7
vrijdag 1000-1200
Een eindje voor Neufelds kamp kwamen ze kapitein Droshny en een stuk of zes van zijn Cetniks tegen. Droshny's welkom miste duidelijk iedere hartelijkheid, maar hij speelde het in ieder geval klaar - en hoeveel moeite hem dat kostte, wist hijzelf alleen - een soort neutraliteit te handhaven. 'Dus u bent terug.' 'Zoals u ziet,' gaf Mallory toe. Droshny keek naar de pony's. 'En met alle comfort.' 'Een geschenk van onze goede vriend majoor Broznik.' Mallory grijnsde. 'Hij denkt dat we er op naar Konjic rijden.' Droshny scheen er niet veel om te geven wat majoor Broznik dacht. Hij gaf een ruk met zijn hoofd, keerde zijn paard en draafde snel naar Neufelds kamp. Toen ze afgestegen waren op het middenveld, leidde Droshny Mallory onmiddellijk naar Neufelds hut. Ook Neufelds welkom was verre van uitbundig. Hij speelde het echter klaar, iets meer hartelijkheid in zijn neutrale houding te leggen. Zijn gezicht vertoonde ook een vleug van verbazing, hetgeen hij zich haastte uit te leggen. 'Om u eerlijk te zeggen, kapitein, had ik niet verwacht u nog terug te zien. Er waren zoveel - eh - imponderabilia. Maar goed. Het verheugt me u te zien - zonder de inlichtingen die ik nodig had, was u niet teruggekomen. Welnu, kapitein Mallory, ter zake.' Mallory keek Neufeld zonder veel geestdrift aan. 'Ik vind niet dat u een heel zakelijk partner bent.' 'Neen?' zei Neufeld beleefd. 'Hoezo?' 'Zakenvrienden vertellen elkaar geen leugens. Ja, u hebt gezegd dat Vukalovic bezig is zijn troepen te concentreren. En dat is ook zo, maar niet, zoals u zei, om uit te breken. Integendeel, ze concentreren zich om zich te verdedigen tegen de beslissende Duitse aanval, de aanval die hen voorgoed moet verpletteren en ze verwachten die aanval binnenkort.' 'Tja, u had toch zeker niet gedacht dat ik onze militaire geheimen ga verraden, die u misschien - ik zag misschien -overgebracht zou kunnen hebben aan de vijand, zolang u zich nog niet hebt laten kennen,' zei Neufeld redelijk. 'Zo naïef bent u vast niet. Maar die aanval. Wie heeft u ingelicht?' 'Majoor Broznik.' Mallory glimlachte bij de gedachte. 'Hij was zeer uitvoerig.' Neufeld leunde voorover; de spanning weerspiegeld door de plotselinge verstarring van zijn gezicht en de wijze waarop zijn blik Mallory vasthield. 'En hebben ze gezegd waar ze deze aanval verwachten?' 'Ik weet alleen maar de naam. De brug bij Neretva.' Neufeld liet zich achterover zakken in zijn stoel, slaakte een lange, geruisloze zucht van verlichting en glimlachte om zijn volgende woorden hun scherpte te ontnemen. 'Beste vriend, als je geen Engelsman was, geen deserteur, verrader' smokkelaar van verdovende middelen, dan kreeg je hiervoor het IJzeren Kruis. Overigens,' ging hij verder, alsof het nu pas bij hem op kwam, 'Padua staat voor u in. De brug bij Neretva? U weet het zeker?' Mallory zei geprikkeld: 'Als u aan mijn woorden twijfelt -' 'Natuurlijk niet, natuurlijk niet. Maar bij wijze van spreken.' Neufeld zweeg even en zei toen zacht: 'De brug bij Neretva.' Zoals hij het zei, klonk het bijna als een litanie. Droshny zei zacht: 'Dit klopt met wat we al dachten.' 'Zo, verwachtte u dat,' zei Mallory op onbeleefde toon. 'En nu mijn zaken alstublieft. U vindt dat we ons best hebben gedaan. We hebben aan uw verzoek voldaan en de exacte inlichting verschaft die u nodig had?' Neufeld knikte. 'Zorg dan als de bliksem dat we hier vandaan komen. Vlieg ons naar een gebied dat vast in Duitse handen is. Oostenrijk of Duitsland zelf, zoals u wilt - hoe verder weg van hier, des te beter. U weet wat er met ons gaat gebeuren als we ooit weer in handen vallen van de Britten of de Joegoslaven?' 'Dat valt niet moeilijk te raden,' zei Neufeld opgewekt. 'Maar u beoordeelt ons verkeerd, vriend. Uw vertrek naar een veilige plaats is al geregeld. Een zeker Hoofd van de Militaire Inlichtingendienst in Noord-Italië zou u graag persoonlijk leren kennen. Hij heeft redenen om te verwachten dat u hem uitstekende diensten zult kunnen bewijzen.' Mallory knikte dat hij het begreep.
