Geen bereik?
Wij weten u overal te vinden. Diep stoten onze masten de hemel in, kabels raken de kern. Mensen bellen mensen. Een volstrekt eigen geluid. Er is altijd wel iemand
die de telefoon oppakt, een willekeurig nummer intoetst, eindeloos begint te praten. Het oor ademt, de pieptoon. Wie belt wie? Geen telefoontje wíl gepleegd zijn.
Wij horen onszelf twee keer. (Zeg nou eens wat!)
Sorry wij reden onder een tunnel door. Het donker hapte van onze stemmen, verslikte zich in grote woorden. Nooit laat u de telefoon vaker dan drie keer ongewis zinderen in uw borstzak. Gangen komen uit in andere gangen, wortelstelsels. Een onweerstaanbaar concept: onze mensen bellen uw mensen. Valt u weg? De verbinding wordt verbroken, ooit. Het is geen beller gegeven
dit bij voortduring te beseffen. Een beltoon als antwoord. Een stem kunt u gemakkelijk doormidden breken. Het tocht in onze portalen, amper dringt het licht er door, in gesprekken. Dag en nacht kunnen wij het zijn. Loop anders even naar buiten, de ochtend in, en steek uw toestel omhoog. Grif vervliegen ademwolkjes. Of het ruisen zal verdwijnen weet niemand, maar het dramatisch gehalte van zo’n daad! Een zwartplastic hart trillend in een broodmager zonnetje. Proesten wij het uit om uw geschreeuw. Hoort u me nu? Hoort u me nu? Wij falen beter dan anderen proberen. Droomde u van uitwassen? Rook op het water?
Onze mensen gebruiken alleen proportioneel geweld.
Wat vraagt om excessen: dovemansoren, blindheid.
Het gebruik van traangas lijkt gerechtvaardigd, soms.
Hoe u in huilen uitbarst, zich op de grond werpt, meer levend dan ooit de aarde smaakt. Huilen moet u leren. Dat is goed voor de longen. Wij adviseren: uien of pepers, diep de ogen in. Wij willen emotie zien! Zoom in op de tranen, het wellen, ietsje dichterbij nog. (Dit wordt de shot van het jaar.)
De gummi suist. Een vreemd geluidje, versterk het eens voor het effect. En blijven kijken! Slag op slag incasseerde u. Iemand moet daarvan getuigen, onze mensen in kennis stellen, de resten van de resten opruimen. (Wel erna handenwassen.) Een cameraploegje overweegt om in te grijpen. Een mond beweert: er bestaat een kans dat u dit overleeft. Een andere mond ontkent dat, vurig. Bloeit hier iets moois op? Zo wordt u gedacht te bestaan uit vele liters rode verf. Het is een slechte start maar een begin.
U wilt iets zeggen.
Wij leggen onze handen op onze oren en beginnen keihard te zingen. Leg dat maar eens uit aan uw vrouw, die blauwe plekken op uw rug. Een soort bloemetjes? Ook: uw irrationalisme. Peinzend in de stiltecoupé.
Denken is een soort ontbossen. Zorg voor natuurlijke overgangen tussen de zinnen, maak effectief gebruik van stiltes, rol anders de tong wat verder uit. Er lijkt hier sprake van een misverstand. U kunt het uitleggen, ook zonder prothesen. Wij zullen niet kijken. (Een waterdichte garantie?) Het opkomen moet goed zijn. U moet de vertoning kunnen uitzitten. De praktijk is vaak veel weerbarstiger. Veronderstellen wij de wereld is te klein voor u en ons. Einde citaat.
Niets begint u tegen oktober. Het getakte voor uw raam bladert, woedend. En het is ongegrond. U zit daarmee? Wij blazen u zinnen in die het erger maken. Een mond vol herfst, mogelijk. De gedachte aan wit volstaat niet om de wereld onder te sneeuwen. O. Zoals klokken die anders beieren dan anders. Gebukt te gaan onder bronzen stemmen die gons na gons uw binnenste uitluiden. Het verpletterende verduren om in volmaakte doofheid te luisteren naar mensen als wij die u de waarheid vertellen.
Enzovoorts.
Begrijpelijk als een gedachte (op papier). Koop hier uw lot. Pats! Een boemerang tegen uw hoofd. Ons sorry vanuit de verte klinkt gemeend. Wie is er hier eigenlijk aan het woord? (Goeie vraag.) Is dit het einde van de wereld zoals wij die kennen? Welnee! Wij zijn nog maar net begonnen, het licht moet op adem komen, even. De idee van het volk, het volk van de idee. Het is alles wat er is. Wij lijnen onze honden aan en laten u met uw monsters alleen. Stel.
Het ergste moet nog komen. U boert een negatie.
