Plotseling maakt ze zich onhandig van me los. ‘Hier kun je toch wel tegen? Ik bedoel, het... windt je niet op of zo...’

‘Lissy, voor de laatste keer: ik ben niet lesbisch!’ roep ik wanhopig.

‘Oké,’ zegt ze haastig. ‘Oké. Sorry.’ Ze omhelst me nog een keer en recht haar rug. ‘Kom op,’ zegt ze. ‘Je bent aan een borrel toe.’

We gaan naar het minuscule, overwoekerde balkon dat ons door de makelaar als ‘ruimbemeten dakterras’ werd aangeprezen toen we het appartement huurden en gaan op een zonnig plekje zitten met de likeur die Lissy vorig jaar bij de taxfreewinkel heeft gekocht. Elke slok brandt ondraaglijk in mijn mond, maar voert een 254

paar seconden later een heerlijk sussende warmte door mijn hele lichaam.

‘Ik had het kunnen weten,’ zeg ik, starend in mijn glas. ‘Ik had kunnen weten dat zo’n gewichtige multimiljonair nooit echt op een meisje zoals ik zou kunnen vallen.’

‘Ik geloof het gewoon niet,’ zegt Lissy, en ze zucht voor de duizendste keer. ‘Ik kan maar niet geloven dat het allemaal een schijnvertoning was. Het was allemaal zo romántisch. Dat hij bij nader inzien niet terugging naar Amerika... en die bus... en dat hij die roze cocktail voor je had meegebracht...’

‘Maar dat is het nou juist.’ Ik voel de tranen weer opkomen en knipper ze woest weg. ‘Dat maakt het juist zo vernederend. Hij wist haarfijn wat ik leuk zou vinden. Ik had hem in het vliegtuig verteld dat ik Connor saai vond. Hij wist dat ik naar opwinding verlangde, naar spanning en een grote romance. Hij voerde me gewoon alles waarvan hij wist dat ik het leuk zou vinden. En ik trapte erin – omdat ik het wilde geloven.’

‘Denk je echt dat het allemaal één grote list was?’ Lissy bijt op haar onderlip.

‘Natuurlijk was het een list,’ zeg ik huilerig. ‘Hij heeft me opzettelijk gevolgd, hij wilde alles zien wat ik deed, hij wilde zich in mijn leven dringen! Kijk maar naar de manier waarop hij mijn slaapkamer inspecteerde. Geen wonder dat hij zo verdomd belangstellend leek. Ik neem aan dat hij de hele tijd aantekeningen maakte. Ik neem aan dat hij een dictafoon in zijn zak had. En ik... Ik heb hem gewoon binnen gevraagd.’ Ik neem een grote slok likeur en huiver. ‘Ik zal nooit meer een man vertrouwen. Nooit.’

‘Maar hij leek zo leuk!’ zegt Lissy teleurgesteld. ‘Ik kan gewoon niet geloven dat hij zo cynisch was.’

‘Lissy...’ Ik kijk op. ‘Het is nu eenmaal zo dat een man de top niet kan bereiken zonder meedogenloos te zijn en mensen te vertrappen. Anders lukt het gewoon niet.’

‘Nee?’ Ze kijkt me met gefronste wenkbrauwen aan. ‘Misschien heb je wel gelijk. God, wat word ik daar somber van.’

‘Is Emma daar?’ roept een snijdende stem, en dan duikt Jemima in een witte ochtendjas en met een masker op haar gezicht op 255

het balkon op, haar ogen tot ziedende spleetjes geknepen. ‘Zo!

Juffertje ik-leen-nooit-kleren-van-jou. Wat wil je me over mijn Prada’s met enkelbandjes vertellen?’

O, god. Het heeft geen zin er nog omheen te draaien, toch?

‘Dat ze heel akelig zitten met die puntige neuzen?’ zeg ik schouderophalend, en ik hoor Jemima lucht tussen haar tanden zuigen.

‘Ik wist het! Ik heb het altijd al geweten. Je leent wél kleren van me. Hoe zit dat met mijn topje van Joseph? En mijn Gucci-tas?’

‘Welke Gucci-tas?’ kaats ik tartend terug.

Jemima heeft er even geen woorden voor.

‘Allemaal!’ zegt ze dan. ‘Weet je dat ik je voor de rechter zou kunnen slepen? Ik zou je kunnen afmaken!’ Ze zwaait een vel papier voor mijn neus heen en weer. ‘Ik heb hier een lijst van kledingstukken waarvan ik vermoed dat ze de afgelopen drie maanden door iemand anders dan mijzelf zijn gedragen...’

‘O, hou toch op over die stomme kleren van je,’ zegt Lissy.

‘Emma is helemaal overstuur. Ze is hartstikke verraden en vernederd door de man van wie ze dacht dat hij van haar hield.’

‘Goh, hoe is het mogelijk, zal ik maar even in zwijm vallen van de schrik?’ zegt Jemima zuur. ‘Ik had je kunnen vertellen dat het zo zou gaan, ik héb het je ook verteld! Vertel een man nooit te veel over jezelf, daar komt rottigheid van. Heb ik je niet gewaarschuwd?’

‘Je zei dat ze geen ring met diamanten om haar vinger zou krijgen!’ roept Lissy uit. ‘Je hebt niet gezegd dat hij op tv zou komen en het hele land al haar privé-geheimen zou gaan vertellen. Weet je, Jemima, je zou best een beetje met haar mee kunnen leven.’

‘Nee, Lissy, ze heeft gelijk,’ zeg ik triest. ‘Ze had het van meet af aan bij het rechte eind. Als ik mijn grote mond dicht had gehouden, was dit allemaal nooit gebeurd.’ Ik reik naar de fles en schenk mezelf troosteloos nog een glas likeur in. ‘Een relatie is wél een strijd. Het is écht een schaakwedstrijd. En wat heb ik gedaan? Ik gooide gewoon al mijn stukken op het bord en zei: “Alsjeblieft! Pak maar!”’ Ik neem een teug likeur. ‘Weet je, man en vrouw zouden elkaar niets moeten vertellen. Níéts.’

256

‘Ik ben het volkomen met je eens,’ zegt Jemima. ‘Ik heb me voorgenomen mijn toekomstige echtgenoot zo min mogelijk te vertellen...’ De draadloze telefoon in haar hand piept schril en ze breekt haar zin af.

Ze neemt op. ‘Halló!’ zegt ze. ‘Camilla? O. Eh... oké. Wacht even.’

Ze houdt haar hand voor de hoorn en kijkt me met grote ogen aan. ‘Jack,’ zegt ze geluidloos.

Ik staar als door de bliksem getroffen terug.

Op de een of andere manier was ik bijna vergeten dat Jack ook echt bestond. Ik zie alleen nog maar zijn gezicht op het scherm voor me, dat me glimlachend en knikkend stap voor stap naar de diepste vernedering leidt.

‘Zeg maar dat Emma hem niet wil spreken!’ sist Lissy.

‘Nee! Ze moet wél met hem praten,’ sist Jemima terug. ‘Anders denkt hij dat hij heeft gewonnen.’

‘Maar...’

‘Geef hier!’ zeg ik, en ik gris met bonzend hart het toestel uit Jemima’s hand. ‘Hallo,’ zeg ik zo nors mogelijk.

‘Emma, met mij,’ zegt Jacks vertrouwde stem, en ik voel zonder enige waarschuwing een vloedgolf aan emoties opkomen waarin ik bijna verdrink. Ik wil huilen. Ik wil hem slaan, hem pijn doen...

Maar op de een of andere manier houd ik mezelf in de hand.

‘Ik wil je nooit meer zien,’ zeg ik, en dan verbreek ik nogal zwaar ademend de verbinding.

‘Heel goed!’ zegt Lissy.

Nog geen seconde later gaat de telefoon weer.

‘Emma, alsjeblieft,’ zegt Jack, ‘luister nou even. Ik begrijp dat je erg van streek bent, maar als je me de kans geeft het uit te leggen...’

‘Heb je me niet gehoord?’ roep ik uit, rood van woede. ‘Je hebt me gebruikt en vernederd en ik wil je nooit meer spreken, of zien, of horen, of... of...’

‘Proeven,’ sist Jemima heftig knikkend.

‘... of aanraken. Nooit, maar dan ook echt nooit.’ Ik verbreek de 257

verbinding, loop met grote passen naar binnen en trek de stekker uit de muur. Dan haal ik met trillende handen mijn mobieltje uit mijn zak, dat net begint te tjirpen, en zet het uit. Nog beverig van de schrik kom ik terug op het balkon. Ik kan bijna niet geloven dat het allemaal zo is afgelopen. Mijn hele perfecte liefdesrelatie is binnen een dag in rook opgegaan.

‘Gaat het?’ vraagt Lissy bezorgd.

‘Ja. Denk ik.’ Ik laat me op een stoel zakken. ‘Een beetje trillerig.’

‘Zo, Emma,’ zegt Jemima, die haar nagelriemen bestudeert, ‘ik wil je niet opjutten, maar je weet toch wat je te doen staat, hè?’

‘Wat?’

‘Je moet je wreken!’ Ze kijkt op en fixeert me met vastberaden ogen. ‘Je moet hem laten boeten.’

‘O, nee.’ Lissy trekt een lelijk gezicht. ‘Is wraak eigenlijk niet heel min? Is het niet beter om gewoon afstand te nemen?’

‘Wat heeft dat nou voor nut?’ pareert Jemima. ‘Leert hij zijn lesje als je afstand van hem neemt? Zou hij zich dan de haren uit zijn hoofd trekken omdat hij je ooit heeft ontmoet?’

‘Emma en ik zijn het er altijd over eens geweest dat we de eer liever aan onszelf houden,’ zegt Lissy vastbesloten. ‘“Gelukkig zijn is de zoetste wraak.” George Herbert.’

Jemima staart haar even wezenloos aan.

‘Enfin,’ wendt ze zich dan weer tot mij, ‘ik wil je met alle plezier helpen. Wraak is toevallig iets waar ik een meester in ben, al zeg ik het zelf...’

Ik durf Lissy niet aan te kijken.

‘Wat had je in gedachten?’

‘Krassen op zijn auto maken, zijn pakken verknippen, garnalen in zijn gordijnen naaien en wachten tot ze gaan stinken...’ dreunt Jemima prompt op, alsof ze een gedicht opzegt.

‘Heb je dat op die kostschool geleerd?’ zegt Lissy, en ze wendt de blik hemelwaarts.

‘Toevállig stel ik me feministisch op,’ repliceert Jemima. ‘Wij vrouwen moeten voor onze rechten opkomen. Weet je, voordat 258

mammie met mijn vader trouwde, had ze iets met een onderzoeker die haar zo’n beetje bij het altaar heeft laten staan. Drie weken voor de bruiloft bedacht hij zich, kun je ‘t je voorstellen? Toen is zij dus op een nacht zijn lab binnen geslopen en heeft de stekkers uit al zijn stomme apparaten getrokken. Zijn hele onderzoek was geruïneerd! “Die Emerson heeft zijn lesje wel geleerd,” zegt ze altijd.’

‘Emerson?’ zegt Lissy ongelovig kijkend. ‘Bedoel je... Emerson Davies?’

‘Ja, die was het! Davies.’

‘Emerson Davies, die bijna een geneesmiddel tegen de pokken had uitgevonden?’

‘Tja, had hij maar niet zo met mammie moeten sollen, toch?’

zegt Jemima, en ze steekt opstandig haar kin in de lucht. Ze richt zich weer tot mij. ‘Een andere tip van mammie is chilisaus. Je zorgt op de een of andere manier dat je weer met hem in bed belandt, en dan zeg je: “Wat dacht je van een massage?” En dan wrijf je het in zijn... je weet wel.’ Haar ogen schitteren. ‘Dan voelt hij het waar het echt pijn doet!’

‘Heb je dat van je móéder gehoord?’ zegt Lissy.

‘Ja,’ zegt Jemima. ‘Het was eigenlijk best ontroerend. Op mijn achttiende verjaardag nam ze me apart, want we moesten eens een babbeltje over mannen en vrouwen maken, zei ze...’

Lissy gaapt haar ongelovig aan.

‘En toen leerde ze je dat je de geslachtsdelen van mannen met chilisaus moet insmeren?’

‘Alleen als ze je slecht behandelen,’ zegt Jemima korzelig.

‘Waar zít jij mee, Lissy? Denk je dat je de mannen gewoon over je heen moet laten lopen zonder dat je je verweert? Daar zal het feminisme blij mee zijn.’

‘Dat zeg ik niet,’ zegt Lissy. ‘Ik zou me alleen niet wreken met... chilisaus!’

Jemima zet haar handen in haar zij. ‘Wat zou je dan doen, wijsneus?’ vraagt ze.

‘Oké,’ zegt Lissy. ‘Als ik al zo diep zou zinken dat ik wraak wilde nemen, wat ik nooit zou doen omdat ik het persoonlijk een 259

grote vergissing vind...’ – ze zwijgt even om adem te halen – ‘... dan zou ik hem met gelijke munt terugbetalen. Ik zou een van zíjn geheimen openbaren.’

‘Dat is... eigenlijk best een goed idee,’ zegt Jemima onwillig.

‘Hém vernederen,’ zegt Lissy, die wraaklustig begint te worden. ‘Hém voor schut zetten. Eens zien of hij dat leuk vindt.’

Ze kijken me allebei verwachtingsvol aan.

‘Maar ik weet geen geheimen van hem,’ zeg ik.

‘Dat kan niet!’ zegt Jemima.

‘Natuurlijk wel!’

‘Nee,’ zeg ik, en ik voel me weer vernederd. ‘Lissy, je had het goed gezien. Onze relatie was compleet eenrichtingsverkeer. Ik vertrouwde hem al mijn geheimen toe, maar hij gaf me er niet één terug. We waren geen zielsverwanten. Ik heb me maar wat laten wijsmaken, alsof ik achterlijk was.’

‘Emma, je was niet achterlijk,’ zegt Lissy, en ze legt een meelevende hand op de mijne. ‘Je was alleen naïef.’

‘Naïef, achterlijk, wat is het verschil?’

‘Je moet toch íéts weten!’ zegt Jemima. ‘Je bent met hem naar bed geweest, godsamme! Hij moet toch een geheim hebben? Een zwakke plek.’

‘Een achillespees,’ verkondigt Lissy, en Jemima kijkt haar bevreemd aan.

‘Het hoeft niets met zijn voeten te maken te hebben,’ zegt ze, en ze kijkt mij aan met een ‘Lissy is gek geworden’-gezicht. ‘Het kan van alles zijn. Echt van alles. Denk na.’

Ik doe gedwee mijn ogen dicht en keer in gedachten terug. Alleen tolt mijn hoofd een beetje van al die likeur. Geheimen... Jacks geheimen... Denk na...

Schotland. Opeens vormt zich een samenhangende gedachte in mijn brein. Ik doe mijn ogen open en voel een opgewonden tinteling. Ik weet een geheim van hem. Echt waar!

‘Wat?’ zegt Jemima gretig. ‘Weet je iets?’

‘Hij...’ Ik zwijg, want ik voel me heen en weer geslingerd. Ik heb Jack een belofte gedaan. Ik heb het hem beloofd. Anderzijds: wat maakt het uit? Wat doet het er verdomme toe?

260

Mijn borst zwelt weer van de emoties. Waarom zou ik me in vredesnaam aan de een of andere stomme belofte houden? Hij heeft mijn geheimen toch ook niet bepaald voor zich gehouden?

‘Hij is in Schotland geweest!’ zeg ik triomfantelijk. ‘Toen we elkaar voor het eerst na die vlucht weer zagen, heeft hij me gevraagd aan niemand te vertellen dat hij in Schotland was geweest.’

‘Waarom dan?’ vraagt Lissy.

‘Weet ik niet.’

‘Wat deed hij in Schotland?’ probeert Jemima.

‘Weet ik niet.’

Het is even stil.

‘Hmm,’ zegt Jemima dan niet onvriendelijk. ‘Het is niet het allergênantste geheim van de wereld, hè? Ik bedoel, er wonen genoeg hippe mensen in Schotland. Heb je niks beters? Zoals... Draagt hij een haarstukje op zijn borst?’

‘Een haarstukje op zijn borst!’ Lissy proest het uit van het lachen. ‘Of een toupetje!’

‘Natuurlijk draagt hij geen haarstukje op zijn borst. En geen toupetje,’ zeg ik verontwaardigd. Denken ze nou echt dat ik iets zou willen met een man met een toupétje op zijn hoofd?

‘Tja, dan zul je iets moeten verzinnen,’ zegt Jemima. ‘Weet je, voor die onderzoeker was mammie heel slecht behandeld door de een of andere politicus. Toen heeft ze het gerucht verzonnen dat hij zich liet omkopen door de communistische partij, en dat heeft ze in het lagerhuis verspreid. “Dennis heeft zijn lesje wel geleerd!” zegt ze altijd.’

‘Toch niet... Dennis Llewellyn?’ zegt Lissy.

‘Eh, ja, ik geloof dat die het was.’

‘De te schande gemaakte minister van binnenlandse zaken?’

vraagt Lissy vol afgrijzen. ‘Die zijn hele leven heeft gevochten om zijn naam te zuiveren en uiteindelijk in een psychiatrische inrichting terecht is gekomen?’

‘Tja, dan had hij mammie maar niet zo aan het lijntje moeten houden, hè?’ zegt Jemima met haar kin in de lucht. Er gaat een pieper in haar zak af. ‘Tijd voor mijn voetenbad!’

261

Ze verdwijnt in huis en Lissy rolt met haar ogen.

‘Ze is geschift,’ zegt ze. ‘Volkomen gestoord. Emma, jij gaat níéts over Jack Harper verzinnen.’

‘Ik verzin niks!’ zeg ik verontwaardigd. ‘Waar zie je me voor aan? Trouwens...’ Ik staar in mijn likeur en voel mijn opwinding zakken. ‘Wie houd ik eigenlijk voor de gek? Ik zou me nooit op Jack kunnen wreken. Ik zou hem nooit kunnen kwetsen. Hij hééft geen zwakke punten. Hij is een gigantische, machtige miljonair.’

Ik neem triest een slok uit mijn glas. ‘En ik ben maar een doodgewone... waardeloze... onopvallende... nul.’

262

21

De volgende ochtend word ik misselijk van ellende wakker. Ik voel me net een schoolzieke vijfjarige. Maar dan wel een vijfjarige met een vreselijke kater.

‘Ik kan er niet heen,’ zeg ik als de klok halfnegen aanwijst. ‘Ik kan die mensen niet onder ogen komen.’

‘Jawel, dat kun je best,’ zegt Lissy geruststellend, en ze begint de knopen van mijn jas dicht te maken. ‘Het valt wel mee. Als je je hoofd maar hoog houdt.’

‘En als ze dan gemeen tegen me doen?’

‘Ze doen niet gemeen tegen je. Het zijn je vrienden. Trouwens, waarschijnlijk zijn ze het al glad vergeten.’

‘O, nee! Kan ik niet gewoon bij jou thuisblijven?’ Ik pak smekend haar hand. ‘Ik zal heel lief zijn, ik beloof het.’

‘Emma, dat heb ik je toch al uitgelegd,’ zegt Lissy geduldig. ‘Ik moet vandaag naar de rechtbank.’

Ze peutert mijn vingers van haar hand. ‘Maar als je thuiskomt, ben ik er. En dan gaan we iets lekkers eten, oké?’

‘Oké,’ zeg ik kleintjes. ‘Mag ik chocolade-ijs?’

‘Natuurlijk mag dat,’ zegt Lissy, die al bij de voordeur staat. ‘En nu naar je werk. Het komt echt wel goed!’

Als een geslagen hond loop ik de trap af en doe de voordeur open. Net als ik over de drempel wil stappen, stopt er een bestelbus langs de stoep. Er stapt een man in een blauw uniform uit met de grootste bos bloemen die ik ooit heb gezien, met allemaal donkergroene linten eromheen. De man tuurt naar ons huisnummer.

‘Hallo,’ zegt hij. ‘Ik ben op zoek naar Emma Corrigan.’

‘Dat ben ik!’ zeg ik verrast.

263

‘Aha!’ Hij glimlacht en houdt me een klembord en een pen voor. ‘Nou, dan is dit je geluksdag. Als je hier even wilt tekenen...’

Ik kijk ongelovig naar het boeket. Rozen, fresia’s, verbijsterende grote, paarse bloemen... fantastische donkerrode pluizenbollen... donkergroene varendingen... lichtgroene gevallen die sprekend op asperges lijken... Oké, dan weet ik maar niet hoe ze allemaal heten, maar één ding weet ik zeker: dit zijn dure bloemen.

Ze kunnen maar van één iemand afkomstig zijn.

‘Wacht,’ zeg ik zonder de pen aan te nemen. ‘Ik wil eerst zien van wie ze zijn.’

Ik scheur de envelop open, gris de kaart eruit en kijk zonder iets te lezen naar de lange brief, tot ik bij de naam onderaan kom. Jack.

Ik voel een pijnlijke, diepe steek van emotie. Denkt Jack dat hij me na alles wat hij me heeft aangedaan kan afschepen met een patserige bos bloemen?

Oké dan, een immense, weelderige bos bloemen.

Maar daar gaat het niet om.

‘Nee dank u, ik hoef ze niet,’ zeg ik met mijn kin omhoog.

‘Je hóéft ze niet?’ De bezorger kijkt me verbluft aan.

‘Nee. Zeg maar tegen de afzender dat het heel aardig van hem is, maar toch liever niet.’

‘Wat gebeurt hier?’ zegt een ademloze stem naast me. Ik kijk op en zie Lissy, die met grote ogen naar het boeket kijkt. ‘O, mijn god. Is dat van Jack?’

‘Ja, maar ik hoef het niet,’ zeg ik. ‘Neem ze alsjeblieft weer mee.’

‘Wacht!’ roept Lissy uit, en ze grijpt het cellofaan. ‘Alleen even ruiken.’ Ze duwt haar gezicht in de bloemen en snuift. ‘Wauw!

Dat is absoluut ongelooflijk! Emma, heb jij al geroken?’

‘Nee!’ zeg ik boos. ‘Ik wil ze niet ruiken.’

