Commando Navarone
1
Voorspel: donderdag 0000-0600
De luitenant ter zee der eerste klasse Vincent Ryan van de Royal Navy, commandant van de jagerdivisie en van Zijner Majesteits nieuwste S-klasse jager Sirdar, zette zijn ellebogen in een gemakkelijke houding op de rand van zijn brug, hief zijn nachtkijker op en keek peinzend uit over de rustige, zilveren wateren van de in het maanlicht badende Egeïsche Zee. Vóór alles keek hij recht naar het noorden, over de geweldige, glad gebeeldhouwde en melkig fosforescerende boeggolf, die opgeworpen werd door de messcherpe voorsteven van zijn voortstormende jager; vier mijl verder, meer niet, stak de sombere massa van een door klippen omsingeld eiland af tegen de achtergrond van een indigoblauwe hemel en als diamanten flonkerende sterren; het eiland Kheros, maandenlang de voorpost, ver afgelegen en belegerd, met tweeduizend Britse soldaten die verwacht hadden deze nacht te zullen sneuvelen en die nu niet zouden sneuvelen. Ryan liet zijn kijker een boog van 180° beschrijven en knikte goedkeurend. Dit zag hij nu graag. De vier jagers ten Zuiden van hem voeren in zo'n volmaakte kiellinie dat de romp van de voorste, met een glanzende golf voor de boeg, de drie erachter volkomen afdekte. Ryan richtte zijn kijker naar het oosten. Het was vreemd, dacht hij ineens, hoe weinig indrukwekkend, zelfs teleurstellend, de nasleep van een door de natuur of door de mens veroorzaakte ramp kon zijn. Zonder die dofrode gloed en de wegsliertende rook die opsteeg uit het bovendeel van de rots en die het tafereel een vagelijk Danteske aura van oeroude dreiging en voorgevoelens gaf, zou de steile muur aan de overkant van de haven er net zo uitzien als hij zich in Homerus' tijd had kunnen voordoen. Die geweldige rotsrichel, die er van deze afstand zo glad en regelmatig en op de een of andere manier vanzelfsprekend uitzag, zou best uitgeslepen kunnen zijn door weer en wind van honderd miljoen jaren; hij zou evengoed vijftig eeuwen geleden uitgehouwen kunnen zijn door de steenhouwers van het oude Hellas, die marmer verzamelden voor hun Ionische tempels; wat daarentegen onvoorstelbaar was, wat het redelijk begrip haast te boven ging, lag in het feit dat er op die plek duizenden tonnen rots hadden gezeten, het meest onneembare fort van de Duitsers in de Egeïsche Zee en bovenal de twee machtige kanonnen van Navarone, die nu voorgoed honderd meter diep onder water lagen. De luitenant-ter-zee Ryan schudde langzaam het hoofd, liet zijn kijker zakken en draaide zich om teneinde een blik te werpen op de mannen door wier toedoen in vijf minuten meer gebeurd was dan de natuur in vijf miljoen jaren had kunnen bereiken. Kapitein Mallory en korporaal Miller. Dat was alles wat hij van hen wist, dat en het feit dat ze op deze opdracht waren uitgestuurd door een oude vriend van hem, de kapitein-ter-zee Jensen die, zoals hij tot zijn stomme verbazing pas vierentwintig uur geleden gehoord had, aan het hoofd stond van de Geallieerde Inlichtingendienst in het Middellandse Zee gebied. Maar dat was alles wat hij van hen wist en zelfs daar was hij niet zeker van. Misschien heetten ze helemaal niet Mallory en Miller. Misschien waren ze zelfs niet eens kapitein en korporaal. Daar zagen ze in ieder geval helemaal niet naar uit. Feitelijk zagen ze er helemaal niet uit als soldaten. Gekleed in door zeewater en bloed bevlekte Duitse uniformen, smerig, ongeschoren, kalm en waakzaam en gereserveerd, pasten ze in geen enkele categorie waar hij ervaring mee had; het enige war hij met zekerheid kon zeggen bij het zien van de vermoeide, diepliggende, bloeddoorlopen ogen, de grimmige en gegroefde en stoppelgrijze gezichten van twee niet-meer-zo-jonge mensen, was dat hij nog nooit dusdanig volkomen uitgeputte mannen had gezien. 