Epiloog – Keuze

JACOB BLACK

‘Jacob, denk je dat dit nog lang gaat duren?’ wilde Leah weten. Ongeduldig. Drammerig.

Ik klemde mijn kaken op elkaar.

Net als iedereen in het roedel wist Leah alles. Ze wist waarom ik hier kwam – op de rand van aarde en lucht en zee. Om alleen te zijn. Ze wist dat dat het enige was wat ik wilde. Alleen zijn.

Maar Leah drong me desondanks haar gezelschap op.

Ze irriteerde me mateloos, maar ik voelde ook een steek van zelfgenoegzaamheid. Want ik hoefde niet eens moeite te doen om mijn boosheid onder controle te houden. Het ging tegenwoordig veel gemakkelijker, ik deed het gewoon, zonder na te denken. De rode waas verblindde mijn ogen niet meer. De hitte huiverde niet meer over mijn ruggengraat. Mijn stem klonk kalm toen ik antwoord gaf.

‘Spring lekker van een klif, Leah.’ Ik wees naar de rots onder mijn voeten.

‘Echt, jongen.’ Ze negeerde me en ging lui naast me op de grond liggen. ‘Je hebt geen flauw idee hoe moeilijk dit voor mij is.’

‘Voor jóú?’ Het duurde even voor het tot me doordrong dat ze geen grapje maakte. ‘Jij moet haast wel de meest egocentrische persoon op aarde zijn, Leah. Ik zou het vreselijk vinden om jouw droomwereld om zeep te helpen, de wereld waarin de zon om jou draait, dus ik zal niet tegen je zeggen dat jouw probleem me geen bal interesseert. Ga. Weg.’

‘Bekijk het nou eens even van mijn kant,’ ging ze verder alsof ik niets had gezegd.

Als ze mijn stemming probeerde te verpesten dan lukte dat heel aardig. Ik begon te lachen. Het geluid deed vreemd pijn.

‘Hou op met dat gesnuif en let nou eens op,’ snauwde ze.

‘Als ik doe alsof ik luister, ga je dan weg?’ vroeg ik, terwijl ik tersluiks naar de eeuwig norse blik op haar gezicht keek. Ik vroeg me af of ze ook nog andere uitdrukkingen had.

Ik kon me nog herinneren dat ik Leah ooit leuk, misschien zelfs knap had gevonden. Dat was een hele tijd geleden. Niemand vond dat nu nog. Behalve Sam. Hij zou het zichzelf nooit vergeven. Alsof het zijn schuld was dat ze in deze verbitterde heks was veranderd.

Haar norse frons werd dieper, alsof ze wist wat ik dacht. Wist ze waarschijnlijk ook.

‘Ik word er ziek van, Jacob. Kun je je voorstellen hoe het voor míj is? Ik vind Bella Swan niet eens áárdig. En nou zit ik door jou om dat bloedzuigerliefje te treuren alsof ik ook verliefd op haar ben. Snap je dan niet dat dat een ietsiepietsie verwarrend is? Ik heb vannacht gedroomd dat ik haar zoende! Wat moet ik daar nou in vredesnaam mee?’

‘Denk je dat mij dat iets kan schelen?’

‘Ik kan er niet meer tegen om in jouw hoofd te zijn! Laat haar los! Ze gaat tróúwen met dat ding. Hij gaat proberen haar in een van hen te veranderen! Tijd om verder te gaan, jongen.’

‘Hou je bék,’ gromde ik.

Het zou niet netjes zijn om haar terug te pakken. Dat wist ik wel. Ik beet op mijn tong. Maar ze zou er spijt van krijgen als ze niet wegging. Nu.

‘Hij vermoordt haar waarschijnlijk toch alleen maar,’ zei Leah. Honend. ‘In alle verhalen wordt gezegd dat dat heel vaak voorkomt. Misschien is het voor jou beter om het met een begrafenis af te sluiten dan met een bruiloft. Ha.’

Nu moest ik mijn best doen. Ik deed mijn ogen dicht en vocht tegen de hete smaak in mijn mond. Ik duwde en verzette me tegen het vuur dat langs mijn rug omlaag gleed en worstelde om mijn vorm te behouden terwijl mijn lichaam me aan stukken probeerde te trillen.

Toen ik mezelf weer onder controle had, keek ik haar woedend aan. Ze keek naar mijn handen terwijl het gebibber afnam. Glimlachend.

Leuke grap.

‘Als je zo in de war bent wat mannen en vrouwen betreft, Leah…’ zei ik, langzaam, met de nadruk op elk woord. ‘Hoe denk je dat het voor ons is om door jouw ogen naar Sam te kijken? Het is al erg genoeg dat Emily jóúw obsessie aan moet zien. Ze zit er vast niet op te wachten dat alle jongens ook nog eens achter hem aan lopen te hijgen.’

Hoe kwaad ik ook was, ik voelde me nog steeds schuldig toen ik haar gezicht zag vertrekken van pijn.

Ze krabbelde overeind, bleef even staan om naar me te spugen en rende trillend als een stemvork naar de bomen.

