JAARGANG 531 —NUMMER 46

— HoloNet Nieuws —

13:37

Baktoid Sluit Nog Vijf Fabrieken

TERMIN, METALORN — In een aan de aandeelhouders gezonden verklaring heeft Baktoid bevestigd dat het bedrijf nog eens vijf fabrieken in de Binnenring en de Koloniën gaat sluiten als direct gevolg van de hinder die zijn gevechtsdroidprogramma onder­vindt van de overheidsbesluiten van de Republiek. Baktoidfabrieken op Foundry, Ord Cestus, Telti, Balmorra en Ord Lith-1 zullen aan het eind van de maand hun deuren slui­ten. Men schat dat deze maatregel tot het ontslag van ongeveer 12,5 miljoen werknemers zal leiden.


Acht jaar geleden voerde de Senaat besluiten door die de Han­delsfederatie dwong tot het ontbinden van hun veiligheidstroe­pen, de grootste afnemer van de gevechtsautomaten en -voertuigen van de Baktoidfabrieken. Als gevolg hiervan, alsmede van de verdere restricties op de vergunningen voor de verkoop van gevechtsdroids, is de aanschaf van dit soort hardware voor de meeste klanten van Baktoid onbetaalbaar geworden...

1

Al vijfhonderd jaar lang schitterde de planeet Coruscant; een sierstuk met gouden torens in de galactische kroon van de Republiek. Zijn bruggen en gekoepelde solariums stamden uit lang vervlogen tijdperken waarin geen presidentiële toespraak te bombastisch en geen wolkenkrabber te spectacu­lair was en waarin titanische bevolkingscentra stoutmoedig de verovering van de kosmos door de rationele geest van de daken schreeuwden.

Met het uitbreken van de Kloonoorlogen vreesden sommigen dat die roemrijke dagen voorgoed voorbij waren. De holoberichten spraken van overwinningen en nederlagen, maar iedereen werd achtervolgd door beel­den van schepen die vlammend naar de ondergang stortten, van gigantische op elkaar botsende legers, van de dood van ongetelde en ontelbare dromen. Het was moeilijk niet te geloven dat de kwijlende muil van de oorlog op een dag ook dit fonkelende middelpunt van de Republiek zou verslinden. Dit was een tijd waarin het woord stad geen gedachten aan grootsheid opriep maar aan kwetsbaarheid. Niet aan veiligheid maar aan verwoesting.

Maar ondanks die angsten bleven de miljarden burgers van Coruscant geloven en leefden ze verder. Een vlucht kromsnavelige thrantcills door­kliefde in perfecte ruitformatie de stille, lichtblauwe hemel van Coruscant. Al honderdduizend standaardjaar lang wiekten ze elke herfst zuidwaarts naar hun winterkwartier, en wellicht zouden ze dat nog honderdduizend jaar blijven doen. Hun platte zwarte ogen hadden het dierlijk leven op Coruscant meedogenloos verdrongen zien worden door de beschaving. Nu scharrelden de vroegere heersers van Coruscant, wier natuurlijke habitat vervangen was door kunstmatige moerassen en permabetonnen wouden, moeizaam hun kostje bij elkaar in de durabetonnen canyons. Dit, zeiden anderen, was een tijd van wonderen en wonderbaarlijke wezens uit hon­derdduizend verschillende werelden. Dit was een tijd voor optimisme, voor dromen en voor tomeloze ambitie.

Een tijd vol mogelijkheden — als je ogen had om ze te zien.

De rood-witte schijf van een tweepersoonstransportschip van de Limulus-klasse sneed door het wolkendek van Coruscant, glinsterend als een splinter verzilverd ijs in de ochtendzon. Het had zijn hyperaandrijvingsring losge­maakt, gleed dansend op onhoorbare muziek door de wolkenflarden en kwam neer met een zucht die even licht was als een kus. Zijn gladde, op glas gelijkende flank rimpelde. Een rechthoekige omtrek tekende zich af en schoof omhoog. Een lange, bebaarde man in een bruine mantel verscheen in het luik en sprong naar beneden, gevolgd door een tweede passagier met een gladgeschoren gezicht.

De man met de baard heette Obi-Wan Kenobi. Al meer jaren dan hij wilde tellen was Obi-Wan Kenobi een van de vermaardste Jedi-ridders in de Republiek. De tweede persoon, een verrassend intense jongeman met fijn bruin haar, heette Anakin Skywalker. Hoewel hij nog geen Jedi-ridder was, had hij al naam gemaakt als een van de machtigste krijgers in de melkweg.

Zesendertig uur lang hadden de twee mannen gevlogen en genavigeerd, waarbij ze een beroep op hun Jedi-vaardigheden gedaan hadden om hun behoefte aan slaap en voedsel tot een minimum te beperken. Obi-Wan was moe, prikkelbaar en uitgehongerd en had het gevoel dat iemand zand in zijn gewrichten gestrooid had. Het ontging hem niet dat Anakin zo fris leek als een hoentje... klaar voor actie.

Het herstellingsvermogen van de jeugd, dacht Obi-Wan wrang.

Alleen een noodbevel van Opperste Kanselier Palpatine kon het tweetal van hun taak op Forscan IV weggeroepen hebben.

Wel, meester,' zei Anakin. 'Ik neem aan dat onze wegen zich hier schei­den.'

'Ik weet niet precies waar dit over gaat,' antwoordde de oudere man, 'maar je kon je tijd slechter besteden dan met studeren in de Tempel.'

Obi-Wan en Anakin liepen verder over de luchtbrug. Ver beneden hen gonsden de straten van de stad van het verkeer en werden de wandelpaden en laagste gebouwen van tijd tot tijd aan het gezicht onttrokken door wol­kenflarden of verdwaalde thrantcills. Het web van straten en bruggen ach­ter en onder hen was adembenemend, maar Obi-Wan had even weinig oog voor de schoonheid ervan als hij voor de hoogte, zijn moeheid of zijn honger gehad had. Op dit moment werd hij in beslag genomen door andere, dringender besognes.

Alsof zijn Padawaan zijn gedachten kon lezen, zei Anakin: 'Ik hoop dat u niet meer kwaad op me bent, meester.'

Daar had je het weer: Anakin kon het niet laten om op zijn onbesuisde optreden op Forscan IV terug te komen. Forscan IV was een koloniepla­neet aan de rand van het Cronstelsel die nog steeds op de wip zat tussen de Republiek en de Bond. Separatistische agenten hadden de planeet geïnfil­treerd en een trainingskamp opgezet, en hun 'oefeningen' maakte het leven van de kolonisten onmogelijk. Het moeilijkste onderdeel van hun tegenactie was die agenten verdrijven zonder de kolonisten te laten merken dat ze hulp van buiten hadden gehad. Moeilijk. Gevaarlijk.

'Nee,' zei Obi-Wan. 'Het is ons gelukt de situatie in de hand te houden. " Mijn benadering is meer... doordacht. Maar jij toonde je gebruikelijke initi­atief. Je ging niet tegen een direct bevel in, dus... we zullen het een creatieve aanpak van het probleem noemen en het daarbij laten.'

Anakin slaakte een zucht van verlichting. De mannen hadden een sterke band van liefde en wederzijds respect, maar Anakins impulsiviteit had die band in het verleden soms danig op de proef gesteld. Toch leed het weinig twijfel dat de Padawaan Obi-Wans hoogste aanbeveling zou krijgen. Jaren van observatie hadden Obi-Wan tot het inzicht gedwongen dat Anakins schijnbare onbezonnenheid in feite op een diep geworteld besef van zijn eigen superieure vaardigheden berustte.

'U had gelijk,' zei Anakin, alsof Obi-Wans milde antwoord hem in staat stelde voor zijn fouten uit te komen. 'Die bergen waren inderdaad onbe­gaanbaar. De versterkingen van de Bond zouden in de ijsstorm vastgelopen zijn, maar ik kon het risico niet nemen. Er stonden te veel levens op het spel.'

'Het vereist een volwassen geest om voor je vergissingen uit te komen,' zei Obi-Wan. 'Ik denk dat we deze gedachten beter onder ons kunnen houden. In mijn rapport zal ik bewondering uitspreken voor je initiatief.'

De twee kameraden stonden tegenover elkaar en pakten eikaars onder­armen in een stevige greep. Obi-Wan had geen kinderen en zou die waar­schijnlijk ook nooit krijgen, maar de verbondenheid van Padawaan en mees­ter was minstens even sterk als de band tussen ouder en kind, en in sommige opzichten nog sterker. 'Het beste,' zei Anakin. 'Doe de groeten aan kanselier Palpatine.'

Een luchtkussenvoertuig kwam tot stilstand naast het pad en Anakin sprong erin en verdween zonder om te kijken in het luchtverkeer.

Obi-Wan staarde hem na. De jongen zou heus wel goed terechtkomen. Zou goed terecht moeten komen. Als een zo begaafde Jedi als Anakin zich niet boven jeugdige overmoed kon verheffen, hoeveel hoop was er dan voor de rest?

Maar in de tussentijd moest hij het antwoord op een dringender vraag zien te vinden. Waarom waren ze teruggeroepen naar Coruscant? Het was duidelijk een noodsituatie, maar wat voor een noodsituatie?

De afgesproken ontmoetingsplaats was de T'Chuk sportarena, een gebouw in de vorm van een schelp met tribunes die plaats boden aan een half miljoen dicht opeengepakte toeschouwers. Hier werd chin-bret gespeeld, de populairste sport op Coruscant, gadegeslagen door honderdduizenden juichende liefhebbers. Vandaag dartelde er evenwel geen bedreven chin-bretter in gracieuze bogen over het zand en buitelden er geen piekers door de lucht om opslagen te retourneren. Ook zag je geen in hemelsblauwe vesten gestoken doelverdedigers die als bezeten demicots in het rond dans­ten om de toorts van hun team hoog te houden. Vandaag was het giganti­sche stadium leeg, opgeruimd en gesloten voor het publiek, want er vond een heel ander soort bijeenkomst plaats.

Toen Obi-Wan uit de hol klinkende ondergrondse tunnel kwam, speurde hij de rijen zitplaatsen af. De meeste waren even leeg als een landschap op

Tatooine, maar in de loges zaten twintig of dertig toeschouwers. Hij her­kende een aantal hooggeplaatste volksvertegenwoordigers, enkele belang­rijke maar weinig bekende bureaucraten, een paar mensen van de technische afdelingen en zelfs een handvol kloonsoldaten. Zowel zijn instinct als zijn ervaring vertelde hem dat dit een krijgsraad was.

De door de Kloonoorlogen ontketende chaos was inmiddels geluwd tot een rustig getijde waarin banden van trouw gesmeed en bondgenootschap­pen gevormd werden. De melkweg was zo uitgestrekt dat de oorlog nooit op al zijn ontelbare kusten tegelijk landde, maar dat nam niet weg dat er op elk gegeven moment op honderd verschillende werelden gevochten werd. Dat was een verwaarloosbaar percentage van de miljarden in de melkweg rondtollende zonnestelsels, maar gezien de eeuwenoude allianties en bond­genootschappen konden de ervaringen van miljoenen levende wezens in principe het leven van triljoenen beïnvloeden.

De oorlog had al talloze koninkrijken, naties en families te gronde ge­richt. Nu die aantallen toenamen en de wapens onvermijdelijk steeds krach­tiger werden, was het niet onmogelijk dat de verwoesting zodanig uit de hand zou lopen dat de ontelbare eeuwen van strijd die uiteindelijk tot een melkweg omspannende eendracht geleid hadden, voor niets zouden zijn geweest. Zouden de inspanningen van duizend generaties... verdwijnen?

Nooit!

Er waren grenzen getrokken: Separatisten aan één kant, Republiek aan de andere. Voor Obi-Wan en vele anderen was die grens getrokken met zijn eigen levensbloed. De Republiek zou staan — of Obi-Wan en elke Jedi die ooit de Tempelvertrekken bevolkt had, zou vallen. Het was een eenvoudige rekensom.

En in eenvoud schuilde zowel duidelijkheid als kracht.

2

Op de met zand bedekte vloer van de T'Chuk-arena stond één bleke, slanke vrouwelijke kunstmens. Ze droeg een witte laboratoriumjas, had kort zwart haar en prutste aan een blinkend chromen voorwerp met de vorm van een zandloper dat Obi-Wan niet thuis kon brengen; het leek meer een intens kunstwerk, een Manaviaans clusterorgel of een Juzziaanse koloniemarkeur misschien, dan iets wat gevaarlijk genoeg was om een Jedi zorgen te baren. Rijen dunne, spits toelopende pootjes aan de onderkant waren het enige wat erop wees dat het ding mobiel was.

Wat ter duizend werelden was hier aan de hand?

De technica sloot enkele draden van het apparaat aan op een toestel aan haar riem. Misschien was het een soort geavanceerde medische droid.

De toeschouwers werden steeds rustelozer, maar uiteindelijk maakte ze de draden weer los en richtte zich rechtstreeks tot hen.

'Mijn naam is Lido Shan en ik dank u voor uw geduld,' zei ze, hoewel haar gehoor duidelijk blijk gaf van het tegendeel. 'Ik geloof dat we klaar zijn om uwe excellenties onze eerste demonstratie te geven.' Shan maakte een lichte buiging en wees vervolgens met een dramatisch gebaar naar het blin­kende apparaat. 'Mag ik u voorstellen: de jk-13. Om te laten zien waartoe deze machine in staat is hebben we een op Geonosis krijgsgevangen ge­maakte vernietigingsdroid van de Bond uitgezocht en herbouwd naar de oorspronkelijke specificaties van de fabrikant.'

De jk was ongeveer anderhalve meter hoog en had een glasachtige bui­tenkant die hem esthetisch aantrekkelijker maakte dan de doorsnee droid. Een kinderspeeltje, een museumstuk, een genrestuk, een broos, ultragevoelig stukje elektronica misschien. De zwarte, op een wiel lijkende vernieti­gingsdroid die ernaast stond, leek bijna primitief in vergelijking, maar on­danks zijn gehavende en opgelapte buitenkant straalde hij nog evenveel dreiging uit als een gewonde acklay.

Met luid sissende hydraulische compressie- en decompressierammen rolde de droid voorwaarts, een diep spoor in het zand trekkend. Het blin­kende jk-model zakte door zijn knieën, maar maakte vreemd genoeg een volstrekt hulpeloze indruk. Het leek bijna te beven op zijn poten. De indruk van hulpeloosheid werd nog versterkt door het verschil in grootte: de jk was maar half zo groot als de droid.

Eerst dacht Obi-Wan dat hij alleen maar uitgenodigd was om voor de zoveelste keer getuige te zijn van een demonstratie van de kracht en doel­matigheid van een vernietigingsdroid. Alsof hij die nodig had — hij droeg nog steeds littekens van die vervloekte dingen. Maar nee, dat was absurd. Palpatine zou hem nooit voor zoiets alledaags uit Forscan teruggeroepen hebben. Een seconde later was de vernietigingsdroid binnen een afstand van vijf meter van de jk gekomen en werden al zijn vragen beantwoord.

In een oogwenk sprong de jk in segmenten uiteen, zodat hij op een veelpotige spin leek. Tegelijkertijd deed hij niet langer denken aan een ban­gelijk ineengedoken bladeter, maar aan een listig roofdier dat hulpeloosheid voorwendt om zijn prooi naar zich toe te lokken.

De vernietigingsdroid spuwde rood vuur naar zijn tegenstander. Het zand leek te rimpelen toen de jk niet één krachtveld maar een reeks roteren­de energieschijven produceerde die de laserschichten moeiteloos absor­beerden. Dat was een verrassing: normaal gesproken was het technisch simpeler een apparaat te bouwen dat energie afweerde dan een dat energie absorbeerde. Dit was een demonstratie van geavanceerde elektronische ca­paciteit of aardingstechnologie. De aanvallende droid bleef vuur uitbraken, niet in staat te begrijpen dat zijn doldrieste aanval niet het vereiste effect sorteerde.

Net als de meeste machines was hij sterk maar dom.

Obi-Wan kneep zijn ogen tot spleetjes. Er gebeurde daar iets... iets onge­woons. Tentakels sprongen uit de bovenkant en flanken van de jk, zo snel dat de vernietigingsdroid ze met geen mogelijkheid kon ontwijken. Samen met de meeste toeschouwers boog Obi-Wan zich gefascineerd naar voren, ter­wijl de oorlogsdroid machteloos in de tentakels van de jk kronkelde. De aanvankelijk dikke, touwachtige tentakels werden dunner en dunner en wikkelden zich om de aanvaller heen in strengen die uiteindelijk bijna on­zichtbaar waren.

De tentakels sneden als honderden zijdedunne vezelzagen door het me­talen omhulsel van de droid, en pas nu leek de droid te beseffen in wat voor gevaar hij verkeerde. Hij begon wanhopig te spartelen en slaakte hoge, schokkend levensechte doodskreten.

Het gespartel nam af en maakte plaats voor zulke heftige trillingen dat het leek alsof de droid elk moment uit elkaar kon spatten. Rook kringelde uit zijn aan flarden gesneden omhulsel, terwijl hij als een overrijp stuk fruit uiteenviel. Vonken spattend tuimelden de segmenten op de grond en een groenige vloeistof sijpelde in het zand. De stukken trilden en ratelden nog een poosje na in het stof, maar even later was het weer stil in de arena.

Even waren de toeschouwers met stomheid geslagen. Obi-Wan kon zich hun verbazing voorstellen. Dit was een demonstratie geweest van oncon­ventionele tactiek, dodelijke wapens en een onaanvechtbare uitslag.

'Droid tegen droid,' zei de Bith met het ronde hoofd naast hem scham­per. 'Kinderspelletjes. Dit kan toch niet genoeg zijn om een oproep van de kanselier te waarborgen?'

Lido Shan, beneden hen, bleef onverstoorbaar. 'Geduld alstublieft,' zei ze. 'We wilden alleen maar een referentiepunt creëren, een vergelijkingsbasis tegen een zowel vertrouwde als geduchte tegenstander. Deze klasse-vier gevechtsdroid werd binnen... tweeënveertig seconden buiten gevecht ge­steld.'