'Nou, dat is het dan wel zowat,' zei Ryan. 'De troepen op Kheros in afwachting van hun evacuatie, ons flottielje opstomend naar het noorden om ze te evacueren en de kanonnen van Navarone niet meer in de gelegenheid om iets tegen ons flottielje te ondernemen. Tevreden, kapitein Mallory?' 'Dat was allemaal wel de bedoeling,' gaf Mallory toe. Ryan nam zijn kijker weer op. Ditmaal stelde hij in op een rubbervlot dat zich bijna op de uiterste rand van het nachtzicht bevond en op weg was naar de rotskust ten westen van de haven van Navarone. De twee gestalten op het vlot waren nog maar net te onderscheiden. Ryan liet zijn kijker zakken en zei peinzend: 'Uw grote vriend - en die dame - houden er niet van te blijven plakken. U hebt mij - eh - niet aan hen voorgesteld, kapitein Mallory.' 'Daar kreeg ik de kans niet toe. Maria en Andrea. Andrea is kolonel in het Griekse leger, 19de gemotoriseerde divisie.' 'Andrea was kolonel in het Griekse leger,' zei Miller. 'Ik geloof dat hij net zijn ontslag heeft genomen.' 'Dat geloof ik eigenlijk ook. Ze hadden haast, kapitein, omdat ze allebei Griekse patriotten zijn, allebei eilandbewoners en er voor hen allebei een hoop te doen is op Navarone. Bovendien heb ik begrepen dat ze enkele zeer dringende persoonlijke aangelegenheden te regelen hebben.' 'O juist.' Ryan ging er niet verder op in, doch keek weer naar de rokende resten van het verwoeste fort. 'Nou, dat is dan dat. Is dat alles voor vanavond, heren?' Mallory glimlachte vaag. 'Ik geloof van wel.' 'Wat zou u dan zeggen van een uurtje slaap?' 'Wat een verrukkelijk woord is dat.' Miller duwde zich van de rand van de brug en stond een ogenblik te zwaaien, terwijl hij met een dodelijk vermoeid gebaar met zijn arm over zijn bloeddoorlopen, brandende ogen streek. 'Maak me maar wakker in Alexandrië.' 'Alexandrië?' Ryan keek hem geamuseerd aan. 'Daar zijn we nog in geen dertig uur.' 'Dat bedoel ik nou precies,' zei Miller. Miller zou zijn dertig uur niet krijgen. De werkelijkheid was dat hij net dertig minuten geslapen had, toen hij gewekt werd doordat het langzaam tot hem doordrong dat iets hem pijn deed in de ogen; nadat hij een tijdje gekreund en zwakjes geprotesteerd had, lukte het hem één oog open te krijgen en kwam hij tot de ontdekking dat dat iets een felle plafondlamp was, ingelaten in het dek boven de hut die hem en Mallory ter beschikking was gesteld. Miller leunde slaapdronken op zijn elleboog, wist zijn tweede oog in dienst te stellen en keek zonder geestdrift naar de twee andere aanwezigen in de hut: Mallory zat aan een tafel een of ander bericht te decoderen, terwijl luitenant Ryan in de deuropening stond. 'Dit is een schreeuwend schandaal,' zei Miller op bittere toon. 'Ik heb de hele nacht geen oog dichtgedaan.' 'U heeft precies vijfendertig minuten geslapen,' zei Ryan. 'Sorry. Maar Cairo zei dat dit bericht aan kapitein Mallory uiterst dringend was.' 'Zo zo,' zei Miller argwanend. Toen keek hij opgelucht. 'Het zal wel over promoties en medailles en zo gaan.' Hij keek hoopvol naar Mallory, die juist klaar was met het decoderen en ging zitten. 'En?' 'Nou, nee. Het begint veelbelovend genoeg hoor, hartelijk gefeliciteerd en zo, maar dan wordt de algemene teneur er niet beter op.' Mallory las het bericht over: BERICHT ONTVANGEN, HARTELIJK GEFELICITEERD, SCHITTERENDE PRESTATIE, IDIOTEN, WAAROM HEB JE ANDREA LATEN GAAN? HOOGSTE BELANG DIRECT CONTACT OP TE NEMEN, VERTREK VOOR ZONSOPGANG TIJDENS AFLEIDENDE LUCHTAANVAL VAN LANDINGSSTRIP EEN MIJL ZUIDOOST MANDRAKOS. ZEND CE VIA SIRDAR. URGENTIE 3, HERHAAL URGENTIE 3. GELUK. JENSEN.
