Zoals het beeld van de vrouw die naar haar nek greep, of dat van zijn verdachte waarvan hij zeker was dat het overeen zou komen met wie hij later dit weekend oog in oog zou staan. Terence werd er niet warm of koud van. Als iets zich aan hem voordeed, wat het ook was, dan bekeek hij het alleen maar met het oog voor nut. De enige vraag die hij zichzelf stelde was: kan ik dit gebruiken? Al zou hij plots over water kunnen lopen, dan nog zou hij denken: hoe kan ik hier een dader mee oppakken?

Helemaal vreemd met het fenomeen van innerlijk zien was hij natuurlijk niet.

De politie maakte al vele jaren gebruik van mediums en helderzienden.

Sommigen waren goed, anderen beroerd. Eigenlijk net als met elk vak. Zo had hij hun aanwezigheid ook altijd opgevat: je moet goed zijn in wat je doet, en hoe goed je bent, blijkt pas in de praktijk. Er was er één die meer dan gemiddeld met bruikbare informatie was gekomen. Concreet, in tegenstelling tot het meeste wat uit dat wereldje kwam. Als er een oudere vrouw vermist werd en zo’n helderziende zei dan: ‘ik zie iemand met grijs haar’, dan wist Terence alweer genoeg. Negenennegentig procent van alle oude vrouwtje heeft grijs haar. Maar deze persoon, Walter, had eens heel gedetailleerd een oud rangeerstation kilometers buiten de stad beschreven, waar inderdaad het lichaam van de al weken vermiste persoon gevonden werd. Dat was het moment dat Terence zijn naam onthield. Hij kon hem immers mogelijk ergens voor gebruiken. Walter was gelukkig geen zweverig type en als hij niet wist of iemand nog leefde of niet, zei hij dat gewoon. Juist die afwezigheid van scoringsdrang maakte hem goed.

Elke gedachte gaat onherroepelijk tussen de informatie zitten. Hij werkt ook strikt alleen, in een eigen kamertje dat hij speciaal voor dit soort werk heeft ingericht. Geluidsdicht, lichtdicht, geen telefoon, geen buitenwereld. Alleen maar innerlijk kijken. Of horen. Soms zelfs ruiken, maar dat kwam weinig voor.

Eén keer rook hij gas. Later bleek het om een zelfdoding te gaan, met gas. Alles wat hij zag of hoorde sprak hij in op een bandje. Altijd zei hij dan, als hij het bandje aan de onderzoekers gaf: ‘dit is wat ik eruit kan halen’. Terence waardeerde de bescheidenheid, die hij zelf niet had. En ook niet wilde. Zijn methode bestond uit gelijk hebben, vanaf het begin en van daar af altijd, in alles.

Dat was zijn manier om al zijn mogelijkheden te bundelen tot zijn optimum.

Terence wist dat Walter erg graag buiten de deur at en omdat hij iets van hem nodig had, stelde hij voor maandagavond bij restaurant La vita è bella te gaan eten. Walter had daar zeker oor naar, al moest hij rond negen uur op een andere afspraak zijn. “Dan beginnen we gewoon lekker vroeg”, zei Terence nonchalant.

“Ik reserveer om zes uur en pik je tegen die tijd wel even op.” Dat was in orde.

Hij gaf het niet graag toe, maar op dit punt had Terence wel degelijk hulp nodig.

Normaal gesproken had hij het innerlijk zien allemaal wel zelf onderzocht en uitgedokterd, maar de tijd drong, dus moest hij iets van zijn megalomanie opzij zetten.


Ook dit keer moest de media er aan te pas komen om de identiteit van de vrouw vast te kunnen stellen. Het duurde nog twee dagen na het tonen van de tekening voordat de verhuurder van haar huis belde. Het bleek om Kate Smith te gaan.

Enig kind van inmiddels gestorven ouders. Weinig vrienden, als die er al waren.

Ze zat vaak alleen op haar kamer en je hoorde haar nooit. Daarom had niemand haar dat weekend gemist. De verhuurders keken niet veel tv, vandaar dat het twee dagen duurde eer ze belde. Terence had gelijk met zijn conclusie: eenzaamheid was de bindende factor. En de dader wist dat. Of beter: voelde dat.


“Wie ga je bellen?”

“Een collega, Paula.”

“Waarom?”

“Omdat ze ziek is.”

“Heeft ze geen vrienden?”

“Jawel, en ik ben er één van.”

“Net zei je nog dat het een collega was.”

De sfeer in huize Roth was sinds Jason op de nieuwe afdeling was gaan werken verslechterd. Zijn vrouw voelde heel fijn aan dat Jason vaker zat te dagdromen, regelmatig iets langer op het werk bleef, duidelijk enthousiaster en meer over Paula vertelde dan over enige ander collega en, wat haar het meeste raakte, minder attent naar haar was. En nu ging hij haar op vrijdagavond bellen. Ziek?

Smoes!

“Collega, vriend, wat maakt het uit? Ik sprak haar vanmiddag en ze klonk heel beroerd. Ik ben gewoon even benieuwd of alles goed met haar gaat. Is daar ineens iets mis mee?” Rosanne Roth, die qua omvang wel iets van de beroemde Rosanne weg had, wist wel beter. Ze kende haar man, al zeventien jaar. Hij had een blik in zijn ogen die ze al jaren niet had gezien. Een blije, jeugdige lenteblik.

“Is ze jong?”

“Mijn hemel, Rosanne, wat is dit? De Spaanse inquisitie?”

“Is ze jong?”

“Weet ik veel, eind twintig denk ik.”

“Is ze knap?” Jason had genoeg van de insinuaties. Hij was gewoon bezorgd, niets aan de hand. Hij ging niet vreemd, hij loog niet, hij deed niet lelijk tegen zijn vrouw. Waar had hij dit aan te danken? “Ja! Ze is tien keer knapper dan jij.

En veel slanker. Dat wil je toch horen? Ze is geweldig, nog prachtiger Angela Jolie. Tevreden?” Rosanne ging niet in op de tirade van haar man. Ze wilde maar één ding en dat was weten hoe het precies zat. Dus vroeg ze stoïcijns door:

“Ben je verliefd?”

“Jezus, nou moet je ophouden hoor. Ik bel een zieke collega en krijg dít.”

Rosanne gaat met haar armen in haar zij voor hem staan en begint: “In twaalf jaar tijd heb jij nog nooit een zieke collega gebeld. Toeval? In twaalf jaar tijd ben jij nog nooit een half uurtje langer op je werk gebleven. Toeval? In twaalf jaar tijd heb je nooit ook maar een seconde zitten dagdromen met een gelukzalige blik in je ogen. Toeval? En last but not least, in twaalf jaar tijd heb jij nog nooit twee weken geen zin in seks gehad. De toeval is op meneer. Ben je verliefd? Ik wil het nú weten.” Eigenlijk had Jason daar nog niet op die manier over nagedacht. Daar was hij veel te monogaam voor. Hij voelde zich wel heel prettig bij Paula. Ze was iemand die hem leek te begrijpen, die bijna altijd vrolijk en attent was. Levendig, bruisend. Ja, echt zijn zonnetje op de afdeling. Hij zou graag iets voor haar doen, maakte niet veel uit wat. Ook was hij oprecht bezorgd over haar ziek zijn en miste hij haar aanwezigheid. Maar verliefd…? Wat was dat ook alweer? “Nou, krijg ik het nog te horen?”, schalde het in zijn gezicht.

“Dat weet ik niet”, zei Jason zacht. “Dat weet je niet? Natuurlijk weet je dat.

Iedereen weet dat, dus jij ook.”

“Nee Rosanne”, zei hij, nog steeds zacht, “dat weet ik niet. Dan ben ik maar een keer niet iedereen, maar dit weet ik nu niet. Ik vind haar aardig, ik vind dat ze er goed uitziet, ik vind het rot voor haar dat ze ziek is, maar of ik verliefd ben… nee, dat zou ik nu niet kunnen zeggen.” Met vlammende ogen stond Rosanne nog voor hem, maar wist niets meer te zeggen. Dit was ook voor haar een nieuwe kant van Jason. Normaal kroop hij voor haar als ze zo keek, maar die dag was er iets veranderd. Ontspannen en zonder sarcasme zei hij: “Dus als je me nu wilt excuseren, dan ga ik Paula bellen. Mijn collega, die ziek is en waarvan ik niet weet of ik verliefd op haar ben.”


Het praten met Claire had haar goed gedaan, al deed het wel zeer dat ook zij vertrok. Het was even iets teveel verlating in zo’n korte tijd. Om zichzelf wat af te leiden, ìemand moest het doen, had ze een komische film opgezet, Wedding crashers. Ze wist niet zeker of zo ook het einde ging kijken, waar niet één maar liefst twee gelukkige stelletjes de ondergaande zon tegemoet rijden. Daar was ze nog lang niet, dus die vraag mocht nog even open blijven. Het laatste wat ze nu wilde, was zichzelf ook nog eisen stellen.

Iets over negen ging de telefoon. Ze schrok. Jason? Alsnog? Nee, dat kon natuurlijk niet, die lang nu bovenop iemand anders. Met een loodzwaar gevoel in haar hele lichaam, de gedachte aan Jason die seks had met een ander viel vrij slecht, nam ze op. “Hallo”, klonk ze zwak. “Hoi met Jason… de werk Jason.”

“O, hoi Jason. Hoe gaat het?”

“Dat wilde ik eigenlijk aan jou vragen. Je klonk zo beroerd vanmiddag en nu eigenlijk nog. Je hebt toch wel je buurvrouw gevraagd iets te eten voor je te maken? Of een kop bouillon, daar knap je meestal wel iets van op.” Hij klonk echt bezorgd. Lief en oprecht. Paula werd er warm van. Het was natuurlijk Jason maar, van het werk, maar er werd speciaal aan haar gedacht. Er verscheen een heel voorzichtige glimlach op haar verdrietige wangen. “Ja…”, zei ze, al wist ze niet eens waarop precies. “Stoor ik je ergens in? Lag je te slapen misschien? Ik kan ook ophangen hoor… dan kun je rusten.”

“Nee, ik sliep niet, was niets aan het doen… heb al veel gerust.”

“Mooi, rusten is belangrijk als je ziek bent. En iemand die je verzorgd, dat is ook belangrijk. Heb je voldoende fruit in huis, ik kan morgen wel even… Ik bedoel, als ik iets voor je kan halen?”

“Dat is lief van je, maar ik heb genoeg in huis.” Hij klonk echt lief, ze kon hem wel knuffelen. “Oké… nou… dat wilde ik eigenlijk alleen maar even vragen.

Mocht je nog iets te binnen schieten… en je buurvrouw is er niet, dan… dan kun je gewoon bellen hoor.” Bijna onhoorbaar fluisterde Paula langs haar tranen:

“Dank je… dank je…” Vanzelf ging Jason ook zacht praten: “Welterusten Paula en… ik hoop dat je snel weer beter bent. Maandag misschien?” Ze kon niets meer zeggen. Iemand, daar, in die kille afwijzende buitenwereld, had in liefde aan haar gedacht, en hoopte dat zij er snel weer bij zou zijn. Ze wist wel dat morgen de wereld gewoon weer dezelfde zou zijn als altijd, maar voor nu was dit genoeg. Genoeg om even niet eenzaam te zijn. Stilletjes grienend en toch heel gelukkig te zijn. Met haar armen om een kussen geslagen, keek ze de hele film af.


Het was het laatste weekend voor kerst dus de stad zou lekker druk zijn. Een uitgelezen moment om Lee Hutchinson van dichterbij te bekijken. Lee was de zoon van een Koreaanse moeder, wat de oost-west naamcombinatie verklaarde.

Hij was nog nooit in contact geweest met de politie en had tot een paar maanden geleden een goede IT-baan gehad. Zijn dure woning aan de rand van het park paste in dat beeld. Misschien had het ontslag iets in hem losgemaakt.

Het kon niet het moorden zelf zijn, daar is iets meer voor nodig dan tijdelijk wat minder inkomen hebben. Het kon wel een gevoel van machteloosheid opgeroepen hebben, de ervaring dat anderen bepalen hoe jouw leven eruit ziet.

Een mens kan vele ontberingen dragen, op talloze wijzen pijn verdragen, zich door de gruwelijkste omstandigheden heen werken, en er toch geen trauma aan overhouden. Het grootste drama in een mensenleven is het opgelegd krijgen van andermans wil. Dan kan, bij iemand in wiens bestaan al zo vaak de eigen wil vertrapt is, een ogenschijnlijke kleine gebeurtenis al tot onmenselijke reacties leiden. Zoals het ombrengen van een jonge vrouw. Het wegnemen van andermans leven in een op voorhand mislukte poging om het eigen bestaan weer in de hand te krijgen. De schrijnende ironie is echter dat de dader zichzelf alleen maar gevangen zet. In zijn geest, waar hij het geheim moet dragen. In zijn gevoel, waar de daad niet de bedoelde helende werking bleek te hebben. Met zijn lichaam, op het moment dat de maatschappij ontdekt wat hij gedaan heeft.

Het uiterlijke vastzetten is dan niets meer dan een projectie van wat er in die mens al jaren plaatsvond. Daarom staat er geen enkele cultuur toe, ook de meest vredelievende niet, dat een mens een ander vermoord. Het is eenvoudig niet mogelijk zo’n samenleving te creëren omdat de misdaad zelf een uiting is van wat er in het collectieve bewustzijn al aan oordeel en gevangenschap huist. De fysieke wereld volgt slechts die beelden op. Daarom zullen er altijd mensen als Terence zijn, mensen met een scherp onderscheid tussen goed en kwaad.

Mensen die zich dag en nacht inzetten om het kwade aan het licht te brengen en de kwaaddoeners te scheiden van de goeden. Precies zoals de dualiteit dat vereist. Daarom is hij ook zo goed in zijn vak; hij staat midden in de tweeledigheid. Van alle kanten krijgt hij dan ook hulp, van deze en gene zijde.


Een zomerjasje zou teveel opvallen, had Terence gedacht. Hij moest Hutchinson op geen enkel moment ook maar één millimeter onderschatten. Een man die hem net iets anders dan anderen zou aanstaren en gemakkelijk opviel door zijn veel te luchtige kleding, zou in zijn hoofd blijven plakken. Hij hoefde hem maar in de buurt van een bureau of agent te zien en Lee zou gealarmeerd zijn. Het plegen van de ultieme, nooit opgeloste daad vereiste nu eenmaal een behoorlijke graad van paranoïde. Geen naïef vertrouwen. En dus liep Terence in een voor hem veel te dikke, maar nergens uit de maat springende jas in het park.

Zorgvuldig had hij een route uitgestippeld die niet zou kunnen opvallen.

Iemand immers die maar rondjes bleef lopen en constant naar de veertiende verdieping staarde, zou Lee in het oog kunnen springen. Terence was er zeker van dat hij dagelijks veel tijd besteedde aan het bestuderen van het park. Hij moest de gok nemen dat Lee zijn huis zou verlaten, net op een moment dat hij even niet kon kijken. Om die kans zo klein mogelijk te houden, had hij veel slingertjes in zijn wandeling gepland, zodat hij altijd even voor zich uit of opzij kon kijken of het licht al uit was. Vreemd, bedacht hij zich met een warm hoofd, dat hij zijn licht steeds aan heeft overdag. Het was natuurlijk een donkere tijd, maar hij had verwacht dat Lee geen enkel signaal zou geven of hij overdag thuis was of niet. Nou ja, zijn gewoonte was Terence’ geluk.

Iets minder mazzel had hij met het tijdstip van Lee’s vertrek. Net draaide hij zich van zijn huis af toen het licht uitging. Het duurde ongeveer twee minuten voor hij de uitgang van het appartementengebouw zou bereiken, in welke tijd Terence een echte agentensprint zou trekken, hopend hem net te kunnen zien als hij naar buiten kwam. Die twee minuten had hij nu niet. Om alsnog zoveel mogelijk van de verloren seconden goed te maken, zette Terence het op een olympisch hardlopen.

Eén-nul voor Lee: Terence was te laat. Op goed geluk liep hij naar rechts, terwijl linksaf richting het winkelcentrum logischer was geweest. Met grote passen haalde hij zoveel mogelijk mensen in, constant op zoek naar zijn doel. Ook al zou die van de achterkant gezien niet eenvoudig te herkennen zijn.

Na een paar minuten van ‘sorry’ roepen, zag hij een kleine gestalte zo’n vijftien meter voor zich lopen. Dat is hem, dacht hij direct. Z’n gezicht, ik moet z’n gezicht zien. De beste manier daarvoor was hem tegemoet te lopen. Dat zou nog meer inspanningkosten… Hij ritste zijn jas open en stak met gevaar voor eigen leven de loeidrukke straat over. Aan die kant rende hij al botsend tegen onwillige stadsgenoten een stuk voor Lee uit. Met veel tegenzin deed hij zijn jas weer dicht en stak bij een zebrapad dat net groen licht had over. Nu even heel snel, heel rustig worden, maande Terence zichzelf en liep in de richting van Lee.

Toch? Waar was hij nu? Even bleef hij staan en keek nog eens goed. Geen spoor van zijn prooi. Hoe kan ik me nu vergist hebben?, vroeg hij zich vol ongeloof af.

Terence vergiste zich maar heel zelden en daar kwam de kleine man al een winkel uit en… o nee! Hij liep terug naar zijn huis… Terence had niet genoeg lucht in zijn oververhitte longen om nog eens via de overkant voor hem uit te rennen. Hijgend sjokte hij dan maar op gelijkblijvende afstand achter hem aan.