Achter Obi-Wan gorgelde de vertaalcomputer van een Aqualish een vraag: 'En hoe zit het met lévende tegenstanders?'

De technica knikte alsof ze die vraag verwacht had. 'Onze volgende demonstratie is met een Vooruitgeschoven Verkenner-Commando.'

Alsof hij geroepen was, kwam precies op dat moment een commando in volle wapenrusting en gewapend met een infanteriestraalgeweer uit zijn schuilplaats onder de overhangende muur van de arena vandaan. Kloon-commando's waren speciaal opgeleide soldaten. Ze waren afgeleid van de oorspronkelijke sjabloon, maar aangepast om specifieke trainingsprotocol­len te kunnen ondergaan. Een explosiebestendig vizier verborg zijn gezicht, maar zijn houding verried agressieve strijdlust. Een onrustig gemompel trok door de toeschouwers.

Het amfibische wezen leek geschrokken. 'Ik... zou niet graag verant­woordelijk zijn voor het verlies van een leven...'

De technica keek de Aqualish meewarig aan, alsof ze op elke reactie voorbereid was. 'Maakt u zich maar niet ongerust.' Met afgemeten en ont­spannen bewegingen draaide ze aan een paar knoppen. 'Het apparaat is afgesteld op niet-dodelijke aanhouding.'

Daar leken de meeste toeschouwers genoegen mee te nemen, maar Obi- Wan werd alleen maar ongeruster. Deze droid met zijn etherische schoon­heid en onconventionele dodelijkheid had iets met zijn missie te maken. Maar wat? Wat is precies de opdracht van de soldaat?' riep Obi-Wan naar beneden.

Lido Shans mondhoeken krulden op. 'Voorbij de jk zien te komen en mij gevangennemen.'

De toeschouwers begonnen te mompelen en keken haar vol ongeloof aan, maar op sommige gezichten zag Obi-Wan een uitdrukking die hij verontrustender vond: gretige afwachting. Ze wisten dat hun iets zeer ge­denkwaardigs te wachten stond, maar wat hadden ze het liefst? Dat de jk won of dat deze brutale technica een lesje kreeg?

De soldaat schuifelde behoedzaam naar voren tot hij op ongeveer vijf­entwintig meter afstand van het schepsel stond...

Obi-Wan schudde zijn hoofd. Schepsel? Had hij dat werkelijk gedacht? Schepsel in plaats van droid? Hoe kwam hij daarbij?

De soldaat legde zijn geweer aan en vuurde een rode lichtflits af. De ronddraaiende schijven verschenen weer en zogen de energieschichten met een zuigend en knetterend geluid naar binnen.

Maar het feit dat de droid een afweerschild nodig had, leek de soldaat moed te geven. Hij voerde een schijnbeweging naar rechts uit, maakte een koprol naar links, sprong behendig overeind en vuurde opnieuw. Hij wissel­de voortdurend van positie, terwijl de droid alleen maar afweerde.

Obi-Wan opende zijn zintuigen en reikte om zich heen met de Kracht. Hij kon het bonkende hart van de man bijna voelen, diens nervositeit proe­ven, zijn denkpatronen volgen terwijl hij zijn opties overwoog en zijn schijn­bewegingen uitvoerde. Links, rechts, links... de eerstvolgende beweging zou weer naar —

Links

Terwijl de Jedi toekeek, spuugde de jk een net uit met strengen ter dikte van Obi-Wans pink waarin de hulpeloze soldaat halverwege zijn sprong verstrikt raakte — als een gewonde thrantcill in het net van een muskushan­delaar. De timing was buitengewoon. Nee. Meer dan buitengewoon. De timing was volmaakt. Wat voor soort programmatuur maakte dit soort per­fectie mogelijk? Obi-Wan zou hebben kunnen zweren dat het apparaat de beweging van de soldaat bijna voorvoeld had, bijna...

Maar dat was onmogelijk.

Terwijl de jk de spartelende soldaat naar zich toe trok, draaide deze zich met een ruk om en richtte zijn straler op de technica. Obi-Wans ogen gingen meteen naar haar toe: de vrouw leek totaal niet geschrokken. Een fractie van een seconde voordat de soldaat kon vuren schoot er een oranje vonk langs de tentakels en voer er een harde, heftige schok door de soldaat. Even trappelden zijn hielen in het zand en daarna bleef hij doodstil liggen. De jk trok hem naar zich toe, tilde met één tentakel het roerloze bovenlichaam van de grond en richtte een lichtstraal uit een tweede, dunnere sonde op de gesloten ogen van de soldaat. Daarna liet hij de soldaat weer op de grond zakken en bleef stil en waakzaam staan.

Heel even leek de adem van de toeschouwers te stokken in hun collec­tieve keel. Toen liet het net de soldaat los en trok zich terug in de droid. De soldaat rolde kreunend op zijn zij. Even later ging hij op zijn knieën zitten, wankel maar ongedeerd. Een andere soldaat hielp hem terug naar zijn plaats onder de overhangende muur van de arena.

De toeschouwers klapten, met uitzondering van Obi-Wan en een andere Jedi, die zich zijdelings door de menigte wrong en naast hem kwam staan. Obi-Wan was opgelucht toen de vertrouwde figuur dichterbij kwam en toen hij zag dat de nieuwkomer even weinig geneigd was tot applaus als hijzelf.

De nieuwkomer was twee centimeter langer dan Obi-Wan, had een geel­groene huidskleur en de kenmerkende, op touwen lijkende tentakels en staarogen van een Nautolaan. Dit was Kit Fisto, veteraan van Geonosis en honderd andere dodelijke treffens. Zijn gezicht stond strak en hij weigerde de verrichtingen van de jk toe te juichen: geen enkele Jedi zou de kwetsuren van een ander wezen, ongeacht hoe oppervlakkig of tijdelijk ook, ooit als een vorm van vermaak beschouwen. Was het puur toeval dat de Nautolaan hier was, of had hij eveneens een oproep gekregen?

Kit keek naar Obi-Wans handen en zag hoe gespannen hij was. 'Ben je niet zo dol op dit soort vertoningen?' vroeg hij. Zijn stem klonk vochtig en sissend, zelfs als het over alledaagse dingen ging. Donkere vlekken wervel­den over Fisto's ooglidloze zwarte ogen. Ze duidden op onderdrukte woe­de, maar slechts weinig niet-Nautolanen zouden dat geweten hebben.

'Ik zie weinig belangstelling voor het welzijn van de soldaat,' zei Obi- Wan.

Kit grinnikte humorloos. 'Gezien vanaf de riffen van politiek en privile­ge lijkt oorlog weinig meer dan vermaak op veilige afstand.'

Het wezen met het ronde hoofd voor hen draaide zijn hoofd honderd­tachtig graden zonder zijn schouders te bewegen. 'Ach kom, meneer. Het is immers maar een kloon.'

Maar een kloon. Vlees en bloed, inderdaad, maar gekweekt in een fles, een van de 1,2 miljoen kloonsoldaten die geboren waren zonder vader om hen te beschermen en zonder moeder om om hen te treuren.

Inderdaad. Alleen maar een kloon.

Obi-Wan was niet geïnteresseerd in een discussie. Voor dit soort volk, dat niet bang hoefde te zijn ooit op een slagveld te sneuvelen en wier kroost evenmin ooit de hartverscheurende beslissingen van een soldaat zou hoe­ven nemen, waren kloonsoldaten een enorm gemak. Deze bruut was alleen maar eerlijk voor zijn mening uitgekomen.

'Uitstekend, uitstekend,' zei een andere toeschouwer, een leerachtig we­zen met een cyclopische tros ogen midden in zijn voorhoofd. 'Uitstekend. Nu begrijp ik hoe de jk's aan hun reputatie onder criminelen gekomen zijn.'

De twee wisselden een snelle blik, zodat Obi-Wans nieuwsgierigheid meteen gewekt was. 'Hoe dan?'

De twee wendden zich weer naar de arena alsof ze zijn vraag niet ge­hoord hadden. Obi-Wan liet zich niet zo makkelijk in de maling nemen. Alarmsignalen liepen tintelend over zijn ruggengraat. Deze wateren hadden inderdaad diepe gronden.

Het leerachtige wezen nam het woord weer. 'Jullie willen dat we ons zorgen maken,' zei hij tegen Lido Shan. 'We zijn bereid te erkennen dat zo'n apparaat over aanzienlijke vermogens beschikt, maar... ahem... we hebben het geluk dat er vandaag Jedi onder ons zijn. Zou het onbeleefd zijn als ik om een demonstratie vroeg?'

Obi-Wan zag tientallen ogen die hen schattend opnamen, en hoorde zacht gemompel door de gelederen trekken. Hij zag vingers, tentakels, klau­wen die elkaar heimelijk aanraakten en hij was ervan overtuigd dat er kre­dieten doorgegeven werden. Werd er gewed op de uitslag?

Kit Fisto boog zich naar hem toe zonder hem aan te kijken. Wat denk je?'

Obi-Wan schokschouderde. 'Ik heb er weinig behoefte aan hun nieuws­gierigheid te bevredigen.'

'Ik evenmin,' zei Kit, terwijl zijn tentakels een eigen leven leken te leiden. Daarna draaide hij zich om en riep naar de technica: 'Vertel eens. 'Heeft de naam jk-13 een betekenis buiten de gebruikelijke alfanummering?'

Daar was hij; de vraag waarvan Obi-Wan niet zeker wist of hij hem moest stellen.

Een zacht gemompel trok door de arena. De technica schuifelde aarze­lend met haar voeten. 'Officieel niet...' begon ze.

'Maar officieus?' hielp Obi-Wan haar op weg.

De technica schraapte haar keel, duidelijk ongelukkig. 'Bij smokkelaars en de lagere klassen,' zei ze, 'staan ze soms bekend als 'Jedi Killers".'

'Leuk,' zei hij, meer tegen zichzelf dan tegen de anderen, want hij was te geschokt om antwoord te geven. Jedi Killer? Wat voor een obscene naam was dat?

Naast hem trok Kit zijn mantel uit. Zijn gezicht was een onverbiddelijk, strak, lichtgroen masker. Obi-Wan zag dat de tentakels op zijn hoofd ruste­loos heen en weer zwiepten, hoewel zijn ogen onbeweeglijk op de droid gericht waren.

Wat doe je?' vroeg Obi-Wan, hoewel hij het onvermijdelijke antwoord al wist. Dit was vrijwel zeker de reden waarom Kit uitgenodigd was: zijn moed en opvliegendheid waren legendarisch.

'Ik wil dat ding zelf wel eens voelen,' zei Kit met dodelijke kalmte. Daarna verhief hij zijn stem in een uitdaging. Technica! Ik ben beschikbaar.'

De tentakels van de Nautolaan zwaaiden in de stille lucht. De droid keek naar hem zonder een reactie te vertonen. Na een korte blik over zijn schou­der op Obi-Wan maakte Kit een salto en sprong met een beheersing en soepelheid waarvan een chin-bretspits alleen maar kon dromen de arena in. Hij kwam geruisloos neer.

Hij stond op een meter of twaalf afstand van de jk. Net als de eerste twee keer leek de droid volstrekt ongevaarlijk. Meester Fisto's lichtzwaard sprong in zijn hand en de groenblauwe kling ontsproot sissend aan het gevest, flikkerend in de lucht.

De droid stiet een zoemtoon uit die zo hoog en hard werd dat Obi-Wan er kippenvel van kreeg. Hij maakte geen enkele beweging, alleen nam hij opnieuw die spinachtige configuratie aan. Hij leek te snuffelen. Het insect­achtige gezoem veranderde van toon, alsof hij zijn nieuwe tegenstander niet vertrouwde.

De tentakels verschenen opnieuw, maar ditmaal kronkelden ze onver­wacht traag heen en weer. Heel vreemd. In het begin had de droid een flexibele en alerte indruk gemaakt, maar zou hij deze tegenstander met dezelfde tactiek tegemoet treden als de commando? Misschien was de droid toch minder geavanceerd dan Obi-Wan aanvankelijk gevreesd had...

Kits lichtzwaard hakte de eerste tentakel met minachtend gemak door. Vrijwel onbewust verlegde Obi-Wan zijn aandacht van de jk naar Kit en keek met bewondering naar de kracht van zijn stand, de helderheid van zijn invalshoeken en aanvalslijnen. Kit vocht bij voorkeur in de Vorm 1 stijl, een felle-

Maar wacht eens eventjes...

Alarmbellen luidden in Obi-Wans hoofd. Er was iets vreselijk verkeerd. Verstand spande zich in om intuïtie bij te houden. Hij had zich in slaap laten sussen door het feit dat de jk weer in zijn eerdere aanvalspatronen vervallen was. De tentakels waren enkel een afleidingsmanoeuvre. Maar wat was dan de echte aanval?

Hij boog zich naar voren en bekeek de droid zorgvuldiger. Zijn voeten. De spitse uitsteeksels waren in het zand gezakt... en uit de zolen, zich wroetend een weg banend onder de grond, kwamen nog meer tentakels, met een gele schutkleur om ze onzichtbaar te maken in het zand. Dit ding viel op twee niveaus tegelijk aan, een strategie die zelfs de meeste levende krijgers niet meester waren. Nog zorgwekkender was het dat de droid Kit met opzet misleidde door op het ene niveau traag en onhandig te lijken - door letterlijk te jongleren met zijn tactiek en zijn tegenstander aldus overmoedig te ma­ken.

De zandtentakels waren nog maar een paar centimeter van hun doelwit verwijderd toen Kit hun aanwezigheid voelde. Zijn ooglidloze zwarte ogen werden nog groter toen het zand onder zijn voeten begon te kolken. Een tentakel wikkelde zich om zijn voet en probeerde hem omver te rukken. Andere ranken snelden toe om de eerste bij te staan.

De toeschouwers snakten verbijsterd naar adem toen ze beseften dat ze op het punt stonden getuige te zijn van iets ondenkbaars: een simpele droid die een machtige Jedi de baas werd.

Maar Kit was verre van verslagen. Alsof hij eveneens een spelletje ge­speeld had, zakte hij door zijn knieën en nam een sprong. Als een circus­acrobaat om zijn lengteas tollend schoot hij recht op de jk af, meegevend met de rukbeweging van de droid in plaats van zich ertegen te verzetten. Geholpen door een gevoel van timing dat sneller en exacter was dan de bewuste gedachte glipte de Nautolaan tussen de tentakels door.

Ondanks al zijn kracht had de droid niet op zo'n aanval gerekend en was hij te laat om hem te pareren. Hij liet de Jedi los en week achteruit, striemend met al zijn tentakels. Kits lichtzwaard spatte vonken. Tentakels vielen in het zand, waar sommige grotere stukken bleven kronkelen alsof het aparte wezens waren in plaats van afgehouwen ledematen.

De Nautolaan kwam neer in het zand, rolde door en viel onmiddellijk weer aan. Zijn gezicht was vertrokken tot een grauwend masker.

Nu vocht de jk met een maniakale intensiteit en Obi-Wan vroeg zich af: Wat probeert hij nu te doen ? Keer op keer haalden de tentakels uit naar Kits hoofd. Had Lido Shan vergeten de droid te instrueren zich te beheersen? In dat geval zou het blinkende monster de Nautolaan bij de geringste kans die het kreeg doden. Obi-Wans hand kroop naar zijn lichtzwaard, terwijl het gewicht van zesendertig uitputtende vlieguren van hem afviel. Als het nodig mocht zijn...

Maar nu was de droid binnen het bereik van Kits lichtzwaard. Op deze korte afstand verkeerde de jk in het nadeel. Nu was Kit de jager en de droid de prooi. Sissend trok het ding zich terug op zijn dunne goudkleurige poten, terwijl zijn tentakels aarzelend heen en weer zwaaiden, alsof hij zijn gege­vens niet snel genoeg kon verwerken om deze onorthodoxe aanval het hoofd te bieden. De groenblauwe kling van Kits lichtzwaard haalde blik­semsnel uit, links, rechts, overal: onvoorspelbaar, onweerstaanbaar. De tol­lende energieschijven konden de slagen niet langer absorberen, alleen nog maar afweren, zodat de vonken naar alle kanten spatten.

Kit voerde het tempo van zijn aanval op. Zijn bewegingen werden zo complex en razendsnel dat zelfs Obi-Wans geoefende oog ze niet meer kon volgen. Het lichtzwaard van de Nautolaanse Jedi vond een weg voorbij de energieschilden van de jk en maakte zijn eerste contact met zijn metalen ombouw. De droid stiet een pijnlijk iele kreet uit en zijn blinkende poten trilden. Hij viel op de grond en trappelde wild om te proberen weer overeind te komen. Daarna zakte hij in een regen van vonken en rook op zijn zij.

Het was stil in de arena terwijl de toeschouwers het geziene verwerkten. Er waren ongetwijfeld personen bij die nog nooit een Jedi in actie hadden gezien. Gefluisterde verhalen horen over de mysterieuze bewoners van de Tempel was één ding; de bijkans bovennatuurlijke vaardigheden met eigen ogen aanschouwen was iets heel anders. Over honderd jaar zou iemand zijn achterkleinkinderen misschien onthalen op een luisterrijk verslag van deze demonstratie.

Maar er zat nog een ander aspect aan deze zaak, een detail dat de meeste ogen gemist hadden - een vreemd verschijnsel dat zich eerst openbaarde in het gevecht met de kloonsoldaat, maar nog duidelijker werd in het treffen met Kit Fisto: de jk had de reacties van de Nautolaan zien aankomen.

Obi-Wan kreeg een bittere, metaalachtige smaak in zijn mond, een ge­waarwording die hij herkende als het eerste stille teken van angst. "Wat is dit voor een apparaat?' vroeg hij. 'Het is me opgevallen dat de schilden absor­beren in plaats van af te weren.'

De technica knikte. 'En welke conclusie trekt u daaruit, meester Jedi?'

'Dat het niet bedoeld is voor het slagveld. Dat het ontworpen is om zijn omgeving te beschermen, zelfs tegen afschampende laserschichten.'

'Heel goed,' zei ze.

