Hij zal nu wel in bed liggen.' Mac had het mis. Don Flack probeerde niet te huiveren toen hij voor het kleine huis in Flushing in Queens stond en aanbelde. Het was na negenen. Na het ondergaan van de zon was de temperatuur gedaald tot iets onder de -17 C en dan hield hij nog geen rekening met de windfactor. Er brandde licht in het huis. Hij belde nog eens en probeerde niet te diep adem te halen. De dokter die zijn ribben had ingetapet, dokter Singh, had hem gezegd een van de hydrocodontabletten te nemen en naar bed te gaan. Don had het advies half opgevolgd. Hij had één tablet geslikt voordat hij het ziekenhuis verliet. De deur ging open. Hij voelde de verwelkomende warmte van het huis en stond tegenover een knappe brunette in de tienerleeftijd met een boek in haar hand. 'Ja?' vroeg ze. 'Is meneer Taxx thuis?' vroeg hij. 'Ja, hoor,' zei het meisje. 'Ik zal hem even halen. Kom binnen.' Flack ging naar binnen en deed de deur achter zich dicht. 'Bent u wel in orde?' vroeg het meisje. 'Prima,' zei hij. Ze knikte en liep een kamer aan de rechterkant in, terwijl ze riep: 'Pa, er is iemand voor je.' Het meisje kwam bijna meteen weer terug. De warmte in het huis, de pijnscheut en de hydrocodon werden de rechercheur de baas. Hij moest licht op zijn benen hebben gezwaaid. 'Bent u ziek?' vroeg het meisje. 'Ik voel me prima,' loog hij. Ed Taxx kwam de kamer uit waar het meisje enkele seconden eerder in was verdwenen. Hij droeg een spijkerbroek met opgerolde pijpen en een trui van de New York Jets. 'Flack,' zei hij. 'Is alles goed met je?' 'Prima. Kunnen we even praten?' 'Natuurlijk,' zei Taxx. 'Kom binnen. Wil je koffie, thee of iets sterkers?' 'Koffie,' zei Flack die hem volgde en moeite moest doen geen pijnlijk gezicht te trekken. 'Kun jij een kop koffie voor rechercheur Flack halen?' vroeg Taxx het meisje.
Het meisje knikte. 'Melk, suiker, zoetstof?' vroeg ze. 'Zwart,' zei Flack. Taxx ging de ene kant op en zijn dochter de andere. Ze kwamen in een kleine, schone woonkamer. Het meubilair was niet nieuw, maar was vrolijk gebloemd en schoon, een vrouwenkamer. Twee bijna identieke banken stonden tegenover elkaar met een laag, grijs tafeltje ertussen en de laatste nummers van Entertainment Weekly en Smitksonian Magazine naast elkaar. Taxx ging op de ene bank zitten. Flack nam die tegenover hem. 'Cliff Collier is dood,' zei Flack. 'Ze hebben me gebeld,' zei Taxx hoofdschuddend. 'Al sporen naar de moordenaar?' 'Ik heb op de moordenaar geschoten,' zei Flack met een stalen gezicht. 'Maar hij loopt nog ergens rond. Hij is ontsnapt.' 'Ik kende Collier niet goed,' zei Taxx. 'Alleen van die twee nachtdiensten. Jij was een vriend van hem?' 'We hebben samen op de academie gezeten,' zei Flack, die probeerde zich niet te bewegen in de wetenschap dat dat een geniepige steek in zijn borst tot resultaat zou hebben. Het meisje kwam terug met twee gele mokken met kurken onderzetters in elke hand. Ze zette ze voor de twee mannen neer. 'Bedankt, schat,' zei Taxx met een glimlach tegen zijn dochter. 'Ik ga weer naar mijn kamer,' zei ze, 'tenzij... ' 'Ga je gang,' zei Taxx. Het meisje keek nog een keer achterom en verdween langzaam, waarschijnlijk in de hoop, dacht Flack, om iets van het gesprek tussen haar vader en de onverwachte bezoeker op te vangen. 'Mijn vrouw zit verderop in de straat te bridgen,' zei Taxx. Ze vielen stil en dronken koffie.
'Zit je in de problemen?' vroeg Flack. Taxx schudde zijn hoofd. 'Het openbaar ministerie stelt een onderzoek in,' zei hij. 'Ik krijg waarschijnlijk een uitbrander en omdat ik over een jaar of zo met pensioen ga, word ik waarschijnlijk niet meer naar buiten gestuurd. Ik kan niet zeggen dat ik daar zo mee zit. Iemand moet de schuld krijgen van het verlies van een kroongetuige.' Flack nam een slok. De koffie was warm, maar niet heet. 'Ik denk dat de kranten en de televisie wel zullen zeggen dat de moord op Cliff doet vermoeden dat hij betrokken was bij de dood van Alberta Spanio, dat hij is vermoord om hem de mond te snoe- ren,' zei Don. 'Dat geloof ik niet,' zei Taxx, die van zijn eigen koffie dronk. 'Ik kende hem niet goed, maar ik was erbij. Hij had niets te maken met die moord.' 'Dan moet degene die het gedaan heeft gedacht hebben dat Cliff iets had gezien of iets wist,' zei Flack. 'Of dat hij ergens achter was gekomen. Ik denk zelf dat Cliff op eigen houtje een spoor volgde en dat hij werd gezien.' 'Dat lijkt mij logisch,' zei Taxx. 'Degene die het gedaan heeft, zou vervolgens achter jou aan kunnen komen.' Taxx knikte en zei: 'Daar heb ik ook al aan gedacht. Maar ik kan geen reden bedenken.' Flack vroeg Taxx nog eens precies te vertellen wat er in het hotel was gebeurd. 'Dat heb ik al gedaan,' zei Taxx. 'We klopten op haar deur.' 'Wij?' 'Ik geloof dat Collier klopte. Ik riep haar naam. Geen antwoord. Collier legde zijn hand tegen de deur en keek me aan. Hij gebaarde dat ik hetzelfde moest doen. Dat deed ik. De deur was koud.' 'Wiens idee was het om de deur open te breken?' 'Daar hebben we niet over gepraat,' zei Taxx. 'We deden het gewoon. Toen we binnenkwamen, rende Collier naar de badkamer en ik ging naar het bed om bij Alberta te kijken.' 'Waarom ging hij naar de badkamer?'
'De wind kwam van daaruit binnen,' zei Taxx. 'We verdeelden het gewoon, met een knikje of zoiets. Je weet hoe dat gaat als er iets onverwachts gebeurt.' 'Ja,' zei Flack. 'Waarom ging hij naar de badkamer en jij naar het lichaam?' Taxx hield de koffiemok in zijn hand. 'Dat weet ik niet. Het gebeurde gewoon. Ik zag hem naar de badkamer rennen. Dus bleef het bed over.' 'Hoe lang is hij daarbinnen geweest?' 'Vijf, tien seconden,' zei Taxx. 'Flack, wat is er toch met jou? Je ziet eruit... ' 'De man die Cliff heeft vermoord is op mijn borst gaan zitten voordat ik op hem kon schieten. Gebroken ribben.' 'Moest je ver rijden om hier te komen?' 'Het ging wel.' 'Wil je hier blijven slapen?' vroeg Taxx. 'We hebben een logeerkamer.' 'Nee, dank je,' zei hij. 'Ik red me wel. Hoe is het die laatste avond gegaan toen Alberta Spanio naar bed ging?' 'Hetzelfde als de eerste drie avonden,' zei Taxx. 'We controleerden of de ramen wel goed op slot zaten.' 'Wie controleerde dat?' 'Wij allebei,' zei Taxx. 'Wie controleerde het badkamerraam?' 'Collier. Toen gingen we weg en deed Alberta de deur achter ons op slot. We hoorden het slot klikken.' 'Geen geluiden die nacht?' vroeg Flack. 'Uit haar kamer? Nee.' 'Ergens anders vandaan?' 'Nee.' 'Misschien moeten we je huis in de gaten laten houden tot we die vent hebben opgepakt die Cliff heeft vermoord.' 'Ik ben goed bewapend,' zei Taxx. 'En ik weet hoe ik mijn wapen moet gebruiken.' 'Misschien moet je het maar bij je dragen en 's nachts naast je bed leggen.'
Taxx trok zijn trui omhoog, zodat een kleine holster met pistool aan zijn riem zichtbaar werd. Toen trok hij de trui weer naar beneden. 'Dat idee kreeg ik ook al toen ik hoorde wat er met Collier was gebeurd, maar ik heb echt geen flauw idee wat Collier en ik gezien of gehoord zouden kunnen hebben waarvoor Marco een moordenaar achter ons aan stuurt. Hij moet weten dat het straks breeduit in de ochtendkranten staat en dat hij het wel kan schudden als er iets met mij gebeurt. Nog koffie?' 'Nee, dank je,' zei Flack, die voorzichtig ging staan. 'Weet je zeker dat je niet wilt blijven slapen?' 'Nee, dank je,' herhaalde hij. 'Wat je wilt,' zei Taxx en hij ging Flack voor naar de voordeur. 'Probeer te bedenken of je soms iets bent vergeten of gemist hebt,' zei Flack. 'Dat doe ik al, ik ga steeds weer alles na, maar... Ik blijf het proberen,' zei Taxx. 'Pas goed op jezelf daarbuiten.' Flack liep de ijskoude nacht in. De deur ging achter hem dicht en de laatste warmte verdween. Hij miste iets. Hij wist het, voelde het. Hij zou nu voorzichtig naar huis rijden, in de wetenschap dat de pijn het voorlopig won, in ieder geval tot hij thuis was en nog een hydrocodontablet nam. Morgenochtend zou hij kijken of Stella al iets had gevonden. Wat hij morgen verder ging doen, hing af van de vraag of Stevie Guista gepakt was. Hij stapte in zijn auto en stak zijn hand in zijn jaszak. De beweging bezorgde hem een pijnscheut in zijn borst. Hij haalde het potje pillen tevoorschijn, begon het open te maken en bedacht zich. Het kostte hem bijna twee uur om thuis te komen. De vrouw achter de videomonitor van de kruising in de betere wijk heette Molly Ives. Ze was gezet, zwart en klaarwakker, want ze studeerde 's nachts rechten. Haar dienst, de nachtdienst, was een kwartier eerder begonnen. Ze kreeg de bakkerijwagen in het oog bij een rood stoplicht op de kruising van 96th en Third. Ze was niet zeker dat het de wagen was waar volgens het klembord naast haar naar uitgekeken moest worden. Maar ze kreeg zekerheid toen het licht op groen sprong en ze de woorden MARCO'S BAKERY op de zijkant zag staan toen de auto voorbijreed.
Molly Ives belde het door aan de politiecentrale, die contact opnam met een patrouillewagen in de buurt. Vijf minuten later sneed de patrouillewagen de bakkerij auto de pas af en stapten de twee politiemannen uit. Ze naderden de bestelwagen met het wapen in de hand, een agent aan elke kant van het voertuig. 'Kom eruit,' riep een van de agenten. 'Handen omhoog.' Het portier van de bestelwagen ging open en de bestuurder stapte langzaam uit. Big Stevie had het bloeden weten te stelpen. Hij was achter in de bestelwagen gaan zitten met de verwarming aan, en had zijn T-shirt uitgetrokken en het tegen de wond in zijn rechterbeen gedrukt, tegen het dikke, vlezige deel boven de knie. Toen hij de achterkant had betast, had hij de wond gevoeld waar de kogel was uitgetreden. Die bloedde minder, maar het gat was groter. Er waren geen botten gebroken. Hij had het T-shirt strak om zijn been gebonden. Hij zou de bestelwagen moeten achterlaten. En hij moest een dokter of een verpleegster of zoiets zien te vinden. Wie wist wat er aan de binnenkant allemaal gebeurde? Hij kon wel een inwendige bloeding hebben of zo'n embolie of zoiets. Hij had ook geld nodig om de stad uit te kunnen komen. Steven Guista had dringende behoeften en maar één iemand tot wie hij zich kon wenden. Hij reed verder, dacht erover de brug naar Manhattan te nemen, bedacht zich en ging op weg naar de buurt die hij het beste kende. Het provisorische verband bleef redelijk goed zitten, maar er sijpelde wat bloed doorheen. Hij reed naar een openbare telefoon voor een kruidenier die dag en nacht open was en waar hij wel vaker geweest was. Hij parkeerde en strompelde de bestelwagen uit. 'Met mij,' zei hij toen de vrouw opnam. Hij gaf haar het nummer van de telefoon waarmee hij belde. Ze hing op. Hij bleef rillend en licht in het hoofd staan wachten. De lampen van de kruidenier gaven geen warmte af. Ze belde tien minuten later terug. 'Waar zit je?' vroeg ze.
'Brooklyn,' zei hij. 'Ik ben teruggegaan naar mijn flat en neergeschoten door een agent.' Er viel zo'n lange stilte dat Stevie vroeg: 'Ben je er nog?' 'Ik ben er nog,' zei ze. 'Hoe erg is het?' 'Beenwond,' zei hij. 'Ik moet naar een dokter.' 'Ik zal je een adres geven,' zei ze. 'Kun je dat onthouden?' 'Ik heb geen pen of papier, helemaal niets,' zei hij. 'Herhaal het dan gewoon voor jezelf. Laat de bestelwagen achter. Neem een taxi.' Ze gaf hem de naam van een vrouw. Lynn Contranos, en een adres. Hij herhaalde het. 'Ik zal haar bellen en zeggen dat je eraan komt.' De vrouw hing op. Stevie haalde wat wisselgeld uit zijn zak, belde inlichtingen voor het nummer van een taxibedrijf en wachtte. Terwijl hij wachtte, herhaalde hij de naam van de vrouw die hij moest opzoeken, Lynn Contranos. Over een paar uur was zijn verjaardag alweer voorbij. Hij wilde er niet aan denken. Zijn broek kleefde aan zijn been omdat het bloed bevroor. Hij bleef de woorden herhalen onder het wachten, dacht alleen nog maar aan dat adres. Eén ding tegelijk, dan kwam hij hier misschien doorheen. Een kwartier later was er nog geen auto en Big Stevie stapte weer in zijn bestelwagen, zette de verwarming hoog en bleef de straat in de gaten houden, wachtend op vervoer. Als hij er over tien minuten nog niet is, rijd ik er zelf heen. Hij had moeite de naam en het adres te onthouden waar hij heen moest, maar hij bleef ze herhalen terwijl hij wachtte op een auto die misschien nooit zou komen. Mac zat in zijn woonkamer in de versleten, bruine stoel met het bijpassende voetenbankje. Zijn vrouw had hem zijn zin gegeven. Hij was altijd gek geweest op die stoel, werd er nog steeds door aangetrokken, maar de liefde was verdwenen. Het was nu gewoon een plek om te zitten en te werken of een voetbalwedstrijd of hondenshow of oude film te kijken.
Vanavond was hij in een schoon, grijs joggingpak aan het werk. Op de licht bekraste tafel met ingelegd hout die naast hem stond lagen twee stapels boeken, vers van de pers, en zevenentwintig netjes getypte bladzijden papier, die met een paperclip aan elkaar zaten. Op een snijplankje dat niet groter was dan een van de boeken stond een mok koffie die hij net in de magnetron had opgewarmd. Er lag ook een stapel recensies, oud en nieuw, die hij van internet had gehaald en geprint. Het was net voor tienen. Hij had de boeken van Louisa Cormier in chronologische volgorde gelegd. Haar eerste boek heette Andervrouws nachtmerrie. De recensies waren mild lovend, maar het had enorm goed verkocht. Bij het vierde boek hadden de recensenten geschreven dat Louisa Cormier een nieuwe weg was ingeslagen en dat ze inmiddels tot de beste detectiveschrijfsters behoorde. Ze werd voortdurend in gunstige zin vergeleken met schrijfsters als Sue Grafton, Mary Higgins Clark, Marcia Muller, Faye Keilerman en Sara Paretsky. Mac nam een slokje koffie. Die was niet warm genoeg, maar hij had geen zin om op te staan, naar de keuken te gaan en de mok weer in de magnetron te zetten. Hij nam een grotere slok en hoopte dat hij het werk van Louisa Cormier interessant zou vinden. Voordat hij het eerste boek open kon slaan, ging de telefoon. Het was even na tien uur 's avonds. Stella keek mee over Danny's schouder terwijl hij het beeld opbouwde op het computerscherm in het lab. Stellas ogen brandden. Ze twijfelde er niet langer aan dat ze iets onder de leden had. Iets dat ervoor zorgde dat haar bijholten vol liepen, haar ogen traanden en haar keel kriebelde. Ze probeerde er niet op te letten. Het beeld op het scherm leek wel een beetje op een van die computerspelletjes waarmee op de televisie geadverteerd werd, zo'n spelletje waarin mensen die er helemaal niet uitzien als mensen elkaar afslachten met luidruchtige wapens, gemene schoppen en pijnlijke geluiden. Op het scherm bevond zich een door de computer getekende bakstenen muur.
In de muur bevond zich een enkel raam. 'Hoe hoog boven het badkamerraam zat het raam van Guista's hotelkamer?' vroeg hij. 'Drieënhalve meter,' antwoordde Stella. Danny's vingers gingen over de toetsen en bewogen een muis tot het beeld naar beneden scrolde. Plotseling verscheen er een tweede raam. 'Verklein het beeld, zodat we beide ramen kunnen zien,' zei Stella. Danny deed het. Nu bevond het ene raam zich recht boven het andere. 'Het was nacht,' herinnerde ze hem. Danny maakte het donker. 'Was het licht in de badkamer aan?' vroeg hij. Stella haalde haar aantekeningen voor de dag en ook een pakje zakdoekjes. Ze bladerde door de aantekeningen en zei: 'Ze sliep met het badkamerlicht aan.' 'Badkamerlicht aan,' zei Danny. Er verscheen een lichtgele gloed in het onderste raam. 'Nu de ketting van Guista's kamer naar de badkamer,' zei Stella, terwijl ze haar neus afveegde. 'Kettingen, kettingen, kettingen, kettingen,' zei Danny terwijl hij zocht en zijn bril weer op zijn neus duwde. 'Hier. Kies er maar een.' Hij scrolde naar beneden. 'Deze lijkt het meest op de ketting die hij gebruikt heeft,' zei Danny. 'Kun je die uit Guista's raam laten hangen?' vroeg Stella. 'Jij bent echt ziek aan het worden,' zei hij. 'Als hij de ketting heeft gebruikt om iemand te laten zakken,' zei ze in plaats van op zijn commentaar te antwoorden, 'dan moet die persoon heel klein en dapper zijn geweest en gehoopt hebben dat het badkamerraam openstond.' 'Of hebben geweten dat het openstond,' zei Danny. 'Kun je iemand aan het eind van die ketting hangen?' Er verscheen een mannelijk figuurtje, gekleed als een ninja. 'Maak hem kleiner,' zei ze. Danny maakte het poppetje kleiner.
'Kun je het raam openzetten?' vroeg ze. 'Hoe ver stond het open?' Ze keek weer in haar aantekeningen en kwam met het antwoord: 'Iets meer dan vijfendertig centimeter.' Danny zette het raam open. 'Smal,' zei hij. 'Moet ik onze ninja nog kleiner maken?' 'Doe maar,' zei ze. Het gebeurde. 'Hoeveel zou je zeggen dat hij of zij weegt op deze schaal?' vroeg Stella. Danny leunde achterover, dacht na en zei: 'Vijfenveertig kilo. Maximaal vijftig.' 'En hij moest het raam openmaken en erdoorheen zwaaien,' zei Stella. 'En daarna moest hij weer naar buiten zonder de sneeuw op het kozijn te raken,' zei Danny. 'Een acrobaat? Misschien moesten we eens kijken bij de gymnasten en circusacrobaten?' Stella dacht even na en zei: 'Kun je iets in het onderste deel van het raam doen, waar we dat schroefgat hebben gevonden?' 'Iets?' 'Een rond stuk metaal?' 'Welke diameter?' 'Begin maar groot, twaalf centimeter.' Danny zocht even. Er verscheen iets onder aan het badkamerraam. Een cirkel. 'Kun je het van het raam laten uitsteken, zodat het recht op het raam staat?' vroeg ze. 'Ik kan het proberen.' Hij veranderde de cirkel en gaf hem het uiterlijk van een driedimensionale ring. Ze keken allebei naar de ketting, de ring en het raam en kwamen tot dezelfde conclusie. 'Ga jij het zeggen of moet ik het doen?' vroeg hij. 'Haal die ninja maar weg,' zei ze. 'Prima,' zei Danny en de ninja was verdwenen. 'Maak het eind van die ketting vast aan de ring,' zei ze.
Hij was haar al voor en had het gedaan voordat ze de zin had afgemaakt. 'Guista heeft de ring vastgehaakt en is toen gaan trekken tot de ring aan de schroef eruit kwam,' zei Danny, die het liet zien op het scherm. 'Dat is er gebeurd. Het verklaart ook waarom hij een metalen ketting heeft gebruikt in plaats van een touw. Een touw zou heen en weer zwaaien in de wind. Die ring is veel gemakkelijker te pakken te krijgen met een ketting met een haak eraan. En daarna heeft hij degene die Alberta Spanio heeft vermoord laten zakken.' 'Waarom kon de moordenaar niet gewoon het raam openmaken en naar binnen klimmen?' vroeg Stella, die naar het computerscherm keek. 'Waarom moesten ze moeilijk doen met een ring en een ketting? Misschien is de moordenaar helemaal niet door het raam gekomen.' 'Waarom zou iemand al die moeite doen om het raam open te zetten als ze er geen gebruik van gingen maken?' vroeg Danny. 'Misschien om de temperatuur in de slaapkamer onder het vriespunt te brengen, zodat we het tijdstip van overlijden niet konden vaststellen?' 'Waarom zouden ze dat willen?' Stella haalde haar schouders op. 'Misschien wilden ze het laten voorkomen alsof er iemand door het raam was binnengekomen,' zei Danny. 'Maar dat ging mis door de sneeuw.' 'We missen nog steeds iets,' zei Stella en toen moest ze niesen. 'Verkouden,' zei hij. 'Misschien griep.' 'Allergieën,' antwoordde Stella. 'We moeten Guista vinden en wat antwoorden uit hem zien te krijgen.' 'Als hij nog leeft,' zei Danny. 'Als hij nog leeft,' herhaalde Stella. 'Ik heb wat vitamine C-tabletten in mijn tas,' zei Danny. 'Wil je er een?' 'Doe maar drie,' zei ze. Danny ging staan, maar keek nog steeds naar het beeld op het scherm. 'Wat is er?' vroeg Stella.
'Misschien hebben we het mis,' zei hij. 'Misschien is er toch iemand aan die ketting naar beneden gegaan.' 'Dat mannetje dat de receptionist bij Guista heeft gezien,' zei ze. 'Terug naar af?' zei Danny. 'Database?' 'Om dat mannetje te zoeken,' zei Danny. 'Laten we naar huis gaan en morgen opnieuw beginnen.' Normaal gesproken had Stella zoiets gezegd als: 'Ga jij maar vast, ik moet nog een paar dingen opruimen.' Maar vanavond niet. Ze had overal pijn en het idee om naar huis te gaan was heel aanlokkelijk. Ze gingen allebei naar huis. Maar toen ze de volgende morgen terugkwamen, hadden ze informatie die hun theorie dreigde te ontkrachten. De twee zwarte jongens die met hun handen in de lucht uit de bakkerijwagen stapten, konden niet ouder zijn dan vijftien. De agenten hielden hun wapens gericht op de bestuurder. Een van hen was een zwarte vrouw die Clea Barnes heette. Haar partner, Barney Royce, was tien jaar ouder dan Clea en kon lang niet zo goed schieten. Hij had op de schietbaan altijd tot de middenmoot behoord. Gelukkig had hij in zijn zesentwintig jaar in uniform nooit op iemand hoeven schieten. Maar Clea had in haar vier jaar bij de politie al drie daders neergeschoten. Geen ervan was eraan overleden. Barney was van mening dat punks en dronkelappen Clea voor een gemakkelijk doelwit aanzagen. Ze hadden het mis. 'Ga weg bij die wagen,' commandeerde Barney. 'We hebben nooit niets gedaan,' zei de bestuurder op de gemelijke toon die beide agenten maar al te goed kenden. 'Nee,' zei Clea. 'Jullie hebben nooit niets gedaan. Jullie hebben iets gedaan. Waar heb je deze bestelwagen vandaan?' De twee jongens, die allebei zwarte winterjassen droegen, maar geen mutsen of petten, keken naar de bestelwagen alsof ze hem niet eerder hadden gezien. 'Deze bestelwagen?' zei de bestuurder terwijl Barney naar voren ging om allebei de jongens te fouilleren op wapens. Ze hadden niets bij zich.
'Die bestelwagen,' zei Clea geduldig. 'Daar mogen we wel eens in rijden van een vriend,' zei de bestuurder. 'Vertel ons over die vriend,' zei Barney. 'Gewoon een vriend,' zei de chauffeur schouderophalend. 'Naam, kleur,' zei Clea. 'Een blanke gozer,' zei de chauffeur. 'Ik weet zijn naam niet.' 'Jullie weten zijn naam niet, maar hij leent jullie wel de bestelwagen uit,' zei Barney. 'Dat klopt,' zei de jongen. 'Laatste kans,' zei Clea. 'We arresteren jullie, nemen jullie vingerafdrukken en trekken jullie na, of jullie vertellen ons de waarheid en kunnen gaan. Nu meteen. Geen smoesjes.' De jongen schudde zijn hoofd en keek zijn maatje aan. Toen zei de tweede jongen voor het eerst iets. 'We waren in Brooklyn,' zei hij. 'Op bezoek bij wat vrienden. Onderweg naar de metro zagen wie die grote, oude witte vent. Hij strompelde wat rond voor een broodjeszaak. Het was geen buurt waar je een witte kerel verwacht, groot of niet groot.' 'Dus jullie besloten hem te beroven?' vroeg Barney. 'Dat heb ik niet gezegd. Trouwens, terwijl we stonden te praten, kwam er een taxi aan. Hij stapte in. Toen de taxi weg was, bekeken we de bestelwagen. De sleutels zaten erin.' 'Dus hebben jullie hem meegenomen,' zei Clea. 'Beter dan de metro,' zei de eerste jongen. 'Waar in Brooklyn was die broodjeszaak?' vroeg Barney. 'Op Flatbush Avenue,' vertelde de tweede jongen. 'J.V.'s Deli.' 'Nou,' zei Clea. 'We willen jullie best laten lopen als jullie niet ergens voor gezocht worden, maar dan moeten jullie wel de grote vraag beantwoorden. Wat voor taxi was het en hoe laat werd die blanke man opgehaald?' De tweede jongen glimlachte en zei: 'Een van die Green Cabs, nummer 4304. Die heeft hem een paar minuten na negenen opgepikt.' Aiden had een douche genomen, haar haren gewassen, haar warmste pyjama aangetrokken en de televisie in haar slaapkamer aangezet.