***
Miller nam het bericht dat Mallory hem toestak, aan, bewoog het papier heen en weer tot hij zijn ogen zover gekregen had dat hij het kon lezen, nam het bericht in een van afgrijzen vervulde stilte in zich op, gaf het terug aan Mallory en ging toen languit op zijn kooi liggen. 'Grote goden!' zei hij nog, waarna hij in een soort coma scheen te vallen. 'Daar zeg je een waar woord,' gaf Mallory toe. Hij schudde vermoeid het hoofd en wendde zich tot Ryan. 'Het spijt me sir, maar ik moet u om drie dingen vragen. Een rubbervlot, een draagbare zender-ontvanger en onze onmiddellijke terugkeer naar Navarone. Wilt u zo goed zijn de radio te laten afstemmen op een vastgestelde frequentie die permanent onder observatie moet staan van uw radiokamer? Als u een CE-bericht ontvangt, geeft u dat dan door aan Caïro.' 'CE?' vroeg Ryan. 'Ja, precies.' 'En is dat alles?' 'Een fles cognac zou niet gek zijn,' zei Miller. 'Iets - wat dan ook - om ons door de verschrikkingen heen te helpen van de lange nacht die voor ons ligt.' Ryan trok een wenkbrauw op. 'Vijf sterren zeker, korporaal?' 'Zou u van plan zijn,' vroeg Miller zonder zijn slechte humeur te verbergen, 'iemand de dood in te sturen met cognac van drie sterren?'
***
Millers sombere verwachting van een vroege dood bleken echter ongegrond - wat die nacht betreft tenminste. Zelfs de verwachte afgrijselijke ontberingen van de komende nacht bleken niet meer dan geringe fysieke ongemakken te zijn. Tegen de tijd dat de Sirdar hen teruggebracht had naar Navarone en wel zo dicht bij de rotsachtige kust als nog veilig was, raakte de lucht zwaar betrokken, het was gaan regenen en vanuit het zuidwesten was een deining komen opzetten, zodat Mallory noch Miller zich erover verbaasde dat ze, toen ze hun vlot eenmaal zo dicht bij de kust gepeddeld hadden dat het aan de grond liep, in een bijzonder natte en ongelukkige toestand verkeerden; en het was nog minder verbazingwekkend dat ze, toen ze eenmaal de met rotsen bezaaide oever zelf bereikten, tot op hun huid doorweekt waren, want een breker had hun vlot tegen een glooiende rotsrichel gesmeten, doen kapseizen en hen allebei in de zee doen belanden. Doch dit was op zich zelf tamelijk onbelangrijk; hun Schmeisser machinepistolen, hun radio en hun lantaarns waren veilig in waterdichte zakken verpakt en allemaal welbehouden. Al met al, vond Mallory, een welhaast volmaakte driepuntslanding vergeleken bij de vorige keer, toen ze per boot naar Navarone gekomen waren en hun Griekse caïque door een ontzettende storm aan stukken geslagen was tegen de getande, loodrechte en - onbeklimbaar geachte - zuidelijke klippen van Navarone. Uitglijdend, struikelend en met de nodige vloeken, zochten ze zich een weg over de natte kiezelstenen en de zware, ronde rotsblokken, tot hun de weg versperd werd door een steile helling die oprees tot in de vrijwel volkomen duisternis daarboven. Mallory pakte een zaklantaren ter grootte van een potlood uit en begon de rots af te zoeken met de dunne, geconcentreerde straal. Miller legde zijn hand op zijn arm. 'Is dat niet een beetje link? Met dat ding, bedoel ik.' 'Niks link,' zei Mallory. 'Vanavond staat er geen soldaat op wacht langs de hele kust. Die spelen druk brandweermannetje in de stad. Trouwens, waarvoor zouden ze wacht moeten houden? Wij zijn de vogels en de vogels zijn na gedane arbeid gevlogen. Niemand anders dan een gek zou nog naar het eiland terugkomen.' 'Dat weet ik ook wel,' zei Miller uit de grond van zijn hart. 'Dat hoeft u me echt niet nog eens te vertellen.' Mallory glimlachte in het donker en ging door met zoeken. Binnén een minuut had hij ontdekt wat hij hoopte te vinden - een schuin oplopende geul in de helling. Hij en Miller klauterden zo snel als hun lasten en de verraderlijke bodem het toelieten omhoog door de met leisteen en rotsen bezaaide geul; binnen een kwartier hadden ze het plateau daarboven bereikt en bleven ze even staan om op adem te komen. Miller graaide in het binnenste van zijn tuniek, een discreet gebaar dat onmiddellijk gevolgd werd door een discreet geklok. 'Wat doe je daar?' vroeg Mallory. 