'En te oordelen aan zijn aanvallige voorkomen is de jk een of andere soort persoonlijke veiligheidsdroid.'

Lido Shan hief haar handen in een verzoek om stilte. 'Dit is het eind van de demonstratie,' zei ze. 'Enkelen van u zullen nadere bijzonderheden krij­gen. De rest kan ervan verzekerd zijn dat de Opperste Kanselier uw aanwe­zigheid ten zeerste op prijs heeft gesteld.'

Toen de toeschouwers de tribune verlieten, bleven enkele personen staan om Kit te feliciteren. Misschien waren ze van plan geweest naar beneden te komen om hem een hand of een klap op zijn schouder te geven, maar de uitdrukking in Kits zwarte staarogen maakte duidelijk dat deze gebaren niet erg op hun plaats waren.

Obi-Wan sprong van de tribune en gaf de Nautolaan diens mantel. Zonder een woord te zeggen nam Kit die aan, waarna ze samen de trap naar de uitgang beklommen. Obi-Wan keek over zijn schouder naar het zand, waar werkdroids nog steeds bezig waren olie en vloeistoffen op te zuigen. Wat zou hij, Obi-Wan, gedaan hebben als hij zo'n uitdaging gekregen had? Hij stond zichzelf niet toe eraan te twijfelen of hij gewonnen zou hebben, maar besefte ook dat Kits chaotische, onvoorspelbare aanpak de Nautolaan een voordeel gegeven had. Het was best mogelijk dat de meer doordachte reactie van Obi-Wan minder effectief geweest zou zijn.

Onderweg naar de uitgang kwamen ze een groepje kloonsoldaten tegen die allemaal uit hetzelfde hout gesneden leken: allemaal dezelfde brede schouders en met dezelfde militaire houding en afgemeten gebaren. Ze verzorgden hun verslagen wapenbroeder met verrassende tederheid, en Obi-Wan vroeg zich af...

De tentakels van de Nautolaan gingen omhoog en Kit draaide zich om alsof hij Obi-Wans gedachten gelezen had. 'Obi-Wan?'

'Ik dacht heel even dat ik hem eerder gezien had.'

'En?'

'En toen besefte ik wat een dwaze gedachte dat was.'

Waarom dwaas?' vroeg Kit.

'Omdat ik ze allemaal eerder gezien heb.'

Wat inderdaad waar was. Maar als hij ze zo voor hun makker zag zorgen alsof er geen toeschouwers bestonden, vroeg hij zich toch af of hij, of welke buitenstaander dan ook, ze wel echt kende.

3

Het ontvangkantoor van de kanselier was zo hoog als vier Wookiees, en het marmeren plafond rustte op gigantische durabetonnen zuilen. Een enorme erker bood uitzicht op de adembenemende skyline van Coruscant: de Bonadaanse ambassade en het draaiende Skysitter-restaurant lagen er vlak tegenover. Het dichte woud van durabeton straalde een indrukwekkende grootsheid uit die nooit naliet de hoogwaardigheidsbekleders uit de Buiten­ring te imponeren, maar Obi-Wan vroeg zich vaak af of de ruimte niet voor productievere doeleinden gebruikt had kunnen worden.

Op dit moment wisselde een groepje hooggeplaatste Kuati, geschubde wezens met smaragdgroene ogen, formele beleefdheden en afscheidsgroe­ten uit met de kanselier en zijn in lange gewaden gehulde assistenten. De twee Jedi stonden in een hoek van het vertrek, terwijl de ambassadeurs een lange reeks ceremoniële buigingen uitvoerden.

Obi-Wan merkte dat Kit zich slecht op zijn gemak leek te voelen. 'Is er iets?' vroeg hij zacht. 'Was de droid dichter bij de overwinning dan je lief was?' Hij kon zich niet herinneren Kit ooit anders gezien te hebben dan honderd procent kalm.

'Mijn leven draait niet om wat me lief is,' zei de Nautolaan. 'Maar inder­daad... het was, zoals ik mensen ooit heb horen zeggen, "kantje boord".'

En vreemd genoeg maakten zelfs die paar woorden Obi-Wan duidelijk wat een uitdaging de jk geweest moest zijn. Die laatste opmerking verried meer van de innerlijke gesteldheid van de Nautolaanse Jedi dan hij ooit had laten zien.

Toen de diplomaten vertrokken waren, had Opperste Kanselier Palpatine eindelijk tijd voor hen. Er zaten bezorgde rimpels in zijn brede, sterke voorhoofd en zijn lippen waren tot een dunne lijn samengeperst.

'Mijn excuses voor het ongemak en de geheimzinnigheid, mijn vrienden,' zei hij. 'Ik hoop dat jullie zo dadelijk begrijpen waarom die allebei nodig waren.'

'Kanselier,' zei Obi-Wan, die niet in de stemming was voor formaliteiten, 'bent u bereid dit geheim van de 'Jedi Killer" met ons te delen?'

De kanselier trok een gezicht. 'Ik moet toegeven dat ik dit ook niet begrijp. Zelfs onze laagste burgers zouden zo'n vulgaire bijnaam niet ver­makelijk vinden.' Na enig nadenken ging hij verder: 'Sta me toe om, tenein­de wat achtergrond te verschaffen, even van ons onderwerp af te dwalen.'

Palpatine gebaarde naar een paar stoelen. De kanselier ging aan zijn enorme bureau zitten, waar rechthoeken van licht en schaduw zijn gezicht in vieren deelden. Hij wendde zich tot de technica met het korte haar die tijdens hun gesprek geruisloos binnengekomen was. 'Lido Shan?'

'Met genoegen, excellentie,' zei ze. Toen we dit apparaat voor het eerst onder ogen kregen, was onze hoogste prioriteit vast te stellen waar die ongewone manier van werken vandaan kwam. De normale scans van het binnenwerk brachten weinig opmerkenswaardigs aan het licht. Alleen dat de centrale verwerkingseenheid volstrekt afgeschermd was.'

^Waarna u die verwerkingseenheid uiteraard meteen aan een onderzoek onderwierp,' zei Obi-Wan.

'Uiteraard,' antwoordde Lido Shan, terwijl haar bleke lippen opkrulden in een glimlach. 'De garantie zou vervallen als we hem openmaakten, maar dat risico waren we bereid te nemen.'

Kit hield zijn hoofd scheef. 'En wat vonden jullie?'

'Alstublieft,' zei Lido Shan op dezelfde manier als waarop de kanselier vaak directe vragen uit de weg ging. 'Alles op zijn tijd. Laten we beginnen met een op zijn vertoonde vaardigheden gebaseerde evaluatie.' Ze zweeg om haar gedachten te ordenen. 'De jk is een Krachtgevoelige biodroid van een type waarvan men altijd gedacht heeft dat het onmogelijk was. Al bijna een jaar lang worden ze in de hele melkweg verkocht en ondanks de abnor­maal hoge prijs gaan ze sneller van de hand dan ze gefabriceerd kunnen worden.'

'Krachtgevoelig?' schamperde Kit. 'Belachelijk! Waarom hebben we die droids niet eerder gezien?'

'Omdat,' antwoordde ze, 'het de exclusiefste en duurste persoonlijke veiligheidsdroids in de hele melkweg zijn.'

'Hoeveel kosten ze precies?' vroeg Kit.

Tachtigduizend kredieten.' Shan maakte een gebaar, en een hologram van een ingewikkelde stroomkring bloeide op in de lucht om haar heen. Ze volgde de interne bedrading met haar handen en haalde diep adem.

'En nu,' zei ze, 'komen we bij de kern van de zaak. Het geheim van hun succes is een unieke, levende stroomkring met organische componenten in de centrale processoreenheid, waardoor de droid een persoonlijke verhou­ding met zijn eigenaren heeft en een grote tactische agressie tegenover indringers aan de dag legt.'

'Levende stroomkringen?' vroeg Kit.

Lido Shan leek evenmin als de Nautolaan ooit met haar ogen te knippe­ren, maar Obi-Wan zag een gelig vlies over haar ogen kruipen en weer oplossen. 'De centrale verwerkingseenheid is feite een levensinstandhoudingssysteem voor een wezen van onbekende origine.'

Het hologram flikkerde, werd donkerder en toonde een opgerold, slang­achtig wezen zonder ogen dat, afgaande op de vergelijkingsschaal, ongeveer zo groot was als Obi-Wans gebalde vuist.

'En dit geeft de droid zijn bijzondere hoedanigheden?' vroeg hij.

'Inderdaad,' zei Lido Shan. 'Dat denken we althans. We hebben de ma­kers ervan een verzoek om nadere informatie doen toekomen, maar ze weigeren over hun geheimen te praten.'

'En de maker is...'

'Cestus Cybernetica. Bent u bekend met Ord Cestus?'

Obi-Wan zocht in zijn geheugen. 'De thuiswereld van de Baktoid Wa­penfabriek?'

'Heel goed,' zei de Opperste Kanselier.

Lido Shan knikte. 'Volgens onze Cestiaanse contacten wordt het dier een dashta-paling genoemd. Het lijkt erop dat deze dashta niet bewust zijn, wat in zekere zin nog verbazingwekkender is, omdat het inhoudt dat hij het eerste niet-bewuste wezen met een hoog niveau van... tja, Krachtgevoelig­heid is dat we gevonden hebben.'

'Dashta-palingen?' Obi-Wan keek naar Kit, die zijn hoofd schudde.

'Mogelijk afkomstig van het Dashtagebergte op Cestus,' zei de kanselier. 'Samen met de unieke bewapening van de jk geven ze de droid het vermo­gen tot anticiperen. We hebben hem uitgetest tegen een hele reeks tegen­standers en u, meester Fisto, bent de eerste die hem verslagen heeft.'

Kit maakte een amper waarneembare buiging, het enige teken dat hij het compliment gehoord had of op prijs stelde.

'En om die reden,' ging de kanselier verder, 'zouden meester Fisto's gedachten over dit onderwerp van onschatbare waarde zijn.'

Kit Fisto tuitte zijn lippen alsof hij na wilde denken alvorens antwoord te geven. 'Levende wezens zullen altijd een grotere harmonie met de Kracht hebben dan machines,' zei hij. 'Maar aan de andere kant...'

Inderdaad, aan de andere kant... De snelle, verontruste blik van de Nau­tolaan sprak boekdelen.

Wanneer zijn deze Jedi Killers voor het eerst op de markt verschenen?' vroeg Kit.

'Ongeveer een jaar geleden,' antwoordde Palpatine. 'Kort na het uitbre­ken van de Kloonoorlogen. De Handelsfederatie bestelde zo veel wapens bij de Baktoid Wapenfabrieken dat de economie op Cestus, waar veel toe­leveringsbedrijven zaten, een hausse doormaakte. Na de slag bij Naboo, toen de Handelsfederatie zich van Baktoid begon te distantiëren, stortte de economie in. Cestus was er financieel zo slecht aan toe dat ze bij de Repu­bliek aanklopten om hulp. We plaatsten een flinke bestelling,' - hij trok een gezicht - 'maar helaas had onze economie eveneens onder de oorlog te lijden gehad en konden we niet meteen betalen. Dat maakte de economi­sche chaos nog groter. Het is niet uitgesloten dat we het belang van deze kleine planeet schromelijk onderschat hebben. Lido Shan,' zei hij. 'Vertel ze over de Gabonna's.'

Lido Shan zuchtte. 'Zodra de oorlog begon, legden we de handel in de belangrijkste technische onderdelen aan banden. Een van die onderdelen was het Gabonna-geheugenkristal, die op Ord Cestus gebruikt werden voor het maken van hoogwaardige Cesta veiligheidsdroids, hun beroemdste niet-militaire product vóór de jk-lijn.'

'En wat heeft dat met de huidige situatie te maken?' vroeg Obi-Wan.

'De handelsrestricties,' zei Shan, 'verstoorden het tamelijk delicate even­wicht van de economie van Cestus. Gabonna's zijn de enige geheugenkris­tallen die snel genoeg zijn om een klasse-vijf persoonlijke veiligheidsdroid aan te drijven.' Ze sprak de woorden zonder enige nadruk uit, misschien omdat ze dacht dat dit algemeen bekend was. 'De meeste gevechtsdroids behoren tot klasse vier en kunnen het af met minder geavanceerde hardwa­re.'

De kanselier schudde zijn grijzende hoofd. 'Cestus had de pech, of misschien de domheid, dat ze vrijwel al hun geld op één kaart gezet hadden.'

'Aha,' zei Obi-Wan.

Kit Fisto sprak voor hen allebei. 'Dus... de situatie is bijzonder labiel. Cestus vertrouwt ons niet meer?'

De kanselier knikte. 'Ik moet jullie een dubbele taak opleggen, mijn Jedi-vrienden. Ik heb overlegd met de Senaat en de Jedi-raad en we zijn het erover eens dat jullie contact op moeten nemen met de Cestiaanse regentes, ene G'Mai Duris, en haar vertrouwen terug moeten winnen door alle nood­zakelijke stappen te nemen om de bestaande maatschappelijke orde in stand te houden. We moeten ze terugbrengen in de schoot van de Republiek en de vloed van deze obscene Jedi Killers tot staan brengen.' Zijn mond ver­trok alsof die laatste woorden een vieze smaak achtergelaten hadden.

'Dus,' zei Obi-Wan, proberend de gebeurtenissen op een rijtje te zetten, 'de Republiek heeft de economie van Cestus twee keer ontwricht. Ik neem aan dat ze een beroep op de Handelsraad deden.'

'Inderdaad. En we hebben geprobeerd een compromis te sluiten. We hebben ze zelfs een nieuw en nog lucratiever militair contract aangeboden.'

'En?' vroeg Kit.

'De onderhandelingen werden afgebroken.'

'Omdat?'

'Omdat ze betaling vooraf eisten.' De kanselier trok een lang gezicht. 'Dat is onmogelijk bij zo'n groot contract.'

'Misschien ligt het aan mijn gebrek aan commercieel inzicht,' gromde Kit, 'maar de Cestianen dienen toch te weten dat ze met vuur spelen. Hoe kan de verkoop van een paar duizend droids dat risico waard zijn?' Hij boog zich naar voren en zijn zwarte ogen glinsterden van intensiteit. Wie kan dit uitleggen?'

Lido Shan deed even haar ogen dicht en gaf antwoord. 'De jk's zelf vormen maar een fractie van het totale economische beeld van Cestus, maar het zijn modeartikelen geworden, statussymbolen die de waarde van het hele assortiment verhoogd hebben.'

'En natuurlijk zijn er nog meer problemen,' gaf Palpatine toe. 'De lagere klassen, die natuurlijk vijfennegentig procent van de bevolking van Cestus omvatten, stammen af van... hoe kan ik dit beleefd uitdrukken?' Na enig nadenken besloot hij zijn poging tot politieke correctheid op te geven. 'Ze stammen af van ongeciviliseerde inboorlingen en misdadigers en hebben de betreurenswaardige anti-sociale neigingen van hun voorzaten geërfd. Het is niet uitgesloten dat de rijkste families en de democratisch gekozen regering in moeilijkheden zullen raken als we niet met een gepaste oplossing komen.'

Obi-Wan knikte peinzend, denkend dat veel dingen hier ongezegd ble­ven. "Waarom is de situatie zo ernstig?'

'Omdat Cestus een betrekkelijk dorre wereld is die zijn huidige bevolking alleen maar kan voeden door het importeren van meststoffen, voedsel, medicijnen en voorraden. Elke druppel water die door bezoekers gedron­ken wordt, moet grondig behandeld worden.' 'Aha.'

'Goed. Dus de eerste jk's verschenen op de markt en gingen voor veel geld van de hand. Dat wisten we, maar we vonden het niet iets om ons zorgen over te maken. Maar toen hoorden we iets nieuws.'

'Namelijk?' vroeg Kit.

'Dat de Bond aangeboden had duizenden van die veiligheidsdroids te kopen. Misschien zelfs tienduizenden.'

Obi-Wan was verbijsterd. 'Beschikt graaf Dooku over dat soort midde­len?'

'Kennelijk,' zei Palpatine.

Kit Fisto kneep zijn ogen tot spleetjes. 'Ik zou gezegd hebben dat dit soort bioconstructen niet in massaproductie genomen kunnen worden.'

Wij dachten hetzelfde, meester Fisto, maar kennelijk hadden we het bij het verkeerde eind. We weten niet hoe, maar we weten wel waarom.'

'Dat ze als gevechtsdroids ingezet zullen worden,' zei Kit.

Gevechtsdroids. Obi-Wan kromp ineen. 'Hoe kon u dit toestaan? De ver­koop van oorlogsmaterieel aan de Separatisten is immers verboden?'

'Jazeker,' zei Lido Shan. 'Maar er zijn geen wetten tegen het verkopen van veiligheidsdroids aan individuele planeten in de Bond, en strikt technisch gezien is dat precies wat Cestus doet. Dat de jk's door een eenvoudige ingreep, namelijk het vervangen van de geheugenkristallen, tot dodelijke machines kunnen worden omgebouwd, speelt geen rol.'

Obi-Wan hoopte dat zijn gezicht zijn gedachten verborg, want zijn sterk­ste gevoel was ontzetting. Het idee dat biodroids tot moordmachines om­gebouwd werden, was hoogst alarmerend. Wie weet zouden die apparaten zelfs het geringe voordeel van de Jedi - dat ze op de zetten van hun tegen­standers konden anticiperen — tenietdoen.

Dat kon niet toegestaan worden.

We hebben ontdekt dat graaf Dooku aangeboden heeft Cestus zijn eigen Gabonna's te leveren, zodat de productie hervat kan worden. En ook dat hij Cestus technologie aangeboden heeft om hun productie van droids en dashta-palingen te stroomlijnen en op te voeren.'

'Door te klonen?'

'Inderdaad. Volgens de geruchten is de technologie beter dan die van Kamino en omvat hij technieken waarmee je eindeloze kolonies levend neuraal weefsel kunt kweken, zodat hun fabrieken massaal op een produc­tieproces kunnen overschakelen dat vroeger hoogst exclusief en peperduur was.'