Over een halfuur begon The Daily Show. Intussen zette ze CNN aan en ging gemakkelijk zitten met een schrijfblok. Af en toe keek ze op naar de tekst die onder aan het scherm voorbij rolde. Op het schrijfblok schreef ze: Een: bel Cormiers agent. Vraag naar .22 die ze haar gegeven zou hebben. Vraag naar de manuscripten die ze inlevert. Op diskette? Uitdraai? Twee: is er genoeg voor een huiszoekingsbevel voor Cormiers appartement? Bespreek met Mac. Drie: meer onderzoek naar achtergrond Cormier. Vier: controleer alle huurders die de lift gebruiken. Kijk of ze een .22 hebben. Kan het mis hebben over Cormier. Denk het niet. Er was niet veel over geweest van de kogel, maar genoeg om hem te vergelijken met een wapen als ze er een konden vinden. Ze luisterde half naar The Daily Show en probeerde intussen te bedenken of ze soms iets had gemist. Ze maakte nog een paar aantekeningen toen het programma was afgelopen en schakelde over naar ABC om te kijken wat er op Nightline was. Het ging over de vraag of seriemoordenaars slechte mensen waren. De gasten waren een advocaat, iemand die psychologische profielen opstelde voor de FBI, een psycholoog en een psychiater. Aiden zette de televisie met haar afstandsbediening uit. Ze wist dat het kwaad bestond. Ze had het gezien, ermee aan tafel gezeten. Er was een verschil tussen mensen die gek waren en mensen die slecht waren. Slechtheid was geen acceptabele diagnose voor een moordenaar. Er was geen klinische beschrijving voor, het had geen nummer. Er stonden tientallen psychologische variaties in de handboeken over seriemoordenaars, mensen die een- of tweemaal op brute wijze iemand ombrachten en kinderverkrachters, maar geen ervan hield rekening met de realiteit dat mensen soms gewoon slecht konden zijn. Ze wilde daar niet over nadenken voordat ze wat had geslapen, wilde niet nog eens de argumenten voor de doodstraf doornemen. Als iemand echt slecht was, kon hij niet behandeld of genezen worden.
Je sloot ze voor altijd op als je ze te pakken had, of je executeerde ze. Ze deed het licht uit en sliep bijna meteen. Big Stevie gaf de chauffeur niet het exacte adres waar hij heen moest. Hij wilde niet dat hij het opschreef en het zich herinnerde. In plaats daarvan noemde hij een adres een straat verderop. Hij had liever twee straten verderop gezegd, maar hij vertrouwde zijn kloppende been niet. Het was een risico. Stevie had het adres steeds in zichzelf herhaald en was bang het kwijt te raken als hij de chauffeur een ander adres opgaf, maar hij moest voorzichtig zijn. Meneer Marco zou willen dat hij voorzichtig was. Toen de auto stopte, betaalde Stevie en gaf hij de chauffeur een behoorlijke fooi, niet te groot en niet te klein. Stevie deed zijn uiter- ste best om niet te hinken of een pijnlijk gezicht te trekken om te voorkomen dat de chauffeur zich hem zou herinneren. De chauffeur vertrok zodra Stevie het portier had dichtgedaan. Hij vroeg niet of hij moest wachten. Stevie bevond zich in een vaag bekend deel van Brooklyn Heights. Er liep niemand op de stoep en er reden geen auto's voorbij in de smalle straat. Bakstenen huizen met twee verdiepingen en granieten gebouwen stonden dicht op elkaar. Naast hopen sneeuw lagen stapels vuilniszakken. Beide kanten van de straat leken wel versterkt met provisorische muren van sneeuw en vuilnis. Stevie bevond zich tegenover het gebouw waar hij moest wezen. Hij hinkte ernaartoe en werd met elke stap zwakker, en hij wist dat hij weer bloedde en dat hij waarschijnlijk bloed op de autostoel had achtergelaten. Niets aan te doen. Hij wilde net de straat oversteken toen hij een andere auto zag staan. Hij stond een eindje verderop geparkeerd, aan zijn kant van de straat. De ramen waren beslagen. De motor draaide zachtjes. Hij dacht dat hij twee gestalten voorin zag, maar door de beslagen ramen kon hij er niet zeker van zijn. Hielden ze de deur van het huis waar hij naartoe moest in de gaten? Politie? Nee, dat kon niet. Misschien zaten ze niet op hem te wachten.
Misschien waren ze op zoek naar iemand anders of zaten ze gewoon te praten of... Het ging er bij Stevie niet in. Wat er die dag me hem gebeurd was, had hem te denken gegeven. Hij liet liever anderen voor hem denken, mensen die hij kon vertrouwen, zoals Marco, maar dat was het probleem. Hij begon Marco te wantrouwen. Denk na, zei hij tegen zichzelf terwijl hij een donker portiek in stapte, van waaruit hij de twee mensen in de auto in de gaten kon houden. Ik heb het karwei in het hotel gedaan. Ik heb een agent vermoord. Ik heb een andere agent in elkaar geslagen. Marco zou bang kunnen zijn dat ik ga praten als ik word opgepakt. Hij zou beter moeten weten, maar hij zou zich zorgen kunnen maken. Kan ik hem dat kwalijk nemen? Ja. Hij kon niet langer wachten. Stevie moest ergens heen waar hij opgelapt kon worden. Hij bloedde weer en niet zo'n beetje. Zou hij op die Lynn Contranos gokken? Hij kende haar niet. Kon hij ergens anders heen? Hij had niet veel keus. Nou, misschien één, maar dat wilde hij vermijden als hij kon. Hij stak de straat over en liep naar het huis. Hij keek niet achterom, maar hij hoorde het portier achter zich open en dicht gaan. Hij zag de naam op een plastic plaatje aan de stenen muur. LYNN CONTRANOS, MASSAGETHERAPEUTE. Hij drukte op de knop en voelde dat de twee mannen naar hem toe kwamen. Geen antwoord. Hij drukte nog eens op de knop en toen hoorde hij een vrouwenstem door de kleine luidspreker. 'Ja?' 'Steven Guista,' zei hij. 'Ik kom eraan,' zei ze met gedempte stem en de verbinding werd verbroken. Kende hij die stem? Stevie wist het niet zeker. Een paar seconden later hoorde hij een metalen ping in de voordeur. Hij stak zijn hand uit naar de deurknop en voelde dat de twee mannen zich nu vlak achter hem bevonden. In plaats van de deur open te doen, draaide Big Stevie zich snel om en overviel ze, twee mannen, allebei veel jonger dan Stevie en geen van beiden zo groot als hij. Een van de mannen had een pistool in zijn rechterhand.
Stevie herkende ze allebei. Een van hen was bakkersassistent bij Marco's. De andere was beveiligingsbeambte bij de bakkerij. Die laatste had het pistool. Stevie aarzelde geen seconde. Zijn vuist sloeg diep in de buik van de man met het pistool, die voorover sloeg. Tegelijkertijd pakte Stevie met zijn vrije hand de hals van de tweede man, die iets uit zijn zak wilde halen. Stevie vergat de pijn in zijn been en concentreerde zich erop in leven te blijven.
11
'Wie is het?' vroeg Danny de volgende morgen, nadat Stella de e-mail op het scherm voor haar had gelezen. Danny had niet goed geslapen. Hij had gedroomd van een ketting die in de koude wind bungelde en dat hij daar langzaam langs naar beneden gleed en met alle macht probeerde vast te houden, hoewel zijn handen weggleden en hij wist dat hij uiteindelijk aan het eind van de ketting zou komen en in de duisternis zou vallen. Het was een lange droom. Hij herinnerde zich dat hij om hulp had geroepen, maar dat niemand hem op die afstand kon horen in de duisternis en de fluitende wind. Hij was blij geweest dat hij om vijf uur op kon staan en naar zijn werk kon gaan. 'Jacob Laudano,' zei Stella. Danny keek over haar schouder en las hardop: 'Jacob de Jockey?' 'Zo noemen ze hem,' zei ze. 'Is hij jockey?' 'Vroeger wel,' zei ze. 'Dat betekent... ' begon Danny. 'Dat hij waarschijnlijk klein is,' zei Stella. 'Laat me eens...' Ze schoof met de muis en sloeg nog wat toetsen aan. 'De laatste keer dat hij gearresteerd is, dat was afgelopen augustus, was hij één meter zesenveertig en woog hij iets meer dan veertig kilo. Kijk maar naar zijn strafblad.' Danny keek. De lijst was lang en omvatte een arrestatie voor het neersteken voor een prostituee en vijf andere arrestaties voor kroeggevechten, waarbij stuk voor stuk messen waren getrokken. 'Het is bekend dat Laudano een maatje is van Steven Guista,' zei Stella. 'Wat doen we nu?' vroeg hij. 'We hangen veertig kilo gewicht aan die ketting,' zei ze. 'Dan laten we hem ruim drieënhalve meter zakken en kijken we of hij het houdt.'
'We hebben meer kettingen nodig,' zei Danny. 'We hebben meer kettingen nodig,' beaamde Stella. 'Maar dat kan wachten. Guista's bestelwagen is vannacht in beslag genomen. Hij staat op het politieterrein op Staten Island.' 'Dus we gaan daar eerst heen?' vroeg Danny. Stella schudde haar hoofd en zei: 'Eerst gaan we naar Brooklyn.' 'Brooklyn,' herhaalde Danny. 'Wat moeten we daar?' 'Guista heeft gisteren een taxi genomen naar Brooklyn,' zei Stella. Ze pakte een rapport dat naast haar op haar bureau lag en gaf het aan Danny. 'We gaan bij het taxibedrijf navraag doen. Kijken waar hij naartoe is gegaan. Dat moet niet moeilijk zijn. Een van de jongens die een eindje zijn gaan rijden met Guista's bestelwagen herinnerde zich Guista, de tijd en de auto.' 'Het wordt een drukke dag,' zei Danny. 'En wat doen we aan Laudano, de jockey?' 'Daar houdt Flack zich mee bezig,' zei ze. 'Die hoort in bed te liggen,' zei Danny. 'Liever nog in het ziekenhuis,' zei Stella. 'Maar daar is hij niet. Hij is aan het werk. We gaan.' 'Nu we het toch over ziekenhuizen hebben,' zei hij, 'jij ziet er ook niet echt beter uit.' 'Niets aan de hand.' 'Je neus is rood,' zei hij. 'Je hebt koorts.' Ze negeerde zijn commentaar, zette de computer op de wachtstand, schoof een stapeltje rapporten in een map en stond op. 'De jockey,' zei Danny bijna tegen zichzelf. 'Wie had dat gedacht? Het slaat nergens op.' 'Waarom niet?' vroeg Stella. 'Een misdadige bakker huurt een circusartiest in om een getuige te vermoorden? De sterke man en de... ' vroeg Danny. 'De dwerg,' maakte Stella de zin af. 'Waarom?' vroeg Danny. 'Ze moesten wel opvallen.' Stella nam haar koffertje in de ene hand en haar map in de andere. Danny nam haar plaats achter de computer in. 'Misschien moeten we juist denken dat het een circusact is,' zei ze. 'Een afleidingsmanoeuvre?'
'Het stinkt,' zei ze met een glimlach. Danny kreunde. Stella verliet het lab, liep naar de lift en drukte op de knop voor de hal. Ze hoestte met een rasperig geluid. 'Waarom?' zei de agent van Louisa Cormier, Michelle King, een nerveuze vrouw van achter in de veertig. Net als Louisa was ze keurig verzorgd, slank en zakelijk gekleed in een zwart pakje en een witte blouse. Ze was niet zo mooi als haar cliënt, maar dat compenseerde ze met een knappe, zelfbewuste strengheid. De kamer rook naar sigaretten en een luchtverfrisser met bloemengeur. Aiden zat in een stoel in Kings kantoor op Madison Avenue. King speelde met een potlood en tikte er ongeduldig mee tegen haar mahoniehouten bureau. 'Waarom?' vroeg Michelle King nog eens. Mac keek haar tien seconden aan en zei: 'We kunnen naar ons lab gaan en er daar over praten. Ik geloof niet dat u het daar aangenaam zult vinden. Lijken en bewijsmateriaal van dingen die de meeste mensen niet graag aanraken of zelfs maar zien.' 'Ik heb Louisa inderdaad geadviseerd om een pistool te kopen en dat geladen in haar appartement te bewaren,' zei Michelle King en ze pakte een sigaret uit een pakje in een van haar bureauladen. 'U vindt het toch niet erg?' vroeg ze, terwijl ze de sigaret met onvaste hand omhooghield. 'We zullen u er niet voor arresteren, als u dat soms wilt vragen,' zei Mac. Roken was in New York verboden in kantoorgebouwen. 'Trouwens, veel mensen met wie wij te maken hebben roken,' zei Mac. 'We aanvaarden het. Een van de risico's van het vak.' 'Meeroken?' vroeg Michelle King terwijl ze haar sigaret aanstak met een verzilverde aansteker. 'Dat is een verzinsel van anti-rokenfanatici die niets beters te doen hebben.' 'En regelrechte moord,' zei Mac. 'Is dat ook een mythe?' De agent keek naar de zwijgende Aiden, die haar nog zenuwachtiger leek te maken dan Mac met zijn vragen. 'Goed,' zei King. 'Ik heb haar geadviseerd een pistool te kopen en zelfs welk soort, net zo een als ik heb.'
'Mogen we die van u zien?' vroeg Mac. 'Denkt u soms dat ik die man heb neergeschoten?' vroeg ze, terwijl ze een rookpluim uitblies en even ophield met het potlood te tikken. 'We weten dat hij dood is,' zei Mac. 'Waarom zou Louisa of ik die man in godsnaam willen vermoorden? Ik weet niet eens wie hij was.' 'Zijn naam was Charles Lutnikov,' zei Aiden. 'Hij was schrijver.' 'Nooit van gehoord,' zei King en ze maakte haar sigaret uit. 'Uw naam en telefoonnummer stonden in zijn adresboek,' zei Mac. 'Mijn... ' zei King. 'Hij heeft vorige week drie keer uw kantoor gebeld,' zei Aiden. 'Dat staat op zijn telefoonrekening.' 'Ik heb hem nooit gesproken,' hield King vol. 'Uw secretaresse dan?' vroeg Mac. 'Wacht eens, de naam zegt me toch wel wat,' zei King. 'Ik geloof dat hij misschien die persoon is die wilde dat ik hem terugbelde. Amy, mijn assistente, zei steeds dat hij had gezegd dat hij me iets belangrijks moest vertellen.' 'Maar u hebt hem niet teruggebeld?' Ze haalde haar schouders op. 'Amy zei dat hij zenuwachtig klonk en heel erg aandrong en... nou, ik ben agent. Er bellen een heleboel idioten die met me willen praten over hun ideeën voor een boek. Amy's taak is juist om die lui af te schepen.' 'Maar deze idioot woonde in hetzelfde flatgebouw als een van uw grootste cliënten.' 'Mijn grootste cliënt,' corrigeerde King. 'Daar was ik me niet van bewust.' Plotseling deed ze haar bureaula open en haalde er een klein pistool uit, dat ze op Aiden richtte. Geen van beide rechercheurs vertrok een spier. 'Mijn pistool,' zei King, die het over het bureau heen aangaf. Mac pakte het aan en overhandigde het aan Aiden, die het bekeek en zei: 'Nooit mee geschoten.' 'Het is niet eens geladen,' zei King. 'Het is net het dekentje dat ik als kind had. Ik hou het bij me omdat het me een behaaglijk en veilig gevoel verschaft en doe net alsof dat gevoel echt is.'
'Wat gebeurt er met de manuscripten van Louisa Cormier nadat u die van haar ontvangen hebt?vroeg Mac. 'Ze geeft me nooit manuscripten,' zei King. 'Ze stuurt me een e-mail met het manuscript als bijlage. Dat lees ik dan en daarna stuur ik het door naar haar uitgever. In Louisa's werk hoeft maar heel weinig gedaan te worden door mij of de uitgever.' King pakte het potlood weer op, wilde ermee gaan tikken, bedacht zich en legde het weer neer. 'En de eerste drie boeken?' vroeg Mac. King keek hem behoedzaam aan. 'De eerste drie boeken waren... een beetje ruw,' zei King. 'Daar moest wel wat aan gedaan worden. Hoe wist u dat?' 'Ik heb ze gisteravond gelezen, net als het vierde en het vijfde,' zei Mac. 'Toen was er een hele verandering opgetreden.' 'Ik kan tot mijn genoegen zeggen dat Louisa's werk met haar toenemende ervaring en zelfvertrouwen steeds beter is geworden,' zei King. 'Bewaart u haar boeken op uw harddrive?' vroeg Mac. 'Ik heb al Louisa's boeken op diskette staan en ook kopieën op papier,' zei King. 'Ik zou die diskettes graag willen lenen,' zei Mac. 'Ik zal ze door Amy voor u laten kopiëren,' zei ze, 'maar waarom zou u... 'We zullen u verder niet ophouden,' zei Mac en hij stond op. Ook Aiden kwam uit haar stoel. King bleef zitten. 'U hoort nog van ons,' zei Mac terwijl hij naar de deur liep. 'Ik hoop echt van niet,' zei King, die een sigaret pakte. Toen ze langs de receptie waren gelopen en in de hal stonden, zei Aiden: 'Ze liegt. 'Waarover?' 'Over die eerste boeken,' zei Aiden. Mac knikte. 'Je had het al gemerkt,' zei ze.
'Ze beschermt de kip met de gouden eieren,' zei Mac. 'Dus?' vroeg Aiden. 'Laten we naar Louisa Cormier gaan.' Stella zag een rode bloedvlek met de vorm van een amoebe op een lage hoop sneeuw op de stoep, naast een zwarte plastic afvalzak. De chauffeur, een Nigeriaan die George Apappa heette, had haar naar de plek gebracht waar hij de man had afgezet die op zijn achterbank had zitten bloeden. George had het bloed gezien zodra hij thuiskwam in Jackson Heights. Hij kon het niet missen. De man had een plasje op de vloer en een donkere, nog natte veeg op de bank achtergelaten. Het had George bijna een uur gekost om de bloedvlekken weg te krijgen. Om twee uur in de morgen was hij bij zijn vrouw in bed gestapt en om zes uur was de telefoon weer gegaan; het was de centrale met het bericht dat hij meteen naar de garage moest komen. Hij vertelde Stella dat allemaal met de stem van een man die van plan was geweest tot aan het middaguur uit te slapen, maar die zich in plaats daarvan uit bed had moeten slepen en al bijna had verwacht dat hij ontslagen zou worden. Stella had het gevoel dat het briefje van twintig dat ze hem had toegestopt hem wel over zijn slaapgebrek heen zou helpen. Stella voelde dat hij haar vanuit de auto in de gaten hield terwijl ze haar neus afveegde, een foto nam van de berg sneeuw en vervolgens met een schepje wat van de sneeuw opschepte en het in een plastic zakje stopte. Ze liep langzaam over de stoep en bleef om de paar passen staan om nog een foto te nemen. Het bevroren bloedspoor was redelijk gemakkelijk te volgen. Er waren nog maar weinig voetgangers over de stoep gelopen. Stella legde de rug van haar linkerhand even tegen haar voorhoofd en voelde zowel transpiratievocht als koorts. Ze had een thermometer in haar tas, maar die was bestemd voor de doden. Ze had in het lab drie aspirines genomen en een glas sinaasappelsap. Maar ze had niet veel hoop dat het zou helpen.
Het kostte haar vier minuten om de juiste deur te vinden. Er zaten bloedspetters op de deur, geen grote, maar wel zichtbaar. Er zat ook bloed op de drempel en een geelbruine substantie die op braaksel leek. Ze maakte foto's, nam een monster van de geelbruine viezigheid en wilde net gaan staan toen ze iets wits zag in de hoek van de tree. Ze knielde weer. Het was een tand, een bebloede tand. Ze deed hem in een zakje en stond op om naar de namen van de bewoners van het gebouw te kijken, die in een rijtje wit op zwart aan de rechterkant van de deur hingen. De namen zeiden haar niets. Ze schreef ze alle zes op in haar notitieboekje. Wat hier ook gebeurd was, had volgens de gegevens van de taxichauffeur vlak voor tienen plaatsgevonden. Het was mogelijk dat iemand in het gebouw iets had gehoord van de gebeurtenissen die ertoe hadden geleid dat iemand moest braken en een redelijk gezond uitziende tand kwijtraakte. Stella wreef in haar handen en belde Danny Messer in het lab. 'Controleer deze namen,' zei ze. 'Heb je een pen?' 'Je klinkt verschrikkelijk,' zei hij. 'Ik klink verschrikkelijk,' beaamde ze. 'De namen.' Ze las de namen langzaam voor en spelde ze stuk voor stuk. 'Ik heb ze,' zei hij. 'Controleer ze allemaal. Bel me terug als je iets vindt. Misschien was Guista gisteravond op weg naar een van deze mensen, maar ging er iets mis.' 'Wat dan?' vroeg hij. 'Ik stuur een taxichauffeur met mijn monsters. Betaal hem even, wil je. Ik heb hem al een fooi gegeven.' Stella probeerde een kuchje te onderdrukken. Het lukte haar niet. 'Stella...' begon Danny, maar ze onderbrak hem. 'Ik moet gaan.' Ze verbrak de verbinding en ging naar de auto, waar George Apappa met zijn hoofd achterover en dichte ogen zat te wachten. Ze deed haar koffertje open, deed de digitale diskette met de foto's, de bloedmonsters, de bebloede tand en een klodder braaksel in hun aparte zakjes in een geïsoleerde tas en ritste die dicht. Toen deed ze het portier aan de bestuurderskant open.
George werd wakker en had de tas in zijn hand voordat hij iets kon zeggen. Ze gaf hem het adres van het lab en zei dat hij de zak aan Daniël Messer moest geven, die hem zou opwachten. Messer zou hem betalen. Ze gaf hem bovendien nog een biljet van tien dollar. Ze zag dat George even op het punt stond te vragen wat er allemaal aan de hand was, maar hij deed het niet. Hij zette de tas op de stoel naast hem en Stella deed het portier dicht. Toen Louisa Cormier dit keer de deur opendeed voor Mac en Aiden, was ze niet zo opgewekt en fris als de andere keren. Ze zag eruit alsof ze niet had geslapen en droeg een soort oversized gebloemde jurk. Haar kapsel was netjes, net als haar make-up, maar niet zo perfect als een dag eerder. Ze deed een stap achteruit om hen binnen te laten. 'Michelle, mijn agent, belde al om te zeggen dat ik jullie kon verwachten,' zei ze. Mac noch Aiden zei iets. 'Jullie denken dat ik die man in de lift heb vermoord,' zei ze kalm. Mac en Aiden bleven ondoorgrondelijk. 'Ga alstublieft zitten,' zei Louisa. 'Koffie? Aan goede manieren ga je niet dood. Een ongelukkige woordkeuze, maar...' 'Nee, dank u,' zei Mac namens hen allebei. Ze stonden net achter de deur. 'Nou, ik wilde net een kopje nemen, dus als u het niet erg vindt...' zei ze en ze liep naar de keuken. 'Ga alstublieft zitten.' Mac en Aiden liepen naar de tafel bij het raam. Er lag een kille mist over Manhattan. Behalve een paar lichtjes die door het dichte grijs heendrongen en de toppen van de wolkenkrabbers die boven de wolken uitstaken, was er niet veel te zien. 'Neem me niet kwalijk,' zei Louisa Cormier toen ze met een kop hete koffie in haar hand in dezelfde stoel als de dag tevoren aan tafel ging zitten. 'Ik heb de hele nacht zitten werken. Michelle heeft jullie misschien al verteld dat ik aan het eind van de week een boek moet inleveren. Niet dat mijn uitgever er iets aan kan doen als ik te laat ben, maar ik ben nooit te laat. Schrijven is een baan als je het doet om de kost te verdienen.
Ik vind het verkeerd om te laat op je werk te komen. Sorry, ik dwaal een beetje af. Ik ben moe en ik heb net te horen gekregen dat ik verdacht word van moord.' 'Kruitsporen,' zei Mac. 'Ik weet wat dat zijn,' zei ze. 'Sporen van kruit die achterblijven als er een wapen is afgevuurd.' 'Ze zijn moeilijk weg te krijgen,' zei Aiden. Beide rechercheurs keken naar de handen van Louisa Cormier. Ze waren rood van het boenen. 'Wilt u mijn handen controleren op kruitsporen?' vroeg ze. 'Kruitsporen kunnen van iemands handen worden overgebracht op voorwerpen die die iemand aanraakt,' zei Mac. 'Interessant,' zei Louisa, die van haar koffie dronk. 'Toen we hier gisteren waren, hebt u een paar dingen aangeraakt,' ging Mac verder. Nu begon Louisa op te letten. 'Hebt u dingen meegenomen uit mijn appartement?' vroeg ze. Mac deed alsof hij de vraag niet gehoord had. Hij gaf haar zo wei- nig mogelijk. Hij noch Aiden had iets meegenomen. 'U hebt onlangs een wapen afgevuurd,' zei Aiden. Mac dacht dat hij iets van een glimlach op het gezicht van de schrijfster bespeurde. 'Dat kunt u niet weten,' zei Louisa. 'U hebt mijn handen niet onderzocht en ik denk niet dat u zonder huiszoekingsbevel een kle- dingstuk van mij zult hebben meegenomen.' Aiden en Mac antwoordden niet. 'Maar,' zei Louisa, 'u mag dat best doen. Ik denk dat u kruitsporen zult vinden op mijn rechterhand. Ik heb twee dagen geleden, net voor de storm, met een pistool geschoten op een schietbaan hier in de buurt. Ik geloof dat ik mijn advocaat maar eens moest bellen,' zei Louisa met een glimlach. 'Dan komt de pers erachter,' zei Mac. 'Maar u hebt het recht een advocaat te bellen voordat u nog meer vragen beantwoordt.' Louisa Cormier aarzelde. 'Ik heb al gezegd dat ik inderdaad geschoten heb,' zei ze. 'Ik test alle wapens die in mijn boeken worden gebruikt.
Het gewicht, hoeveel lawaai ze maken, de terugslag, de omvang. Ik ben twee dagen geleden op de schietbaan geweest. Dat heb ik u al verteld. Drietchs op 58th Street. Ik zal u het adres geven. Dan kunt u het navragen bij Mathew Drietch.' 'Wat was het voor wapen?' vroeg Aiden. 'Een .22,' zei ze. 'Net als het pistool in uw bureau,' zei Mac. 'Precies. Ik heb besloten te schrijven over een wapen zoals ik zelf heb,' zei ze. 'Lutnikov is vermoord met een .22,' zei Mac. 'Ik heb de kogel gevonden onder in de liftschacht,' zei Aiden. 'We zullen het wapen vinden,' zei Mac. 'En dan bewijzen we dat de kogel daarmee is afgeschoten. U hebt gezegd dat u geen ander pistool hebt dan het exemplaar dat u ons gisteren hebt laten zien,' zei Mac. 'Dat is ook zo,' antwoordde Louisa. 'Mathew Drietch heeft eenzelfde pistool. Hij heeft honderden wapens. Je kunt zelf kiezen welke je wilt gebruiken. Meneer Drietch heeft het me met alle plezier uitgeleend.' 'U weet zeker niet waar die .22 nu is?' vroeg Mac. 'Ik neem aan dat hij veilig is weggeborgen op de schietbaan,' zei Louisa. 'Vindt u het erg als we uw appartement doorzoeken?' vroeg Mac. 'We kunnen een huiszoekingsbevel halen.' 'Ik vind het inderdaad erg als u mijn appartement doorzoekt,' zei ze. 'Maar of u nu uw huiszoekingsbevel haalt en het doet, dan zult u hier toch geen ander wapen vinden dan dat in mijn bureau, waarvan u weet dat er niet recent mee is geschoten.' 'Nog één vraag,' zei Mac. 'Geen vragen meer,' zei Louisa mild. 'Mijn advocaat heet Lindsey Terry. Hij staat in het telefoonboek. Het spijt me dat ik een beetje narrig ben, maar ik heb niet geslapen en... ' 'Ik heb afgelopen nacht een paar van uw boeken gelezen,' zei Mac. 'O,' zei Louisa. 'Welke?' Andervrouws nachtmerrie, Vrouw in het donker, De plaats van een vrouw,' zei Mac.