Hij moest toch iets doen.

Hulp kwam van uit een onverwachte hoek: van Lee zelf. Blijkbaar was hij iets vergeten in de winkel en plots draaide hij zich om en liep terug. Terence, nog druk met bijkomen, deed niets anders dan wat een gewone medevoetganger zou doen. Hij keek hem heel vluchtig aan. Rond gezicht, kort zwart haar, een mooi antraciet pak, licht Aziatische huidtint, glade huid en ogen die… er eigenlijk heel vriendelijk uitzagen. Maar dat past ook in de theorie, bedacht Terence zich, zeer tevreden met het toeval. De schim was mens geworden. Nu zou hij met de hulp van Walter meer binnen de bedenkelijke geest van deze net op gang komende moordmachine treden. Het weekend, hoewel feitelijk nog maar net begonnen, was nu al geslaagd. Terence gaf zichzelf de rest van de twee rustdagen vrij af. Met een glimlach op zijn gezicht deed hij zijn jas weer open en liep naar zijn achter het park geparkeerde auto. Mensen keken hem vreemd aan.

Het deed hem niets, hij zag het niet eens. Hij zag alleen wat hij wilde zien.


[Maandag, twee dagen voor kerst.]


“Jongens, luister. Morgen hebben we de kerstborrel en de baas wil dat iedereen er is. Dus tenzij je Osama bin Laden aan het inrekenen bent, sta je morgen gewoon hier, om vier uur, met een blij gezicht. En ik wil geen gezanik over te weinig mankracht, teveel papierwerk, vieze koffie en te weinig vrouwen op de afdeling. Paula, blij dat je weer beter bent, trouwens…”

“Dank je,” zei ze met een bijna verlegen lachje. “Je moet districtchef worden”, riep een van de twee collega’s die meende dat ze eigenlijk stand up comedian hadden moeten worden, “dan kun je al je vriendinnen aannemen.” Het was grappig bedoeld, maar met haar bijtende eenzaamheid van vorige week nog vers in haar geheugen kon ze er niet om lachen. “Hoe dan ook”, ging het hoofd verder, “je bent er of je hoeft helemaal niet meer te komen. En nu weer aan de slag want de misdaad heeft al genoeg feestdagen gehad.” Het was zijn manier om te zeggen dat de cijfers over dit jaar gingen tegenvallen. De districtchef wilde het daar over hebben en meende dat een borrel een goed lokaas was om iedereen aanwezig te krijgen. Daar had hij gelijk in.


“Weer helemaal beter?”, vroeg Jason. “Zo’n beetje”, zei Paula zacht, waarna ze naar hem opkeek. “Bedankt voor je telefoontje. Het heeft me erg goed gedaan.”


“O?”, zei Jason onoverdacht en daardoor juist zo oprecht. Paula vond dat ze iets meer moest zeggen, maar wilde dat niet op de afdeling doen. “Loop even mee”, zei ze en pakte bijna even zijn elleboog vast.

“Toen je belde voelde ik me niet zo goed. Ik had het gevoel dat ik… dat niemand… het was net wat ik even nodig had. Dank je.” Nog voor Jason ‘graag gedaan’ kon zeggen, kuste ze hem op zijn wang. Alsof haar mond de bliksem was, bleef hij staan. Ben je verliefd op haar?, weerklonk Rosanne’s stem in zijn hoofd. Hij wist het nog steeds niet. Wat hij wel wist, was dat hij als enige die ochtend de aardbeving in het keukentje meemaakte. Het weer op orde krijgen van het innerlijk getroffen gebied nam meer dan alleen de rest van de dag in beslag.


Aan het begin van de middag kwam ’t hoofd naar Terence toe en vroeg hem of er nog nieuws was over de twee moorden in zijn park. Eigenlijk had hij willen zeggen dat hij de dader gevonden en gezien had. ’t Hoofd zou echter direct vragen of hij dat kon bewijzen en daar zou hij zijn missing link moeten toegeven.

“We zijn bezig met een psychologisch profiel naar aanleiding van de rapporten van de tech’s en Peter. Vanmiddag spreek ik Walter om te zien of hij iets kan betekenen en…”

“Als Walter ingeschakeld wordt, doe ik dat. Niet jij.”

“Ik leg hem alleen maar de casus voor om te zien…”

“Ik doe Walter. Verder niemand!” ’t Hoofd voelde zich nogal snel gepasseerd en stond zich alweer op te winden over de onstuurbaarheid van Terence. Koel als altijd ging hij rustig verder: “…om te zien of hij wat associaties er bij heeft. Of wilde u het overleggen met collega’s ook aan banden leggen?”

“Walter heeft het druk zat en wordt alleen door mij benaderd om voor ons te werken.”

“Dan zal het u goed doen om te horen dat dit alles buiten werktijd, ja zelfs buiten het bureau zal plaatsvinden. In La vita è bella om precies te zijn.”

Grommend liep ’t hoofd weg. Dat kon hij inderdaad niet verbieden, al zou hij het nog zo graag willen. Als hij mijn parkzaak verknalt, gaat-ie ergens anders heen, dacht hij in zijn frustratie. Hij verzon wel een reden.


“Ben je nou nooit bang om daar gedonder meer te krijgen”, wilde Jason toch wel weten. “Waarmee?”

“Nou gewoon, met hoe je tegen iedereen doet.”

“Wat doe ik dan?”

“Wat doe je dan…? Lomp, arrogant, recalcitrant, en van tijd tot tijd volkomen non-sociaal, om er maar een paar te noemen.” Even liet Terence de oordelen op zich inwerken. “Eerlijk, noem ik dat. Open en eerlijk.”

“Proberen om buiten ’t hoofd om Walter in de zaak te betrekken… is dat eerlijk?”

“Dat is privé.”


“Natuurlijk is dat het niet. Trouwens, hoe je Paula behandelt, getuigt ook niet bepaald van collegialiteit.”

“Paula? Ik doe niets tegen Paula.”

“Nee precies! Besef je wel hoe vaak ze koffie voor je haalt, je prints meeneemt, vraagt hoe je weekend is geweest, of ze nog iets voor je kan doen. Denk je dat ze dat allemaal bij mij doet? Mooi niet hoor.”

“Ze hóeft dat toch allemaal niet te doen?”

“Nee, maar ze doet het wel en jij zegt nooit boe of bah. Of dank je wel, wat gepaster zou zijn.” Terence keek verbaad naar zijn collega en dacht een tel na.

“Op de eerste plaats denk ik dat jij gewoon een oogje op Paula hebt. Op de tweede plaats voel jij je dus achter gesteld. Op de derde plaats kan Paula zelf wel vertellen als ze iets aan mij vervelend vindt. En op de vierde en tevens laatste plaats heb ik laatst nog met Paula gegeten en toen heeft ze het geen moment gehad over koffie, prints, weekenden en wat je verder nog allemaal oprakelde.” Jason moest nu echt even gaan zitten. Terence heeft gegeten met…

Paula? Dat kon niet kloppen. Het kon gewoon niet. Terence was nog nooit op een uitnodiging van iemand in gegaan. Tenzij hij er een zaak mee dacht te kunnen helpen. Alles wat Paula voor Terence kon doen, deed ze hier en dus was samen ergens gaan eten volstrekt overbodig. Eigenlijk gewoon onzin wat Jason betrof. Hij besefte niet dat zijn verbazing niets meer dan een camouflage voor zijn - inderdaad, Terence had weer eens gelijk - jaloezie was. Hij móest weten hoe het zat, maar kon onmogelijk aan Paula vragen of het allemaal wel waar was. Waar hij zich dan wel mee bemoeide, zou haar logische vraag zijn. Arme Jason, eerst geschokt door een eenvoudige wangkus, nu door een complexe emotie. Het leven van een simpele detective is zeker niet altijd even simpel.


“Kan ik uw bestelling opnemen?”, was de standaardvraag van de serveerster in het Italiaanse restaurant. Ze had dit, aan haar lijzige toontje te horen, al duizenden keren gevraagd. Horeca is een prachtig werkgebied, als je van herhalingen houdt. Niet dat de meeste andere banen op dat gebied daar zo anders in zijn, overigens.

“Als vooraf de salade van dungesneden tonijn met Pinot noir-dressing en als hoofdgerecht het kalfsvlees in romige citroensaus met truffelravioli.” Walter mocht dan wel medium zijn, over zijn eten deed hij nooit zweverig. Wie op aarde is, moet aards genieten, was zijn motto. Terence, de minder avontuurlijke tafelgenoot, koos eenvoudig voor de dagsoep en de good old boring spaghetti Bolognese. Hoewel uit deze keuken een genot, kon het gerecht geen inspirerende keuze heten. Dat had Terence dan ook niet nodig en daarom had hij gewoon zowel bij de voor- als bij de hoofdgerechten het bovenste van de kaart gekozen. Een Spa rood met ijs erbij en hij was klaar voor zijn onderwijs.

“Zo”, zei Walter na zijn eerste slok Chenin Blanc, “ik kon je ergens mee helpen zei je. Wat kan ik voor je doen?” Walter kende Terence alleen maar van de momenten dat hij iets voor Terence kon betekenen, dus van enig non-sociaal gedrag had hij nog niets meegekregen, anders dan wat wandelgangenverhalen waar hij verder weinig aandacht aan bestede. “Ik zie de laatste tijd soms beelden voor me. Aanvankelijk dacht ik dat ik er weinig mee kon, maar ik deze casus blijken ze al meerdere keren te kloppen. Omdat het vinden van de dader, tussen ons gezegd en gezwegen, op een compleet dood spoor zit, wilde ik zien of ik meer van die beelden op kon pikken om hem zo mogelijk een stap voor te zijn.”

“Zijn het beelden van overledenen of levenden?”

“Allebei eigenlijk. Maakt dat veel uit?” Walter liet zijn hoofd wat heen en weer zwenken. “Ja en nee. Nee, omdat het allebei in essentie om informatie gaat.” Dat was koren op de molen voor Terence, informatie was voor hem àlles. Informatie was de poort naar de dader, de oplossing voor elk vraagstuk. “Maar voor het medium is het wel van belang te weten of je alleen maar eigenschappen of herinneringen van iemand doorkrijgt of dat je werkelijk met een overledene te maken hebt die zelf iets door wil geven.”

“Ja ja, jij maakt een onderscheid tussen hoe iemand is of was en wat iemand als… zeg maar geest wil zeggen.”

“Zeker wel. Het maakt voor een nabestaande nogal een verschil of ik alleen een reeks persoonlijke kenmerken en herkenbare situaties van een overledene doorgeef of dat ik ook werkelijk een boodschap kan geven waaruit blijkt dat de dierbare ook werkelijk verder leeft. De verhalen uit het verleden kennen zij ook wel, het gaat hen om het voortbestaan.” Walter werkte namelijk niet uitsluitend voor de politie, daarvoor werd hij te weinig gevraagd, ondanks zijn kwaliteiten.

Daarom maakte hij ook op verzoek (en tegen betaling, ook Walter moest huur betalen) contacten met wijlen oma’s, partners en soms zelfs kinderen. Dat waren nooit de eenvoudigste sessies, dat kunt u zich voorstellen.

“Oké…”, zei Terence, terwijl hij zich afvroeg hoe deze informatie voor hem bruikbaar kon zijn. “Maar ik werk niet voor een ander, alleen voor mezelf.”

“Dat heb ik gehoord ja”, grapte Walter en een zachte lach maakte zijn gezicht aantrekkelijk. Te geconcentreerd om hier op in te gaan, vervolgde Terence: “Dus zou het voor mij niet zoveel uit moeten maken met welke van de twee variaties ik bezig ben?”

“Als je uitsluitend voor jezelf werkt... dan nog hou je wel verschillende technieken. Het informatie oppikken van een levende of overledene is een andere manier van werken dan het doorkrijgen van wat een dode te zeggen heeft.”

“Goed”, zei Terence blij, omdat hij besefte dat hij dus maar één methode hoefde aan te leren, “kun je mij die informatietechniek leren?”

“Niet hier…” Hij glom opnieuw van plezier. Een vrouw verderop, misschien een jaar of tien ouder dan Walter, raakte er zelfs geïnteresseerd van. In de aantrekkingskracht tussen mensen is uitstraling toch altijd weer de meest doorslaggevende factor. Materiële en uiterlijke schijn kunnen zeker verblindende magneten zijn, maar de bestendige liefdesrelatie’s vloeien voort uit de onbeschrijfelijke en zo ongrijpbare signalen van de ziel. De huid mag verdorren, onze kern blijft eeuwig schijnen. “Nee, dat snap ik wel”, temperde Terence snel zijn verwachtingen, “maar wat ik bedoel is, kun je het vlot onder de knie krijgen?”

“O, dat hangt helemaal van de persoon af. Kijk, denken is in dit vak volledig taboe. Je eigen herinneringen, fantasieën en associaties lopen razendsnel en zomaar onopgemerkt door de feitelijke informatie heen. Dat is al één obstakel.

Daarnaast werkt ieders geest weer anders. Sommigen mensen krijgen hele heldere beelden te zien die ze gewoon gedetailleerd kunnen beschrijven. In jouw werk is dat het handigst, zoals toen met dat rangeerstation. Het kan ook zijn dat je vooral iets voelt of zomaar opeens meent te weten. En dan is het helemaal moeilijk om jezelf van de ander gescheiden te houden…”

“Hoe doe jij dat?”, gooide Terence een klassieke NLP-vraag erin. Want als Walter nauwkeurig zijn eigen manier kon beschrijven, kon hij op zijn minst hetzelfde proberen. Niet zelden is iemand in no time een expert ergens in geworden, uitsluitend door andere experts na te bootsten. Je kunt daarvan vinden wat je wilt, effectief is het zeker. “Ik doe twee dingen…” Walter stopte even want de eerste gang kwam door (eigenlijk zijn serveersters ook een soort medium, tussen de keuken en de gast). “Hm, dat ziet er heerlijk uit”, zei Walter, alvast genietend en snoof ook wat van de verse geuren op. “Deze chef brengt Italië echt dichtbij.” Zijn pure blijdschap om zoiets eenvoudigs als een maaltijd trok nog meer de aandacht van die ene vrouw, drie tafeltjes verderop. Terence kon niet in de culinaire euforie delen. Soep is soep, meende hij. De één is vers en de ander komt uit een pakje, maar verder… Omdat hij wist dat Walter niet graag op dit moment gestoord wilde worden, begon hij maar zijn soep op te lepelen. Zie je wel, dacht hij, het is gewoon soep, volgens mij zelfs met Maggi.

“Waar waren we?”, zei Walter halverwege zijn salade. “O ja, de technieken. Ik doe dus twee dingen. De eerste is een trucje dat ik ontdekt heb om het onderscheid te kunnen maken tussen welke informatie over mij gaat en welke over de ander. Wat ik doe is een compleet beeld maken van hoe ik mezelf voel.

Het startpunt in het verkrijgen van informatie van of over een ander, ben je zelf.

Hoe beter je weet hoe je je precies voelt, mentaal, emotioneel en lichamelijk, hoe beter je in staat bent de informatie van een ander waar te nemen. Zelfbewustzijn is een grote voorwaarde om dit werk echt goed te kunnen doen. Wanneer ik me zoveel mogelijk een beeld van mijn eigen toestand heb gevormd, verbind ik me met de ander…”

Hoe?”, onderbrak Terence hem direct, want hij wilde eigenlijk gewoon vanavond al voldoende geleerd hebben om verder te kunnen gaan. “Daar zijn verschillende manieren voor, maar ik doe het door al mijn aandacht op die ander te richten.”

“Alleen maar aan de ander te denken?”

“Nee nee, denken is taboe… Het verschil tussen aandacht richten en denken is dat je bij denken aan iemand nog steeds jezelf centraal stelt. Je denkt aan iemand met een rede. Het draait dus nog steeds om jou. Bij aandacht richten sta jij niet meer centraal, maar de ander. Je ziet het wel eens bij mensen die heel nauw met elkaar verbonden zijn. Zo nauw dat wat de ander overkomt, ervaren wordt alsof het hen zelf overkomt. Die mensen weten dingen van elkaar terwijl ze mijlen ver van elkaar verwijderd zijn. Dat één van de twee ziek is bijvoorbeeld, nog voordat de telefoon is gegaan of een e-mail zelfs maar is geschreven. Alleen heel veel aan iemand denken is dan niet genoeg. Je volledige aandacht moet dan uitgaan naar de ander. Zoals in Wuthering Heights, als Catherine zegt: ‘Maar ik bèn Heathcliff’.”

Pfoe… dat was vrij slecht nieuws voor Terence. Alle aandacht naar een ander.

Dat viel om de drommels nog even niet mee zeg. Hij, Terence Allbay, centrum van het detective-universum, meester in Zijn werk, alleenheerser in het schaduwgebied van de misdadige geest, die moest nu in één keer alle aandacht… weggeven? Hij zuchtte diep en schoof zijn bijna lege soepkom van zich af. “Oké”, zei hij pragmatisch, “dat is het?”

“In principe is dat je begin, ja. Maar verkijk je er niet op hoor, het klinkt nu eenvoudiger dan het is. Zelfs de meest ervaren mensen trappen soms nog in de valkuilen van hun eigen denken, wensen, belangen, herinneringen, dromen en wat er verder allemaal nog in de onbekende grotten brein van ons zit. Het is echt heel gemakkelijk om van een persoon ongemerkt af te dwalen naar je eigen onbewuste.”

“Hoe weet je wanneer je dat doet?”