***
Generaal Vukalovic richtte zijn kijker op de Zenicakloof, een smalle en dicht beboste vallei tussen twee hoge en steile bergen van bijna dezelfde vorm en hoogte. De tanks van het 11de Legerkorps waren niet moeilijk te onderscheiden tussen de dennen, want de Duitsers hadden geen pogingen gedaan om ze te camoufleren of te verbergen; een bewijs, dacht Vukalovic somber, voor het volledige vertrouwen dat de Duitsers in zichzelf hadden en in de uitslag van de op handen zijnde slag. Hij kon duidelijk soldaten onderscheiden die aan het werk waren bij een paar stilstaande voertuigen; andere tanks reden voor- en achteruit en manoeuvreerden alsof ze zich klaar maakten om zich in slagorde op te stellen voor de aanval; het zware, dreunende geronk van de Tigertanks klonk voortdurend. Vukalovic liet zijn kijker zakken, schreef nog een paar cijfers met zijn potlood op een papier dat reeds vrijwel gevuld was met dergelijke tekentjes, deed een paar optelsommetjes, legde potlood en papier neer met een zucht en wendde zich tot kolonel Janzy, die met hetzelfde werk bezig geweest was. 'Mijn verontschuldigingen aan uw stof, kolonel. Ze kunnen evengoed tellen als ik.'
***
Bij uitzondering waren kolonel Jensens zeerovers-airs en glanzende, zelfverzekerde glimlach niet bepaald opvallend; ze waren op dat moment zelfs totaal afwezig. Een gezicht van de royale proporties als dat van kolonel Jensen kon onmogelijk een werkelijk afgetobd uiterlijk aannemen, maar de strakke, sombere lijnen waren onmiskenbare tekenen van spanning, ongerustheid en slapeloosheid, terwijl hij daar op en neer liep op het hoofdkwartier van het 5de Leger te Termoli in Italië. Hij ijsbeerde niet alleen. Naast hem en met hem in de pas, liep een zwaargebouwde, grijze officier in het uniform van luitenant-generaal van het Britse leger met hem heen en weer. De uitdrukking op zijn gezicht was al even somber. Toen ze aan het eind van de kamer kwamen, bleef de generaal staan en keek vragend naar de sergeant met een koptelefoon op, die voor een grote RCA-zenderontvanger zat. De sergeant schudde langzaam het hoofd. De twee mannen hervatten hun heen-en-weerlopen. Plotseling zei de generaal: 'De tijd is bijna om. U weet toch, Jensen, dat je een eenmaal begonnen groot offensief niet meer kunt stopzetten?' 'Ik weet het,' zei Jensen met moeite. 'Wat zijn de laatste verkenningsrapporten, generaal ?' 'Rapporten genoeg, maar God mag weten watje er uit op moet maken.' De generaal sprak op bittere toon. 'Er is een intense activiteit langs de hele Gustavlinie, waarbij - voor zover we begrepen hebben - twee tankdivisies, een Duitse infanteriedivisie, een Oostenrijkse infanteriedivisie en twee Jagerbataljons - hun beste Alpentroepen - betrokken zijn. Ze bereiden geen offensief voor, dat is zeker - in de eerste plaats omdat er geen mogelijkheid is een offensief te ondernemen waar ze bezig zijn en in de tweede plaats omdat ze, als ze aan een offensief dachten, wel verdomd goed zouden oppassen dat hun voorbereidingen geheim bleven.' 'En al die activiteiten dan? Als ze geen aanval van plan zijn?' De generaal zuchtte. 'De bevoegde mening is dat ze van plan zijn om er als de bliksem vandoor te gaan. Bevoegde mening! Alles wat mij aangaat is, dat die verdomde divisies nog altijd in de Gustavlinie zijn. Jensen, wat is er mis gegaan?'' Jensen hief zijn schouders op in een hulpeloos gebaar. 'Er was afgesproken dat er iedere twee uur van 's morgens 4 uur af naar hen geluisterd zou worden -' 'En er is helemaal geen contact geweest?' Jensen zei niets. De generaal keek hem haast bespiegelend aan. 'De beste van Zuid-Europa, zei u toch?' 'Ja, dat zei ik.'