'Mijn eerst drie,' zei Louisa. 'Vond u ze goed?' 'Na die drie zijn ze beter geworden,' zei hij. 'Ik heb altijd gevonden dat die eerste drie de beste waren,' zei Louisa. 'Hebt u de andere ook gelezen? 'Twee ervan,' zei Mac. 'U bent een snelle lezer.' 'Ik heb over grote delen alleen mijn blik laten gaan. Ik laat uw boe- ken bekijken door een professor in de linguïstiek,' zei Mac. 'Waarom in godsnaam?' vroeg Louisa. 'Ik denk dat u dat wel weet,' zei Mac. 'U hebt de naam van mijn advocaat,' zei Louisa somber. 'Als u me nu wilt excuseren, ik moet mijn boek afmaken en wat rusten.' Toen Aiden en Mac in het halletje voor de lift stonden, zei Aiden: 'Zij heeft het gedaan.' 'Inderdaad,' beaamde Mac. 'Nu moeten we het nog bewijzen.' Ze liepen naar de voordeur en hun voetstappen weerkaatsten kil. Een meter of tien verderop stond een magere man van achter in de twintig of voor in de dertig. De bleke, gladgeschoren man met zijn uitdrukkingsloze gezicht, spijkerbroek, blauwe T-shirt en donzen Eddie Bauer-jack had zijn handen voor zich gevouwen en keek naar de naderende Aiden en Mac. Toen de rechercheurs nog maar een paar meter van hem vandaan waren, ging hij voor hen staan. 'U onderzoekt de moord op Charles Lutnikov,' zei hij langzaam en met effen stem. 'Dat klopt,' zei Mac. 'Ik heb hem vermoord,' zei de man. Hij trilde. 'Hoe gaat het?' vroeg Stella, die een eindje van Danny bleef staan zodat ze niet op hem zou ademen. Ze was ziek, dat was wel zeker. Koorts, koude rillingen, lichte misselijkheid. De CSl'ers wisten alles over misselijkheid en Stella vormde daar geen uitzondering op. Ze droeg zelden een masker op een plaats delict, hoe smerig de geur ook was, hoe lang een lijk ook in een bad had gelegen en kans had gehad om op te zwellen en de vertrouwde geur van verrotting had kunnen afgeven.
De laatste keer dat ze een onvoorziene oprisping van gal had bedwongen, was twee weken eerder geweest, toen zij en Aiden naar het huis van een poezenvrouwtje in East Side waren geweest. Er had een geïniformeerde agent aan de deur gestaan met een trek van afkeer op zijn gezicht die hij niet probeerde te verbergen. Stella en Aiden waren naar binnen gegaan en waren overvallen door de stank, het geluid van tientallen mauwende katten en de hitte van de radiatoren langs de muren. De donkere kamer had geroken naar dood, urine en uitwerpselen. 'Laten we ons maar niet groot houden,' had Stella gezegd. Aiden had geknikt en ze hadden de maskers in hun koffertje opgezet en waren naar de slaapkamer gegaan, waar ze het lijk hadden aangetroffen van een oude vrouw in een bedrukte jurk. Op haar borst lag opgedroogd braaksel. Haar grote ogen staarden naar het plafond. Er kroop iets in de hoek van haar mond en op haar opge- zette buik zat een grote, oranje kat, die naar de twee vrouwen blies. 'Vraag even aan de agent of hij de dierenbescherming heeft gebeld,' zei Stella. 'Zo niet, laat het hem nu dan doen.' Daarmee en met het geluid van haar eigen stem herinnerde Stella zichzelf eraan dat dit haar werk was, dat het gedaan moest worden en dat zij het beter kon dan wie ook. En dus had ze een uur doorgebracht in al die viezigheid, die zich al lang voor de dood van de vrouw was gaan ophopen. Een onderzoek van het lichaam door Hawkes toonde aan dat de vrouw, die eruitzag alsof ze gewurgd was, in plaats daarvan was overleden aan een hartaanval, waardoor ze in haar eigen braaksel gestikt was. Danny stond met zijn rug naar haar toe. Hij hield een testbuisje met een kurk erop en een gele, dikke vloeistof erin omhoog. 'Voor de allerlaatste keer,' zei hij. 'Je bent ziek. Je hoort in bed te lig- gen.' 'Het is een griepje,' zei ze. Hij schudde zijn hoofd. 'Ik kom er wel overheen. Ik heb wat thee gehad,' zei ze. 'Een kleine stap voor de mensheid,' zei hij.
Stella negeerde hem verder en vroeg: 'Wat heb je gevonden?' 'Dat degene die dit braaksel heeft geproduceerd zijn eetpatroon zou moeten veranderen,' zei Danny. 'Hij gebruikt zijn maag om vet in op te slaan en te verwerken. Hij heeft zowel peperoni als een of andere worst gehad en ook een grote hoeveelheid pasta met een pittige saus, die ik op een schaal van een tot tien een ah caramba zou geven.' 'Danny,' zei Stella met amper verborgen ongeduld. 'Meel,' zei Danny. 'Onbewerkt, ongebleekt. Deze vent heeft meel ingeademd.' 'Heb je het meel onderzocht?' vroeg ze terwijl ze moeite deed om niet te snuiven. 'Sporen in het braaksel. Marco's Bakery. Precies hetzelfde als in onze monsters,' zei hij. 'En de rubbersporen in de gang van de bakkerij zijn echt afkomstig van de hielen van Colliers schoenen?' vroeg Stella. 'Alle sporen leiden naar Marco's Bakery,' zei hij. Hij zette het buisje neer en draaide zich naar haar om. 'Mag ik een klinische observatie maken?' zei hij. Hij wachtte niet op antwoord. 'Je neus is zo rood als een maraschinokers.' 'Stella, de clown van de technische recherche,' zei ze. 'Ik meen het,' zei Danny. 'Je hoort...' 'Ik dacht dat je zei dat je klaar was met doktertje spelen,' zei ze. Danny haalde zijn schouders op. 'Wil je weten hoe het met het bloed zit?' vroeg ze. Hij knikte. 'Zoals verwacht zijn de meeste monsters van de stoep en uit de portiek van Guista afkomstig,' zei ze. 'Hij verliest veel bloed. Als dat al niet gebeurd is, raakt hij binnenkort buiten bewustzijn als hij niet naar een dokter gaat. Maar er is ook bloed bij van iemand anders.' Danny ging op de kruk zitten. Stella liet zich langzaam op een andere zakken. 'Guista wordt door Flack in zijn been geschoten,' zei hij. 'Hij rijdt met zijn bestelwagen naar Brooklyn, laat de wagen daar achter voor een broodjeswinkel en neemt een taxi. Hij stapt uit en loopt een half blok. Iemand staat hem op te wachten.'
'En die iemand krijgt een verrassing,' zei Danny. 'Volgens mij heeft Guista hem een flinke klap verkocht. Hij braakt, bloedt en raakt een tand kwijt. Guista is weer op de loop. Of een langzame wandeling.' Stella knikte en zei: 'Zoiets. De jongens die de bestelwagen hebben meegenomen, zeiden dat hij had getelefoneerd. Heb je dat telefoontje nagetrokken?' Danny schudde zijn hoofd. 'Dat zal ik nu doen. Ga jij maar naar huis.' De blik die ze hem toewierp, deed Danny besluiten zijn pogingen om Stella zover te krijgen dat ze voor zichzelf zorgde maar op te geven. Eindelijk. 'Heb je de namen van de mensen in dat gebouw nagetrokken?' 'Ik dacht dat je het nooit zou vragen,' zei Danny. 'Op één na zijn ze allemaal in aanraking geweest met de politie.' 'Dus... ' begon Stella. 'De ene zonder strafblad is ene Lynn Contranos,' zei hij. 'De zelfvoldaanheid druipt van je gezicht,' zei Stella. 'Zelfvoldaanheid?' 'Dat is uit een film van Hitchcock,' zei ze terwijl ze haar neus afveegde. 'Wat is er met haar?' 'Lynn Contranos, alias Helen Grandfield,' zei hij. 'De vertrouwde assistent van Dario Marco.' Stella knikte. 'Maar dat is nog niet alles,' zei Danny, die gretig zijn bril goed duwde. 'Voordat Helen Grandfield met Stanley Contranos trouwde, die tien tot twintig jaar uitzit voor doodslag, was ze Helen Marco, de nicht van Anthony Marco, die nu terecht moet staan. Dario Marco is dus haar vader.' 'Alle wegen leiden naar Marco's Bakery,' zei Stella. 'Laten we daar nog maar eens op bezoek gaan.' 'Zullen we wat agenten meenemen?' vroeg hij. Stella knikte en pakte het plastic potje met pillen uit haar zak die Sheldon Hawkes haar nog geen uur eerder had gegeven. 'Je wordt er misschien wel moe van,' had Hawkes gezegd, 'maar het verdooft ook.' Ze maakte het potje open.
De naam van de jongeman die had bekend Charles Lutnikov te hebben vermoord, was Jordan Breeze. Hij woonde op de tweede verdieping van de Belvedère Towers in een studio. Breeze was afgestudeerd aan de Drexel University en was computerprogrammeur voor een Indisch bedrijf op 55th Street. Hij moest softwareprogramma's schrijven om het universum in kaart te brengen. Mac keek van de map in zijn handen recht in de ogen van Jordan Breeze en toen weer naar de map. Breeze was nog nooit in aanraking geweest met de politie en behoorde niet tot radicale groeperingen. Nadat hij de buren had ondervraagd, was Mac ervan overtuigd dat hij een rustige huurder was die altijd een 'goedemorgen' voor anderen had. Maar hij was de laatste paar maanden steeds minder gezien. Een paar andere huurders hadden hem twee straten verderop bij een Starbucks op zijn computer zien werken en een Grande Latte zien drinken, maar de laatste tijd niet. Mac zette de bandrecorder aan. 'Weet je zeker dat je geen advocaat wilt?' vroeg Mac. 'Heel zeker,' zei Breeze. 'Waarom heb je hem vermoord?' vroeg Mac. 'Hij noemde me een homo,' zei Breeze. 'Niet één keer. Heel vaak. Ik rilde van angst als ik 's morgens mijn appartement uitkwam of 's avonds terugkwam, want ik was bang dat ik hem tegen zou komen. Ik zie de vraag in jullie ogen.' 'Welke vraag?' vroeg Mac. 'Of ik homoseksueel ben,' zei Breeze. 'Dat is niet zo, maar sommigen van mijn vrienden wel en ik kan niet tegen homohatende idioten. Ik heb het bijna een jaar geslikt.' 'En toen heb je hem vermoord,' zei Mac. 'Hoe?' 'Met een pistool,' zei Breeze. 'Hij stond in de lift. Ik had hem uit de weg kunnen gaan en de trap kunnen nemen, maar hij zou me gezien hebben.' 'Had je het pistool bij je?' vroeg Mac. Ja. 'Was je van plan hem te vermoorden als hij weer begon te schelden?' 'Ja,' zei Breeze. 'Ik stapte in de lift. De deuren gingen dicht.
Hij begon... Hij noemde me een laffe kontneuker,' zei Breeze. 'Het pistool zat in het voorvak van mijn computertas. Sommige dingen pik ik gewoon niet.' Mac knikte, keek weer in de map en toen weer naar Jordan Breeze. 'Waar had je het pistool vandaan?' vroeg hij. 'Het is van mijn vader geweest,' zei Breeze. 'Die is een paar jaar geleden overleden aan kanker.' 'Wat is het voor pistool?' 'Een .22 millimeter.' 'Wat deed je in de lift naar de bovenste verdiepingen?' 'Ik volgde Lutnikov toen hij uitstapte en de andere lift nam,' zei Breeze. 'Dat verbaasde hem wel, maar het amuseerde hem ook.' 'Je stapte in de lift omdat je van plan was hem te vermoorden,' zei Mac. Ja. 'Wat heb je met het pistool gedaan nadat je Charles Lutnikov had vermoord?' 'Ik ben de lift uit gegaan en heb hem naar boven gestuurd. Daarna ben ik door de sneeuw naar de East River gesjouwd en heb het ding erin gegooid,' zei Breeze. 'Hij ging door een dun laagje ijs. Ik heb de leren handschoenen die ik droeg ook in de rivier gegooid. Ik vrees dat jullie me kunnen aanklagen voor moord en voor het vervuilen van de rivier.' 'Hoeveel keer heb je op Lutnikov geschoten?' 'Twee keer,' zei Breeze. 'Een keer toen hij stond en nog eens toen hij viel.' 'De portier herinnert zich niet dat je weg bent gegaan,' zei Mac. 'Ik heb gewacht tot de middag, toen er een heleboel mensen in en uit gingen.' 'Hoe goed ken je Louisa Cormier?' vroeg Mac. 'Ik heb haar nooit ontmoet,' zei hij. 'Ik weet niet eens of ik haar wel eens in het gebouw heb gezien. Ik weet dat ze in het penthouse woont. Ik woon er nog niet zo lang.' 'Vind je het erg als we je flat eens bekijken? Ik kan een huiszoekingsbevel krijgen.' 'Ga je gang,' zei Breeze. 'Kijk maar in mijn flat en ook in mijn bergruimte in de kelder.'
Er lag een rustige glimlach op het gezicht van Breeze, die wel wat leek op de tevreden glimlach van leden van een sekte die er zeker van zijn dat zij de waarheid kennen over het leven en de geheimen daarvan hebben gereduceerd tot een eenvoudige loyaliteit. Mac zette de bandrecorder uit, stond op en liep naar de deur. Toen hij hem opendeed, ging Breeze op wankele benen staan. Toen Jordan Breeze was weggevoerd, kwam Aiden de verhoorkamer in waar Mac met de dunne map op de tafel zat te tikken. 'Je gelooft niet dat hij het gedaan heeft?' zei ze. 'Ik zal er eens naar kijken. Als hij het niet gedaan heeft, heeft iemand hem een heleboel informatie gegeven over de moord,' zei Mac. 'En we gaan door met ons onderzoek naar Louisa Cormier.' 'Je zou het mis kunnen hebben,' zei ze. 'Dat zou kunnen,' beaamde Mac.
12
De eerste auto die Stevie probeerde, kreeg hij niet aan de praat. Het was bijna vijftig jaar geleden dat hij een auto had gestolen. Soms verleer je het fietsen toch. De auto was een groene Ford Escort en hij stond een half blok van de plek waar hij de twee mannen van de bakkerij had achtergelaten, de een dubbelgeslagen van de pijn en de ander met een bloedneus. Hij was er zeker van geweest dat ze te erg gewond waren om hem te volgen. Hij had erover gedacht ze allebei te vermoorden, maar dan zat hij met twee lijken. Ze konden beter op eigen kracht wegkruipen. Het probleem was dat Stevie ook bijna weg moest kruipen. Hij verloor bloed en probeerde te bedenken waar hij nog heen kon. Een van de achterportieren van de Escort was open geweest omdat het slot kapot was. Het had gemakkelijk moeten zijn. Maar Stevie had geen schroevendraaier of mes. Niets dat hij kon gebruiken om een auto te stelen. Hij was weer uitgestapt en had naar de portiek gekeken waar hij de twee mannen had achtergelaten. Hij hoopte half dat ze zich genoeg hersteld hadden om achter hem aan te komen in plaats van weg te kruipen. Stevie had het pistool afgenomen van de man die hij het eerst had geraakt. Hij veegde zijn vingerafdrukken van het wapen en gooide het over een bakstenen muur die iets verderop stond. Hij wist hoe hij zijn handen moest gebruiken. Maar hij wist dat hij meer moeite had met zijn hoofd. De tweede auto, een witte Oldsmobile Cutlass Calais uit 1992, deed hem bijna weer in God geloven. Het raampje kon met enige druk omlaag worden geschoven, tot hij net zijn arm erdoor kon steken en het portier open kon maken. Hij gleed achter het stuur en probeerde te bedenken wat hij nu moest doen. Hij deed het handschoenenkastje open, op zoek naar iets dat hij kon gebruiken. Er was niets, alleen een donker, leren portemonneetje.
Hij maakte het open. Een sleutel, een plastic Oldsmobile sleutel. De auto startte bijna onmiddellijk en Stevie was onderweg. Waar naartoe? De jockey. Hij wist niet zeker of hij Jake Laudano kon vertrouwen. Ze waren meer gelegenheidspartners dan vrienden, de trage, sterke, grote man en het nerveuze kleine mannetje. Geen van beide mannen was erg slim of ambitieus. Niet veel keus, dacht Stevie. De jockey of het ziekenhuis, als ik al bij de jockey kan komen. Nee, er was geen 'als', besloot hij onder het rijden. Hij zou er komen. De volgende veertig minuten raakte hij kwijt. Toen hij wakker werd, kwam er zwak zonlicht door een raam en lag hij op een hobbelige bank die te klein voor hem was. Hij ging langzaam overeind zitten. Zijn been was verbonden. Het kloppen was draaglijk. Hij was nog steeds vastberaden. Hij bevond zich in een kleine studiofiat met een bank tegen de ene muur en een opklapbed dat in de andere muur verdween. Plotseling ging de deur van het flatje open. Stevie probeerde overeind te komen, maar zijn been dwong hem weer te gaan zitten. De jockey kwam binnen met een papieren zak in zijn hand. 'Ik heb koffie voor je meegebracht,' zei hij. 'En een paar donuts.' 'Dank je,' zei Stevie, die in de zak keek die Jake hem had overhandigd en de koffie eruit haalde. Hij voelde zich een beetje misselijk. Misschien werd het beter met de koffie en de donuts. Hij wist het niet en het kon hem niet schelen. Hij had honger. Hij pakte een donut en lachte. 'Wat is er zo leuk?' vroeg Jake. 'Ik was gisteren jarig,' zei Stevie. 'Je meent het,' zei de jockey. 'Gefeliciteerd.' Anders Kindem, professor linguïstiek aan de Columbia University, had slechts een klein spoortje van een Noors accent. Mac had over hem gelezen in een artikel in de New York Times. Kindem zou definitief hebben vastgesteld dat William Shakespeare beslist niet Christopher Marlowe, Sir Waker Raleigh of John Grisham was, wie hij dan ook wel mocht zijn.
Kindem had steil blond haar, was een beetje slungelig, glimlachte voortdurend en was nog geen veertig. Hij was verslaafd aan koffie, die hij dronk uit een grote witte mok met het woord 'woorden' in verschillende kleuren. Naast een van zijn vier computerschermen stond een lauwe kop hazelnootkoffie, die hij had gezet van de bonen in de hoge, groene pot die naast de koffiemolen en het koffiezetapparaat in zijn kantoor stond. Kindem had twee van de computers op een bureau staan. Twee andere stonden op een ander bureau, tegenover de eerste twee computers. De professor zat op een draaistoel tussen de vier computers. Mac zat te kijken hoe hij draaide en van computer naar computer bewoog. Hij leek meer een musicus aan een uitgebreid keyboard dan een wetenschapper. De nieuw uitziende spijkerbroek en de groene sweater met opgerolde mouwen deden nog meer afbreuk aan Kindems image als wetenschapper. Op de voorkant van zijn sweater stonden in witte letters de woorden JE MOET GEWOON WETEN WAAR JE MOET ZOEKEN. Er had muziek op gestaan toen Mac Kindems lab was binnengekomen met een attachèkoffertje met daarin de diskettes waarop Louisa Cormiers boeken stonden. Kindem had het volume omlaag gedraaid en zei: 'Rechercheur Taylor, vermoed ik.' Mac schudde hem de hand. 'Hebt u last van de muziek? Die helpt me bewegen, nadenken,' zei Kindem. 'Bach,' zei Mac. 'Op de synthesizer.' Switched-On-Bach,' bevestigde Kindem. Mac keek de kamer rond. De bureaus met de computers namen de helft van de ruimte in beslag. In de andere helft stond nog een bureau met nog een computer erop en drie stoelen ervoor. Aan de muren hingen ingelijste diploma's en oorkondes. Kindem volgde de blik van de rechercheur en zei: 'Ik hou besloten seminars, discussies eigenlijk, met de promovendae die ik adviseer.' Hij knikte naar de drie stoelen.
'Heel kleinschalige seminars. En de versiering aan de muur. Wat kan ik zeggen? Ik ben ambitieus en bezit een spoortje academische ijdelheid. De diskettes?' Mac vond een plekje aan het eind van een van de bureaus met twee computers. Hij deed zijn koffertje open, haalde de in een geëtiketteerd hoesje verpakte diskettes eruit en gaf ze aan Kindem. 'U zult ze moeten lezen,' zei Mac. 'Bel me maar als u iets weet.' Mac overhandigde Kindem een kaartje. Kindem had de diskettes tussen twee van de computers gelegd. 'Ik hoef ze niet te lezen,' zei Kindem. 'Ik wil ze ook helemaal niet lezen, zeker niet op een computerscherm. Ik lees al veel te vaak teksten van schermen. Als ik een boek lees, wil ik dat in mijn handen hebben en de woorden op een bladzijde zien.' Mac was het met hem eens, maar zei niets. Kindem glimlachte. 'Een paar dingen kan ik u heel snel vertellen,' zei hij. 'Als de vragen eenvoudig zijn. Voor een volledige analyse heb ik een dag nodig. Ik zal een van mijn promovendae een rapport laten opstellen en dat per e-mail of post naar u laten sturen.' 'Dat klinkt goed,' zei Mac. 'Oke,' zei Kindem, die de diskettes in een toren tussen twee computers stopte. Elk van de zes diskettes verdween met een gezoem en een klik in het apparaat. 'Nou,' zei hij, 'wat zoek ik?' 'Ik wil weten of deze boeken allemaal door een en dezelfde persoon zijn geschreven,' zei Mac. 'En?' vroeg Kindem. 'Alles wat u me verder nog kunt vertellen over de schrijver,' zei Mac. Kindem demonstreerde zijn vaardigheid op het toetsenbord en zette de cd die hij had opstaan harder, zodat hij er nog meer uitzag als een musicus die meespeelde met de muziek. 'Woorden, gemakkelijk,' zei Kindem terwijl hij van de ene computer naar de andere ging en instructies intypte. 'Maar zeg dat niet tegen het hoofd van mijn afdeling. Hij vindt het moeilijk. Doet alsof hij het begrijpt. Ik zeg nooit iets over zijn encyclopedische misinformatie.
Woorden, gemakkelijk. Muziek is lastiger. Geef me twee stukken muziek en ik kan ze programmeren, ze in de computer invoeren en u vertellen of ze door een en dezelfde persoon zijn geschreven. Wist u dat Mozart stal van Bach?' 'Nee,' zei Mac. 'Omdat hij dat niet deed,' zei Kindem. 'Ik heb het bewezen voor een zogenaamde deskundige die die onzin een hele termijn als professor in Leipzig heeft volgehouden.' Hij ging nog een minuut of tien door, waarin hij voortdurend praatte en koffie dronk en van de ene computer naar de andere rolde. 'Uitroeptekens,' zei hij. 'Een goede plek om te beginnen. Ik hou er niet van en gebruik ze ook niet in mijn artikelen. In wetenschappelijke en academische geschriften kom je bijna nooit uitroeptekens tegen. Ze verraden een gebrek aan vertrouwen in je eigen woorden. Hetzelfde geldt voor fictie. De schrijver is bang om de woorden al het werk te laten doen, dus wil hij ze iets extra's geven. Punctuatie, woordenschat, herhaling, hoe vaak bijwoorden en bijvoeglijke naamwoorden worden gebruikt. Dat zijn net vingerafdrukken.' Mac knikte. 'Eerste drie boeken,' zei Kindem. 'Overladen met uitroeptekens. Meer dan tweehonderdvijftig in elk boek. Maar in elk boek daarna zijn de uitroeptekens verdwenen. De schrijver heeft het licht gezien of...' 'We hebben te maken met een andere schrijver,' zei Mac. 'Precies,' zei Kindem. 'Maar er is nog veel meer. In de eerste drie boeken duikt het woord "zei" gemiddeld dertig keer per boek op. Ik zal het controleren, maar de schrijver lijkt het woord te vermijden en heeft bijna zeker gezocht naar andere manieren om dialogen aan te geven. Dus in plaats "ze zei" gebruikt de schrijver "ze riep uit" of "ze stootte uit". In de latere boeken komt het woord "zei" gemiddeld tweehonderdachtenzestig keer voor. Een groeiend zelfvertrouwen? Niet zo extreem, niet zo snel. Wilt u nog meer?' Mac knikte. 'In de eerste drie boeken staan veel ingewikkelder en langere zinnen,' zei Kindem, die op het scherm keek.
'De terloopse lezer zal zich hier misschien niet echt van bewust zijn, maar in het onderbe- wuste... Daarvoor moet je iemand van de afdeling psychologie hebben.' 'Nog andere dingen?' 'Alles,' zei Kindem. 'Woordenschat. Het woord "wederzijds" komt in elk van de eerste drie boeken gemiddeld elf keer voor. In de andere niet één keer.' 'Kan de verandering na de eerste drie boeken niet worden toegeschreven aan een beslissing om de stijl te wijzigen of het aanscherpen van de vaardigheden van de schrijver?' 'Niet zo'n grote verandering,' zei Kindem. 'En ik denk dat ik nog wel meer kan vinden als u me nog een paar uur geeft.' 'De formule is in alle boeken ongeveer hetzelfde,' zei Mac. 'De vrouw is een weduwe of nog niet getrouwd, hoewel ze midden dertig is. Ze heeft of draagt de verantwoordelijkheid voor een kind dat gevaar blijkt te lopen van de kant van een wraakzuchtig familielid, de maffia of een seriemoordenaar. De politie doet niet veel. De vrouw moet zichzelf en het kind beschermen. En ergens op de laat- ste dertig pagina's gaat de vrouw de strijd aan met de slechterik of slechteriken en wint die strijd, samen met een nieuwe man in haar leven die ze ergens onderweg heeft ontmoet.' 'Dat betekent dat degene die de boeken geschreven heeft een vaste formule volgt,' zei Kindem. 'Niet dat het dezelfde schrijver is.' Mac was nu zeker van zijn zaak. Louisa Cormier had de eerste drie boeken geschreven. Charles Lutnikov de rest. Maar waarom had ze hem dan doodgeschoten, dacht Mac. Ruzie? Waarover? Geld? 'Wilt u een uitdraai?' vroeg Kindem. 'E-mail,' zei Mac. 'Het adres staat op mijn kaartje.' 'Moet ik getuigen bij de rechtszaak?' 'Misschien,' zei Mac. 'Mooi,' zei Kindem. 'Dat heb ik altijd al eens willen doen. En nu terug naar het werk van de ontmaskerde Louisa Cormier.' Stella zat slaperig en met overal pijn in de auto, terwijl Danny reed.