Ik lachte grimmig. ‘Mis.’

Sam zou me daar enorm voor op m'n lazer geven, maar dat was het waard. Leah zou me niet meer lastigvallen. En ik zou het zo nog een keer doen als ik de kans kreeg.

Want haar woorden gingen niet weg en krasten zich in mijn hoofd, zo pijnlijk dat ik nauwelijks kon ademhalen.

Het was niet zo erg dat Bella voor iemand anders had gekozen in plaats van mij. Die pijn stelde niets voor. Met die pijn zou ik de rest van mijn stomme, te lange, uitgerekte leven kunnen leven.

Maar het was wel erg dat ze alles opgaf – dat ze haar hart liet stilstaan en haar huid liet bevriezen en haar geest in de kristallen kop van een roofdier zou wringen. Een monster. Een vreemde.

Ik had gedacht dat het niet erger kon worden dan dat, dat er niets pijnlijkers was op deze hele wereld.

Maar als hij haar zou doden…

Opnieuw moest ik tegen de woede vechten. Als Leah er niet was zou het misschien goed zijn om me door de hitte in een wezen te laten veranderen dat hier beter mee om kon gaan. Een wezen met instincten die veel sterker waren dan menselijke emoties. Een dier dat de pijn niet op die manier voelde. Een andere pijn. In elk geval even wat anders. Maar Leah was aan het rennen en ik wilde haar gedachten niet delen. Ik vervloekte haar binnensmonds omdat ze me die uitweg ook al had ontnomen.

Mijn handen waren toch aan het trillen. Waarom? Van woede? Van pijn? Ik wist niet zeker meer waar ik tegen vocht.

Ik moest geloven dat Bella zou blijven leven. Maar daar was vertrouwen voor nodig – een vertrouwen dat ik niet wilde hebben, het vertrouwen dat de bloedzuiger in staat zou zijn haar in leven te houden.

Ze zou veranderen, en ik vroeg me af hoe ik daar mee om zou gaan. Zou het voelen alsof ze dood was, als ik haar hard als steen zou zien staan? Als ijs? Als haar geur in mijn neusgaten brandde en ik instinctief zou willen bijten, willen scheuren… Zou dat kunnen? Zou ik haar kunnen willen doden? Zou ik een van hen níét kunnen willen doden?

Ik keek naar de golven die richting het strand rolden. Onder de rand van de klif verdwenen ze uit zicht, maar ik hoorde ze tegen het zand slaan. Ik bleef heel lang staan kijken, tot de zon allang onder was.

Het was waarschijnlijk geen goed idee om naar huis te gaan. Maar ik had honger en ik kon niets anders bedenken.

Ik trok een moeilijk gezicht terwijl ik mijn arm door die debiele mitella stak en mijn krukken pakte. Alleen omdat Charlie me die dag had gezien en mijn ‘motorongeluk’ had rondgebazuind. Stomme nepattributen. Ik haatte ze.

Het was maar goed dat ik honger had toen ik thuiskwam en de uitdrukking op mijn vaders gezicht zag. Hij zat ergens mee. Het viel meteen op – hij overdreef het altijd. Deed veel te nonchalant.

En hij praatte te veel. Nog voor ik bij de tafel was, begon hij al over zijn dag te bazelen. Dat deed hij alleen als er iets was wat hij niet wilde zeggen. Ik negeerde hem zo goed en kwaad als het ging en concentreerde me op mijn eten. Hoe sneller ik het op had…

‘…en Sue kwam nog langs vandaag.’ Mijn vaders stem was hard. Moeilijk buiten te sluiten. Zoals gewoonlijk. ‘Fantastische vrouw. Ze is sterker dan een grizzly, wat ik je brom. Maar ik weet niet wat ze met die dochter van haar aan moet. Sue zou een fantastische wolf geweest zijn. Maar Leah is meer een wolf in schaapskleren.’ Hij moest grinniken om zijn eigen grapje.

Hij wachtte even op mijn reactie, maar leek mijn uitdrukkingsloze, ik-verveel-me-dood blik niet op te merken. Meestal vond hij die juist superirritant. Ik wou dat hij zijn mond hield over Leah. Ik probeerde niet aan haar te denken.

‘Seth is veel makkelijker. Jij was natuurlijk ook wel makkelijker dan je zussen, totdat… nou ja, jij hebt het een stuk zwaarder dan zij het hadden.’

Ik slaakte een lange diepe zucht en keek uit het raam.

Billy zweeg net iets te lang. ‘We hebben vandaag een brief gekregen.’

Ik wist meteen dat dit het onderwerp was dat hij had vermeden.

‘Een brief?’

‘Een… uitnodiging voor een bruiloft.’

Elke spier in mijn lijf spande zich aan. Licht als een veertje streek de hitte langs mijn rug. Ik hield de tafel vast zodat mijn handen niet konden trillen.

Billy ging verder alsof hij niets had gemerkt. ‘Er zit een briefje bij dat aan jou gericht is. Ik heb het niet gelezen.’