Wij zien toe met iets meer dan gemiddelde interesse. Zoals u een appel bekijkt die plots oplicht in uw hand. (Niet laten vallen.) Lichamen verbranden vet. Wedden dat de pondjes eraf vliegen? Het gaat om de totaalervaring. Ook: de caissière als allegorie van de kassa. U kunt het allemaal niet onder woorden brengen. Het idee ontstaat, verliest zijn staart en kruipt uit iemands mond naar buiten: plat en kleverig als de wereld – een breed publiek applaudisseert. Gelukt! Onze vergelijking leerde lopen maar wat zeggen deze beelden ú? Het licht kijkt u diep in de ogen. Het is een kwestie van tijd. Ons ritme zet uit, krimpt ineen. Ontkennen heeft geen zin: vis moet zwemmen. Ideeën blijven drijven. Wij zagen u kopje-onder gaan in het stadskanaal. Water opent zich, water sluit zich. Het donker dook u achterna. De wereld zoals wij die kennen, kennen wij niet. U lijkt op ons. (Tegen beter weten: de eigen handtekening blijven oefenen.) Een grote o ontsnapt. Uw ongeduld dreef u de lusthof uit, een fruitsmaakje, een metafoor, de hitte van het moment. Ja of nee? De datum op het melkpak komt steeds dichterbij. Uit de diepte borrelen luchtbellen op. Het water spuugt u uit. Te laat!
Het ultimatum liep af. U sliep dwars door de wekker heen. De rest is geschiedenis, is het? Het gaat om het idee. Goed. De normale huid, de gemengde huid. Stel: wij verdwijnen voorgoed uit uw leven. (Wij zeggen stél.) Plots al dat licht! Het dendert uw huis binnen, slaat ramen in, zaait scherven. Het abjecte van sublimiteit: daarover kunt u lang nadenken. Soms ontbreekt het u aan woorden. Vraag ons niet waarom: vóór alles ritme. Uw boodschappen glijden langs de scanner. De caissière glimlacht en glimlacht. Zij heeft wat van u weg. Wij staan te blazen in de wind, het haalt nauwelijks iets uit. Noem dit een impasse: wij drukken al uw knoppen tegelijk. Een paar grappenmakers verfden uw spiegel zwart. Wij nemen uw hulpvraag in behandeling, maar pas veel later, als de machine stottert, u klaar bent voor het lachgas. Steeds loopt er iets spaak. Er komt een spoedje tussendoor, koffievlekken maken een naam onleesbaar, de telefoon gaat. Of nog: iemand faket een infarct. U verdwijnt uit beeld maar heel even branden er twee felle lampjes.
In het volle licht?
Doe maar net alsof wij er niet zijn. (Negeer de camera’s.) Het gaat erom dat u zich zo natuurlijk mogelijk gedraagt. De huid toont onzuiverheden. Tieners zuigen zich vast. Mannen breken in, een barst in de vrouw. Het licht hijgt. (Dat vindt u lekker, hè?) Die kettingen zijn rekwisieten. Het is belangrijk om de juiste sfeer te creëren, een ritme. Adem bepaalt de kamer, rozen bedrinken zich in hun vaas. Real people are a trend. Daar moeten wij op inspelen, ooit. Stel: een man en vrouw. Stel: een kind. Stel: een scheurtje. Dit is een immens talent – koud uit de buurtsuper geplukt. Onze crew draait nu al dagenlang maar u overleeft het wel. Het kan ieders kind zijn. Ons concept: platter dan de aarde. U bleekt uw huid, pakt een zonnebankje. Elke tint telt. Wat u gebeurt kan iedereen overeenkomen.
Waarschuwing: sommige beelden kunnen jongere kijkers choqueren. Het blijft een momentopname, natuurlijk. Het wil maar geen verhaal worden. Wat toont ons de openingsscène? Een ingebroken vrouw: wij zouden haar kunnen bevrijden. Met grof geweld! Met pure leugens! Met uitroeptekens! Haar beugel glinstert. Ze bloedt iets tussen haar benen. Alle geld is politiek. (Gerinkel.) Wie slaat uw kassa aan? Dollartekens als betekenaars? Verbrand de briefjes maar. Het stinkt echt niet. Calamiteiten bestaan uit nullen. Wij beginnen de beeldkwaliteit van films te evenaren: I shall not repeat others’ comments about me (John Ashbery). Kinderen kopiëren kinderen – een grote lichtbehoefte, niet ongevoelig voor mutatie. En dat op nationale televisie... Wie weet waar het rampenplan ligt? Rook trekt op, het mist in de bergen van Europa.
Niemand te zien.