Voor de achtste keer keek Stella het dossier over Alberta Spanio door, dat op haar schoot lag. Ze keek naar de foto's van de plaats delict: het lijk, het bed, de muren en het dressoir. Ze keek naar de foto's van de badkamer: het toilet, de vloer, het bad, het open raam boven het bad. Er knaagde iets aan haar. Iets dat verkeerd was. Het voelde alsof ze zich de naam van een acteur of een schrijver probeerde te herinneren of die van het meisje dat op de middelbare school bij de wiskundeles naast haar had gezeten. Je moest het weten, je wist zeker dat het ergens in je brein verstopt zat. Je kon het hele alfabet tien, vijftien keer doorlopen zonder op de naam te komen en dan was hij er plotseling. Ze las de getuigenis nog eens van de twee mannen die Alberta Spanio hadden bewaakt, Taxx en de vermoorde Collier. Onder het lezen viel het haar in. Ze bekeek de foto's van de badkamer nog eens, die zij gemaakt had. Collier had Flack verteld dat hij in het bad was gaan staan om uit het raam te kijken. Als de moordenaar door het raam was gekomen, had hij of zij de sneeuwhoop voor het raam in het bad moeten duwen. Dan had er gesmolten sneeuw in het bad moeten liggen toen Collier erin ging staan. Maar op Stellas foto was geen spoor van vocht in het bad te bekennen en ook geen voetafdrukken van Colliers schoenen, ook al hadden de zolen van zijn schoenen nat moeten zijn door de gesmolten sneeuw. Waarom had Collier gelogen? Sheldon Hawkes zat naast Mac aan het bureau naar de videobeelden op het beeldscherm voor hem te kijken. 'Nog eens,' zei Hawkes, die zich dichter naar het beeldscherm boog. Mac spoelde de band terug en dronk koffie terwijl Hawkes nog eens naar de video van twintig minuten keek, die hij soms vooruit liet spoelen of stopzette. 'Laat me het bandje van het verhoor nog eens horen.' Mac spoelde het bandje met het verhoor van Jordan Breeze terug en speelde het nog eens af. 'Wil je hem in zijn cel opzoeken?' vroeg Mac. 'Ik denk dat hij zal bevestigen wat we al weten.'
Hawkes stond op en zei: 'Je hebt gelijk.' Mac luisterde terwijl Hawkes hem vertelde wat hij had opgemerkt. 'Ja, hoor,' zei Mathew Drietch. Hij was een pezige man van een jaar of veertig met dun, blond haar en het gezicht van een bokser, en hij gaf antwoord op Aiden Burns verzoek om de .22 te mogen zien die Louisa Cormier had gebruikt op de schietbaan, die net naast het kantoor was waarin ze nu zaten. 'Houdt u van het geluid van schoten?' vroeg Drietch. 'Niet echt,' zei ze. 'Ik wel,' zei hij en hij keek langs haar heen naar de deur met de ruit erin, waardoor hij de schietbaan kon zien. 'De knal, de kracht. Snapt u wat ik bedoel?' 'Niet echt,' zei Aiden. 'Wilt u me nu het pistool laten zien?' Hij stond langzaam op en trok zijn zwarte spijkerbroek omhoog. 'Wanneer is Louisa Cormier hier voor het laatst geweest?' vroeg ze. 'Een paar dagen geleden,' zei hij. 'De dag voor die storm, geloof ik. Ik kan het nakijken.' Hij liep naar de deur van zijn kantoor en deed hem open, zodat het geluid van pistoolschoten beter te horen was. Hij hield hem voor haar open en liep haar toen voorbij, achter de vijf mensen op de schietbaan langs. 'De kou drijft ze hierheen,' zei Drietch. 'Ze willen iets te doen hebben en ergens op schieten. Om zich af te reageren.' Aiden gaf geen antwoord. Drietch ging naar een deur naast de registratiebalie. Een gezette, kalende man stak zijn hand onder de balie, duwde op een knop en de deur ging open. 'Ik heb wel een sleutel,' zei Drietch, 'maar Dave is er bijna altijd.' Ze kwamen in een klein, fel verlicht kamertje met houten dozen op planken van de vloer tot het plafond en een kleine tafel zonder stoelen middenin. 'We hebben hier bijna vierhonderd handwapens,' zei Drietch, die naar een van de planken liep en een sleutelring uit zijn zak haalde. 'Met de loper kan ik al die dozen openmaken.' Hij haalde een doos van een plank en zette hem voor Aiden op tafel. Aiden keek naar de doos en toen naar de planken.
'Op sommige van die dozen zitten hangsloten. Op andere niet,' zei ze. 'Geen pistool in de doos, geen slot,' legde hij uit. 'Op deze doos zit geen slot,' zei ze met een blik op de doos op tafel. 'Ik moet vergeten zijn het erop te doen,' zei hij. 'Het ligt waarschijnlijk in de doos.' Aiden kwam tot de conclusie dat Drietch niet erg nauwgezet was. 'De munitie ligt in een kluis,' zei Drietch, die haar afkeurende blik opving. Aiden zei niets. Ze tilde het deksel van de metalen doos. Er lag een pistool in, precies zo'n Walther .22 als Louisa in de la van haar bureau had. 'Een licht dingetje,' zei Drietch. 'Je kunt er nog steeds iemand mee doodschieten,' zei Aiden, die een potlood in de loop stak en het pistool uit de doos tilde. Ze had een paar seconden nodig om vast te stellen dat het pistool onlangs was schoongemaakt. 'Heeft Louisa Cormier het schoongemaakt?' 'Nee, dat doet Dave,' zei hij. Aiden deed het pistool in een zak en keek naar Drietch. 'Daar moet ik een afgiftebewijs voor hebben,' zei hij. Ze haalde haar notitieboekje voor de dag, schreef een recu uit, ondertekende het en gaf het aan hem. 'Maakt mevrouw Cormier de doos zelf open om het pistool te pakken?' 'Nee,' zei hij. 'Ze blijft staan wachten. Ik heb de sleutel. Ik haal het uit de doos, kijk of het niet geladen is en dan geef ik het aan haar. De munitie krijgt ze pas op de baan. Als ze klaar is met schieten, geeft ze het pistool terug en berg ik het weer op.' 'Dus ze raakt het slot en de doos nooit aan?' vroeg Aiden. 'Ze heeft geen sleutel,' zei hij geduldig. Aiden knikte en onderzocht de doos op vingerafdrukken. Ze ontdekte vier mooie. Aiden legde haar handschoenen in haar koffertje. Ze zou in de toiletten, de afvalbakken en de afvalcontainers buiten naar het vermiste slot moeten zoeken. Dat was niet leuk, maar beter dan naar die kogel zoeken in de liftschacht.
Het kostte haar twintig minuten, waarin ze ook de betaalde parkeerplaats naast het pand controleerde en nog eens controleerde. Toen ze weer naar binnen ging, stond Drietch bij een lege plaats op de schietbaan, met een pistool op het platform waartegen hij leunde. Hij wees ernaar. Toen ze naar hem toe liep, ging hij een stap achteruit om haar de ruimte te geven. Aiden schoot. De schietschijven, bekende zwarte cirkels op een witte ondergrond, hingen op een afstand van ongeveer zes meter. Ze vuurde vijf schoten af en gaf hem het pistool terug. Toen viel haar blik op iets dat op de vloer van de schietbaan lag. Drietch keek naar de schietschijf. Alle kogels zaten in de roos. Aiden had het bijna net zo goed gedaan als de schietschijven twee keer zo ver hadden gehangen. 'Jij bent goed,' zei hij met respect. 'Dank je,' zei ze. 'Laat iedereen ophouden met schieten en hun wapens neerleggen.' 'Wat krijgen we...' begon hij. 'Er ligt daar een slot,' zei ze. 'En ik neem het mee als bewijsmateriaal.' 'Alles is geregeld,' zei Arthur Greenberg. Mac had hem voor de zekerheid nog eens gebeld. 'Sneeuw, regen, niets zal ons kunnen tegenhouden, behalve de verschrikkelijke toorn van God,' ging Greenberg verder. 'Moeten we nog iemand op de hoogte stellen?' 'Nee,' zei Mac. Hij stond in het gerechtshof te wachten op een rechercheur van de afdeling Moordzaken die Martin Witz heette en een assistent-openbaar aanklager die Ellen Carasco heette en die uit de kamers van rechter Meriman moesten komen, hopelijk met een huiszoekingsbevel voor het appartement van Louisa Cormier. 'Dus dan zien we u morgenochtend om tien uur?' vroeg Greenberg. 'Ja,' zei Mac met een blik op de solide deur met het indrukwekkende, glimmend gepoetste koperen plaatje met de naam van rechter Meriman erin gegraveerd.
Greenberg hing op. Toen Mac hetzelfde deed, ging de deur van rechter Merimans kamer open en kwam Ellen naar buiten. 'Hij wil je spreken,' zei ze. Carasco was bedrieglijk slank. Mac wist dat onder haar losse jasje de indrukwekkende spieren zaten van een bodybuilder. Carasco hoorde in haar klasse bij de beste dertig vrouwelijke bodybuilders ter wereld. Ze had een open, knap gezicht en lang donker haar. Stella had meer dan eens laten doorschemeren dat Carasco geen nee zou zeggen als Mac haar mee uit eten zou vragen. Maar Mac had nooit iets met de informatie gedaan. En dat was hij ook niet van plan. Mac liep achter haar aan het kantoor van de rechter in, waar rechercheur Martin Witz log in een roodbruine leren stoel zat, tegenover de rechter achter het bureau. Meriman, die bijna met pensioen ging, was trots op zijn witte bos haar en zijn bekende, goed verzorgde witte snor. Hij knikte naar Mac, die terugknikte. 'We hebben het bewijs doorgenomen,' zei Meriman met zijn geoefende bariton. 'Ik wil dat nog eens met u doen voordat ik mijn beslissing neem.' Mac knikte weer. Meriman stak zijn hand uit om aan te geven dat Mac kon gaan zitten. Hij ging rechtop op eenzelfde stoel zitten als die Witz bezette. Carasco bleef tussen de twee stoelen staan. 'Het slachtoffer was Charles Lutnikov,' zei Mac. 'Hij woonde in hetzelfde flatgebouw als Louisa Cormier. Ze kenden elkaar.' 'Hoe goed?' vroeg de rechter. 'Volgens de bewijzen redelijk goed,' zei Mac. Mac vertelde de rechter over Aiden Burns ontdekking van het slot dat op de doos hoorde waarin het pistool van de schietbaan had gezeten, de vondst van de kogel in de liftschacht, het schrijfmachinelint en wat erop had gestaan en het rapport van Kindem, waarin stond dat iemand anders dan Louisa Cormier waarschijnlijk het grootste deel van haar boeken had geschreven. 'De kogel is uit dat pistool afkomstig?' vroeg Meriman. 'Dat wordt nog getest,' zei Mac.
'Magertjes,' zei Meriman, die zijn handen over elkaar legde en opkeek naar zijn drie bezoekers. 'Er zijn wel huiszoekingsbevelen uitgevaardigd met minder bewijs,' zei Carasco. 'Twee stukjes informatie,' zei Meriman. 'Ten eerste hebben we het hier over een wereldberoemde schrijver, iemand die een dure en zeer bedreven advocaat kan inhuren. Ten tweede is jullie bewijs grotendeels indirect en heel dunnetjes. Zeer suggestief, dat ben ik met jullie eens, maar... ' Macs mobiele telefoon trilde in zijn zak. Hij pakte hem en zei: 'Het spijt me, edelachtbare, maar het kan op de zaak betrekking hebben.' 'Houd het kort,' zei de rechter met een blik op de klok aan de muur, 'en breek het af als het niets met dit verzoek om een huiszoekingsbevel te maken heeft.' Mac nam op met een kort: 'Ja.' Hij luisterde. Het telefoontje duurde niet langer dan tien seconden. Hij klapte de telefoon dicht, stak hem in zijn zak en zei: 'Dat was technisch rechercheur Burn. Op het slot dat van de doos is geknipt, stonden twee duidelijke vingerafdrukken. Die van Louisa Cormier.' 'Het was haar pistool,' zei de rechter. 'Nee,' zei Mac. 'Het was van de schietbaan. Ze had geen sleutel, maar volgens de eigenaar van de schietbaan wist ze wel waar de doos zich bevond.' Aiden had nog iets anders gezegd, iets dat Mac de rechter niet meedeelde, hoewel hij dat wel zou doen als erop werd aangedrongen. Aiden had Mac net verteld dat de kogel uit de liftschacht niet door het pistool van de schietbaan was afgevuurd. Waarom had Louisa Cormier bij Drietchs ingebroken om een pistool te stelen dat niet het moordwapen was? dacht Mac. Het probleem, concludeerde hij, was dat zijn voornaamste verdachte detectives schreef en wist hoe ze een eenvoudige moordzaak iets uit het Land van Oz kon laten lijken. Rechter Meriman draaide zijn stoel en keek naar de grijze dag, die verse sneeuw beloofde. Toen draaide hij weer terug en zei: 'Ik zal een huiszoekingsbevel uitvaardigen voor het appartement van Louisa Cormier, waarbij mag worden gezocht naar een .22 kaliber wapen om dat te kunnen vergelijken met de kogel die uw rechercheur heeft gevonden.'
De kogel kon nooit uit het pistool afkomstig zijn dat Louisa Cormier hun had laten zien. Mac was er zeker van dat er de laatste twee of drie dagen niet mee was geschoten en waarschijnlijk al veel langer niet. De kans dat er een derde .22 was, was heel klein. Als er een derde pistool was, het moordwapen, en dat sloot hij niet uit, dan had Louisa Cormier het bijna zeker inmiddels weggewerkt. Maar voorlopig moest Mac het doen met wat hij kon krijgen. 'Dank u,' zei Mac. 'En ik moet het forensische bewijs hebben dat een eventueel gevonden wapen het moordwapen is. Als de .22 van de schietbaan niet het juiste pistool is, kunt u proeven doen met elke .22 die u in Louisa Cormiers appartement vindt om te bepalen of de kogel die Charles Lutnikov doodde uit dat wapen kwam.' De rechter en Mac wisselden een blik van samenzweerderige medewerking. 'Als u bij het zoeken naar de genoemde voorwerpen verder bewijs vindt dat Louisa Cormier betrokken is bij de onderzochte misdaad, moet dat bewijs ontdekt worden tijdens de zoektocht naar het wapen. Is dat duidelijk?' 'Ja,' zeiden Carasco, Witz en Taylor in koor. 'Dan is het voor elkaar,' zei Meriman. Meriman pakte de telefoon en drukte op een knop. Hij zei tegen iemand dat hij naar zijn kantoor moest komen. 'Er is nog één ding dat u moet weten, edelachtbare,' zei Carasco. 'We hebben een bekentenis van een andere partij.' De rechter leunde geïrriteerd achterover. 'Rechercheur Taylor is ervan overtuigd dat het een valse bekentenis is,' voegde Carasco eraan toe. 'Als u bewijs heeft dat de bekentenis inderdaad vals is, krijgt u een huiszoekingsbevel voor het appartement van Louisa Cormier,' zei Meriman. 'En nu wegwezen. Jullie hebben genoeg van mijn tijd verspild.' De drie bezoekers verlieten het kantoor en hoorden dat achter hen de radio met een klik werd aangezet.
13
'Meneer Marco heeft u niets te zeggen,' zei Helen Grandfield toen Stella en Danny het kantoor binnenkwamen, gevolgd door twee geïniformeerde agenten. 'En dit is particulier terrein, dus als u geen huiszoekingsbevel hebt... ' 'Dit is een plaats delict,' zei Stella. Er moest een sterke geur van vers brood hangen, maar Stella rook niets. Ze weerstond de aandrang om haar neus af te vegen. 'Van welke misdaad?' vroeg Helen Grandfield terwijl ze opstond. 'We hebben bewijzen dat er in uw gang een politiebeambte is omgebracht,' zei Danny. Helen Grandfield keek naar Danny en naar de twee agenten en toen wierp ze een woedende blik op Stella. 'Wat een onzin,' zei ze. 'Mevrouw Contranos,' zei Stella. 'Ik geef de voorkeur aan de naam Grandfield en gebruik die ook,' zei de vrouw. 'Behalve op de deur van uw flatgebouw,' zei Stella. 'En u bent geboren als Helen Marco. Een heleboel namen.' Helen Grandfield probeerde niet boos te kijken. Dat mislukte. 'We willen graag weten of u werknemers heeft die vanmorgen niet op het werk zijn verschenen en we willen iedereen die in de bakkerij werkt ondervragen. We zullen er ook op moeten staan uw vader nog eens te spreken.' Het gebruik van haar echte naam en de verwantschap met Dario Marco, weerhield de vrouw van verdere protesten. 'U woont op President Street in Brooklyn Heights. Hebt u daar gisteravond bezoek gehad van iemand van de bakkerij?' 'Nee, hoezo?' 'Er heeft iemand gebloed in uw portiek,' zei Stella. 'En er heeft iemand gebraakt.' Stella voelde zich behoorlijk misselijk. 'Als we die persoon vinden, kunnen we zijn bloed vergelijken met dat op de stoep.
En als we de persoon die gebraakt heeft vinden, kunnen we zijn DNA vergelijken met dat van het braaksel.' De vrouw stond met haar armen langs haar lichaam en huiverde even. 'Uw medewerking zou zeer op prijs worden gesteld,' zei Stella. 'Mijn vader is er nog niet,' zei ze. 'Ik moet zijn toestemming heb- ben om... ' Stella schudde haar hoofd nog voordat de vrouw was uitgesproken. 'Steven Guista,' zei Stella. 'Een van onze chauffeurs,' zei Helen Grandfield, die zich vermande. 'We willen hem graag spreken,' zei Stella. 'Ik geloof niet... ' Hij heeft een politieman aangevallen en wordt gezocht in verband met de moord op Alberta Spanio, die vandaag of morgen tegen uw oom had moeten getuigen,' zei Stella. Helen Grandfield zei niets, maar na een keer diep ademhalen zei ze heel rustig: 'Steve Guista heeft vandaag vrij. Hij was gisteren jarig. Mijn vader heeft hem twee dagen vrij gegeven. Ik kan u zijn adres geven.' 'Dat hebben we al,' zei Stella. 'Wie is er vandaag verder niet die er wel zou moeten zijn?' 'Verder is iedereen komen opdagen,' zei Helen. 'We hebben een lijst nodig met de namen van alle werknemers en een kamer waar we ze een voor een kunnen ondervragen,' zei Stella. 'We hebben geen plek waar u dat kunt doen,' zei Helen. 'Prima,' zei Stella. 'Dan doen we het in de bakkerij.' Stella kon zich niet langer bedwingen. Ze haalde een dikke tissue uit haar zak en snoot haar neus. Jordan Breeze zat weer in de verhoorkamer tegenover rechercheur Mac Taylor. Beide mannen hadden kartonnen bekers koffie voor zich staan. Mac zette de bandrecorder aan en sloeg de map voor hem open. Hij was dikker dan de laatste keer dat de twee mannen elkaar hadden gesproken. 'Jij hebt Charles Lutnikov niet vermoord,' zei Mac.
Breeze glimlachte en nam een slok koffie. 'Je hand trilt,' zei Mac. 'Nerveus,' zei Breeze. 'Nee,' zei Mac hoofdschuddend. 'Multiple sclerose.' 'Je had het recht niet die informatie bij mijn dokter op te vragen,' zei Breeze. 'Daar had ik je dokter niet voor nodig,' zei Mac. 'We hebben er zelf een en die heeft je geobserveerd. Schokkerige oogbewegingen. Internucleaire oftalmoplegie, gebrek aan coördinatie tussen je ogen. Je stotterde bij het praten. Hij zag dat je moeite had je koffiebeker op te pakken en dat je handen trilden. Je werkt er hard aan en spreekt langzaam en duidelijk om verstaanbaar te blijven, maar je hebt het niet helemaal onder controle. Je kunt niet rechtop zitten. Je zakt steeds onderuit. Toen ik je hand aanraakte, was die abnormaal koud. En toen je in je cel rondliep, viel je tweemaal bijna om. Je kunt onmogelijk in de sneeuw naar de rivier en terug zijn gelopen.' Breeze ging langzaam rechtop zitten. 'Zie je dubbel?' vroeg Mac. 'Spierzwakte. Trekkende en schokkende spieren. Aangezichtspijn. Misselijkheid. Incontinentie?' Breeze werd bleek en zette de beker op tafel, voorzichtig om niet te morsen. 'Geheugenverlies' ging Mac verder. 'Jullie kunnen mijn medische gegevens niet opvragen,' zei Breeze. 'Je hebt bekend dat je iemand hebt vermoord,' zei Mac. 'Dus zetten we je in de gevangenis en laten je door de gevangenisdokter onderzoeken.' Breeze zei niets. 'Hoe lang heb je nog voor je niets meer kunt?' vroeg Mac. 'Een jaar, twee,' zei Breeze. 'Heb je familie om voor je te zorgen?' 'Niemand,' zei Breeze en zijn rechterhand trilde nu zichtbaar. 'Je hebt nooit een pistool gehad,' zei Mac. Breeze antwoordde niet. 'We hebben de koffer gevonden in de bergkast die zich drie deuren links van de jouwe bevindt,' zei Mac. 'Hij zat vol boeken die waren gesigneerd door Louisa Cormier. Je hebt ze uit je flat gehaald nadat je van de moord had gehoord, nadat je had gehoord dat we met Louisa Cormier hadden gepraat en dat ze verdacht werd.
'Ze heeft ze voor me gesigneerd,' zei hij. 'Ik ben een grote fan. Ze gaat haar volgende boek aan mij opdragen.' 'Jij hebt Charles Lutnikov niet vermoord. Hij heeft je nooit uitgescholden.' 'Jawel,' 'Had Lutnikov iets bij zich toen je hem doodschoot?' 'Nee.' 'Geen kranten, boeken?' 'Niets.' 'Betaalt Louisa Cormier je medische onkosten?' vroeg Mac. Breeze gaf geen antwoord. Hij wendde zijn hoofd af. Mac dacht dat hij iets van pijn bespeurde. 'We komen er wel achter,' zei Mac. 'Ze is een goed mens,' zei Breeze. Mac gaf geen antwoord. Eindelijk sloeg Jordan Breeze zijn ogen neer. 'Alles wat ik aanraak, mislukt,' zei Breeze. 'Heeft Louisa je de details verschaft over de moord?' vroeg Mac. 'Ik geloof dat ik nu een advocaat wil,' zei Breeze. 'Ik denk dat dat een heel goed idee is,' zei Mac. Een uur later, nadat hij had geluisterd naar de opname van het gesprek tussen Mac en Jordan Breeze, gaf rechter Meriman een huiszoekingsbevel af voor het appartement van Louisa Cormier. Louisa Cormier bood Aiden en Mac dit keer geen koffie aan. Ze was niet gemelijk, nors of onbeleefd. Eigenlijk was ze heel behulpzaam en welwillend, maar koffie en charme stonden vandaag duidelijk niet op haar agenda voor het duo van het CSI-team dat aanklopte met een huiszoekingsbevel. Ze leek een beetje versleten en moe in haar losse, gebloemde jurk en ze had rode ogen toen ze hen het appartement in liet. 'Wacht even, alstublieft,' zei ze toen ze eenmaal binnen waren. Mac en Aiden waren niet verplicht te wachten tot ze klaar was met het telefoontje met haar advocaat via de snoerloze telefoon op een kunstig ingelegd tafeltje net achter de deur, maar ze deden het toch.
'Ja,' zei Louisa Cormier in de telefoon, terwijl ze het vermeed naar de rechercheurs te kijken. 'Ik heb het in mijn hand.' Ze keek neer op het huiszoekingsbevel. 'Zal ik het aan je voorlezen? ... Goed. Een beetje snel alsjeblieft.' Louisa hing de telefoon op. 'Wat komen jullie doen?' vroeg ze. 'Ik heb begrepen dat iemand bekend heeft dat hij meneer Lutnikov vermoord heeft.' 'We geloven hem niet,' zei Mac. 'Zijn naam is Jordan Breeze. Kent u hem?' 'Een beetje. Mijn advocaat is hier over een kwartier,' zei ze. 'Ik moet u vragen alles precies zo terug te zetten als het stond.' Mac knikte. 'Ik wil blijven kijken,' zei Louisa. 'Research uit de eerste hand voor mijn volgende boek.' 'Hebt u het laatste al af?' vroeg Mac beleefd. Louisa glimlachte en zei: 'Bijna.' Aiden en Mac bleven even zwijgend staan wachten tot ze verder zou gaan. Louisa legde een hand tegen haar voorhoofd en zei: 'Misschien is het mijn laatste wel, voor een tijdje tenminste. Zoals u kunt zien, kost het me een heleboel. Mag ik vragen wat u zoekt? Dan kan ik u misschien tijd besparen en mijn tapijten schoonhouden en mijn privacy ongeschonden.' 'Onder andere een .22 kaliber pistool,' zei Mac. 'Niet het exemplaar dat u ons gisteren liet zien. En een draadschaar.' 'Een draadschaar?' vroeg ze. 'Op de schietbaan is het slot van de doos waarin uw pistool werd bewaard doorgeknipt, waarschijnlijk gisteren.' 'En het pistool uit de doos wordt vermist?' vroeg ze terwijl ze hem recht aankeek. 'Dat niet,' zei Mac. 'Ik ben bang dat u zult moeten zoeken,' zei Louisa. 'Maar u zult niets vinden. Ik zou aantekeningen moeten maken over hoe het voelt om verdacht te worden van moord. Ik ben duidelijk de belangrijkste verdachte, he?'
'Zo ziet het er wel uit,' zei Mac. 'Een verdachte zonder motief,' voegde ze eraan toe. Mac noch Aiden antwoordde daarop. Ze trokken hun wegwerphandschoenen aan en begonnen in de hal waarin ze stonden. 'Ze wilden me vermoorden,' zei Big Stevie tegen Jake de jockey. Stevie zat diep weggezakt in de bank en zijn been deed pijn. Hij dacht niet aan zijn verjaardag of de pijn in zijn been, maar aan het verraad van Dario Marco. Iets anders kon het niet zijn, het was de enige verklaring. Stevie was een blok aan zijn been. Hij wist wat er was gebeurd met Alberta Spanio. Marco kon niet het risico lopen dat Stevie werd gearresteerd en begon te praten, dus had hij hem in de val gelokt bij dat appartement in Brooklyn. Stevie zou niet gepraat hebben. Hij had niet veel behalve zijn kleine flatje, een baan als chauffeur van een bestelwagen, een paar favoriete programma's op de televisie, een bar waar hij wel graag kwam, Lilly en haar moeder aan de andere kant van de gang en Marco. Tot gisteren was dat genoeg voor hem geweest. 'Wil je koffie of iets drinken of zo?' vroeg de jockey, die zelf aan een tafel zat. 'Nee, dank je,' zei Stevie. Stevie en de jockey hadden samen karweitjes gedaan, voornamelijk voor de familie Marco. Als ze samen waren, praatte de jockey het meest. Niet dat hij zo'n prater was, maar vergeleken met Stevie was hij Leno of Letterman. 'Wat ga je nu doen?' vroeg de jockey. Stevie wilde er niet aan denken wat zijn mogelijkheden waren, maar hij dwong zichzelf ertoe. Hij kon zoveel mogelijk geld bij elkaar schrapen, wat niet bijzonder veel was, misschien twintigduizend of zoiets als hij het van de bank kon halen nadat hij zich ervan had vergewist dat hij niet in de gaten werd gehouden door de politie. Hij kon zichzelf aangeven en tegen Anthony en Dario Marco getuigen om als kroongetuige misschien onder een aanklacht wegens moord uit te komen. Wat was hij hen nu nog verschuldigd? Hij had hun zijn absolute trouw gegeven en zij hadden geprobeerd hem te vermoorden.