‘Ik heb nog nooit zulke verbijsterende bloemen gezíén.’ Ze kijkt naar de man. ‘Wat gaan jullie er nu mee doen?’

‘Weet ik veel.’ Hij haalt zijn schouders op. ‘Ik neem aan dat ze de container in gaan.’

264

‘Goh.’ Ze werpt me een blik toe. ‘Dat lijkt me wel heel zonde...’

Ho eens even. Ze wil toch niet...

‘Lissy, ik kán ze niet aannemen!’ roep ik uit. ‘Dat kan ik niet maken! Dan denkt hij dat ik denk dat het allemaal weer koek en ei is tussen ons.’

‘Ja, je hebt volkomen gelijk,’ zegt Lissy spijtig. ‘Je moet ze terugsturen.’ Ze voelt aan een roze, fluwelig rozenblaadje. ‘Toch jammer...’

‘Wat terugsturen?’ zegt een bijtende stem achter me. ‘Dat meen je toch niet?’

O, jezus. Nu is Jemima ook naar buiten gekomen, nog in haar witte ochtendjas. ‘Je stuurt ze niet terug!’ gilt ze. ‘Ik geef morgen een dineetje. Ze zijn perfect.’ Ze pakt het etiket. ‘Van Smythe & Foxe! Weet je wel hoeveel die gekost moeten hebben?’

‘Het kan me niet schelen hoe duur ze zijn!’ gil ik. ‘Ze komen van Jack! Ik kan ze met geen mogelijkheid houden.’

‘Waarom niet?’

Ze is ongelooflijk.

‘Omdat... omdat het een principekwestie is. Als ik ze houd, zeg ik in feite dat ik hem vergeef.’

‘Niet per se,’ pareert Jemima. ‘Je zou in feite ook kunnen zeggen dat je hem níét vergeeft. Of dat je de moeite niet neemt zijn rotbloemen terug te sturen, zo onbelangrijk vind je hem.’

We denken er allemaal zwijgend over na.

Want weet je, het zijn best spectaculaire bloemen.

‘Wil je ze nou hebben of niet?’ vraagt de bezorger.

‘Ik...’ O, god, ik weet het echt niet meer.

‘Emma, als je ze terugstuurt, lijk je zwak,’ zegt Jemima gedecideerd. ‘Alsof je het niet kunt verdragen een herinnering aan hem in huis te hebben. Maar als je ze houdt, dan zeg je: “Jij doet me niets!” Je houdt je taai! je bent sterk. Je bent...’

‘O, god, toe dan maar!’ zeg ik, en ik pak de pen van de bezorger. ‘Ik teken wel. Maar zou je alsjeblieft tegen hem willen zeggen dat dit níét betekent dat ik hem vergeef, en ook niet dat hij geen cynische, harteloze, verachtelijke profiteur is en dat ze als Jemima geen dineetje gaf trouwens regelrecht de vuilnisbak in 265

zouden gaan?’ Tegen de tijd dat ik heb getekend, ben ik rood en sta ik te hijgen, en ik zet zo’n harde punt achter mijn naam dat er een scheur in het papier komt. ‘Kun je dat allemaal onthouden?’

De bezorger kijkt me stompzinnig aan.

‘Schat, ik werk maar in het magazijn.’

‘Ik heb het!’ zegt Lissy opeens. Ze pakt het klembord en schrijft in duidelijke blokletters ONDER ALLE VOORBEHOUD onder mijn naam.

‘Wat betekent dat?’ vraag ik.

‘Dat betekent: “Ik vergeef het je nooit, grote klootzak die je bent... maar ik houd die bloemen lekker toch.”’

‘En je gaat het hem nog steeds betaald zetten,’ voegt Jemima er vastberaden aan toe.

Het is een van die adembenemend heldere, frisse ochtenden die je het gevoel geven dat Londen echt de beste stad van de wereld is. Terwijl ik van de ondergrondse naar mijn werk loop, moet ik wel een beetje opfleuren.

Misschien heeft Lissy gelijk. Misschien is iedereen op kantoor het hele gedoe al vergeten. Ik bedoel, laten we de verhoudingen niet uit het oog verliezen. Zó belangrijk was het nu ook weer niet. Zó boeiend was het nu ook weer niet. Er is intussen vast alweer een andere roddel opgedoken. Ze hebben allemaal vast de mond vol van... voetbal. Of iets politieks of zo. Precies. Ik duw met een oplevinkje van optimisme de draaideur aan en loop met geheven hoofd de hal in.

‘... een Barbie-sprei!’ hoor ik prompt aan de andere kant van het marmer. Een vent van de boekhouding heeft het tegen een vrouw met een bezoekerspas, die gretig luistert.

‘... de hele tijd al met Jack Harper te wippen?’ klinkt het boven me, en ik kijk op en zie een groep meiden op de trap.

‘Ik heb medelijden met Connor,’ zegt een van de meiden. ‘Die arme jongen...’

‘... deed alsof ze van jazz hield,’ zegt iemand die net uit de lift stapt. ‘Ik bedoel, waarom doet een mens zoiets?’

266

Oké. Dus... ze zijn het nog niet vergeten.

Al mijn frisse optimisme smelt als sneeuw voor de zon en ik overweeg vluchtig weg te rennen en de rest van mijn leven in bed te blijven.

Maar dat kan niet.

Om te beginnen zou ik me waarschijnlijk na een week al gaan vervelen.

En ten tweede... Ik moet de confrontatie aangaan. Ik moet erdoorheen. Ik bal mijn vuisten en loop langzaam de trap op en de gang in. Iedereen die ik tegenkom, staart me óf schaamteloos aan, óf doet net alsof hij niet kijkt onder het kijken, en tijdens mijn wandeling worden er minstens vijf gesprekken haastig gestaakt wanneer ik dichterbij kom.

Bij de deur van de afdeling marketing haal ik diep adem en loop dan zo nonchalant mogelijk naar binnen.

‘Hallo, mensen,’ zeg ik. Ik trek mijn jas uit en hang hem over mijn stoel.

‘Emma!’ roept Artemis sarcastisch-verheugd uit. ‘Hoe is het mogelijk!’

‘Goedemorgen, Emma,’ zegt Paul, die uit zijn kamer komt en me taxerend opneemt. ‘Alles kits?’

‘Ja, dank je.’

‘Is er iets... waar je over wilt praten?’ Tot mijn verbazing lijkt hij het echt goed te bedoelen.

Maar toe nou, wat denkt hij? Dat ik in zijn kamer op zijn schouder ga zitten blèren dat die zak van een Jack Harper me heeft gebruikt?

Dat doe ik pas als ik het echt, écht niet meer zie zitten.

‘Nee,’ zeg ik blozend. ‘Heel vriendelijk van je, maar ik red me wel.’

‘Goed.’ Hij zwijgt even en vervolgt dan op zakelijker toon: ‘Ik neem aan dat toen je gisteren wegging, je had besloten vanuit huis verder te werken?’

‘Eh... ja.’ Ik schraap mijn keel. ‘Klopt.’

‘Je hebt ongetwijfeld talloze nuttige taken verricht?’

267

‘Eh... ja. Bergen.’

‘Uitstekend. Net wat ik dacht. Nou, werk dan maar door.’ Paul kijkt dreigend om zich heen. ‘En voor jullie geldt: denk erom wat ik heb gezegd.’

‘Natuurlijk,’ zegt Artemis meteen. ‘We zullen er allemaal om denken!’

Paul trekt zich weer in zijn kamer terug en ik staar stram naar mijn startende computer. Het komt allemaal goed, houd ik mezelf voor. Ik concentreer me gewoon op mijn werk, zorg dat ik er helemaal in opga...

Plotseling dringt het tot me door dat iemand vrij hard zit te neuriën. Ik herken dat nummer. Dat is...

Het is iets van de Carpenters.

Nu neuriën een paar anderen her en der het refrein mee.

‘Close to you-ou-ou...’

‘Gaat het nog, Emma?’ vraagt Nick, en ik kijk wantrouwig op.

‘Wil je een zakdoek?’

‘Close to you-ou-ou...’ kwelen ze weer in koor, en ik hoor gesmoord lachen. Ik reageer niet. Die lol gun ik ze niet.

Ik klik zo kalm mogelijk mijn e-mails aan en snak naar adem. Meestal heb ik er elke ochtend een stuk of tien, hooguit. Vandaag zijn het er vijfennegentig.

Pap: Ik wil je echt heel graag spreken...

Carol: Ik heb al twee nieuwe leden voor onze Barbie-club!

Moira: Ik weet waar je strings kunt krijgen die echt lekker zitten... Sharon: Hoe lang speelt dit al?!!

Fiona: Nog even over die workshop lichaamsbewustwording... Ik klik door de eindeloze lijst en voel opeens een dolksteek in mijn hart.

Er zijn drie berichten van Jack.

Wat moet ik doen?

Moet ik ze lezen?

268

Mijn hand zweeft weifelend boven mijn muis. Verdient hij tenminste de kans het uit te leggen?

Artemis komt met een plastic tas naar mijn bureau. ‘O, Emma,’

zegt ze poeslief, ‘ik vroeg me af of dit truitje iets voor je was. Het is me iets te klein, maar het is heel leuk. En het zou jou moeten passen, want...’ – ze kijkt veelbetekenend naar Caroline – ‘... het is maatje 34.’

Ze barsten allebei onmiddellijk in hysterisch gegiechel uit.

‘Dank je wel, Artemis,’ zeg ik afgemeten. ‘Heel attent van je.’

Fergus staat op. ‘Ik ga koffie halen. Wil er nog iemand iets?’

‘Geef mij maar een Harvey’s Bristol Cream,’ zegt Nick monter.

‘Haha,’ prevel ik binnensmonds.

‘O, Emma, dat was ik nog vergeten,’ vervolgt Nick, en hij kuiert naar mijn bureau. ‘Die nieuwe secretaresse op de administratie, heb je die al gezien? Dat is me er een, hè?’

Hij knipoogt naar me en ik kijk hem niet-begrijpend aan.

‘Leuk kuifjeskapsel,’ vervolgt hij. ‘Gave tuinbroek.’

‘Hou op!’ roep ik driftig. Mijn gezicht wordt vuurrood. ‘Ik ben geen... Ik ben niet... Rot toch allemaal op, jullie!’

Met een hand die beeft van woede wis ik snel alle e-mails van Jack. Hij verdient helemaal niets. Geen kans, niets. Ik verhef me van mijn stoel en been hijgend de afdeling af. Ik zet koers naar de wc’s, sla de deur achter me dicht en druk mijn gloeiende voorhoofd tegen de spiegel. Mijn haat jegens Jack Harper kolkt als lava door me heen. Heeft hij enig idee wat ik doormaak? Heeft hij enig idee wat hij me heeft aangedaan?

‘Emma!’ onderbreekt een stem mijn gedachten, en ik schrik. Ik voel meteen dat dit niets goeds kan betekenen.

Katie is zonder dat ik iets heb gehoord de wc-ruimte binnengekomen. Ze staat vlak achter me met haar make-uptasje. Ik zie haar gezicht naast het mijne in de spiegel... en ze lacht niet. Dit is net Fatal Attraction.

‘Zo,’ zegt ze met een vreemde stem. ‘Dus jij houdt niet van haakwerk.’

O, god. O, god, wat heb ik gedaan? Ik heb de konijnenkookkant van Katie wakker gemaakt die nog geen mens ooit heeft 269

gezien. Misschien rijgt ze me aan een haaknaald, denk ik hysterisch.

‘Katie,’ zeg ik met bonzend hart. ‘Katie, luister alsjeblieft naar me. Ik heb nooit bedoeld... Ik heb nooit gezegd...’

‘Emma, laat maar.’ Ze steekt haar hand op. ‘Het heeft geen zin. We weten allebei hoe het zit.’

‘Hij had het mis!’ zeg ik snel. ‘Hij haalde alles door elkaar! Ik bedoelde dat ik niet van... eh... záágwerk hou. Je weet wel, met al die kartels en zo...’

‘Weet je, ik was er gisteren best kapot van,’ onderbreekt Katie me met een griezelige glimlach, ‘maar na mijn werk ben ik regelrecht naar huis gegaan om mijn moeder te bellen. En weet je wat ze zei?’

‘Wat?’ vraag ik angstig.

‘Ze zei... dat ze ook niet van haakwerk hield.’

‘Wát?’ Ik draai me als door een wesp gestoken om en kijk haar aan.

‘En mijn oma ook al niet.’ Ze wordt rood, en nu lijkt ze weer op de Katie van vroeger. ‘Niemand in de hele familie. Ze hebben allemaal jaren gedaan alsof, net als jij. Het is me allemaal duidelijk geworden!’ Haar stem wordt geagiteerd schel. ‘Weet je, ik heb mijn oma vorig jaar met Kerstmis een heel gehaakt overtrek voor de bank gegeven, en ze zei dat het door inbrekers was gestolen. Maar ik bedoel, wat voor inbreker steelt er nou een gehaakt overtrek voor een bank?’

‘Katie, ik weet niet wat ik moet zeggen...’

‘Emma, had je me dat niet eerder kunnen zeggen? Al die tijd. En ik maar stomme cadeautjes maken die niemand wilde hebben.’

‘O, god, Katie, het spijt me,’ zeg ik overlopend van berouw. ‘Het spijt me ontzettend. Ik wilde... Ik wilde je gewoon niet kwetsen.’

‘Ik weet wel dat je het lief bedoelde, maar ik voel me nu zo stom.’

‘Tja, kom bij de club,’ zeg ik een tikje neerslachtig. De deur gaat open en Wendy van de boekhouding komt binnen. Ze gaapt ons allebei aan, doet haar mond open en weer dicht en verdwijnt in een hokje.

270

‘Hé, gaat het wel?’ vraagt Katie zacht.

‘Ja hoor,’ zeg ik schokschouderend. ‘Je weet wel...’

Ja, vast. Het gaat zo goed met me dat ik me liever op de wc’s verstop dan mijn collega’s onder ogen te komen.

‘Heb je Jack al gesproken?’ vraagt ze aarzelend.

‘Nee. Hij heeft me een stomme bos bloemen gestuurd. Zo van: nou, dan is het weer in orde. Waarschijnlijk heeft hij ze niet eens zelf besteld, dat heeft hij vast door Sven laten doen.’

We horen een doortrekker en Wendy komt weer te voorschijn.

‘Nou... dit is die mascara waar ik het over had,’ zegt Katie snel, en ze geeft me een roller.

‘Dank je wel,’ zeg ik. ‘Dus volgens jou... eh... worden je wimpers niet alleen vóller, maar ook lánger?’

Wendy rolt met haar ogen.

‘Doe maar gewoon,’ zegt ze. ‘Ik luister echt niet!’ Ze wast en droogt haar handen en kijkt me belust aan. ‘Dus, Emma, heb jij iets met Jack Harper?’

‘Nee,’ zeg ik kortaf. ‘Hij heeft me gebruikt en hij heeft me verraden, en eerlijk gezegd zou ik blij zijn als ik hem nooit meer hoefde te zien.’

‘O, op zo’n manier,’ zegt ze opgewekt. ‘Ik vroeg me alleen af... Als je hem weer spreekt, zou je dan kunnen laten vallen dat ik echt heel graag naar de pr-afdeling wil?’

‘Wat?’ Ik kijk haar perplex aan.

‘Als je dat zo tussen neus en lippen door zou kunnen zeggen. Dat mijn communicatievaardigheden goed zijn en dat ik denk dat ik heel geschikt zou zijn voor de pr.’

Tussen neus en lippen door? Hoe dan, iets als: ‘Jack, ik wil je nooit meer zien en trouwens, Wendy denkt dat ze goed in pr zou kunnen zijn’?

‘Ik weet het niet,’ zeg ik uiteindelijk. ‘Ik denk... Ik denk niet dat ik dat kan.’

‘Nou, dat vind ik dan heel egoïstisch van je, Emma,’ zegt Wendy gepikeerd. ‘Ik vraag je alleen om, mocht het onderwerp ter sprake komen, aan hem door te geven dat ik graag naar de pr-afdeling wil. Dat is toch niet zoveel gevraagd?’

271

‘Wendy, wegwezen!’ zegt Katie. ‘Laat Emma met rust.’

‘Ik vroeg het toch alleen maar?’ zegt Wendy. ‘Je denkt zeker dat je nu meer bent dan wij?’

‘Nee!’ roep ik ontzet uit. ‘Zo zit het niet...’ Maar Wendy is al op hoge poten verdwenen.

‘Leuk,’ zeg ik met plotseling beverige stem. ‘Super. Nou krijgt iedereen ook nog eens een hekel aan me, nog los van al het andere.’

Ik adem met kracht uit en staar naar mijn spiegelbeeld. Ik kan nog steeds niet geloven dat alles zomaar opeens zo is ingestort. Alles waar ik in geloofde, is onecht gebleken. Mijn perfecte man is een cynische profiteur. Mijn droomverkering was een leugen. Ik was nog nooit van mijn leven zo gelukkig, en nu ben ik alleen maar een stom, vernederd pispaaltje.

O, god. Mijn ogen prikken weer.

‘Gaat het, Emma?’ vraagt Katie verontrust. ‘Hier, een tissue.’ Ze rommelt in haar make-uptasje. ‘En wat gel voor je ogen.’

‘Dank je,’ zeg ik moeizaam slikkend. Ik klop de gel op mijn oogleden en dwing mezelf diep adem te blijven halen tot ik weer helemaal kalm ben.

Katie kijkt naar me. ‘Ik vind je heel moedig,’ zegt ze. ‘Ik sta er zelfs van te kijken dat je vandaag bent gekomen. Ik had me veel te diep geschaamd.’

‘Katie,’ zeg ik, en ik draai me naar haar om, ‘gisteren zijn al mijn meest persoonlijke, intieme geheimen op tv uitgezonden.’ Ik spreid mijn armen wijd. ‘Hoe zou iets beschamender kunnen zijn dan dat?’

‘Daar is ze!’ trompettert een stem achter ons, en Caroline stormt de wc’s in. ‘Emma, je ouders zijn bij je op bezoek!’

Nee. Dit geloof ik niet. Ik gelóóf het niet.

Mijn ouders staan bij mijn bureau. Pap draagt een duur grijs pak, en mam is helemaal opgedoft, met een wit jasje en een donkerblauwe rok, en ze houden een bos bloemen onhandig tussen zich in. En de hele afdeling staart naar hen alsof ze een zeldzame diersoort zijn.

272

Schrappen. De hele afdeling staart nu naar míj.

‘Dag mam,’ zeg ik met een stem die opeens een beetje schor klinkt. ‘Dag pap.’

Wat komen ze hier dóén?

‘Emma,’ zegt pap, die hoorbaar probeert zijn gewone, hartelijke stem op te zetten. ‘We dachten: kom, we... wippen even bij je langs.’

‘Juist,’ zeg ik, verdwaasd knikkend. Alsof dit een volkomen normale gang van zaken is.

‘We hebben iets voor je meegebracht,’ zegt mam opgewekt.

‘Bloemen voor op je bureau.’ Ze legt het boeket verlegen neer.

‘Brian, kijk eens naar Emma’s bureau? Is het niet chic? Moet je die... computer zien!’

‘Magnifiek!’ zegt pap, en hij geeft een klopje op de monitor.

‘Een heel... Echt een uitstekend bureau.’

‘En zijn dit je vrienden?’ zegt mam, en ze glimlacht naar de afdeling in het algemeen.

‘Min of meer,’ zeg ik met een boze blik op Artemis, die mams glimlach charmant beantwoordt.

‘We zeiden pas nog tegen elkaar,’ vervolgt mam, ‘hoe trots je op jezelf mag zijn, Emma. Dat je voor zo’n grote onderneming werkt. Ik weet zeker dat veel meisjes je om je carrière zouden benijden. Ja toch, Brian?’

‘Nou en of!’ zegt pap. ‘Je hebt het ver geschopt, Emma.’

Ik sta zo paf dat ik mijn mond niet eens open krijg. Ik vang paps blik en hij glimlacht raar verlegen naar me. En ik zie mams handen bevend het boeket neerleggen.

Ze zijn zenuwachtig, dringt het met een schok tot me door. Ze zijn allebei zénuwachtig.

Net als ik probeer het te bevatten, duikt Paul in zijn kamerdeur op.

‘Zo, Emma,’ zegt hij met opgetrokken wenkbrauwen. ‘Je hebt bezoek, geloof ik?’

‘Eh... ja,’ antwoord ik. ‘Paul, dit zijn, eh... mijn ouders, Brian en Rachel...’

‘Aangenaam,’ zegt Paul beleefd.

273

‘We willen niet storen,’ zegt mam haastig.

‘Welnee,’ zegt Paul, en hij gunt haar een innemende glimlach.

‘Helaas wordt de kamer die we normáál gebruiken voor familiesessies net geschilderd.’

‘O!’ zegt mam, die niet weet of hij het meent of niet. ‘O, hemeltje!’

‘Emma, zou je dus met je ouders naar buiten kunnen gaan voor een... Zullen we het een vroege lunch noemen?’

Ik kijk naar de klok. Het is kwart voor tien.

‘Graag, Paul,’ zeg ik dankbaar.

Dit is onwezenlijk. Het is volslagen onwezenlijk. Het is halverwege de ochtend. Ik zou op mijn werk moeten zitten, maar in plaats daarvan dool ik met mijn ouders buiten rond terwijl ik me afvraag wat we in vredesnaam tegen elkaar moeten zeggen. Ik zou niet eens meer wéten wanneer ik alleen met mijn ouders ben geweest. Alleen wij drietjes, zonder opa, zonder Kerry, zonder Nev. Het lijkt alsof we vijftien jaar in de tijd zijn teruggegaan of zoiets.

‘We kunnen hier gaan zitten,’ zeg ik als we langs een Italiaans café komen.

‘Goed idee!’ zegt pap hartgrondig, en hij duwt de deur open.

‘We zagen je vriend Jack Harper gisteren op tv,’ voegt hij er terloops aan toe.

‘Hij is mijn vriend niet,’ antwoord ik kortaf, en mam en hij kijken elkaar aan. We gaan aan een houten tafel zitten, een ober geeft ons allemaal een menu en dan is het stil.

O, god. Nu word ík zenuwachtig.