***
De onuitgesproken twijfel van de generaal ten opzichte van de hoedanigheden van de agenten die Jensen had uitgezocht voor Commando Navarone, zou aanzienlijk gestegen zijn als hij op dat ogenblik aanwezig had kunnen zijn bij deze agenten in de gastenhut in Hauptmann Neufelds kamp in Bosnië. Ze toonden niets van de harmonie, het begrip en het onvoorwaardelijke wederzijds vertrouwen dat men verwacht zou hebben bij een team van agenten die te boek stonden als het beste van wat er aan de markt was. Er hing integendeel een sfeer van spanning en woede, een sfeer van achterdocht en wantrouwen, zo zwaar dat het bijna tastbaar was. Reynolds, die tegenover Mallory stond, kon zijn woede nauwelijks in bedwang houden. 'Ik wil het weten!' Hij schreeuwde de woorden haast uit. 'Spreek zachter,' zei Andrea scherp. 'Ik wil het nu weten,' herhaalde Reynolds. Ditmaal was zijn stem nauwelijks luider dan een gefluister, doch desondanks niet minder eisend en dwingend. 'Je zult het horen als het tijd is.' Als steeds was Mallory's stem kalm, neutraal en koel. 'Dan pas. Wat je niet weet, kun je niet vertellen.' Reynolds balde zijn vuisten en deed een stap naar voren. 'Wel verdomme, insinueer je dat -' Beheerst zei Mallory: 'Ik insinueer niets. Ik had gelijk, toen in Termoli, sergeant. Je bent nog erger dan een tikkende tijdbom.' 'Misschien.' Reynolds' woede liep nu uit de hand. 'Er is tenminste nog iets eerlijks aan een tijdbom.' 'Herhaal die opmerking,' zei Andrea rustig. 'Wat?' 'Herhaal het.' 'Luister nou, Andrea -' 'Kolonel Stavros, kereltje.' 'Kolonel.' 'Herhaal het en ik garandeer je het minimum van vijfjaar voor insubordinatie te velde.' 'Ja kolonel.' Iedereen kon merken hoeveel moeite het Reynolds kostte om zichzelf weer onder controle te krijgen. 'Maar waarom vertelt hij ons dan niet wat hij vanmiddag van plan is en mogen we wel weten dat we vanavond naar dat Ivenici gaan?' 'Omdat die plannen iets zijn waar de Duitsers wat aan kunnen doen,' zei Andrea geduldig. 'Als ze er achter komen. Als een van ons zou praten onder dwang. Maar aan Ivenici kunnen ze niets doen. Dat is in handen van de Partizanen.' Om de gemoederen te kalmeren bracht Miller het gesprek op iets anders. Hij zei tot Mallory: 'Tweeduizend meter zei je? Daar zakje tot je heupen in de sneeuw. Hoe hopen ze dat in godsnaam op te ruimen?' 'Ik weet het niet,' zei Mallory vaag. 'Ik denk dat iemand er wel iets op zal verzinnen.'