Nee, zelfs als hij een goede advocaat kreeg en een goede deal sloot, zou hij een tijdje moeten zitten. Hij had een politieman gewurgd. Daar kon hij niet omheen. Stevie was eenenzeventig plus een paar uur. Hij zou in de gevangenis sterven van ouderdom als de Marco's hem niet eerder te pakken namen. Stevie kon zich op dit moment goed weren, maar over een paar jaar was hij misschien niet meer snel genoeg om te voorkomen dat hij een scherp geslepen steel in zijn rug kreeg. Als hij geluk had, werd hij misschien afgezonderd van de andere gevangenen en ging hij dood in een cel. Nee, er was eigenlijk maar één ding dat hij kon doen. Hij kon Dario Marco vermoorden. Het enige voordeel daarvan was, dat ze dan quitte zouden staan. Hij had die twee die hem in de portiek van het flatgebouw waar Lynn Contranos woonde te pakken hadden willen nemen, waarschijnlijk ook moeten vermoorden. Misschien had hij er wel een van vermoord, de man die hij in zijn buik had gestompt. Misschien lag die ergens verstopt of in het ziekenhuis dood te gaan aan inwendige bloedingen. Hij had de neus van de tweede man gebroken. Stevie herinnerde zich vaag dat die vent Jerry heette. Stevie had Jerry het pistool afgenomen en het weggegooid. Misschien had hij het moeten bewaren, maar Stevie had nooit van wapens gehouden. Misschien moest hij die Lynn Contranos ook vermoorden. Als hij alles bij elkaar bekeek, had hij niet veel andere keus dan de enige overlevende te worden. Er werd op de deur geklopt. De jockey stond meteen overeind en keek van Stevie naar de deur. 'Wie is daar?' vroeg Jake. 'Politie.' Er waren niet veel plekken waar hij zich kon verstoppen. De kast of de badkamer. De jockey wees naar de badkamer. Stevie stond op. Jake fluisterde: 'Ga achter de deur staan. Doe hem niet dicht. Trek de wc door.' Stevie kwam met moeite omhoog uit de diepe bank en hinkte naar de badkamer, terwijl Jake naar de deur ging. Hij keek achterom en controleerde de vloer op verraderlijke bloeddruppels. Hij zag er geen.
Stevie spoelde het toilet door en ging achter de open deur staan. 'Ik kom al,' zei de jockey, die achterom keek om te zien of Stevie al in de badkamer was. Hij ritste zijn gulp los en deed open. Toen ritste Jake zijn broek weer dicht. De agent in burger, in een leren jasje, was alleen. 'Jacob Laudano?' vroeg de agent. 'Lloyd,' antwoordde de jockey. 'Jake Lloyd. Ik heb het wettelijk laten veranderen.' 'Mag ik binnenkomen?' Jake haalde zijn schouders op en zei: 'Ja, hoor. Ik heb niets te verbergen.' Hij deed een stap achteruit en Don Flack kwam het flatje binnen. De gedeeltelijk open deur van de badkamer was een van de eerste dingen waar hij naar keek. Marco's Bakery in Castle Hill had achttien werknemers. Ze waren allemaal aan het werk, behalve Steven Guista. Stella had een lijst namen die ze afvinkte terwijl de mannen en een vrouw een voor een de kamer met kantoorvoorraden binnenkwamen waarin de rechercheurs zich hadden gevestigd. Toen ze met de eerste negen hadden gepraat en DNA-monsters en vingerafdrukken hadden genomen, was duidelijk dat elke werknemer een ex-bajesklant was of een lid van de familie Marco of allebei. Jerry Carmody was nummer tien. Hij was groot en breed en een jaar of veertig, werd zwaar en droeg een verbandje op zijn neus. Zijn ogen waren rood en dik. 'Wat is er met je neus gebeurd?' vroeg Stella toen Danny een monster uit de keel van de man had genomen. 'Een ongelukje, ik ben gevallen,' zei hij. 'Hard gevallen,' zei ze. 'Mag ik even kijken?' 'Ik ben vanmorgen al bij de dokter geweest,' zei Carmody. 'Die heeft hem gezet. Hij is al eerder gebroken geweest.' 'Je hebt geluk dat het bot niet in je hersenen is geslagen,' zei Stella. 'Je hebt een flinke tik gehad.' 'Zoals ik al zei ben ik hard gevallen,' zei Carmody. 'Ben jij gisteravond in Brooklyn geweest?' vroeg ze.
Carmody keek naar Danny en de geïniformeerde agent die hem naar de voorraadkamer had gebracht. 'Ik woon in Brooklyn,' zei Carmody. 'Ken je ene Lynn Contranos?' 'Nee.' 'We hebben een bloedmonster nodig,' zei Stella hoestend. 'Waarvoor?' 'Volgens mij heeft Stevie Guista je dat aangedaan,' zei ze. 'Je hebt op de stoep van Lynn Contranos staan bloeden. Wij hebben wat van dat bloed.' Carmody zweeg. 'Ken je Helen Grandfield?' vroeg Stella. 'Natuurlijk,' zei hij. 'Zij is Lynn Contranos,' zei Stella. 'En wat dan nog?' vroeg Carmody ongeïnteresseerd. 'Waar is Guista?' vroeg ze. 'Big Stevie? Weet ik veel. Thuis of in de kroeg of bij een hoer. Hoe moet ik dat weten? Hij was gisteren jarig. Waarschijnlijk ligt hij zijn roes uit te slapen.' 'We hebben het later nog wel over Stevie, nadat we jouw bloed hebben vergeleken met het bloed in de portiek. Rol je mouw op.' 'En als ik nou nee zeg,' zei hij. 'Rechercheur Messer is heel voorzichtig,' zei Stella. 'Als je het hier niet wilt laten doen, halen we een gerechtelijk bevel en gaan we gewoon naar ons lab. Wie heeft er dienst in het lab?' 'Janowitz,' zei Danny effen. 'Je wilt niet door Janowitz geprikt worden,' zei Stella. 'Janowitz de Steker,' zei Danny. Carmody rolde zijn mouw op. Ned Lyons was de twaalfde werknemer die naar de voorraadkamer werd gebracht en zowel Danny als Stella wist meteen dat het raak was. Lyons was slank en goedgebouwd en had een verlopen gezicht dat hem ouder maakte dan zijn vierendertig jaar. Hij had duidelijk pijn bij het lopen, wat hij zonder succes probeerde te verbergen. 'Alles goed met jou?' zei Stella toen Lyons zich langzaam op de houten stoel aan de tafel liet zakken.
'Buikgriep,' zei hij. 'Kun je wel werken in een bakkerij als je buikgriep hebt?' vroeg ze. 'Je hebt gelijk,' zei Lyons. 'Misschien moet ik maar tegen de baas zeggen dat ik ziek ben.' 'Wil je je shirt even optillen?' vroeg Stella. Lyons keek om zich heen, zuchtte en trok zijn shirt omhoog. De blauwe plek op zijn maag was ongeveer zo groot als een bord. Hij werd al paars, geel, rood en blauw. 'En wat zegt dat jullie?' vroeg Lyons. 'Wat heeft meneer Lyons gisteravond gegeten?' vroeg Stella aan Danny, die naar Lyons keek en antwoordde: 'Peperoni, worst en een heleboel pasta. Meneer Lyons houdt van pittige sauzen.' 'Hoe weet jij wat ik...' begon Lyons. 'Doe je mond open, Lyons,' commandeerde Stella. De verwarde Ned Lyons deed zijn mond open en Stella boog zich naar hem toe om te kijken. Toen ze weer rechtop ging zitten, zei Stella: 'Ik heb goed nieuws voor je. We hebben die ontbrekende tand gevonden.' In het derde boek van Louisa Cormier had de moordenaar, een ogenschijnlijk zachtaardige kantoormanager, zich toegang verschaft tot een kast in de kelder van zijn derde slachtoffer met een vijfendertig centimeter lange, één komma twee kilo zware draadschaar met stalen handvatten. Louisa had beschreven hoe het voelde en klonk om het slot door te knippen en het op de betonnen vloer te horen vallen. Louisa kon met een draadschaar omgaan. Het slot op de doos in Drietchs schietbaan was doorgeknipt met een draadschaar. Dat was duidelijk geworden uit de bestudering van het slot. Op de ochtend van de moord was Louisa volgens portier McGee haar gebruikelijke ochtendwandeling gaan maken met een grote tas van Barnes and Noble, die gemakkelijk groot genoeg was voor een draadschaar zoals de schrijfster in haar boek had beschreven. Er bevond zich geen draadschaar in de verzameling voorwerpen die Louisa Cormier als herinnering in haar bibliotheek bewaarde.
Geen draadschaar, geen .22 kaliber pistool, ook niet na tweeëndertig minuten zoeken. Wat Mac wel vond in de onderste la van Louisa Cormiers bureau, waarop haar computer stond, was een gebonden manuscript. Hij legde het op het bureau, onder protest van Louisa Cormier. 'Dat is de opzet van een van mijn eerdere boeken, toen ik nog een schrijfmachine gebruikte. Het is nooit gepubliceerd. Ik was van plan er weer eens aan te werken en het klaar te maken voor publicatie. Ik heb liever niet. Louisa keek naar haar advocaat, Lindsey Terry, die een paar minu- ten eerder was gearriveerd. Hij hield zijn hand op om zijn cliënt te laten ophouden met protesteren. Mac legde het manuscript op het bureau, sloeg de dikke, groene omslag open en keek naar de bovenste bladzijde. 'Leg het alstublieft terug,' zei ze. 'Het heeft niets te maken met draadscharen of pistolen.' Mac sloeg het manuscript ongeveer in het midden open en keek naar de twee ronde gaten die in de bladzijden zaten. Mac wees naar de bladzijden voor hem. 'Daar is helemaal niets sinisters aan,' zei Louisa. 'Ik heb op het boek geschoten.' Mac hield zijn hoofd scheef als een vogel die iets vreemds bestudeerde dat misschien eetbaar zou kunnen zijn. 'Toen ik het af had, vond ik het verschrikkelijk slecht,' zei ze. 'Ik werkte toen in Sidestock in Pennsylvania voor een plaatselijke krant en deed freelance werk om mijn niet al te hoge salaris aan te vullen. Ik las het boek en ik vond het een ramp, een verspild jaar. Dus nam ik het mee naar het bos achter het huis en schoot erop. Ik dacht dat mijn potentilële leven als schrijver voorbij was voordat het echt van de grond was gekomen. Zomaar een impuls.' 'Maar u hebt het niet weggegooid,' zei Mac. 'Nee, dat heb ik niet gedaan. Dat hoefde ook niet. Ik had mijn wanhoop van me af geschoten. Ik kon mezelf er niet toe brengen het manuscript weg te gooien. En ik ben blij dat ik dat niet gedaan heb.
Het is een herinnering aan het feit dat de muzen heel grillig kunnen zijn. En nu denk ik zelfs dat ik op een dag in staat zal zijn er nog iets van te maken.' 'Vindt u het erg als we dit meenemen?' zei Mac, die de laatste bladzijde van het manuscript opsloeg. 'U krijgt het weer terug.' Louisa keek nog eens naar haar advocaat, Lindsey Terry, die zwijgend naast haar had gestaan. Terry was al oud; hij was meer dan tien jaar eerder met pensioen gegaan, maar was weer gaan werken na tot de conclusie te zijn gekomen dat de liefde voor het kweken van exotische vissen voorbij was. Oud of niet, Lindsey Terry was een ontzagwekkende man. Hij was slim en wist hoe hij zijn voordeel moest doen met zijn leeftijd. Mac was er ook zeker van dat Lindsey Terry plaats zou maken voor een andere advocaat, een veel prominenter lid van de beroepsgroep, als Louisa Cormier iets ten laste werd gelegd. 'Heeft dat manuscript iets te maken met de misdaad waarvoor u dat huiszoekingsbevel hebt gekregen?' vroeg de advocaat. 'Ja, meneer,' zei Mac. 'Volgens mij wel.' 'Ik wil niet dat hij het leest,' zei Louisa. 'Is het noodzakelijk dat u of iemand anders het manuscript leest?' vroeg de advocaat. 'Ik ben de laatste twee dagen een fan geworden,' zei Mac, die neerkeek op de opgeslagen bladzijde. 'Kunt u niet...' begon Louisa met een blik op de kale, gladgeschoren oude man met de vlekkerige huid naast haar. 'Nee,' zei Terry. 'Ik kan de rechercheur alleen maar waarschuwen dat zijn zoektocht gevaar loopt als hij de bepalingen daarvan overschrijdt.' 'Dat begrijp ik,' zei Mac terwijl hij opstond. Aiden kwam de kamer binnen. Voordat Cormier of haar advocaat haar hadden gezien, schudde ze haar hoofd tegen Mac om aan te geven dat ze niets had gevonden. 'Wat is de naam van uw nieuwe boek?' vroeg Mac. 'De tweede kans,' zei ze. Aiden ging op de stoel zitten die Mac had vrijgemaakt en zette de computer aan. 'Wat doet ze?' vroeg Louisa. 'Ze zoekt het programma met uw nieuwe boek,' zei Mac.
Aidens vingers bewogen snel van het toetsenbord naar de muis en ze kreeg een bureaublad op het scherm. Aan de rechterkant stond een map die De tweede kans heette. Ze klikte erop en scrolde naar het eind van het document. 'Bladzijde driehonderdenzes,' zei Aiden. 'Ik ben bijna klaar,' zei Louisa. 'Aiden ging naar het icoontje van de harddrive, klikte erop, opende de harddrive en vond mappen voor alle boeken van Louisa Cormier. Ze keek naar Mac en schudde haar hoofd. 'We zijn hier klaar,' zei Mac, die zijn handschoenen uitdeed en ze in zijn zak stak. Hij had het manuscript onder zijn arm en zijn koffertje in de andere hand. Toen ze het appartement uit liepen, keek Mac achterom naar Louisa Cormier en besloot dat de beroemde schrijfster het blijkbaar niet langer interessant vond om verdacht te worden van moord. 'Wat is dat manuscript?' vroeg Aiden toen de lift naar beneden ging. Mac gaf het haar. Aiden deed het open en keek naar de gaten. 'Laatste bladzijde,' zei Mac. Aiden sloeg de laatste bladzijde op. Toen de lift stopte bij de hal, had ze genoeg gelezen om te weten dat de woorden waar ze naar had gekeken precies dezelfde waren als die ze op het schrijfmachinelint van Charles Lutnikov had aangetroffen.
14
'Stevie Guista,' zei Don Flack tegen Jacob Laudano de jockey. Van waar hij stond, in de deuropening van het appartement, kon Don de hele kamer zien en het toilet en de wastafel achter de open badkamerdeur. Don deed de deur achter zich dicht. 'Ik heb Big Stevie in geen maanden gezien,' zei Jacob. 'Hij was eergisternacht in het Brevard Hotel,' zei Flack. 'Net als jij.' 'Ik niet,' zei de jockey. 'Dan heb je zeker ook geen bezwaar tegen een confrontatie,' zei Flack. 'Een confrontatie? Waarvoor in godsnaam?' 'Om te kijken of iemand van het hotel je herkent,' zei Don. 'Als dat zo is, kom je boven aan het lijstje met verdachten van een moord te staan.' 'Wacht eens even,' zei Jake, die naar de tafel liep en ging zitten. 'Ik heb niemand vermoord. Niet eergisteren, nooit niet. Ik heb een strafblad, dat is waar, maar ik heb nooit iemand vermoord.' 'We hebben het nooit kunnen bewijzen,' zei Flack. 'Misschien was ik wel in het Brevard,' zei Jake. 'Ik kom er wel eens. Tussen ons gezegd en gezwegen, wordt in een van de kamers wel eens gekaart.' 'Eergisteren ook?' vroeg Don. 'Toen niet. Ik ben ergens anders heen gegaan.' 'Wie organiseert dat kaartspelletje?' vroeg Flack, die een stap naar Jake toe deed, zodat de laatste achteruit deinsde. 'Wie dat organiseert? Iemand die Paulie heet. Ik weet zijn achternaam niet. Nooit geweten. Alleen Paulie.' 'Ik wil Steve Guista hebben,' zei Don. 'Als ik op je moet gaan staan om hem te krijgen, komt er maar een kleine vlek op het vloerkleed.' 'Ik weet niet waar hij is. Ik zweer het.' 'Goed,' zei Don. 'Waarom zou je liegen?'
'Precies,' beaamde Jake. Don stond voor het mannetje, die iemand eergisteravond heel goed naar het raam van Alberta Spanio had kunnen laten zakken en die vervolgens naar binnen had kunnen zwaaien en haar in de hals had kunnen steken. Er was geen hard bewijs. Geen vingerafdruk. Geen getuige. Alleen het feit dat de jockey Guista kende, dat de laatste de kamer had gehuurd en dat het postuur van de jockey en zijn gewelddadige ach- tergrond hem een goede kandidaat maakten voor de misdaad. Don haalde een kaartje tevoorschijn en gaf het aan de jockey, die ernaar keek. 'Bel me als Guista contact met je opneemt.' 'Waarom zou hij dat doen?' 'Jullie zijn vrienden.' 'Ik zeg toch dat we elkaar amper kennen.' 'Houd het kaartje toch maar,' zei Don. Hij liep het flatje uit en deed de deur achter zich dicht. Toen hij er redelijk zeker van was dat de rechercheur weg was, keek Jake op en zag hij Big Stevie uit de badkamer komen hinken. 'Hij is te gemakkelijk weggegaan,' zei Big Stevie. 'Hij had niets,' zei Jake. Stevie pakte het kaartje van de jockey aan en las het. 'Hij had je harder kunnen aanpakken,' zei Big Stevie. 'Ik heb zijn ribben ingedrukt. Hij zou spinnijdig moeten zijn.' Stevie deed het kaartje van Don Flack in zijn zak en ging verder: 'Ik moet hier weg. Kijk in de gang of hij daar nog is.' 'Waar ga je heen?' vroeg Jake, die naar de deur liep. 'Ik moet nog wat afhandelen voordat hij me te pakken krijgt,' zei Stevie. De jockey ging naar de deur, deed hem open, keek de gang in, draaide zich weer om naar Stevie en zei: 'Ik zie hem nergens.' Stevie was via de achtertrap bij Jakes flat gekomen en daar ging hij nu weer heen nadat hij de jockey nog even had bedankt. 'Niets te danken, ik wou dat ik meer had kunnen doen,' zei Jake. Stevie hinkte naar de achtertrap. 'Nog gefeliciteerd,' zei Jake.
Het was een domme opmerking. Dat wist hij, maar hij moest iets zeggen. Hij zag Stevie de deur naar de trap opendoen en erdoor verdwijnen. Toen ging Jake naar de telefoon en toetste een nummer in. Toen er werd opgenomen, zei hij: 'Hij is net weg. Ik denk dat hij naar jullie toe komt.' 'Even voor de duidelijkheid. Jullie willen dat ik mijn eigen broer erbij lap?' vroeg Anthony Marco. Het was druk in de met gaas omsloten bezoekruimte op Riker's Island. Marco zat in een bescheiden, donker pak met een lichtblauwe das en met handboeien om achter de tafel met zijn advocaat, Donald Overby, een goed betaald lid van de firma Overby, Woodruff and Cole, naast zich. Overby was lang en slank en een jaar of vijftig, en zijn haar was met militaire strengheid geknipt. Zijn collega's noemden hem 'kolonel' omdat dat zijn rang was geweest toen hij tijdens de eerste Golfoorlog in het JAG-kantoor in Washington had gewerkt. Zijn cliënt werd voor de veiligheid echter alleen achter zijn rug om 'Bogie' genoemd. Hij had wel iets weg van Humphrey Bogart en gaf de mensen hetzelfde gevoel dat hij op de hoogte was van het geheim van de menselijke kwetsbaarheid. Maar Anthony straalde een gevaarlijke scherpte uit, een nerveuze, ongeduldige energie, die hem tot de tweede dag van de rechtszaak tegen hem had gebracht. De assistent-openbaar aanklager die de zaak in behandeling had, was Carter Ward, een Amerikaan van Afrikaanse afkomst, een statige, zware man van achter in de zestig met een diepe stem. Hij sprak de jury's langzaam, zorgvuldig en eenvoudig toe en behandelde getuigen alsof hij teleurgesteld was als ze leugens leken te vertellen. Ward en Stella zaten tegenover Marco en Overby. Stella voelde zich licht in het hoofd. Ze had twee aspirientjes en een beker lauwe thee genomen voordat ze de kooi binnengingen, die voor haar op een van de drie koudste dagen van het jaar drukkend warm aanvoelde. 'Dit is technisch rechercheur Stella Bonasera,' zei Ward rustig. 'Ik heb haar gevraagd bij dit gesprek aanwezig te zijn.' Wat strikt gesproken waar was.
Ward had haar gevraagd naar Riker's te komen, maar Stella had het plan geopperd, het bijgeschaafd en het laten goedkeuren nadat zij en Ward met de officier van justitie hadden gepraat, die heel graag wilde dat Anthony Marco met een rode strik om naar de gevangenis werd gestuurd. De doodstraf zou mooi zijn, maar gezien de grillen van het systeem was de officier van justitie bereid genoegen te nemen met elke straf die het publiek zou willen accepteren, zolang die maar heel lang was. Marco knikte naar Stella. Ze knikte niet terug. Ward maakte zijn koffertje open en haalde er een blok geel gelinieerd papier uit. 'We weten allemaal dat het nieuws van de moord op Alberta Spanio uitgebreid door de media is behandeld,' zei Ward. 'We weten ook dat de jury, die nu in afzondering zit, op de hoogte is van het nieuws van de moord op de voornaamste getuige tegen u.' Marco noch zijn advocaat antwoordde, dus ging Ward verder. 'Het zou dwaas zijn om te denken dat de juryleden niet tot de conclusie zijn gekomen dat uw cliënt achter die moord zat en hoewel de rechter en u opdracht zullen geven alleen de feiten die in de zaak worden gepresenteerd in ogenschouw te nemen, zal elk jurylid ervan overtuigd zijn dat Anthony Marco op de middag van zes september van het vorige jaar Joyce Frimkus en Larry Frimkus heeft vermoord. De moord op Alberta Spanio was een nagel aan uw doodskist.' Ward keek naar Anthony Marco, die hem recht aankeek. 'Laten we het eens zo proberen,' ging Ward verder. 'Degene die haar heeft laten vermoorden, kan heel goed hebben geweten hoe nadelig dit voor u zou zijn. Als levende getuige was Alberta Spanio een randfiguur binnen de georganiseerde misdaad. Uw zeer kundige advocaat had haar geloofwaardigheid in twijfel kunnen trekken en zou dat ook zeker hebben gedaan. Maar nu een van de twee politiemannen die juffrouw Spanio moesten bewaken is vermoord in de bakkerij van uw broer, meneer Marco. 'Die moord is helemaal niet relevant,' zei Overby. 'Dat kan wezen,' zei Ward. 'Maar ik zal een manier vinden om de jury ervan op de hoogte te stellen voordat de rechter verklaart dat het ontoelaatbaar is.' 'Wat wil je, Ward?' vroeg de kolonel.
'Laat rechercheur Bonasera u vertellen wat ze ontdekt heeft,' antwoordde Ward. Stella vertelde over haar onderzoek: over de moord op Spanio, over de jacht op Guista, over het bewijs dat Collier in de bakkerij was vermoord. Toen ze was uitgesproken, wilde ze het liefst een toilet opzoeken en met haar ogen dicht gaan zitten wachten op de volslagen misselijkheid. 'Geef ons genoeg bewijs om je broer te pakken voor een ernstig misdrijf,' zei Ward. 'Dan is de doodstraf van tafel.' De gevangene en zijn advocaat fluisterden even met elkaar en toen ze daarmee klaar waren, zei de kolonel: 'Doodslag en u eist de minimum straf. Meneer Marco krijgt twintig jaar tot levenslang en komt na tien jaar uit de gevangenis, misschien nog veel eerder als u de deur openlaat.' 'Afgesproken,' zei Ward. 'Als de informatie die uw cliënt ons geeft op waarheid berust en belastend genoeg is.' 'Dat is ze,' zei de kolonel. Anthony glimlachte naar Stella, die woedend probeerde te kijken, maar voelde een zware koortsigheid rond haar voorhoofd en haar bijholten. 'Wat kan het mij ook schelen,' zei Anthony. 'Dario heeft het verknald, of hij het nu met opzet deed of niet. Het maakt geen enkel verschil. Die verdomde broer van me wil mijn zaken overnemen.' 'En dat zijn?' vroeg Ward. 'Dat is privè,' antwoordde Marco. 'Dat maakt onderdeel uit van onze afspraak als we die kant uitgaan.' Ward knikte instemmend. 'Mijn broer Dario is een sluwe idioot,' zei Marco hoofdschuddend. 'Een dwerg of een jockey door een raam. Wat kun je nog meer voor stoms bedenken?' Stella hield haar mond, niet alleen omdat ze ziek was en het liefst weg wilde, maar omdat ze er zeker van was dat Alberta Spanio niet vermoord was door een dwerg of door Jacob de jockey. De waarheid leek lastig te achterhalen, maar was toch volkomen logisch als je de bewijzen van de plaats delict bekeek.
Ward legde zijn taperecordertje op zijn bureau en ging met gevouwen handen rechtop zitten. Anthony Marco begon te praten. Sheldon Hawkes was door Mac gebeld met het verzoek om het lichaam van Charles Lutnikov uit de opslagruimte te halen. Toen Aiden en Mac arriveerden, lag Lutnikovs naakte, witte lichaam op de metalen tafel, die glansde onder het intens witte licht. Een huidflap was weggeslagen om zijn snel rottende organen te onthullen. 'Leg die huidflap eens terug,' zei Mac. Hawkes legde de flap terug en Aiden kwam voor de dag met het manuscript met de twee gaten, dat ze uit het appartement van Louisa Cormier hadden meegenomen. Ze hield het boek voor Hawkes open. Hij bekeek het en knikte. Hij wist wat Mac en Aiden wilden. Dat kon hij op twee manieren doen, als het er niet meer waren. Hij haalde een blik doorzichtige, buigzame plastic staafjes van zestig centimeter lang uit een kast, trok er twee uit en zette de rest weg. Toen stak hij de staafjes in de gaten in het lichaam. Het lijk was slap geworden. Hij moest zachtjes duwen om ervoor te zorgen dat de staafjes het pad van de kogel volgden. Het kostte hem ongeveer drie minuten, waarna hij achteruit ging en Aiden bij het lijk liet. 'Kunnen we het grootste deel van die staven wegknippen zonder ze te bewegen?' vroeg ze. Hij knikte, ging naar een kast, haalde er een grote, glinsterende, metalen schaar uit en knipte de staafjes af, zodat ze nog maar een paar centimeter uit het lichaam staken. Toen hield ze het manuscript zo dat de staafjes in gelijke lijn lagen met de gaten. Het paste precies. Met een beetje moeite had ze het boek aan de dode man kunnen steken, maar dat was niet nodig. 'Conclusie,' zei Hawkes, die zich over het lichaam boog om de staafjes te verwijderen, 'het pistool waarmee Charles Lutnikov is vermoord heeft ook die twee gaten in jullie manuscript gemaakt.' 'Hij hield het manuscript voor zijn lichaam toen ze schoot,' zei Mac. 'De kogel ging door het papier, sprong er weer uit en viel daarna in de liftschacht.'
