18

Wapshott verliet het hotel onder begeleiding van de twee rechercheurs en Erlendur kreeg te horen dat het meisje Ösp, dat de dode had gevonden, op de derde verdieping aan het werk was.

Hij nam de lift naar boven en toen hij op de derde verdieping was, zag hij haar een karretje met vuile was uit een van de kamers duwen. Ze was druk bezig met haar werk en schonk geen enkele aandacht aan hem voor hij naar haar toe liep en haar aansprak. Ze wierp een blik op hem en herkende hem meteen.

‘O, ben jij het?’ zei ze onverschillig.

Ze leek zelfs nog vermoeider en depressiever dan toen hij haar een paar dagen geleden in de personeelskantine had gesproken, en Erlendur dacht bij zichzelf dat het kerstfeest waarschijnlijk ook in haar leven geen erg blijde tijd was. En voor hij het wist, had hij haar ernaar gevraagd.

‘Heb je een hekel aan Kerstmis?’ vroeg hij.

Ze gaf hem geen antwoord, maar duwde de kar naar de volgende deur, klopte aan en wachtte even voor ze haar sleutels pakte, de deur opendeed en de kamer binnenging. Ze riep voor de zekerheid iets naar binnen, voor het geval dat er toch iemand aanwezig was die haar kloppen niet had gehoord, en begon toen de kamer te doen. Ze maakte het bed op, raapte de handdoeken van de vloer van de badcel op, spoot een reinigingsmiddel op de spiegels. Erlendur slenterde achter haar aan naar binnen en keek toe bij haar werk, en na een hele tijd leek ze opeens te merken dat hij er nog steeds was.

‘Je mag de kamer niet in,’ zei ze. ‘Dat is privé.’

‘Jij doet kamer 312 op de verdieping hieronder,’ zei Erlendur. Daar zat een wat zonderlinge Brit in, Henry Wapshott. Is je iets ongewoons in zijn kamer opgevallen?’

Ze keek hem aan alsof ze niet helemaal begreep wat hij bedoelde.

‘Zoals bijvoorbeeld een bloedig mes?’ zei hij en hij probeerde te glimlachen.

‘Nee,’ zei Ösp, ‘niets.’ Ze dacht even na. ‘Wat voor mes? Heeft hij de kerstman vermoord?’ vroeg ze toen.

‘Ik herinner me niet precies meer hoe je je hebt uitgedrukt toen we laatst met elkaar praatten, maar toen zei je dat sommige gasten jullie lastigvielen. Ik had de indruk dat je het in seksuele zin bedoelde. Was hij er zo een?’

‘Nee, ik heb hem maar eenmaal gezien.’

‘En was er niets dat ...’

‘Hij werd razend toen ik de kamer in kwam,’ zei ze.

‘Razend?’

‘Ik stoorde hem en hij gooide me eruit. Ik ben gaan uitzoeken wat er aan de hand was, en toen bleek dat hij bij de receptie nadrukkelijk had aangegeven dat hij niet wilde dat iemand zijn kamer deed. Niemand heeft mij er iets over gezegd. Niemand van die verdomde lui praat ooit met je. Daarom ging ik bij hem naar binnen, en toen hij me zag verloor hij zijn zelfbeheersing. Viel me aan, de gek! Alsof ik hier in dit hotel iets voorstel. Hij had de directeur moeten aanvallen.’

‘Hij is een beetje een raadsel.’

‘Een engerd!’

‘Ik bedoel Wapshott.’

‘Ja, allebei.’

‘Je hebt dus niets ongewoons bij hem opgemerkt?’

‘Het was er een grote bende, maar dat is niets ongewoons.’

Ösp onderbrak haar werkzaamheden, bleef even staan en keek Erlendur nadenkend aan.

‘Ben je al wat verder? Met de kerstman?’

‘Niet erg veel,’ zei Erlendur. ‘Waarom?’

‘Dit is een vreemd hotel,’ zei Ösp. Ze ging zachter praten en spiedde de gang af.

‘Vreemd?’ Erlendur had opeens het gevoel dat ze wat minder zelfverzekerd was. ‘Ben je ergens bang voor? Voor iets hier in het hotel?’

Ösp gaf hem geen antwoord.

‘Ben je bang dat je je werk kunt verliezen?’ Ze keek Erlendur aan.

