bijna boos - tegen haar uit: 'Dat nooit! Ik zal nooit meer iemand geloven, niet op die manier. Nooit meer! Hoort u me, mevrouw Annie? Nooit meer!' 'Nooit is een lange tijd, meisje. Ik begrijp echt hoe je je voelt, maar er zijn wel vreemdere dingen gebeurd. De tijd zal het leren. Het schijnt er bij Robbie nu toch ook van te komen. Er zijn twee meisjes die achter hem aan zitten.' Rosie zei verschrikt: 'Wat! Achter Robbie?' 'Waarom kijk je zo verbaasd? Als hij dat wil, zou hij zó kunnen trouwen.' Waarop Rosie niets zei, maar de oudere vrouw slechts met grote ogen aankeek.
7
Frances Middleton zette het grote dienblad met een klap op de tafel en zei: 'Nou, ik moet zeggen dat ze het eten alle eer hebben aangedaan. En ze zijn zo vrolijk als wat, ze zitten te schateren van de lach.' 'Tja, wij zullen vast ook moeten lachen,' zei de kokkin,'wanneer we die drie flessen op hebben.' Ze wees naar het buffet. 'Want het is goed spul dat die oude dame maakt, hoewel ze me heeft gewaarschuwd dat het heel nieuw is en nog een tijdje moet staan. Ik heb vannacht geslapen als een blok na een paar van die glazen.' 'Dat komt doordat je ze had gemengd,' zei Mary Simmons. 'M'n pa zegt altijd dat je daarjuist dronken van wordt, door dat mengen, meer dan door de hoeveelheid.' 'Dit zijn zelfgemaakte wijnen, juffertje weetal, niet het spul dat je pa drinkt.' Het keukenmeisje boog even haar hoofd, maar Janie Bluett knipoogde naar haar en zei: 'Nou, we zullen wel zien wat ervan komt. In ieder geval bij mij, want ik neem uit iedere fles een glas en hoe eerder hoe liever. Dus laten we nu maar alles opruimen en er een gezellige boel van maken, want de dame daarbinnen heeft alles wat ze nodig heeft, dat kan ik jullie wel verzekeren.' 'Het is echt een grote verandering.' Frances Middleton knikte. 'Ik heb in de tijd vanaf dat zij het overnam nooit ook maar één bedankje gehad, tot deze afgelopen maanden. En nu vraagt ze je zelfs iets te doen in plaats van het je op te dragen. Toen ik vanmiddag de thee voor haar en de oude mevrouw binnenbracht, zat ze hard te lachen. Ik kan je wel verzekeren dat dat iets heel bijzonders was.' Op datzelfde moment zat Beatrice opnieuw te schateren en ze zei: 'O, ik kan het gewoon niet geloven, mevrouw Falconer.' 'Toch was het écht zo. Hij daar, die nu als een idioot zit te grijnzen, ging naar boven en maakte een puinhoop van zijn kamer. Hij smeet zelfs al zijn speelgoed uit het raam en dat alleen omdat ik hem niet mee wilde laten gaan met het uitje van de...' Ze schudde haar hoofd en keek John aan en zei: 'Wat was het ook alweer? De jeugdvereniging of het knapenkoor? Hij was toen pas zes. Het had geen enkele zin om te proberen hem bij te brengen dat je hiervoor uitgenodigd moest worden, dat er maar een paar kinderen meemochten. We woonden in die tijd in Tun-bridge Wells, en het uitstapje was naar Hastings, en hij was een paar keer eerder naar Hastings geweest. En dan was er die keer dat hij van school naar huis werd gestuurd omdat hij een jongen tegen de schenen had geschopt, en de ouders kwamen toen op school hun beklag doen. Maar ik heb het die keer voor hem opgenomen. Hij was nog geen tien, en die jonge pummel was een jaar of twaalf, en een grote pestkop.' 'Moeder! Moeder! Wil je je mond nou eens houden? En doe de kurk op die flessen, anders kom ik ook met mijn herinneringen, of misschien ga ik dan het verhaal vertellen van een jonge dame die van het eind van de pier in Hastings dook in weinig meer dan haar onderbroek.' 'Dat heb ik helemaal niet gedaan! Dat is niet waar!' 'Jawel hoor. En wat jij nu nodig hebt is een kopje sterke koffie.' ik zal het tegen de meisjes zeggen.' 'Dat doe je niet.' John wees met zijn vinger naar Beatrice, die op het punt stond om van de bank op te staan, ik ben de enige die nog stevig genoeg op zijn benen staat, ik zet die koffie wel. En moeder...' Hij draaide zich weer om en gebaarde naar waar zijn moeder in de diepe fauteuil naast de haard zat. Hij zei: 'Geen geproef meer, hoor je me? Ik heb morgenochtend om half negen dienst, en ik weet wat jouw brouwsels met mijn hoofd doen. Ik heb daar eerder ervaring mee gehad. Dus laat alsjeblieft de kurk erop. Ik méén het.' 'Goed, goed. We kijken wel verder wanneer we de koffie op hebben.' Toen hij de kamer uit was, bleef het nog even stil. Toen zei Catherine Falconer rustig: 'Het is een heerlijke Kerstmis geweest, hè? Ik heb hem nog nooit zo ontspannen gezien. Ik denk dat het komt doordat hij me nu in dit heerlijke huis heeft ondergebracht.' Beatrice gaf even geen antwoord. Ze keek omhoog naar het plafond en zei op peinzende toon: 'Het was de leukste Kerstmis die ik... tja,sinds m'n kinderjaren heb meegemaakt. Zelfs toen mijn vader en moeder nog leefden, waren Helen en Marion en Rosie er altijd. Ze waren altijd heel vrolijk en goedlachs en op de een of andere manier kon ik nooit meedoen. Ik weet niet waarom. Af en toe had ik het gevoel dat er niemand bij mij hoorde, behalve vader. En om dat dan allemaal te moeten ontdekken.' 'Stil nu maar, liefje. Vergeet het.' Catherine schoof moeizaam naar de rand van haar stoel en zei: 'Vergeet het verleden. Je kunt het verleden niet veranderen. Denk nou maar aan de toekomst. Je bent een knappe jonge vrouw en...' Beatrice hief snel haar hoofd op van de rugleuning van de bank en zei: 'Vindt u me knap?' 'Ja, dat vind ik. Je bent heel aardig om te zien.' 'Ik... ik begin dik te worden, ik eet te veel chocolaatjes.' 'Ja, de enige remedie is minder chocola eten. Zet jezelf op rantsoen en kijk naar de toekomst. Je bent jong en je hebt je hele leven nog voor je.' 'Ja, dat zal ik doen.' 'Wat zul je doen?' vroeg John, toen hij binnenkwam met een dienblad met drie kopjes koffie erop. Maar het was zijn moeder die hem antwoordde. 'Dat gaat jou niets aan. Laten we maar gauw die koffie opdrinken, dan kunnen we de kurk weer van de fles halen.' 'Nee moeder, echt niet. Ik méén het.' 'We zullen zien...' Ze dronken hun koffie op. Daarna namen ze nog één glas wijn, deze keer van pastinaak. Ze praatten - of Catherine praatte in elk geval - over de dagen in Tunbridge Wells en Rye en Hastings en over uitstapjes naar Eastbourne en Brighton. Na een tijdje, toen ze even met haar ogen dicht bleef zitten, zei John: 'Volgens mij wordt het tijd dat jij naar bed gaat. Ik wil dat je erin ligt voor ik wegga.' 'Ja, ik denk dat je gelijk hebt. Het is een lange dag geweest en het was een heerlijke dag.' Ze keek van de een naar de ander en herhaalde: 'Een heerlijke dag.' En toen hij haar overeind hielp en haar haar stokken gaf, zei ze: 'Laat me nu maar alleen, ik red me wel.' Beatrice was ook gaan staan en zei: 'Mag ik u komen helpen?' 'O nee!' Het protest was luid en duidelijk. 'Het zou toch te gek zijn als ik iemand nodig had om mij uit m'n kleren te helpen. Welterusten liefje. Tot ziens, morgenochtend.' 'Welterusten mevrouw Falconer, en dank u wel.' 'Niets te danken, liefje, die dank zou van mij moeten komen. Ga nou maar zitten.' Ze gebaarde met haar hoofd naar haar zoon. 'Geef me een kwartier, dan lig ik er keurig in.' 'Goed, een kwartiertje dan.' Ze bleven allebei staan kijken hoe ze de kamer uitstrompel-de.Toen keek John Beatrice aan, hij stak zijn hand uit en zei: 'Kom, ga zitten.' Hij raakte haar niet echt aan, maar ze keek hem even aan voor ze weer op een hoek van de bank ging zitten terwijl hij zich op de andere hoek liet zakken, en hij leunde achterover, strekte zijn benen uit en zei: 'Ik heb haar in geen jaren zo gelukkig en tevreden gezien. Ze miste mijn vader vreselijk, en ik kan zijn plaats niet innemen.' 'Maar je vult haar leven nu wel.' Hij keerde zich naar haar toe en keek haar aan. Zij leunde eveneens achterover en zag er heel ontspannen uit. Hij had haar nog nooit zo ontspannen gezien en nog nooit zo - kon hij dat zeggen? - gelukkig. Hij had haar in de afgelopen maanden leren kennen op een manier die hij niet voor mogelijk had gehouden. De jonge madam die hij zich herinnerde, leek nooit te hebben bestaan. Toch was hij zich ervan bewust dat die er nog steeds moest zijn, maar haar betere ik, die nooit de ruimte had gekregen, was nu te voorschijn gekomen en had haar tot een aantrekkelijke, knappe jonge vrouw gemaakt. Ja, ze was écht knap. Ze had niet zo'n figuur als haar zusters, want Helen en Rosie waren rank en tenger. Misschien was Marion iets meer geneigd tot molligheid, evenals Beatrice zelf, maar het was een ronde en aantrekkelijke molligheid. Maar hij had zich nooit kunne denken dat hij zo op haar gesteld zou raken, maar het was wel zo. Ze was ook heel lief en attent voor zijn moeder geweest, en naar de mening van zijn moeder was ze een geweldige vrouw. Ze onderbrak zijn gedachten door rustig te zeggen: 'Ik geloof niet dat ik ooit nog zo'n Kerstmis zal meemaken.' 'Waarom niet?' 'Ach, ik weet het niet. Het is zo uitzonderlijk geweest, in allerlei opzichten. Ik had gedacht dat ik met Rosie alleen zou zijn, en dat zij het grootste deel van de tijd hiernaast zou zitten, en... en dat ik dan in m'n eentje zou zitten.Toen grootpapa en grootmama er nog waren, en vader en moeder, en Helen, Marion en Rosie, dacht ik vaak dat ik het niet erg zou vinden om alleen te zijn. Het huis leek altijd vol te zitten met mensen. Soms verlangde ik ernaar alleen te zijn, maar... maar de laatste tijd niet meer.' Haar stem was nu heel zacht, ze schoof naar de rand van de bank en legde haar ineengeslagen handen op haar knieën. Ze draaide haar hoofd langzaam naar hem toe en zei: 'Weet je wel hoe het is om je eenzaam te voelen? Niet alleen eenzaam, maar op je dooie eentje buitengesloten te zijn van alles?' Hij was ook naar voren geschoven en zei, na enig nadenken: 'Niet op die manier eenzaam. Maar weet je, Beatrice, in de meesten van ons huist een gevoel van eenzaamheid. Er zijn delen van ons die leeg zijn en gevuld willen worden...' Hij schudde zijn hoofd, hij kon het woord liefde niet in de mond nemen, maar hij ging aarzelend verder: 'Delen die gevuld willen worden met iets,gezelligheid, genegenheid. Het... het spijt me dat jij dit zo hebt gevoeld. Ik had er geen idee van. Maar niemand weet nou eenmaal wat er omgaat in het hoofd van een ander. Wees alsjeblieft niet zo bedroefd, anders bederf je deze dag.' Hij stak zijn hand uit en legde die op de hare, en hij herinnerde zich dat hij dit eerder had gedaan en dat ze daarom had moeten huilen. En dat was nu ook het geval, want haar ogen glinsterden van de ingehouden tranen. Hij schoof wat dichter naar haar toe en riep uit: 'O lieve help, Beatrice. Toe! Als moeder ziet dat ik jou aan het huilen heb gemaakt, zal ze me vermoorden.' 'Stil maar. Het... het komt gewoon doordat ik gelukkig ben. Ik... ik heb nu het gevoel' - ze keek hem recht in de ogen -'dat... dat ik in jou een vriend heb.' 'Ja Beatrice, daar kun je van op aan.' Hij schudde haar gesloten handen tussen zijn handen heen en weer. En toen een stem diep in zijn binnenste zei: voorzichtig, kalm aan, beantwoordde hij die met: waarom? Ze verzorgt moeder. Ze is vriendelijk en ik ben erg op haar gesteld. Ja, ik ben erg op haar gesteld geraakt. En wat rest mij anders? Het verleden is dood. Het was feitelijk nooit geboren, het heeft nooit geboren mogen worden, het is gesmoord doordat het net te laat was. Dus wat zit er verder voor mij in het vat? Wie ontmoet ik bij de etentjes van het oude echtpaar Cornwallis? Zijn leeftijdsgenoten en hun vrouwen, met suffe jongedochters, soms een gesettelde ouwe vrijster. En eerlijk gezegd had hij liever met die ouwe vrijsters te maken dan met die onnozele schapen, vooral dat ene kind van zestien, dat allerlei kwalen had ontwikkeld om maar op zijn spreekuur te kunnen komen, tot hij voor de keuze stond om óf heel grof tegen haar te zijn, óf de zaak aan Cornwallis over te dragen. Hij koos voor het laatste, waarna haar bezoeken werden gestaakt. Later ontdekte hij dat de jongedame in kwestie zei dat ze dokter Falconer haatte en dat hij zijn vak niet verstond en dat niemand naar hem toe zou moeten gaan. Dat waren de hartstochten van de jeugd. Maar nu stond hij voor een heel andere keuze. Beatrice was een heel aantrekkelijke jonge vrouw. Bovendien was ze de eigenares van dit mooie huis, ook al was het zwaar met hypotheek belast. Maar afgezien van wat ze te bieden had, ging het ook om haarzelf. Ze was zorgzaam, zoals ze al tegenover zijn moeder had laten blijken. En ze was goed gezelschap. Ze was verbluffend belezen - iets dat ze moest hebben ontwikkeld als gevolg van haar eenzaamheid en het gevoel dat zij anders was dan de anderen. Ze vertoonde natuurlijk nog steeds wat trekjes van haar vader, en ze hechtte sterk aan het land en vooral aan het huis. 'Ik... ik heb je in verlegenheid gebracht.' Haar stem klonk zacht. Maar hij schudde zijn hoofd en ontkende dit nadrukkelijk: 'Mij in verlegenheid gebracht? Doe niet zo dwaas. Integendeel, je hebt... je hebt me aan het denken gezet... vooral over de toekomst. Maar ach,' - hij liet zijn hand zakken en haalde zijn schouders op - 'ik weet wat mijn toekomst is. Misschien krijg ik ooit een eigen praktijk en dat is het dan wel zo'n beetje. Geen eer of glorie voor mij. Dat zijn trouwens zaken die je alleen ten deel vallen als je mensen gaat opensnijden en de juiste onderdelen eruit haalt en erin slaagt geen instrumenten achter te laten.' Ze schoten allebei in de lach, met hun hoofden bijna tegen elkaar. Maar haar volgende woorden deden de glimlach van zijn gezicht verdwijnen.'Het zou mij niets kunnen schelen als jij geen penny bezat, nu niet en later niet.' Er viel een lange stilte voor hij zei: 'O Beatrice.' Haar hoofd zakte omlaag op haar borst en ze mompelde: ik... ik kan het niet helpen. Het... het komt nu eenmaal door wat ik voor jou voel. Zo zit dat.' Haar hoofd ging omhoog en de tranen rolden langs haar gezicht; ze mompelde met verstikte stem: 'Jongedames horen dit soort dingen niet te zeggen. Maar... maar zoals ik al zei, ik kan het niet helpen. Ik... ik denk niet dat ik er ooit de moed toe zou hebben bezeten als ik niet...' Ze glimlachte zuur en wees met haar duim naar de tafel waarop een aantal flessen en glazen stond. 'Maar... maar vergeet het alsjeblieft. We zullen het morgenochtend allebei weer zijn vergeten. En... en zolang jij mijn vriend wilt zijn, is dat... is dat genoeg.' Hij legde zijn handen op haar schouders en zei met rustige stem: 'Beatrice, kijk me aan.' En toen ze hem aankeek, zei hij: 'Wil je met me trouwen?' Ze kneep haar ogen stijf dicht. De tranen stroomden over haar gezicht en ze kon niets uitbrengen toen hij zijn armen om haar heen sloeg en ze tegen hem aanviel. 'Stil maar, liefje, stil maar.' Toen hij haar haar streelde, voelde hij een golf van emotie door zich heen gaan. Hij kon het niet onder woorden brengen. Het was geen medeleven. Was het liefde? Het was in elk geval iets. Mededogen misschien. Ja. Ja, mededogen. Maar het was nog meer dan dat. Medelijden? Ach nee. Nee. Ze was niet het soort vrouw met wie je medelijden kon hebben. Daar was ze te sterk voor, en... en ze hield van hem. Het was fijn als je werd bemind. Ja, het was fijn om te worden bemind. Hij drukte haar nog steviger tegen zich aan, en toen ze even kreunde, tilde hij haar gezicht van zijn schouder en drukte zijn lippen op de hare.Toen hij dit deed, sloeg ze haar armen om zijn hals en ze beantwoordde zijn omhelzing met zoveel hartstocht, dat hij zich nederig voelde ten opzichte van de gevoelens die zij uitdrukte. Even later stonden ze een eindje bij elkaar vandaan en droogde hij haar ogen en zei: 'Nou, als moeders zwakheid dit teweeg heeft gebracht, zullen we er dan maar op drinken? Laten we maar pastinaak nemen, die is niet zo sterk.' Hij stond op het punt bij haar vandaan te lopen toen ze zei: 'Misschien heb je er morgen wel spijt van.' 