41
Toen ik aan kwam lopen zat Dominic gehurkt op het voordek van de 2548. Om hem heen lagen hopen gekleurd vloeipapier, een doos lovertjes en een groen, met pailletten bezaaid verkleedkostuum. Hij was bezig om een roostervork met een lange steel in aluminium braadfolie te wikkelen. Hij zag me, maar zei niets en gaf me met dat vredige glimlachje van hem te kennen dat ik aan boord mocht komen. Ik ging met mijn rug tegen de kap van de kajuit zitten. Verderop, een aantal meters voor de boeg, stond de reiger met zijn vlijmscherpe snavel in de aanslag.
‘Je maakt je zorgen, Iain,’ zei hij, voordat ik iets had kunnen zeggen. Hij legde zijn rol folie en de vork neer en keek me aan. ‘Heb je de noodklok weer gehoord?’
‘Dominic… Ik weet dat je niet over vroeger mag praten tenzij vader Thomas je daar toestemming voor geeft. Maar zou ik je één vraag mogen stellen? Je weet toch wie Robert Hamelin is, hè? Je hebt hem toch gekend?’
‘Heb je Robert gezien?’ Zijn stem was toonloos en verried geen enkele emotie.
‘Maar dat kan toch niet, of wel?’ vroeg ik zo vriendelijk als ik maar kon. ‘Hij is immers al jaren dood.’
‘Maar toch heb je hem gezien,’ zei hij. ‘Hij was een echte patriot, weet je dat?’
‘O, daar twijfel ik niet aan.’ Ineens bespeurde ik iets vreemds aan zijn toon. De eerdere, luchtige klank had plaatsgemaakt voor iets dreigends. Ik moest me bedwingen om niet meteen weg te gaan, en ik kwam zelfs half overeind. ‘Ik weet zeker dat ze allemaal echte patriotten waren.’
‘Was het bij La Division?’ vroeg hij.
Ik ging weer zitten. ‘Ja.’
‘Robert komt daar altijd terug. Hij zoekt iemand die daar vroeger woonde.’
‘Lena Rosen?’
‘Precies.’
‘Heb je haar ook gekend?’
‘Natuurlijk. Ik vond Lena aardig. Ze was mooi. Robert is teruggekomen voor haar, helemaal uit Engeland. Maar hij kon haar niet helpen.’
‘Nee. Ze was al lang daarvoor opgepakt.’
‘Het is een verdrietig verhaal,’ zei hij, en zijn stem trilde. ‘Een heel, heel verdrietig verhaal.’
‘Het spijt me, Dominic. Ik had je er niet naar moeten vragen. Maak je er maar geen zorgen meer om.’
Hij keek me aan met glimmende ogen. ‘Ik maak me er geen zorgen om, Iain, maar jij wel.’
‘Ja,’ gaf ik toe. ‘Ik maak me er zorgen om.’
‘Vader Thomas zei altijd dat het niet goed was om achterom te kijken naar lelijke dingen als je vooruit kon kijken naar dingen die goed zijn.’
‘Hij was een wijs mens.’
Hij glimlachte, en zijn luchtige stemming was weer terug. ‘Ik ga morgen met vader Thomas praten. Ik heb iets voor hem. Kijk maar.’ Hij maakte een papieren zak open die naast hem op het dek stond en haalde er een dikke, paarse, met glitter bezaaide kaars uit. ‘Die heb ik net in het dorp gekocht. Denk je dat hij hem mooi zal vinden?’
‘O, dat weet ik zeker, Dominic.’
‘Ik denk dat vader Thomas niet wil dat je je nog zorgen maakt.’
Ik zei niets.
Hij zei: ‘En ik denk dat vader Thomas me daarom wil spreken, zodat ik je een boodschap van hem kan overbrengen. Maar dat weet ik natuurlijk niet zeker. Dat zal ik hem eerst moeten vragen.’
Hij liet de stilte tussen ons voortduren, en toen pakte hij de vork weer op en ging verder met het folie eromheen wikkelen. Toen hij daarmee klaar was, pakte hij het kostuum op, schudde het uit en streek het liefdevol uit op het dek. Er zaten stukjes felgroene stof op genaaid, die deden denken aan de schubben van een vis.
‘Drie keer raden wie ik moet voorstellen.’
‘Koning Neptunus?’
‘Ja!’ Hij lachte verrukt om mijn scherpe inzicht. ‘Tijdens de optocht komende zondag. Ik ben altijd Neptunus. Ik mag van Daniel en Marie-Louise meerijden op de praalwagen. En ik heb een groot net en zo. Je moet komen! Iedereen komt. Het is ’s middags, op het plein, en na afloop is er feest.’ Ineens werd hij ernstig, en hij voegde eraan toe: ‘Wil je alsjeblieft komen, Iain? Ik zou het fijn vinden als je erbij bent.’
‘Natuurlijk.’ Ik probeerde enthousiast te klinken. ‘Dat zou ik niet willen missen – jij in je Neptunuspak.’
Hij glimlachte en was weer gelukkig. ‘En dan kan ik je vertellen wat vader Thomas zegt.’
Op de terugweg naar huis zat Marie-Louise Bourgogne van de werf op me te wachten. Ik had haar niet gezien, tot op het laatste moment, toen ik bijna tegen haar opbotste.
‘Iain?’
Ze had haar regisseursstoel naast het pad gezet alsof ze daar was gaan zitten om van het uitzicht te genieten, maar ik wist heel zeker dat ze daar op mij zat te wachten.
‘Dag, Marie-Louise.’
Ze glimlachte, maar haar ogen lachten niet mee. ‘Was het een gezellig bezoekje? Bij Dominic?’
Ik gaf geen antwoord.
‘Waar praten jullie over?’
‘O, over van alles en nog wat.’ Het leek me niet beleefd om haar te zeggen dat ze zich met haar eigen zaken moest bemoeien, maar ik hoopte dat ze de hint zou oppikken.
‘Ik ben bang dat hij zich zorgen maakt, weet je,’ zei ze, nog steeds met die onechte glimlach.
‘Vanwege mij?’
‘Ik begrijp best dat je nieuwsgierig bent naar vroeger, maar volgens mij is het voor Dominic niet goed om over die dingen te praten. Hij is zo’n intens goed wezen, vind je ook niet? Hij zou veel meer plezier moeten maken, en druk bezig moeten zijn met de voorbereidingen voor het feest, met het optuigen van de praalwagen.’
‘O, je mag best weten,’ zei ik, ‘dat Dominic nauwelijks iets vertelt over die tijd.’
Ze hoorde aan mijn stem dat ik geïrriteerd was. ‘Neem me niet kwalijk, Iain. Je moet niet denken dat ik me ergens mee wil bemoeien. Maar als je eens wist hoe hij na die bezoeken van jou altijd in de war is. Ik weet wel dat je het niet lelijk bedoelt, maar…’
‘Marie-Louise, hem van streek maken is echt wel het laatste wat ik wil,’ zei ik. ‘Ik ben reuze op hem gesteld.’
‘Ja, natuurlijk. Dat zijn we allemaal. Maar ik had echt veel liever dat je hem niet meer opzoekt.’
Voor ik de kans had gekregen om iets terug te zeggen, had ze haar stoel al ingeklapt en liep ze haastig weg over het gras.