'Dat klinkt logisch,' zei Hawkes. 'Maar hebben we genoeg voor een arrestatie?' vroeg Aiden. 'Ze heeft een goed verhaal nodig,' zei Hawkes. 'Ze schrijft detectives,' zei Aiden. 'Helemaal niet,' zei Mac. 'Dat deed Lutnikov.' 'Terug naar af en haar beste verdediging,' zei Aiden. 'Waarom zou ze de kip die de bestsellers legde willen vermoorden?' 'Terug naar de dame,' zei Mac. 'Heb je het lichaam nog nodig?' vroeg Hawkes. Mac schudde zijn hoofd en Hawkes rolde de tafel naar de rij laden waarin de doden lagen. 'We moeten nog steeds het pistool en de draadschaar hebben,' merkte Aiden op toen ze het laboratorium van Hawkes uit liepen. 'En die heeft ze waarschijnlijk weggewerkt.' 'Waarschijnlijk wel,' beaamde Mac. 'Maar het is niet zeker. We hebben drie belangrijke dingen op haar voor. Ten eerste weet zij waar ze zijn. En ten tweede weet ze niet hoeveel wij weten of hoeveel we kunnen ontdekken op een plaats delict.' 'En ten derde?' vroeg Aiden. 'De draadschaar,' zei hij. 'Die heeft ze gebruikt in een van de eerste drie boeken, een boek dat ze zelfheeft geschreven. Alle trofeeën in haar bibliotheek zijn van de eerste drie boeken. Ze wil de draadschaar waarschijnlijk houden.' 'Misschien wel,' zei Aiden. 'Waarschijnlijk wel,' zei Mac. 'Ze weet niet dat wij een draadschaar in verband kunnen brengen met datgene wat is doorgeknipt.' 'Laten we het hopen,' zei ze. 'Zelfs als we hem vinden, hebben we ook het pistool nog nodig.' 'Een stuk bewijs tegelijk,' zei Mac. Weggaan was geen optie. Dat wist Big Stevie. Hij had er het geld niet voor en ook niet de hersens, en zowel de politie als Dario's mensen waren naar hem op zoek. De taxichauffeur bleef steeds naar hem kijken in het spiegeltje. Het kon Stevie niet schelen. Stevie had een taxi genomen bij de standplaats voor het Penn-station.
De chauffeur had achter het stuur een paperback zitten lezen. Hij had over zijn schouder gekeken toen Stevie het portier dichtdeed en meer gezien dan hij wilde zien. Als Stevie hem op straat had aangeroepen, zou de chauffeur, Omar Zumbadie, zijn doorgereden. De beer van een oude, blanke man moest zich nodig scheren. En schone kleren aantrekken. Hij rook naar iets smerigs. Omar bad dat de oude man niet zou gaan kotsen. Hij leek niet dronken, alleen moe en hij knikkebolde in een soort trance. De taxichauffeur nam de Riverside Drive in noordelijke richting naar de George Washington Bridge, in de richting van de Cross Bronx Expressway. Big Stevie telde zijn geld. Hij had nog drieënveertig dollar en hij bloedde weer door het provisorische verband dat de jockey strak om zijn been had gebonden. Als Stevie een wraakzuchtig man was geweest, had hij de rechercheur die naar de flat van de jockey was gekomen vermoord. Het zou gemakkelijk zijn geweest. De rechercheur, die volgens het kaartje dat hij aan de jockey had gegeven Don Flack heette, had Big Stevie in zijn been geschoten. Een felicitatie van de stad New York, die kogel. De kogel was er niet meer, maar het deed pijn en de pijn breidde zich uit. Big Stevie lette er niet op. Het zou binnenkort voorbij zijn en als hij geluk had, wat waarschijnlijk niet zo zou zijn, zou hij wat geld hebben en Dario Marco kwijt zijn. Het leven was oneerlijk, dacht Stevie toen de taxi de afrit Castle Hill nam. Dat aanvaardde Stevie, maar Dario's verraad door twee mannen van de bakkerij te sturen om hem te vermoorden, was meer dan oneerlijk. Stevie was een goede soldaat geweest, een goede chauffeur. De klanten op zijn route mochten hem. Hij kon goed met kinderen opschieten, zelfs die van Dario, die met hun negen en veertien jaar op hun vader leken en niemand vertrouwden. Vergeet dat het oneerlijk is. Nu ging het erom de zaak gelijk te trekken en misschien in leven te blijven. De andere optie was de agent bellen wiens kaartje hij nu in zijn hand hield. Hem bellen en daarna urenlang verhoord worden en mensen verraden, een pak aantrekken en zo naar Dario's proces gaan, zodat een van Dario's advocaten hem voor gek kon zetten. En dan de gevangenis.
Het maakte niet uit hoe lang. Het zou lang genoeg zijn en hij was al oud. Nee, dit was het enige wat hij kon doen. 'Meneer,' zei Omar. Stevie bleef uit het raampje staren. Hij had het kaartje van de rechercheur weer in zijn zak gestoken en had zijn hand om het beschilderde diertje geslagen dat Lilly voor hem had gemaakt. 'Meneer,' herhaalde Omar, die er wel voor zorgde niet in het minst geïrriteerd te klinken. Stevie keek op. 'We zijn er,' zei Omar. Stevie kwam weer tot zichzelf en herkende de kruising waar ze waren gestopt. Hij gromde en stak zijn hand in zijn zak. 'Hoeveel?' 'Twintig dollar en zestig cent,' zei Omar. Stevie stak zijn hand door het licht beslagen, kogelvrije schuifraam dat Omar openschoof en gaf de chauffeur een briefje van twintig en een van vijf. 'Zo is het wel goed,' zei Stevie. Omar staarde naar de bankbiljetten terwijl Stevie uitstapte. Dat was niet gemakkelijk. Zijn goede been moest samen met zijn handen al het werk doen. Maar Stevie had sterke handen. 'Bedankt,' zei Omar. Op de biljetten in zijn hand stonden bloederige vingerafdrukken, vingerafdrukken die er vers uitzagen. Omar wachtte tot Stevie het portier had dichtgegooid en scheurde toen weg. Hij legde de twee biljetten boven op de paperback op de stoel naast hem. Het slimste, dacht Omar, was om deze biljetten zo goed mogelijk schoon te maken en de grote man te vergeten. Hij was er zeker van dat de meeste taxichauffeurs dat zouden doen, maar Omar had bloed op mannenhanden gezien in Somalië, en in Somalië was bijna niemand bereid geweest naar voren te komen en de moordenaars van vrouwen en kinderen aan de kaak te stellen, en er was ook eigenlijk niemand geweest aan wie ze hun verhaal hadden kunnen vertellen. Voor gerechtigheid, dacht hij onder het rijden, zette je je eigen leven en dat van je familie op het spel.
Maar dit was Amerika. Hij was hier legaal. Het leven was niet volmaakt en niet altijd veilig, vooral niet voor een taxichauffeur. Omar was een goede moslim. Hij deed wat een goede moslim volgens hem moest doen. Hij pakte zijn radio en belde de centrale. 'Had je je schoenen aan of uit?' vroeg Stella, die met haar ogen dicht achter het bureau zat met een kop zwarte koffie voor zich. Ze hield de telefoon tegen haar linkeroor en haar rechterhand tegen de beker koffie. Ze had het koud. 'Uit,' zei Ed Taxx in de telefoon in zijn woonkamer. 'We waren net opgestaan en hadden onze broeken en overhemden en sokken aangetrokken.' 'Weet je het zeker?' vroeg Stella. 'Ben je wel in orde?' vroeg Taxx. Dat vroeg iedereen tegenwoordig. 'Ja, hoor,' zei ze. 'Dank je.' 'Is dat alles?' vroeg Taxx. 'Is dat alles wat je hoeft te weten?' 'Voorlopig wel,' zei Stella. 'Mooi,' zei Taxx. 'Neem vijftien aspirientjes en bel me morgenochtend.' 'Doe ik,' zei Stella vlak. 'Ik maakte een grapje,' zei Taxx. 'Dat weet ik,' zei Stella, 'maar het was toch bijna een goed advies.' Ze hing op.
15
Noah Pease, Louisa Cormiers nieuwe, dure advocaat, deed Mac met zijn gladgeschoren gezicht en koninklijk slanke lichaam denken aan een van de personages uit Spoon River van Edgar Lee. Pease was een jaar of vijftig en had een ruw, maar knap gezicht en een diepe stem, die hem samen met zijn ervaring als advocaat van vooraanstaande zakenmensen, sportlieden en acteurs in strafrechtzaken volmaakt geschikt maakten voor de televisie. Naast Pease op de bank zat Louisa Cormier, elegant gekleed in een goed gestreken pakje, met haar rug naar het raam en het panoramische uitzicht op de stad. Tegenover hen zaten Mac Taylor en Joelle Fineberg, een klein vrouwtje in een groen pakje, dat iets meer dan een jaar bij het openbaar ministerie werkzaam was. Ze leek net zestien. De totale juridische praktijkervaring in de woonkamer van Louisa Cormier was zevenentwintig jaar. Een van die jaren behoorde toe aan Joelle Fineberg. 'U beseft natuurlijk, juffrouw Fineberg,' zei Pease langzaam, 'dat juffrouw Cormier haar volledige medewerking verleent. Op dit punt is er niets dat haar kan dwingen met u te praten, tenzij u een aanklacht tegen haar wilt indienen.' 'Dat begrijp ik,' zei Fineberg en haar stem en glimlach drukten haar waardering voor deze medewerking uit. 'Niemand weet van uw onderzoek of dat van de politie en uw technische recherche,' zei Pease met een blik op Mac. 'De beschuldiging van rechercheur Taylor dat mijn cliënt haar eigen boeken niet heeft geschreven, mag niet openbaar gemaakt worden. Als dat toch op enige wijze gebeurt, zullen wij een aanklacht indienen tegen de stad New York en rechercheur Taylor en een schadevergoeding eisen van achttien miljoen dollar. En ik heb er alle vertrouwen in dat we dat bedrag kunnen krijgen. Begrijpt u wat ik wil zeggen?' 'Volkomen,' zei Fineberg, die haar gevouwen handen boven op het attachèkoffertje op haar schoot hield. 'Uw cliënt vindt haar reputatie belangrijker dan het feit dat wij een aanklacht wegens moord tegen haar voorbereiden.'
'Mijn cliënt heeft niemand vermoord,' zei Pease. Louisa zei niets en reageerde niet op Finebergs beschuldiging, duidelijk op aandringen van haar advocaat. 'Wij geloven van wel,' zei Fineberg. 'Goed,' zei Pease. 'Laten we jullie bewijzen eens doornemen. Een huurder van dit gebouw is doodgeschoten met een .22 kaliber pistool. Er is geen wapen gevonden. Er zijn geen getuigen. Geen vingerafdrukken. Geen DNA-sporen.' 'De dode man schreef de boeken van uw cliënt,' zei Fineberg. 'Hij heeft twee kogelgaten in zijn lijf en die kogels zijn ook door het manuscript gegaan dat hij bij zich had en dat rechercheur Taylor en zijn mensen in dit appartement hebben aangetroffen.' Pease knikte. 'Laten we veronderstellen dat dit waar is,' zei Pease, 'en let wel, het is niet meer dan een veronderstelling, dan komt bij mij meteen al een verklaring op. Het pistool is van meneer Lutnikov of iemand die met hem in de lift staat. De twee mensen maken ruzie. De andere persoon schiet meneer Lutnikov dood en vlucht. De dode meneer Lutnikov gaat omhoog naar deze verdieping. Hij of zijn moordenaar heeft op de knop gedrukt. Mijn cliënt staat hem op te wachten om het manuscript in ontvangst te nemen. De liftdeur gaat open en ze ziet Lutnikov dood liggen met het manuscript tegen zijn borst gedrukt. Ontzet, maar wanhopig neemt ze het manuscript mee nadat ze zich ervan overtuigd heeft dat de arme man dood is, en dan stuurt ze de lift terug naar de lobby, waar ze weet dat hij ontdekt zal worden. Niet erg doordacht misschien, maar een jury zou met haar meevoelen. Bovendien moet ik u eraan herinneren dat u geen moordwapen heeft.' 'Ik ben onschuldig,' zei Louisa Cormier plotseling. Er lag geen enkele verontwaardiging of een beroep op hun medeleven in haar stem. Het was een eenvoudige verklaring. Pease legde zijn hand op de schouder van zijn cliënt en keek naar Joelle Fineberg.
'En denk eraan dat dit slechts het eerste mogelijke scenario is dat ik kan bedenken,' zei Pease. Daar twijfelden Fineberg en Mac geen moment aan. 'We hebben genoeg om aan een jury voor te leggen,' zei Fineberg. Pease haalde zijn schouders op. 'Publiciteit, een rechtszaak die verloren wordt door het Openbaar Ministerie en een eis om schadevergoeding van mijn cliënt,' zei hij. 'Mijn cliënt heeft Charles Lutnikov niet vermoord en ook heeft hij haar boeken niet geschreven. De tekst die Charles Lutnikov heeft gekopieerd uit de oorspronkelijke en laatste roman van mijn cliënt was een eenmalige gunst voor een fan die juffrouw Cormier al jaren lastigviel.' 'Dus ze gaf hem een uitdraai van een voltooid boek zodat hij het kon kopiëren?' vroeg Fineberg. 'Nee,' zei Pease, 'zodat hij het als allereerste kon lezen. Ze had geen idee dat hij het kopieerde tot hij haar belde en het vertelde. Ze drong erop aan dat hij haar zijn gekopieerde manuscript kwam brengen, wat hij deed. Hij hield het tegen zijn borst gedrukt toen hij werd neergeschoten door zijn moordenaar, wie dat ook mag zijn.' 'Zo is het gegaan,' zei Louisa. 'U hebt ons gisteren verteld dat u nog met het boek bezig was,' zei Mac. 'Ik was het aan het corrigeren,' zei Louisa. 'U hebt het verkeerd begrepen. Ik was bezig met de correcties.' 'Mag ik u een vraag stellen?' vroeg Mac. Louisa keek naar Pease, die zei: 'U kunt vragen stellen, maar ik kan mijn cliënt het advies geven niet te antwoorden. We willen de politie helpen de moordenaar van meneer Lutnikov te vinden.' Fineberg verbaasde zich niet over Macs vraag. Hij had hem aan haar voorgelegd toen ze op weg waren naar het appartement. 'Kunt u de betekenis geven van een van de volgende woorden?' Mac had een klein aantekenboekje uit zijn zak gehaald. 'Moefti, kruiperig, tendentieus.' Louisa Cormier knipperde met haar ogen. 'Ik weet niet...' begon ze. 'Die woorden staan in uw boeken,' zei Mac.
'Ik heb er nog zeventien waar ik u naar wil vragen.' 'Gebruik je een thesaurus, Louisa?' vroeg Pease rustig. 'Soms wel,' antwoordde ze. Pease hief met een glimlach zijn handen. 'En onze getuige-deskundige die zal verklaren dat Charles Lutnikov de boeken van Louisa Cormier heeft geschreven?' vroeg Fineberg. 'Ik heb vijf getuige-deskundigen die zullen zeggen dat ze haar eigen boeken heeft geschreven,' zei Pease. 'Allemaal met een doctoraat op zak. Wat gaan we verder doen?' 'We gaan het moordwapen vinden,' zei Mac. 'En de draadschaar die uw cliënt heeft gebruikt om het slot bij Drietchs schietbaan open te knippen.' 'Veel succes,' zei Pease. 'Volgens uw eigen rapport is het wapen dat op de schietbaan in die doos is aangetroffen niet het wapen waarmee meneer Lutnikov is vermoord.' 'Inderdaad niet,' zei Mac, die naar Louisa keek, 'maar ik denk dat ik weet waar het wapen waarmee Lutnikov vermoord is zich bevindt.' 'En de onvindbare draadschaar?' vroeg Pease. Mac knikte. 'Allemaal bluf,' zei Pease. 'Waar zijn ze dan?' 'Waar iedereen ze kan zien,' zei Mac. 'Klinkt dat bekend, juffrouw Cormier?' Louisa Cormier verschoof wat in haar stoel en keek hem niet aan. 'Ik geloof dat we hier klaar zijn,' zei Pease. 'Tenzij u mijn cliënt wilt arresteren.' Joelle Fineberg stond op. Mac en Pease volgden haar voorbeeld. Louisa Cormier bleef naar Mac zitten kijken. Toen ze in de lift naar beneden gingen, zei Joelle Fineberg: 'Waar iedereen ze kan zien? Waar heb je dat vandaan, Poe of Conan Doyle?' 'Uit een van de boeken van Louisa Cormier,' zei Mac. 'Ik weet niet waar zij het vandaan heeft.' De lift arriveerde in de lobby en de deuren gingen open. 'Bel me als je iets hebt,' zei ze. Mac knikte. In de lobby passeerden ze McGee, de portier, die knikte en glimlachte. Het sneeuwde weer, niet hard, maar toch. De temperatuur was gedaald tot -15 C.
'Het pistool bevindt zich in dit gebouw,' zei Mac. 'Ze kan het niet kwijt.' 'Waarom?' 'Omdat we weten dat ze het heeft,' 'Je hebt haar pistool al bekeken,' zei Fineberg. 'Er was niet mee geschoten.' 'Met het pistool dat ze ons heeft laten zien was niet geschoten,' corrigeerde hij. Nu was het de beurt van de openbare aanklager om te knikken. 'En de draadschaar?' vroeg Joelle Fineberg. 'Stel dat ze die wel heeft laten verdwijnen?' 'Ze denkt dat ze slim genoeg is om ermee weg te komen.' 'Waarmee?' Mac glimlachte en liep naar de trap. Joelle keek hem even na, maar toen knoopte ze haar jas dicht, sloeg een sjaal om haar hals en zette een paar donkere oorwarmers op die ze uit haar zak haalde. Toen ze achterom keek, was Mac uit het zicht verdwenen. McGee hield de deur voor haar open en ze stapte de bittere, snijdende kou in. 'Waar heb je dit vandaan?' vroeg Hawkes. 'Een tissue tussen het afval,' antwoordde Danny. Ze zaten in de vierkante kamer met tegelvloer in de kelder van het hoofdkwartier van de technische recherche, waar de koffie-, frisdrank-, sandwichen snoepautomaten langs de wanden stonden als gokmachines in de toiletruimtes in Las Vegas. Boven hen sputterde een van de tl-buizen. Sheldon Hawkes legde zijn broodje tonijn met te veel mayonaise op het papieren bordje voor hem en nam het objectglaasje van Danny aan. 'Ga mee naar boven, dan kun je het onder de microscoop bekijken,' zei Danny. 'Heb je het geïdentificeerd?' vroeg Hawkes, die het glaasje teruggaf en zijn broodje oppakte.
'Zeldzaam, maar niet heel zeldzaam,' zei Danny. 'Heb je het al tegen iemand gezegd?' 'Er is niemand,' zei Danny. 'Stella belde. Ze zei dat ze onderweg hiernaartoe was en vroeg of ik alle foto's van de plaats delict van Spanio klaar wilde leggen.' 'Hoe klonk ze?' 'Ziek,' zei Danny. Hawkes at zijn broodje op, dronk het laatste slokje Dr. Pepper light, gooide zijn afval weg en stond op. 'Laten we maar eens gaan kijken,' zei hij. Voor Stella op tafel lagen de netjes gerangschikte foto's van de slaapkamer waarin Alberta Spanio was vermoord en de aangrenzende badkamer. Ze was met name geïnteresseerd in de badkamer. Ze koos vier foto's en bekeek ze met haar gezicht er vlak boven. Haar geheugen had haar niet in de steek gelaten. De pijn in haar hoofd en de misselijkheid werden erger als ze voorovergebogen zat. Stella stak haar hand uit naar de thee die ze probeerde te drinken in de hoop dat het de misselijkheid zou verminderen. De thee was niet erg uitnodigend. Ze bedacht zich. Ze was ervan overtuigd dat ze gelijk had. Ze was er redelijk zeker van dat ze wist wat er was gebeurd en wie Alberta Spanio had vermoord en misschien zelfs waarom Collier was vermoord. Als ze geen griep had gehad, wat ze nu wel toegaf, zou ze er veel eerder achter zijn gekomen. Er kwam iemand binnen door de deur achter haar. Stella stond op en draaide zich om. Ze voelde zich licht in het hoofd, maar vastberaden. Hawkes en Danny kwamen binnen. 'Ik ben eruit,' zei ze en ze vroeg zich af wat Hawkes hier deed. Hij liet zijn lijken zelden alleen, behalve om te eten en naar huis te gaan. 'Waaruit?' vroeg Danny die samen met Hawkes naar haar toe liep. 'De moord op Spanio,' zei ze. 'Fantastisch,' zei Danny. 'Ik moet Mac bellen,' zei Stella.
'Ik wil je even wat objectglaasjes laten zien,' zei Danny. Hawkes hield twee glaasjes omhoog. 'Kan het niet... ' Hawkes schudde zijn hoofd. 'Wat is er aan de hand?' vroeg ze. 'Kijk nou maar naar die glaasjes,' zei Danny. Stella zuchtte, liep naar een microscoop, deed het licht aan en nam de glaasjes van Danny over. Ze ging zitten en de twee mannen kwa- men achter haar staan. Ze stelde scherp op het eerste glaasje. De microscoop was een multifunctioneel en krachtig apparaat. Met een paar handgrepen had ze de glaasjes naast elkaar liggen, zodat ze vergeleken konden worden. 'Een virus,' zei ze. 'Op beide glaasjes hetzelfde.' 'Weet je wat het is?' vroeg Hawkes. 'Ik herken het niet,' zei Stella. 'Het is leptospirose,' zei Hawkes. Stella knipperde met haar ogen en ging in gedachten de catalogus van ziekten af. 'Dat is zeldzaam,' zei Stella. 'Per jaar honderd tot tweehonderd gevallen in de Verenigde Staten,' zei Danny. 'De helft daarvan in Hawaii. Het is normaal gesproken een tropische ziekte.' 'Dit is een uitzondering,' zei Hawkes. 'Wat weet je van de ziekte?' 'Een bacteriële infectie, meestal opgelopen door contact met dierlijke urine,' zei ze. 'Een van onze zaken? Lutnikov, Spanio, Collier, een van de mannen van Dario Marco?' 'Nee,' zei Hawkes. 'Jij bent het. Danny heeft een monster genomen van een tissue dat je hebt weggegooid. Je hebt geen griep. Wat weet je van leptospirose?' 'Bijna niets,' zei Stella, die achterover leunde en haar ogen dichtdeed. Hawkes legde zijn hand tegen haar voorhoofd. 'Koorts,' zei hij. 'Hoofdpijn?'
'Ja'. 'Koude rillingen, spierpijn, braken?' 'Misselijkheid, meer niet.' Hawkes draaide haar zachtjes om in de stoel en keek naar haar gezicht. 'Een beetje geelzucht, rode ogen,' zei hij. 'Je klinkt alsof je een sectie aan het doen bent,' zei Stella. 'Mijn patiënten zeggen meestal niets terug,' zei hij. 'Buikpijn, diarree?' 'Van allebei een beetje,' zei Stella. 'Ziekenhuis,' zei Hawkes. 'Wat dacht je van een poliklinische behandeling?' vroeg ze. 'Ik ben er echt bijna met die moord op Spanio.' 'Danny neemt het wel over. Weet je wat je kunt krijgen van een onjuist behandelde leptospirose? Nierschade, hersenvliesontsteking, leverfalen. Ik heb er wel eens iemand aan dood zien gaan. Wanneer heb je symptomen gekregen?' 'Gisteren,' zei Stella gelaten. 'Misschien de dag daarvoor.' 'Kun je je herinneren dat je in contact bent geweest met dierlijke, begon Hawkes. 'Die katten,' zei Danny. 'Wat was daarmee?' vroeg Hawkes. 'Een oude vrouw die was overleden in haar huis aan de East Side,' zei Stella. 'Een poezenvrouwtje. We hebben er zevenenveertig kunnen vinden. We hebben het huis onderzocht alsof het een plaats delict was, omdat er sporen waren dat iemand had ingebroken, maar ze had een hartaanval gehad. Te zwaar en achtenzeventig jaar oud. Ze zorgde niet goed voor zichzelf.' 'En ook niet voor haar katten,' zei Hawkes. 'Waar zitten die nu?' 'Die zijn opgenomen in het asiel,' zei Danny. Hawkes schudde zijn hoofd. 'Kijk of je kunt nagaan waar ze gebleven zijn,' zei Stella tegen Danny. 'En of sommige ervan onlangs overleden zijn,' voegde Hawkes eraan toe. 'Ik zou ze graag allemaal hierheen laten brengen.' 'Ik denk dat ze op een paar gelukkige beesten na allemaal een spuitje hebben gehad en gecremeerd zijn. Behandeling?' 'Een ziekenhuisbed,' zei Hawkes. 'Antibiotica, waarschijnlijk doxycycline. Ik zal Kirkbaum bellen en een kamer voor je reserveren.' 185 'Hoe lang?' vroeg Stella. 'Als we er vroeg bij zijn misschien twee of drie dagen. Zo niet, dan hebben we het over een week of twee. Te oordelen naar de hoeveelheid virus kan het best zijn dat Danny je het leven heeft gered.' Danny grinnikte tevreden en duwde zijn bril goed. 'Ik ben een koppige idioot,' zei ze. 'Dank je.' 'Graag gedaan,' zei Danny. 'En je bent inderdaad een enorm koppige idioot.' Stella ging staan en zei: 'Danny, neem de foto's van Spanio mee en zeg tegen Mac dat hij zo snel mogelijk naar het ziekenhuis komt.' 'Het komt wel goed met je,' zei Hawkes. 'Ik heb nog nooit klachten gehad van een patiënt.'
'Dat komt omdat ze allemaal dood zijn,' zei Stella. Er stond een agent in uniform bij de ingang van Marco's Bakery en nog een agent in uniform bij de achteruitgang, op het laadperron. Dat verbaasde Big Stevie niet. De enige vraag was: stonden die agenten daar om Marco binnen te houden of om Stevie of iemand anders buiten te houden? Het maakte niet uit. Stevie wist nog minstens twee andere manieren om het gebouw in te komen. Hij wist dat het raam van het herentoilet gemakkelijk open te krijgen was. Zelfs als het op slot was, zou hij geen moeite hebben de kleine schuifgrendel met een flinke ruk kapot te maken. Hij zou niet eens veel geluid maken. Het probleem met het wc-raam was, dat hij iets zou moeten zoeken om op te staan en zich af te zetten en dan naar binnen moest klimmen. Normaal gesproken zou dat geen probleem zijn. Maar nu zijn been steeds stijver werd, zou het misschien te moeilijk voor hem zijn. Eenmaal in het toilet zou hij langs de bakkers en hun assistenten moeten. Die waren eraan gewend hem daar te zien, normaal gesproken tenminste. Normaal gesproken zou niemand veel aandacht hebben geschonken aan de grote man, maar vandaag kon dat wel eens heel anders zijn. Hij betwijfelde of er iemand in de bakkerij was die hem zelfs in deze verzwakte toestand, nu hij bloedde en liep als een mummie in een oude film, tegen zou kunnen houden en de meesten zouden waarschijnlijk gewoon doen alsof ze hem helemaal niet gezien hadden.