'Nee, nee.' Hij schudde zijn hoofd. 'Ik ben niet dronken. Er is heel wat van dat spul voor nodig om mij van de kaart te krijgen. Ik ben er als kind al aan gewend geraakt. Ik geef toe dat het de scherpste kantjes kan wegslijpen, maar dronken? Nee. En morgenochtend voel ik me net zoals anders.' 'O John, je hebt geen idee wat je bij mij hebt wakker gemaakt.' 'Je zult er waarschijnlijk voor moeten boeten, liefste. Ik ben chagrijnig, ik ben zwijgzaam, ik ben onvoorspelbaar, in elk geval wat mijn komen en gaan betreft. Zoals mijn moeder altijd heeft gezegd: ik zit geen vijf minuten stil.' Ze veegde haar gezicht met haar eigen zakdoek af, glimlachte en zei: 'Ik zal dat alles weten te verdragen, liefste.' En ze wist zeker dat ze het zou verdragen. Wat zijn zwakheden ook mochten zijn, ze zou ze verwelkomen, want hij zou de hare zijn. Haar man. Ze zou een getrouwde vrouw zijn, een echtgenote. Ze dacht opeens aan Helen en ze voelde een hevige emotie, die niet geheel vrij was van angst, door haar heen gaan.Toch voelde ze tegelijkertijd iets van opgetogenheid. Helen was getrouwd met een man die twee keer zo oud was als zij, en ze besefte nu, zoals ze ook toen had beseft, dat haar voornaamste reden om met Leonard te trouwen was geweest dat ze weg wilde van hier en van haar. Ja, van haar, want er had nooit enige liefde tussen hen bestaan. Maar nu ging zij trouwen met iemand die jonger was, knap om te zien, aantrekkelijk, met een dokter. Terwijl ze toekeek hoe John de wijn inschonk, verlangde ze hevig naar de volgende morgen, want zijn reacties de volgende dag zouden bevestigen dat het geen droom was, en dat hij geen spijt had van wat er vanavond was gebeurd. Bij deze gedachte verstrakte ze. Ze zou het hem niet laten vergeten. Dat mocht niet, hij had haar zijn woord gegeven. Ze deed haar ogen even dicht en zei tegen zichzelf dat ze kalm moest zijn. 'Op ons.' Haar ogen gingen wijdopen. Ze pakte het glas van hem aan en glimlachte toen ze zacht herhaalde: 'Op ons.' En de woorden weergalmden luid in haar hoofd: 'Op ons. Op ons. Ja, op ons.'
8
Toen Rosie erop terugkeek, herinnerde ze zich de schok die ze kreeg toen ze in het nieuwe jaar was thuisgekomen en door een stralende Beatrice was begroet. Ze wist nog hoe verbaasd ze had opgekeken bij haar blije gezicht en de vrolijkheid in haar stem, toen ze haar thuis had verwelkomd. Later, in de studeerkamer, had Beatrice haar grote nieuws verteld. Ze had er eerst geen antwoord op gehad, en de oude Beatrice kwam weer te voorschijn toen ze uitriep: 'Waarom zitje me zo aan te kijken? Waarom zou ik me niet mogen verloven?' En ze had gesputterd: 'N... nee, natuurlijk wel, maar... het is gewoon de schok, de verrassing.' 'Dat John... de dokter van me houdt?' Dat de dokter van haar hield? Rosie herinnerde zich hoe ze die woorden bijna hardop had gezegd, behalve dat ze dan het woord 'haar' in 'jou' had veranderd. Ze had opnieuw gestotterd toen ze zei: 'We... eh... nou ja, het is heel onverwacht. Ik bedoel, ik heb nooit geweten dat jij van hem hield.' 'Tja Rosie, jij weet niet alles.' 'Ja Beatrice, daarin heb je gelijk.' Ze had haar toegeknikt en toen had ze eraan toegevoegd: 'Maar ik ben wel heel blij voor je.' De rest van het gesprek was stroef verlopen en ze was naar boven gegaan en had andere kleren aangetrokken. En toen Beatrice haar met haar dagelijkse jas en hoed zag, wat betekende dat ze gewoon even naar de buren ging, had ze haar aangekeken en ronduit gezegd: 'Wat er is gebeurd maakt geen enkel verschil voor mijn mening over die lui van hiernaast en jouw voortdurende bezoeken daar.' Waarop zij kortaf had geantwoord: 'Het maakt voor mij ook geen verschil, Beatrice.' Zowel Robbie als Annie hadden haar zo hartelijk verwelkomd dat ze nu het gevoel had dat ze echt thuis was gekomen. Maar toen mevrouw Annie tegen haar zei: 'Vertel me nu eens hoe het bij Helen was,' had ze geantwoord: 'Ik zal straks over mijn logeerpartij bij Helen vertellen. Eerst wil ik jullie het grote nieuws van hier vertellen.' En toen ze hun dat had verteld, staarden ze haar vol ongeloof aan en zeiden: 'Beatrice en de dokter?' Waarna Robbie opmerkte: 'Hij is anders zo'n verstandige kerel. Wanneer is dit gebeurd?' 'Uit ons korte gesprek heb ik begrepen dat het op de avond van eerste kerstdag was.' 'Hij is vast dronken geweest.' Annie had met haar hoofd geknikt. 'Dat moet het zijn. En laat me je dit wel vertellen, meisje, je kunt van zelfgemaakte wijn erger dronken worden dan van het echte spul. Dat zal ik niet weten.' En ze had opnieuw geknikt, alsof er een verhaal achter haar woorden zat. 'Nou, één ding is zeker,' zei Rosie, 'ze zal niet langer alleen zitten en mij nodig hebben. Dus dan moet ik maar eens wat werk gaan zoeken.' 'Werk?' had Robbie verbaasd gezegd. 'Werk? Wat voor werk kun jij nou doen? Je zou naar zo'n secretaresseopleiding moeten gaan of zo, om dat te leren.' 'Ik zou niet naar een secretaressecursus willen, ik zou op een boerderij willen werken. Ik heb hier meer dan genoeg ervaring opgedaan, nietwaar?' Ze keek van de een naar de ander, ik weet hoe ik moet omgaan met paarden, koeien, varkens, en allerlei kleinere dieren. Dat doe ik al jaren. Dus vinden jullie dan niet dat ik gekwalificeerd genoeg ben om een baan op een boerderij te krijgen?' Robbie en zijn moeder hadden elkaar aangekeken en toen had Robbie gezegd: 'Jawel, je hebt voldoende ervaring, met één stel paarden, één stel koeien en één stel varkens.' Hierop had zij gezegd: 'En niet te vergeten de handel in kool, uien, wortelen, prei, alles in de grond, en dan ook nog eens het spul dat tegen de muur groeit.' Het antwoord hierop was geweest dat zowel Robbie als zijn moeder luid hadden gelachen. En na een korte stilte had Rosie met hen meegelachen, en toen gezegd: 'Nou, begrijpen jullie wat ik bedoel?' 'Ja, ja meisje, ik begrijp wat je bedoelt.' Annie ging aan de andere kant van de tafel zitten en zei: ik zuig het niet uit m'n duim.' Ze keek haar zoon aan en vroeg: 'Doe ik dat?' 'Als je gaat zeggen wat ik denk dat je gaat zeggen, nee, je zuigt 't niet uit je duim, moe.' Annie had opnieuw naar Rosie gekeken en had toen gezegd: 'Gisteren nog ging hij hier' - ze gebaarde met haar hoofd naar haar zoon - 'op de markt informeren of er nog een jonge knul was die hij als hulp in dienst kon nemen, een soort leerling, weet je wel. Dat klopt toch?' Ze keek weer naar Robbie en hij knikte naar Rosie en zei: 'Ja, dat klopt. We zuigen het niet uit onze duim, ik heb vandaag zelfs twee knullen die een praatje komen maken. Als je lang genoeg blijft, zul je hen nog zien. Maar wat moe probeert te zeggen is dat er ook drie gegadigden zouden kunnen zijn. Snap je waar ik naartoe wil?' Rosie snapte inderdaad waar hij naartoe wilde en haar gezicht klaarde op. 'Méén je dat?' 'Ja, ik meen het echt. Weet je, aangezien ik maar twee paarden heb, die het grootste deel van de winter binnen staan, wordt dat veld daar, tenminste de helft ervan, niet gebruikt. Daarom is de gedachte bij me opgekomen om meer te gaan verbouwen. De stad breidt zich uit, ze zullen alles afnemen wat ik te bieden heb en ze zullen mijn prijs betalen. Het land waar nu op wordt gebouwd, bestond vroeger uit volkstuintjes. En, wat zeg je ervan?' 'O, het lijkt me geweldig,' zei Rosie. 'Ja echt.' Ze stak haar handen over de tafel uit naar de oudere vrouw, pakte de hare vast en zei: 'Het zou zo'n opluchting zijn om de hele dag buitenshuis te zijn en alleen voor de nacht terug te hoeven komen. En ze zal zich er nu vast niet al te veel tegen verzetten. Ze is trouwens' - ze haalde haar schouders op - 'heel anders geworden. Dat is in haar gezicht te zien. Ik weet dat ze vierentwintig is en dat ze voor iemand van vierentwintig vrij ouwelijk is, maar vandaag leek ze jonger dan ik.' Ze glimlachte naar Robbie en zei: 'En word ik ervoor betaald? Ja, natuurlijk word ik ervoor betaald. Maar hoeveel?' 'Aha! Daar heb je 't al!' Hij knikte naar zijn moeder.'Het gedoe over geld. Dat zei die ene op de markt ook al tegen me. "Hoeveel?" Nou juffrouw...' Hij hield zijn ogen op haar gericht en zijn gezicht stond donker en streng toen hij zei: 'Het hangt allemaal van uw capaciteiten af, juffrouw Steel. Als u aan de verwachtingen weet te voldoen, zult u om te beginnen tien shilling per week krijgen, plus eten. En ik wed dat dat twee keer zoveel is als uw zuster haar kokkin betaalt.' Rosie maakte geen gekscherende opmerking tegen hem terug, maar ze keek naar de tafel en zei: 'Weet je, ik heb nooit geld van mezelf gehad, alles werd altijd voor me gekocht. Soms kreeg ik een shilling, maar dat was voor een verjaardag, om aan snoep te besteden. Maar sinds vader is gestorven, is er niets meer geweest. Ze... Beatrice heeft met tegenzin mijn treinkaartje naar Helen betaald, en ik had niets waarvan ik kerstcadeautjes kon kopen. Ik voelde me vreselijk. Maar Helen was heel lief. Helen is altijd heel lief geweest. Ik... ik had het heerlijk gevonden om daar te kunnen blijven, en dat had ik ook gedaan als ze niet naar Zwitserland gingen. Leonard is ziek, hij moest uit het leger en hij moet een paar maanden in Zwitserland blijven. En zal ik jullie eens wat vertellen?' Toen ze van de een naar de ander keek, stonden er tranen in haar ogen. 'Helen heeft me voor mijn vertrek vijf pond gegeven en ze hadden me met Kerstmis ook al een heleboel cadeautjes gegeven.' 'Niet huilen, lieverd. Niet huilen. Je zult Helen altijd hebben. En ook al zijn wij armzalige vervangers, toch heb je ons ook.' Rosie knipperde haastig met haar ogen en zei: 'Ja, ik heb jullie allebei. Zal ik jullie eens eerlijk iets zeggen? Ik had hier zonder jullie niet meer gezeten, dan was ik weggelopen, dan had ik vast iets doms gedaan. Jullie weten hoe luchthartig en warhoofdig ik kon zijn, eerder jongensachtig dan meisjesachtig, maar ik was wel altijd een droomster. Dat is nu allemaal achter de rug, voorbij.' Toen ze haar hoofd boog, zei Annie kortaf: 'Nou, als jij hier wilt komen werken, juffertje, dan bestaat er geen beter moment om te beginnen dan dit en we gaan jou niet betalen om een beetje thee te zitten drinken en m'n beste bolletjes op te eten. Ze waren trouwens voor de thee bestemd. Vooruit, sta eens op, dan gaan we naar buiten.' Dat was gebeurd op de dag dat ze was teruggekomen. Maar dit was een heel andere dag. Dit was de trouwdag van Beatrice en John. John stond tegenover dokter Cornwallis. Ze waren allebei gekleed in een donker pak met een anjer in het knoopsgat. Het was dokter Cornwallis die sprak. 'Nou, de dag des oordeels!' Hij deed twee stappen naar John toe, legde zijn hand op zijn schouder en zei: 'Hoe voel je je?' 'O prima.' ik bedoel niet fysiek, ik bedoel mentaal. Wat zijn je gevoelens ten aanzien van dit alles? Het betekende voor mij een hele verrassing, weet je, dat jij het op haar had voorzien, want ik heb haar altijd een beetje een madam gevonden.' 'Alles heeft twee kanten.' 'En jij hebt de goede kant gezien?' 'Jazeker, ik heb de goede kant gezien.' 'En je bent gelukkig met dit alles?' 'Ja natuurlijk.' Er lag een stugge klank in Johns stem. 'Nou, dit wilde ik graag weten. En weet je, volgens mij doe je er goed aan. Ik weet dat het huis tot aan de nok in de schulden steekt, maar het is toch een mooi huis, het zal het waard zijn om die schuld af te betalen, jongen. Het is het beste huis in de wijde omtrek, behalve misschien het Grote Huis, en dat is ongeveer net zo warm als een bierkelder. Maar er is één ding dat ik je nog wilde vragen: waarom gaan jullie niet in de kerk trouwen?' 'Zij wilde geen trouwerij in de kerk, ze wilde dat we in alle rust trouwden.' Hij voegde er niet aan toe: 'En ze wilde dat we snél trouwden.' Ze had er zo op gebrand geleken om het zo snel mogelijk achter de rug te hebben. En hij had zich afgevraagd of dat was omdat ze de twijfels bij hem bespeurde. Hij had deze gedachte echter van zich afgezet, ze was een aardige vrouw, een goede vrouw, en hij was heel erg op haar gesteld. Hij moest toch eens trouwen, want hij wilde een gezin. Ja, hij wilde een gezin. En dat huis was geknipt voor een gezin. Hij zag het in gedachten al wemelen van de kinderen. Ja, hij wilde een gezin en zij wilde kinderen. Ja, dat had ze heel openlijk verklaard: ze wilde dolgraag kinderen en het kon haar niet schelen hoeveel. 'Nou, de tijd begint te dringen, dus laten we maar gaan.' Dokter Cornwallis stak zijn hand uit en zei: ik wens je het allerbeste, John. Je bent recht door zee en je bent een verdomd goeie dokter. En' - hij stak zijn hoofd naar voren - 'je klaagt nooit wanneer Betsy Ann' - hij wees naar zijn been - 'besluit dat ze rust nodig heeft, en daar ben ik je heel dankbaar voor.' 'Nou, ik moet u eerlijk zeggen dat ik... dat ik hier heel gelukkig ben geweest en dat ik dat hoop te blijven, om nog lang voor Betsy Ann en u te mogen werken.' Ze schoten allebei in de lach en de oudere man duwde hem tegen de schouder en zei: 'Vooruit, maak dat je wegkomt. Maak dat je wegkomt naar een leven vol zorgen, frustratie en spijt.' Toen John wegliep herhaalde hij bij zichzelf de woorden: 'Een leven van zorgen, frustratie en spijt.' Nee, hij hoopte van niet. Het zou een gelukkig huis worden en, wat nog belangrijker was, zijn moeder was nu goed verzorgd en ze was verrukt over deze ontwikkeling, want ze kon erg goed met Beatrice overweg en Beatrice met haar. Ja, dat was een van de grote voordelen, ze konden het erg goed met elkaar vinden... Terwijl Rosie keek en luisterde naar de man achter de lessenaar die de woorden uitsprak waarmee haar zuster in de echt werd verbonden met John Falconer - de aardige dokter, zoals ze hem in gedachten noemde - kon ze niet bevatten dat dit een trouwerij was. Alles was zo kaal, zo armoedig, en zonder God. Het was vreemd om te denken, maar de gedachte drong zich aan haar op dat er niets godsdienstigs of heiligs gebeurde om deze twee mensen voor het leven samen te binden. Het was in een paar minuten voorbij en toen kuste ze Beatrice en daarna John. En John sloeg zijn armen om haar heen en ze dacht opnieuw: hij is zo'n aardige man. Ze voegde er op dat moment niet aan toe: wat ziet hij in 's hemelsnaam in Beatrice? Maar de gedachte bleef wel in haar achterhoofd spelen... De eetkamertafel was prachtig gedekt, maar er zaten maar tien mensen omheen. Toch werd er luid en vrolijk gepraat, voornamelijk door dokter Cornwallis. Om drie uur kwam het rijtuig voor en werden ze uitgezwaaid voor hun huwelijksreis naar St. Leonards, een wijk van Hastings John goed kende en wat zijn moeder had geopperd. Beatrice had kennelijk geen enkele voorkeur waar ze hun huwelijksreis naartoe maakten. Zoals ze lachend tegen zijn moeder had gezegd: 'Het maakt me niet uit waarheen, ook al was het Bog's End, zolang ik maar bij John ben.' Dit had veel gelach veroorzaakt, omdat Bog's End bekend stond als de ergste achterbuurt van Fellburn, waar het geteisem regeerde.