“Door je informatie te checken me de werkelijkheid. Dat is je enige toets. Als het klopt heb je gelijk. Zo niet, zat je er naast. Heel simpel. Maar hoe meer je je best doet, hoe meer je aan het denken slaat. Dus een scoringsdrang is niet handig.”

Tevreden met zijn minicollege dronk hij de rest van de wijn op. “O ja, en géén alcohol. Dat maakt helemaal een zooitje van je waarneming.” Wist Terence meteen waarom hij Spa had besteld, terwijl hij eigenlijk wel trek had in een Bud.

Nu kon hij vanavond nog aan de slag. Wat hem betrof lieten ze het hoofdgerecht zitten, maar hij besefte dat dat een beetje raar zou staan.


“Sorry dat het even duurde…” Walter was even naar het toilet geweest en was ‘toevallig’ de vrouw van drie tafeltjes verderop tegen het lijf gelopen. Die was een gesprekje begonnen dat Walter niet zomaar af wilde kappen. Sterker, hij wilde nog wel wat verder met haar praten. Misschien zou hij haar telefoonnummer straks nog wel vragen. “… maar ik heb even met een bijzonder aantrekkelijke vrouw staan praten”, zei hij terwijl hij nog even naar haar keek.

Terence keek dezelfde kant op en zijn blik bleef enkele seconden op de bedoelde vrouw rusten. Daarna draaide hij zich weer naar Walter en zei, met monotone stem: “Nog geen vijftig, maar wel bijna. Gescheiden. De tafelpartner is niet haar nieuwe vriend. Houdt van kunst. Niet van sport. Zoekt een glimlach in haar leven.” En die ga ik haar misschien wel geven, dacht Walter ondeugend. “Zo zeg, ik zie dat mijn lessen al hun vruchten afwerpen.”


“Nee nee”, corrigeerde Terence hem, “pas als de informatie gecontroleerd is met de werkelijkheid.”

“Dat klopt”, lachte Walter.

“Dus als jij in het tweede gesprek met haar dit even wilt checken… hoor ik morgen wel hoe goed ik ben.”

“Misschien komt er helemaal geen tweede gesprek.”

“O zeker wel.”

“Hoe weet jij dat? Kun jij nu ook al in de toekomst kijken? Dat moet jij mij dan snel leren!”

“Daar is geen toekomstbeeld voor nodig, Walter. Een beetje mensenkennis is genoeg. Let maar op…” Afgeleid door deze toch wel mysterieuze vrouw, kreeg Walter de smaak van het hoofdgerecht niet helemaal mee. Zoals hij zelf al zei, waar je je aandacht hebt, dat ervaar je. Terence vond het allemaal wel best en zat tevreden van zijn bord spaghetti te eten. Zie je wel, dacht hij, precies zoals Madina het maakt, maar net iets te zout.

Nog voor ze hun borden leeg hadden, kwam de vrouw aan hun tafeltje staan en schoof haar kaartje onder het servet van Walter. “Voor als je verder wilt met ons gesprekje…”, zei ze, zonder ook maar enige twijfel over haar bedoelingen over te laten. Walter, toch een man van de wereld, kreeg zijn hoofdgerecht niet meer op.


Diezelfde avond nog deed Terence zijn eerste poging om in de wereld die Lee Hutchinson heette te kruipen. Hij had een notitieblokje gepakt om de tips van Walter en zijn eigen ervaringen op te schrijven. Stap één was dus eerst jezelf bewust voelen. Dar scheen hem meditatief toe. Hoewel hij wel al eens over meditatie gelezen had, was het uitvoeren ervan er nooit van gekomen. De rare houding die hij wel eens op plaatsjes zag, met die volledig in de knoop gelegde benen, liet hij maar voor wat het was. Dat zou hem alleen maar afleiden. Een gemakkelijke stoel zou beter werken, meende hij. Zelfs al was hij alleen thuis, het voelde toch een beetje raar om zijn ogen dicht te doen om te gaan… voelen.

Als u meent dat Terence geen moeite zou hebben met het ervaren van zijn eigen lichaam of gevoelens, dan heeft u hoogstwaarschijnlijk het boek op deze pagina opengeslagen en het voorgaande niet gelezen. Terence was weliswaar een man die volledig op zijn intuïtie vertrouwde, het waren hoofdzakelijk toch rationele ingevingen. Als hij al zijn gevoel volgde, was dat omdat er nu eenmaal geen andere gedachten op dat moment waren. Deze eerste poging was dan ook vooral een grote innerlijke ontdekkingstocht voor hem. Leergierig als hij was, probeerde hij nergens zijn best te doen. Dan kon ook niet, want hij wist niet wat goed of fout was in deze. En zo bemerkte hij naast veel lichaamswarmte, ook spanningen, tintelingen, onrust, kracht, een vreemde druk achter zijn ogen en heel veel gedachten. Omdat Walters opdracht was geweest om alleen maar jezelf waar te nemen, zodat je beter een onderscheid met de ander kon maken, deed Terence verder niets met wat hij voelde en bemerkte. Menig beoefenaar van meditatie kan het jaren kosten om deze reactieloze staat van bewust zijn te bereiken. Terence deed eenvoudigweg wat de expert hem had aangeraden, wat zoals gezegd een geweldig effectieve methode kan zijn. Het enige punt is wel dat je je eigen ideeën en impulsen zult moeten negeren. Of beter gezegd, alleen maar waarnemen. De meeste mensen doen echter liever iets maar matig op hun eigen manier, dan geweldig op andermans manier. En dat terwijl de keuze om iets op een expertmanier te doen, nog steeds door hen zelf genomen wordt.

Nadat Terence een goed beeld meende te hebben van wat er zich op dat moment in hem speelde, ging hij over op stap twee. Alle aandacht naar Lee. Hij begon met het gezicht van hem voor zich te halen, ook al zou dat alleen maar ‘denken aan’ opleveren. Daarna probeerde hij zich helemaal op Lee te focussen, zich in hem te verplaatsen, zich met hem te vereenzelvigen. Telkens vlogen zijn gedachten alle kanten op, behalve de goede. Opnieuw deed hij zijn best, en opnieuw moest hij denken aan het etentje van daarnet, de stapel papier op zijn werktafel die hij nog zou opruimen, het naderende kerstfeest… Maar nergens een verbinding met Lee te bemerken.

Een half uur verwoed proberen later, viel hem iets op. Hij wilde helemaal niet al zijn aandacht aan Lee besteden. Hij wilde de casus oplossen en meende dat dit een handige truc zou zijn om daar toe te komen. Als hij vanuit thuis een beeld kon krijgen over de gedachten of moordneigingen van hem, dan kon hij al actie ondernemen nog vóórdat er iets gebeurd was. Of dan toch in ieder geval net erna. Het zou de grootste kans op een aanhouding geven. En daar was het hem om te doen. Mogelijk was dat niet zo’n goed uitgangspunt voor deze methode.

Morgen zou hij Walter zijn ervaringen voorleggen.

Hij stond op, trakteerde zich ondanks het geringe succes toch op een blikje Budweiser en zapte nog even langs de wereld. Blij dat ik daar niet woon, zei hij met licht sarcasme na de zeventig kanalen gezien te hebben.


Dinsdagochtend en Jason zat geheel niet lekker in zijn vel. Thuis had hij weer woorden met Rosanne gehad, onderweg had hij kleine aanrijding gehad (zijn schuld, hij zat niet op te letten) en op het werk liep het onderzoek nog steeds van geen meter. Voor het eerst in zijn carrière had hij geen enkele zin om te beginnen. Waaraan eigenlijk? Geen aanknopingspunt te bekennen…

Omdat hij inmiddels geen benul meer had van waar Terence allemaal mee bezig was, besloot hij toch maar even bij hem langs te gaan. De districtschef zou die middag langskomen en het minste wat ze konden doen was hetzelfde beeld van de voortgang schetsen. Het zou, op z’n zachtst gezegd, een beetje vreemd zijn als hij deed voorkomen dat er nog nauwelijks concrete stappen gemaakt konden worden en Terence zou vertellen dat hij de dader al bijna achter de tralies had.

Hem kenende zou hij dat rustig zo aan de districtschef brengen.

Net toen hij voldoende moed verzameld had om naar hem toe te gaan, kwam Paula binnen. Ze zag er weer wat beter uit, concludeerde hij blij. Met een plotse glimlach op zijn gezicht, zei hij: “Goedemorgen Paula. Weer een stukje beter vandaag?”

“Goedemorgen Jason. Ja, dank je. En jij?”

“Ook weer een stukje beter.” Om precies te zijn sinds één seconde, dacht hij.

“Wil je thee of ben je alweer aan koffie toe?”

“Doe maar thee. Lekker.” Het kwam Jason eigenlijk wel goed uit dat hij de confrontatie met zijn partner nog even uit kon stellen. Hij liet niet graag zijn zwakheden zien, maar op dit moment kon hij niet anders dan bekennen dat hij muurvast zat en er geen gat meer in zag. In zijn vorige gevallen had hij altijd op zijn enorme kennis kunnen bouwen. Steeds zag hij razend snel de overeenkomsten met andere zaken, met profielen, met methoden. Niet zelden was hij het geweest die net die ene mistap van de dader ontdekte, puur omdat er al eerder iemand geweest was die zo’n zelfde fout gemaakt had. Als dat zo was, dan wist Jason ervan. Maar nu… Natuurlijk waren er wel eens vaker lichamen gevonden waar in het begin niets over bekend was. In de loop van het onderzoek bleken er echter toch altijd weer kleine ingangen te zijn, misstappen gemaakt te zijn. Deze zaak was de best voorbereide moord waar hij zich in zijn niet al te lange carrière mee bemoeid had. Vooralsnog zonder succes, zonder veel plezier en dus zonder enige inspiratie.

Het water in de waterkoker stoomde wild naar buiten en de klik waarmee hij afsloeg, haalde Jason uit zijn gedachten. Hij zocht tussen de vele smaakjes thee en haalde er zonder reden het laatste zakje kaneelthee uit.

“Hm, kaneel, mijn lievelingsthee… Hoe wist je dat, Jason?”

“Ik wilde graag het lekkerste voor je uitzoeken.” De twee grappenmakers liepen net langs en zeiden tegen elkaar: “Ja ja, iets lekkers uitzoeken. Laat z’n vrouw het maar niet horen.” Giebelend als pubers liepen ze verder. Jason schaamde zich een beetje toen Paula hem niet geheel begrijpend aankeek. Zijn wens om iets voor Paula te kunnen betekenen, om precies dat te doen waar zij gelukkig van zou worden, werd elke dag een niet te negeren beetje sterker. Steeds vaker zat hij minuten lang alleen aan haar te denken. Naast een verlangen om bij haar te zijn, voelde hij zich ook al thuis in haar warmte. Het louter kennen van deze vrouw kleurde zijn onbedoeld en onopgemerkt grauw geworden leventje tot de schijnende pracht die het behoorde te zijn.

Bitter en afwezig ontwaakte hij uit deze droomvluchten. Hij was de laatste maanden langzaam een onprettige partner geworden. Rosanne kon haar liefde niet in haar eentje volhouden en deed ongewild mee.

“Ik bedoel, ik dacht dat je dit wel… ach, ik heb eigenlijk zomaar wat gepakt.”

Tegen zijn wil in verbrak hij het korte, intieme moment waarin hij met een ongesluierd hart voor haar stond, en haar vroeg hem lief te hebben. Tegen die zelfde wil in, liep hij naar Terence.



“Ik zeg het niet graag en eerlijk gezegd al helemaal niet tegen jou, maar ik zit vast met deze zaak. We zouden elk onze eigen weg gaan, maar die van mij loopt nu dood.”

“Alleen een sterk man kan zijn zwakte laten zien”, citeerde Terence iemand, al wist hij niet wie. Omdat hij verder niets zei, moest Jason wel verder door de knieën. “Heb jij nog ingangen gevonden?” Hij knikte, maar zweeg nog steeds.

Jason zuchtte diep: “Oké, je krijgt je zin. Terence, zou je mij willen laten zien wat jij tot nu toe gevonden hebt?” Omdat het helemaal niet Terence’ idee was om Jason door het stof te laten kruipen, begreep hij het stukje over zijn zin krijgen niet. Hij vond het echter te onbelangrijk om er op door te gaan en daarom leek het net alsof hij nu pas bereid was om Jason te delen in zijn ontdekkingen tot nu toe. “Ik weet wie het gedaan heeft…”, zei hij rustig.

“Wat? Waarom pak je hem dan niet op?”

“Omdat ik geen bewijs heb.”

“Maar…” Snel schoof Jason een stoel bij. “Hoe weet je dan wie de dader is?”

“Ik heb hem gezien.”

“Bij het lichaam van…?”

“Nee, gewoon op straat.”

“Maar hoe… hoe weet je dan dat hij de dader is?”

“Dat heb ik gezien…”

“Wat heb je dan…? O, wacht eens even. Jij… je loopt me te fokken. Hè? Je laat me eerst vertellen dat ik vast zit en dan doe jij, als slagroom op de cake, ook nog eens alsof jij hem binnenkort binnenhaalt. Lachen hoor, met jou. Echte humor.

Maar ik zie het al, meneer de expert weet zelf ook nog niets. En dan ga je maar je collega belachelijk maken. Nou, je doet je best maar. Nog veel succes Terence, met je superaanpak… en we zullen wel zien wie hem oppakt.” Boos schoof hij de stoel weer naar achteren en liep terug naar zijn bureau. Met zijn gezicht op onweer plofte hij daar neer. Paula, die net langsliep, zei: “Wat is er? Kan ik je ergens mee helpen?”

“Nee!”, snauwde de tot op het bot gefrustreerde Jason. Paula schrok van zijn agressie en dacht teleurgesteld, zo aardig is hij dus ook weer niet.


“Walter, met Terence. Heb je d’r al gebeld?”

“Nee joh, niet meteen de volgende ochtend.”

“Je wilt haar toch graag nog eens spreken?”

“Jawel, maar dat laat je niet direct merken.”

“Waar wacht je dan op?”

“Nou… niet op iets speciaals. Ik laat er gewoon even wat tijd overheen gaan.

Anders staat het zo wanhopig.”

“En dat ben je niet?”

“Zeg hé”, zei hij half lachend, “beetje rustig, vriend. Jij hebt wel heel goed geslapen zo te horen.”


“Gewoon, zes uur… Als je dan toch niet wanhopig bent, dan kun je net zo goed bellen…? Maar goed, daar belde ik niet voor.”

“Dat hoopte ik al.”

“Ik ben gisterenavond meteen aan de slag gegaan met wat je verteld hebt. En het eerste deel ging goed. Het verbinden met de persoon ging echter helemaal niet.

Ik bemerkte dat ik het eigenlijk niet wilde. Of… wel wilde om meer te weten te komen, maar niet wilde om al mijn aandacht op hem te richten.”

“Heb je een leuke man op het oog dan?”, probeerde Walter Terence terug te plagen. “Leuk? Als je van daders houdt… ja.”

“Nou, het is dat je het zo zegt, maar dat is wel de oplossing.”

“Wat, van daders houden?”

“Ja, eigenlijk wel. Kijk, verbinden is niet een technisch iets. Geen trucje wat je kil en koud toepast om je eigen doelen te behalen. Verbinden gebeurt pas in een sfeer van wederzijdse acceptatie, zonder oordelen, in de herkenning dat we te diepste allemaal hetzelfde zijn. Mijn leraar zij altijd, verbinden zonder liefde is als stelen.” Terence had moeite dit te volgen. Als hij zijn dagen met vaagheden had willen vullen, had hij zich wel bij een of ander new-ageclubje aangesloten.

Lekker hele avonden volpraten over Het Licht en de Nieuwe Tijd. Uren luisteren naar doorgegeven berichten ‘van boven’. Gezellig samen mediteren op een betere wereld. Niets voor Terence dus. Hij wilde verder met zijn zaak en helaas had Jason wel een beetje gelijk gehad toen hij zei dat ook de expert niet echt op stoom was deze keer. De eerste twijfel had zijn kop al opgestoken en het binnendoor weggetje van ‘even van binnen kijken wat Lee allemaal aan het plannen is’ bleek toch niet zo’n gladgestreken pad te zijn. “Dus…?”, vroeg hij maar, bij gebrek aan inhoudelijke vragen. “Dus zul je, zoals je zelf al zei, van je dader moeten houden… O, ik moet gaan. Terence, succes en laat me weten hoe het gaat, oké?”

“Jij ook”, doelde Terence op het vervolggesprek de mysterieuze vrouw, maar Walter hoorde het al niet meer.


En zo zaten al onze drie hoofdpersonen, op de afdeling moordzaken, elk voor zich over de liefde na te denken. Jason vroeg zich af hoeveel hij nog van Rosanne hield en of hij verliefd was op Paula. En dat hij enorm spijt had van zijn snauw van daarnet. Paula vroeg zich af hoe iemand die zó lief voor haar gedaan had in het weekend, ineens zo lelijk tegen haar kon doen. En dat terwijl ze alleen maar behulpzaam had willen zijn. En Terence zat zich suf te piekeren hoe hij ooit van zijn leven ook maar iets van wat in de verste verte een heel klein beetje op menselijke liefde kon lijken, voor Lee Hutchinson kon voelen. Vooralsnog stond het aantal ideeën op nul.


De ochtend ontpopte zich tot middag en daarmee kwam als vanzelf de districtschef aan op de derde verdieping. Een cateraar had al dozen lekkers en kratten nog lekkerder gebracht. De feestbeesten van het team, met voorop natuurlijk de cabaretiers, verzamelden zich al rond de drinkplaats, als tijgers op de steppe, klaar om toe te slaan.