Ze hadden allemaal in de bajes gezeten. Daar moest je doof en blind zijn. Het was de enige manier om er te overleven. Nee, hij zou de opslagkelder moeten nemen. Hij wist niet of hij een van de ondoorzichtige ramen kon openmaken zonder geluid te maken en de aandacht te trekken. Hij wist wel dat hij niet gezien zou worden door de agent op het laadperron. Het eerste raam was stevig en er was geen beweging in te krijgen. Het was waarschijnlijk in geen twintig jaar of nog langer open geweest. Het tweede raam had vier ruiten. De smerige glazen ruit in de rechterbovenhoek zat los en het raam zelf gaf iets mee. Stevie vond een stukje beton en knielde bij het lage raam. Hij trok een stuk van zijn hemd, legde het tegen het losse ruitje en sloeg er zachtjes op met het stuk beton. Hij maakte niet veel lawaai, maar het ruitje gaf niet mee. Hij probeerde het nog eens en sloeg wat harder. Er kraakte iets. Nu zat er een gat ter grootte van zijn vuist in het glas. Hij legde het stuk beton neer en haalde het afgescheurde stuk hemd uit het gat. Stevie stak zijn dikke vingers door het gat in het glas. Hij voelde dat hij zich sneed, maar sloeg er geen acht op en wrikte langzaam het bovenste stuk glas los. Daarna legde hij het op de grond. Hij veegde zijn bloedende vingers af aan zijn toch al bebloede broek en stak zijn hand door het gat in het raam. Er was net genoeg ruimte om zijn hand en arm erdoor te krijgen en bij het slot te komen. Het was vastgeroest, maar Stevie was vastbesloten. Hij duwde. De verroeste, metalen grendel kwam los. In een ongemakkelijke zithouding stak hij zijn rechterarm naar binnen en oefende druk uit op het raam. Het raam weerstond de druk. Maar Stevie voelde hoe het langzaam de strijd verloor. Plotseling schoot het hele raam op piepende scharnieren omhoog. Stevie knielde hijgend en luisterde of hij rennende voetstappen hoorde, maar er kwam niemand. Het gemakkelijke deel van het karwei zat erop. Nu kwam het moeilijke deel, namelijk om zijn grote lichaam door het open raam te krijgen. Hij wist dat het maar net zou lukken. Hij deed zijn jas uit en legde die op de grond.
Er ging een koude wind door hem heen en hij besefte dat het weer sneeuwde. Hij werd zwakker en hij zou snel moeten handelen nu hij er nog toe in staat was. Hij stak zijn gewonde been door het open raam, gevolgd door zijn goede been, en begon zich achterwaarts door de opening te duwen. Toen hij met zijn buik in het gat zat, voelde het strak aan, maar niet onmogelijk strak. Hij bleef zichzelf naar achteren duwen. Zijn maag schraapte over het dunne metalen kozijn en hij was er niet zeker van of hij er wel door kon. Op dat punt wist hij dat hij zich nooit meer naar buiten zou kunnen trekken. Hij worstelde grommend verder en zag het bloed van zijn vingers in de sneeuw druppelen en toen viel hij opeens door het raam en achterwaarts de stoffige duisternis in. Hij bleef hijgend op zijn rug liggen, buiten adem en met zijn ogen dicht. Big Stevie had pijn. Hij had het koud. En hij bloedde. Maar hij had een taak te verrichten en hij bevond zich in Marco's Bakery. De zoekcirkel rond Drietchs schietbaan was vergroot. Twee geïniformeerde agenten hielpen Aiden zoeken naar de vermiste draadschaar. Aiden was er zeker van dat Louisa Cormier eenvoudigweg het slot had doorgeknipt, haar vingerafdrukken eraf had geveegd en het ding op de schietbaan had gegooid. Waarom had ze niet hetzelfde met de draadschaar gedaan of het slot en de schaar bij het afval gegooid? Ze hadden hem inmiddels gevonden moeten hebben. De telefoon in haar zak trilde en ze nam op. 'Kom naar het lab,' zei Mac. 'Ik heb de draadschaar gevonden.' 'Waar dan?' 'In de kelder van Louisa Cormiers flatgebouw,' zei hij. 'Ze had hem bij het andere gereedschap gehangen. De onderhoudsman heeft een draadschaar, maar hij zei dat het niet deze was.' 'Ze heeft hem in het volle zicht verborgen,' zei Aiden. 'Recht uit haar vierde boek,' zei Mac. 'Of moet ik zeggen, recht uit Charles Lutnikovs eerste Louisa Cormier-boek? Alleen ging het daarin om een schop.'
'Vingerafdrukken?' 'Eentje,' zei Mac. 'Gedeeltelijk. Goed genoeg voor identificatie. Hij is van Louisa Cormier.' 'Ik kom eraan,' zei Aiden. Ze ging op zoek naar de twee agenten die de omgeving afzochten. 'Ik ben op weg naar het ziekenhuis,' zei hij. 'Oke,' zei Aiden, die niet goed wist wat ze ervan vond om weer de confrontatie aan te gaan met Louisa Cormier. Aiden wist niet of de vrouw nu sluw en manipulatief was, of dat ze eenvoudig verstrikt was geraakt in een nachtmerrie. Aiden Burn zou op geen van beide mogelijkheden willen wedden.
16
Er hing een wit strand met zand en kiezelstenen boven Stella toen ze haar ogen opendeed. Ze hoorde zelfs het ritmische geluid van iets dat de zee zou kunnen zijn. Stella had in geen, wat was het, drie jaar vakantie gehad. Ze had er nooit behoefte aan gehad, had nooit weggewild. Er was altijd wel een nieuwe of een half afgewerkte zaak. Het spinrag van het wakker worden was in een seconde of twee weg en ze besefte dat het strand het plafond was en het geluid van de golven een monitor met tentakels die vastzaten aan haar lichaam. Stella had een droge mond. Ze draaide haar hoofd en zag Mac aan haar linkerkant staan. 'Hoe... ' begon ze, maar het kwam eruit als een pijnlijk, onsamenhangend gekwaak. Ze hoestte moeizaam en wees naar een witte plastic kan en een glas op het tafeltje naast het bed. Mac knikte, schonk water in, haalde de verpakking van een rietje en stak het in het glas. 'Rustig aan,' zei Mac, die het glas voor haar vasthield, zodat ze kon drinken. De eerste slok brandde. Ze had even het gevoel dat ze moest overgeven, maar het ging voorbij en ze dronk nog wat. 'Hoe erg is het?' vroeg ze. 'Het komt wel goed,' zei Mac. 'Je bent flauwgevallen. Danny en Hawkes hebben je hierheen gebracht. Een vriend van Hawkes heeft je meteen aangesloten op glucose en antibiotica. Hij vond een deskundige op het gebied van leptospirose in Honolulu, belde hem op en hier lig je nou.' 'Hoe lang moet ik nog blijven?' 'Een paar dagen. Dan nog een paar dagen thuis,' zei Mac. 'Als je een kweekje had laten maken toen je ziek werd, had je hier niet hoeven liggen.' 'Ik ben een workaholic,' zei ze met wat ze hoopte dat voor een glimlach kon doorgaan.
Mac glimlachte terug. Stella keek de ziekenhuiskamer rond. Er was niet veel te zien. Een raam aan de linkerkant en een in een hoek keken uit op een rood gebouw aan de overkant. Aan de muur hing een reproductie van een schilderij dat ze dacht te herkennen. Drie vrouwen in boerenjurken in een veld met stapels hooi erachter. De vrouwen bukten om iets op te rapen, bonen of rijst, en in manden op de grond te gooien. Mac volgde haar blik. 'Die vrouw aan de rechterkant heeft pijn,' zei Stella. 'Kijk die kromme, C-vormige bocht van haar rug van jaren bukken maar eens. Als ze rechtop ging staan, liep ze krom en had ze pijn. Ze is er niet ver vanaf om niet meer zo te kunnen bukken.' 'Wou je haar soms onderzoeken?' vroeg Mac. 'Alleen als iemand haar vermoordt of zij iemand anders vermoordt,' zei Stella, die nog steeds naar het schilderij keek. 'Hoe oud denk je dat het originele werk is?' 'Jean Francois Millet,' zei Mac. 'Het schilderij is uit 1857 en heet Les glaneuses.' Stella keek hem zonder iets te zeggen aan. 'Mijn vrouw had wat reproducties van zijn werk,' zei Mac. 'Een van de hoogtepunten van ons reisje naar Europa was een bezoek aan Millets Angellus in het Musee d'Orsay.' Stella knikte. Hij had nog nooit zoveel informatie gegeven over zijn overleden vrouw. Macs glimlach was breder geworden. 'Ze zag schoonheid in dat schilderij,' zei hij. 'Jij ziet een vrouw met medische problemen.' 'Neem me niet kwalijk,' zei Stella. 'Nee,' zei Mac. 'Jullie hebben allebei gelijk.' 'Mac,' zei ze. 'Ik weet wie Alberta Spanio heeft vermoord, en het was niet de jockey.' Toen Don Flack zijn mobiele telefoon had opgenomen, vertelde Mac hem wat Stella had gezegd. 'Ik ga er meteen naartoe,' zei Flack.
'Wil je iemand mee hebben?' vroeg Mac. 'Niet nodig.' 'Nog nieuws over Guista?' 'Die vind ik wel,' zei Flack, die zijn pijnlijke ribbenkast betastte. Flack deed zijn mobieltje dicht en reed verder, maar in plaats van naar Marco's Bakery ging hij nu op weg naar Flushing in Queens. De temperatuur was gestegen tot -9 C en het sneeuwde niet meer. Het verkeer bewoog langzaam vooruit en na een ijskoude sneeuwstorm van bijna vier dagen waren de lontjes kort. In de file ontstond snel agressief rijgedrag. Don keek op zijn horloge. De telefoon ging. Het was Mac weer. 'Waar zit je?' vroeg Mac. Don vertelde het hem. 'Haal Danny op bij het lab. Hij heeft de foto's van de plaats delict en Stella heeft hem net op de hoogte gesteld,' zei Mac. 'Goed,' zei Flack. 'Hoe is het met haar?' 'Prima. De dokters zeggen dat ze over een paar dagen weer aan het werk kan.' 'Zeg maar dat ik naar haar gevraagd heb,' zei Don en hij hing weer Danny stond in een dikke, donzen jas tot aan zijn knieën, handschoenen aan en een pet met oorkleppen op achter de glazen deuren op hem te wachten. Hij had een koffertje in een hand en wuifde met de andere naar Don om te laten weten dat hij naar buiten kwam. Zodra hij de deur opendeed, besloeg zijn bril en hij moest blijven staan om hem met zijn sjaal schoon te vegen. 'Koud,' zei hij toen hij in de verwarmde auto stapte. 'Koud,' beaamde Flack. Terwijl ze naar Flushing reden, vertelde Danny Messer Flack alles wat Stella hem via de telefoon had verteld. Flack zocht naar hiaten, alternatieven voor Stellas conclusies, maar hij kon niets bedenken. Hij zette de radio aan en luisterde naar het nieuws tot ze stopten voor het huis van Ed Taxx. Taxx deed de deur open. Hij droeg een spijkerbroek, een wit overhemd met open kraag en een bruine wollen trui. Hij had een kop koffie in zijn hand.
Er stond PAPA op in felrode letters met een blauwe rand. 'Is er nog iemand anders thuis?' vroeg Don. Ergens in het huis stond een televisie aan en een vrouw in een of andere show lachte. Het lachen klonk Don onoprecht in de oren. 'Ik ben helemaal alleen en begon me te vervelen,' zei Taxx, die achteruit ging om de twee mannen binnen te laten en de deur achter hen dichtdeed. 'Ik heb nog steeds verlof tot dit onderzoek is afge- rond.' Taxx ging hen voor naar de woonkamer en vroeg over zijn schouder of ze koffie of een cola light wilden. Beide mannen bedankten. Taxx ging in een stoel zitten en Don en Danny op de bank. 'Wat brengt jullie hier?' vroeg Taxx toen hij een slokje koffie had genomen. 'Een paar vragen,' zei Flack. 'Kom maar op.' 'Toen jullie de deur van Alberta Spanio's slaapkamer hadden ingetrapt, ben jij meteen naar het bed gelopen?' 'Ja,' zei Taxx. 'En je hebt Collier naar de badkamer gestuurd?' ging Flack door. 'Ik zou niet zeggen dat ik hem gestuurd heb. We deden gewoon wat er gedaan moest worden. Wat. 'Collier heeft gezegd dat jij hem opdracht hebt gegeven om in de badkamer te kijken,' zei Flack. 'Dat kan best zijn,' beaamde Taxx. 'Ben jij nog naar de badkamer gegaan nadat hij eruit was gekomen?' Taxx dacht even na en zei toen: 'Nee. We zijn naar de woonkamer gegaan en hebben de moord gemeld. Geen van ons is die kamer nog in gegaan. Het was een plaats delict.' 'Collier heeft gezegd dat hij in het bad is gaan staan en door het open raam naar buiten heeft gekeken,' zei Flack. 'Ik was er niet bij,' zei Taxx met een verwarde blik. 'Danny, laat hem de foto's zien,' zei Flack. Danny deed het koffertje open en haalde er de stapel foto's uit die hij en Stella op de plaats delict hadden gemaakt. Hij koos er vier uit en overhandigde die aan Taxx. Het waren alle vier foto's van het bad en het open raam.
Taxx keek naar de foto's en gaf ze toen weer aan Danny. 'Wat moet ik aan die foto's zien?' vroeg Taxx en hij zette zijn koffiebeker neer. 'Er ligt geen sneeuw en er is zelfs geen spoor van sneeuw of ijs in het bad,' zei Flack. 'Het was te koud in die kamer om de sneeuw te laten smelten.' 'En?' vroeg Taxx. 'Als er iemand door dat raam was gekomen om Alberta Spanio te vermoorden, had hij de sneeuw die tegen het raam lag naar binnen hebben moeten duwen.' Taxx knikte. 'Misschien heeft hij de sneeuw met zijn arm of been weggeveegd in plaats van het naar binnen te duwen,' zei Taxx. 'Waarom?' vroeg Danny. 'Waarom zou hij een hand loslaten of een voet uitsteken om de sneeuw naar de buitenkant weg te vegen? Niet om de moord te verhullen. Het raam stond open. Het is volkomen onlogisch om iets anders te doen dan door het raam naar binnen zwaaien en daarbij de sneeuw naar binnen te duwen of te schoppen, door het raam te klimmen en uit het bad te stappen, Spanio te vermoorden en te vertrekken zoals hij was binnengekomen.' 'Iemand in de badkamer heeft de sneeuw naar buiten geschoven,' zei Flack. 'Waarom? En wie dan? Collier? Alberta?' vroeg Taxx. 'Alberta Spanio was bewusteloos door een overdosis slaappillen,' zei Danny. 'En zelfs al was dat niet zo geweest, waarom zou ze een raam openzetten om de kou en de sneeuw binnen te laten?' 'Collier?' vroeg Taxx. 'We denken dat degene die Alberta Spanio heeft vermoord de sneeuw naar buiten heeft geduwd omdat hij wilde dat we dachten dat er iemand door het raam naar binnen was gekomen,' zei Flack. 'Want als de moord niet is gepleegd door iemand die door het raam is gekomen, zijn er nog maar twee mogelijke verdachten over.' Taxx zei niets. Zijn tong drukte tegen de binnenkant van zijn rechterwang.
'Collier?' herhaalde hij. 'Wanneer en hoe?' vroeg Danny. 'De deur van de slaapkamer zat de hele nacht op slot.' 'En het badkamerraam was dicht,' merkte Taxx op. 'Dat hebben zowel Collier als ik gecontroleerd. We zijn samen de slaapkamer uit gegaan.' Maar de volgende morgen trapten jullie de deur open en ging een van jullie naar het bed van Spanio terwijl de ander naar de badkamer ging,' zei Danny. 'Dat was het enige moment waarop Spanio kan zijn vermoord. Jij was degene die naar het bed ging, het mes uit je zak haalde en de bewusteloze Spanio in haar nek stak. Je had er maar vijf seconden voor nodig. Dat is geverifieerd door een technisch rechercheur.' 'Die vrouw,' zei Taxx, die door het raam naar buiten keek. 'Stella heeft het uitgedokterd,' bevestigde Don. 'Dario Marco gaf Guista en Jake Laudano opdracht die kamer te nemen in het Brevard Hotel,' zei Flack. 'Het was de bedoeling dat ze werden opgemerkt, een grote, sterke man en een klein ventje. We moesten denken dat zij Spanio hadden vermoord, zodat de echte moordenaar, jij dus, niet verdacht zou worden.' 'Guista moest het raam naar de badkamer opentrekken door een ketting te laten vieren en die aan het oog te haken dat jij in het badkamerraam had geschroefd.' 'Vergezocht,' zei Taxx. 'Dat kan zijn,' beaamde Flack, 'maar we arresteren Jake Laudano en als we zowel hem als Guista hebben, gooit de openbare aanklager het met hen op een akkoordje en beginnen ze te praten.' 'Sta ik onder arrest?' vroeg Taxx zachtjes. 'Straks wel,' zei Flack. 'Ik geloof dat ik maar eens een advocaat moet bellen,' zei Taxx. 'Dat lijkt me verstandig,' zei Flack. De rechercheur stond op en voelde een scherpe pijnscheut in zijn borstkas. Hij nam vier stappen naar Taxx en deed de man de handboeien aan. Danny duwde zijn bril omhoog en stopte de foto's weg terwijl Flack Taxx op zijn rechten wees.
Don herhaalde de woorden langzaam en om de een of andere reden klonken ze als een goed van buiten geleerd gebed. Aiden bekeek de draadschaar en het kapotte slot. Ze had close-up-opnamen van zowel de randen van de draadschaar als de randen van het doorgeknipte slot vergroot. Nu zat ze die twee in het lab te vergelijken. De kerfjes van het blad waren met het blote oog bijna onzichtbaar, maar van dichtbij waren ze net zo goed als vingerafdrukken. Ze twijfelde totaal niet meer. Er kon geen twijfel bestaan bij de juryleden. Het slot dat Aiden op de schietbaan had gevonden, was doorgeknipt met de draadschaar die Mac in de kelder van Louisa Cormiers flatgebouw had aangetroffen. Ze pakte de telefoon, belde Mac en vertelde hem wat ze had ontdekt. 'Het is genoeg,' zei Mac. 'Genoeg voor...' zei ze zonder de vraag af te maken. 'Voor een arrestatie,' zei Mac. 'Ik zie je bij Louisa Cormier met iemand van Moordzaken.' Aiden hing op. Alle bewijzen tegen Louisa Cormier waren indirect. Er waren geen ooggetuigen en ze hadden het pistool niet gevonden. Maar de meeste zaken werden in de rechtbank gewonnen met een overdaad aan overtuigend indirect bewijs. Slimme advocaten konden die bewijsvoering aanvallen, alternatieve scenario's bedenken, vergissingen verklaren en alles ingewikkelder maken, maar Aiden, die inmiddels op weg was naar haar jas, geloofde niet dat zulke rookgordijnen het bewijs aan het oog konden onttrekken. De draadschaar waarmee het slot was opengeknipt van een doos waarin een .22 kaliber handwapen werd bewaard, een handwapen dat Louisa Cormier gebruikte om mee te oefenen; het manuscript met de twee kogelgaten dat Louisa uit de dode handen van Charles Lutnikov had gepakt en dat ze in alle haast had zitten kopiëren; het bewijs dat Lutnikov de boeken van Louisa Cormier schreef. Aiden trok haar jas aan en liep naar de lift en ze dacht: we hebben nog steeds het moordwapen niet en we hebben nog steeds geen motief en Louisa Cormier heeft Noah Pease.
Misschien moesten ze wachten, meer bewijs verzamelen, het pistool en het motief zoeken. Maar Mac had gezegd dat ze genoeg hadden en Aiden vertrouwde op zijn oordeel. 'Dit is pure pesterij,' zei Louisa Cormier toen ze de deur opendeed. Aiden zag dat Louisa haar handen tegen elkaar hield in een poging het trillen tegen te gaan. Louisa's ogen gingen naar de man in het blauwe pak die bij de twee CSI'ers stond. 'Ik laat u niet binnen,' zei ze. 'En ik bel mijn advocaat. Ik laat een gerechtelijk bevel tegen u en het hele. 'We willen helemaal niet binnen komen,' zei Mac. Louisa Cormier keek verbaasd. 'O, nee? Nou, ik heb van mijn advocaat het advies gekregen geen vragen meer te beantwoorden.' 'Dat hoeft ook niet,' zei Mac. 'Maar u moet wel met ons mee. U staat onder arrest.' 'Ik...' begon Louisa. 'En als u wilt, hadden we graag dat u uw Walther meeneemt. Deze rechercheur zal met u meegaan om hem te pakken. Daar hebben we een bevel voor.' Mac haalde een in drieën gevouwen vel papier uit zijn jaszak. 'Dat kunt u niet doen,' zei Louisa Cormier. 'Ik heb u dat pistool al laten zien. U weet dat er niet mee geschoten is.' 'Wij denken van wel,' zei Aiden. Louisa Cormier begon in elkaar te zakken. Aiden deed een stap naar voren om haar op te vangen en ving een vleugje op van het parfum dat de schrijfster gebruikte, een gardeniageur die precies leek op het geurtje dat Aidens moeder altijd opdeed. Stevie sloop langzaam naar het donkere trapgat en sleepte zijn weigerachtige been achter zich aan. Toen hij op de overloop van de begane grondverdieping stond, kwamen de geuren van de bakkerij door de deuren aan zijn linkerkant. Stevie hield van de bakkerij, van de geur van vers brood, van het rijden in zijn bestelwagen en het praatje met de klanten op zijn route.
Hij wist dat dat over een paar minuten allemaal weg zou zijn, dat hij op de een of andere manier weg zou zijn. Het was oneerlijk, maar het was zijn eigen schuld dat hij was vergeten dat het leven niet eerlijk was en dat hij zijn vertrouwen en loyaliteit bij Dario Marco had gelegd. Voordat hij bij de laatste twee treden kwam en de gang in stapte, bleef hij even in de schaduw staan en keek beide kanten uit. Er was niemand te zien. Het kantoor van Dario Marco was maar drie deuren verderop, aan de rechterkant. Stevie deed zijn best zich te haasten en stil te zijn. Hij moest het doen met de stilte. Als Helen Grandfield er was als hij de deur opendeed, zou hij haar waarschijnlijk vermoorden. Hij kon het snel, zonder haar tijd te geven voor een reactie. Zij had meegedaan aan het verraad. Ze was de dochter van Dario Marco en de nicht van Anthony Marco, en zoals hij nu wist, had ze meegewerkt aan het plan om Stevie, die domme Stevie, die trouwe Stevie, tot zondebok te maken. Hij bleef even bij de deur naar het kantoor staan luisteren. Hij hoorde niets. Toen deed hij de deur open, klaar om een verraste of geschrokken Helen Grandfield te overmeesteren. Maar er was niemand in het voorste kantoor. Stevie vroeg zich af of Dario weg was, misschien wel de hele dag. Het was niets voor hem om een dag te missen, maar de laatste paar dagen waren anders geweest dan alle andere. Stevie liep naar de deur van het tweede kantoor, bleef nog even luisteren, hoorde niets en deed de deur langzaam open. Er brandde slechts een zwak licht en de luxaflex waren dicht, maar Stevie kon Dario Marco achter zijn bureau zien zitten. Dario keek op. Stevie was niet voorbereid op wat hij zag, een rustige Dario Marco die zei: 'Stevie, we verwachtten je al.' Uit de hoek kwamen Jacob de jockey en Helen Grandfield tevoorschijn. De jockey had een pistool in zijn hand en het was gericht op Stevie. Het was druk om de tafel voor Joelle Finebergs bureau. Ze was de laagste in rang, dus had Joelle het kleinste kantoor.
Ze had gekozen voor een heel klein bureau en een kleine boekenkast, zodat er ruimte genoeg was voor de tafel, waaraan met redelijk gemak zes mensen konden zitten. Ze gebruikte die tafel als werkruimte en maakte hem vrij voor vergaderingen als deze door eenvoudig alle papieren en boeken bij elkaar te pakken, ze in een zware, plastic bak te doen en die bak achter haar bureau uit het zicht te zetten. 'Jullie hebben niet genoeg voor een jury,' zei Noah Pease met zijn hand op de schouder van Louisa Cormier, die naast hem zat en recht voor zich uitkeek. 'Ik denk van wel,' zei Fineberg, die tegenover hen zat, met Mac aan haar ene kant en Aiden aan de andere. Op de tafel lag een nette stapel papieren en foto's als een spel buitenmaatse kaarten die wachtten tot ze geschud zouden worden voor een hard spelletje poker, en dat leek wel op het spel dat zij speelden. Fineberg keek naar Mac en zei: 'Rechercheur, wilt u de bewijsstukken nog eens doornemen?' Mac keek op het schrijfblok voor hem en nam stap voor stap het bewijsmateriaal door. Toen keek zij op naar Aiden, die instemmend knikte. Het gezicht van Pease verraadde niets, net als dat van Louisa Cormier. 'Zou het u verbazen om te horen dat de rechercheurs Taylor en Burn op zeven verschillende voorwerpen in het appartement van Charles Lutnikov vingerafdrukken van uw cliënt hebben aangetroffen?' zei Fineberg. 'Ja,' zei Pease. 'Dat zou het inderdaad.' Fineberg bladerde door de stapel papieren en haalde er zeven foto's uit. Ze stak ze Pease toe. 'Een volmaakte overeenkomst,' zei de assistent-openbaar aanklager. 'Een kopje, het aanrecht, het bureau en vier op de boekenplanken.' De vingerafdrukken kwamen precies overeen met die van Louisa Cormier. Louisa Cormier pakte de foto's. 'Indirect bewijs,' zei Pease met een zucht. 'Uw cliënt heeft ons voorgelogen dat ze nooit in de flat van Lutnikov was geweest,' zei Fineberg.
'Ik ben er één keer geweest,' zei Louisa. 'Nu weet ik het weer. Hij had me gevraagd... iets op te halen.' 'Is er een reden waarom we hier zitten?' vroeg Pease. 'Om te onderhandelen,' zei Fineberg. 'Nee,' zei Pease hoofdschuddend. 'Dan leggen we de zaak voor aan de jury en eisen we doodslag,' zei Fineberg. Ze wendde zich tot Mac en zei: 'De rechercheurs Taylor en Burn zullen getuigen. Zij zijn overtuigd door het bewijsmateriaal dat de technische recherche heeft verzameld en ik ook. Een jury zal ook overtuigd zijn.' 'Juffrouw Cormier is een zeer gerespecteerde literaire figuur zonder enig motief,' zei Pease. 'Uw zaak staat of valt met het argument dat ze niet haar eigen boeken schreef. Dat deed ze wel.' 'Rechercheur Taylor?' zei Fineberg. 'Overtuig me maar. Overtuig mijn deskundige,' zei Mac. 'Hoe?' vroeg Pease. 'Laat haar iets schrijven,' zei Fineberg. 'Belachelijk,' zei Pease. 'Ze heeft vier dagen voordat we de zaak laten voorkomen,' zei Fineberg. 'Vijf bladzijden. Dat zou niet onmogelijk moeten zijn, vooral niet als het om een aanklacht wegens moord gaat.' 'Ik kan niet schrijven onder die druk,' zei Louisa Cormier, die de foto's van haar vingerafdrukken weer aan haar advocaat gaf. Hij legde ze netjes op de tafel en schoof ze naar Fineberg. 'U rekent erop dat de jury mee zal voelen met een beroemde en geliefde bekendheid,' zei Fineberg. 'Hoe snel zijn we Martha Stewart vergeten. U kunt daar natuurlijk O.J. Simpson tegen inbrengen, maar...' Pease keek inmiddels naar Fineberg met een irritatie die in een minder ervaren advocaat waarschijnlijk al was overgegaan in openlijke vijandigheid. 'Als de zaak aan een jury wordt voorgelegd,' zei Fineberg, 'komt alles naar buiten, in ieder geval genoeg om de jury een schriftelijke beslissing te laten nemen, ondertekend door de voorzitter, dat ze voldoende bewijs heeft gehoord van het openbaar ministerie om ervan overtuigd te zijn dat de beklaagde de misdaad waarschijnlijk heeft gepleegd en dat die haar ten laste moet worden gelegd.'