9
Het was half acht in de avond. John kwam door de verbindingsdeur uit de dependance het huis binnen en begroette zijn vrouw in de hal. Haar gezicht stond strak, haar toon was scherp. 'Waarom moet jij altijd eerst naar hiernaast gaan voor je thuiskomt?' wilde ze weten. 'Ik dacht dat het allemaal mijn thuis was.' Zijn stem klonk vermoeid. 'Doe niet zo onnozel. Je weet best wat ik bedoel, het eten staat al sinds half zeven te wachten.' 'En doe jij ook niet zo onnozel, Beatrice,' zei hij op scherpe toon. 'Ik heb je al ik weet niet hoe vaak verteld dat ik niet zomaar weg kan lopen en een wachtkamer vol mensen achter kan laten als de ouwe baas niet in staat is die over te nemen.' 'Je hebt toch een assistent?' 'Ja, maar de wachtkamer van de assistent zat ook vol. Bovendien werd ik weggeroepen.' 'Weggeroepen. Weggeroepen.' Ze liep voor hem uit naar de eetkamer. Hij volgde haar niet, maar zei: 'Mag ik eerst nog even mijn handen wassen?' Toen hij zijn handen had gewassen, staarde hij naar zijn spiegelbeeld. Zijn gezicht was in de afgelopen anderhalfjaar veranderd, vond hij. Was hij echt pas achttien maanden getrouwd? Het leek wel achttien jaar. De eerste zes maanden waren heel gezellig geweest... nou ja, tot op zekere hoogte. Hij had gedacht dat hij er alles van wist, in elk geval waar het seks en huwelijk betrof. Hij had dagelijks met de effecten ervan te maken. Maar hij had geen rekening gehouden met de effecten die het op hem zou hebben. Gedurende de eerste maanden, moest hij toegeven, had hij zich gevleid gevoeld door haar voortdurende behoefte aan hem. Daarna was het een beetje vermoeiend ge worden en ten slotte irritant. Ze leek soms onverzadigbaar te-zijn. Hij wist nu dat ze beslist een eigenschap van haar vader had geërfd, de eigenschap die tot zijn dood had geleid. Ten slotte had hij eerlijk tegen haar gezegd: 'Niet meer. Van avond echt niet. Ik ben... ik ben doodop. Ik werk twaalf uur per dag en ik kan dit niet volhouden.' Ze was met een vuurrood gezicht uit bed gesprongen en had lopen ijsberen tot hij was opgestaan en haar had gekalmeerd. 'Probeer te begrijpen dat er matigheid in alles bestaat.' Terwijl hij tegelijk bedacht hoe vreselijk het was om dit tegen een vrouw te moeten zeggen, en dan nog wel zijn eigen vrouw. Maar ze putte hem volledig uit en ze maakte hem nu verwijten dat hij haar geen kind had geschonken. Hij had vaak, stiekem, gedacht dat zij met haar bezetenheid ongetwijfeld hele nesten zou hebben geworpen, in plaats van slechts een of twee. Hij durfde haar niet te vertellen dat hij die avond niet regelrecht van zijn werk was gekomen, maar dat hij naar hiernaast was gegaan om naar Annie te kijken, die net als zijn moeder aan artritis leed, hoewel niet in die mate. Maar Annie had de laatste tijd veel pijn in haar linkerarm, vanaf haar schouder naar omlaag, en dat had een halt toegeroepen aan een deel van haar harde werken. Gelukkig bleek Rosie een geweldige hulp te zijn. Hij had Rosie nog nooit zo gelukkig gezien. Nou ja, niet echt gelukkig, want dat meisje zou zich nooit meer echt gelukkig voelen tot ze besefte wat Robbie voor haar voelde. Maar ze vond het heerlijk om in dat huis te zijn. Soms zag hij haar een week of nog langer niet, want wanneer ze thuiskwam, liep ze meestal regelrecht naar haar kamer en hij was óf in zijn werkkamer bezig óf hij zat bij zijn moeder... en Beatrice. Dat was ook zo'n punt: Beatrice stond hem nauwelijks ooit toe met zijn moeder alleen te zijn. En wat hem ook zorgen begon te baren, was dat zijn moeder een andere kant aan haar schoondochter zag. Gisteren nog had ze tegen hem gezegd: 'Het zit niet helemaal goed tussen jullie, hè?' En hij had geantwoord: 'Ach, gewoon de gebruikelijke echtelijke dingen.' Maar zij had geantwoord: 'Ze is veranderd... veranderd in alle opzichten. Ik heb haar nooit zo gezien.' 'Nee, natuurlijk niet, moeder, want jij hebt haar niet gekend voordat je hier kwam.' Hij had dit nog aan kunnen vullen met: 'Jij hebt haar pas ontmoet toen ze haar valstrik opzette,' want hij wist inwendig dat zijn vrouw had aangestuurd op een aanzoek. Ja, dat was hem nu maar al te duidelijk. Maar gedane zaken namen nu eenmaal geen keer. Het leven ging verder. Op dit moment vroeg hij zich af:'Maar hóe moet het op deze manier verder gaan?' Want hij was inwendig heel kwaad... Ze waren halverwege de maaltijd toen hij haar aankeek en zei: 'Waarom kon je mij niet vertellen dat Helen naar hier terug is verhuisd?' Hij zag dat ze haar hap eten snel wegslikte voor ze antwoordde: 'Omdat ik niet dacht dat jou dat zou interesseren.' 'Niet dat jouw zuster hier weer was komen wonen, en op bezoek kon komen?' 'Ze zal niet op bezoek komen.' 'Nee, vast niet, wetend wat voor welkom ze zou krijgen.' 'Mag ik vragen hoe je hier achter bent gekomen? Je bent zeker weer naar die varkensboeren geweest om met Rosie te praten.' 'Ja, ik ben bij mijn vrienden langs geweest... en Rosie, die ik al meer dan een week niet meer had gezien, vertelde me dat ze jou had verteld dat Sylvia Davison Col Mount verkocht en dat Helen en Leonard het wilden kopen.' 'Misschien kun jij me dan ook vertellen waarom ze het heeft gekocht, terwijl hij naar Zwitserland was gestuurd, waaruit je kunt opmaken dat hij tering of zo moet hebben gehad, en dit deel van het land vast niet geschikt is voor een teringlijder? Geef me daar maar eens antwoord op: waarom heeft ze het gekocht?' 'Dat moet je dan maar aan haar vragen als je haar ziet, en anders doe ik dat wel.' 'Dat doe je niet!' Ze was half uit haar stoel overeind gekomen. 'Je gaat niet bij hen op bezoek!' 'Waarom niet?' Hij was eigenlijk helemaal niet van plan geweest bij hen op bezoek te gaan. De gedachte Helen weer te zien zou hem te veel zijn. Maar hij zei: 'Ze is mijn schoonzuster en ik mocht Leonard graag. We horen uit beleefdheid bij hen op bezoek te gaan. We zouden samen kunnen gaan.' Ze legde haar vork en mes met een klap op tafel neer en haar lippen bewogen nauwelijks toen de woorden klonken: 'Je weet hoe ik over Helen denk, dus waag het niet te zeggen dat ik... dat wij bij hen op bezoek moeten gaan.' Hij kwam overeind en riep met zichtbare woede: 'Waag jij het niet mij te vertellen wat ik wel of niet mag doen. Het is mijn voornemen bij hen op bezoek te gaan, dus prent dat maar in je hoofd - bij hen en bij ieder ander die ik wil ontmoeten. Ik heb genoeg van jouw gezanik. Ik denk dat hoe minder we voorlopig van elkaar zien, hoe beter het is. Daarom zal ik van nu af aan in de logeerkamer slapen Voor hij zijn zin af kon maken was ze om de tafel heen, en ze gilde tegen hem: 'Nee, daar komt niets van in! Je gaat me niet tegenover het personeel voor gek zetten.' Maar daarna veranderde haar heerszuchtige toon in een smeekbede, toen ze zei: 'Toe John, doe dat alsjeblieft niet. Doe me dat niet aan. Ik beloof je, ik... ik zal echt niet...' Ze boog haar hoofd, ze kon niet onder woorden brengen wat ze van hem wilde, welke gevoelens haar verteerden, hoe ze zich wel in hem wilde begraven, hem wilde bezitten, hem uitsluitend voor zichzelf wilde opeisen. Ja, uitsluitend voor zichzelf. Zelfs de gevoelens voor zijn moeder maakten haar van streek, hij bracht nu veel te veel tijd door bij zijn moeder. Als ze niet voorzichtig was, zou ze een hekel aan haar krijgen. Hij legde zijn hand op haar schouder en zei: 'Goed, goed. Wind je niet op. We zullen zien. Laat het maar even met rust. Ik... ik moet naar mijn kamer, ik heb nog wat werk te doen.' 'Toe! Eet alsjeblieft eerst je eten op.' 'Nee, dat kan ik niet. Ik heb echt geen trek. Vraag maar of Frances me een kop koffie brengt.' Ze boog opnieuw haar hoofd en bleef stil staan, en hij liep langs haar heen de kamer uit. In zijn werkkamer bleef hij zitten kijken naar de keurige verzameling blocnotes, papieren, potloden, pennen en inkt, alles op zijn plaats en met een plaats voor alles. Hij deed zijn ogen dicht, zette zijn elleboog op de tafel en legde zijn hoofd op zijn hand. Helen op Col Mount, nog geen twintig minuten hiervandaan. Zijn elleboog gleed van de tafel en zijn hoofd ging met een ruk omhoog terwijl hij zich afvroeg: wat maakt het voor verschil? Zij is getrouwd, ik ben getrouwd, en vergeet niet dat ze getrouwd is met een... een aardige man. Hij kon het haar horen zeggen. En met wie was hij getrouwd? Met een helleveeg, een vrouw met bezitsdrang en ondoorgrondelijke diepten. Ze was twee of meer personen - de huisvrouw die zich als madam gedroeg, en soms de spraakzame, vriendelijke jonge gezellin, een facet van haar karakter dat was verdwenen in het begerige, hartstochtelijke, zelfs onfatsoenlijke schepsel van de nacht, dat af en toe verslindend was. Hij wilde liefde, hij wilde lichamelijke bevrediging, maar er was een grens. Hij kon zich niet voorstellen dat dit gevoel uitsluitend door het huwelijk bij haar teweeg was gebracht; maar aan de andere kant had ze voor hem geen andere man gehad. Hij had wel van zulke vrouwen gehoord, maar hij had nooit gedacht zo iemand in zijn directe omgeving te zullen hebben. Hij wilde dat hij er met iemand over kon praten. Maar hij kon zich niet voorstellen dat hij het onderwerp ooit bij Cornwallis ter sprake zou brengen. Het moest een geërfd trekje zijn, iets dat ze van haar vader had. Maar Helen was terug en zij hield zijn gedachten ook bezig, en hij zag zichzelf weer op de top van Craig Tor zitten, waar zij over het dal heen naar het huis van haar vriendin had gewezen. En het treurige aan de hele situatie was dat ze zich er allebei van bewust waren geweest dat ze elkaar te laat hadden ontmoet, slechts een klein beetje te laat. Hij keek naar het plafond toen hij gedempte stappen over de vloer hoorde gaan. Ze was in de slaapkamer. Hij stond snel op en liep zacht de kamer uit, de hal door, via de lange gang naar de dependance. Zijn moeder lag in bed. Hij klopte op de deur van de slaapkamer en riep: 'Alles goed?' 'Ja, alles goed, lieverd. Kom binnen.' Catherine keek naar haar zoon en zei: 'Heb je weer op je kop gehad?' Hij schoof een stoel naast het bed en zei: 'Min of meer.' Ze staarde hem aan en zag hoe hij het hoofd liet hangen, en toen zei ze zacht: 'Wil je erover praten? Er is iets gaande en ik kan het niet helemaal doorgronden.' Hij hief zijn hoofd op en keek haar aan. Ja, ja, hij wilde er graag over praten. En hij kon met haar praten, ze was een wijze vrouw en ze was zijn moeder. Hij vroeg rustig: 'Heb je wel eens gehoord, of iets meegemaakt, van vrouwen die... nou ja, oversekst zijn?' Hij zag hoe ze hem behoedzaam aankeek, en toen zei ze: 'Dus ik had gelijk.' 'Hoe bedoel je?' 'Ik vermoedde al dat het zoiets was. Ja jongen, ik heb wel eens gehoord van vrouwen die een man met huid en haar op kunnen eten. Maar wanneer je ze overdag ziet, zijn ze zo zedig als wat. Pas wanneer iemand het vertelt, kom je zoiets te weten. Bij sommige mannen is het al erg; maar als een vrouw het heeft, is het erger. Je kunt het geloven of niet, maar de schoonzuster van je tante Ada was er zo één. Haar man is erom bij haar weggegaan. Ik denk dat je misschien kunt zeggen dat het niet echt hun schuld is, dat ze nou eenmaal zo zijn gemaakt.' Er volgde een lange stilte, waarna hij knikte. 'En het is vreemd,' - haar hoofd ging heen en weer - 'dat het meestal juist de rustige types, die zedig lijken, zijn die zich uiteindelijk zo gedragen. Onder andere omstandigheden zouden ze op straat terechtkomen... als prostituees.' 'Moeder!' 'Rustig jongen, het is maar al te waar. Herinner je je nog boer Braithwaite, en hoe iedereen over hem oordeelde toen hij wegliep en zijn arme vrouwtje met de boerderij en drie kleine kinderen liet zitten? Nou, hij had daar zo zijn redenen voor, hij heeft je vader er alles over verteld. Zijn werk en al het andere heeft onder haar moeten lijden.' 'Mevrouw Braithwaite?' Hij zette grote ogen op. 'Ja, mevrouw Braithwaite.' Hij wendde zijn blik af. Ze was een kleine vrouw en ze had in gestalte en manier van doen wel wat op Beatrice geleken, een bazige huisvrouw. Soms had een mens toch geen idee van wat zich overal afspeelde. 'Als ik jou was, zou ik een tijdje een andere slaapkamer nemen.' 'Dat heb ik ook tegen haar gezegd, maar ze raakte onmiddellijk over haar toeren.' 'Nou, misschien wordt ze er weer kalm van. Ze zou eigenlijk een kalmeringsmiddel moeten nemen, zodat ze meteen in slaap valt.' 'Dat zie ik nog niet gebeuren.' 'Nee, ik ook niet.' 'Weet je, ik had in het begin een heel hoge dunk van haar. Maar je leert de mensen pas goed kennen wanneer je ze van dichtbij meemaakt.' Ze stak haar hand uit. 'Ik vind het heel verdrietig voor je, jongen.' Hij stond op, liep naar het raam, keek naar buiten in de schemering en zei: 'Helen is op Col Mount komen wonen en zij wist dat en heeft het me niet eens verteld. Ik heb het van Rosie gehoord.' ik ook.' Hij draaide zich met een ruk om en keek haar aan. 'Wist jij het?' 'Ja, ik wist het en ik weet nog meer dingen, dus ik dacht: hoe minder jij wist, hoe beter het voor jouw gemoedsrust is.' 'Moeder!' Hij ging weer zitten. En toen hij iets mompelde, zei ze nogmaals: 'Ja, het leven kan moeilijk zijn, maar je moet verder, en daarom moet je voet bij stuk houden. Neem een eigen slaapkamer.' 'Nee.' Hij schudde zijn hoofd. 'Dat kan ik nu nog niet doen. Ze was in alle staten.' 'Nou, je moet het zelf weten. Maar als ik jou zo zie, dan denk ik dat je nu vooral behoefte hebt aan slaap. Dus geef me een kus en maak dat je wegkomt.' Hij kuste haar en ze omhelsden elkaar even.Toen draaide hij zich om en liep naar buiten, terug naar zijn werkkamer. Het was over twaalven toen hij naar boven ging. Ze lag op haar zij en leek te slapen. En toen hij naast haar ging liggen, draaide ze zich niet naar hem toe. Hij zuchtte diep, maar het duurde enige tijd voor de slaap hem overmande en hem voldoende rust gaf om de volgende dag onder ogen te zien.