Raap uzelf bijeen. Nu kan het nog. De zon als de zon. U hebt het hart niet. Wij komen hier straks op terug. De beelden beklijven amper. Geen man zal iets evoceren. Alle mogelijke betekenissen zijn mogelijk, in principe. Wij walgen van die gezonde blos op uw appelwangen. Arm oud vraagteken? Maar soms gebeuren er wonderen. Kenneth Goldsmith schrijftThe New York Times over. Het beweegt, het beweegt niet. Spelen met uw gevoelens? Plagiaat is het mooiste woord dat u kent. (Een woord met karakter.) Vraagje: hoeveel ironie kan een hart verdragen? Wij vermoeden meer dan u denkt. En het is ook om te lachen. Het geluid zwelt aan, sterft weg. Namen moeten tussen haakjes. Ieder detail is cruciaal, een verschuiving op het plat, een trilling. Welkom in ons midden. U was een heerlijk publiek.
Het is roze en het trilt. (Wat u ademen wil: een vis?) Kijk even naar tieners. Ze lijken van gedachten te veranderen, af en toe. Ze hebben het verschrikkelijk moeilijk. Een absolute aanrader: tieners
kunnen vaak heel grappig uit de hoek komen, maar... Hoe in honderd kleine hoofden tegelijk een peertje knapt. De stilte zwelt van vissen. Wij houden het voor gezien. Eenmaal van hun schubben ontdaan blijken ze niets van hun menselijkheid verloren te hebben, of heel weinig. Tieners: hoorbaar bidden zij voor u. Zo zijn hun manieren. Maar wat weten wij eigenlijk van ze? Tieners wandelen over straat en komen een vriend tegen. Ook een tiener. (Waarom niet gewoon de dingen bij de naam?) Kleuren zij blauw, dan zwemmen zij hun fuiken tegemoet. Dat soort dingen kunt u na twaalven verwachten. Als het maar beweegt.
Verder de wereld zoals die zich aan ons voordoet – u maakt daar onderdeel van uit, soms. U wekt een wat nerveuze indruk. Hebben wij u zo gemaakt? Ons vallen dingen op. Licht scheert rakelings, de elektriciteit van het woord ‘gratis’, gedachten botsen zacht tegen het raam, net of er muntjes rinkelen. (Hoor maar.) Maar kan dit nog? Een zin die zich uitstrekt tot diep in Japan. Het blijft oppassen voor effectbejag. Tieners imiteren Japanners. Veel ouders kunnen hier om lachen, maar het gezicht mag niet zo blijven staan. (U wijst op het realiteitsgehalte van zo’n regel.) Continenten vertonen overlap. Er is geen richting, alleen afstand. Wij weten iets, een ruimere definitie: het idioom van een vis lijkt op dat van een tiener. Meer weten? Denk net zolang aan water totdat het al zijn blauw verliest, droogvalt, een nachtje verdwijnt onder de vlonders van de zee.


Geen geld?
U ziet zon, wij denken schaduw. Deze schoenen zijn gemaakt om te lopen, dag in dag uit, onze logistiek is uiterst rationeel. Met de muziek mee, de zakken gevuld, dwars door uw buurt meet een straat zijn eigen lengte. Licht moet de ruimte krijgen. Volg het geld, de zoete geur ervan – of er een gas vrijkomt. De zuivere klaarte van een cent: ergens zo’n beeld omsluit alle andere beelden – but there’s no way to parody money. (Bob Perelman zei dat.) Denk maar aan het licht dat uitklapt als de geldla openschiet. Veel ouders zijn hier beducht voor. De eerste kruimel van een vermogen, het laatste streepje zon. Tieners stellen zichzelf vragen. Wat is het tegenovergestelde van geld? Geen enkele ouder ziet zijn tiener graag veranderen in een vis, een waterding. (Vaak is de gelijkenis verbluffend.) Wij hielden u vissen voor als leidmotief, muntjes in de oceaan. Een vissenritme? Snel geld lenen? Vraag naar de voorwaarden. Tieners willen hun gymschoenen zo lang mogelijk wit houden, met spuug poetsen ze steeds de vlekjes weg, heel geraffineerd, alsof ze iets verschikken aan hun sok die eveneens wit is. Een ademtocht?
Dwars door de wereld graven wij ons een gang naar China. Uw lichaam uitgewoond, bergen wij ons, een continent verder. Ongemerkt Europa uit, de stem als koffer, wij zijn groot in Azië. Onthoud: dit zijn woorden. Plots: tienduizend vissen besluiten naar rechts te zwemmen, naar links. (Tieners debiteren vissen.) Ander woord voor synoniem? Iedereen houdt van tweelingen, nemen wij aan. Maar nog even over geld, de gloeiende roes van een speculatie, the codification of money (Susan Howe). Het licht blaft tegen ons op. Geld, goederen. Goederen, geld. Niets biedt tegenspel aan geldstromen, kranen die wijdopen. Geld moet grappig zijn, als Chinezen. Wat is meer waard dan wat? Tieners lachen veelbetekenend: geld maakt geld. Geen zee komt een vis tekort, geen mens een maat. Wij gaan sluiten.
