Hoofdstuk 8
Het landschap veranderde weinig terwijl ze door de bossen van McKenna reden, maar in de verte klonk het gerommel van naderend onweer. Ewan en zijn mannen keken met een onheilspellende blik naar de lucht, alsof ze zich voorbereidden op een gevecht tegen een onzichtbare vijand. Ewan spoorde zijn paard aan en reed langszij Grace.
“Als we dit tempo aanhouden, dan halen we Glenmore Castle voordat het begint te regenen. Daar kunnen we de nacht doorbrengen.”
“Hm.”
“Maar we kunnen ook nu stoppen voor een korte pauze, als je dat nodig vindt. Alec kan dan een veilige plek voor je zoeken.”
Grace perste haar lippen op elkaar en schudde haar hoofd.
“Heb je honger? Ik heb havermoutkoekjes en gedroogd fruit bij me, en er zit een fles wijn in mijn zadeltas.”
Grace streek een lok uit haar gezicht en keek hem niet aan. Ewan wachtte even, maar het werd hem al snel duidelijk dat ze geen antwoord zou geven.
“Lieve hemel, Grace, ga je dan nooit meer iets tegen me zeggen?”
Ze verstijfde. Ze haalde even diep adem, draaide zich toen naar hem om en keek hem aan met haar grote grijze ogen. “Ik denk niet dat jij wilt horen wat ik te zeggen heb.”
“Grace, alsjeblieft, wees redelijk.”
“Waag het niet zo verontwaardigd te doen, Ewan. We weten allebei waarom ik boos op je ben.”
“Hoezo? Ik heb een goede vriend een dienst bewezen door mijn zwaard en mijn mannen aan te bieden en zijn zus te beschermen op haar reis. Is dat zo verkeerd?”
“Ach, doe niet alsof je een galante held bent die een hulpeloze vrouw te hulp schiet. Het is een daad die is ingegeven door zelfzuchtigheid.”
“Ik heb me nooit gerealiseerd dat jij zo achterdochtig bent, Grace. Het is eigenlijk wel verfrissend om erachter te komen dat jij ook een paar minder goede eigenschappen hebt.”
“Ik heb er wel meer dan een paar. En ik zou je misleiding afkeuren, als ik er de juiste woorden voor wist.”
“Zal ik je een paar woorden leren? Misschien voel je je dan wat beter.”
Grace keek naar de lucht, maar hij zag nog net dat ze probeerde een glimlach te verbergen. Hoopvol glimlachte hij naar haar. Ze deed alsof ze het niet zag, maar dat deerde hem niet. Stukje bij beetje zou hij haar weerstand breken. De reis naar het klooster zou vier dagen duren, en dat konden ook vijf of zes dagen worden als het weer slechter werd en de wegen modderig werden.
Hij gaf zijn paard de sporen, keek naar de lucht en hoopte vurig dat het zou gaan regenen.
Toen de schemering inviel, kwamen ze aan bij Glenmore Castle. Lord Kilkinny was niet aanwezig, maar toen duidelijk werd gemaakt dat de zus van McKenna zich in het gezelschap bevond, gingen de poorten onmiddellijk open. De neef van de lord, Simon, stond op de binnenplaats te wachten. Hij was een kleine, gedrongen man van middelbare leeftijd, die breed glimlachte naar Grace en haar hielp met afstijgen.
Ewans maag kromp ineen bij de aanblik van die vlezige handen om Grace’ middel, en toen de man de brutaliteit had haar sluier aan te raken, moest Ewan zich inhouden om niet van zijn paard te springen en die dikke buik met zijn zwaard te doorboren.
“Rustig aan.” Alecs stem bracht Ewan weer bij zinnen. “We komen in vrede, weet je nog?”
Ewan snoof hardop. “Wat weten we van hem?” vroeg hij, terwijl hij zijn blik op Grace vestigde.
“Niets. Kilkinny vocht met The Bruce, maar ik heb nooit iemand horen praten over zijn neef.”
Ewan klonk verontwaardigd. “Zo te zien moest hij thuis blijven om toezicht te houden over de landerijen, terwijl de anderen ten strijde trokken.”
“Ja. Hij ziet er niet uit als een krijger, zo rond paraderend als een trotse pauw. Hij vormt geen bedreiging voor lady Grace of voor ons”, concludeerde Alec vrolijk.