'Ik dacht dat ik m'n tanden hoorde klapperen. Wat houdt die "urgentie 3 herhaal urgentie 3"-troep in van dat bericht?' 'Ik heb het nog nooit gezien. Maar ik weet wat het wil zeggen. Ergens bevinden zich mensen die op het punt staan te sneuvelen.' 'Om te beginnen kan ik er wel twee noemen. En als Andrea niet mee wil ? Hij behoort niet tot onze legermacht. Hij hoeft helemaal niet. En hij zei dat hij meteen ging trouwen.' Mallory zei met beslistheid: 'Hij komt.' 'Hoe bent u daar zo zeker van?' 'Omdat Andrea de enige is die ik ken, die zijn verantwoordelijkheden ten volle op zich neemt. Hij heeft er twee - de ene tegenover de anderen, de andere tegenover zich zelf. Daarom is hij teruggegaan naar Navarone - omdat hij wist dat de mensen hem daar nodig hadden. En daarom zal hij van Navarone vertrekken als hij dat "urgentie 3"-bericht ziet, omdat hij weet dat iemand anders, ergens anders, hem nog harder nodig heeft.' Miller maakte Mallory de fles cognac weer afhandig en borg hem veilig op in zijn tuniek. 'Nou, dit kan ik u wel vertellen, de toekomstige mevrouw Andrea Stavros zal hier nog wel een hartig woordje over laten vallen.' 'Andrea Stavros ook en daar verheug ik me helemaal niet op,' zei Mallory openhartig. Hij tuurde op de lichtgevende wijzerplaat van zijn horloge en kwam overeind. 'Over een halfuur in Mandrakos.' Precies dertig minuten later bewogen Mallory en Miller zich, met hun Schmeissers nu niet langer in de waterdichte zakken, maar aan hun schouder op heuphoogte hangend, snel maar heel zacht van de ene schaduw naar de andere door de aanplantingen van carob bomen aan de rand van het dorp Mandrakos. Plotseling hoorden ze recht vooruit het onmiskenbaar getinkel van een flessenhals tegen een glas. Voor deze twee mannen was een dergelijke, potentieel gevaarlijke situatie zo alledaags dat het zelfs niet eens de moeite waard was elkaar aan te kijken. Ze lieten zich onhoorbaar op handen en voeten vallen en kropen voort, terwijl Miller waarderend de lucht opsnoof; de harsachtige Griekse drank ouzo bezit het bijzondere vermogen de atmosfeer op aanzienlijke afstand te doordrenken. Mallory en Miller bereikten een bosje struiken, gingen plat op de grond liggen en keken voor zich uit. Aan hun uitbundig bestikte vesten, hun sjerpen en hun bijzondere hoofdtooi bleek dat de twee figuren die op de open plek tegen een plataan geleund zaten, eilandbewoners waren; uit de geweren die ze over hun knieën hadden liggen, dat ze een soort wacht vormden; uit de bijna verticale stand waarin ze de ouzofles moesten houden om het beetje op te vangen wat er nog in zat, dat ze klaarblijkelijk hun plichten niet al te ernstig opvatten, en ook dat ze dat al een hele tijd niet gedaan hadden. Mallory en Miller trokken zich iets minder steels terug dan ze gekomen waren, stonden op en keken elkaar aan. Ze schenen er geen gepast commentaar op te weten. Nog tweemaal kwamen ze op hun weg naar het centrum van Mandrakos, terwijl ze snel van het ene bosje carob bomen naar het andere, van plataan naar plataan schoten, dergelijke schildwachten tegen, die allemaal hun plichten op een zeer liberale wijze interpreteerden en gemakkelijk te ontwijken waren. Miller trok Mallory in een deurnis. 'Wat vieren ze eigenlijk?' vroeg hij, 'onze vrienden daarginds.' 'Wat zou jij doen? Navarone is nu voor de Duitsers onbruikbaar. Over een week zijn ze er allemaal vandoor.' 'Goed dan. Maar waarom houden ze dan de wacht?' Miller wees met zijn hoofd naar een kleine, witgekalkte Grieks-orthodoxe kerk die midden op het dorpsplein stond. Van daarbinnen kwam een onderdrukt gemompel en er straalde heel wat licht uit de slecht verduisterde ramen. 