De dag voltrekt zich als een vonnis. Het moet wel leuk blijven. Geld is: geen probleem. Beschouw dit maar als een voorschot. Dat niet, dit. De magie van een dollarteken, het piepende geluid van een economie die op gang komt – of er een deur opengaat. Schoenen en hun meters, de redundantie van een geschiedenis. Tieners proberen hun vissen te hypnotiseren: het water in de kom begint te borrelen. Of is dat gezichtsbedrog? Een regenbui kan levens veranderen. Vissen genieten van regen, de sensatie ervan. Maar het is droog. Het licht schuurt langs de huizen: een fijn geel poeder verstuift. (Een probleemhuid? Raadpleeg onze specialist.) Tieners weten heel goed waar ze mee bezig zijn. Ze zuigen. Kleine bewegingen, een lichte uitbreiding van oppervlakten. Een groot goed: accentverschuivingen. Details doen er toe. U ziet zand, wij denken water.
De werkelijkheid door een rietje.
Wij weten de wereld als drenkplaats voorgoed vergrendeld (neem Engeland), mogelijkerwijs.
Het hangslot schittert in de zon, de zon schijnt niet. Vissen existeren. Het komt voor dat mensen op zoek gaan. Speurt u naar luchtgaten, spelonken van tocht? Nee, maar het gebeurt: huizen die instorten, glazen die sneuvelen. Soms brak er een sleutel, vloog er een vogel tegen de ruit. U begreep hoe het venster zich moest voelen. Wij niet. Ziet u hoe de golven groeien, hoe het licht ineenkrimpt? Ons huis laat zich graag overspoelen. U leent een paraplu. Wolken blijven drijven, vissen varen stil als een gezicht. Diep gezonken bent u. Wij zagen het al van verre aankomen. Hebt u terug van de zee? Van dat alsmaar pulserende? Wat een schitterend hangslot! Wat een schitterende zon! Dingen verhouden zich nooit tot andere dingen. Punt uit. Van alles bestaat minstens een idee – ook van vissen. Dat zijn de feiten. Wij kennen uw waterwensen, maar beseffen tegelijkertijd, u mist de vinnen om ademwater af te voeren. Het landdier in u blaat maar blaat maar heel zachtjes. Het hoofd boven water houden.
Dat klinkt als bultruggen op het droge. U met uw vissenverstand, let op dingen als: regen en wind. Alles moet stromen, dat is waar, maar zo komt u met geen duizend staartslagen het meer te boven.
Nog nooit hebt u zo’n moordmachine te werk zien gaan, namurmurerend. Urenlang stond u bij de repro vissen te kopiëren, water te maken. Zullen wij de sluier wegtrekken, de lamp aanknippen? Dat kan hoor! Ons gezicht beantwoordt aan alle namen van Europa. Dat is een feit. Vissen bestaan, ze leven onder water, maar soms stijgen ze op als gedachten, hun laatste adembellen achterna. Dat zijn de feiten. Mogelijkheden, onmogelijkheden. Wij maken hier geen grappen. Wat de oppervlakte bereikt: ideeën, blauwaanlopend, welhaast. Vannacht schiet de wereld vol, terwijl u hannest met een paraplu. Met een druk op de knop.
Wij smurfen een gedicht. De zon komt op, bijna. Sommige zinnen lopen dood. Dat kan voorkomen worden. Is dit alles wat er is? Eén groot vraagteken? Wat als geroepen komt: de zon, sinaasappelkleurig. Graag bieden wij u eenzelfde einde als het begin maar... Al wat ons rest pleegt te verstuiven. Een oog schuift voor de camera. Wij denken een meisje. (Een tiener?) Maar het kan net zo goed een veel te vette vis zijn. Deze fragmenten komen u bekend voor. Test uw kennis! Test uw gevoel voor verhoudingen! U lijkt op iemand. Welke kliniek kwam als beste uit de test? Wij weten het. (Wij horen bijgeluiden.) De vis kiest zichzelf ten opzichte van de andere. Het is niet één grote zilvervloot, kennelijk. Laten wij even teruggaan naar het vorige gedicht: vissen? Iedereen weet de moeder van Faulkner was een vis. De gedachte is er. Hier kunt u terecht voor al uw vragen. Engagement als wezenskenmerk? Vraag het de vissen! Wat u ventileert: meningen. Alle vissen schudden van nee. Eens houdt het op.