“Dat bepaal ik wel”, snauwde Ewan. “Ondertussen moet je tegen de mannen zeggen dat ze moeten blijven opletten. Ik wil zeker weten dat er niks vreemds gebeurt. Deze plek bezorgt me een ongemakkelijk gevoel.”
Ewans blik gleed naar de stenen trap en de zware houten deur, waar Grace en Simon net doorheen waren gelopen. Met een diepe zucht liep hij achter ze aan. Hij kwam in de grote hal op het moment dat Simon Grace op een bankje naast het vuur hielp.
Twee enorme honden hielden op met schooien en tilden hun hoofd op. Ewan greep het heft van zijn zwaard beet toen een van de honden nieuwsgierig naar Grace sjokte. Hij was bijna bij haar toen hij ineens een hoge, schelle stem hoorde.
“Weg, smerig beest!” gilde Simon met opgetrokken neus. “Ach, neem me niet kwalijk, lady Grace, ik hoop dat die mormels je niet te veel hebben laten schrikken.”
“Ik ben eraan gewend dat honden loslopen in een kasteel”, antwoordde Grace met pretlichtjes in haar ogen. Ze krabde de hond liefdevol achter de oren en die legde zijn hoofd met een zucht in haar schoot.
Simons verbaasde blik veranderde al snel in een jaloerse, en Ewan veronderstelde dat de man fantaseerde dat híj daar lag in plaats van het beest.
Over mijn lijk, dacht hij kribbig.
“Ja, je moet met woestere dingen komen om lady Grace van haar stuk te brengen”, kwam Ewan tussenbeide.
Simon fronste zijn wenkbrauwen en kneep zijn ogen tot spleetjes. “Wie ben jij?”
“Sir Ewan Gilroy, hoofd van de uitgeleide van lady Grace”, antwoordde Ewan, en het deed hem plezier dat Simon achteruitdeinsde door zijn zware stem.
“Jij en je mannen kunnen een kamp opzetten op de binnenplaats”, bood Simon met tegenzin aan. “Lady Grace krijgt natuurlijk de gastenkamer in de noordelijke toren aangeboden.”
Ewans maag kromp ineen. Tenzij het bitterkoud was, was het niet ongebruikelijk om onverwachte gasten op de binnenplaats te laten overnachten. Kastelen hadden zelden genoeg plaats om extra mensen te herbergen.
Maar Ewan was niet van plan om zo ver bij Grace vandaan de nacht door te brengen. Vooral met een gastheer als Simon, die zijn uitpuilende ogen niet van Grace kon afhouden.
“Ik waardeer uw gastvrijheid, sir”, zei Grace met een lachje.
“Het is me een waar genoegen, milady”, antwoordde Simon met gezwollen borst.
En voordat Ewan het doorhad, had Simon Grace’ hand naar zijn lippen getild en kuste hij luidruchtig haar vingers. Ewan had zijn zwaard in drie tellen uit zijn schede getrokken.
“Ewan, nee!”
Grace pakte hem bij de arm. Dat gebaar bracht hem weer bij zinnen. Hij keek Simon indringend aan. “Lady Grace staat onder mijn bescherming”, snauwde hij.
Simon snoof minachtend. “De dame is absoluut veilig onder mijn dak, Gilroy.”
Ewan beantwoordde de opmerking met een blik die zo woest was dat Simon achteruitdeinsde en een hulpeloze blik op Grace wierp. Lafaard.
“Ik moet toegeven dat mijn keel erg droog is”, kwam Grace haastig tussenbeide. “Mag ik iets te drinken?”
“Natuurlijk! Neem me niet kwalijk, milady. Door dit onaangename voorval ben ik al mijn manieren vergeten.” Simon keek Ewan beschuldigend aan en draaide zich toen om om een bediende te roepen.
Grace maakte van de gelegenheid gebruik om Ewan aan te spreken. “Zitten”, siste ze.
Ewan wilde protesteren, maar Grace schudde dreigend haar hoofd.
Mopperend deed hij wat ze zei en ging zo dicht naast haar op het bankje zitten dat hun dijen tegen elkaar stootten.
Hij hoorde haar naar lucht happen en voelde dat ze haar spieren aanspande. Er ging een rilling door zijn lendenen en hij werd overvallen door lust. De heerlijke geur van lavendel van haar haren prikkelde zijn neusgaten. Hoe kon ze na een hele dag rijden nog steeds zo opwindend ruiken? Ewan wist zeker dat hij zelf naar zweet en paarden rook.