Hij haalde een dikke, crèmekleurige envelop tevoorschijn die tussen zijn been en de zijkant van zijn rolstoel zat. Hij legde hem tussen ons in op tafel.

‘Je hoeft hem waarschijnlijk niet te lezen. Maakt eigenlijk niet uit wat erin staat.’,

Zo kreeg hij het toch weer voor elkaar. Ik griste de envelop van tafel.

Hij was van dik, stijf papier. Duur. Te chic voor Forks. De kaart die erin zat was al net zo overdreven en formeel. Bella had hier niets mee te maken gehad. Haar persoonlijke smaak was nergens te bekennen in de doorzichtige, met bloemblaadjes bedrukte laagjes papier. Ik durfde te wedden dat ze het niet eens mooi vond. Ik las de woorden niet, niet eens om te zien op welke datum het was. Het kon me niet schelen.

Er zat ook een in tweeën gevouwen blad van het dikke crèmekleurig papier in, en mijn naam stond met de hand geschreven op de achterkant. Ik herkende het handschrift niet, maar het was al net zo chic als de rest. Heel even vroeg ik me af of de bloedzuiger het me er nog even flink in zou wrijven.

Ik vouwde het open.

Jacob,

Ik overtreed de regels door je dit te sturen. Ze was bang om je te kwetsen, en ze wilde niet dat je je verplicht zou voelen. Maar ik weet dat ik, als het andersom was geweest, de keuze had willen hebben.

Ik beloof dat ik voor haar zal zorgen, Jacob. Bedankt – voor haar – voor alles.

Edward

‘Jake, we hebben maar één tafel,’ zei Billy. Hij keek naar mijn linkerhand.

Mijn vingers klampten zich zo hard aan het hout vast dat hij inderdaad in gevaar was. Ik moest me uit alle macht concentreren om mijn vingers een voor een te kunnen ontspannen, en klemde mijn handen toen samen zodat ik niets kapot kon maken.

‘Ja, maakt dus niks uit,’ prevelde Billy.

Ik stond op en trok ondertussen mijn T-shirt uit. Hopelijk was Leah al naar huis.

‘Niet te laat,’ mompelde Billy terwijl ik de voordeur opzij beukte.

Ik rende al voor ik bij de bomen was, mijn kleren lagen achter me als een spoor van broodkruimels – alsof ik de weg terug wilde vinden. Het was nu bijna te makkelijk om te veranderen. Ik hoefde niet na te denken. Mijn lichaam wist al waar ik heen wilde en gaf me wat ik wilde voor ik erom vroeg.

Nu had ik vier poten, en ik vloog.

De bomen vervaagden tot een zwarte zee die om me heen golfde. Mijn spieren spanden en ontspanden zich in een moeiteloos ritme. Zo kon ik dagen achter elkaar rennen zonder moe te worden. Misschien zou ik dit keer niet stoppen.

Maar ik was niet alleen.

Wat erg, fluisterde Embry in mijn hoofd.

Ik keek door zijn ogen. Hij was ver weg, in het noorden, maar hij draaide zich vliegensvlug om en begon als een razende te rennen om me in te halen. Ik gromde en dwong mezelf harder te gaan.

Wacht op ons, klaagde Quil. Hij was dichterbij, net buiten het dorp.

Laat me met rust, grauwde ik.

Ik voelde hun ongerustheid in mijn hoofd, ook al deed ik mijn uiterste best om het te laten overstemmen door het geluid van de wind en het bos. Dat haatte ik nog het meest – om mezelf door hun ogen te zien, helemaal nu hun ogen vol medelijden stonden. Ze zagen de haat, maar bleven achter me aan rennen.

Er klonk een nieuwe stem in mijn hoofd.

Laat hem gaan. Sams gedachte was zacht, maar wel een bevel. Embry en Quil vertraagden.

Hoefde ik maar niet meer te horen, te zien wat zij zagen. Mijn hoofd zat zo vol, maar ik kon slechts alleen zijn als ik mens was, en dan kon ik de pijn niet aan.

Verander terug, zei Sam tegen ze. Ik kom je ophalen, Embry.

Er verstomde één bewustzijn, en toen nog één. Alleen Sam was er nog.

Bedankt, wist ik te denken.

Kom naar huis als het weer gaat. De woorden klonken zwak, stierven weg in de leegte toen ook hij me verliet. En ik was alleen.

Veel beter. Nu hoorde ik het vage geritsel van de bladeren onder mijn nagels, het geruis van uilenvleugels boven me, de zee – ver, ver in het westen – die kreunend tegen het strand sloeg. Dat hoorde ik, en verder niets. Ik voelde niets anders dan snelheid, niets anders dan de inspanningen van spier, zenuw en bot, die harmonieus samenwerkten terwijl de kilometers achter me verdwenen.

Als de stilte in mijn hoofd zou blijven, zou ik nooit meer teruggaan. Ik zou niet de eerste zijn die deze gedaante boven de andere verkoos. Als ik ver genoeg rende, zou ik misschien nooit meer iets hoeven horen…

Ik dwong mijn poten sneller te gaan, en liet Jacob Black achter me liggen.