‘Precies, dit is het soort baantje dat je niet graag kwijtraakt.’

‘Wat is het dan?’

Ösp aarzelde nog steeds en toen leek ze plotseling een besluit te nemen. Alsof wat ze wilde gaan vertellen niet de moeite waard was om er zich nog langer het hoofd over te breken.

‘Ze stelen in de keuken,’ zei ze. ‘Zoveel ze kunnen. Ik denk dat ze al jaren geen boodschappen meer voor zichzelf hebben hoeven te doen.’

‘Ze stelen?’

‘Alles wat niet aan de grond zit vastgeschroefd.’

‘Welke ze?’

‘Niet zeggen dat ik het heb gezegd. De chef-kok. Die in elk geval.’

‘Hoe weet je dat?’

‘Gulli heeft het me verteld. Hij wist alles wat er in het hotel gebeurde.’

Erlendur dacht terug aan de keer dat hij de tong van het buffet had gestolen en de chef-kok het hem zag doen en hem op zijn vingers tikte. Herinnerde zich zijn berispende toon.

‘Wanneer vertelde hij je dit?’

‘Een maand of twee geleden.’

‘En verder? Maakte hij zich er zorgen over? Wilde hij het gaan vertellen? Waarom heeft hij het aan jou verteld? Ik dacht dat je hem helemaal niet kende.’

‘Ik kende hem ook helemaal niet.’ Ösp zweeg. ‘Ze waren me in de keuken aan het stangen,’ zei ze toen. Gebruikten vuile taal.

‘Hoe doe jij het met haar?’ en zo. Al die stomme dingen die zulke idioten kunnen bedenken. Gulli hoorde het en praatte met me. Zei me dat ik me er geen zorgen over moest maken. Hij zei dat het allemaal dieven waren en dat hij ze zou kunnen aangeven als hij dat wilde.’

‘Dreigde hij dat hij hen zou aangeven?’

‘Hij dreigde helemaal niet,’ zei Ösp. ‘Zei het alleen maar om me een beetje op te beuren.’

‘Wat stelen ze?’ vroeg Erlendur. ‘Heeft hij een voorbeeld gegeven?’

‘Hij zei dat de directeur van het hotel ervan wist, maar er niets aan deed; hij steelt zelf. Hij koopt smokkelwaar. Voor de bars. Dat vertelde Gulli ook. Hij doet het samen met de gerant.’

‘Heeft Guðlaugur dat gezegd?’

‘En het verschil delen ze.’

‘Waarom heb je me dit niet verteld toen ik de eerste keer met je sprak?’

‘Is het belangrijk?’

‘Dat zou het best eens kunnen zijn.’ Ösp haalde haar schouders op.

‘Dat wist ik niet en ik was ook niet helemaal mezelf nadat ik hem gevonden had. Guðlaugur. Met dat condoom. En die messteken.’

‘Heb je geld in zijn kamer gezien?’

‘Geld?’

‘Kort tevoren was hem een zeker bedrag betaald en ik weet niet of hij dat nog had toen hij werd aangevallen.’

‘Ik heb geen kroon gezien.’

‘Nee,’ zei Erlendur. ‘Jij hebt het geld niet ingepikt toen je hem vond?’

Ösp hield op met haar werk en liet haar armen langs haar zij vallen.

‘Bedoel je dat ik het gestolen zou hebben?’

‘Zoiets is al eerder voorgekomen.’

‘Je denkt dat ...’

‘Heb je het ingepikt?’

‘Nee.’

‘Je had de kans.’

‘Degene die hem vermoordde ook.’

‘Dat klopt,’ zei Erlendur.

‘Ik heb geen kroon gezien.’

‘Nee? In orde dan.’

Ösp begon weer te poetsen. Spoot een reinigingsmiddel in de toiletpot en borstelde hem stevig schoon. Ze deed of Erlendur er niet was. Hij bleef een tijdje naar haar werk staan kijken en bedankte haar toen.

‘Wat bedoelde je toen je zei dat je hem stoorde?’ vroeg hij, en hij bleef in de deuropening staan. ‘Henry Wapshott. Je kunt zijn kamer toch niet ver ingekomen zijn als je net als zo-even een waarschuwing hebt geroepen?’

‘Hij hoorde me niet.’

‘Wat was hij aan het doen?’

‘Ik weet niet of ik dat mag ...’