'Personen die winst verkiezen boven vrijheid,' zei Kit, 'verliezen uitein­delijk vaak beide.' Hij zweeg, terwijl zijn tentakels zacht heen en weer bewo­gen. Misschien maakte hij zich net als Obi-Wan een voorstelling van een gevecht tegen duizenden machines die allemaal even gevaarlijk waren als zijn metalen tegenstander op het zand van het T'Chuk-colosseum. Een schrikwekkende golf vooruitdenkende molochs.

De kanselier leek moed te putten uit het feit dat ze de situatie zo snel wisten in te schatten. Obi-Wan had zelfs het idee dat de kanselier zelf het minste idee had van de problemen die ze konden verwachten. Op politiek gebied kon Palpatine nog zo wijs zijn, maar wat de Kracht betrof was hij niet meer dan een beginneling.

Obi-Wan verraste zichzelf door zijn gedachten hardop uit te spreken. 'Misschien moet er een speciale verordening uitgebracht worden om Cestus te verbieden deze droids te maken en te verkopen.'

'En in de tussentijd,' zei Kit, 'wacht de melkweg en kijkt toe.'

'Inderdaad,' zei de kanselier. Het licht van het raam boven hem verdeelde zijn gezicht in twee stukken. 'Als de Handelsraad te veel druk op ons bemin­de Cestus uitoefent, zal iedereen ons voor hardvochtige dwingelanden ver­slijten. Voordat het zover komt, staan we erop - ik, de Senaat en de Jedi-raad - dat we het eerst langs diplomatieke weg proberen.'

'Met een lichtzwaard?' vroeg Kit.

Een uiterst flauw glimlachje trok over het gezicht van de kanselier. 'Ho­pelijk hoeft het niet zover te komen. Jullie, mijn vrienden, zullen naar Ord Cestus reizen en formele onderhandelingen openen. Maar die onderhande­lingen zijn een dekmantel voor jullie andere doel, namelijk Cestus, en via Cestus de andere geïnteresseerde zonnestelsels, ervan doordringen dat het gevaarlijk is om handel te drijven met graaf Dooku.'

'En wat voor hulpbronnen staan ons ter beschikking, excellentie?' vroeg Kit.

Nu pas brak de glimlach van de kanselier eindelijk door. 'Het beste van het beste.'


4



Driehonderd kilometer onder hen was de oceaan kalm. Vanaf deze vreed­zame hoogte zou je nooit vermoeden dat diep onder dat stille wateropper­vlak dappere soldaten streden, kampten, doodden.

En sneuvelden.

Een gestage stroom eenpersoonscapsules ontsnapte aan de flanken van de troepentransportschepen en trokken vurige strepen door de atmosfeer. Binnen de schepen zelf snelden eindeloze rijen geüniformeerde troepen door de gangen. De portalen gonsden van activiteit, als bloedvaten die barstensvol levende cellen zaten. De soldaten droegen geen explosiebesten­dige pantserkleding maar soepele zwarte diepzeepakken. In volmaakte for­matie en precies gelijke pas renden ze met hoog opgeheven knieën en hun hoofd fier rechtop naar hun rendez-vous met gevaar en een mogelijke dood. Ze waren allemaal exact een meter achtenzeventig lang en hadden hetzelfde korte zwarte haar en dezelfde doordringende bruine ogen. Hun huid was lichtbruin, met donkerder gradaties bij degenen die langer in de zon geweest waren. Alle gezichten waren identiek aan elkaar, met zware wenkbrauwen en een stompe neus boven een sterke, smalle mond.

Kloonsoldaten, stuk voor stuk.

Sommige van hen waren geen gewone soldaten, hoewel weinig niet-in-gewijden op dat moment het verschil gezien zouden hebben. Dit waren de Vooruitgeschoven Verkenner-Commando's. Hoewel ze maar een klein per­centage van het totale aantal in de Kaminoaanse kloonlaboratoria gekweek­te klonen vormden, waren de wc's de dodelijkste soldaten ooit gecreëerd.

In tegenstelling tot wat de meeste mensen dachten, was zelfs een gewone kloonsoldaat meer dan een hersenloze stoottroeper of simpel laserkanonnenvoer. Ze waren niet alleen opgeleid in een breed scala van algemene militaire disciplines — van man-tegen-mangevechten tot EHBo-technieken — maar ook verdeeld in rangen die opliepen van gewoon soldaat tot comman­dant en gebaseerd waren op hun verrichtingen op het slagveld. In theorie waren alle kloonsoldaten gelijk, maar ervaring en kleine variaties in de om­standigheden waaronder ze gekloond waren, leidden er onherroepelijk toe dat sommige gelijker waren dan de rest.

In een van de schepen, de Nexus, rende een man op wiens uitrusting het blauwe insigne van een kapitein blonk. Zijn helm- en nekchip maakten duidelijk dat hij een a-98 was, en zijn strijdmakkers kenden hem als Nate. In andere tijden en op andere plaatsen had hij zijn makkers aangevoerd, maar nu was hij gewoon een van de duizendenden identieke soldaten die hun lotsbestemming tegemoet draafden.

De kloon voor hem sloot zichzelf op in een cilindervormige capsule en vertrouwde erop dat Nate de externe monitoren controleerde. Nate werkte in gedachten een lijstje af dat hem intussen even vertrouwd was als het lijnenpatroon op zijn harde rechterhand. Met een ferme klap van zijn eeltige handpalm op de romp van de capsule gaf hij aan dat alles in orde was. Door de hitte- en schokbestendige platen heen zag hij de ogen van zijn makker: zijn eigen ogen, weerspiegeld in het staal.

Met een schok en een doffe klap verdwenen de ogen toen de capsule wegzonk in de wand en naar de lopende band zakte.

Nate draaide zich om, knikte naar de volgende soldaat in de rij en sloot zichzelf op in een capsule. De man controleerde Nates instellingen zoals Nate een seconde eerder voor de man voor hem gedaan had. Hij hoorde de klap op de capsulewand - een geruststellend geluid. Al die knipperende lichtjes konden hem gestolen worden: er ging niets boven de goedkeuring van een broeder-soldaat.

De capsule, die al verscheidene keren gebruikt was, stonk naar zweet — niet zijn eigen zweet, ondanks het feit dat de vorige inzittende genetisch zijn tweeling was. Nate rook sporen van de antivirale medicijnen die bedoeld waren om te functioneren in onbekende omgevingen. Hij haalde diep adem. Een deel van zijn geest bleef op non-actief, terwijl de rest de controlelijst van deze metalen doodskist afwerkte.

Dat luchtje. Zoet, scherp en organisch. Triptofagea, meende hij. Triptofagea was een koortswerend medicijn dat op zo veel planeten gebruikt werd dat hij er moeiteloos zes op kon sommen. Op slechts één van die planeten was recentelijk gevochten, wat waarschijnlijk betekende dat de vorige pas­sagier minder dan een maand geleden op Cortao was geweest.

Op een dieper niveau was hij zich bewust van het feit dat die gedachten alleen maar dienden om zijn aandacht af te leiden van het gevaar dat hij in deze capsule liep. Er waren altijd risico's. Angst was de vaste metgezel van een soldaat. Dat was geen schande: wat je voelde was van geen enkel belang. Het enige wat telde, was wat je deed. Hij was een van de weinige wc's in de hele melkweg en wat Nate betrof kon je je geen beter bestaan wensen.

De capsule trilde toen hij naar beneden zakte. De luidspreker in zijn helm kwam tot leven: 'Controlekamer aan soldaat A-Negen-Acht. Geschatte uitwerptijd een minuut vierentwintig seconden.'

'Een minuut vierentwintig seconden,' herhaalde Nate, zijn vuist ballend in een onzichtbare groet. 'Honderd procent,' zei hij. wc-jargon voor uitste­kend.

Een minuut twintig seconden. Ongeveer tachtig hartslagen, lang genoeg om duizend lelijke gedachten de kans te geven een onbedachtzame geest binnen te sluipen. Hij had honderd manieren geleerd om ze het hoofd te bieden, en de meest effectieve was het persoonlijke meditatieritueel van zijn gevechtsgroep. Hij zonk weg in zijn troostende diepten, speelde met gees­telijke vlekken van kleur en vorm zoals hij al sinds zijn kindertijd deed en putte troost uit de eenvoud en schoonheid van elk geometrisch patroon. Hij luisterde naar zijn pols toen zijn hartslag door de meditatie daalde tot veertig per minuut. Reciteerde de tien woorden die in zijn ziel gegraveerd stonden: Niet waarmee je vecht is belangrijk, maar waarvoor je vecht

Nate vocht voor de eer van het Glorieuze Leger van de Republiek en voor hem was die plicht iets moois.

Er waren personen die dachten dat klonen geen oog voor schoonheid hadden, maar die hadden het mis. Schoonheid was doelmatigheid en func­tionaliteit. Schoonheid was doelbewustheid en het vermijden van verspilling.

Voor veel personen stond schoonheid gelijk aan verwijfdheid of gebrek aan nut.

Kloonsoldaten wisten wel beter.

Bons. Weer een capsule vertrokken. Hij viel naar links toen de capsule een bocht naar rechts maakte en naar het eind van de lopende band ratelde.

Bons.

"Vijftig seconden,' waarschuwde de controlekamer.

Bons. Het trillen maakte plaats voor een hol suizen dat je meer in je botten voelde dan met je oren hoorde. De capsule bewoog zich soepeler en a-98 nam even de tijd om zijn instellingen te controleren. Plotseling werd het doodstil. Hij hield zijn adem in, onderdrukte zijn zenuwen en vond het plekje diep in zijn binnenste dat dit nodig had, dat leefde voor wat nu ging komen.

Toen werd de capsule uitgeworpen naar de oceaan beneden en was het gedaan met denken. De versnelling wierp hem met een smak tegen de wand.

Nate had tijd om naar buiten te kijken. Dit model was beter dan de vorige capsules, waarin hij vrijwel de gehele afdaling in het donker had gezeten. Deze had kijkvensters. Eén ervan gaf het uitzicht vanaf de buitenkant van de capsule weer. Het tweede was een met de Nexus verbonden monitor die een volstrekt ander perspectief bood.

Vanuit de capsule gezien was de Nexus een gigantische, hoekige, platte metalen vorm vol wapentuig en antennes. Het schip kon twintigduizend troepen of vele megatonnen wapens en voorraden vervoeren. Functiona­liteit op zijn best.

Het beeld van de Nexus verdween toen de capsule de atmosfeer van Vandor-3 bereikte.

De capsule beefde toen de wrijving de buitenwand tot tweeduizend graden verhitte, een temperatuur waarbij a-98 zonder het thermo-energetische krachtveld dat de warmte naar de accu's van de capsule leidde, meteen verkoold zou zijn.

Nate controleerde zijn uitrusting terwijl hij naar de donkere, woelige oceaan beneden hem viel. Sensoren gaven de temperatuur, positie en ver­snelling aan. Piepkleine stuurrepulsors gebruikten de opgeslagen energie van de capsule om hem op koers te houden.

Alles was in orde. Er viel niets meer te doen. Alleen maar vallen en vechten en winnen. Of sneuvelen.

Zijn maag schoot in zijn keel toen de capsule trillend begon te decelereren. De repulsorraketten vlamden op en de sensoren waarschuwden hem dat ze zich op kritieke afstand boven de deinende golven bevonden.

Nog geen halve minuut later voer er opnieuw een schok door de capsule toen hij het water raakte. De binnenverlichting veranderde van geel-oranje in rood toen een aantal minder belangrijke systemen kortgesloten werden. Dat kostte hem geen druppel zweet: dit soort storingen waren te verwach­ten. Het zou een wonder geweest zijn als alle systemen gedurende de hele val intact gebleven waren.

De sensoren gaven aan dat de temperatuur van de buitenwand snel daalde: hij zat diep onder de golven. Nate klemde zijn mondstuk tussen zijn tanden en vergewiste zich ervan dat de koele wind van de levengevende zuurstof onbelemmerd stroomde. Over enkele ogenblikken zou het te laat zijn om nog iets te veranderen. Over enkele ogenblikken zou het spel be­ginnen.

De radio kwam krakend tot leven: 'We hebben iemand verloren in kwa­drant vier en ook in kwadrant twee. Zorg dat je in leven blijft, mensen!'

'Goed idee,' mompelde hij, evenveel tegen zichzelf als tegen eventuele luisteraars. En er was ook geen reden om te treuren: tenslotte kon zijn eigen levensvlam over een seconde eveneens uitgedoofd zijn.

Zijn waarschuwingslampje begon te knipperen. Zijn capsule was defect geraakt. Koud water stroomde door de reten en steeg van zijn enkels tot zijn knieën.

'Alarm!' brulde zijn noodsysteem. 'Romp beschadigd. Alarm! Romp be­schadigd...'

Bedankt voor de waarschuwing, dacht hij. De hele rechterkant van zijn li­chaam was al doorweekt. Tja, dacht Nate wrang, dat kreeg je als de contrac­ten naar de laagste inschrijver gingen.

We hebben schade aan drie eenheden aan de linkerflank. Noodproce­dures geactiveerd. Verzoek permissie om de operatie te beëindigen.'

'Permissie geweigerd!' zei de commandant zonder ook maar een greintje medelijden in zijn stem. Daar bewonderde Nate hem voor, hoewel het hem ook kwaad maakte. 'Doorgaan naar je doel.'

De eerste stem probeerde het opnieuw. 'Verzoek permissie om reddings­operatie te activeren.'

'Permissie geweigerd, soldaat! Speciale eenheden staan klaar voor onder­steuning. Hou je doel aan.'

'Honderd procent,' antwoordde de soldaat.

Claustrofobie en het schreeuwen van ten dode opgeschreven mannen zouden de meeste mensen met wanhoop vervullen, maar Nate werkte zijn lijstje noodmaatregelen af met de precisie van een machine. Hoewel het stijgende water de luchtdruk in de capsule opvoerde tot zijn hoofd dreigde te barsten, bleef hij knoppen indrukken en hendels verzetten.

Een rode diode op ooghoogte in de trillende, schokkende capsule telde af naar nul. Lucht stroomde sissend zijn mond in toen de buitenwand van de capsule wegviel en zijn hele wereld vol water liep. De capsule spleet open langs zijn lengteas. De bovenste helft zonk de diepte in, terwijl de onderste in een slee veranderde.

Overal om hem heen dreven honderden van zijn makkers in formatie in het water. Hij was niet meer dan een vlekje in een schijnbaar onbegrensde massa in het donker manoeuvrerende soldaten. Zo ver als het oog reikte zwommen en dreven ze in een eindeloos geometrisch patroon.

Hij verstelde de handgreep en het stuurwiel, blij dat hij weer meester van zijn eigen lot was. Een vreemd soort tevredenheid nam bezit van hem. Dit was het leven voor een man. Zijn lotsbestemming in zijn eigen handen, geflankeerd door zijn broeders, spugend in de grijnzende tronie van de dood. Hij had medelijden met de bangelijke wezens die nooit zoiets gevoeld hadden.

Elke slee had zijn eigen neuscamera die zijn beelden doorstuurde naar een laagfrequentienetwerk dat een hologram ter grootte van een vuist pro­duceerde dat Nate kon laten ronddraaien en van alle kanten bestuderen.

De formaties van kloonsoldaten hadden de geometrische precisie van sneeuwvlokken of gepolijste edelstenen. Een buitenstaander zou geneigd zijn te denken dat ze ingestudeerd waren, maar dat was niet zo. De formatie was simpelweg het onvermijdelijke gevolg van het feit dat duizenden solda­ten op identieke wijze reageerden op eenvoudige instructies die hun tijdens hun intense en kortstondige jeugd ingeprent waren.

Nate verlegde zijn aandacht van het overkoepelende patroon naar zijn eigen specifieke taak. Die hield uitsluitend in dat hij zes broeders te bescher­men had: de soldaten onder en boven, links en rechts en voor en achter hem. En natuurlijk moest hij erop vertrouwen dat zij hetzelfde zouden doen voor hem. Als hij, rekening houdend met plaatselijke factoren, de juiste afstand in acht nam, namen de kloonformaties vanzelf de juiste vorm aan voor aanval en verdediging. Zodra het echt vechten werd, zouden ze andere kerninstructies krijgen die tot andere acties leidden.

Terwijl ze zich door het donker bewogen, scheen de verlichting van de individuele sleeën op de onregelmatige vormen van plantaardig en dierlijk leven op de oceaanbodem. Afgezien van incidenteel gekraak op de radio in zijn oren en het dreunen van de motor van de slee heerste er alom stilte. Alles was honderd procent en recht vooruit.

Nate concentreerde zich op zijn taak zonder zich af te laten leiden door gedachten aan verleden of toekomst. Zijn handen omklemden de handgre­pen en zijn benen maakten zachte peddelbewegingen, hoewel de slee zijn eigen aandrijving had. Hij genoot van het besef van de indrukwekkende vermogens waar zijn lichaam over beschikte. Wat een soldaat nodig had, was een eindeloos uithoudingsvermogen en een hard, solide web van spie­ren in de onderbuik. Velen maakten de fout te denken dat de kracht van zijn bovenlichaam de kloonsoldaat uniek maakte. Dat was het enige wat de meeste burgers zich herinnerden als ze een kloon ooit zonder wapenrusting gezien hadden: de immens gespierde schouders en bovenarmen, de dikke, stompe, maar verrassend kundige vingers.

Maar nee, het verschil zat hem in zijn benen, die in staat waren twee keer zijn eigen gewicht in marstempo een helling van dertig graden op te dragen. Het zat hem in zijn rug, die in staat was een broeder op te rapen en moei­teloos in veiligheid te brengen. Nee, een soldaat op het slagveld was totaal niet geïnteresseerd in hoe hij eruitzag. Het enige wat telde waren zijn reacties onder vuur.

Een stem klonk in zijn oor: "We hebben contact, rechterflank. Een soort zeeslang of tentakel...'

Het was zover!

"Vermijd contact! Trianguleer op sector vier-twee-zeven.' Nog geen se­conde later flikkerde er een hologram in het water voor zijn gezicht dat aangaf waar die sector lag. Goed. Hij had nog steeds niets gezien wat als oriëntatiepunt zou kunnen dienen. Zodra hij iets zag, zou zijn opleiding, zijn 'innerlijke kaart', in werking treden, maar voorlopig moest hij zich verlaten op de technologie.