‘Zo...’ begin ik, en dan houd ik op. Wat ik eigenlijk wil zeggen, is: ‘Wat komen jullie doen?’ Maar dat zou een beetje bot kunnen overkomen. ‘Wat... voert jullie naar Londen?’ zeg ik in plaats daarvan.

‘We wilden gewoon eens bij je op bezoek,’ zegt mam terwijl ze door haar leesbril naar de kaart kijkt. ‘Goed, zal ik een kop thee nemen of... Wat is dat? Een frappelatte?’

274

‘Ik wil een gewone kop koffie,’ zegt pap, die fronsend naar de kaart tuurt. ‘Hebben ze dat hier nog?’

‘Anders neem je maar een cappuccino en dan schep je het schuim eraf,’ zegt mam. ‘Of een espresso, en dan vraag je of ze er heet water bij willen doen.’

Dit kan niet waar zijn. Ze hebben meer dan driehonderd kilometer gereden. Gaan we hier verder de hele dag over koffie en thee zitten praten?

‘O, nu ik eraan denk,’ vervolgt mam langs haar neus weg, ‘we hebben een kleinigheidje voor je, Emma. Ja toch, Brian?’

‘O... goh,’ zeg ik verbaasd. ‘Wat?’

‘Een auto,’ zegt mam, en ze kijkt op naar de ober die bij onze tafel is opgedoken. ‘Hallo! Ik wil graag een cappuccino, mijn man wil graag gewone koffie als dat kan, en Emma wil graag...’

‘Een áúto?’ herhaal ik verbijsterd.

‘Auto,’ zegt de Italiaanse ober me na, en hij kijkt me achterdochtig aan. ‘Wilt u koffie?’

‘Ik... Geeft u mij maar een cappuccino,’ zeg ik verstrooid.

‘En gebak,’ voegt mam eraan toe. ‘ Grazie!

‘Mam...’ Terwijl de ober wegloopt, druk ik een hand tegen mijn hoofd. ‘Hoe bedoel je, heb je een auto voor me gekocht?’

‘Gewoon een boodschappenwagentje. Je moet een auto hebben. Het is niet veilig, al die bussen waar jij in zit. Opa heeft volkomen gelijk.’

‘Maar... ik kan geen auto betalen,’ zeg ik stompzinnig. ‘Ik kan niet eens... Hoe zit het met dat geld dat ik heb geleend? En met...’

‘Laat dat geld maar zitten,’ zegt pap. ‘We gaan met een schone lei beginnen.’

‘Wat?’ Ik staar hem perplexer dan ooit aan. ‘Maar dat kan niet!

Ik moet je nog...’

‘Vergeet dat geld nou,’ zegt pap opeens korzelig. ‘Ik wil niet dat je er nog aan denkt, Emma. Je bent ons niets schuldig. Geen cent.’

Ik kan het echt niet bevatten. Ik kijk verward van pap naar mam. Dan weer naar pap. En dan, heel langzaam, weer naar mam.

275

En het is echt gek, maar het voelt bijna alsof we elkaar voor het eerst in jaren echt zien. Alsof we elkaar zien, hallo zeggen en... een nieuw begin maken.

‘We vroegen ons af of je zin had om er een paar dagen tussenuit te piepen volgend jaar,’ zegt mam. ‘Met ons.’

‘Alleen... wij?’ zeg ik, hen een voor een aankijkend.

‘Alleen wij drietjes, dachten we zo.’ Ze glimlacht aarzelend naar me. ‘Het wordt vast leuk! Het hoeft natuurlijk niet, als je andere plannen hebt...’

‘Nee! Heel graag!’ zeg ik snel. ‘Echt. Maar... hoe moet het dan...’

Ik kan Kerry’s naam niet eens uit mijn strot krijgen. Er valt een korte stilte waarin pap en mam elkaar aankijken en hun blik weer afwenden.

‘Je krijgt natuurlijk nog de lieve groetjes van Kerry!’ zegt mam vrolijk, alsof ze op een totaal onderwerp overschakelt. Ze schraapt haar keel. ‘Weet je, ze zit eraan te denken volgend jaar eens naar Hongkong te gaan. Naar haar vader. Ze heeft hem al zeker vijf jaar niet meer gezien, en misschien wordt het tijd dat ze... eens wat tijd met elkaar doorbrengen.’

‘Ja,’ zeg ik verdwaasd. ‘Goed idee.’

Ik geloof dit niet. Alles is anders. Het is alsof de hele familie in de lucht is gegooid en anders is neergekomen, en niets meer zo is als eerst.

‘Emma, wij vinden,’ zegt pap, en hij zwijgt. ‘Wij vinden... dat we misschien niet... dat we misschien niet altijd oog hebben gehad voor...’ Hij breekt zijn zin af en wrijft verwoed over zijn neus.

‘Cappu-ccíno.’ zegt de ober, en hij poot een kop voor mijn neus.

‘Gewóne koffie, cappu-ccíno... mókkataart... citróéntaart... chocoláde...’

‘Dank u wel!’ snijdt mam hem de pas af. ‘Hartelijk dank. We komen er zelf wel uit.’ De ober verdwijnt weer, en mam kijkt naar mij. ‘Emma, wat we tegen je willen zeggen is... dat we heel trots op je zijn.’

O, god. O, god, ik geloof dat ik moet huilen.

‘Fijn,’ breng ik met moeite uit.

276

‘En we...’ heft pap aan. ‘Dat wil zeggen, wij allebei... je moeder en ik...’ Hij schraapt zijn keel. ‘We hebben altijd veel... en we zullen ook altijd veel... wij allebei...’

Hij zwijgt een beetje amechtig. Ik durf niet goed iets te zeggen.

‘Wat ik probeer te zeggen, Emma,’ begint hij weer. ‘Zoals je vast wel... zoals we vast allemaal... Dat wil zeggen...’

Hij zwijgt weer en bet zijn zwetende gezicht met een servet.

‘Waar het op neerkomt, is dat...’

‘O, Brian, zeg nou verdomme eens één keer in je leven dat je van je dochter houdt!’ roept mam uit.

‘Ik... Ik hou van je, Emma,’ zegt pap met verstikte stem. ‘O, jezus.’ Hij pinkt ruw een traantje weg.

‘Ik hou ook van jou, pap,’ zeg ik met een brok in mijn keel. ‘En van jou, mam.’

‘Zie je nou!’ zegt mam, die de tranen uit haar ogen veegt. ‘Ik wíst gewoon dat we moesten komen.’ Ze pakt mijn hand, en ik pak die van pap, en even houden we een schutterige groepsknuffel.

‘Weten jullie... We zijn allemaal heilige schakels in de eeuwige cirkel van het leven,’ zeg ik in een plotselinge emotionele opwelling.

‘Wat?’ Mijn ouders kijken me allebei niet-begrijpend aan.

‘Eh, laat maar. Doet er niet toe.’ Ik bevrijd mijn hand, neem een slokje cappuccino en kijk op.

En krijg bijna een hartstilstand.

Jack staat achter de deur van het café.

277

22

Met een hart dat bonkt in mijn borst kijk ik door de glazen deur naar Jack. Hij steekt zijn hand uit, de bel aan de deur pingelt en dan is hij plotseling binnen.

Ik voel de emoties aanrollen als hij naar onze tafel loopt. Dit is de man van wie ik dacht te houden. De man die me genadeloos heeft gebruikt. Nu de eerste schrik is gezakt, dreigen alle eerdere gevoelens van pijn en vernedering de macht over te nemen en me weer in een zielig hoopje te veranderen.

Maar dat laat ik niet gebeuren. Ik ga me sterk en waardig opstellen.

‘Niet op hem letten,’ zeg ik tegen pap en mam.

‘Wie?’ zegt pap, en hij draait zich in zijn stoel om. ‘O!’

‘Emma, ik moet je spreken,’ zegt Jack met een ernstig gezicht.

‘Nou, ik wil je niet spreken.’

‘Het spijt me dat ik stoor.’ Hij kijkt naar pap en mam. ‘Mag ik even?’

‘Ik ga nergens heen!’ roep ik verontwaardigd uit. ‘Ik zit gezellig koffie te drinken met mijn ouders.’

‘Alsjeblieft.’ Hij gaat aan de tafel naast de onze zitten. ‘Ik wil het uitleggen. Ik wil mijn excuses aanbieden.’

‘Dit kun je met geen mogelijkheid uitleggen.’ Ik kijk fel naar pap en mam. ‘Doe maar net alsof hij er niet is. Gewoon doorgaan.’

Het blijft stil. Pap en mam werpen elkaar steelse blikken toe en ik zie mam geluidloos woorden vormen. Als ze me ziet kijken, houdt ze er abrupt mee op en neemt een slok koffie.

‘Laten we... gewoon een gesprek voeren!’ zeg ik radeloos. ‘Eh, mam.’

278

‘Ja?’ zegt ze hoopvol.

Mijn hoofd is leeg. Ik kan niets bedenken. Het enige waaraan ik denk, is dat Jack anderhalve meter verderop zit.

‘Hoe gaat het met het golfen?’ vraag ik uiteindelijk.

‘Nou, eh... goed, dank je.’ Mam werpt een blik op Jack.

‘Niet naar hem kijken!’ sputter ik. ‘En... en pap?’ zet ik met luide stem door. ‘Hoe gaat het met jouw golfen?’

‘Nou, eh... ook goed,’ zegt pap stijfjes.

‘Waar speelt u?’ vraagt Jack beleefd.

Ik draai me woedend naar hem om en roep: ‘Jij doet niet mee aan het gesprek!’

Het is weer stil.

‘Mijn hemel!’ zegt mam plotseling met een toneelstem. ‘Moet je zien hoe laat het al is! We moeten naar de... de... beeldententoonstelling.’

‘Wát?’

‘Het was heel fijn je te zien, Emma...’

‘Jullie mogen niet weg!’ roep ik panisch, maar pap heeft zijn portefeuille al gepakt en legt een briefje van twintig pond op tafel, en mam is opgestaan en hijst zich in haar witte jasje. Terwijl ze naar me overgebogen staat om me een zoen te geven, fluistert ze: ‘Luister nou maar gewoon naar hem.’

‘Tot gauw, Emma,’ zegt pap, en hij geeft verlegen een kneepje in mijn hand. En binnen een tijdsbestek van nog geen halve minuut zijn ze weg. Hoe kunnen ze me dit aandoen?

‘Zo,’ zegt Jack als de bel van de deur achter mijn ouders heeft gepingeld.

Ik draai resoluut mijn stoel om, zodat ik met mijn rug naar hem toe zit.

‘Emma, toe nou.’

Ik draai mijn stoel nog gedecideerder een kwartslag verder, zodat ik recht naar de muur kijk. Dat zal hem leren. Alleen kan ik nu niet meer bij mijn cappuccino.

‘Hier.’ Ik kijk om en zie dat Jack zijn stoel naast de mijne heeft geschoven en me mijn koffiekop aanreikt.

279

‘Laat me met rust!’ zeg ik kwaad, en ik spring uit mijn stoel.

‘We hebben elkaar niets meer te zeggen. Niets.’

Ik gris mijn tas weg en been het café uit, de drukke straat in. Een seconde later voel ik een hand op mijn schouder.

‘We zouden het tenminste kunnen bespreken...’

Ik draai me als door een adder gebeten naar hem om. ‘Wát kunnen we bespreken? Hoe je me hebt gebruikt? Hoe je me hebt verraden?’

‘Goed, Emma, ik besef dat ik je in verlegenheid heb gebracht, maar... is het echt zo erg?’

‘Of het érg is?’ roep ik ongelovig uit, en ik loop bijna een dametje met een boodschappentrolley omver. ‘Je bent in mijn leven gekomen. Je hebt me laten geloven dat we een enorme, adembenemende romance hadden. Je hebt me verlie...’ Ik houd me abrupt in, licht hijgend. ‘Je zei dat je in de ban van me was. Je hebt het zo gedraaid dat ik... om je ging geven... en alles geloofde wat je zei!’ Mijn stem begint verraderlijk te trillen. ‘Ik geloofde het allemaal, Jack, terwijl jij de hele tijd een verborgen motief had. Je gebruikte me gewoon voor je stomme onderzoek. Je hebt me de hele tijd alleen maar... misbrúíkt.’

Jack kijkt me aan.

‘Nee,’ zegt hij. ‘Nee, ho eens even. Dat zie je verkeerd.’ Hij pakt me bij mijn arm. ‘Zo is het niet gegaan. Ik was niet van plan je te gebruiken.’

Waar haalt hij het lef vandaan om dat te zeggen?

‘Natuurlijk wel!’ zeg ik. Ik wring mijn arm uit zijn greep los en druk de knop bij de zebra in. ‘Natuurlijk! Ontken nou niet dat je het in dat interview over mij had. Ontken nou niet dat je mij in gedachten had.’ Ik voel een nieuwe stuiptrekking van vernedering. ‘Dat was ik, tot in de kleinste details. De kleinste rotdetails!’

‘Oké.’ Jack drukt zijn handen tegen zijn hoofd. ‘Oké. Luister nou even. Ik ontken niet dat ik jou in gedachten had. Ik ontken niet dat jij door mijn woorden schemerde... Maar dat wil nog niet zeggen...’ Hij kijkt op. ‘Je bent bijna altijd in mijn gedachten. Dat is de waarheid, dat ik altijd aan je denk.’

Een aanhoudend gepiep wijst ons erop dat we mogen overste280

ken. Het is mijn teken om ervandoor te gaan en het zijne om de achtervolging in te zetten, maar we komen geen van beiden in beweging. Ik wil wel wegstormen, maar mijn lichaam doet het op de een of andere manier niet. Mijn lichaam wil op de een of andere manier meer horen.

‘Emma, toen Pete en ik met Panther begonnen, weet je hoe we toen werkten?’ Jacks zwarte ogen branden in de mijne. ‘Weet je hoe we onze beslissingen namen?’

Ik haal mijn schouders een minuscuul eindje op: zeg maar op, als je zo graag wilt.

‘Op ons gevoel. Zouden wíj dit kopen? Zouden wíj dat leuk vinden? Zouden wíj daarvoor gaan? Dat waren de vragen die we elkaar stelden. Elke dag weer, telkens opnieuw.’ Hij aarzelt. ‘De afgelopen paar weken ben ik helemaal opgegaan in die nieuwe vrouwenlijn. En ik merkte dat ik me alleen maar afvroeg... zou Emma dit leuk vinden? Zou Emma dit drinken? Zou Emma het kopen?’ Jack doet zijn ogen even dicht en kijkt weer op. ‘Ja, je hebt je in mijn gedachten genesteld. Ja, je bent in mijn werk doorgesijpeld. Emma, mijn leven en werk hebben altijd door elkaar heen gelopen, zo ben ik altijd al geweest, maar dat zegt niet dat mijn leven niet echt is.’ Hij aarzelt weer. ‘Dat houdt niet in dat wat wij hadden... hebben... minder echt is.’

Hij haalt diep adem en duwt zijn handen in zijn zakken.

‘Emma, ik heb niet tegen je gelogen. Ik heb je niets wijsgemaakt. Zodra ik je in het vliegtuig zag, was ik in de ban. Toen je naar me opkeek en zei: “Ik weet niet eens of ik wel een G-plek héb!” was ik verkocht. Niet vanwege de zaken, maar om jóú. Om wie je bent. Tot in de kleinste details.’ Een zweem van een glimlach trekt over zijn gezicht. ‘Van de manier waarop je elke ochtend de gunstigste horoscoop uitzoekt tot aan de manier waarop je die brief van Ernest P. Leopold schreef. Tot aan je trainingsschema aan de muur. Alles.’

Zijn ogen laten me niet los en ik heb een brok in mijn keel; het duizelt me. En heel even voel ik mezelf bezwijken. Even maar.

‘Dat is allemaal heel leuk en aardig,’ zeg ik met overslaande 281

stem, ‘maar je hebt me voor schut gezet. Je hebt me vernéderd!’

Ik draai me op mijn hakken om en loop met grote passen verder. Jack loopt achter me aan. ‘Ik wilde niet zo veel zeggen,’ zegt hij.

‘Ik wilde helemaal niks zeggen. Geloof me, Emma, ik vind het net zo erg als jij. Zodra we klaar waren, heb ik gevraagd of dat stuk eruit gemonteerd kon worden. Ze hadden me beloofd het eruit te laten. Ik was...’ Hij schudt zijn hoofd. ‘Ik weet het niet, ze zaten me te voeren, ik liet me meeslepen.’

‘Je liet je mééslepen?’ De verontwaardiging komt weer boven.

‘Jack, je hebt ál mijn geheimen verteld!’

‘Ik weet het, en het spijt me...’

‘Je hebt de hele wereld over mijn ondergoed verteld... en over mijn seksleven... en over mijn Barbie-sprei, maar zónder erbij te zeggen dat het ironisch...’

‘Emma, het spijt me...’

‘Je hebt zelfs verteld hoe zwaar ik ben!’ Mijn stem wordt schril.

‘En je had het fóút!’

‘Emma, echt, het spijt me...’

‘Daar koop ik niks voor!’ Ik draai me woedend naar hem om.

‘Je hebt mijn leven verwoest!’

‘Heb ik je leven verwoest?’ Hij kijkt me vreemd aan. ‘Is je leven verwoest? Is het zo’n ramp dat anderen de waarheid over je weten?’

‘Ik... ik...’ zeg ik, uit het lood geslagen. ‘Je weet niet half hoe het voor me is,’ vervolg ik iets evenwichtiger. ‘Ze lachten me allemaal uit. Ze zaten me allemaal te pesten, de hele afdeling. Artemis zat me te jennen...’

‘Ik ontsla haar,’ onderbreekt Jack me vastbesloten. Ik schrik zo dat ik begin te giechelen en snel doe of ik kuch.

‘En Nick zat me te sarren...’

‘Die ontsla ik ook.’ Jack denkt even na. ‘Wat dacht je hiervan: ik ontsla iedereen die je heeft gepest.’

Nu moet ik wel hardop giechelen.

‘Dan houd je geen bedrijf meer over.’

‘Het zij zo. Dat zal me leren. Dat zal me leren zo tactloos te zijn.’

282

We kijken elkaar even in het zonlicht aan. Mijn hart bonst in mijn keel. Ik weet niet meer wat ik moet denken.

‘Wilt u een takje gelukshei kopen?’ Een vrouw in een roze sweatshirt duwt opeens een in folie verpakt takje onder mijn neus en ik schud geërgerd mijn hoofd.

‘Gelukshei, meneer?’

‘Geef de hele mand maar,’ zegt Jack. ‘Ik ben bang dat ik het nodig heb.’ Hij tast in zijn portefeuille, geeft de vrouw twee biljetten van vijftig pond en neemt de mand van haar over, en dat allemaal zonder zijn ogen van me af te wenden.

‘Emma, ik wil het goed maken,’ zegt hij als de vrouw haastig de benen heeft genomen. ‘Kunnen we gaan lunchen? Iets drinken? Wil je misschien... een smoothie?’ Zijn gezicht plooit zich in een glimlachje, maar ik lach niet terug. Ik ben te verward om te glimlachen. Ik voel dat een deel van me begint te zwichten; ik voel dat een deel van me hem begint te geloven. Hem wil vergeven. Maar het is nog een chaos in mijn hoofd. Er klopt nog steeds ergens iets niet.

‘Ik weet het niet,’ zeg ik, en ik wrijf over mijn neus.

‘Het ging zo goed tussen ons voordat ik het zo nodig moest verkloten.’

‘Vind je?’ zeg ik.

‘Vind je van niet?’ Jack kijkt me aarzelend over de mand met heide heen aan. ‘Ik dacht eigenlijk van wel.’

Het gonst in mijn hoofd. Ik moet dingen zeggen. Dingen die uitgesproken moeten worden. Er vormt zich een gedachte in mijn hoofd.

‘Jack... wat heb je in Schotland gedaan? Toen we elkaar ontmoetten.’

Zijn gezicht verandert op slag. Het klapt dicht en hij wendt zijn blik af.

‘Emma, ik ben bang dat ik je dat niet kan vertellen.’

‘Waarom niet?’ vraag ik zo luchtig mogelijk.

‘Het is... gecompliceerd.’

‘Goed dan.’ Ik denk even na. ‘Waar moest je die avond opeens met Sven naartoe? Toen je ons uitje moest afbreken?’

283

Jack zucht.

‘Emma...’

‘En die avond toen je al die telefoontjes kreeg? Waar gingen die over?’

Jack neemt niet eens meer de moeite iets terug te zeggen.

‘Ik snap het.’ Ik duw mijn haar naar achteren in een poging kalm te blijven. ‘Jack, is het je ooit opgevallen dat je al die tijd dat we samen waren bijna niets over jezelf hebt verteld?’

‘Ik... ik zal wel een gesloten mens zijn,’ zegt Jack. ‘Is dat zo erg?’

‘Ik vind het wél erg. Ik heb je alles toevertrouwd, zoals je al zei. Al mijn gedachten, mijn zorgen, alles. En jij hebt me niets teruggegeven.’

‘Dat is niet waar...’ Hij stapt, nog steeds met die onhandige mand, op me af en er vallen wat takken heide op de grond.

‘Bijna niets, dan.’ Ik wil mijn gedachten op een rijtje zetten en doe mijn ogen even dicht. ‘Jack, relaties draaien om vertrouwen en gelijkwaardigheid. Als de een zich blootgeeft, moet de ander dat ook doen. Ik bedoel, je had me niet eens verteld dat je op tv zou komen.’

‘Het was maar een stom interview, godsamme!’ Een meisje met zes boodschappentassen stoot nog meer heide uit Jacks mand en hij zet hem met een machteloos gebaar op de bagagedrager van een passerende brommerkoerier. ‘Emma, je overdrijft.’

‘Ik heb jou al mijn geheimen verteld,’ houd ik koppig vol. ‘Jij mij niet één.’

Jack zucht.

‘Met alle respect, Emma, maar volgens mij is er een klein verschil...’

‘Wat?’ Ik kijk hem onthutst aan. ‘Waarom... waarom zou er een verschil zijn?’

‘Dat moet je kunnen begrijpen. Er zijn dingen in mijn leven die heel gevoelig liggen... gecompliceerd... heel belangrijk...’