'Zou het daar wat mee te maken hebben?' Mallory zei: 'Nou, daar zijn we gauw genoeg achter.' Zachtjes gingen ze verder, waarbij ze gebruik maakten van elke beschikbare dekking en schaduw, tot ze bij een nog diepere schaduw belandden die veroorzaakt werd door twee steunberen aan de muur van de oude kerk. Tussen deze steunberen bevonden zich een paar van de beter verduisterde ramen en een ervan vertoonde alleen maar een smalle kier aan de onderkant. De beide mannen bukten zich en gluurden door de nauwe opening. Van binnen maakte de kerk een nog oudere indruk dan van buiten. De hoge, ongeschilderde banken, van met de dissel eeuwen geleden bewerkt eikenhout, waren zwart en glad gewreven door ontelbare generaties van kerkgangers, het hout zelf was versplinterd en gespleten door de tand des tijds; de witgekalkte wanden zagen eruit alsof ze binnen zowel als buiten steunberen nodig hadden, ten prooi aan een ondergang die nu niet lang meer op zich zou laten wachten; het dak leek ieder ogenblik te kunnen instorten. Het nu nog luidere gezoem van stemmen bleek afkomstig te zijn van eilandbewoners van iedere leeftijd en sekse, velen in ceremoniële klederdracht, die vrijwel elke beschikbare plaats in de kerk bezet hadden; het licht van letterlijk honderden sputterende kaarsen, vele oud en gedraaid en versierd en klaarblijkelijk voor deze gelegenheid te voorschijn gehaald, die stonden langs de muren, om het altaar en langs het middenpad; bij het altaar zelf stond een priester, een baardige patriarch in Grieks-orthodox gewaad, onverstoorbaar te wachten. Mallory en Miller keken elkaar vragend aan en stonden op het punt zich weer op te richten toen achter hen een heel diepe en heel rustige stem begon te spreken. 'Handen in je nek,' klonk het vriendelijk. 'En kom heel langzaam overeind. Ik heb hier een Schmeisser machinepistool.' Langzaam en voorzichtig, precies zoals de stem gezegd had, deden Mallory en Miller wat hun bevolen was. 'Omdraaien. Voorzichtig nu.' Dus draaiden ze zich om, voorzichtig. Miller keek naar de zware, donkere gestalte die inderdaad, zoals hij beweerd had, een machinepistool in handen had en zei geprikkeld: 'Zou je alsjeblieft ergens anders op willen mikken!' De donkere gedaante gaf een verbaasde uitroep, liet het wapen zakken op zijn heup en boog zich voorover, waarbij het donkere, diepgegroefde gezicht slechts een moment van verbazing te zien gaf. Andrea Stavros gaf niet veel om onnodige gevoelsuitingen en hij had in een oogwenk zijn gewone zelfbeheersing hervonden. 'De Duitse uniformen,' legde hij ter verontschuldiging uit. 'Ik was er even door misleid.' 'Je had mij ook kunnen misleiden,' zei Miller. Hij keek ongelovig naar Andrea's kleren, naar de ongelooflijk wijde pofbroek, de zwarte kaplaarzen, het ingewikkeld versierde vest en de fel purperen sjerp om zijn middel, sidderde en sloot met een gemartelde blik de ogen. 'Ben je op bezoek geweest bij Ome Jan?' 'De ceremoniële dracht van mijn voorouders,' zei Andrea goedig. 'Zijn jullie overboord gevallen?' 'Niet met opzet,' zei Mallory. 'We zijn teruggekomen om je op te zoeken.' 'Je had daar een geschikter ogenblik voor kunnen uitzoeken.' Hij aarzelde, keek naar een verlicht gebouwtje aan de overkant en nam hen bij de arm. 'Hier kunnen we praten.' Hij schoof hen voor zich uit en sloot de deur achter zich. Uit de banken en de spartaanse inrichting bleek dat het een soort vergaderzaaltje was, het dorpshuis, verlicht door drie nogal rokende olielampen, waarvan het licht bijzonder gastvrij weerkaatst werd door tientallen flessen drank en wijn en bier en glazen die bijna iedere centimeter van de twee lange schragentafels innamen. De lukrake, weinig esthetische opstelling van de verversingen getuigde van een spontane en haastig geïmproviseerde voorbereiding van een feest; de dichte rijen flessen van het voornemen, het gebrek aan kwaliteit te vergoeden door een overvloed aan kwantiteit. Andrea liep naar de dichtstbijstaande tafel, nam drie glazen en een fles ouzo op en begon in te schenken. Miller haalde zijn fles cognac te voorschijn en bood hem die aan, doch Andrea was te gepreoccupeerd om het op te merken. Hij reikte hen de ouzoglazen aan. 'Gezondheid.' Andrea leegde zijn glas en ging peinzend verder: 'Je bent niet zonder een heel goede reden teruggekeerd, mijn beste Keith.' Zwijgend haalde Mallory het bericht uit Cairo uit zijn waterdichte portefeuille en overhandigde het aan Andrea, die het half met tegenzin aannam; toen las hij het, somber zijn wenkbrauwen fronsend. Hij zei: 'Betekent "urgentie 3" wat ik denk dat het betekent?" Weer bleef Mallory zwijgen; hij knikte slechts, terwijl hij Andrea onafgewend aankeek. 