10
De afgelopen twee dagen had John een aantal lezingen in een Londens ziekenhuis bijgewoond en hij liep van Trafalgar Square naar Regent Street toen een gestalte, die hij tussen twee rijtuigjes door had zien schieten, buiten adem voor hem bleef staan en hijgde: ik... ik dacht al dat u het was, maar ik wist het niet zeker.' John zag een lange, goedgeklede, gebruinde jongeman en hij kon zich even niet herinneren wie het was, tot de jongeman eraan toevoegde: 'U bent hier ver van Fellburn vandaan. Ik had niet verwacht hier iemand van daar te ontmoeten, en... en het is mijn laatste dag. Ik vertrek morgen weer.' Tot dat moment had John geen idee gehad wie de man was. Maar toen viel de naam hem te binnen. Dit was Teddy, Rosies Teddy, Edward Golding, die hij voor het eerst op het tuinfeest had ontmoet, op de eenentwintigste verjaardag van Beatrice. Maar dit was niet de Teddy die Rosies leven had geruïneerd. Hij was veranderd. De andere Teddy was meer als zijn naam geweest: heel kinderlijk. Dit was een volwassen man. En nu werd hem gevraagd of alles goed was in Fellburn. Hij antwoordde afgemeten: 'Ja, toen ik drie dagen gelden vertrok was alles net als anders.' Op gedempte toon, met een ernstig gezicht, zei de jongeman: 'Hoe gaat het met Rosie?' Wat een brutaliteit om te vragen hoe het met Rosie ging! Dus antwoordde John kortaf: 'Het gaat heel goed met haar en ze schijnt van haar werk te houden.' 'Werkt Rosie? Is ze dan beter?' John hield zijn hoofd scheef en zei: 'Beter? Ik heb Rosie nooit ziek meegemaakt, behalve met een verkoudheid.' 'Wat zegt u? U... u bent toch haar dokter, hè?' 'Ja, ik ben haar dokter.' 'En... en u zegt dat ze nooit ziek is geweest?' 'Ja, dat heb ik gezegd.' John zag hoe de jongeman naar het drukke verkeer op de weg keek, en toen zijn hand uitstak alsof hij steun wilde zoeken bij de etalageruit, alsof hij van gedachten veranderde. Toen zei hij kortaf: 'Er... er is een koffiehuis, iets verderop. Heeft... heeft u er bezwaar tegen om daar even te praten?' John antwoordde: ik heb nog een uur voor mijn trein gaat. Goed.' Geen van beiden zei iets voor ze naar binnen waren gegaan en aan een tafeltje in de verste hoek waren gaan zitten. Ze hadden het etablissement bijna geheel voor zichzelf, er zaten slechts twee andere klanten. John bestelde de koffie en terwijl ze wachtten tot die kwam, zag John hoe de jongeman zijn hand door zijn dikke haar haalde voor hij weer zei: 'U zei dat Rosie nooit ziek was geweest?' 'Dat heb ik gezegd, behalve...' Maar John werd in de rede gevallen door de jongeman, die zei: 'Maar... maar twee keer toen ik langskwam had ze zogenaamd mazelen. En daarna, toen haar vader was gestorven, kwam ik u tegen en... en u zei dat ik niet naar haar toe mocht.' 'Nee, ik wilde niet dat je naar haar toe ging, want ik had haar iets kalmerends gegeven. Dat had ze nodig. Ze had juist de waarheid over haar vaders handel en wandel gehoord. Hij had hen tot over hun oren in de schulden achtergelaten, als gevolg van zijn vrouwen en gokken.' 'Maar... maar hoe zit het dan met het probleem dat ze had geërfd?' 'Geërd? Wat geërfd?' John zag hoe de jongeman naar zijn voorhoofd greep en zei: 'De zuster van de grootvader, degene die in een inrichting was gestorven. Ik... ik heb de brief gezien en... en zij had het ook gekregen en ik mocht niet...' 'Waar héb je het in godsnaam over?' John schoof naar voren op zijn stoel en Edward Golding slikte moeizaam toen hij stamelde: 'Beatrice, ze... ze kwam naar Newcastle en... en ze heeft me die brief laten zien. Daarin stond hoe die oude tante in de inrichting was gestorven, de zuster van de grootvader. Daarin... daarin werd haar verstandsverbijstering beschreven.' Hij zweeg even, likte langs zijn lippen en slikte moeizaam voor hij verder ging. 'Ze... ze scheen toevallen te hebben en... en iets waarvan ik dacht dat het een soort hysterie was, die maakte dat ze zich ontkleedde... ik herinner me dat dat het woord was dat de notaris gebruikte,ze ontkleedde zich, zei hij en... en dan liep ze tierend rond. En... en Beatrice zei dat...' Hij zette zijn beide ellebogen op de tafel en greep even naar zijn hoofd tot John heel rustig vroeg: 'En ze zei wat?' De jongeman fluisterde, nog steeds in dezelfde houding: 'Dat Rosie dat had geërfd... en dat ik haar daarom die twee keer dat ik langskwam niet had kunnen spreken. Ze... ze zei dat zij, omdat het nieuws me vroeg of laat toch moest worden verteld, het tot haar plicht rekende om mij het op dat moment te vertellen. Ze zei dat het voor ons allebei vreselijk zou zijn als dit in Amerika gebeurde; hier vond ze begrip en kreeg ze de juiste behandeling.' Hij keek John over de tafel heen aan, maar John voelde zich niet in staat enig commentaar te geven en de jongeman ging verder:'U... u zult zich herinneren dat Rosie heel vrolijk en uitbundig was; de eerste keer dat ik haar ontmoette zat ze boven in een boom. En ze danste in het rond en ze zong.' Hij deed opnieuw zijn ogen dicht. 'Het leek allemaal in het patroon te passen. Ik... ik voelde me verpletterd. Ik hield toen heel veel van Rosie...' mompelde hij. ik houd nog steeds van haar. Mijn hart is deze jaren vol verdriet geweest.'Toen boog hij zich naar John toe en zei op dringende toon: 'Waarom? Waarom? Waarom heeft ze dit gedaan?' Het antwoord dat John hem op dat moment had kunnen geven was: 'Omdat ze een boosaardige, bedrieglijke vrouw is.' Wat ze deze man over Rosie had wijsgemaakt, was ronduit boosaardig; wat ze hemzelf had aangedaan was bedrieglijk; ze had hem met zoete praatjes een huwelijk binnengelokt, met eigenschappen die ze niet echt bezat. Ze had met haar eenzaamheid gekoketteerd. Ze was bang om alleen te zijn en dat was waarschijnlijk de oorzaak geweest van haar vastbeslotenheid het jonge paar te scheiden en zodoende Rosie bij zich te houden. De jongeman sprak weer. 'Ze heeft me gedwongen te beloven dat ik Rosie nooit de ware reden van het verbreken van de verloving zou vertellen, omdat dit haar problemen alleen maar zou vergroten.' John stak opeens zijn hand uit en greep de jongeman bij de pols. 'Ga met me mee terug, Rosie is daar. Ze is nooit over het verlies van jou heen gekomen, dat weet ik zeker. Het was iets vreselijks wat jij hebt gedaan, maar zie nu in dat het niet jouw schuld is.' Edward Golding boog zijn hoofd en zei: 'Dat... dat kan ik niet. Ik ben getrouwd. Ik... ik heb net een maand geleden een dochter gekregen.' John liet hem los en zakte achteruit in zijn stoel. Hij staarde naar het gebogen hoofd tegenover zich en hij herhaalde bij zichzelf: 'Getrouwd, en een dochter.' Ach, het was niet meer dan natuurlijk dat hij troost had gezocht bij een ander. 'Die vrouw!' De jongeman ging gespannen rechtop zitten en keek hem strak aan. ik zou haar wel kunnen wurgen, echt wurgen. Waarom? Waarom heeft ze dit gedaan?' 'Alleen maar omdat ze het niet kon verdragen om alleen achter te blijven. Als jij met Rosie was getrouwd en in Newcastle was gaan wonen, had je hier waarschijnlijk nooit iets van gehoord, maar de gedachte dat Rosie zo ver weg zou gaan en dat terwijl haar andere twee zusters al onbereikbaar voor haar waren, maakte kennelijk dat ze het niet kon verdragen. Maar dat is geen excuus. Het was heel boosaardig om zoiets te doen. Lieve God, wat vreselijk!' Edward Golding boog zich voorover en fluisterde op dringende toon:'Wilt u het aan Rosie vertellen? Wilt u het haar uitleggen? Zeg haar dat ik... dat ik iedere dag vol verdriet aan haar heb gedacht...' Hij schudde zijn hoofd.'En aan haar ziekte. Het was af en toe ondraaglijk. Ze was zo mooi, zo... zo vrolijk. Dat was het.' Hij knikte. 'Dat benadrukte zij, Beatrice. Haar vrolijkheid, die bij die andere arme vrouw het symptoom van haar ziekte was geweest.' 'Heb je die brief ook zelf gelezen?' 'Ja. Ze heeft hem aan me gegeven nog voordat ze iets zei. Ik kan u verzekeren dat ik volstrekt radeloos werd. Maar ik begrijp nu dat zij het allemaal zo heeft bedacht. Ik mocht Rosie niet zien. En het feit dat ik toestemming moest vragen om met haar te mogen trouwen en haar mee te nemen, speelde haar in de kaart. En dan was er nog iets anders. Omdat Rosie zo ongelukkig leek, beweerde Beatrice dat... dat ze zich van haar ziekte bewust was en dat ze daarom van huis weg wilde, in de veronderstelling dat een huwelijk haar zou genezen. Die andere arme vrouw was nooit getrouwd geweest. Ze... ze liet zelfs doorschemeren dat haar grootvader wat onevenwichtig was geweest en dat dat de reden was dat hij het land aan zijn voorman of zo had gegeven. U weet wel, die man van ernaast, wiens zoon nu het huisje heeft.' John sloot zijn ogen en zijn gedachten gingen even naar zijn eigen situatie. Hij was met haar getrouwd en ze zou hem nooit laten gaan, tenzij hij zich van haar liet scheiden. Maar op welke gronden kon hij een scheiding krijgen? Dat zijn vrouw een boosaardige vrouw was, vol list en bedrog? 'Wilt... wilt u iets voor me doen?' 'Jazeker, als dat in mijn macht ligt.' 'Wilt u dit aan Rosie vertellen? Wilt u het haar uitleggen? Het zou mij veel gemoedsrust bezorgen als ze de waarheid wist, waarom ik er als een straathond vandoor ben gegaan. En ik kan u verzekeren dat ik me af en toe als de minste straathond heb gevoeld.' Er viel een korte stilte tussen hen voor Edward Golding vroeg: is Beatrice er nog steeds? In het huis? Ik weet dat ze geen geld had.' Hierop knoopte John zijn jas dicht, en pakte zijn hoed en tas. Daarna stond hij op en zei: 'Ja, ze is er nog steeds. Ik ben anderhalf jaar geleden met haar getrouwd. Ook een gevolg van haar list en bedrog.' 'Grote God!' De jongeman stond nu ook op en stamelde: 'Het... het spijt me... Maar ik... ik wist niet...' 'Rustig alsjeblieft. Maak jezelf niet nog meer verwijten. Ik ben er enige tijd geleden achter gekomen dat ik een grote vergissing heb begaan. Kom, laten we maken dat we hier wegkomen.' Hij stak zijn hand in zijn zak, haalde wat kleingeld te voorschijn en legde dit op de rekening die op de hoek van de tafel was neergelegd. Toen ze eenmaal buiten stonden, bleven ze elkaar even aankijken voor John rustig vroeg: 'Ben je gelukkig in je huwelijk?' Even zweeg Edward Golding; toen zei hij: 'Ja. Ja, in zekere zin, want ze is... nou ja, ze is een schat van een vrouw.' Een schat van een vrouw... een schat van een man. Hij hoorde nog hoe Helen Rosies woorden gebruikte: een aardige man, een aardige vrouw! Hij stak zijn hand uit en toen Teddy die greep zei hij: 'Je hebt nog een heel leven voor je. Vergeet dit alles. Ik denk dat Rosie uiteindelijk geluk zal vinden bij haar Robbie... Robbie Macintosh. Hij is de zoon van de buren. Ze heeft hem jarenlang als een broer beschouwd, maar zo ziet hij die relatie niet. En ze werken nu al enige tijd veel samen. Dus probeer je over haar geen zorgen meer te maken. Ga verder met je leven. Dat ben je je vrouw en je kind verschuldigd.' De jongeman scheen het moeilijk te vinden om iets uit te brengen. Toen hij ten slotte sprak, kwamen de woorden aarzelend. 'In zekere zin ben ik blij dat we elkaar hebben ontmoet. Maar in andere zin niet, want de zware last ligt nu bij u. Ik... ik wist 't niet... ziet u.' 'Toe alsjeblieft! Denk daar nu niet meer aan. Ik ben gewend met problemen om te gaan, ik zal dit probleem ook wel oplossen.' Terwijl hij dit zei, hoorde hij een luide stem in zijn hoofd: 'Allemachtig, reken er maar op dat ik dat zal doen!' Want hij voelde de woede in zich opkomen, een woede die zijn hoogtepunt nog niet had bereikt.