Helaas voor hen moest er eerst goed geluisterd worden. Althans, dat was wat de chef hen steeds voor hield: luister goed. Met zijn stem was dat niet zo’n probleem. Het nieuws dat hij vertelde was geen nieuws. Het ging niet goed. De misdaad was dit jaar gestegen, net als het aantal onopgeloste zaken. Iedereen op de werkvloer wist dat het een budgettair probleem was. Los van de trage interne procedures, maar daar kon een creatieve rechercheur wel iets op vinden.

De chef meende echter dat het hier om inzet, discipline, efficiëntie en samenwerking ging. Met dat laatste heeft hij een punt, dacht Jason, die maar al te goed ervaarde hoezeer mensen hier voor zichzelf werkte. Voor de rest was het de typische achteraf-peptalk waar managers van veel te grote organisaties bekend om staan. Over twee weken zou hij ongeveer hetzelfde gaan vertellen, maar dan onder het mom van een nieuwjaarstoespraak. Desondanks durfde niemand het verbod van ’t hoofd te breken om over geld, koffie of vrouwen te beginnen. En dus was het zwijgende luisteren meer een passief protest dan levende interesse.

Een gemaakt applausje was het startschot voor gratis buikvulling. Men had na het half uurtje onzin aanhoren elkaar blijkbaar ineens heel veel te vertellen en het rumoer was op de vierde verdieping te horen. Ah, dacht Walter die daar bijna toevallig ook was, preek voorbij, tijd om even te gaan kijken.


Voorzichtig liep Jason op Paula af, die wat buiten de drukte was gaan staan.

Nerveus stond hij een paar tellen zwijgend naast haar. Zonder eerst wat oppervlakkige opmerking over de toespraak te maken, zei hij: “Paula… het spijt me.” Ze reageerde nauwelijks. “Ik had zo niet tegen je mogen doen. Ik was…

Nee, er zijn eigenlijk geen excuses voor. Het spijt me echt.” Kort keek ze hem vanuit haar ooghoeken aan. “’t Is al goed”, dacht ze het ongemakkelijke moment te kunnen beëindigen. Jason draaide zich naar haar toe, keek haar aan en zei:

“Nee… het is niet goed. Je bent veel te aardig om zo tegen te doen.” Ze keek hem nu ook aan. “Paula… ik mag je te graag om tegen je te snauwen. Kan ik iets doen… om het goed te maken?”

Dat was open en lief van Jason. Twee mooie eigenschappen, van een mens die haar zo graag gelukkig zag. Soms zijn mooie eigenschappen echter niet voldoende om een oud en opnieuw levend geworden zeer te stillen. Soms is er meer nodig dan terugkijken en zeggen dat je het niet goed gedaan hebt. Soms… soms doet het leven meer pijn dan liefde goed kan maken.

“Haal nog maar een warme chocolademelk voor me.” Hij deed het. Wat kon hij anders?


“Ik heb het gedaan…”

“Wat?”


“Gebeld, zoals jij zei. Morgen eten we samen in La vita.” Terence keek in het glunderende gezicht van Walter. Hoewel hij niet begreep wat hij in die vrouw zag, vond hij het leuk om te horen dat Walter zich aan de je-moet-niet-meteen-bellen-want-dan-lijk-je-zo-wanhopig regel had onttrokken. “Zie je nou wel”, zei hij vaderlijk. “Je had gelijk, Terence. Dit punt is voor jou… Zijn er in jou leven nog mooie vrouwen?”

“Ja, maar dan zijn ze al dood.” Walter moest lachen om wat hij dacht dat de absurde humor van Terence was. Die was echter bloedserieus, zoals altijd.


“Kan ik je naar huis brengen?”

“Ik neem de bus wel, dat doe ik altijd.”

“Alsjeblieft…? Niet om iets goed te maken, maar gewoon omdat ik het graag doe.” Paula’s verdediging brokkelde iets af. “Voorruit dan maar. Zo leuk is die bus nu ook weer niet. Hij stopt niet eens voor de deur…” Een klein glimlachje vergezelde de laatste zin. “Maar mijn dienst is wel veel duurder, hoor.”

Verbaasd keek ze hem aan. “Dat is dan zeventienvijftig, mevrouw”, en hij hield zijn hand op. Paula sloeg hem met een flinke pets weg en haar gezicht kreeg weer wat kleur. Terwijl het ijs brak stapten ze naar de koude auto toe.

Vrijwel de hele rit zwegen ze. Het was gelukkig een heel stuk rijden en lekker druk op de weg. Zo kon dit moment lang duren. Af en toe keek hij opzij en zag haar gezicht. Ze deed niets anders dan na een vermoeiende dag voor zich uitkijken en … God wat was ze mooi. Zo naast elkaar te zitten, in deze alles vergevende stilte, waarin niets moet, waarin alles al is, zij en hij… Zo samen te zijn was voor Jason het grootste geluk in zijn verder zo middelmatige bestaan.

Het liefst was hij haar huis gewoon voorbij gereden, verder, op weg naar niets.

Een oneindige snelweg waar de tijd zich niet meer met hun leven bemoeide. Dit ene moment, voor de rest van zijn prachtige leven. Hij had er veel voor over, heel erg veel. Alleen… niet genoeg. Hij remde.

“Paula… ik zei geen sorry omdat dat nu eenmaal zo hoort. Ik mag je echt erg graag en ik wil alleen maar dat je het goed hebt. Ik zie je graag lachen.”

Volgeschoten toonde haar mond de blijdschap die ze zo zocht. “Ik mag jou ook graag…” Ze boog naar hem toe en kuste hem voor de tweede keer in zijn leven op zijn wang. “Vrolijk kerstfeest.”

“Vrolijk kerstfeest, Paula. Tot maandag…” Ze stapte uit en hij wachtte met wegrijden tot ze helemaal binnen was. Terug naar de realiteit, dacht hij, terwijl zijn geluk alle kanten opvluchtte.


Wel kou en geen sneeuw. Dat is flauw, dacht Terence op eerste kerstdag.

Madina had zijn inkopen gedaan en had twee heerlijke ovenschotels gemaakt die hij eenvoudig zelf kon opwarmen (ze had er een briefje bij gedaan met de standen van de oven). Afspraken had hij niet voor de feestdagen. Zijn moeder was al lang geleden overleden en zijn vader woonde tweeduizend kilometer verderop. Natuurlijk had hij een vliegtuig kunnen nemen, maar als je meent dat Terence sociaal wat stug kan zijn, dan heb je zijn vader nog niet ontmoet. Een kerstkaart naar elkaar sturen als bewijs dat ze nog leven, was zo’n beetje de hele jaarlijkse communicatie.

Kerst. Overal lichtjes. De geboorte van de Christus. Vrede op aarde. Engelen zingen… Nou, dacht Terence, als er één dag is waarop ik in staat moet zijn om me met een moordenaar te verbinden, dan moet dat wel vandaag zijn.

Kerst. Overal slapen mensen uit en rennen kinderen snel naar de cadeautjes onder de boom, met kluit. In talloze keukens worden kunstwerken voorbereid.

Kaarsen strooien hun warme licht de wrede wereld in. Banketletters jagen het bloedsuikerniveau naar ongekende hoogte. Wijn vloeit rijkelijk, wat het is tenslotte Zijn bloed, Zijn ziel. Daklozen krijgen een extra deken. Oorlogen worden even stilgelegd en… Terence is met zijn werk bezig.

Hoe kan ik ooit een moordenaar ontmoeten, zonder hem te veroordelen?, vroeg hij zich af. Dat is mijn werk, dat is wie ik ben. Ik kan toch moeilijk zeggen, het is ook maar een mens en hem gewoon zijn gang laten gaan? Hoe kan ik hem èn in alle medemenselijkheid aanvaarden èn opsluiten?

Hij kwam er niet uit, ook al was het vijfentwintig december. Volharden is echter zijn echte naam en hij liet het niet bij deze gedachten zitten. Walter had gezegd dat denken taboe was en zodoende ging hij over op de technieken - die dus eigenlijk geen technieken waren. Na zich een goed beeld van zijn innerlijk gevormd te hebben, zonder daar weer over na te gaan denken, stond hij voor het besluit. Blijf ik oordelen of los ik dit op? Blijf ik doordenken of doe ik wat ik voel dat ik moet doen? In zijn tot kalmte gebrachte geest waren dit minder moeilijke vragen dan ze daarvoor hadden geleken. Hij hoefde de dader niet zijn gang te laten gaan, om hem zonder oordeel te benaderen. Hij hoefde niet goed te keuren wat hij deed, om hem te begrijpen. Hij hoefde de mens niet te haten, om zijn daden te stoppen. Een totaal nieuw beeld vormde zich in Terence bewustzijn. Hij zag een kleine, gespierde man met een vrouw in zijn armen lopen. De vrouw leefde niet meer. Terence liep op hem af en zei met zachte stem: ‘leg haar maar neer, het hoeft niet meer’. Hij was niet boos of agressief en keek hem vriendelijk aan. De dader probeerde weg te komen, maar Terence hield hem met zachte hand tegen. ‘Het hoeft niet meer’, zei hij nogmaals en voelde een compassie voor de man die zo bang was. Zo doordrenkt van angst, dat hij de buitenwereld die hij zo vreesde het leven ontnam. ‘Leg maar neer…’ De man deed het. Zonder wraak nam hij de man bij de hand en leidde hem weg. Terence voelde een intense vrede.

Die verdween rap toen hij de kleine man achter een nieuwe vrouw zag staan, met een ijzeren pin in zijn hand. ‘Niet doen’, riep hij en de beelden vervaagde terstond. Het laatste wat hij zag was dat de pin aan de zijkant in haar hoofd verdween. “Nee!”, riep hij, in één klap helemaal uit zijn kalme staat. Hij hijgde zwaar, voelde een verwarrende combinatie van mededogen en haat, wist even niet precies waar of wie hij was. Werelden leken door elkaar te lopen en zonder zijn normale onwrikbare zelfverzekerdheid wachtte hij op verbetering.


Na een kwartiertje voelde hij zich weer bijna zichzelf en stond op om zijn gezicht met koud water af te spoelen.


Het nadeel van het werken in de schemerwereld is dat jij niet altijd meer jij bent en de ander niet altijd meer de ander. Waar anders jij en ik altijd twee is, kan dat daar zomaar één zijn. Wil je de ander kennen zoals hij werkelijk is, los van alle gedragingen in het leven van alle dag, dan zul je de ander moeten worden, zonder jezelf te verliezen. Je zult moeten durven inzien dat wat je zo tegenstaat in enig ander, niet meer dan een afspiegeling van jezelf is. Dat vereist moed en kracht, geen eerzucht of wrok. De grond waarover je samen loopt is geplaveid met tegels van liefde. Waar jij zo naar verlangt, zoekt de ander ook. Dat in te zien benodigd een grote geest. Een geest die verder gaat dan ik, Terence Allbay.


Nog steeds een beetje van slag besloot hij eerst maar wat te gaan eten. Hij schepte een deel van de ovenschotel over op een bord en zette het in de magnetron. Met het briefje erbij zette hij het apparaat in werking. Na twee minuten zei het ding ‘paling’ en was het voedsel warm. Het blijft een wonder, dacht Terence toen hij met ovenwanten het bord uit de magnetron pakte. Zoveel hitte in zo’n korte tijd. Is dat eigenlijk wel goed? Pure keukenagressie.

Zonder zich er verder nog al te druk over te maken, at hij zijn bord leeg. Zie je wel, dacht hij, Madina kookt toch het lekkerst, zonder Knorr. Met elke hap kwam hij meer en meer terug tot zichzelf.


Ik kan moeilijk Walter nu bellen. Terence had nog wel zoveel maatschappelijk bewustzijn dat hij wist dat zoiets not done was. Hij vroeg zich af of hij gezien kon hebben dat er nu iemand, een jonge vrouw, bij Lee was of, wat nog meer twijfels bij hem opriep, dat er zo iemand bij Lee zou komen. Zien op afstand viel al nauwelijks te begrijpen, zien in de toekomst was helemaal heksenwerk. De culturele regels dwongen hem te wachten. En zo zat er voor hem niets anders op dan dat hij ging doen wat miljoenen landgenoten, misschien wel miljarden wereldgenoten deden: kerst vieren. Hij zocht een ‘gouwe ouwe’ zwart-wit film uit en dacht een Bud uit de koelkast te pakken. Madina had echter gemeend dat het met kerst wel geoorloofd was om eens een heus Europees merk te kopen. En dus keek hij de film met zo’n rare beugelfles van Grolsch. Helemaal uit… ergens in Europa.


Lieve Paula,

Ik denk zo graag aan je dat ik niets anders meer doe.

Ik voel nog je mooie mond op mijn wang.

Wachten op maandag doet zeer.

Tot dan.

Nogmaals: vrolijk kerstfeest.

Jason


Minuten lang staarde Jason naar het mailtje. Hij wist dat hij het niet ging versturen, maar wilde dat besluit zo lang mogelijk uitstellen. Alleen al het ervaren van de mógelijkheid dat zij het zou lezen, gaf hem meer warmte dan de zevenhonderd kerstlichtjes in en om het huis. Hij wist dat hij naar beneden moest, waar het feest op beginnen stond. Familieleden waren er al, er werd omhelsd en geknuffeld, de oven draaide zich warm en kinderen renden schijnbaar blij in het rond. Hij moest nú gaan… en bleef zitten. Telkens als hij de tekst had geselecteerd om op delete te drukken, klikte hij de selectie weg en dacht: en als ik het nou toch verstuur? De angst die die gedachte opriep maakte dat hij toch weer het verwijderen voorbereidde. Als een oude staartklok slingerde hij heen en weer tussen hoop en veiligheid, tussen liefde en gewoonte, tussen Jason en een rol.


“Wat ben je nou aan het doen?”

“Niets. Ik… niets.”

“Je bent toch niet die collega van je aan het mailen, hè?” Jason hoefde niet te liegen: “Nee, natuurlijk niet.”


Op tweede kerstdag, de restjesdag zoals Paula dat vroeger als kind noemde, ging ze naar Tchaikovsky. Niet de man zelf of een muziekstuk van hem, maar het grand café net buiten het centrum van de stad. Het was traditioneel open op deze dag en ze had met Claire afgesproken om er te lunchen. Zo zou die de deprimerende middag thuis kunnen ontvluchten. Het was natuurlijk fijn om dicht bij je ouders te wonen, maar ze was wel verplicht om twee lange dagen bij ze in huis te komen, ‘omdat het zo gezellig is’. Paula’s alleen zijn kon ze dan ook als een echte kerstreden gebruiken om alsnog een halve dag lol te maken. Claire bestelde maar meteen een Chardonnay, ook al was nog geen één uur. Ach wat, dacht Paula, wat kan het ook schelen. Ik heb een heel weekend om bij te komen, doe mij er ook maar één. Met een clubsandwich erbij kon het echte feest beginnen.

“Zo, nog kerstzoenen van Terence gehad?”

“Nee, wel van Jason”, flapte ze er niet geheel naar waarheid uit. “Toch niet Jason ‘de rat’ mag ik hopen?”

“Nee, Jason de collega.”

“Die? Zo, hij durft. Jij bent vér boven zijn niveau, meid.”

“Eigelijk kuste ik hem.”

“Wat?!”

“Rustig maar. Op z’n wang…”

“Hoe dat zo?”

“Hij… is lief.”

“Tja, als je het zo bekijkt… Maar wel een beetje een sulletje hoor. Hij is toch getrouwd?”

“Ja, maar we hebben ook niets. Het was niets. Gewoon ‘prettig kerstfeest’.”


“Daar zijn huwelijken uit voortgekomen. Geloof mij nou, ik weet alles van relaties. Daarom heb ik er geen…” Ze zuchtte gemaakt hard en keek zoekend om zich heen. “Hier zal de prins op het witte paard ook wel niet binnenstormen.

Of op een zwart paard, kan mij het schelen. Als-ie maar prins is.” Ze richtte haar aandacht weer op Paula. “Maar goed, genoeg over mij. Hij is dus lief. En verder?”

“Verder niets! Je vroeg naar kerstkussen, dus ik vertel je…”

“Ja ja. Ik ken jou meid. Je hebt die blik in je ogen.”

“Welke blik?”

“Die blik als je zegt ‘hij… is lief’. Die pauze die alles verraadt. En het feit dat je het daar bij laat. Geen ‘maar’. Geen enkele ‘maar’.” Trots op haar analyse keek Claire Paula aan. De waarheid had haar licht doen blozen. Ze vond hem meer dan collegiaal lief. Ze had hem die snauw natuurlijk allang vergeven en merkte dat ze naar maandag uitkeek. Niet dat er dan iets bijzonders zou gebeuren. Hij was immers, zoals Claire al in herinnering had gebracht, getrouwd. Hij had nota bene een kind. Een onschuldige date, of wellicht twee, zat er niet eens in.

“Misschien heb je een beetje gelijk. Toch is er een ‘maar’…”

“O ja, wat dan? Prikt-ie, ruikt hij onfris, of van die saaie aftershave? Gatver!”

“Nee joh… De maar is gewoon dat hij getrouwd is en een kind heeft. Dat lijkt me genoeg, dacht ik zo.”