Grace schoof een stukje op en schikte preuts haar rokken om zich heen. Ze bloosde lichtjes, maar ze keek hem niet aan. Hij ademde diep in en uit, in de hoop zijn lustgevoelens zo onder controle te krijgen, maar het hielp niet.
“Gedraag je”, zei ze berispend.
Ewan keek haar geamuseerd aan. Haar pittige karakter en kracht deden hem nog meer naar haar verlangen. Haar ogen gloeiden, vitaal en vol leven; haar lippen waren vol en rond en smeekten erom gekust te worden.
Alsof ze zijn gedachten kon lezen keek Grace hem even bedenkelijk aan en richtte toen haar aandacht weer op Simon, die een horde bediendes bevelen toesnauwde. Naast het bier en de wijn waar Grace om had gevraagd verschenen er ook schalen vol heerlijkheden. Vleespasteien, ingelegde tong, geroosterde vogels, kazen, brood, taarten en gestoofd fruit.
“Vergeef me de eenvoudige maaltijd”, zei Simon opgelaten. “Als ik had geweten dat jullie kwamen, lady Grace, zou ik u ook een warme maaltijd hebben kunnen aanbieden.”
“Dit is meer eten dan ik in een week op krijg”, antwoordde Grace verbaasd. “Dank u.”
Zonder op een uitnodiging te wachten stak Ewan zijn hand uit naar een geroosterde hanenbout. Hij zette zijn tanden erin en legde ondertussen bezitterig een hand op Grace’ onderrug.
“Ik heb voor je mannen ook iets te eten laten bereiden, Gilroy”, zei Simon, en hij knikte met zijn hoofd naar een tafel in een hoek van de grote hal. Er werd duidelijk van hem verwacht dat hij zich bij zijn mannen zou voegen. Niet waarschijnlijk. Hij gromde even en nam nog een hap van zijn hanenbout.
“Je bent een voortreffelijke gastheer, Simon”, zei Grace. “Ik zal je vriendelijkheid vermelden als ik mijn broer weer schrijf.”
Simon straalde. “Dat zal mijn oom veel plezier doen.”
Ewan snoof. Mijn hemel, wat een blaaskaak! Zag ze dan niet wat voor idioot hij was? Kregelig nam Ewan nog een hap van zijn haantje.
Grace moedigde Simon weliswaar niet aan, maar ze luisterde aandachtig naar alles wat hij vertelde. Ewan had net zo goed een stenen beeld kunnen zijn. Uiteindelijk besloot hij dat hij er genoeg van had, gooide het laatste botje op zijn bord en stond op van tafel. “We kunnen nu beter gaan slapen”, kondigde hij aan.
Grace en Simon draaiden zich tegelijkertijd naar hem om.
“Nu al?” klaagde Simon.
“Ja.” Hij keek Simon indringend aan. “We hebben morgen nog een lange weg te gaan. Lady Grace heeft haar rust nodig.”
Simon wilde protesteren, maar Grace was gelukkig al opgestaan. Ewan keek haar aan, maar hij kon niet zien wat er in haar omging. “Ze weet in ieder geval nog hoe ze bevelen moet opvolgen”, gromde Ewan in zichzelf, terwijl ze de grote hal uit liepen.
In plaats van een bediende mee te sturen stond Simon erop om Grace persoonlijk naar haar kamer te begeleiden. Vastbesloten om Simon niet alleen te laten met Grace liep Ewan onuitgenodigd achter hen aan.
Simon raakte hierdoor zodanig geïrriteerd dat hij ervoor zorgde dat hij naast Grace kon lopen op de trap. Ewan keek toe terwijl de oudere man een overdreven diepe buiging voor haar maakte toen hij haar bij haar kamer afleverde. Simon wierp Grace nog een brutale glimlach toe en trok zich toen terug.
“Ik zet een wachter neer voor je kamerdeur”, zei Ewan plompverloren toen ze alleen waren.
Grace zette haar handen in haar zij en glimlachte. “Dat is niet nodig. Bovendien vindt Simon dat misschien een belediging.”
“Het kan me niet schelen wat Simon vindt”, snauwde Ewan. “Die man moet in de gaten worden gehouden. Ik heb gezworen je te beschermen en die eed neem ik heel serieus.”
“Hij is ongevaarlijk”, hield Grace vol.
“Je bent te goedgelovig.”
“Simon vindt zichzelf een wereldwijze heer, een hoveling met een verfijnde smaak.”