11
John kwam aan het begin van de avond thuis en nam de zijweg naar de dependance. Zijn moeder zat in de kamer te lezen. Toen ze hem zag, wierp ze het boek opzij en wilde zeggen: 'Hallo lieverd.' Maar toen ze zijn gezicht zag, zei ze: 'Wat is er aan de hand? Wat is er gebeurd?' Hij haalde diep en beverig adem terwijl hij naar haar keek, en zei: 'Een heleboel. Om te beginnen ga ik de tussendeur op slot doen. Ik wil haar niet hier binnen bij jou hebben en dat zul jij ook niet willen als je hoort wat ik te zeggen heb.' 'Grote hemel! Ga zitten, joh. Ga zitten. Wat is het?' Hij gaf haar heel in het kort een verslag van zijn ontmoeting met Teddy Golding. Toen hij klaar was, stamelde ze, met haar hand voor haar mond geslagen: 'Nee toch zeker! Zoiets zou ze toch niet doen!' 'Toch heeft ze dat gedaan. Blijf daar nu rustig zitten en probeer jezelf niet verder overstuur te maken.' 'Ze is... ik zei al tegen je dat ze de laatste tijd anders was.' 'Ze is altijd anders geweest, moeder. Zoals ze Rosies toekomst heeft gemanipuleerd, zo heeft ze dat ook met mijn toekomst gedaan. En ik heb dat meer dan eens gezegd. Maar nu is de maat vol.' 'John! John!' riep ze hem na toen hij naar de deur liep, en toen hij bleef staan en zich naar haar omdraaide, zei ze: 'Verlies alsjeblieft bij haar je zelfbeheersing niet. Bedenk wel dat ik nog steeds hier woon en... en dat ik je nodig heb.' Hij zei niets, maar liep naar buiten, over het terrein en door de voordeur het huis in. Toen hij Frances naar de keukendeur zag lopen, riep hij: 'Waar is mevrouw?' 'O, bent u het, meneer. U bent terug? Nou, ze is naar het land beneden gegaan. Ze is heel boos, want de zigeuners zijn weer op het land gekomen. Weet u, vroeger deden ze dat ook, maar ze zijn al enige tijd niet meer teruggeweest. Ze was er al heen gegaan om hen te waarschuwen, maar ze trokken zich er niets van aan en gingen toch het land op, en...' Ze zweeg, maar hij wachtte niet tot ze verder ging, in plaats daarvan liep hij haastig de gang door naar de werkkamer van Beatrice. Daar trok hij de ene lade van haar bureau na de andere open en rommelde in de ordelijk gerangschikte papieren. Toen hij de brief niet vond en op het punt stond de kamer uit te gaan, viel zijn blik op de bovenste plank in de nis naast de haard waar hij een aktentrommel zag staan. Hij liep terug naar het bureau, ditmaal naar de middelste lade, waar hij wist dat ze haar sleutels bewaarde, en binnen enkele seconden had hij de doos op de tafel en haalde de ene perkamenten akte na de andere eruit tot hij een lange, witte envelop zag. De kop boven de brief die erin zat vertelde hem dat dit was wat hij zocht. Toen hij de brief had gelezen, begreep hij hoe gemakkelijk het voor Beatrice was geweest om haar zusters leven te ruïneren. Hij schoof de brief weer in de envelop en stopte die in zijn zak, deed de akten weer in de trommel en zette die terug op de plank. Toen hij de hal weer inkwam, stond Frances er nog steeds. Ze kwam snel naar hem toe en zei:'Dokter,meneer,ik... ik heb dat net niet gezegd...' Ze voegde er niet aan toe dat hij haar die kans niet had gegeven, maar ze ging verder: 'Mevrouw heeft een geweer meegenomen.' Hij holde onmiddellijk weg, het gazon over, door de tuinen en het bos naar het land langs de rivier. Maar voor hij daar was hoorde hij haar al schreeuwen. Een gele woonwagen met één paard tussen de disselbomen en een ander achter de wagen gebonden, werd moeizaam achteruit naar het hek gemanoeuvreerd door een oude man en een vrouw, met twee jongelui en enkele kinderen, die allemaal schreeuwden naar de gestalte die naast de boom stond met het geweer in de aanslag. Hij was Beatrice zo snel van achteren genaderd dat hij in staat was het geweer omhoog te slaan voor ze zich ook maar enigszins van hem bewust was. En toen worstelde hij met haar. Hij voelde zich niet bezwaard om haar met behulp van zijn vuist tegen de stam van de boom te laten tuimelen, waar ze heel even verbijsterd bleef staan, met grote ogen waarin tranen opwelden, en een vuurrood gezicht. Hij hield het geweer nu in de hand en hij schreeuwde tegen de man dat hij moest stoppen. 'Ga terug! Blijf zo lang je wilt. Je zult niet meer worden lastiggevallen.' Ze zwegen nu allemaal en staarden hem aan. 'Dank u wel, baas. Dank u wel,' riep de man. 'Het is maar voor een paar dagen. Dank u wel en God zegene u.' Daarna leidde een van de jongere mannen het paard en de woonwagen de weg op, keerde daar, en zo liepen ze allemaal het land weer op. Hij bleef naar hen staan kijken tot ze de plek bereikten waar het bronwater in de paardentrog stroomde en overliep in een pijp die naar de rivier leidde. Hij had van Robbie gehoord dat tot de grootvader stierf, ieder jaar dezelfde zigeunerfamilie was gekomen en dat hij zelf een aantal kinderen had zien opgroeien. Als hij het zich goed herinnerde, had de oude man zes zonen en waren er vroeger drie woonwagens. Nu was er maar één woonwagen en twee aanhangwagentjes, die waarschijnlijk als slaapruimte werden gebruikt. De oude dame was waarzegster en ze hielden zich in leven met het maken van kleerhangers en manden, die door de kinderen langs de deur werden verkocht. Hij keerde zich naar Beatrice en zag haar een eindje bij de boom vandaan staan, met haar hand tegen haar achterhoofd. 'Hoe durf je!' schreeuwde ze. En toen weer:'Hoe durf je!' 'Ga onmiddellijk naar huis!' Haar ogen werden groot, donkerder - als dat mogelijk was -en toen stamelde ze: 'Wat zei je daar?' ik zei: ga onmiddellijk naar huis! Want als je dat niet doet, zwaait er wat,godsamme! Ik geef je een pak slaag of ik wurg je!' Ze deinsde achteruit. Hij zag eruit alsof hij door het dolle heen was. Ze voelde opeens een grote angst voor hem. Maar toen hij nog een stap naar haar toe deed en zij op het punt stond naar het bos te hollen, greep hij haar bij de arm en sleepte haar mee langs het hek, tot bij een opening naar een ander stuk land langs de rivier. Toen hij naar de oever liep, waarbij hij haar nog steeds met zich meesleepte, riep ze: 'Je bent gek! Je bent gek!' Hij liet haar niet los tot ze de rivier hadden bereikt, en daar hief hij het geweer aan het eind van de loop, en zwaaide ermee boven zijn hoofd voor hij het losliet en in het water zwiepte. Ze had niet erger geschrokken kunnen zijn als hij had geprobeerd haar te verdrinken. 'Dat... dat was vaders geweer.' 'Houd je mond! En ga onmiddellijk terug naar huis en naar boven.' 'Wat?' Ze deinsde achteruit, stap voor stap, alsof ze het terrein wilde opmeten, of misschien om genoeg afstand van hem te nemen en zich dan om te draaien en weg te hollen. En dat deed ze dan ook. Ze holde het land over, het bos in, en hij kwam haastig achter haar aan, waarbij hij haar al die tijd in het oog hield. Toen hij de hal binnenkwam, draaiden de twee dienstmeisjes, Frances en Janie, zich verschrikt om en toen ze zijn blik zagen, deinsden zij ook achteruit. Daarna zagen ze, vol ontzag, hoe hij met twee treden tegelijk de trap op rende. En toen de deur dichtviel, keken ze elkaar even aan voor ze naar de voet van de trap liepen en met scheefgehouden hoofd hun oren spitsten om te horen wat de dokter riep. 'Jij boosaardig, slecht, afschuwelijk wezen! Als er hier iemand de krankzinnigheid van je oudtante heeft geërfd, dan ben jij het wel.' Beatrice stond bij het hoofdeind van het bed met haar handen tegen haar hals geslagen. Toen zette ze grote ogen op en haar mond viel open, want ze begreep wat er aan de hand was. Het was niet haar houding jegens de zigeuners die hem woest had gemaakt, maar... O nee! Nee! Ze schudde haar hoofd en hij viel tegen haar uit: 'Je kunt je hoofd zoveel schudden als je wilt, vrouw, en op dit moment zou ik jou het liefst door elkaar rammelen. Je bent een vals, boosardig kreng. Om het leven van je zusje te ruïneren. Ja, laat je mond nog maar verder openzak-ken. Het is pech voor jou dat ik Teddy Golding in Londen tegen het lijf liep. Zijn eerste vraag gold Rosie. Was ze nog steeds thuis of - hij zei het niet met zoveel woorden - zat ze in het gesticht? Want dat had jij laten doorschemeren, net als degene die in deze brief wordt genoemd.' Hij haalde de envelop uit zijn broekzak en zei: 'Goed zo, ga maar op het bed zitten, want je zult alle steun die je kunt krijgen nodig hebben. En waarom heb jij, toen je toch bezig was, het bewijs van de brief die je van de notaris had gekregen, niet verbrand? Je bewaarde die brief om hem te laten zien dat jouw smerige plannen een grond hadden.' Hij hield opeens op met schreeuwen. Het zweet stroomde over zijn gezicht. Ze staarde hem aan met ogen die zo groot waren dat ze uit hun kassen puilden. Toen verbrak hij de onheilspellende stilte door te zeggen: 'Marion is aan je klauwen ontsnapt. Helen ook. En Rosie wilde hen volgen om van jou verlost te zijn, want ze wisten wie je was, je was je vaders dochter. En je bént je vaders dochter, nietwaar? Want als er één vrouw is die hoereninstincten heeft geërfd, dan ben jij het wel. Je had de baan op moeten gaan om mannen te verslinden, zoals je dat bij mij hebt geprobeerd. Je hebt me gestrikt om met je te trouwen. Ik zie dat nu net zo duidelijk als de opzet waarmee je Rosie naast je wilde houden, want je was bang om alleen achter te blijven in dit mausoleum van een huis dat jouw obsessie is. Heb je nooit overwogen er een hoerenkast van te maken? Of om hoerenmadam te worden? Het is een wonder dat je niet met Needler of Oldham op zolder zat. Ik vraag me nu af waarom de jonge Arthur Winter opeens zijn ontslag nam. Ik herinner me nog hoe ik hem op zekere dag met jou in de tuigkamer zag. Toen ik de deur openduwde, viel jij daardoor bijna plat op je gezicht, en die knul zag er niet alleen gegeneerd uit, maar ook bang. Ik heb er op dat moment niets bijzonders achter gezocht, maar later wel. Nou, laat me je wel vertellen dat jij van nu af aan een ander zult moeten zoeken om aan je lichamelijke behoeften te voldoen, want ik zou je niet meer aan willen raken, ook al lag je stervend aan mijn voeten. Je stinkt, je bent smerig. Als mijn moeder er niet zo slecht aan toe was geweest, en je haar niet zo had afgezet - ja, ik noem het afzetten om iemand stiekem over te halen voor vijf jaar vooruit te betalen, en ik zou dat zeker hebben tegengehouden - dan was ik hier morgen al weg. Maar van nu af aan woon ik daar en waag het niet om bij me in de buurt te komen, of God mag weten waartoe ik in de verleiding kom om je aan te doen. Op dit moment zou ik je het liefst op je gemene, achterbakse gezicht slaan.' Hij haalde diep adem, draaide zich toen met een ruk om en stapte zijn kleedkamer binnen. Hij trok de ene lade van de kast na de andere open, smeet zijn kleren op de kleine bank en de leunstoel. Daarna liep hij naar een kleerkast waar hij een paar pakken uit haalde. Toen trok hij de deur naar de gang open, en riep: 'Frances! Janie! Kom hier!' Het was alsof hij wist dat ze allebei nog steeds onder aan de trap zouden staan. Toen ze met bleke gezichten in de deuropening verschenen, zei hij: 'Neem zo veel van deze kleren mee als jullie kunnen dragen en leg ze neer bij de verbindingsdeur naar de dependance.' Toen de meisjes, met trillende handen, wat kledingstukken opraapten, pakte hij twee koffers en begon het restant van zijn overhemden en ondergoed erin te stoppen. Het duurde een paar minuten voor de meisjes terugkwamen, en toen hij zag dat ze zichtbaar beefden, zei hij met kalme stem: 'Willen jullie deze koffers er alsjeblieft ook bij zetten? Ik ga nog even wat boeken uit de logeerkamer halen. Ik neem mee wat ik op dit moment nodig heb, de rest kan ik later wel halen.' Geen van hen zei iets. Hij liep langs hen heen de gang in, naar de logeerkamer, waar zijn boeken op diverse planken stonden uitgestald. Het waren voornamelijk medische boeken en de reden waarom ze niet in de bibliotheek beneden waren gezet was dat het grootste deel van de kasten daar gevuld waren met in leer gebonden boeken, en hij had al snel ontdekt dat Beatrice alles netjes wilde houden, dat de hele inhoud van de bibliotheek voornamelijk voor de show was, evenals een aantal eerste drukken achter glazen deurtjes. De oude kolonel was een verzamelaar geweest, maar geen lezer. En dus waren zijn eigen gehavende exemplaren naar de kasten in de logeerkamer verwezen. Hij pakte hier en daar wat boeken tot hij zijn armen vol had, en toen liep hij weer naar beneden. Het was heel stil in huis. Het was alsof er zojuist een sterfgeval had plaatsgevonden. En ja, er was inderdaad sprake van een sterfgeval, want hun huwelijk was nu beslist voorbij. En met wat zij had gedaan, had ze Rosie bijna kapotgemaakt. Hoewel het lang geleden was gebeurd, vertoonde Rosie nog steeds die blik van verdriet, zelfs achter haar lach. Als zijn spullen eenmaal in de dependance waren, zou hij naar Rosie gaan om die blik uit haar ogen te verdrijven... Het was nog geen twintig minuten later toen hij, op weg naar Robbies huis, Rosie zag naderen. Ze glimlachte toen ze naar hem toe liep en ze zei onmiddellijk: 'Dus je bent weer terug. Ik dacht dat je pas later thuis zou komen. Ik ga naar binnen om een koffer te pakken. Ik heb vandaag een brief van Helen gehad: ze komen vanavond terug uit Londen en ze wil dat ik een tijdje bij haar kom logeren. Ze maakt zich erg ongerust over Leonard, hij schijnt niets beter te zijn geworden.' Ze zweeg en zei toen: is er iets aan de hand? Wat is er?' Voor hij haar vraag beantwoordde, zei hij: 'Leonard? Wat is er met Leonard?' 'Nou, zoals je weet is hij ziek. Daarom zijn ze naar Zwitserland gegaan. Voor zijn tuberculose. Maar... maar wat is er? Waarom kijk je zo? Is er iets in de stad gebeurd?' Hij pakte haar arm, draaide haar voorzichtig om en liep met haar terug naar Robbies huis, zeggend: 'Ja, er is in Londen iets gebeurd en... en dat gaat jou aan.' 'Mij?' 'Ja, jou. Dat zei ik.' 'Maar hoe dan? Hoezo?' 'Wacht maar even tot we binnen zijn. Ik denk dat Robbie dit ook zal willen horen.' Ze zweeg, maar ze begon sneller te lopen om hem bij te houden. Zonder te kloppen deed hij de keukendeur open en duwde Rosie voor zich uit naar binnen. Robbie en zijn moeder keken hen verbaasd aan. Annie herhaalde Rosies woorden toen ze John aankeek en zei: is er iets aan de hand? Wat is er? Is er iets gebeurd?' 