Iets wat niet onverwacht was maar altijd even schokkend bleef, verstoor­de zijn kalmte: de klaaglijke, in water gesmoorde kreet van een soldaat. En vervolgens: "We hebben iemand verloren.'

Nate voelde de golf van waterdruk voordat zijn ogen of sensoren een bedreiging meldden. Overal om hem heen stoven zijn makkers uiteen. Hij zag een vlezige tentakel vol zuignappen de soldaat twee rijen links van hem de diepte in trekken. Het enige wat overbleef waren luchtbellen. Donkere wolken kolkten in de duizendvoudige gloed van de helmlampen.

Nu zag hij waar ze mee te maken hadden, en vervloekte hij zichzelf. Hoe ter melkweg kon hij dit gemist hebben? De hele oceaanbodem lag vol gigantische hopen van wat eruitzag als rotsblokken, maar zich nu ontpopte als een reusachtige, ongedifferentieerde kolonie vijandige levensvormen. Miljarden individuen, een rif dat zich kilometers in beide richtingen uit­strekte, een stad van geestloze, vraatzuchtige muilen. Zelfs de tentakels waren meer dan louter aanhangsels. Ze waren samengesteld uit miljoenen kleine organismen die op een vreemde manier samenwerkten om hun kan­sen op het verkrijgen van voedsel te verbeteren.

Binnen enkele seconden doorzocht zijn geest duizenden informatiebe­standen. Selenoom, concludeerde hij. Dodelijk. Inheems op slechts één planeet en zo zeker als het heelal niet deze —

Een andere stem in zijn oor: 'Hoeveel van die dingen zijn er?'

'Gewoon één krankzinnig grote joekel, genoeg om je af te maken als je niet je kop houdt en je werk doet. Hou de frequentie vrij. Rechterflank - dichter op elkaar. Hou een oogje op eikaars blinde hoeken.'

Daarna werd er niet meer gepraat, alleen maar gehandeld. Laserschich­ten schoten sissend door het water en veroorzaakten enorme gaswolken die dreigden hun zicht te verduisteren.

Opnieuw bewezen hun onderling begrip en diepe programmering hun waarde. Hij hoefde maar één soldaat te zien om te weten waar de rest zich bevond. Als hij de oceaanbodem kon zien, kon hij een redelijke schatting maken van de omvang en vorm en positie van de rest van de formatie en aldus vaststellen waar en wanneer en op wie hij veilig kon vuren.

Als een soldaat krijsend de diepte in gesleurd werd, sloeg dat geen fataal gat in hun formatie, want de soldaten om hem heen vulden het meteen op en vochten door. Het wezen op de oceaanbodem was misschien een zelfregenererende verschrikking zonder natuurlijke vijand behalve voedselge­brek, maar het Glorieuze Leger van de Republiek was ertegen opgewassen. Het glr zou eeuwig leven, want het geheel was oneindig veel bestendiger dan elk individueel onderdeel.

'Ik ben er voorbij! Ik ben er voorbij!' riep een andere stem.

'We hebben weer iemand verloren! Hou je blinde hoeken in de gaten en dek je makkers!'

'Tentakel op negen uur!'

'Ik heb hem onder schot.'

Niets aan een selenoom kon ook maar enigszins normaal genoemd wor­den, maar hoewel dit de eerste keer was dat Nate tegenover deze uitdaging stond, wist hij al hoe hij hem aan moest pakken. Opnieuw een kwestie van complexe handelingen op basis van simpele instructies.

Zijn stralers waren ingesteld op gebruik en vernietiging onder water. Nate vuurde korte, beheerste salvo's af, terwijl hij heen en weer en op en neer sprong om de tentakels te ontwijken. Samen met zijn legioen makkers danste hij op een krijgshaftige melodie en hun wapens scheurden hompen vlees uit de tentakels tot het water een kolkende brij van stukken selenoom was.

Wij zijn het glr, dacht hij woest, terwijl een van zijn makkers een tastende tentakel op een haar na wist te ontwijken. Je had er geen idee van met wie je in de clinch ging, hè, geniepig, vuilnis vretend stuk ongedierte.

Bij het voelen van de greep van een vlezige tentakel stroomde een golf adrenaline door zijn aderen. Getande zuignappen zogen aan zijn slee. Zijn lichten flikkerden en gingen uit. De zuignappen knaagden aan zijn diepzee- pak, bewegend als obscene lippen terwijl de selenoom hem naar zijn gapen­de muil probeerde te sleuren.

Angst bekoelde zijn vechtlust, maar hij onderdrukte hem onmiddellijk. Wat had Jango ook weer gezegd? Zetje angst achter je, waar hij thuishoort, en schiet

vervolgens alles wat je voor je ziet aan flarden. Dan hoef je niets te vrezen. Duizend maal duizend keer had hij die woorden uitgesproken en hij had ze nog nooit zo hard nodig gehad.

De tentakel was sterk genoeg om de ribben van een gewone man te breken en zijn ruggengraat tot moes te knijpen. Kloonsoldaten waren ech­ter geen gewone mannen. Nate haalde diep adem. De ingeademde lucht veranderde zijn middenrif in durastaal, sterk genoeg om elke druk te weer­staan zolang hij niet uitademde. Zoals elke kloonsoldaat kon Nate zijn adem bijna vier minuten lang inhouden.

Uiteraard zou zijn ribbenkast, zodra hij zich gedwongen zag uit te ade­men, in elkaar gedrukt worden en zou de selenoom hem verpletteren en zijn lichaam in het donker verslinden, maar daar kon hij niet over inzitten. Hij weigerde de mogelijkheid van falen in overweging te nemen. In plaats daar­van trok hij zijn geweer los, boog zich naar voren en bestookte de tentakel met korte, afgemeten salvo's tot hij losliet.

Donkere wolken kolkten in het water.

Wegwezen!' brulde de stem in zijn oor. Hij wist niet of dit een algemeen bevel was of alleen maar bedoeld voor de soldaten in zijn groep, maar dat was amper van belang. Hij zwom omhoog door het troebele water. Om hem heen dreven stuiptrekkende stukken selenoom en onderdelen van andere dingen die hij niet van zins was aan een nader onderzoek te onderwerpen. Later misschien, in de onvermijdelijke dromen die hierop zouden volgen.

De oceaanbodem glooide omhoog. Een paar meter verderop raakten Nates voeten de grond, waarna hij zwemmend en kruipend zijn weg naar het oppervlak vond. Nu trok hij zijn kapotte slee achter zich aan in plaats van andersom.

Nate rukte het mondstuk uit zijn mond en haalde gierend adem, terwijl de golven rondom hem stuksloegen op de kust. Hij was nog niet klaar. Een snelle blik naar links en rechts toonde hem zijn uitgeputte makkers die nog steeds met honderden tegelijk met hun uitrusting achter zich aan uit de golven kwamen kruipen. Hij liet zich op zijn rug rollen, spuugde een mond­vol water uit en keek dodelijk vermoeid op naar de zilverkleurige hemel.

Het wolkendek ging open. Een zwaar bewapend, schotelvormig lucht­kussenvoertuig zweefde omlaag. Nate sloot zijn ogen en knarsetandde. Hij wist precies wat er komen ging.

'Oké, voortmaken,' riep admiraal Baraka hen toe. 'De oefening is pas afgelopen als ik het zeg.'

Baraka's hovercraft zweefde het strand af, voortdurend dezelfde bood­schap herhalend. Twee soldaten naast Nate spuugden water uit. Ze keken hoofdschuddend naar links en rechts. "Voortmaken?' zei een andere soldaat vol verbazing. 'Ik vraag me af hoe snel hij zijn karkas uit het zand kon tillen als hij net tegen een selenoom gevochten had.'

"Ik zou er een week rantsoen voor overhebben om daar achter te komen,' mompelde Nate.

'Hoeveel hebben het gehaald?' vroeg de ander.

'Genoeg,' zei Nate. Hij krabbelde overeind, zocht zijn uitrusting bij el­kaar en trok de slee het strand op. 'Meer dan genoeg.'

Vanaf zijn positie aan boord van de hovercraft riep Baraka omlaag: 'Voort­maken! Deze oefening is niet afgelopen! Ik herhaal, niét afgelopen.' Admi­raal Arikakon Baraka was een tweeslachtige Mon Calamariaan. Mon Calamari hadden uitpuilende ogen, handen met zwemvliezen, een zalmkleurige huid en een beheerste, rustige manier van doen die hun tegenstanders er vaak toe bracht hen te onderschatten. Maar de Mon Calamari krijgersclan deed voor niemand onder en Baraka stond in hoog aanzien in hun gelede­ren. Hij had geen bijzondere sympathie voor klonen, maar wie in de gigan­tische beschermende omarming van de Republiek wilde blijven moest nu eenmaal offers brengen. In één opzicht waren de klonen een voordeel: ze maakten het onnodig burgers in te lijven of daklozen te rekruteren, met als gevolg een leger van uitsluitend beroepssoldaten.

Baraka was een groot voorstander van het idee van ervaren, professio­nele tactici and strategen als aanvulling op de meer theoretische opleiding van Kamino. Als puntje bij paaltje kwam, waren de Kaminoanen immers kloners, geen krijgers. Baraka had littekens opgelopen in honderd veldsla­gen. Moest al die moeizaam verworven kennis verdwijnen omdat de kanse­lier meer macht in eigen hand wilde nemen? Nooit! Concentratie en erva­ring waren de opperste hoedanigheden van een soldaat. Het tij keren, de draaikolk zal krimpen, de krakana zal terugdeinzen. Zo groot is de macht van een doelbewust individu. Het was duizend jaar geleden dat de Mon Calamari filo­soof Toklar deze woorden neerschreef en ze hadden nog niets aan waar­heid ingeboet.

Daarom kwamen wezens als admiraal Baraka naar Vandor-3, de tweede bewoonbare planeet in het zonnestelsel van Coruscant, een van de vele onderbevolkte werelden waar de trainingsprogramma's van de kloonsolda­ten doorgaans plaatsvonden. De kloonsoldaten werden uitgezonden naar honderd verschillende zonnestelsels om zij aan zij te vechten met de in­heemse troepen. Het waren geen slechte soldaten - sterker nog, hij had bewondering voor de hoeveelheid pijn die ze konden verdragen en voor hun onstilbare honger naar training.

Baraka, die er vanaf zijn geboorte toe voorbestemd was geweest om net als zijn vader en grootvader beroepssoldaat te worden, vreesde dat het ontstaan van het kloonleger het einde in zou luiden van een al tien generaties oude traditie.

Zijn sergeant en piloot waren allebei klonen — dezelfde breedgeschou­derde, gebruinde menselijke mannen. Onder hun explosiebestendige hel­men hadden ze hetzelfde platte, brede gezicht als de soldaten die beneden uit de branding kwamen gekropen. 'De geschatte sterfte tijdens deze oefe­ningen bedraagt ongeveer nul komma zeven procent,' zei de sergeant.

'Uitstekend,' antwoordde admiraal Baraka. Klonen kweken is goedkoper dan trainen. Hij stond zelf versteld van de gevoelloosheid van die gedachte, maar slaagde er niet in ook maar een greintje schuldgevoel tevoorschijn te toveren. Op het strand zag hij alleen maar honderden en uiteindelijk dui­zenden kloonsoldaten uit de golven kruipen, met achterlating van natte, onregelmatige sporen die nog het meest aan die van gewonde schaaldieren deden denken. Klonen waren de ideale soldaten: producten van volstrekt gelijkmatige kwaliteit die het mogelijk maakten een campagne met mathe­matische precisie te plannen. Geen enkele bevelhebber in de geschiedenis had ooit precies geweten hoe zijn troepen zouden reageren. Tot nu toe.

En toch... en toch was Baraka er diep in zijn binnenste niet helemaal gelukkig mee. Kwam dat alleen maar door het idee dat hij tot een achter­haalde soort behoorde, of was het iets anders, iets dat nog verontrustender was, maar waaraan hij geen naam kon geven?

Hij kwam er niet uit. Admiraal Baraka had het vage gevoel dat zijn gebrek aan respect voor de waardigheid en waarde van de klonen afbreuk deed aan zijn eigen waarde en waardigheid, maar hij kon het niet helpen.

"Voortmaken! Voortmaken!' blafte hij in zijn microfoon. 'Deze oefening is niet afgelopen. Ik herhaal, is niét afgelopen tot het doelwit veroverd is...'

Terwijl hij verder vloog, zag hij de helmen van zijn sergeant en zijn piloot naar elkaar toe draaien. Als ze niet zo'n veeleisende training doorlopen hadden, zouden ze hem waarschijnlijk haten om zijn onverholen minach­ting. Mindere soldaten zouden hem met plezier levend geroosterd hebben als hij ze onder zulke dodelijke druk gezet had. Maar kloonsoldaten niet, natuurlijk. Als laserkanonnenvoer kon je je niets beters wensen.

5

Blij dat zijn trainingsdag erop zat, strekte Nate zich uit op de geribbelde vloer van het transportschip dat hem en vijftig van zijn broeders terug naar de kazerne bracht. Vandor-3 was de zwaarste trainingsoefening die hij tot nog toe had meegemaakt. Het gerucht ging dat het sterftecijfer dicht in de buurt van het maximum van twee procent gekomen was. Die wetenschap stond hem niet tegen. Nate was het volkomen eens met het oude axioma: Hoe meer zweet bij de training, hoe minder bloed op het slagveld.

Hij en zijn broeders waren gewond en uitgeput. Sommigen beefden nog na van de adrenalineroes. Anderen kauwden op zenuwreepjes en een of twee leunden met gekruiste benen en gesloten ogen tegen de wand. Weer anderen sliepen en enkelen namen fluisterend de gebeurtenissen van die dag door.

In de ogen van buitenstaanders waren ze allemaal hetzelfde, maar de klonen zelf zagen de verschillen: littekens, mate van gebruindheid, afwij­kende lichaamstaal als gevolg van een andere opleiding, afwijkende intona­tie als gevolg van dienst op andere bases, door voedsel veroorzaakte veran­deringen in lichaamsgeur. Het maakte niet uit dat ieders leven begonnen was in een identieke kunstmatige baarmoeder. Hun conditionering en erva­ringen verschilden van elkaar op een miljoen subtiele manieren en dat maak­te hen anders, zowel in hun manier van werken als qua persoonlijkheid.

Hij tuurde uit een van de kijkvensters in de zijwand en keek neer op een van de voorstadjes aan de uitlopers van de hoofdstad van Vandor-3. Dit was een klein industrieel plaatsje, een soort petroleumraffinaderij, omringd door kilometer na vierkante kilometer dor, ongecultiveerd land. Hier hadden ze de kazerne gebouwd, een tijdelijke stad die uitsluitend bedoeld was voor het onderbrengen en trainen van vijftigduizend kloonsoldaten.

De barakken bestonden uit prefab panelen die het mogelijk maakten ze snel af te breken en op te bouwen en hij woonde er al een week, wachtend op zijn beurt om afgeworpen te worden voor zijn trainingsoefening.

De soldaten die de oefening achter de rug hadden, lieten niets los over hoe uitputtend die was. Hij had hun door zuignappen veroorzaakte wonden uiteraard gezien, maar de veteranen van het selenoomgevecht zwegen zodra een broeder zonder Vandor-3 droppingslintje in hun buurt kwam. Vooraf­gaande waarschuwingen konden alleen maar afbreuk doen aan de ervaring. Buitenstaanders dachten wellicht dat het een kwestie van beleefdheid was om je broeders te waarschuwen, maar kloonsoldaten wisten dat voorkennis de hardheid en emotionele spanning van de oefening dusdanig zou vermin­deren dat het afbreuk zou doen aan de toekomstige overlevingskansen van hun broeders.

Het transportschip zette hen af voor een reusachtig grijs prefabgebouw waar ongeveer drie- van de vijftigduizend kloonsoldaten ondergebracht waren.

Zwevend op een wolk van uitputting sleepte Nate zijn uitrusting het schip uit en de gangen door, sardonisch knikkend naar de soldaten die het droppingslintje al droegen en in hun handen klapten, hun duim opstaken of salueerden als erkenning voor wat hij doorstaan had.

Zij hadden het geweten, hij niet. En nu wist hij het ook.

Dat was alles.

Hij nam een turbolift naar het derde niveau en telde de rijen britsen tot hij de zijne vond. Hij liet zijn uitrusting naast zijn bed op de grond vallen, kleedde zich uit en sjokte naar de douche.

Onderweg bestudeerde Nate diverse keren zijn spiegelbeeld. Hij was niet ij del in de algemeen aanvaarde zin van het woord, maar was zich zeer bewust van zijn lichaam als machine en voortdurend op zoek naar tekenen dat er iets mis was of niet op zijn plaats zat of aangetast of beschadigd was. Altijd op zoek naar de kleinste onvolmaaktheid die zijn werk negatief zou kunnen beïnvloeden of een missie of het leven van een broeder in gevaar zou kunnen brengen.

Nates lichaam was een volmaakt evenwichtige combinatie van spieren en pezen, optimaal uitgebalanceerd, optimaal gespierd, met volmaakt sta­biele gewrichten en een longinhoud die een kampioen chin-bretter be­schaamd zou hebben. Op zijn huid prijkten verse kneuzingen en schaaf­wonden, kwetsuren die verbonden of behandeld dienden te worden, maar dat soort trauma's was onvermijdelijk.

a-98 ging de wasruimte in en liep naar de dampende, betegelde douches. Hij liet het water over zich heen gutsen en snakte naar adem toen het in zijn verse schaafwonden liep. Na hun ontsnapping uit die verdomde oceaan hadden ze nog eens zes uur lang een heuvel beklommen om een door met schokgeweren beschermde vlag te veroveren, waarbij ze het tegen krijgsge­vangen of gesimuleerde gevechtsdroids hadden moeten opnemen. Een hele dag van glorieuze, slopende foltering.

Een van zijn broeders liet de zeep uit zijn handen glippen en Nate ving hem op en vermaakte de rest door het glibberige ding als een kermisartiest van hand tot hand te gooien.