Ewan keek haar achterdochtig aan. “En dat vind jij leuk?”
“Nou, hij heeft mij wel de hele avond complimenten gemaakt. Hij zei herhaaldelijk dat ik van onschatbare waarde was, een vrouw met een prachtig gezicht, net zo aanlokkelijk als de engelen in de hemel.”
“Onzin.”
Grace liet haar handen weer vallen en rechtte haar rug. Ewan had te laat in de gaten dat hij haar onbedoeld beledigd had. Hij ging berouwvol verder: “Simon vindt het geweldig om naar zijn eigen stem te luisteren. Hij zou een ware schoonheid zoals jij nog niet herkennen als die hem in zijn achterste beet.”
Grace glimlachte schaapachtig. “Vergeef me. Als je in zo’n verontwaardigde bui bent, dan kan ik het niet laten je te plagen.”
“Mijn man blijft voor je deur staan.”
“Het is jouw bevel, sir Ewan.”
“Ja, als je dat maar weet, lass.”
Ewan maakte een geïmproviseerd bed van een deken en zijn mantel en ging voor de drempel van Grace’ slaapkamer liggen. Mopperend dat hij eigenlijk aan de andere kant van de deur zou moeten liggen, zocht hij een slaaphouding waardoor hij morgenochtend niet al te stijf zou zijn.
Uiteindelijk viel hij in slaap, maar door alle onbekende geluiden was die slaap niet al te diep. Hij droomde over een roodharige schoonheid met sprankelende grijze ogen, die hem wenkte en daarna wegduwde.
Ineens schoot Ewan wakker van het geluid van een krakende houten vloer. Hij was onmiddellijk alert en zijn eerste reactie was om met getrokken wapen de gang in te rennen, maar hij kon zich nog net op tijd inhouden.
Hij deed alsof hij sliep en kneep zijn ogen tot spleetjes om te kijken wie er door de gang sloop. Door zijn wimpers zag hij een kleine, dikke man die zijn kans afwachtte.
Simon.
Hij had hun gastheer dus goed ingeschat.
Simon liep langzaam de gang in. Had hij niet gezien dat Ewan waakte bij de deur?
Ewan hield zijn adem in en wachtte.
Simon kwam steeds dichterbij. Hij zag geen wapen, maar een dolk was makkelijk te verbergen in de plooien van een mantel. Op het moment dat Simon dicht genoeg was genaderd, pakte Ewan hem bij zijn tuniek beet en trok. Simon verloor zijn evenwicht en viel met een klap op de houten vloer. Ewan wachtte niet af en gaf Simon een kaakstoot.
“Verdomme!” hijgde Simon.
Simon bewoog zich met een snelheid die Ewan niet had verwacht van zo’n dikke man en hij probeerde Ewan in zijn maag te stompen. Ewan boog opzij en Simon miste. Ewan herstelde zich snel en draaide in een beweging Simons arm op zijn rug.
“Blijkbaar ben je de weg kwijtgeraakt”, siste Ewan, en hij trok de arm omhoog.
“Au.” Simons pijnlijke gekreun echode door de gang. “Laat me los, arrogante schoft!”
“Pas als je hebt uitgelegd wat je hier doet.”
“Wat doe jij hier? Je zou op de binnenplaats moeten zijn, bij de rest van je mannen.”
Ewan moest zich inhouden om hem niet te wurgen. Hij wilde er niet aan denken wat er gebeurd zou zijn als hij Simons raad had opgevolgd en Grace alleen had gelaten. “Ik ben hier om mijn dame te beschermen tegen wormen als jij.”
Simon verstijfde. “Laat me onmiddellijk los.”
“Anders wat?” zei Ewan uitdagend.
“Lady Grace gaat hier spijt van krijgen.”
“Naar de hel met jou!” Ewans mond vertrok tot een grimas. Hij trok nog een keer hard aan Simons arm en duwde hem toen weg. “Wegwezen! Terug naar je kamer voordat ik me bedenk en je fileer als een vis.”
“Je weet niet waarover je het hebt. Lady Grace heeft de hele avond ondeugend naar me gelachen. Het is duidelijk dat de lieftallige weduwe me maar al te graag in haar bed zou verwelkomen.”
Ewan wierp hem een vernietigende blik toe. Zo weinig respect voor een vrouw was onacceptabel en omdat het over Grace ging, werd Ewan alleen nog maar woester. “Je droomt. De dame heeft absoluut geen interesse in jou. Ze wilde alleen maar beleefd zijn.”