“Genoeg? Tuurlijk niet. Tenzij je per sé seks wilt…” Paula keek haar bijna verschrikt aan. “Dacht ik al”, ging Claire energiek verder. “Dat-ie getrouwd is, is juist jouw voordeel. Bij jou hoeft hij even niets, is er even niemand die aan z’n kop zeurt, even geen vrouw die eindelijk wel weer eens echte aandacht wil, een kind dat wil spelen, een huis dat om onderhoud vraagt. Bij jou zijn, is vrij zijn.

En wat is meer waard in het leven dan dat? Behalve de liefde zelf natuurlijk.

Maar echte liefde is niet lichamelijk, ook al maakt het de seks er wel beter op.

Echte liefde voel je de hele dag, niet alleen als hij je aanraakt. Het zit ìn en om je en overal waar je kijkt, zie je het. Je hoeft helemaal niet getrouwd te zijn en keurig netjes twee komma twee keer per week hèt te doen. Liefde is die ene blik van herkenning, dat ene complimentje precies als je het even nodig had, dat kleine cadeautje gewoon omdat hij aan je moest denken, misschien een vriendschappelijke arm om je heen nog voordat je verdrietig bent. Het zijn zulke kleine dingen met een onmetelijke betekenis. Dat jij prachtig bent, puur om wie je bent. En verder niets.” Paula zat haar bewonderend aan te kijken. “En hoe weet jij dat allemaal?”

“O, een keer iets met een getrouwde man gehad, die me dit allemaal vertelde.

Bleek dat hij mij vooral had omdat zijn vrouw geen zin meer had. Toen heb ik hem toch maar gedumpt. Evengoed, hij had wel gelijk.”

“Dus… je bedoelt dat ik eigenlijk blíj moet zijn dat hij bezet is? Nog even los van de vraag of hij nou wel zó leuk is.”


“Wat ik zeg is dat als iemand, wie dan ook, van je houdt, het niets uitmaakt onder welke omstandigheden dat gebeurt. Het kennen van de liefde, daar draait het om.”

“En… ken jij de liefde?”

“Nog niet, maar ik houd vast aan mijn droom. Ik heb ‘m niet voor niets.”

“Is dat niets voor je?” Met een ruk draaide Claire zich om en zag een wat oudere man binnenkomen. Ze besefte dat Paula haar zat te stangen. “Nou”, speelt ze slim het spelletje mee, “daar zo je wel eens gelijk in kunnen hebben. Ik ga eens even op onderzoek uit.” Ze stond op en liep in zijn richting. Paula kon met moeite haar lach inhouden en zag tot haar opluchting dat Claire naar de toiletten liep.


De dag na de kerstdagen staat garant voor lange rijen bij winkels. Iedereen heeft zich twee dagen vol gegeten en nog is het niet genoeg geweest. Er moet meer bij, er moet weer vers en meer bij. Miljoenen gaan over de toonbank, om die magen maar gevuld te houden, de leegte te stillen. Genoeg is te weinig, teveel pas genoeg. Mensen geven niets om geld, niets om spullen of om status, niets om macht, nee zelfs niet om iemand die van hen houdt. Het is het lichaam dat de eisen stelt en het is het lichaam dat het gedrag bepaalt. Een klein tekort aan één stofje en de gehele mens komt in actie om het aan te vullen. Niemand eet nog tegen de honger. Die kennen we niet meer, behalve uit vrije wil. Men eet om het lichaam te plezieren, opdat het zich goed voelt. En als het een milkshake vraagt, krijgt het die. Als het patat vraagt, krijgt het dat. Als het alcohol vraagt, krijgt het dat. Als het plezier of spanning of seks vraagt, krijgt het die. Als het stress of ellende of hopeloos verlangen vraagt, zelfs dan krijgt het die. Wat het lichaam ook vraagt, de mens doet zijn uiterste best om het te geven. De wil van het lijf is niet een vrijblijvende wil. Het is een dictator, die je altijd in de rug aanvalt. Want wie besluit nu zelf wat hij gaat willen?

Terence was duidelijk in een filosofische bui. Die enkele keer dat hij zelf zijn boodschappen doet, was ook steevast weer een drama voor hem. Zoveel mensen in zoveel voedsel en ander te koop aangeboden goederen te zien graaien, maakte altijd de denker in hem los. Hij kocht niet meer dan twee kanten-klaar maaltijden, want voor de rest had hij alles nog in huis. Er was zelfs nog Grolsch over; hij was geen grote drinker. En vandaag zou hij weer verder gaan met zijn oefeningen in het uitreiken naar de informatie over Lee Hutschinson.

Alcohol was verboden, volgens Walter. En daar hield hij zich aan. Vanochtend had hij kort met hem gebeld om hem te vragen of hij werkelijk zou hebben kunnen zien dat er op dit moment iemand bij Lee was. Hij had eigenlijk gehoopt van niet, maar Walter zei dat zoiets op zich mogelijk was. Omdat hij niet bij Lee kon aanbellen met de vraag of hij misschien van plan was zijn bezoek om te brengen, leek het hem het beste als hij nog eens innerlijk ging kijken. Hij hoopte maar dat het gewoon kerstbezoek was, wat hij gezien had. Dat zou passen in het idee dat Lee op zich een heel sociaal overkomend persoon was. Om niet gestoord te worden door de hinderlijke gedachte ‘ik moet nog boodschappen doen’, deed hij dat eerst maar even. Dat het juist nu zo druk was, nam hij op de koop toe.

Weer thuis begon hij zijn geestelijk onderzoek. Het kostte hem moeite om opnieuw in die kalme staat te komen. Menigmaal dwaalde zijn gedachten af naar de beelden van hoe hij Lee zou oppakken. Hij wist dat dat niet zou helpen en begon steeds rustig weer opnieuw. Bewust probeerde hij nu eerst alle oordelen over Lee los te laten en in te zien dat het, net als hij, een mens was dat weinig anders deed dan proberen pijn te voorkomen en geluk te verkrijgen.

Weliswaar op een manier door anderen het leven te benemen, maar daar moest hij op dit moment geen oordeel over hebben. Laag voor laag zakte Terence door alle meningen over daders heen en met dat hij de laatste denkbeelden losliet, voelde hij een intense mengeling van angst en haat. Blijkbaar had hij zich met Lee verbonden. Omdat hij niet goed wist wat hij nu verder moest doen, bleef hij zich concentreren op wat hij ervaarde. Na een tijdje werden de angst en haat minder en kwam een moeilijk toe te laten gevoel van snijdende eenzaamheid op.

Ook dat bleef hij, hoe pijnlijk ook, ervaren. Enkele minuten later bedacht Terence zich dat als Lee zich werkelijk zo zou voelen, dat eigenlijk heel zwaar voor hem moest zijn. Hij schrok van die gedachte en direct was het grootste deel van de focus verdwenen. Verbaasd over wat hij had ervaren, kwam hij daarna weer helemaal terug in zijn dagelijkse staat. Nog steeds vond Terence dat wat Lee deed slecht was en gestopt moest worden. Daarnaast kon hij nu echter ook zien dat Lee niet alleen anderen deed lijden, hij leed ook zelf. Het was natuurlijk geen enkel excuus of zelfs maar een verzachtende omstandigheid, het was evengoed wel waar. Terence was verward over deze nieuwe ervaringen. Hij was altijd zo druk geweest met het oppakken van misdadigers, dat hij zich nooit in de menselijke kant ervan verdiept had. Althans, anders dan hoe hij het kon gebruiken om iemand op te sporen. Nu bleek er achter het dier van de moordenaar een mens te zitten. Een mens dat zich op de een of andere manier als beest was gaan gedragen. Uit angst. Uit een pijn waartegen hij zich verzette door het uit de buitenwereld weg te halen. “Het is geen excuus”, zei hij hard op.

“Als het geen excuus is… wat is het dan wel?” Hij zou het maandag met Walter doorspreken. Tijdens een lunch.

Voor dit moment was het wel even genoeg. Het op deze manier zich met een ander verbinden, bleek een behoorlijke honger losgemaakt te hebben. Snel de magnetron opstarten!


Na nog zomaar wat artikelen doorgebladerd te hebben, gevolgd door een oude film, was Terence naar bed gegaan. In de buitenwijk van de stad kon het nog behoorlijk rustig zijn, zo midden in de nacht. Een verdwaalde stapper kwam met moeite thuis, ergens waren twee katten het oneens over de grens van hun terrein. Verder was het een kalme, koude nacht.


Niet voor Terence. Woelend en zwetend lag hij in zijn bed. Ondanks alle rondgierende energie sliep hij toch. Al was dat volgens hem zelf zeker niet het geval want hij was zeer druk bezig Lee te achtervolgen. Het probleem was alleen dat bij elke stap die hij zette, hij achteruit ging. Totaal in de war probeerde hij door terug te rennen bij Lee te komen. Elk beeld dat hij zag was de seconde voor de andere. Zo rende ze terug naar zijn flat, eerst Terence, toen pas hij. De film werd teruggedraaid, maar Terence wilde vóóruit. Hij liep achterwaarts het appartement in, Lee was nu vlak voor hem. Weer maakte hij de fout om snel naar voren te stappen, alleen maar om te zien hoe Lee van hem afvloog. Volledig tegen zijn wil in stapte hij terug naar binnen en draaide zich om. Daar lag een jonge vrouw in een grote plas bloed. Het gutste nog steeds uit haar nek. Terence keek naar de wond. Het was haar hals, niet haar nek. Dit is niet hetzelfde als de twee anderen, bedacht hij zich in paniek. Heb ik al die tijd de verkeerde gevolgd? Hij draaide zich weer naar Lee en zag hem staan met een metalen pin in zijn hand. Lee keek niet agressief of vol triomf, wat Terence verwacht had. Hij stond daar gewoon, zonder een spoor van emotie. Er lag iemand te sterven… nou en? Zelf was hij al jaren dood, gevoelsdood. “Niets ‘nou en’!”, riep Terence in zijn slaap. “Ze leeft nog. Bel een ambulance!” Met een schok werd hij wakker. Nachtmerrie, dacht hij hijgend. Een nachtmerrie… Toen pas voelde hij hoe alles in zijn lijf tekeer ging, hoe zijn hart de noodklok sloeg, hoe zijn spieren klaarstonden om kilometers te sprinten. “Verdomme, ’t is echt!”, besefte hij en schoot uit bed. In een flits kleedde hij zich aan en sprong de auto in. Alle regels overtredend reed hij met een levensbedreigende snelheid naar het park. De weg naar de stad toe was erg rustig, in de stad moest hij enkele malen nog vol op de rem. Mensen scholden, een enkeling gooide zijn milkshake naar hem toe. Terence kreeg er niets van mee. Eén doel: op tijd zijn. Toen hij met piepende banden de hoek naar het park nam, zag hij tot zijn grote ontzetting aan de zwaailichten van de ambulance dat hij te laat was. Met een bonk kwam hij ergens op de stoep tot stilstand en hij rende naar een broeder toe. “Leeft ze nog?” De man keek hem verbaasd aan. “Bent u familie?”

“Allbay, moordzaken. Leeft ze nog?” Op dat moment zwaaiden de deuren van het appartementencomplex open en kwamen er drie broeders met een rijdende brancard uit. Eén van hen hield een infuus in de lucht. Gelukkig, dacht Terence, gelukkig. “Redt ze het?”, vroeg hij aan alle drie.

“Allbay! Slaap jij dan nooit?”

“Redt ze het?”

“Het is een lelijke halsslagaderlijke bloeding, maar ik denk dat we net op tijd zijn.” De routineuze kalmte van de man die blijkbaar zijn naam kende, irriteerde hem. “Schiet op!”, zei hij, al wist hij dat ze dat al deden. In één beweging werd de vrouw in de ambulance geschoven, sprongen er twee man bij haar naar binnen en reed het geheel met de gebruikelijke sirenes weg. “Peter Forrest”, zei de doodkalme broeder. Terence schudde hem afwezig de hand. “Ik was erbij toen je ook al uit het niets verscheen bij die schietpartij, een maand geleden”, verklaarde hij waarom hij Terence’ naam kende. “Lig jij de hele nacht naar de radio te luisteren of zo?”

“Nee. Ik zag het in een droom gebeuren”, zei hij alsof het de gewoonste zaak van de wereld was. “Nou”, lachte Peter, “dan hoop ik voor je dat je niet te vaak dit soort dromen hebt. Heel slecht voor je nachtrust. Neem dat maar van de broeder aan.”

“Is het op nummer vierhonderdzeventien?”

“Eh… ja klopt. Wauw man, heb je dat ook gedroomd?”

“Nee, dat wist ik al. Wie is er bij hem?”

“Weet ik niet, een nieuwe geloof ik. Veel kwam er net nog niet uit ‘m hoor. Hij bleef maar zeggen ‘ze viel, ze viel’.” Terence liep rustig naar binnen en wachtte op de lift. Haast had hij niet. Tenzij er overduidelijk een poging tot doodslag had plaatsgevonden, kon hij niets doen dan vragen stellen.

Tot zijn verbazing trof hij Paul aan bij de ingang van de woning van Lee. Die liep direct op hem af en zonder zich een moment af te vragen waar Terence om half drie ’s nachts vandaan kwam, zei hij met gedempte stem: “Hij is het. Van de tekening. Maar het valt niet hard te maken.”

“Weet ik”, zei Terence.

“Ja… ja natuurlijk. Hij heeft nog niet veel gezegd, alleen dat het een ongeluk was. Ik heb hem maar een beetje laten praten, voor je het weet verspreekt hij zich.”

“Heel goed, Paul. Ik ga even binnen kijken.” Mag ik mee?, wilde Paul vragen, maar kende zijn plaats. Voor dat moment.

Lee zat als een aangeschoten vogeltje in zijn ochtendjas op één van zijn grote zwartleren banken. Hm, er is blijkbaar iets misgegaan, dacht Terence. Hij stelde zich voor en keek Lee, toen hij zijn naam zei, recht aan. Zijn lichaam is nerveus, maar zijn ogen staan rustig, zeker, nergens paniek, dacht hij. “Het was een ongeluk”, zei Lee nog maar eens. “Ik denk ook dat het een ongeluk was”, begint Terence op een kalmerende toon. “Wilt u mij vertellen hoe het ongeluk plaatsvond? Dan kan ik mijn rapport maken. U begrijpt wel dat als iemand met een steekwond in haar hals het ziekenhuis wordt binnengedragen, dat wij even willen weten wat er gebeurd is. Zeker nu er twee vrouwen met een steek in hun nek zijn omgebracht.” Hij pauzeerde even om te zien of Lee zou reageren, maar dat deed hij natuurlijk niet. De doodsoorzaak van de tweede vrouw was immers nog niet bekend gemaakt, dat wist Lee ook. “Mijn baas wil altijd alles op papier ziet u… Laten we eens bij het begin beginnen. Hoe kent u deze vrouw?”

“Mai is verre familie van me. Ik had wel eens gehoord dat ze ook in deze stad woonde en we hadden elkaar een enkele keer gezien. We hebben eigenlijk geen echt contact.”

“En haar achternaam?”

“Chong.”

“Als u geen echt contact met haar hebt, waarom was ze nu hier dan?”


“Ze stond ineens voor m’n deur. Het was al na middernacht. Ze was helemaal in paniek en smeekte of ze binnen mocht komen. Nou ja, ze is toch familie dus ik liet haar maar even binnen. Ze zei iets van dat ze achtervolgd werd door mensen die nog geld van haar kregen. Wie weet ik niet.”

“En toen lag ze ineens bloedend op de grond…” Terence hoopte met zijn plotse sarcasme door het toneelspel van Lee door te breken, maar die zat muurvast in zijn rol. “Ze wilde iets sterks drinken, met ijs. Dus ik pakte wat blokjes maar ze stond erop dat het ijsgruis moest zijn. Ik begreep er niets van, maar ik deed maar wat ze wilde in de hoop dat ze een beetje rustiger zou worden. Ik kan niet goed tegen drukte. Ik begon dus met de ijspriem het ijs fijn te hakken…”

“Net als in Fatal Attraction…”

“Hè? Weet ik niet. In ieder geval, ze viel plots en ik wilde haar opvangen, maar ik had dat ding nog in m’n hand. Ze bloede enorm en ik heb direct 112 gebeld.”

“Hm…” Terence keek even de ruimte rond. De plas bloed uit zijn droom was er niet. Vreemd. “Mag ik even…?”

“Gaat uw gang.”

Het appartement was werkelijk mooi en luxe ingericht. Veel zwart en chroom, je moet er natuurlijk wel van houden. Hij liep naar het raam. Wat een perfect uitzicht op het park, dacht hij. Het zal lastig worden om daar onopvallend te verblijven, ook al is het donker. Dit voorval zal hem waarschijnlijk wel een tijdje rustig houden. Toch zal ik de doorgang van het plan voorstellen, je weet maar nooit. Wat moet hij genoten hebben van al die commotie in het park. Hij zat eerste rang bij zijn eigen voorstelling!

Hij draaide zich weer van het raam af en liep verder door de grote kamer. In de open keuken lag een beetje bloed op de vloer en daarnaast een zwarte doek die duidelijk gebruikt was om te stelpen. Er hingen twee moderne, nergens op lijkende schilderijen aan de langste muur. Zonder veel aandacht liep hij langs een vitrinekast waarin allemaal edelstenen en kristallen lagen. Met een schok ontdekte hij een vuistgrote grijze kei, die aan één kant iets in een punt uitliep.

Beelden van de huidwonden schoten voor zijn ogen, een kleine man beukt met de steen ergens op in. Hitte vloog door zijn lijf: dit is dé steen!

“ U verzamelt?”