***
En tweeduizend meter hoog op het Iveniciplateau had iemand er iets op gevonden. Het Iveniciplateau was een wildernis in wit, een woeste en desolate en, gedurende vele maanden van het jaar, bitter koude en huilende en vijandige wildernis, totaal ongeschikt voor menselijk leven, totaal onverdraagzaam voor de menselijke aanwezigheid. Het werd in het westen begrensd door een honderdvijftig meter hoge rotswand, gedeeltelijk volkomen verticaal, op andere plaatsen gebroken en gespleten. Over de hele lengte waren hier en daar bevroren watervallen en reeksen dennen, op schier onmogelijk smalle richels, met hun bevroren takken hangend onder de zware last van zes maanden sneeuw. In het oosten eindigde de hoogvlakte abrupt in een scherpe lijn, die aangaf waar een andere rotswand loodrecht afdaalde naar de valleien eronder. De hoogvlakte zelf bestond uit een gladde, volkomen vlakke ononderbroken uitgestrektheid, van sneeuw, een sneeuw die op die hoogte van 2000 meter en in de schitterende zonneschijn een schittering en een verblindende weerschijn gaf dat het pijn deed aan de ogen. Ze was nog geen kilometer lang en nergens meer dan honderd meter breed. Aan de zuidkant rees het plateau steil op en vloeide samen met de rotswand, die hier ophield. Op deze verhevenheid stonden twee tenten, allebei wit, de ene klein, de andere een grote tent met twee hoge palen. Bij de kleine tent stonden twee mannen te praten. De oudste, een lange man in een zware overjas en met een donkere bril op, was kolonel Vis, de commandant van een brigade Partizanen die hun basis hadden in Serajewo; de jongste, die ook kleiner was, zijn adjudant, een kapitein Vlanovic. Beiden staarden ze in de lengte over de hoogvlakte. Kapitein Vlanovic zei ongelukkig: 'Er moet toch een gemakkelijker manier zijn, kolonel.' 'Zeg het maar Boris, mijn jongen en ik doe het.' Zowel door zijn verschijning als door zijn stem gaf kolonel Vis een indruk van grote kalmte en bekwaamheid. 'Bulldozers zouden een grote hulp zijn, dat geef ik toe. Sneeuwploegen ook. Maar je zult het met me eens zijn dat er wel een grote vaardigheid voor nodig zou zijn om die hier tegen die steile rotswanden op te krijgen. Bovendien, waar is een leger anders voor dan om te marcheren?' 'Ja kolonel,' zei Vlanovic plichtsgetrouw en vol twijfel. Beiden tuurden ze naar het noorden. Naar het noorden en nog verder, want overal om hen heen stonden bergtoppen, sommige donker en getand en somber, andere rond en bedekt met sneeuw en roze. Het was een bijzonder indrukwekkend gezicht. Nog indrukwekkender was het tafereel dat zich afspeelde op het plateau zelf. Een massieve falanx van een duizendtal geüniformeerde soldaten, waarvan zowat de helft in het grijs van het Joegoslavische leger, de rest in het bonte allegaar van andere landen, bewoog zich in slakkengang over de maagdelijke sneeuw. De falanx was vijftig man breed doch slechts twintig diep, iedere rij liep arm in arm, met gebogen hoofd en schouders moeizaam stampend in een traag tempo voort. Dat dit tempo zo laag was, was niet verbazingwekkend; de voorste rij waadde tot aan het middel door de sneeuw en tekenen van uitputting waren al te zien op hun gezicht. Het was moordend werk, werk dat op deze hoogte de polsslag verdubbelde, maakte dat ze moesten vechten om iedere ademteug, hun benen tot loden en verkrampte ledematen maakte, waarvan alleen de pijn hen er nog van kon overtuigen dat ze nog deel van hen uitmaakten. En het waren niet alleen mannen. Na de