'Ja Annie, je kunt wel zeggen dat er iets is gebeurd. Laten we gaan zitten.' Robbie schoof een stoel bij voor Rosie en ging toen naast haar zitten. Maar hij stelde geen vragen, hij hield alleen maai zijn ogen op John gericht. John boog zich over de tafel heen, greep Rosies hand en zei: 'Je kunt die bozigheid laten varen, en ook uitje hart: Teddy heeft jou nooit de bons gegeven.' 'Wat?' Het klonk als een zachte jammerkreet. 'Je hebt gehoord wat ik zei. Die beste Teddy heeft jou nooit de bons gegeven. De simpele waarheid is dat hij door jouw lieve zuster ervoor is gewaarschuwd dat hij zou worden opgezadeld met een vrouw die uiteindelijk krankzinnig zou worden, net als je oudtante, die naar verluidt naakt heeft rondgedanst.' Rosie maakte haar hand los uit de zijne. Ze fluisterde: 'Nee toch zeker! Dat zou ze vast niet doen! Vast niet!' 'Toch wel, en heel uitvoerig.' Vervolgens beschreef John hoe hij Edward Golding had ontmoet en wat er was gebeurd. Toen hij was uitgesproken, heerste er aan de tafel een volstrekte stilte. Zelfs Annie gaf geen commentaar. Toen vroeg Rosie rustig: 'Waar is hij nu?' in Londen, maar hij gaat morgen naar Amerika terug.' Even zweeg hij, toen voegde hij eraan toe: 'Hij heeft nu een vrouw en een baby.' John zag Rosies ogen groot worden. Toen keek ze naar de tafel, naar de plaats haar handen ineen waren geslagen, en ze zei kalm: 'Nou, dat doet er nu niet meer toe.' En ze legde een hand op Robbies hand, waar die de rand van de tafel vastgreep. Hij pakte haar hand stevig vast maar zei niets, zodat de blik in zijn ogen haar moest vertellen wat zijn gedachten waren. Toen draaide hij zich om en keek naar zijn moeder, maar de woorden die zij mompelde waren onverstaanbaar. Iedereen schrok op toen Rosie overeind sprong en zei: in zekere zin heeft ze me een dienst bewezen, maar ik zal haar nooit vergeven wat ik heb moeten doorstaan. Nee! Ik zal het haar nooit vergeven. Ze is slecht! Slecht! Dat is ze altijd al geweest. Ik wist dat ze slecht was. Daarom wilde ik weg. Er was altijd al iets vreemds met haar. Als iemand de eigenschappen van tante Ally heeft geërfd, dan is zij het wel.' Ze knikte naar John en zei: 'Ja. Misschien heb je wel gelijk. Ik denk eigenlijk dat je gelijk hebt.' Toen schudde ze haar hoofd, alsof haar zojuist iets inviel, en ze zei:'Maar jij bent met haar getrouwd, John.' 'Ja, ik ben met haar getrouwd, liefje. Maar laat dat maar verder aan mij over. Ik ga bij moeder in de dependance wonen tot ik ergens iets geschikts heb gevonden. Hoewel ze, zoals je weet, zo listig is geweest om moeder te dwingen een contract voor vijf jaar te tekenen. Met vooruitbetaling uiteraard. Ze is in alle opzichten een duivelin vol listen.' Rosie keek Annie aan en zei: 'Ik stond op het punt erheen te gaan om mijn koffers te pakken om, zoals u weet, naar Helen te gaan. Maar als u het niet erg vindt, breng ik de rest van mijn spullen hierheen, want ik wil niet meer bij haar in dat huis wonen. Ik... ik ga een tijdje bij Helen logeren,en...' 'O meisje, waarom moet je dat nog vragen? Dit is je echte thuis, dat is het altijd geweest. Ga maar gauw je koffers halen. Robbie gaat met je mee.' 'Nee, nee.' Rosie keerde zich naar Robbie en keek hem aan. "Ik ga alleen.' Bij wijze van antwoord liep Robbie naar de deur, haalde zijn jas en pet van de haak en zei:'Ik ga niet mee naar binnen. Ik heb geen enkele behoefte om dat huis binnen te gaan, maar ik ga mee om je spullen te dragen.' Rosie staarde hem aan.Toen keek ze naar John en zei rustig: 'Ik heb nu vooral met jou te doen. Ik... ik voel me vrij. Het is net... het is net alsof ik mijn hele leven onder gevoelens van afwijzing heb geleefd, zonder te weten waarom, alleen dat afwijzing niet goed is voor je zelfrespect. Maar... maar jij, jij zit aan haar vast.' 'Maak je daar geen zorgen over. Ga nu maar gauw en handel dit af. Daarna kun je aan je eigen leven beginnen.' John keek van de een naar de ander. Het was Robbie die antwoordde: 'Ja John, we gaan een nieuw leven beginnen, en dat werd hoog tijd ook. Maar we hebben nog jaren voor ons en we zullen de verloren tijd inhalen.' Hij pakte Rosie bij de arm en zei: 'Ze weet wat ik voor haar voel... eindelijk.' Toen ze weg waren, greep Annie Johns hand, schudde die en zei: ik kan in alle eerlijkheid zeggen, John, dat dit de gelukkigste dag van mijn leven is. Mijn zoon heeft eindelijk bereikt wat hij wilde, en als er iemand voor heeft gewerkt en erop heeft gewacht, dan is hij het wel.' Bij de voordeur van het huis zei Robbie zacht: 'Probeer kalm te blijven. Hoe minder er wordt gezegd, hoe sneller je ervan af bent, en dit zou wel eens de laatste keer kunnen zijn dat je haar hoeft te spreken.' Rosie antwoordde met een knik en ging naar binnen. Frances kwam de trap af en Rosie wachtte tot ze beneden was voor ze vroeg: 'Waar is juffrouw Beatrice?' Frances stotterde een beetje toen ze zei: 'Ze... ze z... z... zit in haar w... werkkamer, juffrouw, en ze is in alle s... s... staten.' 'Wil jij me even helpen met inpakken?' inpakken?' 'Ja Frances, ik verlaat dit huis,' - ze keek om zich heen -'voorgoed.' 'O juffrouw, u óók!' 'Er zit niets anders op, Frances. Wil je me helpen?' 'Jazeker juffrouw.' Ze draaide zich om en liep achter Rosie aan naar boven, waar net als eerst, laden werden opengetrokken en kleren in koffers werden gepropt. En toen er ten slotte drie koffers waren gevuld, pakte Frances er twee op en Rosie de derde, en met nog wat losse kledingstukken over haar arm verliet ze zonder één keer om te kijken de kamer die vanaf haar tiende haar eigen kamer was geweest. Frances had de koffers neergezet en daarna stapte ze achteruit de hal in om de andere koffer en de losse kledingstukken van Rosie aan te pakken. Maar opeens verscheen haar mevrouw vanuit de gang. Beatrice's haar zat in de war en ze keek met een verwilderde blik om zich heen. Ze sprong boos op Rosie af en gilde: 'Wat ben jij van plan?' Ze duwde Frances opzij en keek woest naar de man die op de stoep stond, met de koffers aan zijn voeten, waarna ze de deur met een klap dichtsmeet. Met haar rug ertegenaan schreeuwde ze: 'Wat ben jij wel van plan?' 'Je ziet heel goed wat ik van plan ben: ik ga weg.' 'Daar komt niets van in. Helemaal niets. Ik heb veel te veel voor jou overgehad om nu zomaar...' 'Houd je mond! Wat jij hebt gedaan is proberen mijn leven te ruïneren met jouw leugens en geïntrigeer. Je bent slecht. Dat ben je altijd al geweest.' Hierop draaide Beatrice zich om en schreeuwde tegen Frances: 'Maak dat je wegkomt!' En het meisje rende snel weg, de hal door naar de deur die naar de keuken leidde. Maar ze deed de deur niet dicht en ze kon haar mevrouw horen gillen: 'Die man, of die zogenaamde man van mij, is een leugenaar. Hij heeft je de halve waarheid verteld. Wat ik heb gedaan, heb ik voor jou gedaan, want...' 'Je hebt helemaal niets voor mij gedaan. Je hebt het gedaan omdat je niet alleen achter wilde blijven in dit afgrijselijke huis. Je was toen niet getrouwd, en er was geen enkele hoop dat er ooit iemand zou komen die jou zou willen. En ik vroeg me af waarom John erin is getrapt. Maar nu weet ik dat het uit medelijden met jou was. Ik heb totaal geen medelijden met jou, maar ik zou je in zekere zin dankbaar moeten zijn voor wat je hebt gedaan. Ik werd gekweld door het gevoel dat ik was afgewezen, maar nu weet ik wat mijn ware gevoelens zijn. Ik weet dat ik altijd van Robbie Macintosh heb gehouden en ik ga bovendien met hem trouwen, en' - ze gilde nu bijna - 'ik ga hiernaast wonen. Heb je me gehoord?' Beatrice slaakte een gil toen ze zich op haar zusje stortte en haar bijna haar evenwicht deed verliezen. 'Nooit! Dat nooit! Ik zie je nog liever dood. Om getrouwd te zijn met die grove, onnozele...' 'Laat me los!' 'Niets daarvan. Je gaat niet. Ik zie je nog liever dood.' Rosie sloeg met gebalde vuist omhoog, tussen de handen van haar zuster door die haar bij de schouders vasthielden, en ze raakte haar op haar mond. Beatrice liet haar los maar viel niet achterover, ze wankelde slechts even en betastte snel haar gezicht. En toen ze naar haar hand keek en het bloed zag, slaakte ze een kreet van schrik. Vol razernij viel ze Rosie weer aan en het leek of ze van plan was haar het haar uit haar hoofd te rukken, toen de voordeur werd opengeduwd, evenals de keukendeur, en Frances en Janie Bluett de hal inholden om Robbie te helpen toen hij probeerde Rosie te bevrijden uit de klauwen van Beatrice. 'Mevrouw! Mevrouw! Hou op! Hou toch op!' De meisjes hielden Beatrice vast. Het bloed stroomde uit haar mond over haar kin en handen terwijl ze haar in bedwang bleven houden, want de aanblik van Robbie deed haar allesverterende woede nog verder toenemen en ze gilde luidkeels: 'Weg! Maak dat je wegkomt! Mijn huis uit!' Maar hij wierp, met één arm om Rosies bevende lichaam, en haar koffer in zijn andere hand en haar jas over zijn schouder, Beatrice een vernietigende blik toe en schreeuwde tegen haar: 'Ja, ik maak dat ik wegkom en ik neem je zusje voorgoed mee. En ik zeg dit tegen jou: als er iemand in jouw familie krankzinnige trekjes heeft geërfd, dan ben je het wel zelf!' Deze opmerking had Beatrice wellicht opnieuw tot woeste razernij kunnen brengen; maar het effect was tegenovergesteld, want de dienstmeisjes voelden hoe hun mevrouw slap werd onder hun handen, en daarna begon ze te trillen en te beven. Tom Needler was op de oprit verschenen en Robbie riep tegen hem: 'Zou jij de rest van haar bagage even naar beneden willen halen,Tom?' Tom kwam haastig met grote ogen naar hen toe en zei: 'Jawel, dat zal ik doen. Maak je maar geen zorgen, ik breng de rest wel naar het hek.' Rosies gezicht bloedde uit twee schrammen die door nagels op haar rechterwang waren veroorzaakt. Haar lichaam beefde ook maar dat kwam van het ingehouden huilen. Toen ze het hek bereikten, riep Robbie achterom tegen Tom: 'Laat alles hier maar staan, Tom. Ik kom de rest straks wel halen.' 'Uit wat ik zo van haar heb gezien,' riep Tom Needler, 'zal ze voorlopig niet op de uitkijk staan om te zien wat ik uitspook. Dus laat ik de boel hier maar staan, ik breng alles straks wel naar jullie huis.' Rosie was wakker, maar ze had haar ogen nog niet opengedaan. Ze wist dat ze in Robbies bed lag en haar geest was volmaakt helder met betrekking tot wat er de afgelopen nacht was gebeurd. Ze kon zich herinneren dat ze niet op had kunnen houden met huilen. Mevrouw Annie had haar in haar armen genomen, maar ze had nog steeds niet op kunnen houden. Toen was John gearriveerd en hij had de schrammen op haar gezicht verzorgd. Hij had kalmerende woorden gesproken over haar toekomst en over hoe gelukkig ze zou worden. Maar ze had nog altijd niet op kunnen houden met huilen. Toen had hij haar iets laten drinken en moest ze in slaap zijn gevallen. Maar nu, nu ze een hand voelde die de hare van de sprei optilde, deed ze haar ogen open en keek Robbie aan. Hij boog zich over haar heen en zei glimlachend: 'Je hebt lang geslapen. Voel je je nu beter?' Het duurde even voor ze antwoordde. Ze wist niet of ze zich beter voelde of niet. Haar gezicht deed pijn, ze tastte met haar andere hand naar haar wang en vroeg zacht: is het erg?' 'Het is genoeg,' antwoordde hij op zijn plompverloren manier. 'Maar John zegt dat het niet diep is, en dat is mooi. Het zal snel genezen.' Ze merkte dat het pijn deed als ze haar hoofd opzij wilde draaien om hem beter te zien. Toen zei ze kalm:'Het is voorbij.' 'Ja liefste, het is voorbij.' Ze zag hoe hij zijn hoofd even boog.Toen keek hij haar weer aan en zei: ik heb het buiten allemaal kunnen horen. Was het waar wat je zei?' Er was niets bedeesds in haar antwoord, alleen maar een eenvoudig: 'Ja Robbie, het was waar.' 'En niet als een broer of zo...?' 'Nee, niet als een broer of wat dan ook. Maar wel wat het al jaren geleden had moeten zijn als ik... als ik enig benul had gehad.' Hij tilde haar hand op en bracht die naar zijn borst. 'Hoe lang heb je deze gevoelens al... voor mij, bedoel ik?' 'O, al enige tijd. Maar... maar ik geloof niet dat ik je dat ooit kon hebben verteld, omdat ik nog steeds dat vreselijke gevoel van afgewezen te zijn met me meedroeg.' 'Ach liefje toch. Je kon toch weten dat je van mij nooit afwijzing zou hoeven vrezen, want ik heb al je hele leven van je gehouden. Toen je een kind was hield ik al van je. Daarna hield ik van jou als meisje, en dat was heel pijnlijk, omdat ik wist hoe jij mij zag. Maar het was lang niet zo pijnlijk als toen je een jonge vrouw werd en op het punt stond te gaan trouwen.' 'O Robbie, Robbie!' Ze was uit de kussens overeind gekomen, bracht haar gezicht tot dicht bij het zijne en zei: 'Zal ik jou eens wat zeggen? Je hebt me nog nooit gekust. Je hebt me wel gestreeld en omhelsd, maar je hebt me nog nooit gekust.' 'Rosie toch.' Zijn gezicht stond vrolijk. Toen drukte hij zijn lippen zacht op de hare en hij hield de kus even vast. Daarna duwde hij haar gezicht weg en zei: 'Dit was maar een introductie. Als je wang beter is, zal ik het goed doen.' Ze probeerde te glimlachen en mompelde: 'Robbie, ik houd van je. Ik houd echt van je. Ik... ik heb zulke gevoelens nooit gehad bij... nou ja, bij Teddy. Wanneer ik erop terugkijk, lijkt dat een meisjesachtige dwaasheid, iets dat alle meisjes door moeten maken. Geloof je me?' 'Ik geloof je. Ja, ik geloof je. En alles wat ik nu wil weten is: 'Hoe snel denk je dat we kunnen gaan trouwen?' Hij moest grinniken toen ze zei: 'Morgen, of hoogstens over een week. In elk geval zo gauw mogelijk. Maar ik wil wel graag in de kerk trouwen.' 'Ik ook, lieverd. Hoewel de dame beneden' - hij lachte - 'me een hypocriet zou noemen. Maar er zit wel iets in wat jij zegt, want hoe sneller het gebeurt, hoe eerder we de winterkool erin kunnen hebben.' Het bed schudde van hun gezamenlijke gelach, en Annie Macintosh, die juist op dat moment de kamer binnen had willen komen, bleef met haar hand op de deurkruk staan, aarzelde even, en draaide zich toen om en liep langzaam weer naar beneden. Maar toen ze onder aan de trap stond, keek ze omhoog naar het plafond en zei: 'Eindelijk, goddank. Maar het werd wel hoog tijd.'