‘En in mijn leven níét?’ Mijn stem barst als een vuurpijl uit me los. ‘Denk je dat mijn geheimen minder belangrijk zijn dan de jouwe? Denk je dat het mij minder pijn doet als jij ze er op tv uitflapt?’ Ik beef van woede, van teleurstelling. ‘Ik neem aan dat dat 284

komt doordat jij zo machtig en belangrijk bent en ik maar... Wat ben ik ook alweer, Jack?’ Ik voel de tranen in mijn ogen schitteren. ‘Een doodgewoon meisje? Een “doodgewoon meisje van dertien in een dozijn”?’

Jack krimpt in elkaar en ik zie dat ik in de roos heb geschoten. Hij doet zijn ogen dicht en ik ben bang dat hij niets meer zal gaan zeggen.

‘Ik wilde het niet zo formuleren,’ zegt hij, over zijn voorhoofd wrijvend. ‘Zodra ik het had gezegd, kon ik mijn tong wel afbijten. Ik was... Ik wilde iets heel anders schetsen... een soort beeld oproepen...’ Hij kijkt op. ‘Emma, je móét begrijpen dat ik niet bedoelde...’

‘Ik vraag het je nog één keer,’ zeg ik met bonzend hart. ‘Waarom ben je in Schotland geweest?’

Het blijft stil. Ik vang Jacks blik en zie dat hij het me niet gaat vertellen. Hij weet hoe belangrijk het voor me is, en toch vertelt hij het me niet.

‘Goed,’ zeg ik met een snik in mijn stem. ‘Mij best. Ik ben blijkbaar niet zo belangrijk als jij. Ik ben maar een vermakelijk meisje dat je bezighoudt tijdens vluchten en je zakelijke ideeën levert.’

‘Emma...’

‘Weet je, Jack, dat is geen echte relatie. In een echte relatie komt het van twee kanten. Een echte relatie is gebaseerd op gelijkwaardigheid. En vertrouwen.’ Ik slik het brok in mijn keel weg. ‘Zou je dus niet beter iemand van je eigen niveau kunnen zoeken, met wie je je kostbare geheimen wel kunt delen? Want met mij kun je dat overduidelijk niet.’

Voordat hij nog iets kan zeggen, maak ik rechtsomkeert en been weg, met tranen op mijn wangen en de geluksheide onder mijn voeten vertrappend.

Ik kom pas veel later die avond thuis, maar onze ruzie doet nog pijn. Ik heb een bonzende koppijn en de tranen zitten hoog. Wanneer ik de woonkamer binnenkom, zitten Lissy en Jemima midden in een dikke ruzie over dierenrechten.

‘Die nertsen vinden het fíjn dat ze jassen mogen worden...’ zegt 285

Jemima op het moment dat ik de deur openduw. Ze breekt haar zin af en kijkt op. ‘Emma! Gaat het?’

‘Nee.’ Ik laat me op de bank zakken en wikkel me in de chenille sprei die Lissy met Kerstmis van haar moeder heeft gekregen.

‘Ik heb een gigaruzie met Jack gehad.’

‘Met Jáck?’

‘Heb je hem gezien?’

‘Hij kwam... tja, zijn excuses aanbieden, denk ik.’

Lissy en Jemima kijken elkaar aan.

‘En toen?’ Lissy slaat haar armen om haar knieën. ‘Wat zei hij?’

Ik probeer me te herinneren wat hij precies heeft gezegd. Het loopt allemaal door elkaar in mijn hoofd.

‘Hij zei... dat het niet zijn opzet was me te gebruiken,’ zeg ik ten slotte. ‘Hij zei dat hij altijd aan me dacht. Hij zei dat hij iedereen op kantoor zou ontslaan die me had gepest.’ Tegen wil en dank ontsnapt me een halve giechel.

‘Echt waar?’ zegt Lissy. ‘Goh, wat roman...’ Ze kucht en trekt een berouwvol gezicht. ‘Sorry.’

‘Hij zei dat het hem heel erg speet, en dat hij niet van plan was al die dingen op tv te zeggen, en dat onze romance... Enfin. Hij zei van alles. Maar tóén zei hij...’ Mijn hart begint weer te bonzen van hernieuwde verongelijktheid. ‘Toen zei hij dat zijn geheimen belangrijker waren dan de mijne.’

Er gaat een diepe zucht van verontwaardiging op.

‘Nee!’ zegt Lissy.

‘Klootzak!’ zegt Jemima. ‘Wat voor geheimen?’

‘Ik heb hem naar Schotland gevraagd. En waarom hij opeens weg moest.’ Ik vang Lissy’s blik. ‘En al die andere dingen waar hij nooit over wilde praten.’

‘En wat zei hij toen?’ vraagt Lissy.

‘Hij wilde niets zeggen.’ Ik voel weer een steek van vernedering. ‘Hij zei dat het “te gecompliceerd was en te gevoelig lag”.

‘Gevoelig en gecomplicéérd?’ Jemima staart me opgetogen aan.

‘Jack heeft een gevoelig, gecompliceerd geheim? Dat heb je nooit gezegd! Emma, dit is helemaal perfect. Je zoekt uit wat het is – en dan bazuin je het rond!’

286

Ik kijk haar met kloppend hart aan. God, ze heeft gelijk. Ik zou het kunnen doen. Ik zou Jack terug kunnen pakken. Ik zou hem net zo kunnen kwetsen als hij mij heeft gekwetst.

‘Maar ik heb geen idee wat het is,’ zeg ik uiteindelijk.

‘Daar kom je wel achter!’ zegt Jemima. ‘Dat is geen kunst. Waar het om gaat, is dat je weet dat hij iets verbergt.’

‘Er is onmiskenbaar sprake van een soort mysterie,’ zegt Lissy nadenkend. ‘Hij krijgt al die telefoontjes waar hij niets over wil zeggen, hij loopt zonder enige verklaring van een afspraak weg...’

‘Hij liep zomaar weg?’ zegt Jemima gretig. ‘Waarheen? Heeft hij iets gezegd? Heb je iets opgevangen?’

‘Nee!’ zeg ik een beetje blozend. ‘Natuurlijk niet. Ik ben geen... Ik zou nooit mensen afluisteren!’

Jemima kijkt me priemend aan.

‘Klets niet. Je hebt dus wel iets gehoord. Zeg op, Emma, wat was het?’

Ik flits in gedachten terug naar die avond. We zitten op de bank van de roze cocktail te nippen. De bries streelt mijn gezicht, achter me praten Jack en Sven op gedempte toon...

‘Het stelde niet veel voor,’ zeg ik onwillig. ‘Ik hoorde hem alleen iets zeggen over een transfer... en plan B... en dat er haast bij was...’

‘Wat voor transfer?’ zegt Lissy argwanend. ‘Geld?’

‘Weet ik niet. En toen zeiden ze iets over terug naar Glasgow gaan.’

Jemima is zo te zien buiten zinnen.

‘Emma, dit geloof ik niet. Dat wist je al die tijd al? Dit moet iets sappigs zijn. Dat moet wel. Wisten we maar meer.’ Ze zucht gefrustreerd. ‘Had je geen dictafoon of zo bij je?’

‘Natuurlijk niet!’ zeg ik lachend. ‘Het was een afspraakje, hoor!

Ga jij altijd met een dictafoon naar...’ Ik zwijg ongelovig bij het zien van haar gezicht. ‘Jemima. Dat meen je niet.’

‘Niet altíjd,’ zegt ze, en ze schokschoudert afwerend. ‘Alleen als ik denk dat het van pas... Maar goed. Daar gaat het nu niet om. Het punt is dat je over informatie beschikt, Emma. Je hebt 287

macht. Je zoekt uit wat het allemaal inhoudt – en dan stel je hem aan de kaak. Jack Harper zal nog weleens zien wie de baas is. Zo zet je hem op zijn nummer!’

Ik kijk naar haar vastberaden gezicht en even voel ik een zuivere, krachtige euforie in me opborrelen. Zo zou ik het Jack betaald kunnen zetten. Zo zou ik hem op zijn neus kunnen laten kijken. Dan zou hij wel spijt hebben! Dan zou hij wel beseffen dat ik niet zomaar een onbenullig meisje ben. Dan zou hij het zien. Dán zou hij het zien.

‘En...’ – ik lik langs mijn lippen – ‘... en hoe ga ik dat aanpakken?’

‘Eerst proberen we zelf zo veel mogelijk aan de weet te komen,’

zegt Jemima. ‘En dan heb ik diverse... mensen tot mijn beschikking die ons kunnen helpen meer informatie te verzamelen.’ Ze geeft me een knipoogje. ‘Discreet.’

‘Privé-detectives?’ zegt Lissy ongelovig. ‘Meen je dat echt?’

‘En dan zetten we hem in zijn hemd! Mammie heeft connecties bij álle kranten...’

Mijn hoofd bonkt. Zit ik dit echt te bespreken? Zit ik echt te bespreken hoe ik wraak kan nemen op Jack?

‘Vuilnisbakken zijn een heel goede plek om te beginnen,’ vervolgt Jemima wijs. ‘Je kunt de gekste dingen ontdekken, alleen maar door iemands afval door te nemen.’

En dan komt mijn gezonde verstand plotseling door het raam naar binnen waaien.

‘Vuilnisbakken?’ zeg ik vol afgrijzen. ‘Ik ga niet in vuilnisbakken wroeten! Ik ga dit toevallig helemaal niet doen, punt. Het is een gestoord idee.’

‘Emma, je kunt nu niet opeens gaan doen alsof je je er te goed voor voelt!’ zegt Jemima zuur, en ze schudt haar haar over haar schouders. ‘Hoe wil je anders uitvinden wat zijn geheim is?’

‘Misschien wíl ik wel niet uitvinden wat zijn geheim is,’ kaats ik terug, en ik voel mijn trots de kop opsteken. ‘Misschien interesseert het me wel niet.’

Ik trek de chenille sprei nog strakker om me heen en staar triest naar mijn tenen.

288

Jack heeft dus een immens geheim dat hij mij niet kan toevertrouwen. Nou, ook goed. Dan houdt hij het maar voor zich. Ik ga mezelf niet verlagen door ernaar te spitten. Ik ga niet in vuilnisbakken wroeten. Het kan me niet schelen wat het is. Hij kan me niet schelen.

‘Ik wil me eroverheen zetten.’ Mijn gezicht krijgt een vastberaden uitdrukking. ‘Ik wil verder met mijn leven.’

‘Nee, dat wil je niet!’ snauwt Jemima. ‘Doe niet zo stom, Emma. Dit is je grote kans om je te wreken. We gaan hem zo ontzéttend te grazen nemen.’ Ik heb Jemima nog nooit zo enthousiast gezien. Ze pakt haar tas en diept er een klein, lila aantekenboekje van Smythson en een Tiffany-pen uit op. ‘Goed, wat hebben we al?

Glasgow... plan B... transfer...’

‘Panther heeft toch geen vestigingen in Schotland?’ vraag Lissy peinzend.

Ik draai mijn hoofd en kijk haar ongelovig aan. Ze zit op een blocnote te krabbelen met exact diezelfde, afwezige blik die ze op haar gezicht krijgt wanneer ze een van haar intellectuele puzzels zit op te lossen. Ik zie de woorden ‘Glasgow’, ‘transfer’ en ‘plan B’, en daaronder heeft ze alle letters van het woord ‘Schotland’

door elkaar gegooid en geprobeerd er een ander woord van te maken.

Mijn god.

‘Lissy, waar ben je mee bezig?’

‘Ik... ik knoei maar wat,’ zegt ze blozend. ‘Ik zou een paar dingen op internet kunnen opzoeken, gewoon, uit belangstelling.’

‘Hé, ophouden, jullie allebei!’ zeg ik. ‘Als Jack me zijn geheim niet wil vertellen... wil ik het ook niet weten.’

Opeens voel ik me helemaal leeggezogen door deze dag. En een beetje beurs. Ik ben niet geïnteresseerd in Jacks mysterieuze dubbelleven. Ik wil er niet meer aan denken. Ik wil een lang, warm bad nemen, in bed kruipen en vergeten dat ik hem ooit heb gezien.

289

23

Alleen lukt dat natuurlijk niet.

Ik kan Jack niet vergeten. Ik kan onze ruzie niet vergeten. Zijn gezicht blijft voor me opduiken, al wil ik het niet. Hoe hij in het zonlicht naar me keek, met zijn gezicht helemaal gekreukt. Hoe hij de geluksheide kocht.

Ik lig met bonzend hart in bed en laat het telkens aan me voorbijtrekken. Met telkens dezelfde stekende pijn. Dezelfde teleurstelling. Ik heb hem alles over mezelf verteld. Echt álles. En hij wil mij niet eens één...

Maar goed. Enfin.

Het kan me niet schelen.

Ik denk niet meer aan hem. Hij doet maar wat hij wil. Hij houdt zijn stomme geheimen maar voor zich.

Het ga hem goed. Klaar. Hij zit niet meer in mijn hoofd. Voorgoed verdwenen.

Ik staar een paar tellen naar het donkere plafond. En wat bedoelde hij daar trouwens mee? Is het zo’n ramp dat an- deren de waarheid over je weten?

Hij heeft makkelijk praten. Hij praat maar raak. De mysterieman. Met zijn gevoelige, gecompliceerde geheim. Dát had ik moeten zeggen. Ik had moeten zeggen... Nee. Niet meer aan denken. Niet meer aan hem denken. Het is voorbij.

Als ik de volgende ochtend naar de keuken dribbel om thee te zetten, staat mijn besluit vast. Ik ga niet eens meer aan Jack dénken. Finito. Fin. Einde verhaal. 290

Lissy komt ademloos in haar pyjama de keuken binnen, gewapend met haar blocnote. ‘Oké. Ik heb drie theorieën,’ zegt ze.

‘Wat?’ Ik kijk lodderig op.

‘Jacks grote geheim. Ik heb drie theorieën.’

‘Maar drie?’ zegt Jemima, die in haar witte ochtendjas met haar Smythson-notitieboekje aan haar borst geklemd achter haar opduikt. ‘Ik heb er acht!’

‘Acht?’ Lissy kijkt haar beledigd aan.

‘Ik wil geen theorieën horen,’ zeg ik. ‘Hoor eens, jullie allebei, dit is echt heel pijnlijk voor me. Kunnen jullie niet gewoon mijn gevoelens respecteren en erover ophouden?’

Ze kijken me allebei even wezenloos aan en richten hun aandacht dan weer op elkaar.

‘Acht?’ zegt Lissy weer. ‘Hoe heb je dat voor elkaar gekregen?’

‘Makkelijk zat. Maar de jouwe zijn vast ook heel goed,’ zegt Jemima toegeeflijk. ‘Als jij nou eens begon?’

‘Oké,’ zegt Lissy met een geërgerde blik, en ze schraapt haar keel. ‘Nummer een: hij wil de hele Panther nv naar Schotland verhuizen. Hij is er op verkenningstocht geweest en wilde niet dat jij geruchten ging verspreiden. Nummer twee: hij is betrokken bij een vorm van witteboordencriminaliteit...’

‘Wat?’ Ik kijk haar met grote ogen aan. ‘Hoe kom je daarbij?’

‘Ik heb de accountants nagetrokken die de laatste cijfers van Panther hebben goedgekeurd, en die zijn onlangs bij een paar grote schandalen betrokken geweest. Wat nog niets bewíjst, maar als hij verdacht overkomt en over transfers praat...’ Ze trekt een gezicht en ik kijk onthutst terug.

Jack, frauderen? Nee. Dat zou hij nooit doen. Het kan niet. Niet dat het me ook maar iets kan schelen, overigens.

‘Mag ik zeggen dat die theorieën me allebei hoogst onwaarschijnlijk in de oren klinken?’ zegt Jemima met opgetrokken wenkbrauwen.

‘Nou, wat is jouw theorie dan?’ zegt Lissy stekelig.

‘Plastische chirurgie natuurlijk!’ zegt ze triomfantelijk. ‘Hij heeft zijn gezicht laten liften en dat mag niemand weten, dus herstelt hij in Schotland. En ik weet ook wat de B van plan B is.’

291

‘Wat dan?’ vraag ik argwanend.

‘Botox!’ zegt Jemima zwierig. ‘Daarom rende hij opeens weg. Om zijn fijne lijntjes weg te laten spuiten. De specialist had plotseling tijd vrij, zijn vriend kwam het hem vertellen...’

Op welke planeet woont Jemima eigenlijk?

‘Jack zou nooit een Botox-behandeling nemen!’ zeg ik. ‘Laat staan een facelift!’

‘Dat kun je niet weten!’ Ze kijkt me veelbetekenend aan. ‘Vergelijk eens een recente foto van Jack met een oude. Ik wil wedden dat je dan verschil ziet...’

‘Al goed, Miss Marple,’ zegt Lissy, en ze rolt met haar ogen.

‘Wat zijn je andere zeven theorieën?’

‘Eens zien...’ Jemima slaat een bladzij van haar notitieboekje om. ‘Oké, deze is wel goed. Hij zit bij de maffia.’ Ze laat een dramatische stilte vallen. ‘Zijn vader is doodgeschoten en nu wil hij de peetvaders van alle andere families vermoorden.’

‘Jemima, dat heb je uit The Godfather,’ zegt Lissy.

‘O,’ zegt ze betrapt. ‘Het kwam me al zo bekend voor.’ Ze streept de theorie door. ‘Goed, hier heb ik er nog een. Hij heeft een autistische broer...’

Rain Man.’

‘O. Verdomme.’ Ze trekt een kwaad gezicht en kijkt weer naar haar lijst. ‘Dat dus misschien toch maar niet... en dat ook niet...’

Ze begint dingen door te strepen. ‘Oké, maar ik heb er nog een over.’ Ze heft haar hoofd. ‘Hij heeft een andere vrouw.’

Ik staar haar geschokt aan. Een andere vrouw. Dat is zelfs nooit bij me opgekomen.

‘Dat was ook mijn laatste theorie,’ zegt Lissy spijtig. ‘Een andere vrouw.’

‘Denken jullie allebéí dat er een andere vrouw in het spel is?’ Ik kijk van de een naar de ander. ‘Maar... waarom dan?’

Ik voel me opeens heel nietig. En stom. Heeft Jack me aan het lijntje gehouden? Ben ik nóg naïever geweest dan ik al dacht?

‘Het lijkt gewoon een aannemelijke verklaring,’ zegt Jemima schokschouderend. ‘Hij heeft een geheime verhouding met een vrouw in Schotland. Toen hij jou ontmoette, was hij net bij haar 292

geweest. Ze belt hem telkens op, misschien hadden ze ruzie, en dan komt ze onverwacht naar Londen en moet hij zijn afspraak met jou afbreken om naar haar toe te gaan.’

Lissy ziet mijn verslagen gezicht.

‘Maar hij zou ook bezig kunnen zijn met een verhuizing van het bedrijf,’ zegt ze bemoedigend. ‘Of met fraude.’

‘Nou, het kan me niet schelen wat hij doet,’ zeg ik met een gloeiend gezicht. ‘Het is zijn eigen zaak en hij zoekt het maar uit.’

Ik pak de melk uit de koelkast en sla de deur met licht bevende handen dicht. Gevoelig en gecompliceerd. Is dat geheimtaal voor ‘ik heb een ander’?

Nou, ook goed. Dan heeft hij maar een ander. Het doet me niets.

‘Het is ook jóúw zaak!’ zegt Jemima. ‘Als je wraak wilt nemen...’

O, hou toch op.

‘Ik wíl geen wraak nemen, oké?’ zeg ik, me naar haar omkerend. ‘Dat is niet gezond. Ik wil... dit een plekje geven en doorgaan met mijn leven.’

‘Ja hoor, en zal ik jou een andere term voor wraak leren?’ repliceert ze alsof ze een konijn uit een hoed tovert. ‘Streep eronder!’

‘Jemima, wraak nemen en ergens een streep onder zetten zijn niet echt hetzelfde,’ zegt Lissy.

‘Voor mij wel.’ Ze kijkt me vorstelijk aan. ‘Emma, je bent mijn vriendin en ik sta niet toe dat jij je door een klootzak laat misbruiken zonder iets terug te doen. Hij moet boeten. Hij heeft straf verdiend!’

Ik kijk Jemima aan en voel iets heel zacht aan mijn geweten knagen.

‘Jemima, je gaat niet echt iets dóén, hoor.’

‘Zeker wel,’ zegt ze. ‘Ik ga niet werkeloos toezien hoe jij lijdt. Daar zijn we geen zusters voor, Emma!’

O, mijn god. Ik krijg visioenen van Jemima die in haar roze Gucci-mantelpak in Jacks vuilnisbakken wroet. Of met een nagelvijl zijn auto bekrast.

‘Jemima... niets doen,’ zeg ik panisch. ‘Alsjeblieft. Ik wil het niet.’

293

‘Dat dénk je. Maar later zul je me dankbaar...’

‘Nietes! Jemima, je moet me beloven dat je geen domme dingen gaat doen.’

Ze klemt opstandig haar kaken op elkaar.

‘Beloof het!’

‘Goed dan,’ zegt Jemima uiteindelijk, en ze wendt haar ogen ten hemel, ‘ik beloof het.’

‘Ze kruist haar vingers achter haar rug,’ merkt Lissy op.

‘Wát!’ Ik kijk Jemima ongelovig aan. ‘Je moet het echt beloven. Zweer op iets waar je van houdt.’

‘O, god,’ zegt Jemima nukkig. ‘Goed dan, jij je zin. Ik zweer op mijn ponyleren tas van Miu Miu dat ik niets zal doen. Maar je maakt een grote vergissing, hoor.’

Ze kuiert de keuken uit en ik kijk haar met een onbehaaglijk gevoel na.

‘Die meid is volkomen psychopathisch,’ zegt Lissy, die zich op een stoel laat zakken. ‘Waarom hebben we haar hier ooit een kamer laten huren?’ Ze neemt een slokje thee. ‘O, nou weet ik het weer. Omdat haar pa ons een heel jaar huur vooruit wilde betalen...’ Ze ziet mijn gezicht. ‘Gaat het?’

‘Je denkt toch niet echt dat ze Jack iets gaat doen, hè?’