Simon grijnsde gemeen. “Ben je jaloers?”
“Op jou?” Ewan wierp zijn hoofd in zijn nek en lachte. “Nooit van m’n leven.”
Simon stond een beetje wankel op zijn benen en greep met zijn hand zijn schouder vast. “Je vergeet wie je voor je hebt, Gilroy. Ik heb twintig keer zoveel mannen als jij.”
“Ik spreek gewoon de waarheid. Ik kan er niets aan doen als dat moeilijk te verteren is.”
Simon keek hem minachtend aan, zijn woorden kwamen met horten en stoten uit zijn mond. “Ooit zul je boeten voor die woorden, Gilroy. En voor je daden van vanavond.”
Ewan haalde zijn schouders op, terwijl Simon langs hem heen liep. “Dat betwijfel ik.”
Hij had al veel gevaarlijkere opponenten meegemaakt dan Simon Kilkinny. Hij had de afwijzing van zijn eigen vader overleefd, en zijn halfbroer had hem meedogenloos opgejaagd. Daarbij vergeleken waren de dreigementen van Simon nietszeggend. Maar hij bleef op zijn hoede, terwijl Simon de hoek om verdween met een pijnlijke kaak en gekrenkte trots.
Ewan keek naar de deur, hij verwachtte dat die elk moment kon opengaan, want niemand had door al het lawaai heen kunnen slapen. Maar de tijd verstreek en er gebeurde niets. Hij drukte zijn oor tegen de eiken deur, maar hij hoorde niets aan de andere kant.
Ewan glimlachte. Wederom had Grace hem verrast.
Ja, het zou een lange nacht worden, maar Grace’ veiligheid was hem veel waard. Hij ging tegen de deur zitten en wachtte met een zucht tot de zon op zou komen.
Grace stond de volgende ochtend vroeg op en was blij dat Edna bij haar was om haar te helpen zich klaar te maken. Ze was er in eerste instantie op tegen geweest dat Edna haar vergezelde tijdens deze reis, maar de meid had erop gestaan en Grace was nu erg dankbaar voor haar aanwezigheid. Ze had af en toe immers behoefte aan vrouwelijk gezelschap.
“De grijze of de blauwe jurk, milady?” vroeg Edna.
“De grijze”, antwoordde Grace. Ze kon een geeuw niet onderdrukken. Het bed was weliswaar comfortabel geweest, maar ze had niet goed geslapen. Ze probeerde nog steeds in het reine te komen met de gedachte dat Ewan haar uitgeleide was en dat ze de komende dagen constant in zijn gezelschap zou verkeren.
En dan was er nog de commotie van afgelopen nacht. Door haar nieuwsgierige aard was ze bijna verleid te gaan kijken wat er aan de hand was, maar toen had ze bedacht dat Ewan voor de deur op wacht stond.
Vreemd dat ze hem wel haar veiligheid toevertrouwde, maar verder niets.
Terwijl ze naar de grote hal liep besloot Grace niets over het incident te zeggen tegen Simon. Zijn vreselijk overdreven manier van doen gisteravond was vervelend geweest, maar ze had stiekem erg genoten van Ewans irritatie.
Toen ze de grote hal in liep, kwam Ewan meteen naar haar toe. De uitdrukking op zijn gezicht was ernstig. “Trek je mantel aan, Grace. Mijn mannen zitten al op hun paard en zijn klaar om te vertrekken.”
Ze tilde haar hoofd op en keek hem recht aan. “Waarom zo’n haast?”
“Het is beter om nu te gaan, voordat het weer omslaat.”
“Voor de mis? Voor het ontbijt?” vroeg ze. Daarna voegde ze er fluisterend aan toe: “Is er iets gebeurd wat ik moet weten, Ewan?”
Hij zuchtte en moest moeite doen om rustig te blijven. “Ik wil je alleen maar stromende regen besparen. De wolken pakken zich al samen.”
Grace keek naar de lucht, maar zag alleen maar duisternis. “Wolken? Het is nog aardedonker buiten.”
Ewan keek haar scherp aan, maar voordat hij iets kon zeggen, stond Simon naast haar.
Hij strekte zijn armen naar haar uit, een brede glimlach op zijn gezicht. “Goedemorgen, lady Grace. Laat me u alstublieft naar de kapel begeleiden.”