12
Toen John het huis vanaf de oprijlaan zag, vroeg hij zich af waarom hij had aangeboden hen met het wagentje te halen. Robbie had Rosie net zo goed met de kar kunnen brengen. Het had haar niet kunnen schelen hoe ze hier kwam, zolang hij maar bij haar was. Robbie zei zacht:'Het is een mooi huis. Beeldschoon.' 'Van binnen is het nog mooier,' zei Rosie. Hij glimlachte naar haar maar gaf geen commentaar. John bracht het paard tot stilstand onder aan de vier treden van de stoep. Maar voor hij van de bok klom, keek hij naar Helen, die bijna op ooghoogte bovenaan stond, en zijn hart bonsde tegen zijn ribben, zodat het oude verdriet weer bovenkwam. Ze holde de stoep af en drukte Rosie tegen zich aan, voor ze zich naar Robbie omdraaide en zei: 'Wat leuk om jou te zien, Robbie.' John was blijven zitten; ze keek naar hem op en haar stem veranderde toen ze zei: 'Hallo John.' 'Hallo Helen.' Hij dwong zich tot een glimlach terwijl hij naar het hoofd van het paard wees en zei: 'Waar moet ik hem laten?' 'O, Henry zal dat wel regelen. Kijk, daar heb je hem al.' Er verscheen een kleine, gezette man en ze wees naar het paard en zei: 'Wil je hem alsjeblieft stallen, Henry?' 'Ja mevrouw.' Er lag een brede glimlach op het gezicht van de man. Maar hij keek snel op toen John van de bok klom en zei: ik zal niet zo lang kunnen blijven. Zet hem alleen maar even binnen, omdat ik vrees' - hij keek naar de lucht - 'dat we een flinke bui gaan krijgen, of onweer.' 'Goed meneer.' De man liep weg met het paard en het rijtuigje. John liep naast Robbie achter de twee zusters aan en zette voor het eerst voet in Col Mount. Hij dacht terug aan de dag dat Helen het hem vanaf Craig's Tor had gewezen en hij vond nu dat de naam eigenlijk niet bij het huis paste. Het was een stoere naam, terwijl deze hal, met het roze behang, de schilderijen met vergulde lijsten, de gewreven vloer, verspreide tapijten en zachtroze beklede stoelen en gordijnen allesbehalve mannelijk leken. Misschien hadden betimmerde wanden en een brede eikenhouten trap beter gepast bij de ingang van een huis dat zo heette. Ze stonden in de zitkamer en hier was de vrouwelijke invloed nog nadrukkelijker aanwezig. Maar op dat moment ontging hem dat, want hij staarde naar de man die zich uit een stoel overeind had gehesen en Robbie een hand gaf. Hij kon zich niet voorstellen dat dit de man was die hij al die jaren was blijven benijden, terwijl hij hem in gedachten altijd als een lange man met een militaire houding was blijven zien. Deze man was nog steeds lang, maar hij zag er uitgemergeld uit. 'Hallo dokter, wat leuk u weer te zien. Het is lang geleden dat we elkaar voor het laatst hebben ontmoet.' 'Ja, het is lang geleden.' Hij weerhield zichzelf ervan te vragen: 'Hoe gaat het met u?' 'Nou, laten we hier niet als een stelletje zoutpilaren blijven staan, zoals de kokkin zou zeggen. Ga zitten... Hallo lieverd.' Hij keek Rosie aan maar hij kuste of omhelsde haar niet. In plaats daarvan stak hij zijn hand uit en raakte voorzichtig haar wang aan. John was niet gaan zitten en Helen herhaalde de woorden van haar man: 'Ga toch zitten, John.' Hij had zich afgevraagd waarom hij niet was gaan zitten en nog steeds bleef staan; hij schreef dit toe aan de verandering die hij in deze militaire man zag, want hij herkende een ophanden zijnd sterfgeval wanneer hij er een zag, zelfs van een afstand. Toen hij ging zitten, hoorde hij Helen zeggen: ik zal bellen om thee.' En hij besefte dat zij zich eveneens slecht op haar gemak voelde, dat ook zij was veranderd. Ze leek veel ouder, maar ook mooier. Na afloop kon hij zich niet herinneren wat hij bij de thee had gegeten. Alles wat hij zich herinnerde was dat Leonard grapjes maakte met de twee dienstmeisjes, Hannah en Betty, die de thee binnenbrachten en dat ze blozende, opgewekte vrouwen van middelbare leeftijd waren. Toen de thee was afgeruimd, was er een stilte over het vijftal neergedaald, tot Rosie opgewonden vertelde: ik... we gaan trouwen, Robbie en ik.' Ze stak haar hand uit en greep Robbies hand. 'Maar... maar het is allemaal heel plotseling gegaan en ik zal John jullie het verhaal laten vertellen.' Ze keerde zich naar hem toe en zei: 'Vertel jij het maar, John. Alles, alsjeblieft! Het hele verhaal.' Hij voelde dat hij bloosde. Hij had hier niet op gerekend. Hij had gedacht dat zij het verhaal zou vertellen, op haar eigen manier, en daarom zei hij:'Het... het zou eigenlijk uit jouw mond moeten komen, Rosie.' 'Nee, toe. Alsjeblieft John. Ik zou het echt niet kunnen vertellen. Ik bedoel...' Ze boog haar hoofd en hij keek van Helen naar Leonard, en na een lange stilte zei hij: 'Nou, het zat zo. Ik was voor vier dagen naar Londen voor een nascholingscursus, en toen liepen we elkaar op straat tegen het lijf.' Hij zweeg hier en zei toen:ik heb het over Teddy Golding...' 'Teddy Golding?' Helens stem was hoog van verbazing en hierop stak haar man zijn hand uit, klopte haar op de knie en zei: 'Stt! Luister, lieve.' En toen John verder ging, luisterde ze. Af en toe wierp ze een blik op Rosie, alsof ze wilde zeggen: ik kan het gewoon niet geloven.' Toen John het eind van het verhaal naderde, liet hij de scène tussen Beatrice en hem weg. Maar hij vertelde wel: ik weet dat ik dit voor me had moeten houden, maar ik wist ook hoe Rosie zich voelde. Ze had me zelf verteld dat het gevoel te zijn afgewezen af en toe ondraaglijk was, vooral, lijkt me, omdat ze de reden ervan niet wist. De manier waarop Teddy haar had afgewezen leek zo terloops, en wetend wat zich eerder tussen hen had afgespeeld, had ze het onmogelijk gevonden dit te verwerken. En een andere reden waarom ik het gevoel had dat haar dit moest worden verteld, was dat als ze ooit trouwde, of zoals ik misschien moet zeggen, zichzelf ooit toestond te trouwen, dit gevoel haar zou zijn bijgebleven, want ze had alle vertrouwen in mannen verloren.' Hij keek naar Rosie en ontmoette haar betraande ogen. 'En het had haar ervan weerhouden haar ware gevoelens voor Robbie te tonen.' Hij haalde diep adem en zei: 'De rest kan Rosie je zelf vertellen. Maar ik denk dat haar gezicht boekdelen spreekt.' Helen stond op uit haar stoel en liep naar Rosie. Ze trok haar van de bank overeind, sloeg haar armen om haar heen, maar bleek niets uit te kunnen brengen. Dus zei Rosie: 'Laat maar, Helen. Het... het gaat wel weer. Sinds John me de waarheid heeft verteld, is dat nare gevoel verdwenen en voel ik me niet langer mislukt. Toch is dit alles ten koste van John gegaan. Het heeft zijn leven ondersteboven gezet.' Hierop merkte John prompt op:'Daar hoef jij je geen zorgen over te maken, Rosie, het stónd al enige tijd op zijn kop.' 'Wat ga je doen?' Op Helens vraag kwam niet onmiddellijk een antwoord van hem. En toen hij het gaf, was zijn blik niet op haar gericht, ik ga bij haar weg. Ik heb dat in feite al gedaan. Ik woon nu bij moeder in de dependance. En' - er volgde een lange stilte - 'ik dien een aanvraag in voor een scheiding van tafel en bed.' Er volgde opnieuw een pijnlijke stilte, tot Leonard de loop van het gesprek wijzigde door Rosie en Robbie aan te kijken en te vragen: 'Wanneer gaat het gebeuren, de trouwerij?' 'O,' - Robbie lachte - 'wat mij betreft was het volgende week geweest. Maar deze vrouw hier' - hij keek naar Rosie - 'wil een trouwerij in de kerk.' En Rosie glimlachte en voegde eraan toe: 'Het huwelijk wordt zondag afgekondigd.' 'Mooi, mooi. Ik ben heel blij voor jullie. En dat geldt ook voor Helen, hè?' Helen antwoordde resoluut: 'Jazeker. Maar het had al eeuwen eerder moeten gebeuren. Je bent een eigenwijze Schot. Weet je dat wel?' - ze wees met haar vinger in de richting van Robbie - 'Je had al jaren geleden moeten vertellen wat jouw gevoelens waren.' 'Helen! Helen!' Leonard greep haar bij haar rok en trok haar zachtjes naar zich toe. iedere man heeft zo zijn redenen, en Robbie had die ook. Niet iedereen is zoals ik, om overhaast tot daden over te gaan.' John voelde geen afgunst, hoogstens een lichte pijn in die speciale plaats vlak onder zijn ribben toen hij de blik zag die ze wisselden. Toen veranderde Leonard opnieuw van onderwerp door hem aan te kijken en te zeggen: 'Speel je bridge?' 'Wat? Of ik bridge?' John schudde zijn hoofd, ik heb het in geen jaren gespeeld, niet meer sinds mijn dagen op college.' 'Dan whist misschien?' 'O ja, whist. Ik heb een tweehandig spel bedacht met mijn moeder. Het is een beetje gecompliceerd. Je moet er net zoveel voor nadenken als met schaken.' 'Schaak je?' 'Ja, ik schaak graag, wanneer het maar mogelijk is. Maar ik heb zo weinig vrije tijd.' Hij wilde doorgaan, toen Helen ging staan en plotseling zei: 'Kom mee, Rosie, laten we Robbie eens laten zien hoe je groenten kweekt. Wij hebben hier ook een aardige groententuin, weet je.' En Robbie glimlachte naar haar en zei: ik wil graag iets leren, juffrouw Helen.' Maar toen blikte hij snel naar Leonard en verontschuldigde zich: 'Het spijt me... Het is... Het was de gewoonte. Ik bedoelde...' 'Het geeft niet wat je bedoelde,' zei Helen snel.'Laat dat juffrouw maar vallen, want je wordt binnenkort mijn zwager.' Ze glimlachte breed naar hem. Toen besloot ze, na een korte stilte: 'En daar ben ik heel blij om. Maar kom, gaan jullie nu maar gauw mee, voor het begint te regenen.' Toen de twee mannen eenmaal alleen waren achtergebleven, keken ze elkaar aan en leek het of de een wachtte tot de ander zou gaan spreken. Het was Leonard die sprak en er lag bitterheid in zijn stem toen hij zei: 'Dit is een smerige rotziekte, hè?' John knipperde snel met zijn oogleden en hij likte even langs zijn lippen voor hij antwoord kon geven, ik begrijp dat ze bezig zijn met een onderzoek dat een doorbraak kan betekenen.' 'Ja, dat hebben ze mij ook verteld. Maar intussen word je naar de zuidkust of naar Zwitserland gestuurd. En wat dan? Het verlengt alleen maar het lijden.' Toen ging hij op andere toon verder: 'Je kent waarschijnlijk dokter Peters?' 'Ja, we hebben elkaar een paar keer ontmoet.' Hij dwong zich te glimlachen toen hij zei: 'Ja, hij heeft zijn terrein, en dokter Cornwallis en ik hebben het onze.' 'Heb je veel tb-patiënten?' 'Een paar. Het schijnt in sommige families wat meer voor te komen.' 'Vind je ook dat ze worden buitengesloten?' John trok zijn wenkbrauwen op toen hij herhaalde: 'Buitengesloten?' Toen, na een minuut na te hebben gedacht, zei hij: 'Ja, ik denk dat dat gebeurt. Maar het is niet met opzet, het zal wel door angst zijn.' 'Ja, angst.' Leonard knikte. 'Dat hebben wij ondervonden. Maar het zou mij om mezelf niets kunnen schelen, het... het gaat om Helen.' Hij schoof naar voren in de stoel, draaide zich toen om en keek uit het raam terwijl hij langzaam zei: 'Weet je, toen we pasgetrouwd waren en er bij Helen vrienden op bezoek kwamen, leek het te wemelen van bezoekers die ons allemaal gezelligheid wilden bieden. In de stad was het hetzelfde, vooral toen ik de titel onder zulke droevige omstandigheden kreeg. Maar toen ik dit hier kreeg' - hij klopte op zijn borst -'verdwenen die anderen, op een enkele na, als sneeuw voor de ' zon, vooral zij die jonge zonen of dochters hadden. Maar ik denk' - hij glimlachte flauw - 'dat dat niet meer dan normaal is. Ik heb me al afgevraagd of ik niet hetzelfde had gedaan. Maar...' Hij draaide zich opzij en keek John aan toen hij zei: 'Het gaat me nog niet zozeer om gezelschap voor mezelf, het gaat me om Helen. Ze verbergt het, maar ze heeft zich dat gedrag van de vrienden erg aangetrokken. Zo waren er de Mal-dons, en de Oswalds, en de Fenwicks. Ze kenden haar al jaren, lang voordat ik op het toneel verscheen. Ik meen zelfs te hebben begrepen dat de ouderen onder hen regelmatige bezoekers bij hen thuis waren geweest. Maar nu zijn de enigen die ze nog ziet de families Conisbee en Maguire, en natuurlijk Dolle Dai-sy. Ik zou niet weten wat ze zonder Daisy zou moeten beginnen. Je moet haar echt eens ontmoeten.' Hij lachte vreugdeloos en zei: 'Lena Conisbee is zo doof als een kwartel en hij heeft een stem als een brullende stier. Weet je, ik verheug me op hun bezoeken, want ik moet altijd om hen lachen, vooral wanneer zij een vraag beantwoordt die hij helemaal niet heeft gesteld. En dan schreeuwt zij, en hij schreeuwt tegen haar, en zij schreeuwt terug: "Ik ben niet dóóf!" De Maguires zijn anders. Ze zijn heel stil en meelevend. Maar ook zij brengen hun twee zonen nooit mee. Ik heb begrip voor dit alles, maar als ik besef wat dit voor Helen moet betekenen... en dat het mijn schuld is...' John onderbrak hem scherp: 'Zo moet je niet denken. Ik weet zeker dat Helen ook niet zo denkt. Ze is heel bezorgd om jou, dat is alles, ze denkt echt niet aan zichzelf. En ik weet zeker dat jij het enige gezelschap bent dat zij zich wenst.' Leonard staarde John lang aan voor hij zei: 'Heb je zin om af en toe eens langs te komen voor een spelletje whist of schaak?' 