‘Natuurlijk niet,’ zegt Lissy geruststellend. ‘Ze kletst maar wat. Straks komt ze een van haar hippe vriendinnen tegen en dan is ze het allemaal weer vergeten.’

‘Je hebt gelijk.’ Ik schud het van me af. ‘Je hebt gelijk.’ Ik pak mijn kop en kijk er even zwijgend naar. ‘Lissy, denk je echt dat Jacks geheim een andere vrouw is?’

Lissy doet haar mond open.

‘Het kan me trouwens niets schelen,’ vervolg ik opstandig voordat ze iets kan zeggen. ‘Het maakt me niet uit wat het is.’

‘Natuurlijk niet,’ zegt Lissy met een meelevende glimlach. Wanneer ik op de afdeling kom, kijkt Artemis met flonkerende ogen van haar bureau op.

‘Goedemorgen, Emma!’ Ze grijnst naar Catherine. ‘Nog intellectuele boeken gelezen?’

294

O, hadehadeha. O, wat leuk. Alle anderen op het werk zijn al uitgetreiterd, alleen Artemis vindt het nog steeds om je dood te lachen.

‘Toevallig wel, Artemis,’ zeg ik opgewekt terwijl ik mijn jas uitdoe. ‘Ik heb pas een heel goed boek gelezen. Het heette Wat je moet doen als je collega een walgelijke trut is die in haar neus peutert als ze denkt dat niemand het ziet!’

Er wordt geproest en Artemis wordt knalrood.

‘Dat doe ik niet!’ zegt ze kattig.

‘Dat heb ik ook niet gezegd,’ antwoord ik onschuldig, en ik zet zwierig mijn computer aan.

‘Klaar voor de vergadering, Artemis?’ vraagt Paul, die met zijn aktetas en een tijdschrift in zijn hand uit zijn kamer komt. ‘En trouwens, Nick,’ vervolgt hij op onheilspellende toon, ‘zou je me voor ik ga nog even kunnen vertellen wat je in godsnaam heeft bezield om een kortingsbon voor Panther Bars in...’ – hij kijkt naar de omslag – ‘... Bowlingmaand te plaatsen? Ik neem aan dat jij dat hebt gedaan, aangezien het jouw product is?’

Mijn hart slaat over en ik kijk op. Shit en nog eens shit. Ik had niet gedacht dat Paul het ooit zou merken.

Nick kijkt me vuil aan en ik kijk gekweld terug.

‘Tja,’ begint hij uitdagend. ‘Ja, Paul, de Panther Bar is mijn product, maar toevallig...’

O, god. Ik kan niet toestaan dat hij de schuld op zich neemt.

‘Paul,’ zeg ik met bevende stem, en ik steek mijn hand een stukje op, ‘toevallig heb ik...’

‘Want ik kan je wel zeggen,’ zegt Paul met een grijns naar Nick,

‘dat het een briljante inval van je was! Ik heb net gezien hoeveel bonnen er teruggekomen zijn, en gezien de erbarmelijke oplage... Het is heel bijzonder!’

Ik staar hem verbijsterd aan. Heeft die advertentie gewerkt?

‘Echt?’ zegt Nick, die hoorbaar zijn best doet om niet al te verbouwereerd te klinken. ‘Ik bedoel... uitstekend!’

‘Hoe ben je er in hemelsnaam opgekomen tienersnoep bij een stel oude knarren aan te prijzen?’

‘Tja!’ Nick prutst aan zijn manchetknopen en mijdt mijn blik 295

zorgvuldig. ‘Het was natuurlijk een béétje een gok, maar ik had domweg het gevoel dat het tijd zou kunnen zijn om... om een paar proefballonnetjes op te laten... te experimenteren met een nieuwe doelgroep...’

Wacht eens even. Wát zegt hij daar?

‘Nou, je experiment heeft vrucht afgeworpen.’ Paul kijkt goedkeurend naar Nick. ‘En boeiend genoeg strookt het met de resultaten van een Scandinavisch marktonderzoek die we net binnen hebben gekregen. Als je zin hebt om het later op de dag met me te bespreken...’

‘Graag!’ zegt Nick met een blije glimlach. ‘Hoe laat ongeveer?’

Nee! Hoe durft hij? Wat is het ook een zák!

‘Wacht!’ Tot mijn eigen verbijstering stuif ik verontwaardigd uit mijn stoel. ‘Wacht even! Dat was míjn idee!’

‘Wat?’ Paul fronst zijn voorhoofd.

‘De reclame in Bowlingmaand. Het was mijn idee. Ja toch, Nick?’

Ik kijk hem strak aan.

‘Misschien hebben we het erover gehad,’ zegt hij zonder mijn blik te beantwoorden. ‘Ik weet het niet meer. Maar weet je, Emma, je zult echt moeten leren dat het in de marketing om teamwerk draait...’

‘Doe niet zo uit de hoogte! Dit was geen teamwerk. Het was zuiver mijn idee. Ik heb die bon voor mijn opa laten plaatsen!’

Verdomme. Ik was niet echt van plan dat eruit te laten floepen.

‘Eerst je ouders, nu je opa,’ zegt Paul, en hij draait zich naar me om. ‘Emma, fris mijn geheugen even op, is dit soms neem-jehele-familie-mee-naar-kantoor-week?’

‘Nee! Alleen...’ begin ik, een beetje warm onder zijn blik. ‘Je zei dat je de Panther Bars eruit wilde gooien, dus toen... toen dacht ik: ik geef zijn vrienden en hem wat korting, dan kunnen ze een voorraad inslaan. Ik probeerde je tijdens die grote vergadering toch te vertellen dat mijn opa dol is op Panther Bars? En al zijn vrienden ook. Als je het mij vraagt, zou je bejaarden als doelgroep voor Panther Bars moeten nemen, geen tieners.’

Er valt een stilte. Paul staat paf.

296

‘Weet je, in Scandinavië zijn ze tot dezelfde conclusie gekomen,’ zegt hij. ‘Dat blijkt uit dat laatste onderzoek.’

‘O,’ zeg ik. ‘Nou... zo zie je maar.’

‘Maar waarom houdt de oudere generatie zo van Panther Bars, Emma? Weet je dat ook?’ Hij klinkt oprecht gefascineerd.

‘Ja, natuurlijk weet ik dat.’

‘Het is de grijze golf,’ doet Nick betweterig een duit in het zakje. ‘Demografische verschuivingen in de pensioengerechtigde populatie verklaren...’

‘Nee, niet waar!’ zeg ik ongeduldig. ‘Het is omdat... omdat...’

O, god, opa vermoordt me als ik het hardop zeg. ‘Omdat... omdat Panther Bars je kunstgebit niet lostrekken.’

Er valt een verblufte stilte. Dan werpt Paul het hoofd in de nek en buldert van het lachen. ‘Je kunstgebit,’ zegt hij, zijn ogen uitwrijvend. ‘Dat is echt geniaal, Emma. Je kunstgebit!’

Hij grinnikt na en ik kijk hem aan. Het bloed gonst in mijn hoofd. Ik heb zo’n gek gevoel. Alsof er iets in me opborrelt, alsof ik op het punt sta...

‘Krijg ik dan nu promotie?’

‘Wat?’ Paul kijkt op.

Heb ik dat echt gezegd? Hardop?

‘Krijg ik nu promotie?’ Mijn stem is onvast, maar ik houd voet bij stuk. ‘Je zei dat ik promotie kon maken door mijn eigen kansen te creëren. Dat heb je gezegd. Heb ik nu geen kans gecreëerd?’

Paul kijkt me even zwijgend aan, knipperend met zijn ogen.

‘Weet je, Emma Corrigan,’ zegt hij uiteindelijk, ‘jij bent een van de... een van de verbazingwekkendste mensen die ik ooit heb gezien.’

‘Betekent dat ja?’ dring ik aan.

Je kunt een speld op de afdeling horen vallen. Iedereen wil horen wat hij gaat zeggen.

‘O, in godsnaam,’ zegt hij, rollend met zijn ogen. ‘Vooruit dan maar! Je krijgt je promotie. Nou goed?’

‘Nee,’ hoor ik mezelf zeggen, en mijn hart begint nog razender te kloppen. ‘Er is nog iets. Paul, ik heb je wereldcup-beker laten vallen.’

297

‘Wat?’ Hij kijkt me aan alsof hij een klap in zijn gezicht heeft gekregen.

‘Het spijt me echt. Ik zal een nieuwe voor je kopen.’ Ik kijk naar de zwijgende, starende gezichten om me heen. ‘En ik heb toen die keer de kopieermachine laten vastlopen. Of eigenlijk... al die keren. En die kont...’ Ik loop tussen de verwachtingsvolle gezichten door naar het prikbord en scheur de gefotokopieerde kont met string eraf. ‘Die is van mij, en ik wil hem daar niet meer zien.’

Ik maak een zwenking naar Artemis. ‘En Artemis, wat die parapluplant van jou betreft...’

‘Wat?’ zegt ze achterdochtig.

Ik kijk naar haar met haar Burberry-jas, haar designerbril en haar zelfvoldane, ik-ben-beter-dan-jij-kop.

Oké, ga nou niet te ver.

‘Ik... ik zou niet weten wat hem mankeert.’ Ik glimlach naar haar. ‘Prettige vergadering.’

De rest van de dag blijf ik helemaal in de wolken. Een beetje van streek en in de wolken tegelijk. Ik kan maar niet geloven dat ik promotie krijg. Ik word een echte marketingfunctionaris!

Maar dat is het enige niet. Ik weet niet goed wat me is overkomen. Ik voel me een heel nieuw mens. Dan heb ik Pauls beker maar laten vallen, wat dan nog? Dan weet iedereen maar hoe zwaar ik ben. Wat maakt het uit? Toedeloe oude, waardeloze Emma die haar Oxfam-tassen onder haar bureau verstopt, en hallo, nieuwe, zelfbewuste Emma die ze trots aan haar stoel hangt.

Ik heb pap en mam gebeld om te vertellen dat ik promotie heb gemaakt en ze waren zo onder de indruk! Ze zeiden meteen dat ze naar Londen zouden komen om het met me te vieren. En toen heb ik lekker lang met mam over Jack gepraat. Ze zei dat sommige relaties voor altijd waren en sommige maar voor een paar dagen, en dat het leven gewoon zo was. En toen vertelde ze me uitgebreid over een man in Parijs met wie ze een verbijsterende verhouding van twee dagen had gehad. Ze zei dat ze nog nooit zo had genoten, lichamelijk, en dat ze had geweten dat het niet 298

lang kon duren, maar dat dat het juist extra intens had gemaakt. Vervolgens zei ze dat ik er niets over tegen pap mocht zeggen. Goh. Ik ben eigenlijk geschokt. Ik had altijd gedacht dat pap en mam... Ik had althans nooit gedacht dat...

Tja, zo zie je maar weer.

Maar ze heeft gelijk. Sommige relaties is gewoon geen lang leven beschoren. Die van Jack en mij ging duidelijk nergens naartoe. En toevallig kan ik het goed aan. Ik ben er zelfs al bijna overheen. Mijn hart is vandaag maar één keer verkrampt, toen ik dacht dat ik hem in de gang zag, en ik was snel weer de oude. Mijn hele nieuwe leven begint vandaag. Ik verwacht zelfs vanavond, bij Lissy’s dansopvoering, een nieuwe man te ontmoeten. Een lange, flamboyante advocaat. Ja. En die komt me in zijn ongelooflijk fantastische sportwagen van mijn werk halen. En ik huppel blij de treden af, schud mijn haar over mijn schouders, en kíjk niet eens naar Jack, die zich bij het raam van zijn kamer staat te verbijten...

Nee. Nee. Jack komt niet in het verhaal voor. Ik ben over hem heen. Dat mag ik niet vergeten.

Ik zou het op mijn hand kunnen schrijven.

299

24

Lissy’s dansopvoering wordt in een theater in Bloomsbury met een kleine binnenplaats met grind gehouden, en wanneer ik daar aankom, stikt het er van de juristen in dure pakken met een mobieltje aan hun oor.

‘... cliënt niet bereid de voorwaarden van de overeenkomst te accepteren...’

‘... verwijzende naar lid vier, komma, onverlet gelaten...’

Niemand maakt zelfs maar aanstalten om naar de zaal te gaan, dus besluit ik Lissy in de kleedkamer op te zoeken en haar de bloemen te geven die ik voor haar heb gekocht. (Ik was eerst van plan ze na de voorstelling op het toneel te gooien, maar het zijn rozen, en ik ben bang dat ze ladders in haar maillot maken.) In de sjofele gangen klinkt muziek door de speakers en er lopen telkens mensen in glitterkostuums langs me heen. Een man met blauwe veren in zijn haar rekt zijn been tegen de muur terwijl hij met iemand in een kleedkamer praat. ‘Dus toen wees ik die idióót van een aanklager erop dat de jurisprudentie uit 1983 in de zaak Miller tegen Davy inhoudt...’ Hij breekt zijn zin af. ‘Shit. Ik weet niet meer hoe ik moet opkomen.’ Hij trekt wit weg. ‘Ik weet verdomme helemaal niets meer. Ik meen het! Ik kom op met een reeks jetés – en dan?’ Hij kijkt me aan alsof hij een antwoord van me verwacht.

‘Eh... een pirouette?’ probeer ik, en ik haast me onhandig verder, bijna struikelend over een meisje in spagaat. Dan zie ik Lissy in een kleedkamer op een kruk zitten. Ze is zwaar geschminkt, haar ogen zijn groot en glitterig en zij heeft ook al blauwe veren in haar haar.

300

Ik blijf in de deuropening staan. ‘O, mijn god, Lissy,’ zeg ik,

‘wat zie je er fantastisch uit! Ik ben helemaal wild van die...’

‘Ik durf niet.’

‘Wat?’

‘Ik durf niet!’ herhaalt ze radeloos, en ze trekt haar katoenen kimono om zich heen. ‘Ik weet helemaal niets meer. Mijn hoofd is leeg!’

‘Dat denkt iedereen,’ zeg ik geruststellend. ‘In de gang stond een man die precies hetzelfde zei...’

‘Nee, ik weet écht niets meer.’ Lissy kijkt me verwilderd aan.

‘Mijn benen zijn van rubber, ik krijg geen lucht...’ Ze pakt een poederkwast, kijkt er somber naar en legt hem weer neer. ‘Waarom ben ik hier ooit aan begonnen? Waarom?’

‘Eh... omdat het je leuk leek?’

‘Leuk?’ Haar stem wordt hoog van ongeloof. ‘Denk je dat dit léúk is? O, god.’ Haar gezicht krijgt plotseling een andere uitdrukking en ze stormt naar een deur in de kleedkamer. Meteen daarna hoor ik haar kokhalzen.

Oké, er klopt iets niet. Ik dacht dat dansen gezónd moest zijn. Ze komt weer te voorschijn, bleek en rillerig, en ik kijk haar bezorgd aan.

‘Liss, gaat het wel?’

‘Ik durf niet,’ zegt ze. ‘Echt niet.’ Dan lijkt ze plotseling een besluit te nemen. ‘Oké. Ik ga naar huis.’ Ze begint haar kleren bij elkaar te rapen. ‘Zeg maar dat ik opeens ziek ben geworden, een noodgeval...’

‘Je kunt niet naar huis!’ zeg ik ontzet, en ik probeer de kleren uit haar handen te trekken. ‘Lissy, het komt allemaal goed! Ik bedoel, denk na. Hoe vaak heb je niet een lang pleidooi voor een volle rechtszaal moeten houden terwijl je wist dat er een onschuldig iemand naar de gevangenis zou kunnen gaan als je een fout maakte?’

Lissy kijkt me aan alsof ik gek ben.

‘Ja, maar dat is gemákkelijk!’

‘Goed...’ Ik probeer wanhopig iets te bedenken. ‘Goed, maar als je nu terugkrabbelt, zul je het jezelf nooit vergeven. Als je nu niet doorbijt, houd je je leven lang spijt.’

301

Het blijft stil. Ik kan Lissy’s hersenen bijna zien malen onder al die veren en alles.

‘Je hebt gelijk,’ zegt ze ten slotte, en ze laat de kleren los. ‘Goed, ik doe het, maar ik wil niet dat je kijkt. Ga maar... Ik zie je wel na de voorstelling. Nee, ook niet. Ga maar weg. Ik wil dat je weggaat.’

‘Goed,’ zeg ik aarzelend. ‘Als je dat echt wilt, ga ik wel...’

‘Nee!’ ze wervelt rond. ‘Je mag niet weg! Ik heb me bedacht. Ik heb je nodig!’

‘Goed,’ zeg ik nog aarzelender, en op hetzelfde moment roept een blikkerige stem door een luidspreker: ‘De voorstelling begint over een kwartier!’

‘Dan ga ik maar,’ zeg ik. ‘Dan kun je je opwarmen.’

‘Emma.’ Lissy pakt mijn arm en kijkt me indringend aan. Ze knijpt zo hard dat het pijn doet. ‘Emma, als je me ooit hoort zeggen dat ik weer zoiets wil doen, moet je het me verbieden. Wat ik ook zeg. Beloof me dat je me tegen zult houden.’

‘Ik beloof het,’ zeg ik haastig. ‘Ik beloof het.’

God allemachtig. Ik heb Lissy nog nooit zo in alle staten gezien. Op de terugweg naar de binnenhof, waar het nu echt krioelt van de goedgeklede mensen, voel ik dat ik zelf ook stijf sta van de zenuwen. Ze zag eruit alsof ze niet eens overeind kon blijven, laat staan dat ze zou kunnen dansen.

Alsjeblieft, laat ze er geen puinhoop van maken. Alsjeblieft. Ik krijg een afschuwelijk beeld voor ogen van Lissy die als een geschrokken konijn voor het voetlicht staat, niet in staat zich haar passen te herinneren. En het publiek staart maar naar haar. Bij de gedachte word ik al misselijk.

Oké. Dat laat ik niet gebeuren. Als er iets verkeerd gaat, zorg ik voor een afleidingsmanoeuvre. Ik kan doen alsof ik een hartaanval krijg. Ja. Ik laat me vallen en iedereen kijkt wel even naar me, maar de voorstelling wordt niet stopgezet of zo, want we zijn Britten, en tegen de tijd dat iedereen weer naar het toneel kijkt, weet Lissy weer wat ze moet doen.

En als ze me met gillende sirene naar het ziekenhuis brengen of 302

zoiets, zeg ik gewoon: ‘Ik had zo’n vreselijke pijn in mijn borst!’

Geen mens kan bewijzen dat het niet waar is.

En al kúnnen ze het bewijzen, met een speciale machine, dan zeg ik gewoon...

‘Emma.’

‘Wat?’ zeg ik afwezig. En dan stokt mijn hart.

Jack staat een meter of drie bij me vandaan, in zijn gebruikelijke spijkerbroek met trui, en hij springt er ontzettend uit tussen al die juristen in kantoorpakken. Zijn ogen vinden de mijne en ik voel alle oude pijn naar mijn hart terugstromen.

Niet reageren, houd ik mezelf snel voor. Streep eronder. Nieuw leven.

‘Wat doe jij hier?’ vraag ik, en ik haal onverschillig mijn schouders een miniem eindje op.

‘Ik zag de folder van de voorstelling op je bureau liggen.’ Hij laat hem me zien zonder zijn ogen van de mijne los te maken.

‘Emma, ik wil echt graag met je praten.’

Opeens voel ik me diep gegriefd. Denkt hij dat hij hier zomaar kan opduiken en dat ik alles in de steek laat om met hem te praten? Nou, misschien heb ik het druk. Misschien ben ik met andere dingen bezig. Heeft hij daar wel aan gedacht?

‘Toevallig... ben ik hier met iemand anders,’ zeg ik op beleefde, lichtelijk medelijdende toon.

‘Echt?’

‘Ja, echt. Dus...’ Ik schokschouder en verwacht dat Jack weg zal lopen, maar dat doet hij niet.

‘Met wie?’ vraagt hij.

Oké, dat had hij dus niet moeten vragen. Ik weet even niet goed wat ik moet doen.

‘Eh... met hem,’ zeg ik uiteindelijk, en ik wijs naar een lange vent in een overhemd zonder colbert die in de hoek van de binnenplaats staat, met zijn gezicht van ons afgewend. ‘Ik moest trouwens maar eens naar hem toe gaan.’

Met fier geheven hoofd draai ik me op mijn hakken om en loop naar de man in overhemd. Ik ga hem vragen hoe laat het is, en dan houd ik hem op de een of andere manier aan de praat tot 303

Jack weg is (en misschien lach ik een paar keer vrolijk om hem in te peperen hoe leuk we het hebben).

Als ik vlak bij de man in het overhemd ben, draait hij zich om, pratend in zijn mobieltje.

‘Hallo!’ begin ik opgewekt, maar hij hoort me niet eens. Hij kijkt dwars door me heen en loopt, nog steeds pratend, de mensenmassa in. Ik blijf alleen in de hoek achter.

Shit.

Na meer dan een eeuwigheid, voor mijn gevoel, draai ik me zo nonchalant mogelijk om.

Jack staat er nog, en hij heeft alles gezien.

Ik kijk hem woedend aan. Mijn hele lijf trilt van schaamte. Als hij me uitlacht...

Maar hij lacht niet.

‘Emma...’ Hij loopt naar me toe, blijft vlak voor me staan en kijkt me recht in de ogen. ‘Wat je zei. Het laat me niet los. Ik had opener tegen je moeten zijn. Ik had je niet buiten mogen sluiten.’

Ik voel me eerst verrast en dan komt mijn gekwetste trots om de hoek kijken. Dus nu wil hij me zijn geheimen opeens wel vertellen? Nou, misschien is het wel te laat. Misschien heb ik geen interesse meer.

‘Je hoeft me helemaal niets te vertellen. Jouw zaken zijn jouw zaak, Jack.’ Ik glimlach afstandelijk naar hem. ‘Het gaat me niets aan. En waarschijnlijk zou ik er toch niets van begrijpen, in aanmerking genomen dat het allemaal heel gecompliceerd is en ik oerstom ben...’

Ik draai me resoluut om en loop over het grind weg.

‘Ik ben je in elk geval een verklaring schuldig,’ volgt Jacks droge stem me.