“Hè? O… ja. Gewoon als hobby. Ik koop wat ik mooi vind.”

“Wat vindt u mooi aan die daar?”

“Die? Die heb ik eens gevonden, ik weet niet.” Verbeelde hij het zich nou of zag hij rode vlekjes op de steen? Hij keek er zo scherp mogelijk naar, maar kon het niet zeker weten. “Hm”, bromde hij en wierp nog een laatste blik in de kamer.

“Bedankt voor uw medewerking, meneer Hutchinson. Goedemorgen.”

“Graag gedaan…”


“En?”, fluisterde Paul direct toen Terence de gang op kwam. “Het is hem, hè?”

“Klopt Paul, dat heb je uitstekend gezien.” Paul glom alweer van trots. Hij was zó dicht bij een promotie. Hij wist het zeker. “Maar geen bewijzen, hè?”


“Nog niet, nee. Kan ik jouw telefoon even lenen? Ik heb de mijne in de haast thuis gelaten.”

“Tuurlijk.” Gretig greep Paul zijn mobiel en gaf hem aan Terence. Die belde er de centrale van het ziekenhuis mee en vroeg of ze hem wilde bellen zodra Mai Chong aanspreekbaar was. Dat zouden ze doen.

“Alsjeblieft.”

“We krijgen hem wel, toch? Het moet. We krijgen hem…”

“Ik weet het zeker, Paul.” Zonder te groeten liep hij naar de lift. Tijdens het zakken dacht hij: En nu maar hopen dat Mai een heel ander verhaal heeft.


“Hemeltjelief Terence, wat is er gebeurd? Je ziet er uit alsof je de hele nacht op bent geweest.” Eigenlijk had Paula besloten om Terence op te geven, maar hij zag er zo beroerd uit dat ze op slag met hem te doen had. “De halve nacht, dat klopt wel.” Hé, dacht Paula, hij heeft daadwerkelijk gehoord wat ik zei. Dat is nieuw. Dan moet het wel een hele zware nacht zijn geweest, grapte ze in zichzelf. “Was je niet lekker?”

“Jawel hoor, maar er was een steekpartij waarbij een ijspriem was gebruikt en…”

“Wat?! Waarom heb je mij dan niet gebeld?”, wilde Jason bijna onvriendelijk weten. “Omdat er nog geen sprake is van een misdrijf. Hij beweert dat het een ongeluk was en de vrouw in kwestie is nog niet in staat om het tegendeel te beweren. Zodra ze dat wel is, gaan we er samen naar toe.”

“Past hij in je theorie?”

“Het is hem… alleen ik kan het nog niet bewijzen. De steen waarmee de twee andere vrouwen zijn bewerkt ligt gewoon tussen zijn kristallenverzameling.

Naast de rozenkwarts nota bene.”

“En… dat weet je zeker?”

“Dat weet ik zeker.”

“Maar hoe dan? Een ongeluk en een steen… dat kan toch toeval zijn?”

“Dat kan wel, maar dat is het niet. Ik heb hem gezien.”

“Je hebt hem gezíen? Dan pak je hem toch op!” Jason begon de draad een beetje kwijt te raken. “Ik heb hem hier gezien”, zei Terence kalm en wees met zijn vinger net boven zijn slaap.“

“O daar… Nou, dat is lekker bewijs zeg. Zal het goed doen in de rechtszaal.

Edelachtbare, mijn collega heeft hem gezien, in zijn hoofd. Dus wij dachten aan een jaartje of vijftig.”

“Goed luisteren, Jason”, negeerde Terence gewoontegetrouw de spot van een ander. “Ik wéét het zeker, ik kan het alleen nog niet bewijzen.”

“Daar hebben we dus niets aan”, riep Jason gefrustreerd uit. Terence zei kalm:

“Waar was jij vannacht, om half drie, Jason?”

“Eh… gewoon in bed. Hoezo?”

“Ik stond in de woning van Lee Hutchinson, met een perfect uitzicht over het park. Lee Hutchinson heeft hoogstwaarschijnlijk Mai Chong met een ijspriem bewerkt, er ligt een steen die precies in Peters beschrijving past en ik wordt gebeld zodra Mai bij is. In vergelijking met jouw slaapactiviteiten hebben we er voorlopig wel degelijk veel aan.” Daar had hij maar weer eens een punt. “Hoe wist je trouwens dat ze was neergestoken? Had je de radio aan?” Terence zweeg en wees alleen maar net boven zijn slaap.

Jason schudde zijn vermoeide hoofd. Hoe is hij ooit aan die reputatie gekomen?, dacht hij. En niet bij één afdeling, nee bij het hele district. Allbay? O ja, die ken ik wel. Die lost bijna alle zaken op. En vaak alleen. Echt een genie…

“Wie heeft deze koffie hier neergezet?”, onderbrak Terence Jasons’ gedachten.

“Ik”, zie Paula. “O. Dank je.” Acuut stopte de hele afdeling met werken.

Iedereen draaide zich richting Terence en staarde hem zwijgend van ongeloof aan. Je kon seconden lang een speld horen vallen. “Wat? Nog nooit iemand ‘dank je’ horen zeggen?”, verbrak Terence de drukkende stilte. “Jawel”, zei Paula zacht, “maar nog nooit jou.”

“Nou… dan was dit mijn eerste keer”, zei Terence droog en ging aan de slag.

Nog steeds geschokt kwam de rest van de afdeling slechts langzaam weer op gang.


“Heb je tijd om vanmiddag te lunchen?”

“Met jou bedoel je?”

“Ja, dat bedoelde ik eigenlijk.” Jason kleurde een beetje. “Ja hoor”, zei Paula vriendelijk. “Half één?” Nu is ook goed, dacht Jason, die helemaal geen zin had om nog een seconde te wachten. “Oké, half één.” Zonder er bij na te denken keek hij op z’n horloge. “Duurt nog lang hè?”, plaagde Paula. “Nee, ik… ik keek alleen… ik bedoel niet…”

“Het is al goed, Jason.” Ze legde haar hand op zijn pols. “Ik maakte maar een grapje.” In een eerlijke reflex legde hij zijn hand op de hare. O god, wat doe ik nou?, dacht hij en trok snel zijn hand terug. “Tot straks dan”, mompelde hij snel en vluchtte naar zijn bureau. Paula keek hem glimlachend na. Het is wel een schatje, dacht ze en herinnerde Claire’s wijze woorden. Misschien zouden ze toch…


Om tien over twaalf, Jason was zich al een beetje op zijn lunchdate aan het voorbereiden, zei Terence opeens iets dat hij niet wilde verstaan. “Kom Jason, ze is bij. We gaan naar het ziekenhuis.”

“Hè… wat?”

“Je verstond me wel. Pak je jas, we gaan.” Meer dan drie tellen om zijn middagdroom aan gruizelen te zien vallen, kreeg hij niet. Misschien maar goed ook. Hij keek vol spijt en verontschuldiging naar Paula. Ze knikte als teken van begrip en zonder geluid zei ze ’morgen’. Blij stak hij een duim op en rende achter Terence aan.



”Verstaat u mij, mevrouw Chong?” Met haar hals en een deel van haar hoofd in het verband en nog stoned van de pijnstillers, bleek communiceren niet gemakkelijk. Dat ze maar een paar woorden Engels sprak, hielp ook al niet echt mee. “Verstaat u mij?”, vroeg Terence opnieuw. Voorzichtig knikte ze. Terence wist dat hij niet veel vragen kon stellen en dat hij eenvoudige woorden moest gebruiken. “Hoe is dit gebeurd?”

“Pijn in nek.” Ja, dat weet ik, dacht hij. Ik heb het bloed eruit zien gutsen. “Hoe is dat gekomen, die pijn in uw nek?”

“Neef. Lee.”

“Hij zegt dat het een ongeluk was. Was het een ongeluk?”

“Lee. Neef. Pijn in nek.”

“Was het een ongeluk?”

“Geen ongeluk. Lee. Pijn in nek.” Nu de lastige vraag en hij hoopte maar dat ze hem zou begrijpen. “Dient u een aanklacht in?”

“Lee. Neef. Geen ongeluk.”

“Moet de politie hem arresteren?”, probeerde hij. “Ja, arresteren.”

“Dient u dus een aanklacht in?”

“Ja, ik klaag aan, ik klaag aan.”

“Dank u, mevrouw Chong.” Terence sprong op en beende naar buiten.


Hij stond erbij en keek ernaar, Jason. Hij kon zijn ogen niet geloven. Zonder enig concreet aanknopingspunt en op grond van een hoop vaagheden over iets gezien hebben in zijn hoofd, had Terence gewoon de tweevoudige moordenaar te pakken gekregen. Onvoorstelbaar!

“Ik moet mijn mening herzien, Terence”, zei Jason eerlijk. “Ik vond echt dat je maar wat kletste met je daderanalyses. Maar je blijkt het al die tijd toch bij het rechte eind gehad te hebben. Sorry voor mijn gebrek aan vertrouwen.”

“We hebben hem nog niet”, zei Terence erg serieus. “Hoezo? Je hebt je ijshakker, je steen en een aanklacht. Wat wil je nog meer?”

“Die steen heeft hij vast schoongemaakt, het hebben van een ijspriem is niet strafbaar en het aantonen van geweldpleging wordt een drama, noch los van het feit dat we dan nog steeds geen moordenaar hebben.”

“We pakken hem op en ondervragen hem. We kunnen toch bluffen dat we zijn sporen op die steen hebben gevonden?”

“Da’s niet genoeg, Jason. Het is wel alles wat we nu hebben, dus… vooruit maar.”


“Ik haat vrouwen.”

“Dàt heb ik kunnen zien ja”, zei Terence. Hij stond op en liep de muffe verhoorkamer uit om zich even op te frissen. Jason bleef met Lee achter. “En omdat ik vrouwen haat”, ging Lee verder, “ga ik zo min mogelijk met ze om.

Dus jullie kunnen met foto’s van dode meiden blijven zwaaien, daar ga ik ze echt niet meer van kennen. Ik mijd ze, allemaal.”


“Je hebt er niet eens echt naar gekeken…”

“Tuurlijk wel, lang genoeg om te zien dat het vrouwen zijn die ik niet ken. Ik ken geen vrouwen.”

“Mai Chong kent u wel.”

“Mai Chong is mijn gestoorde achternicht die god weet waarom midden in de nacht opeens op mijn deur stond te bonzen en schreeuwde dat ze naar binnen moest. In de hoop dat ze zou stoppen, liet ik haar binnen. Wist ik veel dat ze maar door en door zou gaan. Gèk werd ik ervan! Misschien stond ze wel strak van de dope. Hebben jullie dat eigenlijk al onderzocht?” Lee was inmiddels meer dan een beetje pissig. Eerst al die vreemden over de vloer, nu zat hij in een kamer zonder ramen te praten met twee omhoog gevallen ego’s omdat dat gekke mens een aanklacht tegen hem had ingediend. Een aanklacht! Ze wist verdomme niet eens hoe je het woord spelde.

“Er zijn geen sporen van drugs gevonden”, loog Jason. “Nee, zal wel niet. In ieder geval, drugs of geen drugs, ze is niet goed bij haar hoofd. Dat zal ik aan laten tonen als jullie hiermee door willen gaan. Ze wou echt niet stoppen met schreeuwen.”

“En dat irriteerde u?”

“Ja meneer de psycholoog, dat irriteerde mij. Mateloos. Ik heb rust nodig.

Daarom heb ik al mijn muren extra laten isoleren en heb ik geluidwerend dubbel glas laten plaatsen.”

“Maakte de irritatie u kwaad?”

“O god, wat ben je toch een genie. Ja, het maakte me kwaad. En daarop pakte ik mijn priem en stak haar lek. O ja, ik belde ook direct 112. Logisch hoor… Nee, professor, de enige reden dat ik hier zit is omdat er eerder twee vrouwen vermoord zijn. Laat me raden: ook met iets scherps, toevallig?”

“De reden dat u hier zit is omdat Mai Chong een aanklacht tegen u heeft ingediend.”

“Ze viel! En ik ving haar op. Verder was er niemand bij, dus hoe ga je in hemelsnaam ooit opzet aantonen? Nou…?” Daar had Jason geen antwoord op en hij was dan ook blij dat Terence binnenkwam. “En jij Allbay”, ratelde de steeds nerveuzer wordende Lee verder, “jij hebt helemaal niets gezien. Als je denkt dat twee dode, naakte meisjes in een park haat is, dan heb je nog niets gezien, niets. Haat is een strop om je nek, met je handen op je rug. Haat is het bungelen aan een touw en hopen dat je sterft. Haat duwt je onder water, steeds net niet lang genoeg. Haat is een gloeiend ijzer dat zich door je huid heen vreet.

Haat doodt je, omdat het je in leven houdt. Haat is niet een vrouw doodslaan en haar ergens neerleggen. Haat snijdt haar open, hakt er stukken uit. Laat haar bloeden, gillen, smeken en dumpt haar krijsend langs de weg, zodat ze al haar levensjaren lijden kan aan de haat van één man.” Hijgend zat Lee op zijn stoel.

“Dus je ziet Allbay, wat je reputatie op het internet ook mag zijn, je zit er nu naast. Helemaal en compleet naast. En tenzij je keiharde bewijzen hebt, raad ik je aan om me te laten gaan. 'Ten onrechte opgepakt', staat heel slecht in de krant, zeker met jouw naam eronder.”

Er werd kort geklopt en de deur ging open. Paula stak even haar hoofd om de hoek en zei: “Terence, of je meteen boven wilt komen.” Ongewild keek ze even naar Lee en dacht: brr, wat een engerd. “Ik kom er aan”, zei Terence en keek daarna kalm Lee aan. “Bedankt voor uw uiteenzetting van het fenomeen haat.

Wij leren elke dag, dat blijkt maar weer. Voor wat betreft uw vrijlating, die moet helaas nog even wachten totdat ons laboratorium alle sporen heeft onderzocht die we in uw huis gevonden hebben.”

“Zoals?”

“De steen.”

“Gevonden.”

“Natuurlijk, ze groeien niet op uw balkon. Er kunnen hoe dan ook sporen op zitten van mensen die wij kennen als… vermoord. En tot die tijd blijft u hier.”

Hij stond op en gaf een agent de opdracht de heer Hutchinson in bewaring te stellen. Daarna liep hij samen met Jason naar de derde verdieping.

“Alle hoop op de steen”, vatte Jason het gesprek samen. “Wat er ook opzit, veel gaat het niet uitmaken. Het is niet het moordwapen en het hebben van een steen staat nog niet gelijk aan bewezen lijkschennis.”

“Kom op zeg…!”

“Hoe wil jij bewijzen dat er niet een andere dader is die ergens bij de rivier de twee vrouwen bewerkt heeft, de steen daar heeft achter gelaten, waar Lee hem gevonden heeft?”

“Dat is toch totaal onlogisch.”

“Ja, maar niet onmogelijk. En omdat we verder niets hebben, gaat geen jury hem veroordelen op grond van één steen en het hebben van een priem die niet het moordwapen zal blijken te zijn. Zo slim is hij natuurlijk ook wel weer. Hij wéét dat we niets aan die steen hebben, vóórdat we een hard bewijs hebben. Daarom legt hij hem open en bloot in zijn kamer.”


“Slecht nieuws, heren”, zei ‘t hoofd zuur. “Mai Chong heeft haar aanklacht ingetrokken.”

“Wat?”, riep Jason uit. “Hoe kan dat nou weer?”

“Blijkbaar heeft ze met wat familieleden gesproken en ze zegt nu dat ze de politieman niet goed begrepen heeft. Het was nu toch een ongeluk volgens haar.

Het spijt me, maar we moeten hem laten gaan. Zelfs Peter moet zijn onderzoek stoppen.”

Shit!”

“Roth, hou je in. Als je niet tegen je verlies kunt, moet je slager worden.” Met zijn lip strak tussen zijn tanden liep hij van de afdeling weg. “Verdomme”, riep hij buiten gehoorafstand van ’t hoofd. “Bijna, echt bijna…”

“Jason?” Terence was achter hem aangelopen. “Laten we snel even naar Peter gaan, misschien heeft hij al iets…”


“Goed plan.”


“Jullie weten dat je deze informatie niet in de rechtszaal kunt gebruiken, hè?”

Braaf knikten de heren ja. “Goed, in de korte tijd die ik had, heb ik één bloedspoor kunnen vergelijken met de twee vrouwen en het komt inderdaad overeen met dat van Suzan Longdale. Verder heb ik helaas nog niets kunnen vinden. Het lijkt er wel op dat de steen aan één kant heel grondig is gereinigd, en aan de kant waar hij het lichaam heeft geraakt, niet. Deze man weet precies wat hij aan het doen is. Maar zelfs al toon ik aan dat ook zijn sporen erop zitten, dit is geen moordwapen. Natuurlijk wisten jullie dat laatste al.

“Maar het ís Suzans bloed?”

“Ja, dat is zeker.”

“Nou ja, het is in ieder geval iets”, zuchtte Jason. Dan moet er dus toch een derde moord komen, dacht Terence. Opnieuw die misselijkheid! Wat was dat toch? Zou het met m’n geestelijk onderzoek te maken kunnen hebben? Straks snel Walter bellen.

“Peter, bedankt weer.”

“Graag gedaan, Jason.”

Verzonken in gedachten liep Terence terug naar zijn bureau en belde Walter.

“Heb jij op korte termijn een half uurtje voor me?”

“Pfoe… ’t Is nogal hectisch zo voor het einde van het jaar, moet je weten. Kan het niet morgen?”