'Ja, daar heb ik wel zin in. Maar het is wel even zoeken naar het juiste tijdstip. Weet je, ik heb de meeste avonden spreekuur. Ik heb één dag vrij per week en iedere maand een heel weekend. De middagen zouden voor mij het beste uitkomen, zo tussen half drie en vijf.' 'Dat is prima. Zeker. Maar wat doe je na afloop van je spreekuur? O, dat vergat ik. Het spijt me, een mens wordt egocentrisch. Je hebt je arme moeder ook nog en ik begrijp dat ze hulpbehoevend is.' 'Ach, ze is niet volstrekt hulpbehoevend, maar ze lijdt aan hevige artritis in haar benen en ze beweegt zich moeizaam.' 'Zou ze er bezwaar tegen hebben om mij te bezoeken?' 'Bezwaar... om jou te ontmoeten?' John aarzelde even en herhaalde toen snel: 'Bezwaar om jou te ontmoeten? Moeder? Ze zou het enig vinden. Maar ik zou haar nooit in mijn wagentje kunnen krijgen, dat is veel te hoog.' 'Maar een koets? Ik bedoel ónze koets? Die heeft twee uitklapbare treden. Is ze zwaar?' 'Nee, integendeel.' 'Dan zou ze in de koets kunnen worden getild. Die is heel geriefelijk.' John dacht even na, glimlachte toen en zei: 'Dat zou ze vast leuk vinden. Ja. Ze komt er nooit eens uit. Ja, dat zou ze echt heel leuk vinden.' 'Dat doen we dan een keer, hè?' Leonard beantwoordde Johns glimlach en zijn uitgemergelde gelaatstrekken verzachtten iets, en John ving een glimp op van de man die hij eens had gekend toen hij zei: 'Dank je.' En toen Leonard zei: ik ben zo blij dat je bent gekomen. Ik heb het gevoel dat dit een groot verschil zal maken,' kon John niet zien in welk opzicht zijn bezoeken dat konden bewerkstelligen. Maar aan de andere kant kon hij niet doorgronden dat de wensen van deze man de loop van zijn leven op dezelfde manier zouden veranderen als het huren van de dependance voor zijn moeder dat had gedaan, maar dan met nog schokkender gevolgen. '
13
Dus u bent eindelijk terug,juffrouw Simmons?' 'Nou, mevrouw de kokkin, het is m'n halve vrije dag,' antwoordde het keukenmeisje. 'En ik werd min of meer' - ze grijnsde nu breed - 'opgehouden.' 'Opgehouden?' Dit kwam van Frances, die aan het eind van de keukentafel een kop thee zat te drinken. Ze draaide haar hoofd naar Janie Bluett, die tegenover haar zat, en herhaalde: 'Opgehouden? Ze werd opgehouden.' Toen keek ze het meisje aan en zei: 'En door wie werd jij dan wel opgehouden?' Mary trok langzaam haar korte jasje uit en haalde de speld uit haar strohoed voor ze stralend antwoordde: 'Door de bruid.' Toen ze niet verder ging maar zich omdraaide om haar jas aan de achterkant van de keukendeur te hangen, schoof de kokkin met een overdreven gebaar een stoel bij en zei: 'Wilt u niet even plaatsnemen, juffrouw?' En toen Mary heel nuffig ging zitten, barstten de twee dienstmeisjes in lachen uit. De kokkin keek naar haar jonge hulp en zei: 'Jij solliciteert wel naar een draai om je oren, hè? Nou... ga verder.' Toen Mary niet verder ging, boog Frances zich over de tafel heen, keek haar aan en zei: 'Vertel alles over die trouwerij. Hoe zag ze eruit?' Mary's uitdagende manier van doen verdween op slag en ze volgde Frances' voorbeeld en boog zich ook over de tafel heen, sloeg haar handen stevig in elkaar alsof ze haar woorden kracht wilde bijzetten en zei: 'Ze zag er beeldschoon uit. Heel mooi. En hij was zo sjiek als wat. Het was prachtig. Haar jurk was niet helemaal wit, eerder een soort roomkleur, en de rok was wijd met drie lagen over elkaar, en het bovenstukje zat strak. En ze had mouwen tot aan haar ellebogen en het gerimpelde strookje onderaan was geborduurd met kleine roze roosjes. En die zalen ook op het voorpand van het bovenstuk. Ze zag er echt beeldschoon uit.' 'Zat de kerk vol?' De kokkin was zelf ook gaan zitten en Mary antwoordde: 'Nee, niet echt vol, en het was voornamelijk familie van Robbie Macintosh. Daar waren er een heleboel van. Maar juffrouw Rosie had alleen maar de dokter en juffrouw Helen. Hij bracht haar de kerk binnen. O, hij zag er heel mooi uit, hoor. En juffrouw Helen ook. Ach, jeminee!' - ze sloeg haar hand voor haar mond - ik blijf haar maar juffrouw Helen noemen... voor mij is ze nog steeds niet lady Spears... maar zij zag er ook heel mooi uit. Ze zag er altijd mooi uit, hè? En het orgel speelde prachtig en toen juffrouw Rosie door het middenpad naar buiten liep, met haar arm door die van Robbie Macintosh, kon ik wel huilen. Er stonden veel mensen buiten, en iedereen ging mee naar Het Gekroonde Hoofd, waar de receptie werd gehouden.' Ze keek van de een naar de ander en zei toen: ik vergat nog te vertellen dat ze met juffrouw Helen en de dokter in het rijtuig kwam. Haar man was er niet bij, die van juffrouw Helen, bedoel ik. Ze zeggen dat hij er slecht aan toe is.' 'Nou,' viel de kokkin haar in de rede, 'wanneer werd je nou opgehouden?' 'Tja, weet u, het zat zo. Ik ging met de rest mee naar de overkant en ik kan u verzekeren dat ik bijna op m'n achterste gleed door alle rijst die er lag. Maar gaandeweg dunde de menigte uit toen er niets meer te zien was, en bleef ik achter.Toen kwam er een kerel naar me toe. Ik schrok me te pletter. Hij greep me bij m'n arm en zei: "Ga mee naar binnen, de bruid wil je spreken." En ik wilde al zeggen: "Nou, ik kan daar echt niet naar binnen. Ik ben niet mooi opgedoft." Maar hij zei: "Ze wil even iets tegen je zeggen. Kom mee!" En hij sleepte me de stoep op, de hal in, en toen naar een zaal met veel mensen. En hij duwde me naar waar juffrouw Rosie stond, en ze pakte me bij de hand. En weet je wat ze zei?' Ze wachtten en keken haar allemaal aan. Mary's stem brak even toen ze verder ging: 'Ze zei: "Wat heerlijk om jou te zien, Mary. Zeg tegen de kokkin en de meisjes dat ik wenste dat ze erbij hadden kunnen zijn." Ja, dat zei ze.' Er viel een stilte rond de tafel en de kokkin bracht haar vingers even naar haar mond. Maar Frances en Janie tastten naar de zakdoek achter het bovenstuk van hun schort en veegden hun ogen af. Het was een volle minuut later toen Mary verder ging met haar verhaal. 'Juffrouw Rosie zei toen: "Je moet blijven om iets te eten." En toen was er een hoop gepraat en gelach en geschuif en gedoe, en waren er kelners die met dienbladen met wijn rondgingen, en Robbie Macintosh pakte er een glas af en gaf het aan mij. Nou, m'n hand beefde zo dat ik bijna morste. En toen boog hij zich naar me toe en fluisterde: "Mors alsjeblieft niet met dat spul, het heeft een flinke bom duiten gekost." En toen moest juffrouw Rosie heel hard lachen en ze gaf hem een por en toen morsten ze bijna allebei. En toen stonden we alledrie te lachen, ik kon het gewoon niet geloven. En toen kwam zijn moeder en die zei iets tegen me, en ze begon te lachen, en dat scheen alle anderen ook aan het lachen te maken. De meesten wisten niet eens waarom ze lachten. Tjee, het was prachtig! En toen kwam de dokter en hij zei tegen Rosie dat ze wachtten tot zij ging zitten. De tafels stonden in hoefijzervorm opgesteld. Maar ik liep al naar de deur toen de dokter weer terugkwam en zei: "Waar ga je naartoe, Mary?" En hij wachtte niet op m'n antwoord, maar hij pakte me bij de hand en liep met mij door al het gedrang naar het ene uiteinde van de tafel. En hij schoof een stoel van de muur voor me bij en zei: "Ga jij daar maar zitten en geniet van alles. Het is de grote dag van juffrouw Rosie. Begrijp je?" Hij keek even ernstig, en ik zei: "Ja dokter."Toen lachte hij en zei weer: "Geniet ervan." Daarna liep hij door alle rumoer en gepraat naar de hoofdtafel en de maaltijd begon. Het was heel erg lekker. Maar ik dacht dat u, kokkin, het beter zou hebben gedaan.' Ze knikte naar haar superieur. Toen ging ze verder: 'Daarna kwamen er toespraken en een hoop gelach. Ik kon niet horen waarom ze lachten, daarvoor zat ik te ver weg. Robbie Macintosh zei niet veel en het klonk heel plechtig tot aan het eind, toen hij opeens in plat Schots overging. Toen werd er heel veel gelachen. En daarna' - haar stem werd kalmer - 'sneden ze de taart aan. Zijn hand lag boven op de hare. Ik kreeg het even te kwaad, ik had een prop in m'n keel.' Ze knipperde met haar oogleden terwijl ze van de een naar de ander keek. Toen liet ze haar hoofd op haar gevouwen armen op de tafel vallen en ze begon te huilen. De anderen kwamen overeind en probeerden haar te troosten. Maar de kokkin zei: 'Kom op. Ga naar je kamer en was je gezicht en probeer weer gewoon te doen. Daarna kom je beneden om een kop thee te drinken.' Ze waren zwijgend blijven zitten, tot de kokkin rustig zei: ik heb de hele dag aan haar moeten denken. Ze zal wel door een hel gaan.' 'Ze is in elk geval, voorzover ik weet, door twee dozen chocola gegaan,' zei Janie. 'Ze moet er wel een klein fortuin aan besteden. Maar op de voorraadkast en op ons wordt wél beknibbeld, hè?' 'Toch heb ik ook medelijden met haar,' zei Frances. 'Maar ze heeft er wel zelf om gevraagd, als we af mogen gaan op het beetje dat wij hebben gezien en gehoord. Ze was een heel andere vrouw toen ze in het begin naar de dependance ging. En mevrouw Falconer en zij konden zo goed met elkaar overweg. En weet je nog hoe ze in de keuken kwam om de kokkin te vragen de lievelingskostjes voor de oude dame klaar te maken?' 'Ja, daar weten we alles van,' zei Janie. 'Maar als je 't mij vraagt, was dat het spierinkje om de kabeljauw te vangen, want het valt niet te ontkennen dat ze de dokter achterna heeft gelopen. Ze trok bij hem een heel ander gezicht dan bij juffrouw Rosie. Ze was poeslief wanneer hij in de buurt was. En ik kan nog iets anders vertellen' - ze boog zich over de tafel naar de kokkin - 'Ik heb boven af en toe dingen gehoord, die heel vreemd waren. En als ik zie hoe ze nu is, dan lijkt ze me een van die vrouwen die mannen verslinden.' 'O Janie Bluett! Hou toch je mond!' Frances keek haar collega aan.'Zulke dingen mag je niet zeggen!' 'Mag ik zulke dingen niet zeggen? Wat zeg jij dan wel de hele tijd? Maar mijn besluit staat vast. Ik ga een andere betrekking zoeken. En als jij een beetje verstand had, zou je hetzelfde doen, want volgens mij wordt ze kierewiet. Ik zal je nog iets vertellen dat je niet wist. Ik was laatst bezig haar linnengoed in de bovenste lade op te bergen, en toen voelde ik opeens iets hards. Ik haalde het te voorschijn en het was een van de sjaals van de dokter en er zaten allemaal knopen in, van het begin tot het eind, hele strakke knopen.' 'Nee!' De kokkin beet op haar onderlip en Janie keek haar aan en zei: 'Ja. Hele strakke knopen. Volgens mij is ze van plan hem iets aan te doen. En ik wil er niet bij zijn als dat gebeurt.' Er rinkelde luid een bel die op een plank aan de muur was bevestigd, en Frances stond met een zucht op en zei: 'Daar gaan we weer. Wat zal het nu weer zijn?'