‘Je bent me niets schuldig!’ Ik steek fier mijn kin in de lucht.

‘Het is uit, Jack. En we kunnen allebei beter... Aargh! Laat me los!’

Jack heeft me bij mijn arm gepakt en draait me om.

‘Ik ben hier niet voor niets gekomen, Emma,’ zegt hij ernstig.

‘Ik ben gekomen om je te vertellen wat ik in Schotland deed.’

Ik schrik me kapot, maar probeer me goed te houden. 304

‘Het kan me niet schelen wat je in Schotland hebt uitgevoerd!’

pers ik eruit. Ik ruk mijn arm los en schrijd weg, voor zover dat mogelijk is in dat dichte woud van in hun mobieltjes ratelende juristen.

‘Emma, ik wil het je vertellen.’ Hij loopt achter me aan. ‘Ik wil het je echt graag vertellen.’

‘Ja, maar misschien wil ik het niet weten!’ repliceer ik uitdagend. Ik draai me zo woest om dat het grind aan alle kanten opspat. We staan als een paar schermers tegenover elkaar. Mijn borstkas rijst en daalt snel. Natuurlijk wil ik het weten.

Hij weet dat ik het wil weten.

‘Vooruit dan maar,’ zeg ik uiteindelijk, en ik trek onwillig mijn schouders op. ‘Vertel het maar, als je dat zo graag wilt.’

Jack leidt me zwijgend naar een stil plekje, weg van de drukte. Onder het lopen voel ik mijn bravoure zakken. Ik begin zelfs een beetje ongerust te worden. Bang zelfs.

Wil ik zijn geheim eigenlijk wel horen?

Als hij nou fraudeert, zoals Lissy zei? Als hij nou met louche zaakjes bezig is en wil dat ik hem help?

Als hij nou eens een echt gênante operatie heeft ondergaan en ik per ongeluk in de lach schiet?

Als er nou écht een andere vrouw is en hij me vertelt dat hij gaat trouwen of zoiets?

Ik voel een steekje pijn, dat ik de kop indruk. Tja, als dat zo is... dan reageer ik gewoon nonchalant, alsof ik het de hele tijd al wist. Ik doe zelfs alsof ik óók een nieuwe minnaar heb. Ja, ik werp hem een wrange glimlach toe en dan zeg ik: ‘Weet je, Jack, ik ben er nooit van uitgegaan dat we elkaar trouw zouden zijn...’

‘Goed dan.’ Jack kijkt me aan en ik beslis op slag dat ik hem ga aangeven als hij een moord heeft gepleegd, belofte of geen belofte.

‘Daar gaat-ie dan.’ Hij haalt diep adem. ‘Ik was in Schotland bij iemand op bezoek.’

Mijn hart maakt een duikvlucht.

‘Een vrouw,’ zeg ik voordat ik er iets aan kan doen. 305

‘Nee, geen vrouw!’ Zijn gezichtsuitdrukking verandert en hij kijkt me aan. ‘Dacht je dat? Dat ik je bedroog?’

‘Ik... ik wist niet wat ik moest denken.’

‘Emma, ik heb geen andere vrouw. Ik was op bezoek bij...’ – hij aarzelt – ‘... je zou het familie kunnen noemen.’

Mijn brein maakt een enorme omwenteling.

Famílie?

O, mijn god, Jemima had het goed, ik heb me laten inpalmen door een maffioso.

Oké. Geen paniek. Ik kan vluchten. Ik kan politiebescherming en een nieuwe identiteit krijgen. Mijn nieuwe naam zou Megan kunnen zijn.

Nee, Chloë. Chloë de Souza.

‘Iets specifieker gezegd... een kind.’

Een kind? Mijn brein kantelt weer. Heeft hij een kind?

‘Ze heet Alice.’ Hij glimlacht een beetje. ‘Ze is vier.’

Hij heeft een vrouw en een heel gezin waar ik niets van weet, en dat is zijn geheim. Ik wist het, ik wist het.

‘Je...’ Ik lik langs mijn droge lippen. ‘Heb jij een kind?’

‘Nee, ik heb geen kind.’ Jack staart even naar de grond en kijkt weer op. ‘Pete had een kind. Een dochter. Alice is de dochter van Pete Laidler.’

‘Maar... maar...’ Ik kijk hem niet-begrijpend aan. ‘Maar... ik heb nooit geweten dat Pete Laidler een kind had.’

‘Niemand weet het.’ Hij kijkt me lang aan. ‘Dat is het hele probleem.’

Dit is zo totaal en ontzettend niet wat ik had verwacht. Een kind. Het geheime kind van Pete Laidler.

‘Maar... maar hoe kan niemand er iets van weten?’ zeg ik stompzinnig. We hebben de drukte verder achter ons gelaten en zitten op een bank onder een boom. ‘Ik bedoel, je moet haar toch kunnen zíén?’

‘Pete was fantastisch,’ zegt Jack met een zucht, ‘maar vastigheid is nooit zijn sterkste punt geweest. Tegen de tijd dat Marie, zo heet de moeder van Alice, erachter kwam dat ze zwanger was, 306

waren Pete en zij al uit elkaar. Marie is een trotse, onafhankelijke vrouw. Ze was vastbesloten het allemaal alleen op te knappen. Pete steunde haar wel financieel, maar hij was niet in het kind geïnteresseerd. Hij vertelde zelfs aan niemand dat hij vader was geworden.’

‘Ook niet aan jou?’ Ik staar hem verbaasd aan. ‘Wist je niet dat hij een kind had?’

‘Pas na zijn dood.’ Zijn gezicht wordt iets harder. ‘Ik hield van Pete, maar dit kan ik hem heel moeilijk vergeven. Maar goed, een paar maanden na zijn dood kwam Marie met dat kleintje aanzetten.’ Jack ademt hoorbaar uit. ‘Tja. Je kunt je voorstellen hoe we ons voelden. Geschokt is nog zacht uitgedrukt. Maar Marie wilde pertinent niet dat iemand erachter zou komen. Ze wilde Alice als een gewoon kind laten opgroeien, niet als de liefdesbaby van Pete Laidler. Niet als de erfgename van een onmetelijk fortuin.’

Het duizelt me. Een vierjarige die Pete Laidlers deel van Panther nv erft. Godsamme.

‘Dus zij krijgt alles?’ zeg ik aarzelend.

‘Niet alles, nee, maar wel veel. Petes familie is meer dan gul geweest. En daarom houdt Marie haar uit de schijnwerpers.’ Hij spreidt zijn handen. ‘Ik weet dat we haar niet eeuwig kunnen blijven afschermen. Vroeg of laat komt het aan het licht. Maar als de media erachter komen, zullen ze door het dolle heen zijn. Ze zal naar de top van de lijsten van rijke mensen schieten... andere kinderen zullen het haar moeilijk maken... ze zal niet meer gewoon zijn. Sommige kinderen kunnen dat aan, maar Alice... is niet zo’n kind. Ze heeft astma, ze is nogal broos.’

Terwijl Jack praat, denk ik terug aan de berichten over Petes dood. Elke krant had zijn foto op de voorpagina.

‘Ik wil het kind te veel in bescherming nemen.’ Jack glimlacht spijtig. ‘Ik weet het. Zelfs Marie zegt het. Maar... ze is me zo dierbaar.’ Hij kijkt even in de verte. ‘Ze is het enige dat we nog van Pete hebben.’

Ik kijk hem aan, plotseling ontroerd.

‘Dus daar gingen die telefoontjes over?’ zeg ik aarzelend.

‘Daarom moest je opeens weg?’

307

Jack zucht. ‘Ze waren bij een verkeersongeluk betrokken geraakt. Niets ernstigs, maar... we zijn extra op onze hoede, na Pete. We wilden er gewoon zeker van zijn dat ze de goede behandeling kregen.’

‘Ja.’ Ik krimp een beetje in elkaar. ‘Dat kan ik me voorstellen.’

Het blijft even stil. Mijn brein probeert alle stukjes in elkaar te passen. Het allemaal te bevatten.

‘Toch snap ik het niet,’ zeg ik. ‘Waarom mocht ik tegen niemand zeggen dat je naar Schotland was geweest? Daar zou toch niemand iets achter zoeken?’

Jack rolt wanhopig met zijn ogen.

‘Dat was mijn eigen oerstomme fout. Ik had tegen een paar mensen gezegd dat ik die dag naar Parijs zou gaan, bij wijze van extra voorzorgsmaatregel. Ik nam een anonieme vlucht. Ik dacht dat er geen haan naar zou kraaien. Toen kwam ik het kantoor in... en daar zat jij.’

‘En toen baalde je.’

‘Niet precies.’ Hij kijkt me aan. ‘Ik wist niet precies wat er door me heen ging.’

Ik voel dat ik rood word en schraap verlegen mijn keel.

‘Dus... eh...’ zeg ik met afgewende blik. ‘Dus daarom...’

‘Ik wilde alleen voorkomen dat jij zou zeggen: “Hé, hij zat niet in Parijs, hij zat in Schotland!” en dat er een geruchtenmolen op gang zou komen.’ Jack schudt zijn hoofd. ‘Je zou verbaasd staan van de bespottelijke theorieën die mensen bij elkaar verzinnen als ze niets beters te doen hebben. Ik heb het allemaal al eens gehoord, weet je. Ik wil de onderneming verkopen... ik ben homo... ik zit in de maffia...’

‘Eh... echt?’ zeg ik, en ik strijk een lok haar glad. ‘Goh. Wat stom van die mensen!’

Er drentelen een paar meisjes onze kant op en we zwijgen allebei tot ze weg zijn.

‘Emma, het spijt me dat ik het je niet eerder kon vertellen,’ zegt Jack dan zacht. ‘Ik wist dat het je kwetste, ik wist dat je het gevoel had dat ik je buitensloot, maar... het is gewoon niet iets dat je zomaar kunt vertellen.’

308

‘Nee!’ zeg ik spontaan. ‘Natuurlijk niet. Ik ben stom geweest.’

Ik schuif schutterig met mijn teen in het grind en schaam me een beetje. Ik had kunnen weten dat het iets belangrijks was. Toen hij zei dat het een gecompliceerde, gevoelige kwestie was, zei hij gewoon de waarheid.

‘Er zijn maar een paar mensen die ervan weten.’ Jack kijkt me ernstig aan. ‘Een paar bijzondere, betrouwbare mensen.’

Iets aan zijn blik knijpt mijn keel dicht. Ik kijk terug en voel het bloed naar mijn wangen stijgen.

‘Komen jullie?’ roept een opgewekte stem. We schrikken op en zien een vrouw in zwarte spijkerbroek naderen. ‘De voorstelling begint zo!’ zegt ze stralend.

Het voelt alsof ze me met een klap uit een droom heeft gewekt.

‘Ik... ik moet naar Lissy’s dans gaan kijken,’ zeg ik verdwaasd.

‘Ja. Goed, dan laat ik je maar alleen. Dat was eigenlijk alles wat ik te zeggen had.’ Jack komt langzaam overeind en draait zich naar me om. ‘Nog één ding.’ Hij kijkt me een paar seconden zwijgend aan. ‘Emma, ik besef dat de afgelopen dagen niet gemakkelijk voor je geweest kunnen zijn. Jij bent de hele tijd een toonbeeld van discretie geweest, terwijl ik... dat niet was. En ik wilde je mijn verontschuldigingen aanbieden. Nogmaals.’

‘Het... het is al goed,’ zeg ik met verstikte stem. Jack keert zich weer om, ik zie hem langzaam over het grind weglopen en ik voel me helemaal verscheurd.

Hij is helemaal hierheen gekomen om me zijn geheim te vertellen. Zijn grote, kostbare geheim. Dat had hij niet hoeven doen.

O, god. O, god.

‘Wacht!’ hoor ik mezelf uitroepen, en Jack draait zich direct om.

‘Zou je... Heb je zin om mee te gaan?’ En ik voel de blijdschap door me heen kabbelen als zijn gezicht zich in een glimlach plooit. Terwijl we samen over het grind knarsen, raap ik mijn moed bij elkaar om iets te zeggen.

‘Jack, ik moet jou ook iets vertellen. Over... over wat je net zei. Ik weet dat ik pas heb gezegd dat je mijn leven had verwoest.’

309

‘Ik weet het nog,’ zegt Jack wrang.

‘Nou, het zóú kunnen dat ik het mis had.’ Ik schraap timide mijn keel. ‘Ik... ik hád het zelfs mis.’ Ik kijk hem openhartig aan.

‘Jack, je hebt mijn leven niet verwoest.’

‘Nee?’ zegt Jack. ‘Moet ik het nog eens proberen?’

Of ik het wil of niet, er welt een giechel in me op.

‘Néé!’

‘Nee? Is dat je definitieve antwoord?’

Hij kijkt me aan met een grotere vraag in zijn ogen, en ik voel een scheut, half hoop, half angstig vermoeden. We zwijgen allebei een poos. Ik adem iets te snel. Plotseling valt Jacks blik belangstellend op mijn hand.

‘Ik ben over Jack heen,’ leest hij hardop.

Shit!

Mijn hele gezicht wordt vuurrood.

Ik schrijf nooit meer iets op mijn hand. Nooit. ‘Dat is maar...’

– ik schraap mijn keel weer – ‘... een krabbeltje... Het betekent niet...’

Het getjirp van mijn mobieltje snoert me de mond. Goddank. Wie dit ook is, ik hou van hem. Ik pak het toestel haastig uit mijn tas en toets groen.

‘Emma, je zult eeuwig van me houden!’ snerpt Jemima.

‘Wat?’ Ik kijk met grote ogen naar het toestel.

‘Ik heb het allemaal voor je geregeld!’ zegt ze triomfantelijk. ‘Ik weet het, ik ben een ster, je zou niet weten wat je zonder me moest beginnen...’

‘Wát?’ Ik krijg een angstig voorgevoel. ‘Jemima, waar heb je het over?’

‘Je wraak op Jack Harper, suffie! Aangezien jij er maar als een watje bij zat, heb ik het heft in eigen hand genomen.’

Ik ben even als verlamd.

‘Eh... Jack... neem me niet kwalijk.’ Ik werp hem een vrolijke glimlach toe. ‘Ik... ik moet dit gesprek aannemen.’

Ik ren met knikkende knieën naar de hoek van de binnenhof, ruimschoots buiten gehoorsafstand.

‘Jemima, je had me beloofd dat je niets zou doen,’ sis ik. ‘Je hebt 310

het op je ponyleren tas van Miu Miu gezworen, weet je nog?’

‘Ik héb geen ponyleren tas van Miu Miu!’ kraait ze triomfantelijk. ‘Alleen een van Féndi!’

Ze is gek. Ze is compleet gestoord.

‘Jemima, wat heb je gedaan?’ breng ik moeizaam uit. ‘Zeg wat je hebt gedaan.’

Mijn hart bonkt van angst. Alsjeblieft, zeg niet dat ze krassen op zijn auto heeft gemaakt. Alsjeblieft.

‘Oog om oog, Emma! Die man heeft je verschrikkelijk verraden en dat gaan we ook met hem doen. Goed, ik zit hier met een bijzonder aardige man, Mick heet hij. Hij is journalist, hij schrijft in de Daily World...’

Het bloed stolt me in de aderen.

‘Een roddeljournalist?’ hijg ik. ‘Jemima, ben je krankzínnig geworden?’

‘Doe niet zo kleingeestig en provinciaals,’ repliceert Jemima afkeurend. ‘Emma, de roddelpers is je vríénd. Die journalisten zijn net privé-detectives... maar dan gratis! Mick heeft in het verleden al van alles voor mammie gedaan. Hij is een fantastische speurneus. En hij wil héél graag Jack Harpers geheimpje aan de weet komen. Ik heb hem alles verteld wat we weten, maar hij wil jou ook graag even spreken.’

Ik voel me duizelig. Dit kan niet waar zijn.

‘Jemima, luister,’ zeg ik snel en zacht, alsof ik een krankzinnige van een dak wil praten. ‘Ik wil Jacks geheim niet weten, oké? Ik wil het gewoon vergeten. Je moet die vent tegenhouden.’

‘Nee!’ zegt ze als een recalcitrant kind van zes. ‘Emma, stel je niet zo aan! Je kunt mannen niet over je heen laten lopen zonder iets terug te doen. Je moet het ze betaald zetten. Mammie zegt altijd...’ Ik hoor opeens gierende banden. ‘Oeps. Ongelukje. Ik bel je nog.’

De verbinding wordt verbroken.

Ik ben sprakeloos van afgrijzen.

Ik toets als een razende haar nummer in, maar krijg prompt haar voicemail.

‘Jemima,’ zeg ik meteen na de piep, ‘Jemima, je moet hiermee 311

ophouden! Je moet...’ Ik zwijg abrupt als Jack met een warme glimlach voor me opduikt.

‘Het begint,’ zegt hij, me vragend aankijkend. ‘Alles in orde?’

‘Top,’ zeg ik met verstikte stem, en ik berg mijn mobieltje op.

‘Alles is... top.’

312

25

Ik loop bijna licht in mijn hoofd van paniek de zaal in. Wat heb ik gedaan? Wat heb ik gedaan?

Ik heb Jacks allerkostbaarste geheim aan een moreel verwrongen, wraakgierige krankzinnige in Prada-kleren doorgespeeld. Oké. Rustig nou, houd ik mezelf voor de zoveelste keer voor. Ze weet niet echt iets. Die journalist vindt vast niets. Ik bedoel, wat heeft hij nou helemaal voor aanknopingspunten?

Maar als hij het toch ontdekt? Als hij op de een of andere manier op de waarheid stuit? En Jack vervolgens ontdekt dat ik hem op het goede spoor heb gezet?

Ik word misselijk bij het idee. Mijn maag verkrampt. Waarom heb ik ooit tegen Jemima gezegd dat hij in Schotland was geweest? Waaróm?

Nieuw voornemen: ik verklap nooit meer een geheim. Nooit, nooit, nooit. Ook niet als het onbelangrijk lijkt. Ook niet als ik boos ben.

Of nee... Ik zeg nooit meer wat, punt. Mijn gepraat lijkt me toch alleen maar moeilijkheden op te leveren. Als ik om te beginnen mijn mond had gehouden in dat stomme vliegtuig, zat ik nu niet zo in de penarie.

Ik word stom. Een zwijgend raadsel. Als ze me iets vragen, knik ik alleen, of ik krabbel een cryptische boodschap op een stukje papier. Dat nemen ze dan mee en daar gaan ze op zitten broeden, zoekend naar verborgen betekenissen...

‘Is dat Lissy?’ vraagt Jack, en ik veer geschrokken op. Hij wijst een naam in het programmaboekje aan. Ik volg zijn blik en knik met mijn mond stijf dicht.

313

‘Ken je meer mensen die optreden?’ vraagt hij.

Ik haal zwijgend mijn schouders op: wie weet?

‘En... hoe lang heeft Lissy gerepeteerd?’

Ik aarzel en steek dan drie vingers op.

‘Drie?’ Jack kijkt me vragend aan. ‘Drie wat?’

Ik maak een gebaar met mijn handen dat ‘maanden’ moet betekenen. Ik doe het nog een keer. Jack snapt er niets meer van.

‘Emma, is er iets?’

Ik voel in mijn zak, maar kan geen pen vinden.

Oké, dat niet meer praten wordt niets.

‘Een maand of drie,’ zeg ik hardop.

‘O.’ Jack knikt en kijkt weer in zijn programmaboekje. Zijn gezicht staat kalm en nietsvermoedend, en ik voel de schuldbewuste zenuwen weer in me opkomen. Misschien moet ik het hem maar gewoon vertellen. Nee. Dat kan ik niet. Dat kan ik echt niet. Hoe zou ik moeten beginnen? ‘Trouwens, Jack, weet je nog dat je me vroeg dat ontzettend belangrijke geheim te bewaren? Nou, raad eens...’

Ik moet Jemima in bedwang houden. Zoals in die oorlogsfilms waarin ze de man die te veel weet omleggen. Maar hoe houd ik Jemima in bedwang? Ik heb een gestoorde menselijke Exocetraket gelanceerd die nu door Londen spuit, erop gebrand zo veel mogelijk verwoesting aan te richten, en nu wil ik haar terugroepen, maar de knop doet het niet meer. Oké. Rationeel blijven denken. Er is geen reden tot paniek. Vanavond gebeurt er niets. Ik blijf gewoon proberen haar mobiel te bereiken en zodra ik haar te pakken heb, leg ik haar in simpele taal uit dat ze die vent moet laten ophouden en dat ik anders haar benen breek.

Ik schrik van een laag, gestaag tromgeroffel door de zaal. Ik ben zo druk met andere dingen bezig dat ik gewoon was vergeten waarom we hier zijn. De zaal wordt donker en de toeschouwers om ons heen zwijgen verwachtingsvol. Het geroffel zwelt aan, maar het podium blijft pikzwart.

Het geroffel wordt nog luider en ik begin me gespannen te voe314

len. Dit is een beetje griezelig. Wanneer gaan ze nou dansen?

Wanneer halen ze het doek op? Wanneer...

Pauw! Opeens valt er een duizelingwekkend licht de zaal in, dat me bijna verblindt, en iedereen houdt zijn adem in. Dreunende muziek vult de ruimte en er verschijnt iemand op het podium, alleen, in een zwart glitterkostuum, wervelend en springend. Goh, wie het ook is, hij of zij is verbijsterend. Ik knipper verdwaasd met mijn ogen in het helle licht om het beter te kunnen zien. Ik kan amper zien of het een man of een vrouw is, of... O, mijn god. Het is Lissy.

Ik zit aan mijn stoel gekluisterd van de schok. Al het andere is uit mijn hoofd weggevaagd. Ik kan mijn ogen niet van Lissy afhouden. Ik had geen idee dat ze dit kon. Geen idee! Ik bedoel, we hebben samen op ballet gezeten, en een tijdje op tapdansen, maar we hebben nooit... Ik had nooit... Hoe kan ik iemand meer dan twintig jaar kennen en er nog steeds geen idee van hebben dat ze zo kan dansen?