eerste vijf rijen waren er bijna evenveel vrouwen en meisjes in de rest van de falanx als mannen, hoewel iedereen zo ingepakt was tegen de ijzige kou en de snerpende wind van deze hoogte dat het onmogelijk was de vrouwen van de mannen te onderscheiden. De laatste twee rijen bestonden helemaal uit partisanka's en het was een somber voorteken voor het moordende werk dat hun nog wachtte dat zelfs zij nog tot aan hun knieën in de sneeuw zakten. Het was een fantastisch gezicht, maar een gezicht dat verre van uniek was in Joegoslavië in oorlogstijd. De vliegvelden in de laagvlakten, die volledig in handen waren van de Wehrmacht, waren permanent onbereikbaar voor de Joegoslaven en daarom legden ze de meeste landingsstrips in de bergen aan. Waar de sneeuw zo dik lag en op plaatsen waar mechanische hulpmiddelen niet konden komen, was dit de enige mogelijkheid. Kolonel Vis wendde zich af. 'Nu, Boris, mijn jongen, dacht je dat je hier was voor de wintersport? Zorg dat de keuken op gang komt. We zullen een hele week rantsoenen aan warm eten en soep opmaken in een dag.' Ja, kolonel.' Vlanovic hield zijn hoofd scheef en nam toen zijn bontmuts met oorkleppen af om beter te kunnen luisteren naar een nieuw geluid van verre explosies in het noorden. 'Wat is dat nou weer?' Vis zei peinzend: 'Het geluid draagt ver in onze heldere Joegoslavische berglucht, is 't niet?' 'U bedoelt, kolonel?' 'Dat, mijn jongen,' zei Vis met aanzienlijke voldoening, 'is de Messerschmitt-basis bij Novo Derventa die het grootste pak op zijn donder krijgt dat hij ooit gehad heeft.' 'U bedoelt, kolonel?' Vis zuchtte met lankmoedig geduld. 'Van jou maak ik nog eens een soldaat. Messerschmitts, Boris, zijn jagers, die allerlei nare kanonnen en machinegeweren bij zich hebben. Wat is op het ogenblik in Joegoslavië het mooiste doelwit voor een jager?' 'Wat is -' Vlanovic zweeg plotseling en keek weer naar de zwoegende falanx. 'O!' 'Zeg dat wel. De Britse luchtmacht heeft zes van haar beste zware Lancaster bommenwerperescadrilles onttrokken aan het Italiaanse front, alleen maar om zich bezig te houden met onze vrienden in Novo Derventa.' Op zijn beurt nam hij ook zijn muts af om beter te kunnen luisteren. 'Ze zijn hard aan het werk, hè? Tegen dat ze klaar zijn zal er een week lang geen Messerschmitt van dat vliegveld kunnen opstijgen. Dat is te zeggen als er dan nog over zijn.' 'Mag ik het wagen een opmerking te maken, kolonel?' 'U mag het wagen, kapitein Vlanovic.' 'Er zijn nog andere jager bases.' 'Juist.' Vis wees naar boven. 'Zie je iets?' Vlanovic keek naar boven, met zijn hand voor zijn ogen tegen de zon, tuurde in de lege blauwe lucht en schudde zijn hoofd. 'Ik ook niet,' gaf Vis toe. 'Maar op .zevenduizend meter -en met bemanningen die het nog kouder hebben dan wij -zullen escadrilles Beaufighters elkaar aflossen tot het donker is.' 'Wie - wie is het, kolonel? Wie is in staat om te vragen om al die soldaten hier beneden, om hele escadrilles bommenwerpers en jagers?' 'Iemand die kapitein Mallory heet, geloof ik.' 'Een kapitein? Net als ik?' 'Een kapitein. Maar ik weet niet, Boris,' ging Vis vriendelijk verder, 'of hij net zo is als jij. Maar het is niet de rang die het hem doet. Het is de naam. Mallory.' 'Nooit van gehoord.' 'Dat zul je, mijn jongen, dat zul je.' 'Maar - maar die Mallory. Waarom heeft hij dit allemaal nodig?' 'Vraag hem dat vanavond maar.' 'Vanavond - komt hij hier vanavond?' 'Vanavond. Als,' voegde Vis er somber aan toe, 'hij dan nog leeft.'