“Nee. Een snelle hap bij Burger King?”

“Niet bepaald culinair, maar goed, ik hoor dat het belangrijk is. Doe maar. Zes uur ben ik klaar.”

“Ik pik je op.”


Het is vreemd om over spirituele zaken te praten en al helemaal in een fastfood restaurant. Er was echter geen beter plan op dat moment, dus stak Terence van wal. “Ik heb gedaan wat je zei en kreeg een boel te zien, en ook te voelen. Onder andere zag ik een vrouw bij hem die neergestoken werd. Een paar uur later gebeurde dat ook. Was ik in de toekomst aan het kijken?”

“Voorzichtig Terence. Niet alles wat je ziet en wat later uitkomt, zijn direct toekomst beelden. Je kunt ook de moordfantasie hebben opgepikt. Wat je zag, kunnen ook zijn wensbeelden geweest zijn. En zelfs dat is niet zeker, het kunnen ook je eigen angstbeelden zijn. Daarom zeg ik altijd, het blijkt pas waar in de werkelijkheid.”

“Ik zag een grote plas bloed en die was er niet.”

“Dat is al een groot verschil…”

“En in mijn beeld leek ze te sterven en deze vrouw praat alweer.”

“Zie je, het is niet allemaal zo één-op-één als sommigen het willen doen voorkomen. De menselijke geest is tot heel veel in staat. Het oppikken van informatie is er daar slechts één mogelijkheid van, maar het projecteren van allerlei ideeën, angsten en fantasieën hoort daar ook bij. Het blijft altijd heel moeilijk om die uit elkaar te houden. Je leert er in de loop van de tijd wel iets meer onderscheid in te maken, maar alleen als je keer op keer geconfronteerd wordt met de realiteit.”

“Toch had het raakvlakken. Ik ging kijken en er werd inderdaad een neergestoken vrouw naar buiten gedragen.”

“Zaken kunnen altijd gemengd binnenkomen. Deels waarheid, deels associatie.

Vergeet niet, je kunt informatie niet afdwingen. Dan zouden jullie niet meer nodig zijn en deden wij al het werk. Je zult je altijd zo open mogelijk moeten stellen en afwachten wat er komt. Mensen met een houding van ‘dat doe ik wel even’ vallen uiteindelijk door de mand. Bescheidenheid is het belangrijkste instrument van een medium.”

“Ja. Iets anders. Ik heb nu al twee keer een heel naar voorgevoel gehad. Kan ik daar nog iets mee? Kan dat komen doordat ik met hem contact gemaakt heb?”

“Kan, maar lijkt me niet waarschijnlijk. Je eigen gevoelens gaan bijna altijd over jezelf. Er zijn wel mensen die meer van andere oppikken dan van zichzelf, maar dat betekent vooral dat ze de hele tijd hun aandacht bij de ander hebben.

Benijdenswaardig is dat niet. Verwar dat ook niet met mediumschap. Het lijkt er wel op, maar het is een onbewust proces wat ze daardoor niet of nauwelijks kunnen sturen. En als ze het kunnen, zetten ze het in ieder geval door de dag heen uit. Het kost namelijk veel energie, je aandacht bij de ander houden.”

“Kreeg ik daarom zo’n honger?”

“Zou heel goed kunnen. Ik eet altijd wat na een intensieve sessie. Een bad brengt je ook weer helemaal tot jezelf.”

“Het was wel vreemd om zijn eenzaamheid en haat te voelen.”

“Let wel, wat je zelf helemaal niet kent, zul je niet snel van een ander oppikken.

Je bent nog steeds zelf je werktuig. Alles gaat via jou. Het geeft evenzeer wel aan dat we op een dieper niveau steeds meer op elkaar lijken.”

“Ja, dat bedoel ik. Ik had… niet echt medelijden, maar wel met hem te doen.”

“Leerzaam, niet?”

“Zeker… Hoef jij die friet niet meer?”

“Neem maar. Hé, ik moet gaan. Bedankt voor het drie sterren diner en mocht ik je niet meer spreken, alvast een gelukkig nieuwjaar.”

“Jij ook. Tot ziens.” Terence vond het zonde om de friet weg te gooien en bleef nog even zitten. Op dieper niveau op elkaar lijken, weerklonk het in zijn hoofd.

Dan moet ik toch zijn volgende plan kunnen vinden? Hem op kunnen wachten?

Dat moet dan toch kunnen?


Die avond deed hij zijn uiterste best. En meer nog dan dat. Uren probeerde hij opnieuw in die staat van contact te komen. En hoewel hij wel opnieuw zonder oordeel naar Lee kon kijken en een gevoel van mededogen kon voelen, dat zovele jaren verstopt had gelegen, kon hij geen spoor van een plan of opkomende neiging ontdekken. Misschien was het er gewoon nog niet.


Nerveus als een tiener naast z’n eerste vriendinnetje, zat Jason bij Paula aan een tafeltje. De opgeschoven lunch was er - godzijdank - vandaag wel van gekomen.

Ze zag er stralend uit vandaag. Veel beter dan vorige week. Al had haar ziek zijn wel gemaakt dat hij haar belde en hij zich zo dicht bij haar voelde. Vanaf dat moment was ze geen tel meer uit zijn wakkere gedachte geweest. Zijn dromen herinnerde hij nooit, maar hij kon gokken wat zich daar afspeelde. De wens is tenslotte de vader van de droom.

Een droom van een lunchdate was het vooralsnog niet: hij wist niets te zeggen.

De zenuwen verstomde zijn gedachten en alleen met veel drinken kreeg hij zijn broodje oude kaas met bacon weg. Het leek Paula niets te kunnen schelen. Die zat gewoon blij te stralen en at vrolijk haar salade op. “Wou je zomaar met me lunchen?”, viste ze naar zijn motieven. Ze werkte immers bij de politie. “Nee… niet zomaar.” Jason wist dat dat geen antwoord was en dat hij er iets inhoudelijks achteraan moest zeggen. Maar inhoud, dat vond hij niet zijn sterkste punt. Hij wist best dat hij een redelijk aardige vent was, maar inhoud aan Paula’s leven geven, dat was toch voor de hoger opgeleiden in de school van de liefde. “Ik weet niet hoe ik het moet zeggen… Ik mag je erg graag… en sinds ons telefoon gesprek toen je ziek was… Ik weet niet, ik denk veel aan je.”

“Wat denk je dan?” Mijn god, wat een rotvraag. Hij kon toch moeilijk midden in een lunchroom zijn gedachten over haar kenbaar gaan maken. Hij wist zelf niet half wat hij dacht en voelde. Ze had het desondanks wel gevraagd en zat kalm kauwend op een antwoord te wachten. “Nou gewoon… hoe het met je zou gaan.

Wanneer ik je weer zie.”

“Het is zo schattig hoe je bloost.” Zijn kleur werd dieper. “Ik denk ook aan jou”, verklapte ze. “Je bent een lieve man, Jason.” Ik ben een bijna vreemdgaande lafbek, dacht hij verward. “Het is oké om iemand aardig te vinden. Echt.” Jason knikte wat, maar geloofde haar niet echt. Want zijn versie van ‘aardig’ ging net iets verder dan collegialiteit of vriendschap. Bij haar kon hij echt even op adem komen, hoefde hij even niets, behalve op tijd met een antwoord op haar vragen komen natuurlijk. Haar lieve, zachte, blije aanwezigheid maakte hem zó gelukkig, en nog meer dan hij besefte. Zij was het thuiskomen dat hij eens was kwijtgeraakt. Zij was leven in een zalig tollend nu, zonder gisteren en vooral zonder straks. Hij dacht niet aan haar, dat zei hij maar. Hij dacht aan hen. En hij schaamde zich diep. Verliefd was niet de diagnose, dit ging langer duren.

“Doe je wel eens iets voor jezelf?” Paula had de stoute schoenen gevonden.

Jason kwam weer bij de les. “Eh, hoezo?”

“Ga je wel eens een stukje rijden, gewoon om even op jezelf te zijn?”

“Nee, eigenlijk nooit. Hoezo?”

“Moet je eens doen, is goed voor je. En als jij vertelt waar je langsrijdt, kan ik je toevallig tegenkomen. Net als toen je sigaren ging halen.” Hij keek haar met geschrokken ogen aan. Stelde ze nu werkelijk voor dat hij zonder iets tegen zijn vrouw te zeggen er alleen op uit moest trekken om haar dan gepland en toch toevallig te ontmoeten? En wat wilde ze dan doen? “En… wat wil je dan doen?”, vroeg hij met een klein stemmetje. “Niks geks, Jason, rustig maar. Gewoon een beetje kletsen, naar de wolken kijken, blij zijn.” Had het werkelijk achtendertig jaar geduurd voor hij echt naar iemand verlangde? Hoe had hij zich al die andere jaren kunnen vergissen? Was dit die ene kans in je leven om echt liefde te kunnen ervaren? Hij was getrouwd, verdomme. Getrouwd en trouwer dan een kind aan zijn ouders. Maar deze vrouw, deze mens, al was ze een man, zij hield voor hem de poort open. En hij… hij wist het niet. “Dat klinkt… goed. Ja, dat moest ik maar eens gaan doen.” Hij leek zo zeker, maar hoe zou hij het ooit thuis vertellen dat hij voor het eerst in zeventien jaar een stukje ging autorijden.

Zomaar, nergens heen, voor zichzelf, om een beetje tot rust te komen. Yeah right!


Oudejaarsdag. Niemand deed veel. Ze mochten om vier uur naar huis. De twee grappenmakers gingen rond om de stemming te peilen om nog even een laatste slok met elkaar te drinken. Jason spitste zijn oren toen ze bij Paula aan haar bureau stonden. “Zo wijfie, ga jij ook nog even lekker mee de keeltjes smeren.”

Aan dubbelzinnigheid bij hen geen gebrek. Gelukkig kreeg Paula het niet mee en zei, hard genoeg zodat Jason het ook kon horen: “Ja, lijkt me gezellig.”

En dus zei Jason ook ja en dus moest Jason aan zijn vrouw uitleggen dat hij met meerdere collega’s iets ging drinken en heus niet alleen met Paula en dat ze er wel bij was maar dat dat niets betekende en dat hij om zes uur thuis zou zijn.

Het was al gezellig druk in de kroeg toen de tien collega’s binnenstapte. Een van ‘de twee’ nam ieders bestelling op en liet een bonnetje maken. Dat zouden ze later wel verrekenen. Er werd luidruchtig geproost en na twee rondjes werden de eerste liederen al ten gehore gebracht. Jason, die van alle zenuwen die dag niet geluncht had, ging helemaal los en deed uitbundig mee. Met de schitterendste lach die God kon scheppen stond Paula naast hem, mee te zingen.

Af en toe keken ze elkaar aan, doordrenkt van hun geheim, hun platonische passie, buiten alle regels om.

“Hé jongens, kijk eens wie we daar hebben!”

“Spuit elf! Wat dacht je, ze zullen nou wel zo dronken zijn dat ze me niet meer herkennen?” Gelach van alle kanten: Terence was binnen gekomen. Meezingen ging hem veel te ver, maar een Bud ging er wel in.


Rond half zes moesten de meeste vertrekken. Er werd een boel ‘gelukkig nieuwjaar’ door elkaar geroepen en overdreven omhelst. Hier en daar viel een glas. De kastelein kon het niet schelen, die had net de rekening betaald gekregen.

Komt dat belastinggeld toch nog goed terecht, had hij gedacht.

Omdat iedereen, iedereen omhelsde, wilde Paula en Jason niet uit de toom vallen. In een vertraagd ogenblik van toegestane aanraking voelde hij hoe ze zich tegen hem aandrukte. “Gelukkig nieuwjaar alvast, lieve Jason”, fluisterde ze en kuste zijn nek. Mag ik nu sterven?, vroeg Jason aan God. Het mocht niet.

Verdoofd sprak hij haar maar na, niet in staat zelf woorden te vinden: “Gelukkig nieuwjaar, lieve Paula.” Eén tel langer dan hierbij gebruikelijk hielden ze elkaar vast. “Hé tortelduifjes, zal ik de foto op het web zetten?” Een flits maakte abrupt een einde aan wat de omhelzing van hun verdere leven had moeten zijn. “Laat zien, laat zien”, riepen collega’s door elkaar. “Oeh, die staan er innig op.”

“Zal ik hem naar je vrouw sturen, Jason?”

“Voor honderd euro doe ik het niet!” Bulderend van de lach probeerde men buiten te komen. Een laatste blik op Paula en daarna haastte Jason zich naar de auto. Hoewel hij na de eerste drie drankjes Spa had gedronken, voelde hij het wel in zijn benen. Dat had hij ook wel nodig want hij zou in een recordtijd thuis moeten zien te komen en als de sodemieter ergens kauwgom vinden.


Paula had geen haast om thuis te komen en Terence ook niet. “Nou, dat was me het uurtje wel, zeg”, verzuchtte Paula. “Ach ja, af en toe moet je ook ontladen.”

“Over ontladen gesproken, ik had jou inderdaad hier niet verwacht. Eergisteren je eerste bedankje, nu dit…”

“Is het echt zo erg?”

“Terence”, begon Paula en leunde iets naar voren, “je bent een aantrekkelijke man, maar een nul als het op sociale vaardigheden aankomt.”

“O, ik meen juist daar heel goed in te zijn.”

“Echt waar…?”

“Ja, hoe ik mensen ondervraag, collega’s benader om iets voor me te doen, aan de telefoon altijd er weer doorkom…”

“Dat is werk, Terence, dat is anders. Daar ben je inderdaad een kei in. Maar met collega’s, met mij. Weet je hoe vaak ik al koffie voor je gehaald heb, hoe vaak ik al gevraagd heb hoe je weekend was, of ik iets voor jou kon doen?”

“Nee, maar zo te horen vaker dan die ene keer eergisteren.”

“Tientallen en tientallen keren, Terence. Dacht je dat ik zomaar met je wilde eten een paar weken terug? Ik heb bijna twee jaar lang een oogje op je gehad.”

“O. Dat wist ik niet. Nu niet meer dus?”

“Nou, dat je tijdens het eten wegliep, heeft me veel duidelijk gemaakt. Je ziet me niet staan en dat moet je op een gegeven moment verder.”

“Ja ja, verder… Ik wist helemaal niet dat dat eten zo belangrijk voor je was.”

“Dat komt omdat het voor jou niet belangrijk was. Of is. Jij bent feitelijk alleen maar met je werk bezig. En je er heel erg goed in en daar waardeer ik je ook enorm om. Maar er is ook nog een andere wereld, een wereld waar geen boeven gevangen hoeven te worden. Waar je in alle rust elkaar kunt vangen.”

“Elkaar vangen?”

“Ja, samen zijn, dichtbij zijn, je verbinden…”

“O, maar verbinden doe ik sinds kort ook. Weliswaar met een moordenaar, maar toch.” Paula keek hem wel heel erg bevreemd aan en Terence had door dat meer uitleg wenselijk was. Hij vertelde over zijn ervaringen van de laatste dagen en meer dan geboeid zat Paula naar hem te luisteren. Er bleek een mens in Terence te wonen!


“Dus dat eerste ‘dank je’ komt door je onderzoek naar een moordenaar… Nou Terence, ik zou het zeker niet iedereen aanraden, maar voor jou is het blijkbaar een effectieve therapie.”

“Ik geef de voorkeur aan de term prettige bijeffecten.” Hij maakte een grapje!

Haar gevoelens voor Terence waren dus niet zo vreemd geweest als ze de laatste tijd wel gedacht had. Ze bestelden nog wat en praatten tot ze honger kregen.

“Waar staat je auto?”, vroeg Terence. Paula barstte in lachen uit. “Wat? Is dat nu ook al een gekke vraag?”

“Ik kom al zolang ik hier werk met de bus, Terence.”

“O. Was mij zeker weer niet opgevallen?”

“Niet bepaald nee”, lachte ze door. “Zal ik je even thuis brengen?”

“Nu moet je ophouden hoor, straks ga ik nog denken dat je me aan het versieren bent.”

“Nee, kerst is voorbij en de slingers liggen al weer op zolder.” Samen lachend, stapten ze in de auto.


“Wat ga jij verder doen vanavond?”

“O, ik weet niet. Madina heeft waarschijnlijk wat lekkers te drinken gekocht en er is altijd wel iets in de herhaling op tv.”

“Madina? Terence je gaat me toch niet vertellen dat je stiekem getrouwd bent hè?”

“Nee, Madina is mijn huishoudster. Wist je dat niet?”

“Van wie? Jij vertelt… correctie, vertelde nooit iets over jezelf. Ik heb alleen gehoord dat je een mooi huis hebt, los van alle lof over je werk.”

“Ach, die lof. Je moet daar niet te zwaar aan tillen hoor. Ik doe het gewoon graag en dan duik je er vanzelf diep in. En ik negeer nooit een ingeving. Dat zijn denk ik de grootste verschillen met de rest. Ik werk rustig een heel weekend door. Misschien pak ik vanavond nog wel wat op…”

“Dat lijkt me een ongezond plan. Wat dacht je ervan om je motor af te zetten en vanavond bij mij te eten? Ik heb vast ook nog wel ergens een flesje lekkers.”

“Hier eten? Bij jou?” Dat had hij helemaal niet gepland, niet verwacht, niet als mogelijkheid gezien. Dit was niet alleen nieuwe informatie, dit was… moeilijk verwerkbare informatie. Op grond waarvan moest hij nu in hemelsnaam een juist antwoord vinden? Was het behulpzaam bij een casus? Waren er andere gronden om iets te doen? Had hij al niet genoeg werkloos in de kroeg gehangen?