Daarop volgde een kortstondig tussenspel van spontane dwaasheid en duizelingwekkend gejongleer waarin de soldaten nonchalant stukken zeep over en weer lieten vliegen alsof ze allemaal met één gigantisch centraal zenuwgestel verbonden waren.

Hun uitgelatenheid duurde verscheidene minuten, maar toen maakte de algemene uitputting er een eind aan. De mannen begonnen zich weer in te zepen, ineenkrimpend als het bijtende schuim in snij- en schaafwonden liep.

Dit was zijn leven en Nate kon zich geen ander bestaan voorstellen.

De meesterkloners van Kamino hadden erop toegezien dat de kloonsol­daten geen onbeduidende doorsnee-infanteristen waren. Overal in de melk­weg kon men groentjes in zes tot twaalf weken de vereiste basisvaardighe­den bijbrengen. De standaard kloonsoldaat ontwikkelde zich in negen jaar tijd van baby tot volledig getrainde militair, maar dan met tienduizenden tegelijk. Klooncommando's waren een gespecialiseerde soort die opgeleid was voor speciale operaties, het rekruteren van inheemse troepen en mili­taire opleiding. De Vooruitgeschoven Verkenner-Commando's zaten daar weer een niveau boven.

Na het wassen verliet Nate de doucheruimte en keerde terug naar zijn brits. Kloonsoldaten namen heel weinig ruimte in beslag: als er weinig plaats beschikbaar was, sliepen ze in kleine capsules. Ze waren zowel massa als singulariteit, duizenden identieke menselijke eenheden die gekloond waren uit één fysiek en mentaal volmaakt model, een premiejager met de naam Jango Fett.

Ze leidden een simpel leven. Ze trainden, aten, reisden, vochten en rust­ten. Van tijd tot tijd kregen ze de gelegenheid zich extra te ontspannen door omgang met gewone levende wezens, maar hun training had hen voorbe­reid op de eenvoudigst mogelijke en meest directe levenservaring. Ze waren soldaten. Ze hadden nooit iets anders gekend. Ze hadden geen andere dromen.

Nate vond zijn slaapcapsule, schopte zijn spullen in de ruimte eronder, liet zich vallen en trok het thermische laken over zijn naakte lichaam. Het laken nam automatisch een temperatuur van zeventien graden Celsius aan, de perfecte lichaamstemperatuur voor comfort en optimale genezing: een van de weinige luxes in het leven van een kloonsoldaat.

Door zijn totale uitputting zakte hij vrijwel meteen weg in de duisternis. Andere mannen zouden zich misschien overgegeven hebben aan de slaap of met een hoofd vol triviale gedachten hebben liggen woelen en draaien, maar Nate sloot zijn ogen, zette zichzelf in ruststand en daalde snel af naar het droomniveau. Zodra hij daartoe besloot, zou de slaap spoedig komen: weer zo'n waardevol aspect van zijn opleiding. Geen gewoel en gedraai voor een kloonsoldaat. Je wist nooit wanneer je opnieuw de kans zou krijgen om te slapen. Als het moest, kon Nate zelfs slapen tijdens een mars.

Maar hij had geleerd om voordat hij insliep het grensgebied van zijn bewustzijn, de plaats tussen slapen en waken, te gebruiken om informatie te verwerken. Zijn onbewuste nam de gebeurtenissen van de dag opnieuw door, van het opstijgen naar de Nexus tot de eerste instructies, de dropping en het gevecht met de selenoom, de aankomst op het strand en de bestor­ming van de heuvel die daarop volgde.

De opgeroepen informatie werd gerangschikt en in voorgeselecteerde patronen opgeslagen om zijn algehele overlevingskansen te verbeteren en, nog belangrijker, de efficiëntie waarmee hij zich van zijn opdrachten kweet te vergroten.

Vijftig minuten lang verkeerde hij in deze staat, terwijl de vermoeidheid van de inspanningen van de dag zich meer en meer deed gelden. Hij kon de uitputting onnatuurlijk lang van zich afhouden, maar zag geen reden om dat te doen. Hij had zijn werk goed gedaan en zijn rust verdiend. Bovendien zou hij in zijn dromen blijven evalueren en organiseren, zij het grotendeels in symbolische vorm. Dat was genoeg.

a-98 liet zijn bewustzijn los en stond zijn lichaam toe zich te herstellen. Morgen wachtte hem immers weer een nieuwe dag.

Daar kon hij maar beter klaar voor zijn.

6

In de archieven van de Jedi-tempel bestudeerden Obi-Wan en Kit Fisto het doel van hun reis - de industriële grootmacht die bekendstond als Ord Cestus.

Obi-Wan vond Ord Cestus een interessant studieobject: een betrekkelijk dorre rots die rijk was aan bepaalde ertsen maar waardeloos was voor de meeste vormen van landbouw, omdat zijn oppervlak grotendeels uit woes­tijnen bestond. Een van de inheemse levensvormen was een insectachtige zwermsoort die de X'Ting genoemd werd, en verder waren er diverse soor­ten grote, dodelijke en naar verluidde niet-intelligente grotspinnen.

De huidige bevolking liep in de miljoenen en de planeet telde verschei­dene moderne steden die geheel dreven op geïmporteerde goederen: kunst­mest en plantenvoedingsstoffen, geneesmiddelen en specerijen om het wa­ter drinkbaar te maken voor niet-inheemse bewoners.

'Gevaarlijk,' zei Kit, die naast hem zat. 'Een simpel rantsoeneringsbesluit heeft ze in graaf Dooku's armen gedreven. Dat zou een zelfvoorzienende bevolking nooit overkomen zijn.'

Dat was de nuchtere waarheid. In tijden van oorlog waren veilige aan­voerlijnen even essentieel als een goed getraind leger.

Driehonderd standaardjaar geleden hadden de betrekkelijk primitieve X'Ting — één zwerm, verdeeld in een groot aantal over de hele planeet verspreide nesten — een contract met Coruscant gesloten waarin ze land beschikbaar stelden voor het bouwen van een galactisch gevangeniscom­plex. Op een gegeven moment lanceerde de Penitentiaire Inrichting Cestus een opleidingsprogramma voor gevangenen met het oogmerk hun vaardig­heden ten nutte te maken. Dit werd pas echt interessant toen een reeks financiële schandalen en een industriële tragedie op Etti 4 een twaalftal lagere functionarissen van Cybot Galactica, de op een na grootste fabrikant in de Republiek, voor twintig standaardjaar in de gevangenis deed belanden. Binnen twee jaar hadden de twaalf managers een contract met de gevange­nisautoriteiten gesloten voor een research- en fabricageprogramma voor een serie droidproducten. De ontzaglijke hoeveelheden ontginbare grond­stoffen en de minimale arbeidskosten genereerden op Cestus een explosie van rijkdom.

De twaalf managers werden snel en geruisloos op vrije voeten gesteld en in peperdure huizen ondergebracht. Een aantal zorgvuldig geselecteerde cipiers en ambtenaren werd nog rijker en legde de grondslag voor een corrupt dynastiek conglomeraat, Cestus Cybernetica, dat een lijn van uitste­kende persoonlijke veiligheidsdroids produceerde. De gebeurtenissen die daarop volgden, lieten zich moeilijk duiden. Grote stukken land werden voor een habbekrats van de zwerm aangekocht, en na het uitbreken van een aantal dodelijke epidemieën onder de X'Ting viel vrijwel alle macht op de planeet in handen van Cestus Cybernetica.

Toch had de gemiddelde buitenwerelder op Cestus een allesbehalve makkelijk bestaan, totdat Cestus Cybernetica een toeleveringsbedrijf werd voor de fabelachtig rijke en succesvolle Baktoid Wapenfabriek. Het bedrijf schafte nieuwe machines aan en creëerde een markt voor hoogwaardige militaire uitrusting die de hele melkweg omspande. De economie bleef expanderen, maar toen de Handels federatie na het fiasco bij Naboo zijn handen van de planeet aftrok, stortte alles ineen...

Hausse, gevolgd door krach. Cycli van groei en verval volgden elkaar op met een slaapverwekkende regelmaat.

Obi-Wan nam de lijst huidige leiders door. Na de epidemieën van de vorige eeuw, waarin de zwerm ternauwernood aan de totale ondergang ontkomen was, werd het ambt van planetaire regent nog steeds bekleed door een afstammelinge van de koninklijke X'Ting linie, ene G'Mai Duris. Werden de regenten gekozen? Was het ambt erfelijk? Was Duris alleen maar regentes in naam of had ze werkelijk macht?

Een uur later viel Obi-Wans oog op een andere naam: een groep guer­rillastrijders die Woestijnwind genoemd werden. De meeste boeren waren arm en stamden af van gewone gevangenen die na hun vrijlating getrouwd waren. Woestijnwind, een protestbeweging tegen een eeuw van onderdruk­king, was twintig jaar geleden ontstaan in een poging de industriële heersers van Cestus, een coterie van rijke industriëlen die de Vijf Families genoemd werd, naar de onderhandelingstafel te dwingen.

Woestijnwind was het afgelopen jaar bijna vernietigd, maar men zei dat een aantal guerrilla's de represailles overleefd hadden en nog steeds aanval­len op de karavanen van het bedrijf uitvoerden.

Hoe meer Obi-Wan en Kit lazen, hoe minder ze wisten wie op Cestus de scepter zwaaide en wat voor delicate verhouding de machthebbers met Coruscant hadden.

'Het lijkt wel graven in een sponsrif,' gromde de Nautolaan na acht uur studie. We hebben een tovenaar nodig om uit deze onzin wijs te worden.'

Tovenaars ken ik niet zo veel,' antwoordde Obi-Wan, 'maar volgens mij is een goede advocaat even waardevol, en dan weet ik precies wie we nodig hebben.'

'Uitstekend,' zei Kit. 'En nog iets. Als de onderhandelingen niet volgens plan verlopen, willen we deze Duris misschien... onder druk zetten.'

Obi-Wan trok een gezicht. De Nautolaan had gelijk, maar Obi-Wan was het liefst zo voorzichtig mogelijk. 'Heb je een suggestie?'

'Ja. Jij en die advocaat kunnen met de politici praten. We hebben' — hij keek naar het scherm — 'twee contactpersonen op Cestus, een menselijke vrouw met de naam Sheeka Tull en een X'Ting die Trillot heet. Met behulp van die twee zouden we de nodige pressie moeten kunnen uitoefenen.'

'Als ze betrouwbaar zijn,' zei Obi-Wan.

Kit lachte. 'Wou je zeggen dat we onze eigen mensen niet eens kunnen vertrouwen?'

De vraag bleef even in de lucht hangen en de spanning nam merkbaar toe. Toen lachte Obi-Wan. 'Natuurlijk niet.'

'Goed,' zei de Nautolaan. 'Zoals ik al zei, ik neem een wc en een paar commando's mee en voor noodgevallen rekruteer ik gewoon wat inheemse troepen.'

Obi-Wan zag de logica van dat plan onmiddellijk in. Als ze Woestijnwind nieuw leven inbliezen, zouden de regentes en de Vijf Families nerveuzer, minder zeker van zichzelf en wellicht ontvankelijker zijn voor voorstellen van de Republiek. Maar ze konden niet het risico nemen dat een kloonsol­daat in de verkeerde handen viel: zijn genetische signatuur zou het onom­stotelijke bewijs zijn dat Coruscant probeerde de gebeurtenissen te mani­puleren.

Urenlang bleven de twee vrienden de dossiers bestuderen en mogelijk­heden en strategieën bespreken, net zo lang tot ze zeker wisten dat ze elke actie en tegenactie de revue hadden laten passeren.

De rest zou moeten wachten tot ze op Cestus waren.

7

Tien uur later was de herstelcyclus van a-98 compleet en werd hij wakker. Nate keek naar het scherm in zijn slaapcapsule en zag dat hij in de comman­dopost verwacht werd om zijn dagorders in ontvangst te nemen.

Hij gebruikte dertig seconden voor een snelle mentale controle van zijn lichaam. Nog eens anderhalve minuut werd geïnvesteerd in het mentale ochtendritueel dat de overgang van diepe slaap tot volledig ontwaken vol­tooide. In geval van nood kon hij zoals alle kloonsoldaten die overgang binnen enkele seconden maken, maar soms vond hij het prettig om er zijn gemak van te nemen.

Toen het zelfonderzoek er opzat, gooide hij de deken van zich af en zette zijn voeten op de grond. Na een bezoek aan de doucheruimte, waar hij aan de gemeenschappelijke wasbak zijn gezicht waste en zijn tanden poetste, pakte hij zijn karige bezittingen in een plunjezak. De Code vereiste dat een wc te allen tijde klaar moest staan om te gaan waar de bevelvoerende Jedi of de Opperste Kanselier hem heen stuurde en te doen wat hem opgedra­gen werd. Nates zelfbeeld draaide voor honderd procent om zijn streven die perfecte soldaat te zijn.

Er was geen andere keuze, geen ander bestaan, a-98 was klaar. Zijn rugzak bevatte een paar kleine aandenkens uit eerdere militaire campagnes, zijn uitrusting en voor drie dagen voedsel en water.

Nate was uiteraard op Kamino opgegroeid, evenals de rest van het duizend man sterke contingent kloonsoldaten dat samen met hem uit de kweekvaten gekomen was. Twaalf van hen waren geselecteerd om opgeleid te worden tot Vooruitgeschoven Verkenner-Commando. Ze hadden samen getraind, samen geleerd en samen hun eerste missies doorstaan. Zes van hen waren uitgezocht om door Jango Fett persoonlijk getraind te worden en waren gekneusd en gehavend maar vol dodelijke wijsheid naar hun broe­ders teruggekeerd, wc-rotten werden aangemoedigd hun eigen tradities en identiteit te ontwikkelen, wat nuttig was als ze zich met andere rotten maten. Hoewel ze in eerste instantie allemaal tegelijk verscheept waren, was die eerste groep geleidelijkaan uiteengevallen, aangezien de meeste wc's alleen werkten.

Soms betrapte hij zichzelf erop dat hij de helm- en nekchip van de klonen die hij tegenkwam probeerde te lezen om te zien waar en wanneer ze uit hun kweekvat gekomen waren. Een groepsbroeder zou zich bepaalde rituelen en samen doorstane gevaren herinneren, wat altijd goed was voor wat extra kameraadschap. Familie binnen je familie, een vleugje intimiteit in een afstandelijke, vijandige wereld.

Hij dacht met plezier terug aan de veertig kilometer lange trainingswed­lopen die hij met zijn rot gedaan had en probeerde te vergeten hoeveel broeders hij had zien sneuvelen tijdens zijn twee langdurige campagnes en tientallen kortere acties. Doorgaans bestond de tactiek van de wc's simpel­weg uit bliksemsnelle aanvallen en verpletterend geweld — een verwoesten­de combinatie van luchtbombardementen en vernietigende stormlopen.

Hoewel die overwinningen hoogst bevredigend waren geweest, verlang­de hij er ook naar acties van een persoonlijkere en subtielere aard te onder­nemen. Voor zijn gevoel waren er aspecten van zichzelf die hij nog niet aangeboord had. Hij was niet bang voor de dood, maar een van de dingen die hem zorgen baarden, was de mogelijkheid dat hij zijn leven zou beëin­digen voordat hij de volle diepte van zijn vermogens gepeild had. In zijn levensvisie zou dat een verspilling zijn.

Nate hees zijn rugzak op zijn gespierde schouders en begaf zich naar de commandopost, zich afvragend wat zijn instructies voor die dag zouden opleveren.

Tien minuten later werd hij meegetroond naar een klein kantoortje dat diep zat weggestopt onder een munitiedepot en een automatisch vervoersys­teem dat arbeiders van en naar de stad bracht.

Zijn bevelvoerend officier, een Mon Calamari majoor met de naam Apted Squelsh, zat over een stapel papieren gebogen toen Nate binnenkwam en leek zich er in eerste instantie niet van bewust te zijn dat ze gezelschap gekregen had. Toen keek ze op. A-Negen-Acht?'

'Jawel, majoor.'

'Ga zitten alsjeblieft.'

Nate liet zich op een rechte stoel van donker generfd Correliaans hard­hout zakken en volgde de groeven in de armleuningen met een dikke duim­nagel, terwijl de majoor nog even bleef lezen. Daarna vouwde ze haar handen en stak van wal.

'Je hebt je uitstekend geweerd tijdens de oefening van gisteren,' begon ze. 'Jouw eenheid had vijftig procent minder echte en gesimuleerde verlie­zen dan de rest, zonder in te boeten aan snelheid of efficiëntie. Zoiets zien we graag.'

'Dank u, majoor.'

'Ik heb een nieuwe opdracht voor je,' zei majoor Squelsh, knipperend met haar enorme donkere ogen. 'Ik neem aan dat je klaar bent?' Geen echte vraag, maar onderdeel van een ritueel vraag-en-antwoordspel.

'Honderd procent, majoor.' Het rituele antwoord.

'Prima. Je gaat als assistent van twee Jedi naar een planeet met de naam Ord Cestus. Ken je die?'

'Nee, majoor, maar ik zal het meteen nakijken. Mijn hulptroepen?'

'Vier stuks,' zei ze.

Eindelijk! Dit soort opdrachten waren het toegangsportaal tot promotie en iets waar alle wc's met een beetje pit op vlasten. 'Majoor?'

'Met betrekking tot admiraal Baraka.' Hij zweeg. 'Is de admiraal op de hoogte van de sterftecijfers?'

'Natuurlijk.' De ogen van majoor Squelsh verrieden niets en ze perste haar brede, vlezige lippen op elkaar.

'En heeft hij iets gezegd dat u aan ons door kunt geven?'

Even heerste er een intense stilte. Toen antwoordde de majoor: 'Hij zei: "Goed werk".'

Nate hield zijn gezicht in bedwang, want hij had er een hekel aan een bevelvoerend officier zijn gevoelens te tonen. 'Dank u, majoor.'

'Dat is alles.'

Goed werk. Ze hadden vlees en bloed en broeders op dat strand en in die meedogenloze diepten achtergelaten en 'Goed werk' was alles wat eraf kon.