***
Neufeld liep, gevolgd door Droshny, vol zelfvertrouwen en opgewekt naar zijn radiohut, een troosteloos, wrak aanbouwsel, gemeubileerd met een tafel, twee stoelen, een grote draagbare zenderontvanger en meer niet. De Duitse korporaal die aan de radio zat keek vragend op toen ze binnenkwamen. 'Het hoofdkwartier van het zevende Panzerkorps bij de Neretvabrug,' beval Neufeld. Hij scheen bijzonder goedgeluimd. 'Ik wens generaal Zimmerman persoonlijk te spreken.' De korporaal knikte bevestigend, zond het roepsein uit en kreeg binnen een paar seconden antwoord. Hij keek op naar Neufeld. 'De generaal komt eraan, kapitein.' Neufeld stak zijn hand uit naar de koptelefoon en knikte in de richting van de deur. De korporaal stond op en verliet de hut terwijl Neufeld de vrijgekomen stoel nam en de koptelefoon opzette. Na een paar seconden ging hij automatisch rechtop zitten toen er met gekraak een stem in de koptelefoon begon te spreken. 'Hauptmann Neufeld hier, Herr General. De Engelsen zijn teruggekomen. Hun inlichtingen zijn dat de Partizanen in de Zenica-kooi een grote aanval verwachten vanuit het zuiden, over de Neretvabrug.' 'Zo, zo.' Generaal Zimmerman, comfortabel gezeten in een draaistoel achter in de radiowagen, die bij de bosrand pal ten zuiden van de Neretvabrug geparkeerd stond, deed geen poging om de voldoening in zijn stem te verbergen. De kap van de vrachtwagen was opgerold en hij zette zijn pet af om beter te kunnen genieten van de bleke voorjaarszon. 'Interessant, zeerinteressant. Nog iets anders?' 'Ja.' Neufelds stem kwam metalig uit de luidspreker. 'Ze hebben om asiel gevraagd. Of ze tot ver achter onze linies gevlogen kunnen worden, zelfs naar Duitsland. Ze voelen zich - eh - onveilig hier.' 'Zo, zo, zo. Is dat zo.' Zimmerman dacht even na en ging toen verder. 'U bent volledig op de hoogte, Hauptmann Neufeld? U beseft volkomen hoe - eh - uitermate delicaat deze kwestie is?' 'Ja, Herr General.' 'We moeten dit even goed overleggen. Wacht u.' Zimmerman draaide onbewust zijn draaistoel heen en weer terwijl hij zijn beslissing overlegde. Hij tuurde peinzend maar zonder echt te kijken naar het noorden, over de weilanden langs de zuidelijke oever van de Neretva, de rivier met de ijzeren brug, dan de weilanden aan de overkant die steil oprezen naar de versterking in de rotsen, de eerste verdedigingslinie van kolonel Lazlo's Partizanen. Als hij zich omdraaide keek hij stroomopwaarts over het groene voortsnellende water van de Neretva, met aan weerszijden de smaller wordende weiden, tot ze, met een bocht naar het noorden, plotseling verdwenen aan de ingang van het ravijn waaruit de Neretva te voorschijn kwam. Nog een kwartslag en hij tuurde naar het dennenbos in het zuiden, een dennenbos dat op het eerste gezicht onschuldig leek en zonder enige activiteit - dat wil zeggen, tot de ogen gewend raakten aan de schemering en tientallen grote, rechthoekige vormen zichtbaar werden, doeltreffend afgeschermd tegen waarneming van boven af door camouflagezeilen, camouflagenetten en grote stapels dode takken. Het gezicht van de gecamoufleerde tankspits van zijn twee tankdivisies hielp Zimmerman tot een besluit te komen. Hij nam de microfoon op. 'Hauptmann Neufeld? Ik ben tot een besluit gekomen. Wilt u zo goed zijn de volgende instructies nauwkeurig uit te voeren . . Droshny nam de extra koptelefoon die hij op had zorgvuldig af en zei twijfelachtig: 'De generaal verlangt wel heel wat van ons.' Neufeld schudde geruststellend het hoofd. 'Generaal Zimmerman weet altijd wat hij doet. Zijn psychologische beoordeling van de kapitein Mallorys in onze wereld is onveranderlijk honderd procent juist.' 