Grace schudde haar hoofd. Alhoewel ze wel een zegen kon gebruiken om deze dag goed door te komen, wilde ze niet tegen Ewan ingaan. “Helaas, we moeten gaan.”
Simons glimlach verdween. “Wilt u niet naar de mis voordat u ontbijt?”
“We hebben voor geen van beide tijd”, antwoordde Ewan op spijtige toon, maar Grace had niet het gevoel dat hij ergens spijt van had.
“Maar je kunt een dame toch niet op weg sturen zonder iets te eten?” sidderde Simon. “Dat is barbaars.”
“Ja, zelfs een wrede, onwetende schoft als ik weet dat”, zei Ewan op vrolijke toon. “Daarom is je kok zo vriendelijk geweest om een maaltijd voor ons te bereiden.” Hij hield twee manden omhoog. “Een koning waardig, mag ik wel zeggen. En meer dan genoeg voor de dame en haar begeleiders.”
Simons mond vertrok tot een ontevreden streep, maar Grace negeerde het. Het was onmogelijk om beide mannen te vriend te houden, besloot ze.
Gelukkig was Alec degene die haar naar haar paard begeleidde en haar in het zadel hielp.
Grace zag dat het al licht begon te worden, en de wolken waar Ewan het over had gehad waren inderdaad aanwezig. Het zou een wonder zijn als het vandaag droog bleef.
Een duidelijk aangeslagen Simon volgde hen tot op de binnenplaats. Hij glimlachte gespannen naar haar en maakte een kleine buiging. Ze knikte naar hem en pakte toen de teugels beet.
Toen ze eenmaal de poort uit waren, galoppeerden ze tot ze waren aangekomen bij de rand van een bos. Het pad werd smaller en ze werden gedwongen vaart te minderen en met z’n tweeën naast elkaar te rijden. Grace was niet verbaasd dat Ewan naast haar kwam rijden.
“Ik zag dat Simon een flinke blauwe plek op zijn kaak had”, zei Grace achteloos.
“Ja.”
“Heb jij enig idee hoe hij daaraan is gekomen?”
“Misschien wel.”
Ze zag hem in zijn zadel heen en weer schuiven. “Is er iets wat je me wilt vertellen, Ewan?”
“Je ogen sprankelen als de sterren in een nachtelijke hemel”, mompelde hij.
“Wat?”
“O, is dat niet goed genoeg voor je?” Hij zuchtte overdreven diep en ging verder. “Je vlasblonde haar is gesponnen van het puurste goud, en je robijnrode lippen lijken op rijpe kersen, klaar om geproefd te worden.”
Afgeleid trok ze aan de teugels, waardoor haar merrie nerveus op en neer danste. “Mijn haar is rood, niet vlasblond, en als mijn lippen rood zijn, betekent dat dat ik het koud heb. Heb je je verstand verloren, Ewan?”
Hij glimlachte hartveroverend naar haar en greep toen haar teugels, zodat haar paard weer rustig werd. “Nou, lass, nu je niet meer in het gezelschap van Simon verkeert, dacht ik dat je wel zou snakken naar een beetje vleierij.”
Grace deed haar mond open om hem duidelijk te maken wat ze vond van zijn grappenmakerij, maar werd zich toen bewust van zijn overdreven hielenlikkerij en moest glimlachen. De glimlach werd een giechel en al snel lachte ze vrijuit.
“Je had het recht niet hem te slaan, maar ik kan niet ontkennen dat Simon een bombastische dwaas is.” Grace giechelde weer en haalde toen even diep adem.
Ewan keek haar aan met fonkelende ogen. “Het doet me goed je te horen lachen. En dat is de waarheid.”
Ze knikte en kikkerde op van hun gesprek. Daarna praatten ze weinig, maar de stiltes die vielen waren niet ongemakkelijk, eerder rustgevend.
Net toen ze waren gestopt om te ontbijten, begon het te regenen. Grace ging met haar paard onder een boom staan. Ze kauwde op een stuk brood en knabbelde aan een blokje kaas.
Ondanks het weer waren de mannen in een goed humeur, vooral Ewan. Blijkbaar was er meer voor nodig dan een beetje regen om het humeur van een Hooglander te verpesten.
Ze gingen weer op weg en ploeterden over de modderige paden, tot het weer in de loop van de middag opklaarde en de zon zowaar te zien was. Ze gingen een smalle brug over en kwamen terecht in een dicht woud, dat uiteindelijk uitkwam op glooiende heuvels en scherpe rotsen.