'Dit komt slecht voor mij uit.' De frons werd nog dieper. 'Heel slecht. Er is veel voor mij te doen in Navarone. De mensen zullen me missen.' 'Het komt mij ook slecht uit,' zei Miller. 'Ik zou heel goed van alles kunnen doen in Londen, in het West End. Daar missen ze me ook. Dat kun je van iedere barjuffrouw horen. Maar daar wordt niet naar gevraagd.' Andrea nam hem een ogenblik rustig op, toen wendde hij zich tot Mallory. 'Jij zegt niets.' 'Ik heb niets te zeggen.' De sombere blik verdween langzaam van Andrea's gezicht, doch het peinzend fronsen bleef. Hij aarzelde, stak toen zijn hand uit naar de fles ouzo. Miller sidderde geaffecteerd. 'Toe nou.' Hij wees op de fles cognac. Andrea glimlachte, kort en voor het eerst, schonk wat van Millers cognac met vijf sterren in hun glazen, las het bericht nog een keer over en gaf het toen terug aan Mallory. 'Ik moet erover nadenken. Ik moet eerst nog enkele zaken regelen.' Mallory keek hem peinzend aan. 'Zaken?' 'Ik moet naar een bruiloft.' 'Een bruiloft?' informeerde Miller beleefd. 'Moeten jullie nou alles herhalen wat ik zeg? Een bruiloft.' 'Iemand die je kent zeker,' zei Miller ongelovig. 'En op dit uur van de nacht.' 'Voor sommige mensen in Navarone,' zei Andrea droog, 'is de nacht de enige veilige tijd.' Hij draaide zich plotseling om, deed de deur open en aarzelde even. Mallory vroeg nieuwsgierig: 'Wie gaat er trouwen?' Andrea gaf geen antwoord. In plaats daarvan liep hij terug naar de dichtstbijstaande tafel, schonk zich een half waterglas cognac in en dronk het in één teug uit, richtte zich op en stapte vastberaden naar de deur toe. Mallory en Miller staarden hem na en vervolgens naar de deur die achter hem dichtviel; toen keken ze elkaar aan. Ongeveer een kwartier later keken ze elkaar opnieuw aan, nu met een uitdrukking die varieerde tussen gewoon verbijsterd en lichtelijk met stomheid geslagen. Ze zaten op de achterste bank van de Grieks-orthodoxe kerk - het enige deel van de hele kerk dat nu niet in beslag genomen werd door eilandbewoners. Ze zaten zeker achttien meter van het altaar, maar aangezien ze allebei lang waren en bovendien aan het middenpad zaten, konden ze vrij goed zien wat er daarginds aan de hand was. Om precies te zijn, er was daarginds niets meer aan de hand. De huwelijksceremonie was voorbij. Met grote ernst sprak de priester zijn zegen uit en Andrea en Maria, het meisje dat hun de weg gewezen had in het fort van Navarone, draaiden zich met bij de gelegenheid passende waardigheid om en liepen het middenpad af. Andrea boog zich naar haar over; uit zijn gelaatsuitdrukking zowel als uit zijn houding spraken tederheid en bezorgdheid. Hij fluisterde haar iets in het oor, doch naar het scheen hadden zijn woorden weinig te maken met de manier waarop ze uitgesproken werden, want halverwege het middenpad barstte er een heftige woordenwisseling los. Woordenwisseling is misschien het juiste woord niet; het was een zeer eenzijdige monoloog. Met een opgewonden gezicht en fonkelende ogen, heftig gebarend en kennelijk heel boos, richtte Maria het woord tot Andrea in allesbehalve zachte tonen, voortvloeiende uit een ook maar niet enigszins bedwongen woede; wat Andrea betreft, die probeerde op een verontschuldigende, bezwerende manier haar tot zwijgen te brengen met evenveel succes als waarmee koning Knoet de vloed tegenhield, terwijl hij angstig om zich heen keek. De reactie van de gezeten gasten varieerde van ongeloof via uiterste verbazing en verbijstering tot een oprecht afgrijzen; klaarblijkelijk beschouwde iedereen het schouwspel als hoogst ongebruikelijk na een huwelijksplechtigheid. Toen het paar het eind van het middenpad bereikte, bij de bank waar Mallory en Miller zaten, bereikte de discussie, als het zo genoemd kon worden, een hoogtepunt. Terwijl ze langs de bank liepen boog Andrea zich, met de hand voor de mond, over naar Mallory. 