'Laten we het hopen.' Droshny was niet overtuigd. 'Ik hoop het voor ons.' Zij verlieten de hut. Neufeld zei tegen de korporaal: 'Kapitein Mallory in mijn bureau. En sergeant Baer.' Toen Mallory in het bureau aankwam waren Neufeld, Droshny en Baer er al. Neufeld was kort en zakelijk. 'We hebben besloten dat u met een skivliegtuig van hier zult vertrekken. Dat zijn de enige vliegtuigen die hier in die rot bergen kunnen landen. U zult een paar uur kunnen slapen. We vertrekken pas om vier uur. Nog vragen?' 'Waar is de landingsstrip?' 'Een open plek. Een kilometer hier vandaan. Nog iets?' 'Niets. Zorgt u dat we hier vandaan komen. Dat is alles.' 'Maakt u zich daarover geen zorgen,' zei Neufeld nadrukkelijk. 'Mijn enige streven is, u hier zo gauw mogelijk weg te hebben. Eerlijk gezegd, Mallory, zit u me alleen maar in de weg en hoe eerder u vertrekt, des te beter.' Mallory knikte en liep weg. Neufeld wendde zich tot Baer en zei: 'Ik heb een werkje voor u, sergeant Baer. Klein maar belangrijk. Luistert u goed.' Mallory verliet Neufelds hut met een nadenkend gezicht en liep langzaam over het middenveld. Toen hij bij de gastenhut aankwam, stapte Andrea net naar buiten en passeerde hem zonder een woord, gehuld in sigarenrook en met een nijdig gezicht. Mallory trad de hut binnen, waar Petar weer zijn Joegoslavische versie van 'The girl I left behind me' zat te spelen. Het scheen zijn lijflied te zijn. Mallory keek naar Maria, Reynolds en Groves, die er allemaal zwijgend bij zaten, toen naar Miller, die in zijn slaapzak lag met zijn gedichtenbundel. Mallory knikte in de richting van de deur. 'Is onze vriend ergens boos over?' Miller grinnikte en knikte op zijn beurt naar Petar. 'Hij speelt weer het liedje van Andrea.' Mallory glimlachte even en wendde zich tot Maria. 'Zeg dat hij ophoudt met spelen. We vertrekken vanmiddag laat en we moeten voor die tijd zien dat we zoveel mogelijk slapen.' 'We kunnen in het vliegtuig slapen,' zei Reynolds narrig. 'We kunnen op onze plaats van bestemming slapen - waar dat dan ook is.' 'Nee, ga nu slapen.' 'Waarom nu?' 'Waarom nu?' Mallory's ogen staarden vaag in een peilloze diepte. Hij zei zacht: 'Omdat dit misschien onze laatste kans is.' Reynolds keek hem vreemd aan. Voor de eerste keer die dag lag er op zijn gezicht geen vijandigheid en achterdocht. Er lag verwarring in zijn ogen en verbazing en het eerste vage begin van begrijpen.
***
Op het Iveniciplateau ging de falanx verder, maar het leken geen mensenwezens meer. Ze strompelden nu voort in een gevorderd stadium van uitputting, als automaten, meer niet, levende doden, opgestaan uit het graf, hun gezichten verwrongen van pijn en onvoorstelbare vermoeidheid, hun ledematen in brand en hun brein versuft. Iedere paar seconden struikelde er iemand en viel en kon niet meer opstaan en moest weggedragen worden zoals tientallen anderen al in een soort coma naast de primitieve landingsbaan lagen, waar de partisanka's hun best deden om de halfbevroren en uitgeputte lichamen weer bij te brengen met mokken hete soep en royale doses raki. Kapitein Vlanovic wendde zich tot kolonel Vis. Zijn gezicht stond wanhopig, zijn stem was zacht en donker en ernstig. 'Dit is waanzin, kolonel, waanzin! Het is - het is onmogelijk, u kunt toch zien dat het onmogelijk is. We zullen het nooit -luistert u toch kolonel, in de eerste twee uur zijn er al tweehonderdvijftig uitgevallen. De hoogte, de kou, de lichamelijke uitputting. Het is waanzin.' 'Oorlog is waanzin,' zei Vis rustig. 'Neem radiocontact op. We hebben nog vijfhonderd man nodig.'