'Dat zou zeer schadelijk zijn voor de reputatie van mijn cliënt,' zei Pease. 'Net als elke schuldbekentenis.' 'We hebben het pistool,' zei Fineberg met een blik op Mac. 'We zijn het pistool in juffrouw Cormiers la aan het testen,' zei hij. 'U had al vastgesteld dat het niet... ' begon Pease. 'De kogel die we onder in de liftschacht hebben gevonden, is uit dat pistool afkomstig,' zei Mac. 'Juffrouw Cormier heeft Charles Lutnikov neergeschoten, haar jas aangetrokken, haar pistool en de draadschaar, die waarschijnlijk uit haar trofeeënkast afkomstig is, in haar tas gedaan, de lift op haar verdieping vastgezet en is de trap afgehold voor haar gebruikelijke ochtendwandeling. Het was acht uur en er woedde een sneeuwstorm. Het zou waarschijnlijk nog uren duren eer iemand in haar deel van het gebouw op zou zijn en de lift zou willen gebruiken. Ze was trouwens niet van plan langer dan een halfuurtje weg te blijven.' 'En waar zou mijn cliënt volgens dit verzonnen verhaaltje naartoe zijn gegaan?' vroeg Pease. 'Naar Drietchs schietbaan, vier straten verderop,' zei Mac. 'Zelfs met die sneeuw en het ijs kon ze daar binnen een kwartier zijn. Ik heb het gered door gewoon snel te lopen. Ze wist dat de schietbaan op zaterdag pas drie uur later openging. Ze maakte de buitendeur open met een creditcard. In drie van haar boeken heeft haar detective hetzelfde gedaan. Juffrouw Cormier heeft waarschijnlijk uitgeprobeerd of het mogelijk was.' 'Voorbedachte rade,' zei Joelle Fineberg. 'Uw cliënt is naar de kamer gegaan waar de wapens worden opgeslagen,' ging Mac verder. 'Ze knipte het slot door van de doos waarin het pistool zat dat ze op de schietbaan had gebruikt, haalde het eruit, liet het in haar tas vallen en verving het door het moordwapen. Toen gooide ze het doorgeknipte slot op de schietbaan. Ze wist dat iemand het uiteindelijk zou opmerken nadat ze de pistolen nogmaals had verwisseld, ze wist dat de Walther van de schietbaan gevonden zou worden en dat elke vakbekwame rechercheur zou zien dat er niet onlangs mee geschoten was.
Ze wist ook dat een onderzoek van het pistool en de kogel zou aantonen dat ze niet bij elkaar hoorden, maar ze dacht niet dat het zover zou komen. Als Drietch of iemand anders de doos controleerde voordat ze de pistolen weer verwisseld had, zouden ze denken dat ze het pistool zagen dat er normaal in bewaard werd. Juffrouw Cormier was er redelijk zeker van dat ze het niet zouden controleren, maar eigenlijk maakte het niet uit.' 'Hoe vergezocht kan...' zei Pease. 'Ik stel voor dat u een van de eerste drie boeken van uw cliënt leest als u wilt weten hoe vergezocht de dingen kunnen zijn die zij verzint.' Pease schudde vermoeid zijn hoofd, alsof het aanhoren van Mac een onverdiende straf was die hij zou moeten ondergaan. Mac negeerde de advocaat en ging door. 'Juffrouw Cormier ging snel naar huis, hing de draadschaar in de kelder, ging de trap op, liet de lift gaan, zodat die naar de hal zou afdalen, en legde het pistool dat ze bij de schietbaan had weggenomen in haar la.' 'En toen?' vroeg Pease en hij schudde zijn hoofd alsof hij werd gedwongen naar een sprookje te luisteren. 'Ze wachtte tot wij kwamen en liet ons heel bereidwillig het pistool zien. Ze stond er bijna op. Het was het pistool dat ze van de schietbaan had meegenomen, niet het exemplaar dat ze altijd in haar la bewaarde. Toen we weg waren, ging ze terug naar de schietbaan, zei dat ze wilde oefenen en wisselde de pistolen nogmaals om, zodat het wapen dat in de doos hoorde er weer in kwam te liggen. Rechercheur Burn ging naar de schietbaan, onderzocht het pistool en kwam tot de conclusie dat het niet het moordwapen was.' 'Uw cliënt verborg het moordwapen in het volle zicht,' zei Fineberg. In de la van haar bureau. Ze dacht dat de technische recherche het niet nog eens zou bekijken nadat was vastgesteld dat er niet mee geschoten was.' 'De kogel zal uit uw pistool afkomstig blijken te zijn,' zei Mac tegen Louisa Cormier. 'U hebt het allemaal te ingewikkeld gemaakt.' 'Het was bijna gelukt,' fluisterde Louisa Cormier. 'Louisa,' waarschuwde Pease, en hij boog zich naar zijn cliënt toe om haar iets toe te fluisteren, waarna hij weer rechtop ging zitten.
'Zelfverdediging,' zei hij. 'Charles Lutnikov kwam naar het appartement van mijn cliënt nadat hij haar door de telefoon had bedreigd. Ze had het pistool gepakt om zichzelf te beschermen. Hij probeerde het haar af te pakken en het ging af. Ze raakte in paniek.' 'En toen bedacht ze ter plekke deze uitvoerige afleidingsmanoeuvre,' zei Fineberg. 'Ja,' zei Pease. 'Ze is schrijfster en heeft een heel actieve fantasie.' 'Een schrijfster die niet haar eigen boeken schreef,' zei Mac. 'We zullen zien hoe de jury daarover denkt,' zei Pease. 'Waarom zou Lutnikov juffrouw Cormier bedreigen?' Advocaat noch cliënt zei iets. 'Onopzettelijke doodslag,' zei Pease. 'Voorwaardelijke straf.' 'Nee,' zei Fineberg. 'De bewijzen die deze rechercheurs hebben verzameld, wijzen op voorbedachte rade en een uitvoerige poging haar sporen uit te wissen.' Pease fluisterde iets in het oor van Louisa Cormier. Er verscheen een trek van ontzetting op haar gezicht. 'Doodslag,' zei Pease. 'Er wordt niets openbaar gemaakt. U kiest een rechter die de documenten zal laten verzegelen. Zeg wat u wilt tegen de media.' Fineberg keek naar Mac en schudde toen haar hoofd tegen Pease. 'Vertrouwelijk?' zei Pease en hij legde even zijn hand op die van zijn cliënt. 'Vertrouwelijk,' zei Fineberg. 'Louisa?' zei Pease en zijn hand op haar arm was klaar om haar met lichte druk tot spreken aan te zetten. 'Ik kan het niet,' zei Louisa Cormier met een blik op Pease. Pease hield zijn hoofd schuin en zei: 'Ze kunnen het niet gebruiken, tenzij wij het toestaan.' Louisa Cormier zuchtte. 'Ik heb Charles Lutnikov doodgeschoten. Hij chanteerde me,' zei ze en ze keek naar de tafel, naar de witte knokkels van haar gevouwen handen. 'U had hem betaald voor het schrijven van uw boeken,' zei Fineberg.
'Het ging niet om geld,' zei Louisa. 'Hij wilde vermeld worden. In al mijn toekomstige boeken moesten allebei onze namen als schrijver vermeld staan. Ik bood hem meer geld. Hij had geen belangstelling.' 'Dus schoot u hem dood?' vroeg Fineberg. 'Hij zei dat hij het manuscript van het nieuwe boek boven zou brengen en dat hij het me alleen zou geven als ik een door een notaris opgestelde akte had waarin stond dat het boek allebei onze namen zou dragen. Dat kon niet. Mijn publiek, de uitgever en de recensenten zouden gaan nadenken over de eerdere boeken en ik kon er niet op rekenen dat Charles zijn mond hield over zijn eerdere hulp.' 'En...' vroeg Fineberg na een lange stilte van Louisa Cormier. 'Toen hij naar boven kwam, liet ik de lift stilstaan. Hij had het manuscript in zijn handen, tegen zijn borst gedrukt alsof het een baby was. Hij wilde dat het onze baby zou zijn. Ik probeerde met hem te praten en zei dat ik hem zou helpen zijn eigen boeken gepubliceerd te krijgen als we op de oude voet verdergingen. Hij had geen belangstelling. Hij stak zijn hand uit naar de liftknoppen en drukte erop toen het gebeurde.' 'U schoot hem dood,' zei Fineberg. 'Het was niet de bedoeling,' zei ze. 'Ik wilde hem alleen maar bedreigen, waarschuwen, bang maken, zodat hij me het manuscript zou geven. De liftdeur ging dicht met mijn hand ertussen. Hij greep naar het pistool. Hij was woedend. Het pistool ging af. De deur ging weer open. Ik zag dat hij dood was. Ik drukte op de knop om de lift stil te zetten en pakte hem het manuscript af.' 'Noodlottig ongeluk. Nee. Zelfverdediging,' zei Pease met een brede glimlach. 'Maar waarom verborg u dan het pistool?' zei Fineberg. 'Waarom verzon u dat allemaal?' 'Mijn carriëre, mijn... Ik was bang,' zei Louisa Cormier. 'U was niet van plan hem dood te schieten, maar toch bedacht u onmiddellijk een plan, een heel gecompliceerd plan, zodra u dat gedaan had. U was binnen een paar minuten nadat u Charles Lutnikov had doodgeschoten, een paar seconden zelfs, met het pistool en een draadschaar op weg naar de schietbaan,' zei Fineberg sceptisch. 'Doe maar een aanbod, juffrouw Fineberg,' zei Pease. 'Een goed aanbod.'
17
'Het spijt me, Stevie,' zei Dario Marco, die achter zijn bureau zat. 'Je bent een goede medewerker, een trouwe werknemer, een goede vent.' Stevie stond op een been dat het dreigde te begeven en keek suf en met open mond naar de man achter het bureau die zijn baas en beschermer was geweest. 'Zie je,' zei Marco, die achterover leunde en langs zijn jasje streek om de rimpels eruit te krijgen, 'het probleem is dat we de politie iemand moeten geven. Ze hebben overal rondgeneusd. Ze hebben bewijzen tegen jou met betrekking tot de moord op Spanio en je hebt een politieman vermoord en een andere flink toegetakeld. Het grote probleem is dat je die agent net buiten de deur waar je net door binnen bent gekomen hebt vermoord. Dus wat kan ik doen, vraag ik je?' Stevie zei niets. Marco haalde zijn schouders op om nogmaals te laten zien dat hij geen keus had. 'Bovendien ben je echt een domme sukkel en je wordt nog oud ook.' Stevie keek naar Jake, die hem had verraden, en toen naar Helen Grandfield, maar van haar gezicht was helemaal niets af te lezen. 'Pa,' zei Helen. 'Laten we het nou maar gewoon doen.' 'Ik ben Stevie een verklaring verschuldigd,' zei Dario geduldig. 'Hij is hierheen gekomen om je te vermoorden,' zei ze. 'Dat is zo,' beaamde Dario Marco. 'En hij heeft ingebroken en het is maar gelukkig dat wij een wapen hadden.' 'De jockey heeft geen wapenvergunning,' zei Stevie, die probeerde na te denken. 'Dat klopt,' zei Marco. 'Hij is al eens veroordeeld. Je bent stom, maar niet zo stom. Dat pistool is van mij. Ik heb een vergunning. Ik had het net schoongemaakt en Jacob pakte het van het bureau toen jij...'
'Waarom?' vroeg Stevie. 'Je hebt me er ingeluisd, meteen vanaf het begin. Je wilde dat ik de politie achter me aan kreeg. Waarom?' 'Voor de veiligheid,' zei Dario. 'Geloof me, ik wilde dat je zou ontsnappen. Waarom zou ik nu liegen? Maar in zaken zorg je voor rugdekking. Je wordt oud, Stevie. Je zult trager worden. Verdomme, je wordt al trager. Moet je jezelf nu eens zien. Nu heb je ingebroken in mijn kantoor en heb je gezegd dat je me gaat vermoorden. In het bijzijn van drie getuigen.' Dario Marco knikte naar Jacob, die naar Stevie keek en aarzelde. 'Hij heeft jou er ook ingeluisd, Jake,' zei Stevie. 'Schiet die ouwe lui dood,' zei Marco. De sprong van Stevie over het bureau was een verrassing voor iedereen in de kamer, waarschijnlijk zelfs voor Stevie. Toen zijn buik de tafel raakte, verloor hij elk gevoel in zijn gewonde been. Hij stak zijn handen uit naar Dario's nek en vond hem. Nu deed hij waar hij goed in was, stom of niet stom. 'Schiet dan,' schreeuwde Helen. Jake schoot en miste. Zijn handen trilden, maar die van Stevie niet. Hij lag op zijn buik op het bureau, tilde Dario uit de stoel en brak zijn nek. Helen lag nu op zijn rug en klauwde grommend en gillend naar zijn gezicht. Jake zocht naar een mogelijkheid om nog eens te schieten. Het lijk van Dario Marco gleed naar beneden. Zijn ogen stonden verbaasd wijdopen en zijn kin bleef rusten op de rand van het bureau. Stevie gooide Helen Grandfield van zich af. Ze deed een paar wankele stappen achteruit en viel over een stoel. Stevie probeerde te gaan staan. Hij keek om naar de jockey, die trillend achteruit was gedeinsd, met beide handen aan het pistool. Stevie zou nooit bij hem kunnen komen voordat hij werd neergeschoten. Hij stak zijn hand in zijn zak en pakte het hondje vast dat Lilly hem had gegeven. 'Staan blijven,' zei een stem. Ze keken allemaal naar de geïniformeerde agent die Stevie op weg naar binnen had ontweken, Jake over zijn pistool, Helen over de omgevallen stoel waarachter ze terecht was gekomen, Stevie over zijn schouder. De agent had het schot gehoord.
De agent, die Rodney Landry heette, was een bodybuilder en zat al vier jaar bij de politie. Hij wist wat hij moest doen: zijn pistool richten op het kleine mannetje naast het bureau. Door de beschrijving die hij had gekregen, wist Landry dat de man met het bloed aan zijn been, die om onverklaarbare reden op het bureau lag, degene was naar wie hij had moeten uitkijken. Vanaf de plek waar Landry met het pistool in de hand stond, kon hij Dario Marco niet zien. 'Leg dat wapen heel langzaam op de vloer,' commandeerde Landry. Jake wilde het zo snel mogelijk doen, maar dwong zichzelf langzaam te bukken en het wapen op de grond te leggen. Stevie slaagde erin zich om te draaien en op een elleboog te steunen. 'Hij heeft hier ingebroken,' gilde Helen Grandfield, wijzend op Stevie. 'Hij heeft mijn vader vermoord.' Nu kon Landry het zien. Het was net een grap, een macabere grap. Het hoofd van de dode man leek op zijn kin op het bureau te rusten. Zijn ogen stonden wijdopen en hij keek verbaasd, heel verbaasd. Stevie, die helemaal geen gevoel meer in zijn been had, stak zijn hand in zijn zak, klemde het beschilderde hondje vast en glimlachte. Ed Taxx sloot een deal. Hij werd kroongetuige tegen Dario Marco en zijn dochter in ruil voor minimaal doodslag. Hij sprak het door en schreef het uit. Hij kende de routine en volgde die. Bovendien had hij genoeg geld weggestopt om voor zijn gezin te zorgen en hij wilde niet dat de politie zijn leven of zijn bankrekeningen al te nauwkeurig bekeek. 'Ik geef jullie Dario Marco en Helen Grandfield en jullie stoppen elk verder onderzoek naar mij of mijn bezittingen,' zei Taxx. 'En alles wat je weet over Anthony Marco,' zei Ward. 'Daar weet ik niet veel van,' zei Taxx. 'We doen het met wat je ons kunt geven,' zei Ward. Taxx zat tegenover assistent-openbaar aanklager Ward en technisch rechercheur Danny Messer aan tafel, klaar om zijn verhaal te vertellen.
'Wat zit er voor mij in?' vroeg Taxx. 'Dat hangt af van je verhaal,' zei Ward. 'Het is een goed verhaal,' zei Taxx. Hij was benaderd door Helen Grandfield, die hem niet vertelde hoe ze wist dat hij bij de groep was geplaatst die Alberta Spanio moest bewaken en ook niet hoe ze wist dat hij prostaatkanker had en dat die was uitgezaaid naar zijn andere organen. Het kon Taxx eigenlijk niet schelen hoe ze het wist. Hij had tegen zijn vrouw en zijn familie niets gezegd over de kanker. Hij had wat geld gespaard, maar het zou alles wat zijn gezin had om van te leven hebben gekost om zijn laatste maanden te rekken tot een minder pijnlijk jaar. De ironie was dat de staat nu voor zijn behandeling zou moeten betalen. Toen hij Dario Marco had ontmoet, had hij honderdvijftigduizend dollar in contanten geboden gekregen om Alberta Spanio een overdosis slaappillen te geven en het raam van de badkamer niet op slot te doen nadat hij de haak erin had geschroefd. 'Waarom was dat?' vroeg Ward. 'Helen Grandfield heeft me later verteld dat ze iemand vanuit de kamer erboven hadden willen laten zakken, maar dat was onmogelijk door de storm. Ik moest om drie uur in de morgen een hoestbui krijgen van drie minuten om mogelijk lawaai te overstemmen.' Taxx had toegehapt en had het geld van tevoren ontvangen. 'Tot zover geen probleem,' zei hij tegen assistent-openbaar aanklager Ward, met wie hij vijftien jaar had samengewerkt. 'En toen?' vroeg Ward. 'In de nacht dat het moest gebeuren, werd ik gebeld,' zei Taxx. 'Op mijn mobiel. Collier was in de kamer. Ik deed alsof het mijn vrouw was. Het was Helen Grandfield. Ze vertelde me wat ik moest doen: ik moest de volgende morgen Spanio's deur intrappen, Collier naar de badkamer sturen omdat er duidelijk een raam openstond, snel naar het bed gaan en Spanio in de nek steken. Weer geen probleem. Ik was voorzichtig met mijn woorden en zei iets als: "Nee, schat, zeg maar dat het dan twee keer zoveel moet worden als we al hebben." Collier keek naar een basketbalwedstrijd op de televisie, maar ik wist dat hij het gehoord had. Ik denk dat Helen haar hand over het mondstuk legde om met Dario te overleggen, maar toen ze weer aan de lijn kwam, zei ze dat het goed was.
Ik geloof niet dat ze ooit van plan zijn geweest iemand door het raam te sturen. Ik denk dat ze er van het begin af aan op gerekend hebben dat ik Alberta zou vermoorden.' 'En?' 'Spanio was bewusteloos door de pillen en de kou toen we de deur hadden ingetrapt. Ik ging tussen Collier en het bed staan, zodat hij haar niet kon zien, en knikte naar de badkamer. Collier ging de badkamer in. Ik haalde het mes uit mijn zak en stak Alberta in de nek. Vier of vijf seconden. Op zijn hoogst. Collier kwam uit de badkamer. Ik was een stap achteruit gegaan, zodat hij het mes in haar nek kon zien. Ik wachtte tot hij de andere kamer in ging om hulp in te roepen.' 'En toen liep je tegen een probleem aan?' zei Ward. Taxx knikte. 'Ik ging de badkamer in. Het raam stond open. Mijn eerste gedachte was: "Mooi, dat heeft Collier gezien. Hij denkt dat de dader door het raam is gekomen en zo ook weer verdwenen is." Maar toen besefte ik dat er sneeuw op het kozijn lag. Niemand kon door dat raam zijn gekomen zonder de sneeuw weg te vegen.' 'En toen maakte je een fout,' zei Ward. Taxx knikte. 'Ik veegde de sneeuw naar buiten met mijn mouw,' zei hij. 'In plaats van in het bad. Ik hoorde Collier in de voorkamer telefoneren. Ik kwam de badkamer uit voordat hij binnen kon komen en zei dat het een plaats delict was en dat we in de andere kamer op de technische recherche moesten wachten. Ik wilde niet dat hij de badkamer weer in ging en zag dat de sneeuw weg was.' 'En?' spoorde Ward hem aan. 'Gisteren ging ik naar een Chinees restaurant en ontmoette daar Helen Grandfield,' zei Taxx. 'Collier moet argwaan hebben gehad. Hij volgde me. Ik zag hem aan de overkant staan. Als hij het aan mijn vrouw vroeg, zou hij horen dat ze me de avond tevoren helemaal niet had gebeld. Hij kon naar de foto's van de plaats delict kijken en zien dat de sneeuw weg was van het badkamerraam.' 'Dus vertelde je het aan Helen Grandfield, die zei dat zij dat wel zou afhandelen,' zei Ward.
'En ze gaf je de rest van het geld.' 'Daar heb ik niets over te zeggen,' zei Taxx. 'Je wist dat ze Collier zouden vermoorden,' zei Ward. Het duurde even voor Taxx antwoord gaf en toen zei hij: 'Daar wilde ik niet over nadenken.' 'Waar is het geld dat ze je hebben betaald?' Weer gaf Taxx geen antwoord. Naast het geld dat hij had gespaard en wat hij van Dario Marco had gekregen, had hij ook nog een levensverzekering van een miljoen dollar. 'Ik zal het aan Stella vertellen,' zei Danny Messer. Aiden deed de bovenste la van Louisa Cormiers bureau open. 'Het is er niet,' zei ze met een blik naar Mac. 'Iemand moet het hebben gestolen,' zei Louisa. 'Hebt u een kluis?' vroeg Mac. Louisa wendde zich tot Pease, die zuchtte. 'Uw cliënt kan hem openen of anders doen wij het,' zei Mac. 'Ik denk dat hij zich in deze kamer bevindt, maar we kunnen ook. 'Maak hem open, Louisa,' zei Pease. 'Werk een beetje mee.' Louisa ging naar het felrode schilderij van een bloem van Georgia O'Keeffe en sloeg het opzij. In de muur zat de kluis. Louisa keek naar Pease, die knikte dat ze de kluis open moest maken. Ze schudde haar hoofd, maar hij spoorde haar aan. 'We vinden wel een uitweg,' zei Pease mild. 'Het was zelfverdediging.' Louisa maakte de kluis open en Aiden haalde de .22 Walther eruit. Ze was er zeker van dat de kogel uit dit pistool afkomstig zou blijken te zijn. 'Je hebt een fout gemaakt die mijn Pat Fantome nooit gemaakt zou hebben,' zei Louisa. 'Louisa,' waarschuwde Pease, maar zijn cliënt kon het niet laten. 'Je hebt het serienummer van mijn pistool niet gecontroleerd toen je hier de eerste keer was,' zei ze. 'Dan was je erachter gekomen dat het niet mijn pistool was, maar dat van Mathew Drietch, maar je had geen reden om het te controleren. Het was me bijna gelukt.' Louisa stak haar rechterhand op en hield haar duim en vinger een paar centimeter van elkaar.
'De Pat Fantome van Charles Lutnikov had dat serienummer misschien gecontroleerd,' gaf Mac toe. 'Maar Pat Fantome bestaat niet echt. Wij wel. We maken fouten en daarna zetten we de boel weer recht.' Mac wees Louisa Cormier op haar rechten. De metalen gaasdeur ging open en de in oranje gevangeniskleren gestoken Anthony Marco keek naar Ward en Mac. 'Geen mooie vrouw dit keer?' zei Marco. 'Ze is niet helemaal in orde,' zei Mac. 'Ik zal haar bloemen sturen,' zei Marco met een glimlach. 'Waar gaat dit over?' vroeg Marco's advocaat. 'De rechtszaak komt eraan,' zei Marco. 'We hebben een afspraak.' 'Helemaal niet,' zei Ward. 'We hebben je medewerking niet meer nodig.' Anthony Marco keek achterom naar zijn advocaat en toen weer naar Mac en Ward. 'Wat?' vroeg Marco. 'Ken je ene Steven Guista?' 'Nee,' zei Anthony, die rechtop ging zitten. 'Hij kent jou wel,' zei Ward. 'Hij weet een heleboel over jou en je broer en hij is toegevoegd aan de getuigenlijst. Hij gaat getuigen.' 'Tegen mij?' vroeg Anthony, die naar zichzelf wees. Mac knikte. 'Er wordt gezegd dat hij een agent heeft vermoord en een ander de ribben heeft gebroken,' zei Anthony. 'Ik dacht dat je hem niet kende,' zei Ward. 'Ik loog.' 'Guista's getuigenis houdt nooit stand,' zei Anthony's advocaat. 'Wat hebben jullie hem aangeboden om meineed te plegen?' 'Niets,' zei Ward. 'Hij heeft nergens om gevraagd. Wij hebben hem niets geboden. Vraag het hem maar als hij in het getuigenbankje staat.' 'Ik heb niets te maken met de moord op die Spanio,' hield Anthony vol. 'Dat was Dario's idee.' 'Je broer is dood,' zei Mac. 'Nee,' protesteerde Anthony. 'Laat je advocaat maar even bellen,' zei Mac. 'Is Dario dood? Is die stomme klootzak overleden en heeft hij mij laten zitten met... Kunnen ze dit doen? Kunnen ze me dit aandoen?' De advocaat gaf geen antwoord.
Epiloog
Het sneeuwde niet meer, maar het was nog wel bitter koud. Mac stond met zijn handen in zijn zakken en zijn voeten uit elkaar om te voorkomen dat de wind hem wegduwde van het graf van Claire. De bovenkanten van de grafstenen staken boven de sneeuw uit en Mac herinnerde zich dat er ook graven waren met eenvoudige koperen platen, die nu onder zestig centimeter sneeuw lagen. De sneeuwploeg was voorzichtig over het pad gereden en meneer Greenberg, die had gezorgd dat het graf werd vrijgemaakt, had toezicht gehouden en gewezen waar de ploeg heen moest en hoe hij een pad door de sneeuw vanaf de ronde parkeerplaats moest maken. Mac stond met de bloemen in zijn handen en voelde de wind trekken aan het boeket rozen in verschillende kleuren, rood, roze, wit en geel, die na de sneeuwstorm moeilijk te krijgen waren geweest. Een dun windje floot droevige muziek in de kille, vredige stilte van de morgen. Greenberg, een mager mannetje met roze wangen en een grote overjas, die op zijn minst zestig was, stond discreet een eindje naar achteren, met zijn handen voor zich gevouwen. Mac deed een paar stappen naar het graf. Achter zich hoorde hij het geluid van een voertuig dat van de poort van de begraafplaats naar het parkeerterreintje reed waar Mac zijn auto had neergezet. Hij draaide zich niet om. Hij stond nu vlak naast de steen en las de woorden die erin waren uitgebeiteld. Toen hoorde hij voetstappen op het pad en nu draaide hij zich wel om. Don Flack, Aiden, Stella en Danny kwamen op hem toe lopen. Stella leunde een beetje op Danny's arm. 'Jij hoort in het ziekenhuis te liggen,' zei Mac toen ze dichterbij waren gekomen. 'Het is jullie trouwdag,' antwoordde Stella. 'Die wil ik niet missen.' Ze gingen rond het graf staan en Mac knielde om de bloemen tegen de steen te leggen, een beetje uit de wind.
Greenberg kwam snel naar voren en legde de bloemen vast met een gladde, ronde steen. Toen kwam hij overeind en overhandigde alle aanwezigen een kleine steen. 'Als u het niet erg vindt,' zei Greenberg. 'Het is een traditie. We leg- gen elk jaar een gedenksteen bij het graf van een geliefde.' Mac keek naar de kleine, bruine steen in zijn hand en legde die op de granieten grafsteen. Stella, Aiden, Danny en Flack volgden zijn voorbeeld. Daarna gingen ze allemaal achteruit, behalve Mac. Er was niets te zeggen. Hij hoefde niets te zeggen. Hij bleef voor zijn gevoel heel lang staan voordat hij zich omdraaide en met de anderen het pad weer afliep.