Ze heeft net een ongelooflijke langzame, lenige dans gedaan met een gemaskerde man, Jean-Paul, denk ik, en nu springt en tolt ze rond met een lang lint. De hele zaal kijkt gefascineerd naar haar en ze straalt gewoon. Ik heb haar in geen maanden zo gelukkig gezien. O, wat ben ik trots op haar. Tot mijn afgrijzen beginnen er tranen achter mijn ogen te prikken. En nu begint mijn neus ook nog te lopen. Ik heb niet eens een tissue bij me. Wat is dit gênant. Ik ga snotteren, als een moeder bij een kerstspel. Nog even en ik spring op, ren met een camcorder naar het podium en roep: ‘Schatje, wuif eens naar pappie?’

Oké. Ik moet me vermannen, anders wordt het net zoiets als die keer toen ik met mijn petekind Amy naar Tarzan ging, die Disney-animatiefilm. Toen het licht weer aanging, sliep Amy als een roos en was ik in tranen en werd ik aangegaapt door een massa onverschillige kleuters. (Ik kan ter verdediging aanvoeren dat het écht romantisch was. En dat Tarzan best een lekker ding was.) 315

Mijn hand wordt aangeraakt. Ik kijk op en zie dat Jack me een zakdoek aanbiedt. Als ik hem aanneem, sluiten Jacks vingers zich even om de mijne.

Tegen het eind van de voorstelling ben ik in een roes. Lissy buigt als een echte ster en Jack en ik applaudisseren als bezetenen en grijnzen naar elkaar.

‘Tegen niemand zeggen dat ik heb gehuild, hoor,’ zeg ik boven het applaus uit.

‘Nee,’ zegt Jack, en hij glimlacht quasi-medelijdend naar me.

‘Ik beloof het.’

Het doek valt voor de laatste keer en het publiek begint op te staan en tassen en jassen bij elkaar te rapen. En nu we weer op aarde zijn, voel ik mijn opwinding wegebben en de zenuwen terugkomen. Ik moet nog een keer proberen Jemima te bereiken. De mensen stromen naar buiten en over de binnenhof naar een verlichte ruimte aan de andere kant.

‘Ik heb met Lissy op het feest afgesproken,’ zeg ik tegen Jack.

‘Dus, eh... waarom ga jij niet vast? Ik moet even snel bellen.’

‘Gaat het wel?’ vraagt Jack, en hij kijkt me bezorgd aan. ‘Je lijkt zo nerveus.’

‘Ik voel me prima!’ zeg ik. ‘Alleen opgewonden!’ Ik straal zo overtuigend mogelijk naar hem, wacht tot hij veilig buiten gehoorsafstand is en bel Jemima. Weer de voicemail. Nog een keer. Weer de voicemail.

Ik kan wel krijsen van frustratie. Waar zit ze? Wat doet ze? Hoe kan ik haar in bedwang houden als ik niet eens weet waar ze is?

Ik blijf roerloos staan en probeer de paniekgolven te negeren en te bedenken wat ik nu moet doen.

Oké, ik zal gewoon naar het feest moeten gaan, zo normaal mogelijk doen, blijven proberen haar te bereiken en in het uiterste geval wachten tot ik haar weer zie. Er zit niets anders op. Het komt wel goed. Het komt wel goed.

Het is een enorm, vrolijk en rumoerig feest. Alle dansers zijn er, nog in kostuum, en iedereen uit de zaal en dan nog een heel stel 316

mensen die zomaar gekomen lijken te zijn. Obers gaan met glazen rond en het lawaai van het gepraat is oorverdovend. Ik kom binnen en zie geen bekenden. Ik neem een glas wijn, begeef me in de menigte en vang links en rechts flarden van gesprekken op.

‘... schitterende kostuums...’

‘... tijd om te repeteren vandaan gehaald?’

‘... rechter was zó ontzéttend star...’

Opeens ontdek ik Lissy, die verhit en stralend temidden van een stel knappe mannen van het type advocaat staat, van wie er een onbeschaamd naar haar benen kijkt.

‘Lissy!’ roep ik. Ze draait zich om en ik geef haar een dikke knuffel. ‘Ik had geen idee dat je zo goed kon dansen! Je was super!’

‘O, nee, echt niet,’ zegt ze prompt, en ze trekt zo’n typisch Lissy-gezicht. ‘Ik heb er een zootje van gemaakt in...’

‘Stop!’ onderbreek ik haar. ‘Lissy, het was echt fantastisch. Jíj was fantastisch.’

‘Maar ik was gewoon waardeloos in...’

‘Dat mag je niet zeggen!’ roep ik bijna krijsend uit. ‘Je was fantastisch. Zeg het dan. Zég het, Lissy.’

‘Nou... goed dan.’ Haar gezicht plooit zich onwillig in een glimlach. ‘Oké. Ik was... fantastisch!’ Ze lacht opgetogen. ‘Emma, ik heb me nooit van mijn leven zo goed gevoeld! En raad eens?

We maken al plannen voor een tournee, volgend jaar.’

‘Maar...’ Ik kijk haar verbaasd aan. ‘Je zei dat je dit nooit meer wilde doen, echt nooit meer, en dat ik je moest tegenhouden als je er weer over begon.’

‘O, dat was maar plankenkoorts,’ zegt ze, en ze wuift het luchtig weg. Dan zegt ze zachter: ‘Trouwens, ik zag Jack net.’ Ze kijkt me nieuwsgierig aan. ‘Wat is er aan de hand?’

Mijn hart bonkt in mijn keel. Zal ik haar over Jemima vertellen?

Nee. Dan raakt ze alleen maar van streek. En trouwens, we kunnen nu geen van beiden iets doen.

‘Jack is gekomen om met me te praten.’ Ik aarzel. ‘Om... me zijn geheim te vertellen.’

317

‘Dat meen je niet!’ hijgt Lissy, en ze slaat een hand voor haar mond. ‘En... wat is het?’

‘Dat mag ik je niet vertellen.’

‘Mag je dat niet vertellen?’ Lissy gaapt me ongelovig aan. ‘Na alles wat er gebeurd is, ga je het me niet eens vertéllen?’

‘Lissy, dat kan ik echt niet maken.’ Ik trek een gekweld gezicht.

‘Het is... gecompliceerd.’

God, ik klink net als Jack.

‘Nou, goed dan,’ zegt Lissy een beetje narrig. ‘Ik zal het wel overleven. En... zijn jullie weer samen?’

‘Ik weet het niet,’ zeg ik blozend. ‘Misschien.’

‘Lissy! Dat was briljant!’ Er duiken een paar meiden in mantelpak naast Lissy op. Ik glimlach en trek me terug wanneer ze hen begroet.

Jack is nergens te bekennen. Zal ik Jemima nog eens bellen?

Ik pak steels mijn mobieltje, maar stop het haastig weer weg als ik een stem achter me ‘Emma!’ hoor roepen.

Ik kijk om en schrik me wild. Daar staat Connor, in een pak, met een glas wijn en glanzend blond haar onder de felle lichten. Hij heeft een nieuwe das om, zie ik meteen. Blauw, met grote gele noppen. Ik vind hem niet mooi.

‘Connor, wat doe jij hier?’ roep ik verbaasd uit.

‘Lissy had me een folder gestuurd,’ antwoordt hij een beetje afwerend. ‘Ik heb Lissy altijd graag gemogen. Ik dacht: kom, ik ga erheen.’ Hij vervolgt verlegen: ‘En ik ben blij dat ik je zie. Ik wil graag even met je praten, als dat mag.’

Hij trekt me mee naar de deur, weg van de grote massa, en ik loop een tikkeltje nerveus mee. Ik heb niet meer echt met Connor gepraat sinds Jack op tv was. Wat zou kunnen komen doordat ik me uit de voeten maakte zodra ik een glimp van hem opving.

‘Ja?’ zeg ik, me naar hem omkerend. ‘Waar wilde je het over hebben?’

‘Emma.’ Connor schraapt zijn keel alsof hij op het punt staat een officiële redevoering te gaan houden. ‘Ik heb het gevoel dat je niet altijd... helemaal eerlijk tegen me bent geweest in onze relatie.’

318

Dat zou weleens het eufemisme van het jaar kunnen zijn.

‘Je hebt gelijk,’ geef ik beschaamd toe. ‘O, god, Connor. Ik heb echt heel veel spijt van alles wat er is gebeurd...’ Hij steekt waardig zijn hand op.

‘Het geeft niet. Dat is allemaal oude koek. Maar ik zou je dankbaar zijn als je nu volkomen eerlijk tegen me zou willen zijn.’

‘Absoluut,’ zeg ik ernstig knikkend. ‘Uiteraard.’

‘Ik heb sinds kort... een nieuwe relatie,’ zegt hij een beetje stijfjes.

‘Wauw!’ zeg ik verrast. ‘Wat fijn! Connor, ik ben echt blij voor je. Hoe heet ze?’

‘Ze heet Francesca.’

‘En waar heb je...’

‘Ik wilde je iets over seks vragen,’ snijdt Connor me in een verlegen opwelling de pas af.

‘O! Op zo’n manier.’ Ik voel een steekje teleurstelling, dat ik verberg door een slok wijn te nemen. ‘Goed.’

‘Was je eerlijk tegen me op dat... vlak?’

‘Eh... wat bedoel je?’ vraag ik luchtig. Ik wil dit uitstellen.

‘Was je eerlijk in bed?’ Zijn gezicht wordt brandweerautorood.

‘Of deed je maar alsof?’

O, nee. Denkt hij dat echt?

‘Connor, ik heb nooit gedaan alsof ik klaarkwam,’ zeg ik zacht.

‘Met mijn hand op mijn hart. Nooit.’

‘Nou... goed.’ Hij wrijft zenuwachtig langs zijn neus. ‘Maar heb je met andere dingen gedaan alsof?’

Ik kijk hem onzeker aan. ‘Ik begrijp niet goed wat je...’

‘Waren er bepaalde...’ – hij schraapt zijn keel – ‘... bepaalde technieken van me waarvan je maar deed alsof je ervan genoot?’

O, god. Alsjeblíéft, vraag dat niet.

‘Weet je, eigenlijk... weet ik het niet meer!’ houd ik de boot af.

‘Trouwens, ik moet eens gaan...’

‘Emma, ik wil het weten!’ zegt hij, plotseling vurig. ‘Ik sta aan het begin van een nieuwe relatie. Het is niet meer dan redelijk dat ik mag... leren van fouten uit het verleden.’

Ik kijk naar zijn glimmende gezicht en krijg opeens een enorm 319

schuldgevoel. Hij heeft gelijk. Ik moet eerlijk zijn. Ik moet eindelijk eens open kaart spelen.

‘Goed,’ zeg ik uiteindelijk, en ik ga dichter bij hem staan. ‘Weet je nog, dat ene dat je altijd met je tong deed?’ Ik ga nog zachter praten. ‘Die... glíjder? Nou, soms kreeg ik dan zin om te... te lachen. Als ik je dus een tip zou mogen geven, zou ik zeggen dat je niet...’

Ik zie zijn gezicht en de woorden besterven me op de lippen. Shit. Hij heeft het al gedaan.

‘Francesca zei...’ zegt Connor met een stem zo stijf als een plank, ‘Francesca zei dat ze dat heel opwindend vond.’

‘Nou, dat is dan natuurlijk ook zo!’ neem ik als een bezetene mijn woorden terug. ‘Iedere vrouw is weer anders. We hebben allemaal een ander lichaam... Iedereen houdt van... andere dingen.’

Connor kijkt me geagiteerd aan.

‘Ze zei ook dat ze gek was op jazzmuziek.’

‘Ja, waarom niet? Er zijn zat mensen die wíld zijn van jazzmuziek.’

‘Ze zei dat ze het zo leuk vond dat ik Woody Allen zin voor zin kon citeren.’ Hij wrijft over zijn rode gezicht. ‘Heeft ze dat gelogen?’

‘Nee, ik weet zeker dat ze...’ Ik houd machteloos mijn mond.

‘Emma...’ Hij kijkt me verwilderd aan. ‘Hebben álle vrouwen geheimen?’

O, nee. Heb ik Connors vertrouwen in de vrouw als soort voorgoed kapotgemaakt?

‘Nee!’ roep ik uit. ‘Natuurlijk niet! Echt, Connor, ik weet zéker dat ik de enige ben.’

Een flits bekend blond haar bij de ingang van de zaal knijpt mijn stem af. Mijn hart slaat over.

Dat zal toch niet...

Dat kan toch niet...

‘Connor, ik moet weg,’ zeg ik, en ik spoed me naar de ingang.

‘Ze zei dat ze maat 36 had!’ roept Connor me hulpeloos na.

‘Wat betekent dat? Wat voor maat moet ik dan kopen?’

‘38!’ roep ik over mijn schouder.

320

Ze is het. Het is Jemima. In de foyer. Wat komt ze hier doen?

De deur gaat weer open en ik schrik zo dat ik er duizelig van word. Ze heeft een vent bij zich. In een spijkerbroek, met gemillimeterd haar en nieuwsgierige kraalogen. Hij heeft een fototoestel om zijn schouder en kijkt geïnteresseerd om zich heen. Nee.

Dat kan ze niet hebben gedaan.

‘Emma,’ zegt een stem in mijn oor.

‘Jack!’ Ik draai me bliksemsnel om en zie hem met donkere ogen vol genegenheid naar me glimlachen.

‘Alles goed?’ zegt hij, en hij tikt teder tegen mijn neus.

‘Top!’ zeg ik een beetje schril. ‘Super!’

Ik moet deze situatie onder controle krijgen. Dat moet.

‘Jack... zou je een glas water voor me kunnen halen?’ hoor ik mezelf zeggen. ‘Ik blijf hier. Ik ben een beetje duizelig.’ Jack kijkt me bezorgd aan.

‘Weet je, ik dacht al dat er iets was. Ik breng je naar huis. Ik laat de auto komen.’

‘Nee. Dat.. dat hoeft niet. Ik wil blijven. Als je maar water voor me haalt.’ En ik besluit, iets te laat: ‘Alsjeblieft?’

Zodra hij weg is, storm ik de foyer in, bijna struikelend in de haast.

‘Emma!’ Jemima kijkt blij op. ‘Uitstekend! Ik wilde je net gaan zoeken. Goed, dit is Mick, en hij wil je een paar vragen stellen. We wilden in dat kamertje daar gaan zitten.’ Ze loopt een kleine, lege kantoorkamer in die aan de foyer grenst.

Ik pak haar arm. ‘Nee!’ zeg ik. ‘Jemima, je moet weg. Nu. Ga weg!’

‘Ik ga nergens heen!’ Jemima rukt haar arm los en kijkt met rollende ogen naar Mick, die de deur van de kamer achter me sluit.

‘Ik had je toch gezegd hoe dwars ze doet.’

‘Mick Collins.’ Mick duwt me zijn kaartje in handen. ‘Heel fijn je te ontmoeten, Emma. Goed, je hoeft je geen zorgen te maken, toch?’ Hij glimlacht sussend naar me, alsof hij dagelijks door hysterische vrouwen wordt weggestuurd. Wat waarschijnlijk ook zo is. ‘We gaan lekker zitten, een babbeltje maken...’

321

Hij kauwt op kauwgom onder het praten. Ik moet bijna braken als ik een vleug scherpe pepermuntgeur in mijn neus krijg.

‘Hoor eens, het is een misverstand,’ zeg ik, met moeite beleefd blijvend. ‘Ik ben bang dat er geen verhaal is.’

‘Zullen we dat even afwachten?’ zegt Mick met een vriendelijke glimlach. ‘Jij vertelt me de feiten...’

‘Nee! Ik bedoel, die zijn er niet.’ Ik wend me tot Jemima. ‘Ik heb tegen je gezegd dat ik niet wilde dat je iets deed. Je hebt het beloofd!’

‘Emma, wat ben je toch een watje.’ Ze werpt Mick een wanhopige blik toe. ‘Zie je nou waarom ik wel iets móést doen? Ik heb je verteld hoe misselijk Jack Harper haar heeft behandeld. Hij moet zijn lesje leren.’

‘Absoluut,’ beaamt Mick, en hij kijkt me met zijn hoofd schuin aan, alsof hij me taxeert. ‘Heel aantrekkelijk,’ zegt hij tegen Jemima. ‘Weet je, we zouden een begeleidend interview kunnen overwegen. Mijn escapades met de hoogste baas.’ Hij richt zich tot mij. ‘Je zou er dik mee kunnen verdienen.’

‘Néé!’ zeg ik vol afgrijzen.

‘Emma, doe niet zo tuttig!’ snauwt Jemima. ‘Eigenlijk wil je het best. Het zou een hele nieuwe carrière kunnen worden, weet je?’

‘Ik wil geen nieuwe carrière!’

‘Nou, je vergist je! Weet je wel hoeveel Monica Lewinsky per jaar verdient?’

‘Je bent ziek,’ zeg ik ongelovig. ‘Je bent een door en door gestoorde, verwrongen...’

‘Emma, ik heb alleen jouw belangen voor ogen.’

‘Niet waar!’ roep ik, en ik voel dat ik vuurrood aanloop. ‘Ik... Misschien komt het weer goed tussen Jack en mij!’

Het blijft een halve minuut stil. Ik kijk haar met ingehouden adem aan. Dan lijkt het alsof de moordrobot weer met een schok tot leven komt en opnieuw met laserstralen begint te schieten.

‘Reden te méér!’ zegt Jemima. ‘Dat houdt hem op zijn tenen. Zo ziet hij wie de lakens uitdeelt. Ga door, Mick.’

‘Interview met Emma Corrigan. Dinsdag vijftien juli, tien over 322

halftien.’ Ik kijk op en verstijf van afschuw. Mick heeft een dictafoontje te voorschijn gehaald en houdt het onder mijn neus.

‘Je hebt Jack Harper in het vliegtuig ontmoet. Kun je bevestigen van welke luchthaven het vliegtuig vertrok en wat de bestemming was?’ Hij glimlacht naar me. ‘Spontaan vertellen, alsof je een maatje aan de telefoon hebt.’

‘Ophouden!’ gil ik. ‘Ga weg! Weg!’

‘Emma, word eens volwassen,’ zegt Jemima ongeduldig. ‘Mick zal erachter komen wat dat geheim is, of je hem nu helpt of niet, dus je kunt net zo goed...’ Ze zwijgt abrupt als de deurknop ratelt en naar beneden gaat. De kamer lijkt om me heen te deinen.

Zeg alsjeblieft niet... alsjeblieft...

De deur gaat langzaam open. Ik krijg geen lucht. Ik kan me niet bewegen.

Ik ben nog nooit van mijn leven zo bang geweest.

‘Emma?’ zegt Jack, die met twee glazen water in zijn ene hand binnenkomt. ‘Hoe voel je je? Ik heb met en zonder prik meegebracht, want ik wist niet...’

Hij zwijgt en zijn ogen glijden niet-begrijpend over Jemima en Mick. Hij leest Micks kaartje, dat ik nog steeds in mijn hand heb, en er flitst verbijstering over zijn gezicht. Dan valt zijn blik op de dictafoon en betrekt zijn gezicht.

‘Ik ga maar eens,’ mompelt Mick met opgetrokken wenkbrauwen naar Jemima. Hij laat de dictafoon in zijn zak glijden, pakt zijn rugzak en glipt de kamer uit. Het blijft een paar tellen stil. Ik hoor alleen het bonzen in mijn hoofd.

‘Wie was dat?’ vraagt Jack ten slotte. ‘Een journalist?’

Al het licht is uit zijn ogen verdwenen. Hij kijkt alsof iemand zijn tuin heeft vertrapt.

‘Ik... Jack...’ zeg ik schor. ‘Het is niet... het is niet...’

‘Waarom...’ Hij wrijft over zijn voorhoofd alsof hij probeert de situatie te verklaren. ‘Waarom zat je met een journalist te praten?’

‘Waarom dénk je dat ze met een journalist zat te praten?’ mengt Jemima zich triomfantelijk in het gesprek.

‘Wat?’ Jacks ogen vinden haar en vullen zich met weerzin. 323

‘Jij denkt dat je zo’n gewichtige miljonair bent! Jij denkt dat je kleine mensen kunt gebruiken. Je denkt dat je straffeloos iemands intiemste geheimen kunt verraden en haar compleet vernederen. Nou, dat lukt je dus niet!’

Ze loopt op hem af, slaat haar armen over elkaar en steekt voldaan haar kin omhoog. ‘Emma heeft op een kans gewacht om zich op je te wreken, en die heeft ze nu! Dat was écht een journalist, als je het weten wilt. En hij zit je op je huid. En wanneer jij je Schotse geheimpje in koeienletters in alle kranten ziet staan, weet jij misschien óók hoe het voelt als je verraden wordt! En misschien krijg je dan spijt. Zeg het dan tegen hem, Emma! Zeg het!’

Maar ik ben verlamd.

Zodra ze het woord Schots uitsprak, zag ik Jacks gezicht veranderen. Het leek te verschieten. Hij leek bijna ademloos van de schrik. Hij keek me recht aan en ik zag het groeiende ongeloof in zijn ogen.

‘Je denkt misschien dat je Emma kent, maar je kent haar helemaal niet,’ vervolgt Jemima genietend, als een kat die haar prooi verscheurt. ‘Je hebt haar onderschat, Jack Harper. Je hebt onderschat waartoe ze in staat is.’

Hou je kop! schreeuwt het in mijn binnenste. Het is niet waar!

Jack, ik zou nooit, nooit...

Maar mijn hele lichaam weigert dienst. Ik kan niet eens slikken. Als gekneveld kijk ik hem aan, hulpeloos, in de wetenschap dat het schuldbesef van mijn gezicht moet druipen.

Jack doet zijn mond open en weer dicht. Dan draait hij zich op zijn hakken om, trekt de deur open en loopt weg. Het is even stil in het kamertje.

‘Zo!’ zegt Jemima, en ze klapt zegevierend in haar handen. ‘Dat zal hem leren!’

Het is alsof ze de betovering heeft verbroken. Ik kan me opeens weer bewegen. Ik kan weer ademhalen.

‘Jij...’ Ik beef zo hard dat ik bijna niet kan praten. ‘Jij stomme... stomme... onnadenkende... trut!’

De deur zwaait open en daar staat Lissy, met grote ogen.

‘Wat is hier verdomme gebeurd?’ vraagt ze op hoge toon. ‘Ik 324

zag Jack net naar buiten stormen. Hij had een gezicht als een donderwolk!’