'Dit,' zei hij sotto voce, 'is onze eerste echtelijke ruzie.' Hij kreeg geen tijd méér te zeggen. Een gebiedende hand greep zijn arm en sleurde hem letterlijk door de kerkdeur. Zelfs nadat ze uit het gezicht verdwenen waren, was Maria's stem nog luid en duidelijk te horen voor iedereen in de kerk. Nadat Miller de lege deuropening in ogenschouw had genomen, draaide hij zich om en keek Mallory nadenkend aan. 'Een bijzonder temperamentvol meisje. Ik wou dat ik Grieks verstond. Wat zei ze daar eigenlijk?' Mallory hield zijn gezicht zorgvuldig in de plooi. 'En hoe zit het dan met mijn wittebroodsweken?' 'O juist.' Miller keek al even uitgestreken. 'Kunnen we er niet beter achteraan gaan?' 'Waarom?' 'Andrea kan anders aardig wat aan.' Het was een van Millers meesterlijke 'gematigde uitdrukkingen'. 'Maar ik geloof dat hij nu een beetje te hoog gegrepen heeft.' Mallory glimlachte, stond op en liep naar de deur toe, gevolgd door Miller, die op zijn beurt weer gevolgd werd door een gehaaste menigte gasten, die natuurlijk verlangend waren om de tweede akte van dit onvoorzien amusement mee te maken; het dorpsplein was echter totaal verlaten. Mallory aarzelde niet. Met het instinct, voortgesproten uit de ervaring van een lange omgang met Andrea, begaf hij zich over het plein naar het dorpshuis waar Andrea zijn eerste dramatisch optreden had gegeven. Zijn instinct had hem niet bedrogen. Andrea, die met een groot glas cognac in zijn hand somber een rode vlek op zijn wang stond te betasten, keek op toen Mallory en Miller binnenkwamen. Somber zei hij: 'Ze is naar haar moeder teruggegaan.' Miller keek op zijn horloge. 'Een minuut, vijfentwintig seconden,' zei hij vol bewondering. 'Een nieuw wereldrecord.' Andrea keek hem nijdig aan en Mallory kwam haastig tussenbeide. 'Je gaat dus mee.' 'Natuurlijk ga ik mee,' zei Andrea nijdig. Hij keek zonder veel geestdrift naar de gasten die nu het zaaltje in kwamen zwermen, hem zonder veel omhaal voorbijstevenden en zich - als de kameel naar de oase - een weg baanden naar de flessen. 'Er moet toch iemand op jullie passen.' Mallory keek op zijn horloge. 'Nog drie en een halfuur voor die vliegmachine komt. We zijn bekaf, Andrea. Waar kunnen we slapen? Op een veilige plek. Al je wachtposten zijn onbekwaam.' 'Dat zijn ze al sinds het fort de lucht in ging,' zei Andrea. 'Kom, ik zal het jullie wijzen.' Miller keek naar de eilandbewoners die het, te midden van een baaierd van opgewekte stemmen, uitzonderlijk druk hadden met flessen en glazen. 'En je gasten?' 'Nou - en?' Andrea wierp een humeurige blik op zijn landgenoten. 'Moet je dat stelletje zien. Heb je ooit een huwelijksreceptie meegemaakt waar iemand ook maar de geringste aandacht besteedde aan bruid en bruidegom? Kom.' Ze liepen door Mandrakos zuidwaarts naar het open veld. Tweemaal werden ze door wachtposten aangehouden en beide keren maakten een gegrom en een nijdige blik van Andrea dat ze zich terug haastten naar hun ouzoflessen. Het regende nog hard, maar de kleren van Mallory en Miller waren al zo doorweekt dat een beetje regen voor hen geen merkbaar verschil maakte en Andrea scheen het helemaal niet te merken. Andrea maakte de indruk dat hij het te druk had met andere dingen. Na een kwartier bleef Andrea staan voor de dubbele deur van een klein, vervallen en kennelijk verlaten schuurtje aan de kant van de weg. 'Binnen is hooi,' zei hij. 'Daar zijn we veilig.' Mallory zei: 'Mooi. Een radiobericht naar de Sirdar dat ze het CE-bericht moeten doorseinen naar Cairo en -' 'CE?' vroeg Andrea. 'Wat is dat?' 'Om Caïro te laten weten dat we je gevonden hebben en dat we paraat zijn om afgehaald te worden... En dan slapen - drie verrukkelijke volle uren.' Andrea knikte. 'Drie uur.' 'Drie volle uren,' zei Mallory peinzend. Op Andrea's diepgegroefde gezicht brak een langzame glimlach door en hij gaf Mallory een klap op zijn schouder. 'In drie volle uren,' zéi hij, 'kan een man als ik heel wat tot stand brengen.' Hij draaide zich om en haastte zich weg door de natte nacht. Mallory en Miller keken hem na zonder een enkele uitdrukking op hun gezicht, keken elkaar aan, nog steeds zonder een enkele uitdrukking en duwden toen de deuren van de schuur open.