De ondergaande zon verspreidde een prachtige gloed van paarse, rode en gouden tinten. Ewan hief plotseling zijn arm op en Grace keek waar hij naar wees; een enorme vogel, die met uitgespreide vleugels door de lucht vloog.
“Schitterend”, merkte hij op.
“Vrijheid”, fluisterde Grace eerbiedig. “Ik vraag me af of de vogel zich realiseert hoe fijn het is om vrij en ongetemd in het wild te leven.”
Ewan schudde zijn hoofd. “Hij is vrij totdat een roofdier hem aanvalt en opeet.”
“Een ontluisterende gedachte.” Grace huiverde. “Maar zo gaat het al heel lang op deze wereld. De zwakkeren vallen ten prooi aan de sterken.”
Ze reden nog een paar mijl door, maar toen de avond viel en het kouder werd, zochten de mannen naar een geschikte plek om het kamp op te zetten. Tenten werden opgezet; een paar vuren werden gemaakt. In een ketel op het grootste vuur werd het eten bereid.
Het deed Grace plezier dat Ewan met zijn mannen samenwerkte. Ze vilden de hazen die ze hadden gevangen, hakten de groenten die Brian had meegegeven en ze roerden en proefden om de beurt van de stoofpot. Ze werkten naast elkaar, ongeacht hun rang of stand. Ze kon zien dat de mannen al jaren vrienden waren.
Ewan gaf haar een kom aan. Haar maag knorde van de heerlijke geur die eruit opsteeg. Grace schaamde zich en begon te eten tot haar kom leeg was.
Ewan ging naast haar zitten. Even zaten ze zo in stilte bij elkaar, met alleen het geluid van het sissen van het vuur op de achtergrond als er een houtblok verschoof. Een koude windvlaag waaide plotseling door het kamp. Grace trok haar mantel dichter om zich heen.
Ewan ging dichter bij haar zitten en leunde met zijn been tegen dat van haar. Grace wilde er iets van zeggen, maar deed toen haar mond weer dicht. Het was koud, alle warmte was meegenomen.
“Probeer dit eens”, zei Ewan, en hij gaf haar een beker.
Grace nam een slokje en proestte toen de vloeistof zich een weg door haar slokdarm brandde. “Wat is dit?”
“Heet water, whisky en een beetje honing. Het verwarmt je van binnenuit en verspreidt zich daarna door je hele lichaam.”
“Heerlijk”, zei Grace, maar ze verslikte zich en werd overvallen door een hoestbui.
“Nou, als je het niet lekker vindt en je het nog steeds koud hebt, dan heb ik nog wel een manier om je warm te krijgen, lass.”
“Ik sta op het punt het klooster in te gaan, Ewan”, merkte Grace pinnig op.
“Ja, daarom dacht ik dat je een beetje warmte wel zou kunnen waarderen. Je staat op het punt om de warme armen van een man voor altijd op te geven.”
“Ik overleef het wel.”
“Misschien wel. Maar zul je er wel bij varen, lass? Ik denk van niet.”
Grace wendde zich van hem af om een blos te verbergen. De warmte die in haar gezicht was begonnen spreidde zich langzaam uit naar de rest van haar lichaam. Ze voelde haar hart sneller kloppen, maar ze weigerde zich over te geven aan de gevoelens die zich diep vanbinnen roerden.
Haastig sprong ze op en stapte zo dicht naar het vuur toe dat de zoom van haar rok bijna vlam vatte. “Ik wens je een goede nacht.”
“Slaap zacht, Grace.”
Zijn stem klonk hees en zwoel, vol warmte en intimiteit. Ze deed haar ogen dicht en schudde zijn betovering van zich af.
Grace liep een kleine tent in, waar Edna al lag te slapen, opgerold als een bal. Haar zachte gesnurk was duidelijk hoorbaar. Ze wilde de meid niet storen, dus bereidde Grace zich zelf voor op de nacht. Toen ze haar nachthemd aanhad, knielde ze voor haar bed en zegde haar avondgebed op. Toen ze klaar was, gleed ze onder de dekens. De dierenhuid prikte in haar neus, maar langzaamaan werden haar oogleden zwaarder. Het lekte in een hoek, de koude wind gierde om de tent heen en Edna bleef maar snurken, maar toch viel Grace al gauw in een diepe slaap.