‘Ze kwam met een journalist aanzetten!’ zeg ik gekweld, en ik wijs naar Jemima. ‘Zo’n misselijke roddeljournalist. En Jack zag ons hier een onderonsje houden, en nu denkt hij... God mag weten wat hij denkt...’

‘Stomme trut die je bent!’ Lissy geeft Jemima een klap in haar gezicht. ‘Hoe haal je het in je hoofd?’

‘Au! Ik hielp Emma zich op de vijand te wreken.’

‘Hij is mijn vijand niet, achterlijke...’ Ik ben bijna in tranen.

‘Lissy... wat moet ik nu doen? Wat?’

‘Rennen!’ zegt ze, en ze kijkt me gespannen aan. ‘Je kunt hem nog inhalen. Ga dan.’

Ik spuit de deur door en de binnenhof over, met zwoegende borstkas en brandende longen. Bij de weg aangekomen kijk ik panisch van links naar rechts. Dan zie ik hem op straat lopen.

‘Jack, wacht.’

Hij loopt met zijn mobieltje aan zijn oor, en bij het horen van mijn stem draait hij zich met een strak gezicht om.

‘Dus daarom was je zo in Schotland geïnteresseerd.’

‘Nee!’ zeg ik ontzet. ‘Nee! Luister, Jack, ze weten het niet. Ze weten niets, ik zweer het. Ik heb niets gezegd over...’ Ik bedwing me. ‘Jemima weet alleen dat je er bent geweest, meer niet. Ze blufte. Ik heb niets gezegd.’

Jack geeft geen antwoord. Hij kijkt me lang aan en loopt dan door.

‘Jemima heeft die vent gebeld, niet ik!’ roep ik wanhopig, en ik zet de achtervolging in. ‘Ik probeerde haar tegen te houden... Jack, je kent me toch! Je wéét dat ik je dat nooit zou aandoen. Ja, ik heb Jemima verteld dat je in Schotland was geweest. Ik was gekwetst, en ik was boos en... het floepte eruit. En dat was fout. Maar... maar jij hebt ook een fout gemaakt, en ik heb je vergeven.’

Hij kijkt me niet eens aan. Hij geeft me niet eens een kans. Zijn zilverkleurige auto stopt langs de stoeprand en hij maakt het portier open. 325

De paniek slaat toe.

‘Jack, het komt niet door mij,’ doe ik nog een verwoede poging.

‘Echt niet. Je moet me geloven. Daarom heb ik niet naar Schotland gevraagd! Ik wilde je geheim niet... verkopen!’ De tranen stromen over mijn gezicht en ik veeg ze woest weg. ‘Ik wilde niet eens zo’n groot geheim wéten. Ik wilde alleen je kleine geheimpjes horen! Je kleine, onbenullige geheimen! Ik wilde je alleen leren kennen... zoals jij mij kent.’

Maar hij kijkt niet om. Het portier valt zwaar in het slot en de auto rijdt de straat uit.

En ik blijf op de stoep achter, zielsalleen.

326

26

Ik kan me niet meteen bewegen. Ik sta daar maar, versuft, met de wind op mijn gezicht, naar het punt aan het eind van de straat te staren waar Jacks auto is verdwenen. Ik hoor zijn stem nog in mijn hoofd. Ik zie zijn gezicht nog voor me. Hoe hij naar me keek, alsof hij me bij nader inzien toch niet kende.

Mijn lichaam verkrampt van pijn en ik doe mijn ogen dicht, bijna niet in staat het te verdragen. Kon ik de klok maar terugzetten... Had ik maar krachtiger opgetreden... Had ik Jemima en haar vriend maar buiten de deur gezet... Had ik maar sneller iets gezegd toen Jack kwam opduiken...

Maar dat heb ik niet gedaan. En nu is het te laat. Een groep feestgangers komt van de binnenhof de straat op, lachend en overleggend over taxi’s.

‘Gaat het?’ vraagt iemand verwonderd, en ik schrik.

‘Ja hoor,’ zeg ik. ‘Dank je.’ Ik kijk nog een keer naar het verdwijnpunt van Jacks auto en dwing mezelf dan me om te draaien en langzaam terug naar het feest te lopen. Lissy en Jemima zitten nog in het kantoortje, Jemima in elkaar gekrompen van doodsangst terwijl Lissy haar de les leest.

‘... egoïstische onvolwassen trut! Ik kots van jou, weet je dat wel?’

Ik heb ooit iemand horen zeggen dat Lissy een rottweiler was in de rechtszaal, en dat kon ik nooit begrijpen, maar nu ik haar heen en weer zie ijsberen, met fonkelende ogen van woede, jaagt ze mij ook de stuipen op het lijf.

‘Emma, laat haar ophouden!’ smeekt Jemima. ‘Laat haar niet zo tegen me tekeergaan.’

327

‘En... hoe ging het?’ Lissy kijkt me hoopvol aan. Ik schud zwijgend mijn hoofd.

‘Is hij...’

‘Hij is weg.’ Ik slik. ‘Ik wil er liever niet over praten.’

‘O, Emma.’ Ze bijt op haar onderlip.

‘Niet doen,’ zeg ik beverig. ‘Dan ga ik huilen.’ Ik leun tegen de muur en haal een paar keer diep adem in een poging me te vermannen. ‘Waar is haar vriendje?’ vraag ik uiteindelijk, en ik wijs met mijn duim naar Jemima.

‘Die is eruit gesmeten,’ zegt Lissy voldaan. ‘Hij probeerde een foto van rechter Hugh Morris in maillot te maken, en toen heeft een groep advocaten hem omsingeld en hem eruit gejonast.’

‘Jemima, luister.’ Ik dwing mezelf in haar blauwe, berouwloze ogen te kijken. ‘Je mag hem niet nog meer laten ontdekken. Dat mág niet.’

‘Het is al goed,’ zegt ze verongelijkt. ‘Ik heb het al tegen hem gezegd. Lissy heeft me gedwongen. Hij gaat er niet achteraan.’

‘Hoe weet je dat?’

‘Hij zou mammie nooit tegen zich in het harnas jagen. Hij heeft een nogal lucratieve overeenkomst met haar.’

Ik werp Lissy een ‘is ze te vertrouwen?’-blik toe en ze haalt weifelend haar schouders op.

‘Jemima, dit is een dreigement.’ Ik loop naar de deur en draai me met een streng gezicht naar haar om. ‘Als hier ook maar iets van uitlekt, wat dan ook, breng ik in de openbaarheid dat jij snurkt.’

‘Ik snurk niet!’ zegt Jemima nuffig.

‘O, jawel,’ zegt Lissy. ‘Als je te veel hebt gedronken, snurk je als een os. En we vertellen óók aan iedereen dat je je Donna Karanjas in een koopjeskelder hebt gekocht.’

Jemima snakt naar adem van ontzetting

‘Dat is niet waar,’ zegt ze, maar haar wangen worden rood.

‘Welles. Ik heb de plastic tas gezien,’ schiet ik Lissy te hulp. ‘En we verklappen dat je een keer gebakje hebt gezegd in plaats van taartje.’

328

Jemima slaat een hand voor haar mond.

‘... en dat je cultivéparels hebt, geen echte...’

‘... en dat je nooit echt zelf kookt voor je dineetjes...’

‘... en dat die foto van jou met prins William nep is...’

‘... en we zeggen tegen elke man die ooit nog met je uit wil dat je alleen maar een ring met diamant aan je vinger wilt!’ besluit ik met een dankbare blik naar Lissy.

‘Oké,’ zegt Jemima, die zo ongeveer in tranen is. ‘Oké! Ik beloof dat ik het erbij laat zitten. Ik zweer het. Als je maar niets over de koopjeskelder zegt. Alsjeblieft. Mag ik nu weg?’ Ze kijkt smekend naar Lissy.

‘Ja, je kunt gaan,’ zegt Lissy minachtend, en Jemima kiest het hazenpad. Als de deur in het slot valt, kijk ik Lissy aan.

‘Is die foto van Jemima met prins William echt nep?’

‘Ja! Had ik dat niet verteld? Ik deed een keer iets voor haar op haar computer en toen opende ik per ongeluk een bestand... en toen zag ik het. Ze heeft gewoon haar eigen kop op het lijf van een andere meid geplakt!’

Ik giechel tegen wil en dank.

‘Ze is echt ongelooflijk.’

Ik voel me opeens slap en zak in een stoel. Het blijft een poosje stil. In de verte klinkt een bulderend gelach op van het feest en er loopt iemand langs de deur die het heeft over het probleem van het rechtsstelsel als zodánig...

‘Wilde hij niet eens luisteren?’ zegt Lissy ten slotte.

‘Nee. Hij liep gewoon weg.’

‘Is dat niet een beetje extreem? Ik bedoel, hij heeft al jouw geheimen verklapt, en jij maar één van...’

‘Je snapt het niet.’ Ik staar naar het saaie bruine projecttapijt.

‘Wat Jack me heeft verteld, is niet zomaar iets. Het is iets dat hij koestert. Hij was helemaal hierheen gekomen om het me te vertellen. Om me te bewijzen dat hij het mij wel kon toevertrouwen.’

Ik slik iets weg. ‘En het volgende moment ziet hij dat ik het aan een journalist zit door te vertellen.’

‘Maar dat deed je niet!’ zegt Lissy loyaal. ‘Emma, jij kon er niets aan doen!’

329

‘Wel waar!’ De tranen wellen in mijn ogen op. ‘Als ik gewoon mijn mond had gehouden, als ik Jemima om te beginnen nooit iets had verteld...’

‘Ze had hem hoe dan ook te grazen genomen,’ zegt Lissy. ‘Anders had hij je voor de rechter gesleept vanwege de krassen op zijn auto. Of gewonde geslachtsdelen.’

Ik lach beverig.

De deur zwaait open en de man met veren die ik achter het toneel heb gezien kijkt naar binnen. ‘Lissy! Daar ben je dan. Ze hebben hapjes. Het ziet er best lekker uit.’

‘Oké,’ zegt ze. ‘Dank je, Colin. Ik kom zo.’

Hij gaat weg en Lissy kijkt me aan.

‘Heb je zin in een hapje?’

‘Ik heb niet zo’n trek,’ zeg ik, en ik voeg er snel aan toe: ‘Maar ga gerust. Je zult wel uitgehongerd zijn na je voorstelling.’

‘Ik sterf van de honger,’ geeft ze toe. Dan kijkt ze me gespannen aan. ‘Maar wat ga jij doen?’

‘Ik... ga gewoon naar huis,’ zeg ik, en ik probeer zo opgewekt mogelijk te glimlachen. ‘Maak je geen zorgen, Lissy, ik red me wel.’

En ik wil ook naar huis, maar eenmaal buiten merk ik dat ik mezelf er niet toe kan zetten. Ik ben zo gespannen als een stalen veer. Ik moet er niet aan denken dat ik gezellig op het feest zou moeten babbelen, maar ik kan de zwijgende muren van mijn slaapkamer ook niet aan. Nog niet.

In plaats daarvan loop ik over het grind naar de lege toneelzaal. De deur zit niet op slot en ik loop regelrecht naar binnen. Ik baan me een weg door het donker naar de middelste rij en laat me vermoeid op het zachte, paarse pluche zakken. En terwijl ik naar het zwijgende zwart van het lege podium kijk, rollen er twee dikke tranen uit mijn ogen die langzaam over mijn gezicht druppelen. Ik kan niet geloven dat ik het zo gigantisch heb verpest. Ik kan niet geloven dat Jack echt denkt dat ik... Dat hij gelooft dat ik in staat zou zijn...

Ik blijf de ontzetting op zijn gezicht zien. Ik herleef telkens die 330

opgesloten machteloosheid, die radeloze poging iets te zeggen; me te verklaren.

Kon ik het maar overdoen...

Opeens kraakt er iets. De zaaldeur gaat langzaam open. Ik tuur onzeker door het schemerduister naar de gestalte die de zaal in loopt en blijft staan. Ondanks alles begint mijn hart te bonzen van ondraaglijke hoop. Het is Jack. Het moet Jack zijn. Hij is me komen zoeken. Er valt een lange, martelende stilte. Ik sta strak van spanning. Waarom zegt hij niets? Waarom praat hij niet?

Wil hij me straffen? Verwacht hij dat ik weer mijn verontschuldigingen aanbied? O, god, dit is niet te harden. Zeg eens iets, smeek ik in stilte. Als je maar iets zégt.

‘O, Francesca...’

‘O, Connor...’

Wat? Ik tuur nog eens, nu met meer inspanning, en voel de klap van de teleurstelling. Wat ben ik ook een debiel. Het is Jack niet. Het is niet een gestalte; het zijn er twee. Connor en wat zijn nieuwe vriendin moet zijn – en ze zijn aan het vrijen. Ik maak me ontroostbaar klein in mijn stoel en probeer mijn oren dicht te houden, maar het helpt niet. Ik hoor alles.

‘Vind je dit lekker?’ fluistert Connor.

‘Hmm...’

‘Vind je het echt lekker?’

‘Natuurlijk! Hou op met dat gevraag!’

‘Sorry,’ zegt Connor, en dan wordt het weer stil, afgezien van een ‘hmm’ zo af en toe.

‘Vind je dít lekker?’ klinkt zijn stem opeens weer.

‘Dat heb ik al gezegd.’

‘Francesca, eerlijk zeggen, ja?’ Connors stem klimt geagiteerd omhoog. ‘Want als je nee bedoelt, dan...’

‘Ik bedoel geen nee! Connor, waar zit jij mee?’

‘Waar ik mee zit, is dat ik je niet geloof.’

‘Je gelóóft me niet?’ Ze klinkt woedend. ‘Waarom geloof je me in vredesnaam niet?’

Opeens loop ik over van berouw. Dit is allemaal mijn schuld. Ik 331

heb niet alleen mijn eigen relatie geruïneerd, maar die van hen ook nog eens. Ik moet iets doen. Ik moet proberen bruggen te slaan. Ik schraap mijn keel. ‘Eh... pardon?’

‘Wie is daar, verdomme?’ valt Francesca uit. ‘Is daar iemand?’

‘Ik ben het, Emma. Connors ex.’

Er springt een rij lampen aan en ik zie een roodharig meisje dat me strijdlustig aankijkt, met haar hand op de lichtschakelaar.

‘Wat spook jij hier uit? Ben je ons aan het beglúren?’

‘Nee!’ zeg ik. ‘Hoor eens, het spijt me. Ik wilde niet... Ik hoorde per ongeluk...’ Ik slik. ‘Weet je, Connor wil het je niet moeilijk maken. Hij wil alleen dat je eerlijk bent. Hij wil weten wat jij prettig vindt.’ Ik zet mijn meest begrijpende, moederlijke gezicht op.

‘Francesca... zeg tegen hem wat je wilt.’

Francesca staart me ongelovig aan en kijkt dan naar Connor.

‘Ik wil dat zij opdondert.’ Ze wijst naar mij.

‘O,’ zeg ik bedremmeld. ‘Eh, oké. Sorry.’

‘En doe het licht uit als je weggaat,’ voegt Francesca eraan toe terwijl ze Connor door het gangpad naar het eind van de zaal leidt.

Gaan ze het echt dóén?

Oké, dat wil ik niet afwachten.

Ik pak gehaast mijn tas en hol tussen de stoelen door naar de uitgang. Ik werk me door de klapdeuren de foyer in, doe in het voorbijgaan het licht uit en stap de binnenhof op. Ik doe de deur achter me dicht en kijk op.

En dan verstar ik.

Ik geloof mijn ogen niet. Het is Jack.

Het is Jack, en hij komt met grote passen over de binnenhof naar me toe, met een vastberaden gezicht. Ik heb geen tijd om te denken, of me voor te bereiden.

Mijn hart gaat als een bezetene tekeer. Ik wil iets zeggen, schreeuwen of... iets dóén, maar ik kan het niet. Hij bereikt me knarsend over het grind, pakt me bij de schouders en kijkt me lang en indringend aan.

‘Ik ben bang in het donker.’

‘W-wat?’ hakkel ik.

332

‘Ik ben bang in het donker. Altijd al geweest. Ik heb een honkbalknuppel onder het bed liggen voor je weet maar nooit.’

Ik kijk hem perplex aan.

‘Jack...’

‘Ik heb nooit van kaviaar gehouden.’ Hij zoekt naar woorden.

‘Ik... ik schaam me voor mijn Franse accent.’

‘Jack, waar ben je...’

‘Dat litteken op mijn pols heb ik op mijn veertiende opgelopen, toen ik een flesje bier openmaakte. Toen ik nog klein was, plakte ik kauwgom onder de eettafel van mijn tante Francine. Ik ben ontmaagd door Lisa Greenwood, in de schuur van haar oom, en daarna heb ik haar gevraagd of ik haar beha mocht houden om aan mijn vrienden te laten zien.’

Ik proest tegen wil en dank van het lachen, maar Jack gaat gewoon door, me strak aankijkend.

‘De dassen die mijn moeder me met Kerstmis geeft, draag ik niet. Ik heb altijd een centimeter of vijf langer willen zijn dan ik ben. Ik... ik weet niet wat transferentie betekent. Ik heb een terugkerende droom waarin ik Superman ben en uit de lucht val. Soms, wanneer ik bij een bestuursvergadering zit, kijk ik om me heen en denk: wie zijn die lui in godsnaam?’

Hij haalt adem en kijkt me aan. Ik heb zijn ogen nog nooit zo donker gezien.

‘Ik heb een meisje in een vliegtuig leren kennen. En... daardoor is mijn hele leven veranderd.’

Er welt iets heets in me op. Mijn keel is dichtgeknepen, mijn hele hoofd doet zeer. Ik doe mijn uiterste best om niet te huilen, maar mijn mondhoeken gaan vanzelf naar beneden.

‘Jack...’ – ik slik wanhopig – ‘... ik heb niet... Ik heb echt niet...’

‘Weet ik,’ onderbreekt hij me met een knikje. ‘Ik weet het.’

‘Ik zou nooit...’

‘Ik weet dat je dat nooit zou doen,’ zegt hij teder. ‘Dat weet ik toch?’

En nu kan ik er niets meer aan doen. De tranen stromen uit mijn ogen, zuiver van opluchting. Hij weet het. Het is goed.

‘Dus...’ Ik veeg mijn gezicht droog en probeer me te verman333

nen. ‘Betekent dit... betekent dit dat we...’ Ik kan de woorden niet over mijn lippen krijgen.

De stilte is lang en ondraaglijk.

Als hij nee zegt, sta ik niet voor mezelf in.

‘Nou, misschien wil je je besluit nog even uitstellen,’ zegt Jack uiteindelijk met een uitgestreken gezicht, ‘want ik heb je nog veel meer te vertellen. En het is niet allemaal even fraai.’

Ik lach beverig.

‘Je hoeft me helemaal niets te vertellen.’

‘O, jawel,’ zegt Jack gedecideerd. ‘Ik vind van wel. Zullen we een stukje lopen?’ Hij wijst naar de binnenhof. ‘Want dit zou wel even kunnen gaan duren.’

‘Goed,’ zeg ik met een stem die nog steeds een beetje wankel klinkt. Jack reikt me zijn arm, en na een korte aarzeling neem ik hem aan.

‘Goed... waar was ik gebleven?’ zegt hij als we het plein op lopen. ‘O, ja. Goed. Dit mag je dus écht aan niemand vertellen.’

Hij buigt zich naar me over en zegt zacht: ‘Ik vind Panther Cola eigenlijk niet zo lekker. Geef mij maar Pepsi.’

‘Nee!’ zeg ik ontzet.

‘Soms ga ik zelfs zo ver dat ik Pepsi in een Panther-blikje overgiet...’

‘Nee!’ Ik proest van het lachen.

‘Echt waar. Ik had al gezegd dat het niet zo fraai was...’

We beginnen langzaam langs de rand van het donkere, verlaten binnenplein te wandelen. De enige geluiden zijn het knarsen van het grind onder onze voeten, de bries in de bomen en Jacks droge stem. Die me alles vertelt.

334

27

Het is ongelooflijk, zo anders als ik tegenwoordig ben. Het lijkt wel alsof ik een metamorfose heb ondergaan. Ik ben een nieuwe Emma. Veel openhartiger dan vroeger. Veel eerlijker. Want wat ik echt heb geleerd, is dit: als je niet eerlijk kunt zijn tegen je vrienden, collega’s en dierbaren, waar gaat het leven dan nog om?

De enige geheimen die ik nu nog heb, zijn die kleine, essentiële. En die heb ik nauwelijks. Ik zou ze misschien op de vingers van één hand kunnen tellen. Ik bedoel, even voor de vuist weg: 1. Ik weet echt niet wat ik van mams nieuwe highlights vind. 2. Ik heb nog nooit zoiets walgelijks geproefd als die taart in Griekse stijl die Lissy voor mijn verjaardag had gebakken. 3. Ik heb Jemima’s Ralph Lauren-bikini geleend voor mijn vakantie met pap en mam en een van de bandjes laten knappen. 4. Toen ik laatst in mijn auto reed, had ik bijna gezegd: ‘Hoe heet die grote rivier die om heel Londen heen loopt?’ Ik besefte net op tijd dat het de M25 was. 5. Ik heb vorige week echt bizar over Lissy en Sven gedroomd. 6. Ik ben stiekem begonnen Artemis’ parapluplant krachtvoer te geven.

7. Ik weet zéker dat Sammy de goudvis er weer anders uitziet. Waar komt die extra vin vandaan?

8. Ik weet dat ik moet ophouden mijn ‘Emma Corrigan, marketingfunctionaris’-kaartje aan volslagen vreemden uit te delen, maar ik kan er gewoon niets aan doen.

9. Ik weet niet wat geavanceerde pro-ceramiden zijn (ik weet niet eens wat niet-geavanceerde pro-ceramiden zijn). 335

10. Gisteravond laat, toen Jack zei: ‘Waar denk je aan?’ en ik zei:

‘O, niks...’ was dat niet helemaal waar. Eigenlijk was ik namen voor al onze kinderen aan het bedenken.

Maar weet je, het is volkomen normaal om een enkel geheimpje voor je vriend te hebben.

Dat weet iedereen.

336