Wat…? “Nou Terence, zo’n moeilijke vraag kan het niet zijn. Je krijgt nog drie tellen om met een goed antwoord te komen en ik verklap alvast dat ‘de files zijn opgelost en er is nog veel te doen’ níet het goede antwoord is.” Wat is dit eigenlijk een vriendelijk mens, bedacht Terence zich. “Oké”, zei hij. “Oké wat?”

“Oké, ik eet bij jou. Je bent een vriendelijke vrouw.” Lachend stapte Paula uit.

“Dat moet je allereerste compliment aan… íemand zijn!”



Het nieuwe jaar was één uur oud en Terence stapte in zijn auto. Na het eten is hij bij Paula gebleven en ze hebben uren zitten praten. Terence veel over zijn werk, veranderingen gaan maar geleidelijk, en Paula veel over haar leven. Als Terence sprak, luisterde Paula geboeid. Het werd haar steeds duidelijker dat zijn naam niet voor niets zo bekend was. En dat terwijl hij er zelf heel gewoon over deed.

Als Paula sprak luisterde Terence met meer aandacht dan hij de laatste vijfentwintig jaar gedaan had. Hij kon haar niet altijd volgen als ze het over haar gevoelens had, maar hij deed wel zijn best.

Om twaalf uur, terwijl bijna het hele land schreeuwend afscheid nam van een oud hoofdstuk in de tijd, proostten Paula en Terence kalm op een goed begin.

Het was voor allebei de vreemdste overgang naar een ander jaar geweest en allebei waren ze er op hun eigen manier heel tevreden mee.

Nadat Terence was vertrokken, had Paula nog even op de bank gezeten om de avond te overdenken. Twee jaar, dacht ze, twee jaar heb ik m’n best gedaan om zijn muur af te breken. En uiteindelijk heeft hij het zelf gedaan. Op zijn tijd en toen hij het zelf wilde. Ze realiseerde zich dat ze al die tijd bezig was geweest om bij hem te halen, wat ze in zichzelf miste. Die fout zou ze bij Jason niet maken. Ze zou genieten van hun momenten samen, zonder iets te verwachten wat er niet in zat. Zonder hem te zien als de oplossing voor haar eenzaamheid.

Wie had ooit gedacht dat op oudejaarsavond praten met een collega over werk je zo voldaan kon doen voelen? Alleen maar omdat ze niet iets anders van Terence had gewild. Ze zag ernaar uit Jason weer te zien. ’t Is wel een sulletje, weerklonk Claire’s oordeel. En ook nog eens een heel lief sulletje, dacht Paula met een gelukkige blik in haar ogen.


Terence had niet veel slaap nodig en stond voor acht uur alweer op. Hij ontbeet, douchte, dronk een ice coffee en bladerde wat door de krant van gisteren. Hij was kalmer dan voorheen. Niet uiterlijk, dat was hij altijd al. Wel van binnen.

Tijdens zijn pogingen contact te maken met Lee Hutchinson, had hij dat steeds weer gevoeld, die onrust. Deze ochtend was dat minder. Ietsje.

Zoals gezegd, veranderen gaat doorgaans niet in een nachtje, en daarom zat Terence rond tien uur alweer klaar om aan het werk te gaan. Er liep tenslotte nog steeds een moordenaar rond en hij was er ook nog steeds van overtuigd dat Lee het niet bij twee slachtoffers zou laten. Werk aan de winkel, ook op nieuwjaarsdag. Misschien kan ik wel de kater van Lee voelen, gniffelde hij toen hij met weer een poging begon. Het was deze keer makkelijker om in de staat van oordeelloos waarnemen te komen en na een minuut of tien dacht Terence klaar te zijn om al zijn aandacht op Lee te richten. Wat je denkt te gaan doen is niet altijd wat je werkelijk gaat doen. Dat bleek op het moment dat hij het gezicht van Suzan Longdale voor zich zag. Hoe kalm en diep ontspannen hij ook was, het verbaasde hem haar te zien alsof ze leefde. Ze leek zelfs een serene glimlach op haar wangen te hebben. Zonder iets bewust te doen keek Terence naar het beeld. Het veranderde in het beeld van haar lichaam in het park.

Daarna zag hij Lee’s flat. Boodschap of wensgedachte? Suzan was nu zichtbaar terwijl er een man naast haar liep. De man was nu eens groot, nu eens klein, dan donker, dan blond. Heel even probeerde hij Lee erin te herkennen, maar op slag werden de beelden vager. Daar hield hij dus meteen mee op. Een man droeg het lichaam van Suzan door een veld, een bos, langs een rivier. Feiten of symbolen?

Hij zag zichzelf nu in het park, rond haar vindplaats lopend zoals op die avond.

Suzan stond er ook en op het moment dat Terence naar het lichaam keek, was het weg. Daarna verdween Suzan uit beeld, maar Terence had het sterke gevoel dat ze er nog wel was. Hij zag een kleine man lopen door een steeg. Voor hem liep een vrouw. Ze had niet door dat hij haar naderde. Terence wilde roepen ‘pas op!’, maar ook nu verzwakten de beelden meteen. Haar gezicht, dacht hij, ik moet haar gezicht zien. Hij zag haar naar haar nek grijpen en ze viel neer, met haar donkere haar over haar gezicht. De man rende weg, de steeg uit de kille nacht in. Haar gezicht, dacht Terence opnieuw, nu met emotie. Hij draaide zich om en schrok. De vrouw was weg, hij stond alleen.

Een zware leegte overviel hem, een verdriet dat hij nog niet kende, niet eerder herkende. Weg hier, dacht hij, hier kan ik niet zijn. Geleidelijk komt hij weer terug in zijn dagelijkse staat. Hij gaat toeslaan en ik heb gezien op wie, dacht hij.

Maar ik heb haar niet herkend, verweet hij zichzelf streng. Niet herkend…!


Nieuwe pogingen om de beelden terug te halen, liepen op niets uit. Dan maar me op Lee geconcentreerd, dacht Terence in zijn strijd om de derde moord te kunnen voorkomen. Zoals Walter al had gezegd: het is geen trucje om boeven te vangen. Wachten, concludeerde Terence met grote tegenzin, wachten is wat ik nu nog kan doen. Met de oude innerlijke onrust, maakte hij daar maar een begin mee door een deel van het diner, wat eigenlijk voor gisteren bedoeld was, op te warmen. En zelfs daarop moest hij wachten.


[Zaterdag, 3 januari.]

Boodschappen doen was natuurlijk niet echt een stukje rijden voor jezelf, maar het kwam er voor Jason dicht genoeg bij. Het zou ook lekker druk zijn, dus als hij wat langer wegbleef zou dat niet opvallen. Hij kon haar bellen en voor de ingang van het winkelcentrum afspreken. Romantisch is anders, maar al zouden ze samen gezien worden kon hij altijd nog zeggen dat hij haar toevallig tegen gekomen was. Sterker nog, hij kon dat sowieso zelf al zeggen. Zou het dan achteraf alsnog bij Rosanne terecht komen, was er niets verdachts meer aan. Hoe bel ik haar op tijd. In de auto is te laat, dat haalt ze dan niet meer. Naar de garage lopen? Nee, valt op, doe ik anders nooit. Dat zegt ze toch al zo vaak, de laatste tijd. Wachten tot ze even zelf weg is? Maar wat als ze dat niet doet?

De deurbel ging. Reflexmatig riep hij: “Ik ga wel.”

“Hai Jason, heb jij wat strooizout over?” Het was de buurman. “Perfect!”, zei Jason met gedempte stem. “Loop even mee naar de garage, dan help je me enorm.” De buurman keek hem verbaasd aan. “Loop nou even mee”, zei Jason met enige dwang. “Wat jij wilt.”

“Ik moet even bellen en jij moet dan even hier blijven staan.”

“Is het een geheim telefoontje?”

“Ja... nee! Het is een verrassing voor Rosanne. Eh, ze denkt dat ik onze ontmoetingsdag vergeten ben…”

“Ontmoetingsdag?”

“Ja, de dag dat wij elkaar ontmoette, zeventien jaar geleden. Vroeger gaven we elkaar dan iets maar de laatste jaren is daar een beetje het slop in gekomen. Je kent dat wel.”

“Vertel mij wat. Ik krijg al maanden niks, als je begrijpt wat ik bedoel.”

“Precies. Nou, om het weer een beetje goed te maken, moet ik even iets regelen, zonder dat zij het weet.” Het kwartje viel bij de wat trage buurman en hij knipoogde ten teken van het begrepen geheim.


“Hoi, met Jason.”

“O, hoi Jason. Hoe gaat het?”

“Goed, luister. Ik sta over precies vijftig minuten bij de ingang van Safeway.

Kun jij er dan ook zijn?”

“Om naar de wolken te kijken en blij te zijn?”

“Ja, ik weet het, niet echt een romantische omgeving, maar een andere mogelijkheid zie ik nu niet. Kun je er zijn?”

“Heel graag, Jason. Tot straks.”


“Zo buurman”, zei Jason extra luid, “hier is dat strooizout waar je me om vroeg.” Op fluistertoon ging hij verder: “En mondje dicht hè, het moet een verrassing zijn.” Buurman deed alsof hij een sleutel in zijn mond omdraaide en de sleutel inslikte. Voor een man van zesenveertig jaar een behoorlijk achterlijk gebaar, maar Jason vond het allang best.

Zo, dacht hij, en dan gaat Jason nu een stukje autorijden, voor zichzelf, helemaal voor zichzelf…


“Hoi”, zei Jason intens blij en wilde haar graag even omhelzen. “Hoi”, zei Paula misschien wel even gelukkig terug. Een paar tellen wist Jason niet goed wat te doen. “Zullen we dan maar het paradijs betreden?”, vroeg hij met een glimlach en deed alsof hij de draaideur voor haar openhield. “Dank u.”

Het gonsde van jewelste in de koopkorf, waar blijkbaar alle werkbijen zich verzameld hadden om nieuwe honing in hun wagentjes te doen. De oude was helaas allang weer op. Alle blikken waren gericht op vinden en kopen. Op aanbiedingen en ‘houdbaar tot’. Het enige moment dat men oog had voor elkaar was wanneer ze de wagentjes in de kassarij telde om zo de kortste te kunnen kiezen. En dan maar hopen dat de kassarol niet precies voor jou op ging. Of het wisselgeld. Of dat iemands pasje het niet deed. In de boodschappenhemel viel nog genoeg duivelswerk te herkennen.

Wie goed keek, kon ook de engelen bezig zien. Omhuld door wolken van goud liepen twee mensen naast elkaar, in gedachten hand in hand. Winkels werden stalletjes waar gevoelens aangeboden werden. Hier voor vreugde, daar voor geluk, en kijk… die zijn mooi zeg! Plots was iedereen verkleed en danste in het rond. Trompetten fluisterden hun melodieën, harpen dartelde door de lucht.

Van bloem naar bloem zweefden ze, overal een schepje nectar. Vervuld van pracht, want ze zijn samen, straalden ze de hemel vol. Iedereen die van liefde hield, kwam kijken en fonkelde als sterren mee. Rond het centrum van dit bestaan, draaiden alle zielen, die eens op aarde liepen, hongerig naar deze schoonheid. Als dromen konden reizen, dan zouden ze daar zijn, altijd.

De engelen schrokken weg, de verkleedpartij was over: de tijd had zijn intrede gedaan. Jason moest nu echt terug naar huis.

“Tot maandag”, zei hij, even vol van geluk als van verdriet. “Tot straks”, zei Paula en legde haar hand op haar hart.


Zondag, vier januari, kwart over twee, ’s nachts. Terence zou het graag vergeten.

Zijn mobiele telefoon ging. Met een zachte en haperende stem zei hij: “Hallo?”

“IK HEB HEM!”, schreeuwde Paul in zijn oor. “Terence ik heb hem! Ik heb hem te pakken! Ik hoorde op de radio over de steekpartij en wist meteen waar ik heen moest. Mijn maatje begreep er niets van, maar ik zei ‘vertrouw me maar, dit is tot op de bodem door Allbay uitgezocht’. We sprongen in de auto en reden naar zijn huis. Ik wist dat hij niet de hoofdingang zou nemen dus we namen elk een zij-ingang. Vanwege de plek van de moord leek mij de zuidingang de meest logische, dus daar ging ik staan. Nog geen minuut later, Terence, echt, ik zweer het je, nog geen minuut later kwam hij er al aan gerend. Hij had zijn auto natuurlijk ergens anders neergezet, de slimmerd. Maar niet slim genoeg! Niet voor Paul en Terence. Echt niet. Ik wist dat ik maar één kans zou hebben en het juiste moment van tevoorschijn springen moest nemen, anders zou hij mogelijk alsnog ontsnappen. Je weet niet hoe hard zo iemand in zijn paniek kan lopen. Ik zag hem en ik herkende hem direct, ondanks het donker en zijn lange jas. Dit is hem, dacht ik bij mezelf, dit is hem. Ik ga hem pakken, echt, ik wist het zeker.

Hij kwam steeds dichterbij en ik was één en al adrenaline en focus. Het was echt geweldig! Met nog een paar meter te gaan tot de deur schoot ik tevoorschijn en riep: ‘Halt, politie! Doe je handen achter je hoofd en ga op de grond liggen’. Ik had mijn pistool recht op zijn hoofd gericht, nog geen drie meter van hem vandaan. Hij schrok zich de klere! Je had het moeten zien man, echt. Hij draaide zich als een rat om, maar ik riep meteen weer ‘halt, of ik schiet’ en van de spanning schoot meteen. Gelukkig maar, want hij ging meteen liggen. Bevend als een kind, Terence, als een kleuter lag hij daar. Ik riep snel m’n maat en samen onderzochten we hem op wapens. Hij bleek een scherpe pin bij zich te hebben, helemaal vol met bloed. Op heterdaad, Terence, we hebben hem! O wauw man, ik sta helemaal te trillen. Die gaat het nooit meer doen, Terence. Die gaat geen andere vrouwen meer neersteken… Hé, zeg eens wat, wat ben je stil.

Ben je niet blij?”

“Het was Paula…”








Als verdriet te beschrijven was, zou het nu van dit papier afstromen. Kaken verkrampten om het niet uit te schreeuwen. Ogen waren leeg van dagen huilen.

Iedere misdaad is afschuwelijk. Toch was dit meer dan een daad tegen één vrouw. Dit was het onrecht van een wereld, dat neerviel op haar, die zoveel had gegeven, dat iedereen het wist. Een vrouw die zonder overvloed aan liefde, het aan iedereen gaf die het wilde ontvangen.

Het hele district was meer dan geschokt. Jason meldde zich ziek. Terence herhaalde maar in zichzelf: ik had haar gezicht moeten zien, ik had haar gezicht moeten zien. Hij was misselijk, van verdriet en zelfverwijt. Hij had het aan zien komen, het gevoeld, en niet kunnen voorkomen. Schuld is een veel te klein woord voor de last die hij nu droeg.

Collega’s kwamen niet aan werken toe. Zwijgend leefde ze naar de begrafenis.


Iedereen die haar kende, was er. Met grote moeite keek Jason in de kist. Zijn blik verstarde, zijn ijskoude hand greep naar zijn mond. Ze was nog steeds zo mooi.

Haar donkere haren lagen om haar bleke gezicht, dat rust leek uit te stralen. Hij wilde haar aanraken, oppakken, meenemen. Terug naar die hemel waar ze even in hadden gezweefd. Om weer te leven, om te zijn wat hij wilde zijn. Bij haar, en nergens anders. Hij had zich de laatste weken zo vaak afgevraagd wat hij voor haar voelde. Pas nu hij haar zag liggen, wist hij het.


“Als mensen konden houden van een vreemdeling op straat, dat was zij die ene die niemand daar liet staan. De kou die zij gekend heeft, gaf zij in warmte terug.

O, kon ik maar met haar ruilen, haar daardoor hierheen halen, haar nog eenmaal uit zien delen, de liefde die zij zelf was. Ik weet, wij blijven ademen, maar wat is nog de smaak? Zij was de zoetheid uit de hemel, die nu haar aanwezigheid viert.

Ze liet ons sporen achter, voorbeelden in geheugen. Door net als zij, zo vrij te zijn in geven, in ieder mens een broeder te zien, ons hart zo graag te openen, daardoor straalt ze niet alleen voor de engelen, maar blijft ze ook nog levend hier.”


De spreker vouwde zijn briefje op en liep gebroken terug naar zijn plaats.


De kist werd voor de zwarte stoet uitgedragen, langzaam, langzaam. Niemand zei een woord, niemand kon toegeven dat dit werkelijk gebeurde, niemand zou dit mogen geloven. De stilte werd verscheurd door de schreeuw van een kraai.

De zwarte dienaar van de duivel riep: het is waar, het is waar!

Niet meer in staat zich te verstoppen achter opgekropt verdriet, huilde Jason zijn levenspijn naar buiten.

“Ik hield van haar… Ik wist het niet, maar ik hield van haar…”, weerklonk zijn wanhoop als antwoord op de kraai.

“Heel veel Jason, je houdt nog steeds heel veel van haar…”, zei Terence zacht en sloeg een arm om hem heen.



(Lee Hutchinson kreeg levenslang voor de moord op Paula White. De moorden op Suzan Longdale en Kate Smith staan wegens gebrek aan bewijs te boek als ‘onopgelost en afgesloten’. Terence heeft daar een andere mening over.)