Typisch.

Nate liep het kantoor uit en nam de lopende band naar de holobibliotheek om een paar uur te besteden aan het zoeken van informatie over zijn planeet. Hij wist dat hij bij zijn vertrek een informatiepakket zou krijgen, maar vond het nuttig om zelf ook wat research te doen. Informatiepakket­ten beperkten zich doorgaans tot specifieke details aangaande de missie zelf en waren samengesteld door researchers die nooit zwaar oorlogsmaterieel een berg op gehesen hadden.

Nate ging zo op in zijn onderzoek dat hij amper merkte dat een andere soldaat achter hem kwam staan en over zijn schouder meelas.

'Hmmm,' zei de andere soldaat. 'Ik heet Forry. Ik ben vorige maand in de buurt van die sector geweest.'

Nate was meteen geïnteresseerd. 'Ik ben Nate. Ken je een planeet die Ord Cestus heet?'

'Ik heb er wel van gehoord, Nate.' Forry maakte een zenuwreep open en beet er een stukje af. 'Maken ze droids? Komen die mtt's daar niet vandaan?'

Massatroepentransporteurs. Vrijwel niet te stoppen; met hun bepantse­ring en hun twee straalkanonnen hadden ze op Naboo lelijk huisgehouden. 'Misschien,' zei hij. 'Nog meer?'

'Het enige wat ik weet komt door die demonstratie van gisteren. Het zijn ook de makers van dat jk-model waartegen Zeven-Drie-Twee het moest opnemen.'

Een kloonsoldaat die met een droid gevochten had? Op zich was dat niets merkwaardigs, maar als hij Forry goed begreep was het een oefening en geen serieus gevecht geweest. 'Daar weet ik niks van,' zei hij. 'Hoe liep het af?'

Forry schokschouderde. 'Hij werd gevangengenomen, jk's zijn een soort speciaal veiligheidsmodel. Het duurde maar twintig seconden en hij ligt nog steeds in de ziekenboeg.'

Nates nieuwsgierigheid was geprikkeld. 'Zijn er opnamen van?'

'Tuurlijk,' zei Forry. 'Kijk maar.' Hij wreef over de kristallen op het bureau voor hem en even later bloeiden er nevelige holobeelden op.

'Bedankt. Een interessante planeet, Cestus. Generaties geleden was het een gevangenkamp.'

'Serieus?'

'Honderd procent. De afstammelingen van de gevangenen bleven er wonen en werden mijnwerkers of boeren. Ze werden uitgebuit door de afstammelingen van de cipiers, die de baas zijn van het bedrijf.'

Forry schokschouderde opnieuw. 'Het bekende werk. Ah! Daar is het...'

De beelden waren niet meer dan veertig uur geleden in de T'Chuk-arena opgenomen. Hij zag de kloonsoldaat de vaste ontwijkende bewegingen maken en zelfs een paar getruukte anti-ritmische manoeuvres uitvoeren. Uiteindelijk maakte het geen enkel verschil. Na enkele ellendige seconden sloeg hun broeder tegen de grond, en niet zo zacht ook.

Verontrustend.

'Als je zoiets tegenkomt, kun je het beter meteen de volle laag geven.'

Ze bekeken de opname opnieuw. 'Snel,' zei Nate. 'Als een Jedi?'

'Sneller,' zei Forry. 'Maar snelheid is niet alles. Kijk hier maar eens naar...' Hij drukte op andere knoppen en een Jedi met een hoofd vol tentakels kwam in beeld.

'Van Glee Anselm,' zei Nate. 'Je ziet ze niet vaak, die Nautolanen. Jedi, ja?'

Wie zou er anders zo'n ouderwetse lichtstok gebruiken?'

Daar moesten ze allebei hartelijk om lachen. De Jedi waren geduchte vechters, maar hun onlogische, quasi spirituele overtuigingen gingen Nates begrip te boven. Waar hoefde een krijger zich nog meer op te verlaten dan op een vast oog, een sterke rug en een opgeladen straler? Hij bestudeerde het beeld van de Nautolaanse Jedi opnieuw. 'Dus het is echt waar dat een Jedi uit de Tempel kwam om een gokje te wagen. En?'

'Kijk zelf maar.'

Nate drukte op afspelen en samen zagen ze de Jedi niet alleen standhou­den tegen de jk, maar hem zelfs achteruit drijven. Nate haalde sissend adem toen de Jedi het ding een koekje van eigen deeg gaf. In bepaalde opzichten verschilde zijn aanpak niet eens zo veel van die van de kloonsoldaat, maar het resultaat ervan was stukken beter.

'Hij won.'

'Umm-hmmm.' Forry grinnikte waarderend. 'Zag je zijn timing?'

'Ja nou. En die reflexen, sneller dan ik ooit gezien heb. Je hebt gelijk: het apparaat was sneller, maar dat hielp niks.'

'Jedi,' zei Forry lachend. Nate kon niet zeggen of zijn lach bitter of bewonderend was. Misschien van allebei iets. 'Dus ze wilden een kloonsol- daat in het stof zien bijten en hij moest erheen om het te demonstreren.'

Nate begreep wat hij wilde zeggen: wie weet hadden de Jedi de droid zelfs geprogrammeerd. Hoe kon de droid sneller zijn en toch verliezen? Tenzij hij opdracht gekregen had om te verliezen...

Onzin. Ze wisten allebei dat een Jedi zich nooit tot zoiets zou verlagen. Dit was alleen maar een restje onbehaaglijkheid, een afweertechniek om het lichte minderwaardigheidsgevoel dat kloonsoldaten soms bekroop als ze in het gezelschap van Tempelbewoners verkeerden, te maskeren.

'Ze hebben Jango verslagen,' zeiden ze in koor. Deze vier woorden waren bijna een litanie geworden. Ze konden nog zo vaak zeggen dat Jedi vreemd of egoïstisch of op een bizarre manier esoterisch waren, maar het feit was dat ze het sjabloon van de kloonsoldaten hadden gedood in een arena op Geonosis en dat betekende dat ze respect verdienden.

'Goeie jacht,' zei Forry.

'Goeie jacht,' antwoordde Nate. Na een korte stilte vervolgde hij: 'Heb je al nieuwe bevelen?'

'Nee,' zei Forry. Wil je me mee hebben?'

'Als je zin hebt.'

'Honderd procent. Als je even wacht, meld ik me af en haal mijn plunjezak en voer.'

'Binnen een uur krijg je je orders.' Een verpletterende handdruk en Forry liep verder.

Toen zijn broeder vertrokken was, opende Nate een venster. 'Verzoek om status.'

Een ogenblik later rolden medische gegevens voorbij. Hij knikte goed­keurend. De jk had ct-36/732, bijnaam Sirty, niet verwond. Zijn centraal ze­nuwstelsel was kortstondig overbelast, waardoor hij een aantal uren aan hartritmestoornissen geleden had. Niets om je zorgen over te maken, maar hij was vanzelfsprekend voor observatie naar een medische droid gebracht. Sirty zou binnenkort weer gevechtsklaar zijn en Nate kon zich geen beter teamlid wensen: de enige kloonsoldaat die met de jk gevochten had.

'Speciaal verzoek om ct/36-732 naar Cestusoperatie te detacheren.'

De computer piepte en de boodschap verzoek toegewezen verscheen in een venster, dat meteen weer verdween.

Hij bleef uren studeren, proberend het soort losse achtergrondgegevens te vinden waar je in de standaardinformatiepakketten van Inlichtingen altijd vergeefs naar zocht. Je wist nu eenmaal nooit welk stukje informatie je vege lijf zou redden als de condensatoren begonnen te vonken. Nate zelf zou al dood geweest zijn, tot moes geblazen in de gevechten op Geonosis, als hij geen studie had gemaakt van de opladingscycli van krachtcellen en daardoor kon zien wanneer een van de wieldroids in een refluxpatroon verviel. Het janken van de condensator was amper hoorbaar geweest, maar hij had het risico genomen, was achter zijn dekking vandaan gekomen en had het ding aan flarden geschoten en aldus het leven van vijf van zijn soldaten gered.

Die kleine manoeuvre had hem een week gratis kantinevoer opgeleverd, plus een drastisch verkorte route naar zijn kapiteinssterren.

Hij dicteerde aantekeningen in zijn persoonlijke bestand en stuurde ze naar het schip dat hem naar Cestus zou brengen. Hij bleef uren bezig, terwijl zijn concentratie geen seconde verflauwde.

Het zou zijn taak zijn het leven van zijn broeders en, nog belangrijker, de eer van het glr te beschermen. En nóg belangrijker — dit was zijn spel, het spel waarvoor hij geboren en getraind was. Op een manier die geen enkele buitenstaander ooit zou begrijpen was dit pret

8

Nog maar twee uur te gaan. Nate en zijn broeders stonden in een met baksteen geplaveide en ommuurde ruimte buiten de geribde boog van de barakken onder de met sterren bezaaide hemel van Vandor-3 en voerden het vaste afscheidsritueel uit met hun troep. Als een kloonsoldaat op een missie vertrok, wenste zijn troep hem niet alleen succes, maar namen ze ook afscheid. Gezien het leven van een kloonsoldaat was dit meer een uiting van praktisch denken dan van pessimisme.

Als hij terugkwam, werd hij gefeliciteerd met zijn geslaagde missie. En als hij niet terugkwam, tja... dan hadden ze gezegd wat er gezegd moest worden.

'Het is de trotste dag van een kloonsoldaat als hij al dienende een goede dood zoekt,' zei Glorii Profus, hun Kaminoaanse mentor.

De elegante Profus met zijn zilverkleurige huid was een combinatie van psychiater en geestelijk adviseur. Hoewel klonen nooit aan hun angst toe­gaven, was het fout om te denken dat ze nooit bang waren. Emotie was even waardevol als stralers en bommen, en de dood was een onvermijdelijk onderdeel van de oorlog. Geen enkele kloonsoldaat, ongeacht zijn vaardig­heid of kracht, kon om die onaangename realiteit heen. Op alle planeten en in alle tijden hadden soldaten steeds dezelfde vraag gesteld: En als ik nu eens sneuvel? Voor een kloonsoldaat had die vraag het opbeurende antwoord: Jij zult sterven, maar het glr blijft altijd bestaan.

De Kaminoaan boog met een gracieus gebaar zijn lange zilverkleurige nek en hief zijn beker met Talliaanse wijn, de beste in de sector. Zijn stem was beschaafd en troostend. 'Uit water ben je geboren. In vuur zul je ster­ven. Je lichaam zal stralen tussen de sterren,' zei hij, de rituele woorden die miljoenen klonen opgebeurd hadden voordat ze hun dood tegemoet mar­cheerden en die waarschijnlijk nog miljoenen meer zouden opbeuren.

Als één man hieven de soldaten hun beker. 'We zullen stralen tussen de sterren,' riepen ze in koor.

En daarna dronken ze.


9


De Jedi-tempel domineerde het stadsgezicht van Coruscant van kilometers afstand. Zijn vijf torenhoge spitsen doorboorden de wolken als de uitge­strekte vingers van een reuzenhand. Binnen waren de talloze gangen en hallen, de collegezalen en oefenterreinen, de bibliotheken en meditatie­ruimtes allemaal ontworpen met een intrinsieke elegantie en vloeiendheid. Binnen deze muren voelden zelfs de minst begaafden zich bewogen tot overpeinzing van de Kracht die het universum tot één enkel organisme bijeenbond.

De Raad zelf hield zijn vergaderingen in minder opulente maar zeker niet minder statige vertrekken dan die van de kanselier. De gebogen muren en wandbekleding waren vervaardigd door de beste handwerkslieden in de melkweg. Het reproduceren van zulke rijkdom zou een fortuin kosten, maar de inrichting bestond grotendeels uit geschenken van heersers en kooplui wier leven, rijkdom en eer in de loop der millennia door de vaardigheden van de Jedi beschermd waren.

Obi-Wan was al jaren gewend aan de kostbaarheden en had er amper oog voor terwijl hij ontspannen voor de Raad stond te wachten. Meester Yoda hield zijn gerimpelde hoofd ietwat scheef terwijl Obi-Wan Kenobi en Kit Fisto met hem overlegden.

'Dit zijn verwarrende tijden,' zei Obi-Wan. 'Ons oude mandaat is in veel opzichten opgeschort en ons gezag is sterk beknot.'

'Strijd verandert vele dingen,' zei Yoda. 'Onvoorspelbaar deze Kloonoorlogen geworden zijn.'

'Maar nu word ik op een delicate diplomatieke missie gestuurd waarbij verdragen op allerlei niveaus betrokken zijn — van zo'n complexiteit dat we een advocaat nodig hebben om er wijs uit te worden.' Obi-Wan koos zijn woorden nauwkeurig. 'Ik heb nog nooit een opdracht geweigerd, maar ik moet u eerlijk zeggen dat ik me slecht voorbereid voel op deze... doolhof van handel en politiek.'

Meester Yoda fronste zijn wenkbrauwen. 'Zorgen ik me maak. Niet langer kunnen Jedi de woorden en daden van meesters als leidraad nemen. Vreemde nieuwe tijden dit zijn.' De andere Jedi in het vertrek knikten in­stemmend. Ze hadden dit onderwerp lang en diepgaand bediscussieerd, maar als het erop aankwam waren de Jedi verplicht de wensen van de Senaat en de kanselier te vervullen.

Het gezicht van Mace Windu leek op een uit onyx durabeton gehouwen masker. Meester Windu genoot een status onder de Jedi die het dichtst in de buurt kwam van die van Yoda. 'Daar ben ik het mee eens, maar de Republiek is nog nooit zo zwaar beproefd. Als ons gevraagd wordt een nieuwe rol aan te nemen, moeten we daarop ingaan. Als wij de Republiek niet kunnen beschermen, op wiens schouders zou die verantwoordelijkheid dan moeten vallen?'

'Het is een goed teken dat Palpatine nog steeds naar een diplomatieke oplossing streeft,' zei Kit.

'Waarom stuurt hij dan geen diplomaten?' vroeg Obi-Wan, hoewel hij meteen besefte dat hij het antwoord op die vraag al kende: diplomatie was alleen maar de eerste fase van de reactie van de kanselier. Palpatine wist dat de aanwezigheid van een Jedi een durastalen vuist in een fluwelen hand­schoen was.

'Het gaat goed met de oorlog,' zei meester Windu, 'maar we krijgen te veel onbekende rollen opgelegd. Als we niet oppassen, lopen we het gevaar het zicht op onze oogmerken en intenties te verliezen. Te vaak worden lichtzwaarden vereist waar vroeger woorden voldeden.'

Yoda knikte. 'Een tijd er was dat Jedi alleen maar hoefden te verschijnen om een menigte tot kalmte te manen. Nu ordinaire vechters we geworden zijn.'

'Dat komt door Antar Vier, en zelfs de slag bij Jabiim,' zei Windu. De grimmige herinneringen veroorzaakten een spijtig gemompel.

'We hebben meer overwinningen geboekt dan nederlagen geleden,' bracht Obi-Wan hen in herinnering.

'Dat klopt,' zei meester Windu, 'maar het handhaven van de maatschap­pelijke orde vereist zowel mythe als realiteit.'

Ooit had Obi-Wan moeite gehad de betekenis van Windu's uitspraken te doorgronden. De diepe meditaties van de Jedi-meester verhieven hem naar een niveau waarvan weinig mensen konden dromen, laat staan het ervaren. Maar de laatste paar jaar kon Obi-Wan zijn uitingen niet alleen waarderen, maar zelfs bijna voorspellen.

'En de mythe is versplinterd: alleen de realiteit is gebleven,' ging Windu verder. 'De situatie op Cestus is hachelijk en hangt samen met die Kracht- gevoelige droids. Uiteindelijk zou een snelle, duidelijke oplossing vele levens besparen.' Hij boog zich voorover en fixeerde Obi-Wan met een blik die door diamanten heen zou kunnen snijden. 'Ongeacht de twijfels die je misschien hebt,' zei hij, 'vragen we je deze missie te aanvaarden met je gebruikelijke integriteit en betrokkenheid. Meester Kenobi, meester Fisto, jullie mogen niet falen, om welke reden dan ook.'

Kit Fisto maakte een buiging, terwijl zijn tentakels geestdriftig heen en weer zwiepten, als zeewier in een onzichtbare stroming. 'Ik aanvaard haar met genoegen.'

'Ik ook,' zei Obi-Wan, en hij voegde eraan toe: 'Ik zal Ord Cestus terug­brengen in de schoot van de Republiek. We zullen een eind maken aan deze Jedi Killers.'

Yoda's ogen gloeiden van warmte. 'Met de Kracht als onze gids, oorlog zal zich misschien alsnog omvormen tot vrede.'

10

Drie uur lang lag Obi-Wan op het harde bed in zijn slaapcel en vertraagde en synchroniseerde zijn lichaamsritmes om er het maximum aan herstellen­de kracht uit te putten. Een gewone geest en een gewoon lichaam zouden voortdurend heen en weer bewegen tussen waken en slapen, maar elke minuut die een Jedi in deze extreme toestand doorbracht, stond gelijk aan drie minuten gewone slaap. Geheel verfrist stond hij op, pakte zijn spullen in en zocht Kit op om de reis naar Ord Cestus te beginnen.

De twee Jedi aten een maal van thrantcillpaté en havikvleermuiseieren in de gemeenschappelijke eetzaal van de Tempel. Tijdens het eten praatten ze zacht over onbeduidende dingen, want ze wisten allebei dat de komende dagen bijzonder intens zouden worden. Een herinnering aan deze rustige tijden zou welkom zijn.

Ze namen een luchttaxi naar de ruimtehaven Centralia Memorial, een van de oudste van Coruscant. Enkele oudere landingsplatformen waren zelfs op de monumentenlijst gezet, terwijl de rest van de basis zich in snel tempo uitbreidde tot een van de modernste in de melkweg. Een geheel opgeknapte republikeinse kruiser stond op de Jedi te wachten. De vuurrode zijluiken bij de achterste vleugel stonden open en een aantal technici legde de laatste hand aan het bijstellen van de brandstofverstuivingskegel en de stralingsdempers.

