Een kostbaar geschenk

 

Lucille was degene die het laatste pakje openmaakte. We zaten allemaal lui achterover na het copieuze kerstdiner en waarschijnlijk had niemand veel aandacht besteed aan haar presentje, wanneer ze bij het openmaken niet zo hard gebloosd had. Frederik, die lange slungel, boog zich soepel over de leuning van haar stoel en graaide naar de inhoud van het in gebloemd papier gewikkelde doosje. Hij kreeg het ondanks haar poging hem af te weren te pakken en hield het voor zijn Noorse trui: een zilverkleurige ketting bezet met glittersteentjes. Hij paradeerde door de kamer. ‘Hoe staat me dit?’

Toen Lucille op geen enkele wijze reageerde en daar enkel maar met rood hoofd zat, keken we haar allemaal aan. Nog was er niets aan de hand geweest wanneer mijn vriend Marius niet precies op dat moment had aangebeld. Hij had wegens andere verplichtingen mijn uitnodiging voor het diner afgeslagen, maar kwam onverwacht nog even aanwippen voor de koffie met cognac. Hij was juwelier van beroep en, ekster als hij was, graaide hij onmiddellijk bij binnenkomst het glimmende snoer uit Frederiks handen.

‘Ho, ho, ho,’ sprak hij in een niet al te slechte imitatie van de Kerstman, ‘wie is er een gelukkig meisje vanavond?’ Hij graaide de loep tevoorschijn die hij altijd in zijn binnenzak droeg. ‘Nou nou, platina en diamanten, dat doet maar.’

Er viel een stilte. Alle ogen schoten heen en weer van Lucille naar haar man Joost, die aan het andere einde van de kamer behoedzaam aan zijn bel cognac nipte. Joost was zo’n man die altijd zijn portemonnee vergeten was. Hij was zo gierig dat hij de goedkope tafelwijn die hij zijn gasten schonk aanlengde met een scheut port en overgoot in dure flessen die hij meesmokkelde uit de chique restaurants waar hij op kosten van anderen at. Vorig jaar was het kerstdiner bij Joost en Lucille thuis geweest. We hadden met elkaar besloten dat dat eens en nooit weer was, hoezeer Lucille zich ook had uitgesloofd.

Lucille begon te giechelen. ‘Gekke Marius,’ zei ze met een vreemd hoog stemmetje, ‘het is hooguit verzilverd, en die steentjes, dat is strass. Ik heb de ketting zelf zien liggen in de etalage van de kapper bij ons op het dorp.’

Ze stond op en nam het sieraad behoedzaam van hem over, alsof hij een wild dier was dat ieder moment in haar hand kon bijten. ‘Maar het gaat bij een cadeau niet om de waarde. Ik vind hem heel erg mooi. Bedankt, wie de gever ook is.’

Nu is Marius een goedmoedige, meegaande man, bijna op het belachelijke af. Als je hem midden in een discussie naar zijn mening vraagt, geeft hij de laatste spreker gelijk. Wat het onderwerp ook is. Zo’n man. Dat wil zeggen, zolang het niet over zijn vakgebied gaat. Zijn kennis van juwelen en edelstenen is fenomenaal en hij verdraagt niet dat die in twijfel getrokken wordt.

‘Lieverd, als je me het collier geeft zal ik je het merkje van de edelsmid laten zien,’ begon hij, nog betrekkelijk zachtaardig. ‘Dit sieraad vertegenwoordigt een klein fortuin.’

‘Dat is onzin,’ protesteerde Lucille. ‘Ik weet toch zeker –’

'Op dit vlak weet ik meer dan jij,’ wierp Marius tegen. ‘Geef hier dat ding.’

De andere gesprekken waren allang verstomd. Niemand was Lucille's ontreddering ontgaan, behalve Marius.

Met tegenzin overhandigde Lucille haar ketting. Haar hand trilde. Marius keek haar verwonderd aan en sperde toen zijn ogen wijd open. Hij ging weer aan de gang met zijn loep en begon een beetje geforceerd te lachen. ‘Nou, volgens mij moet ik maar van de cognac afblijven,’ zei hij. ‘Dat ik daarin getrapt ben.’

‘Hoeveel is het waard?’ vroeg Joost met opgetrokken schouders en vooruitgestoken neus. Soms leek hij een klein beetje op een aasgier.

Marius haalde zijn schouders op. ‘Echte waarde heeft het niet. Ik denk dat het in de winkel hooguit vijftig euro kost.’ Nonchalant gooide hij de ketting in Lucille's schoot en wreef in zijn handen. ‘Zo, doe mij toch maar dat glaasje cognac.’

 

Marius is een van mijn beste vrienden. We zijn allebei alleen – hij weduwnaar, ik vrijgezel – en ik had hem gevraagd die Oudejaarsavond bij mij door te brengen. Terwijl we met een goed glas wijn rustig keuvelend wachtten tot de klok twaalf zou slaan, vroeg ik hem langs mijn neus weg of hij Lucille de laatste tijd nog had gezien.

‘In verband met die geschiedenis, bedoel je?’ begreep Marius. ‘Ik heb haar de volgende dag opgezocht. Ik vond dat ze me wel iets verschuldigd was.’

‘Dus dat snoer was toch echt?’ vroeg ik ongelovig. ‘Maar wie zou haar in vredesnaam zo’n kostbaar geschenk geven? Een minnaar?’

‘Ik geef toe dat dat ook mijn eerste gedachte was. Daarom heb ik mijn beroepseer ingeslikt die avond.’ Hij kuchte, alsof dat slikken hem letterlijk nog steeds dwars zat. ‘Ze had het leuk bedacht. Niemand had kunnen voorspellen dat ik spontaan langs zou komen.’

‘Wat had ze bedacht?’ vroeg ik.

'Lucille is rijk. Ze voelt er alleen niet zo veel voor om haar fortuin te gebruiken om Joosts schulden te betalen. Ze zijn in gemeenschap van goederen getrouwd, weet je. Een tijdje geleden heeft ze een grote prijs gewonnen in de lotto. Sindsdien koopt ze in het geheim kostbare sieraden en diamanten: klein, waardevast, en eenvoudig mee te nemen als de nood aan de man komt. Joost had een tijdje terug een opmerking gemaakt over de vele oorbellen en broches die de laatste tijd op haar kaptafel slingerden, vandaar dat ze had bedacht dat ze het laatste grote stuk dat ze wilde kopen onder de kerstboom zou leggen, om te voorkomen dat Joost weer zou gaan zaniken.’

Marius schudde zijn hoofd. ‘Zelfs als ze een paar oorbellen kocht dat naar zijn beste weten een paar tientjes kostte, misgunde hij haar dat.’

‘Maar wat gebeurt er nu?’ vroeg ik gespannen.

‘Niets. Ik houd mijn mond, jij houdt je mond. Over een half jaar volgt een discrete scheiding, een scheiding waaraan Lucille niets zal overhouden - en reken maar dat ze dat aan iedereen zal laten weten! Een tijdje later kan ze haar sieraden voorzichtig te gelde gaan maken.’

‘Weet een vrouw als Lucille hoe ze dat het beste kan doen?’

Marius lachte. ‘Je zou ervan versteld staan waartoe een vrouw als Lucille in staat is. We hebben een heel aardige overeenkomst gesloten samen.’

Voordat ik iets kon zeggen stond hij op om de champagnekoeler te halen. De kurk knalde, de klokken beierden en het vuurwerk floot en knetterde overal om ons heen. Er was weer een nieuw jaar begonnen.

 

~