‘Het komt niet verder.’

‘Hij was televisie aan het kijken,’ zei Ösp.

‘Hij zou niet willen dat dat algemeen bekend werd,’ fluisterde Erlendur op een samenzweerderstoon.

‘Nou ja, het was een video,’ zei Ösp. ‘Een pornofilm. Smerig.’

‘Vertonen jullie hier in het hotel pornofilms?’

‘Niet zulke films, die zijn overal verboden.’

‘Wat voor films?’

‘Het was kinderporno. Ik heb het tegen de directeur gezegd.’

‘Kinderporno? Wat voor kinderporno?’

‘Wat voor? Moet ik het beschrijven?’

‘Op welke dag was dat?’

‘Die verdomde smeerlap!’

‘Wanneer was dat?’

‘Op de dag dat ik Gulli heb gevonden.’

‘Wat deed de directeur?’

‘Niets,’ zei Ösp. ‘Zei me dat ik mijn kop stijf dicht moest houden.’

‘Weet je wie Guðlaugur was?’

‘Wat bedoel je, de portier? Hij was de portier. Was hij nog wat anders?’

‘Ja, toen hij klein was. Toen was hij koorknaap en had een heel mooie stem. Ik heb hem op een plaat horen zingen.’

‘Een koorknaap?’

‘Eigenlijk een kindsterretje. En toen liep alles in zijn leven op de een of andere manier in het honderd. Hij kwam in de puberteit en daarmee was het afgelopen.’

‘Dat wist ik niet.’

‘Nee, niemand wist nog iets over Guðlaugur,’ zei Erlendur. Ze zwegen en stonden allebei een tijdje na te denken.

‘Heb je een hekel aan Kerstmis?’ vroeg Erlendur nogmaals.

Het was net of hij een zielsverwant had gevonden.

Ze draaide zich naar hem om.

‘Kerstmis is voor gelukkige mensen.’

Erlendur keek Ösp aan en een heel zwakke glimlach verscheen op zijn gezicht.

‘Je zou mijn dochter eens moeten leren kennen,’ zei hij, en hij pakte zijn mobiele telefoon.

 

Sigurður Óli was stomverbaasd toen hij van Erlendur hoorde dat Guðlaugur hoogstwaarschijnlijk een boel geld in zijn kamertje had gehad. Ze waren van mening dat het nodig was om na te gaan of Wapshott de waarheid had gesproken toen hij zei dat hij op het tijdstip van de moord op de platenmarkten rondzwierf.

Toen Erlendur belde, stond Sigurður Óli voor de cel van Wapshott en hij beschreef Erlendur onder welke omstandigheden de speekselproef van de Brit was afgenomen.

De cel waarin hij zat had al heel wat ongelukkigen gezien, van zielige drinkebroers tot geweldplegers en moordenaars, en velen hadden op de muren geschreven of opmerkingen over hun ellendig verblijf in voorlopige hechtenis in het schilderwerk gekrast. In de cel stonden een toiletpot en een bed dat aan de vloer was vastgeschroefd. Op het bed lagen een dunne matras en een hard kussen. De cel had geen raam en hoog boven de gevangene bevond zich een sterke tl-buis, die nooit uitging, zodat de gevangene moeite had om dag en nacht van elkaar te onderscheiden.

Henry Wapshott stond stokstijf tegen de muur tegenover de zware stalen deur. Twee cipiers hielden hem vast. Elínborg en Sigurður Óli waren eveneens in de cel aanwezig, met een gerechtelijk bevel tot de afname van het speeksel, en verder was Valgerður er met haar wattenstaafje, klaar om het speeksel af te nemen.

Wapshott staarde haar aan alsof ze de duivel zelf was, gekomen om hem met zich mee te voeren naar het eeuwige vuur. Zijn ogen rolden bijna uit zijn hoofd en hij trok zich zo ver mogelijk van haar terug, en wat ze ook probeerden, hij was er niet toe te bewegen zijn mond te openen.

Uiteindelijk werkten ze hem tegen de grond en hielden zijn neus dicht tot hij het niet langer kon houden en naar ademhapte. Valgen)ur maakte van de gelegenheid gebruik en stak het wattenstaatje in zijn open mond, bewoog het heen en weer tot hij begon te kokhalzen en haalde het staafje er toen weer bliksemsnel uit.