***
Het vliegveld van Mandrakos zou van geen enkele burgerluchtvaartcommissie ter wereld een vergunning gekregen hebben. Het was iets meer dan achthonderd meter lang, met aan beide uiteinden van de startbaan steile heuvels, slechts vijfendertig meter breed en royaal voorzien van een assortiment hobbels en kuilen die gegarandeerd ieder landingsgestel in de kortst mogelijke tijd konden ruïneren. Maar de RAF had het al eerder gebruikt, zodat het niet uitgesloten was dat ze het niet tenminste nog één keer zouden kunnen doen. Aan de zuidkant werd de landingsstrip begrensd door bosjes carob bomen. Onder de gebrekkige beschutting van een ervan zaten Mallory, Miller en Andrea te wachten. Dit gold echter»alleen voor Mallory en Miller, in elkaar gedoken, doodongelukkig en huiverend in hun nog steeds drijfnatte kleren. Andrea daarentegen lag heerlijk languit op zijn rug, zonder iets te merken van de dikke regendruppels die op zijn gezicht vielen. Hij zag er volkomen tevreden uit, vol zelfvoldoening haast, zoals hij keek naar de eerste grijze tinten, die zich aan de oostelijke hemel vertoonden boven het zwarte, massieve silhouet van de Turkse kust. Andrea zei: 'Daar komen ze.' Mallory en Miller luisterden even en toen hoorden ze het ook - het verre, gedempte gebrom van naderende zware vliegtuigen. Alle drie stonden ze op en begaven zich naar de rand van het vliegveld. Binnen een minuut vloog een escadrille van achttien Wellingtons, snel hoogte verliezend na hun klim over de bergen in het zuiden en nu op minder dan driehonderd meter recht over de landingsstrip in de richting van Navarone. In het licht van de vroege dageraad waren ze nauwelijks te zien maar des te beter te horen. Twee minuten later hoorde het drietal de explosies en zagen ze het helder oranje licht opvlammen toen de Wellingtons hun bommen lieten vallen op het vernielde fort. Sporadisch vuur van lichtspoormunitie, voornamelijk lichte wapens, gaf een indruk van de weinig effectieve, zwakke verdediging vanaf de grond. Met het fort was ook al het luchtdoelgeschut opgeblazen. De aanval was kort en hevig; binnen twee minuten hield het bombardement even snel op als het begonnen was en was er alleen nog maar het langzaam wegstervend geluid van de gedesynchroniseerde motoren toen de Wellingtons wegtrokken, eerst naar het noorden en toen westwaarts, over de nog donkere wateren van de Egeïsche Zee. Een minuut of drie stonden ze zwijgend aan de rand van de landingsstrip en toen zei Miller verbaasd: 'Hoe komen we zo belangrijk?' 'Ik weet het niet,' zei Mallory. 'Maar ik denk niet dat we blij zullen zijn als we erachter komen.' 'En dat zal ook niet lang meer duren.' Andrea draaide zich om en tuurde naar de bergen in het zuiden. 'Hoor je wel?' De anderen hoorden het geen van beiden, maar ze twijfelden er niet aan of er was werkelijk iets te horen. Andrea's gehoor was even goed als zijn fenomenaal gezichtsvermogen. Toen hoorden ze het ineens ook. Een eenzame bommenwerper - eveneens een Wellington - daalde langzaam neer vanuit het zuiden, cirkelde een keer rond terwijl Mallory snel omhoogseinde met zijn zaklantaarn, nam positie in voor de landing en kwam zwaar neer aan het eind van de landingsstrip. Hij taxiede naar hen toe, hevig schokkend over de ongelijke bodem en bleef op een afstand van minder dan honderd meter van hen staan; een licht begon te knipperen vanuit de cockpit. Andrea zei: 'Denk er nou alsjeblieft aan. Ik heb beloofd dat ik binnen een week terug zou zijn.' 'Je moet nooit iets beloven,' zei Miller streng. 'En als we nou niet binnen een week terug zijn ? Als ze ons bij voorbeeld naar de Grote Oceaan sturen?' 'Dan stuur ik jou eerst terug om het uit te leggen.' Miller schudde zijn hoofd. 'Ik geloof echt niet dat ik daar zin in zal hebben.' 'We zullen het een andere keer nog wel eens hebben over jouw lafhartigheid,' zei Mallory. 'Vooruit, schiet op.' De drie mannen holden naar de wachtende Wellington. De Wellington was reeds een halfuur op weg naar zijn plaats van bestemming, welke die dan ook mocht zijn en Andrea en Miller zaten met koffiekoppen in hun hand en probeerden, met weinig succes overigens, het zich makkelijk te maken op de hobbelige matrassen die op de vloer van het vliegtuig lagen, toen Mallory terugkeerde uit de cockpit. Miller keek hem met vermoeide gelatenheid aan. Zijn gelaatsuitdrukking was verstoken van ieder spoor van enthousiasme. 'En bent u er achter?' Uit zijn toon bleek maar al te duidelijk dat hij het allerergste verwachtte. 'Waar moeten we nu weer naar toe? Rhodes? Beiroet? De vleespotten van Caïro?' 'Termoli, zeggen ze.' 'Ook goed. Heb ik altijd al willen zien.' Miller zweeg even. 'Waar ligt Termoli in godsnaam?' 'Italië, geloof ik. Ergens aan de Adriatische Zee.' 'Nee toch!' Miller draaide zich om en trok een deken over zijn hoofd. 'En ik heb toch al zo de pest aan spaghetti.'