Terwijl het schip onder hun toeziend oog geladen werd, landde vlakbij een militaire shuttle, zijn drie vleugels opgevouwen om aan te leggen. Vijf kloonsoldaten in blinkend wit lichaamspantser stapten uit.

Als Obi-Wan helemaal eerlijk was, moest hij toegeven dat grote hoeveel­heden kloonsoldaten hem enigszins onbehaaglijk maakten. Makkelijk te begrijpen en te rationaliseren. Een van de redenen was het feit dat ze het evenbeeld waren van de beruchte premiejager Jango Fett, die hem maar liefst drie keer op een haar na gedood had. Nog verontrustender was het feit dat de soldaten, hoewel ze in genetisch opzicht mensen waren, geen menselijk leven achter zich hadden: kloonsoldaten werden alleen maar ge­kweekt en geboren om oorlog te voeren, zonder de koesterende liefde van moederarmen of de veiligheid van de liefdevolle discipline van een vader.

Ze zagen eruit als mensen... ze lachten en aten en vochten en stierven als mensen. Maar als ze geen echte mensen waren, wat waren ze dan?

'Generaal Kenobi.' Een van de vijf kloonsoldaten salueerde. 'CT-Drie-Zes/Zeven-Drie-Twee meldt zich. Mogen we uw spullen inladen, gene­raal?' Zijn houding en manier van doen waren helder en zakelijk, zijn ogen ongekunsteld. Een herinnering kwam bij Obi-Wan op. Was ct-36/732 niet de soldaat die tegen de jk gevochten had? De jongeman maakte een gezonde indruk. Niets in zijn manier van doen verried lichamelijke of emotionele pijn. Opmerkelijk.

'Ja, je kunt ze in onze hut bergen.'

Met bewonderenswaardig gemak gooide de soldaat zijn plunjezak over zijn linkerschouder. Afgezien daarvan gaf hij alleen maar een knikje.

Obi-Wan verbaasde zich over zijn lichte afkeer - hetzelfde vooroordeel als van andere mensen, die kloonsoldaten bejegenden alsof ze weinig meer waren dan droids. Dit sierde hem niet. Het was elke Jedi onwaardig. Deze mannen, allemaal zo hartverscheurend jong, waren bereid om in dienst van de Republiek te sterven, dus wat maakte het uit waar ze vandaan kwamen? Wat kon je nog meer van iemand vragen? Hun stamvader was misschien een slecht mens geweest (hoewel Obi-Wan niet honderd procent zeker was of dat het juiste woord was om de complexe en mysterieuze Jango Fett te beschrijven), maar er waren al duizenden van zijn klonen gesneuveld. Hoe­veel doden waren er nodig om de schandvlek van een huurmoordenaar weg te wassen?

'O jee, o jee,' riep een hoge stem achter hen. Obi-Wan keerde zich om, terwijl de herkenning langzaam door zijn andere gedachten omhoog filter­de. Een wezen met een nat, vlezig lichaam onder een groot, plat, blauw­groen rugschild kroop langzaam op één grote voet met vele tenen naar hem toe. Een gelig slijmspoor blonk op de grond achter hem.

Obi-Wan glimlachte, meteen in een beter humeur. Hier was iemand die hij kende. 'Procureur Snoil!' zei hij, oprecht blij. Politici vertrouwde Obi- Wan niet, en hun hielenlikkers waren nog erger. Maar Doolb Snoil was een van de drie of vier scherpste juridische geesten in zijn kennissenkring en had zijn betrouwbaarheid bewezen tijdens delicate onderhandelingen op Rijel-12. Snoil, een op de planeet Nal Hutta geboren Vippit, had aan een van de vermaarde juridische universiteiten van Mrlsst gestudeerd alvorens in de Gevarno Cluster in de leer te gaan. Een glanzende carrière en een reputatie van uitputtend onderzoek en absolute betrouwbaarheid hadden Snoil zijn huidige positie opgeleverd. Als iemand deze chaos op Cestus kon ontwarren was het Snoil wel.

'Meester Kenobi!' zei hij, terwijl zijn twee oogsprieten trilden van genoe­gen. 'Dat is bijna twaalf jaar geleden.'

Obi-Wan zag de nieuwe ringen op het blauwgroene schild, duidelijke bewijzen dat Doolb geld genoeg had om zich regelmatig te laten behande­len met inheemse viptielplanten, die vol zaten met de voedingsstoffen die zijn soort gebruikte om zich klaar te maken voor hun taak als huishouders. Over een paar jaar, dacht Obi-Wan, zou Snoil teruggaan naar zijn planeet om te paren. Als de economische situatie op Nal Hutta niet veranderd was, zou Snoil de begerenswaardigste vrouwelijke Vippits voor het oprapen heb­ben. 'Ik zie aan je schild dat je een welvarend leven leidt.'

'Ik doe mijn best.' Zijn oogsprieten dansten. 'En meester Fisto! Goeie genade. Ik wist niet dat u ook van de partij zou zijn.'

Kit greep Snoils hand. 'Fijn dat u meegaat, procureur. Ik ken uw thuisplaneet. Jaren geleden ben ik een week op Nal Hutta geweest om te trog- duiken.'

'Grote goedheid! Zo gevaarlijk! De vuurkraken —'

'Die spelen geen rol meer.' Kit glimlachte breed en liep de loopplank op.

Snoil wreef zich vergenoegd in zijn mollige handen. Wees niet be­vreesd!' riep hij met zijn trillende piepstem. 'Als het juiste moment daar is, zal procureur Snoil het niet laten afweten.' Hij kroop verder het landings­platform op. De Vippit werd gevolgd door vijf kloonsoldaten die uitrusting en wapens aan boord brachten. Ze groetten de twee Jedi en gingen door met hun werk.

Een kloon met kapiteinskleuren salueerde energiek. 'Generaal Kenobi?' 'Ja?'

'Kapitein A-Negen-Acht tot uw dienst. Mijn orders.' Hij gaf Obi-Wan een datachip ter grootte van een duimnagel.

Obi-Wan schoof de chip in zijn datablok, dat even later een hologram produceerde. Hij bestudeerde de korte beschrijving van de missie en de lijst van vaardigheden en was tevreden. 'Alles in orde,' knikte hij. 'Dit is mijn collega, meester Kit Fisto.'

De soldaat keek Kit aan met een emotie die Obi-Wan meteen herkende: respect. 'Generaal Fisto, het is een eer met u te kunnen dienen.' Fascinerend. Tegen Obi-Wan was de kloon alleen maar beleefd geweest. Zijn lichaams­taal tegenover Kit verried dat hij een veel grotere achting voor hem had. Obi-Wan raadde al snel waarom: de kloon had opnamen gezien van Kits gevecht met de droid. Als er iets was wat een soldaat respecteerde, was het de bekwaamheid van een andere krijger.

'Kapitein,' zei Kit. Uit de toon waarop hij antwoordde bleek dat Kit op zijn beurt respect had voor de kloonsoldaat. Des te beter. Kit was altijd klaar voor actie. Obi-Wan werd geplaagd door een constante aandrang de reden voor zijn missies te begrijpen — Kit daarentegen hoefde alleen maar een doelwit te hebben. Hij benijdde de besluitvaardigheid van de Nautolaan.

De kloonsoldaat wendde zich tot zijn vier mannen. 'Breng de uitrusting aan boord,' zei hij. Ze haastten zich te gehoorzamen.

Kit wendde zich tot Obi-Wan. 'Ze zijn volstrekt gehoorzaam,' merkte hij op, misschien opnieuw Obi-Wans gedachten radend.

'Omdat ze daarvoor opgeleid zijn,' zei Obi-Wan. 'Niet omdat ze daar op eigen kracht toe besloten of voor gekozen hebben.'

Kit keek hem bevreemd aan en zijn tentakels trilden. Daarna gingen Obi-Wan en de Nautolaan samen aan boord van het schip en maakten zich klaar voor de reis.

Binnen enkele minuten was alle bagage aan boord, waren alle controle­lijsten afgewerkt en was aan alle protocollen voldaan. Het schip zoemde, verhief zich van het platform, scheurde zich met explosieve acceleratie los van de zwaartekracht van Coruscant en spoedde zich door de wolken om­hoog.

Obi-Wan trok een gezicht. Zijn reis uit Forscan-6 lag nog martelend vers in zijn geheugen, maar het was beter dan vliegen met een vreemde aan het stuur. Niettemin was de beste optie wat hem betrof gewoon op de grond blijven.

Obi-Wan zocht zijn weg naar de neus van het schip en liet zich op een versnellingsbank zakken, terwijl het schip verder klom. De wolken verdwe­nen en de hemel werd helderblauw. Toen verdween het blauw eveneens en vlogen ze de onafzienbare zwartheid van de ruimte in.

Boven de zachte ronding van de horizon zweefden twaalf gigantische transportschepen die kloonsoldaten van de bunkers op Coruscant naar Vandor-3 brachten, de op een na dichtst bevolkte planeet in Coruscants zonnestelsel. Hij had gehoord dat de oceaan op Vandor-3 een meedogen­loos proefterrein voor kloonsoldaten was. Hij had er ambtenaren over ho­ren praten alsof het een winst-en-verliesrekening betrof. Obi-Wan vond dat obsceen, maar hij wist ook niet wat ze anders moesten doen. Wat was goed en wat was verkeerd in hun huidige situatie? De Separatisten konden einde­loze aantallen robots van hun montagebanden laten rollen. Moest de Repu­bliek dan vergelijkbare legers van levende wezens rekruteren of inlijven? Jango Fett, het genetische sjabloon voor het glr, deed niets liever dan de gevaarlijkst mogelijke situaties opzoeken — de puurste krijger die ooit ge­leefd had. Was het verkeerd om zijn 'kinderen' hetzelfde pad op te sturen?

Kit stond achter hem. 'Het enige wat ze doen is zich voorbereiden op oorlog,' zei hij, opnieuw haarzuiver aansluitend op Obi-Wans gedachten.

Obi-Wan glimlachte. Het Jedi-vermogen tot anticiperen. Alleen manifes­teerde het zich nu op een ander gebied. Hij voelde dat zijn geest zich tegen wil en dank ontspande en hij hoopte in staat te zijn gebruik te maken van Kits gevoeligheid tijdens de zware dagen die hun wachtten. Wat voor leven is dat?'

'Een soldatenleven,' zei Kit, alsof dit het enig mogelijke of wenselijke antwoord was.

En misschien was het dat ook.

Uiteraard had hij zelf ook genoeg weefsel in de melkweg achtergelaten om de meesterkloners van Kamino in staat te stellen een volstrekt ander leger te creëren. Voor welk doel zou het ingezet zijn als dat er ooit van gekomen was?

Hij lachte bij de gedachte, en hoewel de Nautolaan in een onuitgespro­ken vraag een wenkbrauw optrok, hield Obi-Wan zijn duistere gedachten voor zich.

11

Twee uur lang hadden Obi-Wan Kenobi en Kit Fisto met hun lichtzwaarden geoefend, hun tempo langzaam en gestaag opvoerend. De lucht in het laadruim knetterde en had een metaalachtige geur, terwijl hun lichtzwaarden de vochtigheid verdreven.

Het leven van een Jedi draaide om zijn of haar lichtzwaard. Er waren personen die kritiek hadden op het wapen, die zeiden dat een straler of bom efficiënter waren en het soldaten makkelijker maakte op afstand te doden. Personen die met statistische ogen naar dit soort dingen keken, beschouw­den dat als een belangrijk voordeel.

Maar een Jedi was geen soldaat, geen huurmoordenaar en geen doder, ook al werden ze van tijd tot gedwongen dat soort rollen aan te nemen. Voor Jedi-ridders was de interactie tussen Jedi en de betreffende levensvorm een essentieel aspect van het energieveld waaraan ze hun kracht ontleenden — schip tegen schip, bewust tegen niet-bewust of krijger tegen krijger, dat maakte geen enkel verschil. De interactie zelf creëerde een web van energie. Een Jedi beklom dat, bereed het, putte er kracht uit. Als een Jedi zich binnen het bereik van een tegenstander bevond, balanceerde hij op de grens tussen leven en dood.

Obi-Wan en Kit oefenden al een uur, zoekend naar gaten in eikaars verdediging. Obi-Wan ontdekte al snel dat Kit een betere zwaardvechter was, verbazend agressief en intuïtief vergeleken met Obi-Wans doordachtere stijl. Maar de Nautolaan bracht zichzelf opzettelijk in het nadeel. Hij verwaarloosde zijn balans en benadrukte zijn met-dominante kant om zich­zelf aldus te dwingen honderd procent alert te zijn — een alertheid die alleen maar mogelijk was als je leven gevaar liep. Je onder dat soort druk ontspan­nen en je bewust te zijn van het vloeien van de Kracht was de ware weg naar het meesterschap. Kit, een meester uit het district Sabilon op Glee Anselm, was een beoefenaar van Vorm I lichtzwaardvechten — de oudste vechttechniek die de Jedi kenden en gebaseerd op oude zwaardtechnieken. Obi-Wans eigen Padawaan, Anakin, gebruikte Vorm V, waarin kracht de grootste rol speelde. De dodelijke graaf Dooku had Vorm II gebruikt, een elegante, precieze stijl met de nadruk op de exactheid van de zwaardbewegingen. Obi-Wan zelf was gespecialiseerd in Vorm III. Deze vorm was ontsproten aan de opleiding straalschichten afweren en gaf de gebruiker de grootste defensieve bescherming.

Urenlang dansten de twee zonder muziek, beginnend met een reeks vastgelegde acties en tegenacties die ze onder leiding van meester Yoda in de Tempel geleerd hadden. Toen ze aan eikaars ritme gewend raakten, kreeg hun oefening geleidelijk de vorm van een spontaan treffen. Langzaam, van minuut tot minuut, voerden ze hun tempo op. Ze doorbraken het ritme, veranderden hun aanvalshoek, gebruikten schijnbewegingen en afleidings­manoeuvres, charges en snelle niveauwisselingen en betrokken willekeurige elementen uit de omgeving in het gevecht: meubilair, wanden, gladde vloe­ren. Een toeschouwer zou zeker gedacht hebben dat de twee elkaar naar het leven stonden, maar de Jedi wisten dat ze verdiept waren in het diepste en prettigste aspect van het Jedi-spel: lichtzwaarddansen.

Op het hoogtepunt stiet Kit een sissend geluid uit, meer tegen zichzelf dan tegen Obi-Wan, deed een stap terug, staakte het gevecht en zette zijn lichtzwaard uit.

Obi-Wan deed hetzelfde. 'Wat is er, mijn vriend?' vroeg hij.

'De biodroid,' zei Kit met hoorbare woede in zijn stem. 'Ik had het beter moeten doen.'

Je was briljant. Wat kon je nog meer gedaan hebben?'

Kit ging met een plof zitten en legde zijn gladde groene onderarmen op zijn knieën, terwijl zijn tentakels draaiden en kronkelden als een nest boze zandadders. 'Ik had dichter naar de grens moeten gaan,' zei hij, terwijl de irissen van zijn ooglidloze ogen steeds groter werden en leken te gloeien. 'Ik had me aan de Kracht moeten overgeven, onvoorspelbaarder moeten zijn. Willekeuriger.'

Obi-Wan hoorde de bezorgdheid in de stem van de Nautolaan. Vorm I was wild, rauw... en dodelijk. Maar hij vereiste ook meer emotionele hitte dan Obi-Wan lief was. 'Dat zou gevaarlijk geweest zijn,' zei hij, zorgvuldig zijn woorden kiezend. 'Niet voor je lichaam misschien, maar voor je geest.'

Kit keek hem aan en zijn irissen werden weer kleiner. 'Dat is de manier van Vorm I.'

Obi-Wan wist dat hij voorzichtig moest zijn. Een vechttechniek was een uiterst persoonlijke keuze. 'Inderdaad,' zei Obi-Wan, 'maar Vorm I stelt jou zelf ook aan grotere risico's bloot, mijn vriend.'

Kit deed er even het zwijgen toe en knikte toen amper waarneembaar. 'We nemen allemaal risico's.'

Tegen die simpele waarheid had Obi-Wan geen verweer. Dat was het precies: Kit wist dat Vorm I hem aan groter gevaar blootstelde, maar zijn plichtsbesef maakte dat lonend. Obi-Wans toch al aanzienlijke respect voor de Nautolaan nam nog toe. De beste oplossing op dit moment was Kit helpen aan iets anders te denken. Hij richtte zich op en klapte energiek in zijn handen. 'Maar kom! Als we willen dat onze list slaagt, moeten we nog wat meer oefenen. En daarna moet ik verder werken aan de lichtzweep.'

Dat vooruitzicht leek Kits humeur te verbeteren. Wanneer is hij klaar om uit te proberen?'

Obi-Wan zuchtte. 'Ik heb er eerlijk gezegd nooit een gebouwd, maar ik heb een premiejager er een keer een zien gebruiken, in de Koornacht Clus­ter. De theorie is duidelijk genoeg en in de archieven heb ik een tekening gevonden. En denk eraan: als het noodzakelijk blijkt clandestiene acties te ondernemen, moet alle verdenking op graaf Dooku vallen. Als iemand je een lichtzwaard ziet gebruiken, weten ze meteen dat je een Jedi bent.'

'Minder praten,' zei Kit grinnikend. 'Meer oefenen.'

Ze hervatten hun dans, zich beiden bewust van de verschillen tussen hen, maar vrede hebbend met het contrast. Ze vochten door tot de inspanning alle gedachten uit hun bewuste geest verdreef, tot alle discussies vergeten waren, tot alleen nog de pure vreugde overbleef, samen en apart, van het bewegen op de manier van de Kracht.

12

Na afloop van hun oefensessie verfriste Obi-Wan zich en trok schone kleren aan. Daarna ging hij naar de salon benedendeks. In de salon, een comfortabeler ruimte dan de formele eetzaal in het voorschip, trof hij procureur Snoil aan. De procureur werkte aan twee computerstations tege­lijk en zijn twee oogsprieten bestudeerden elk een ander hologram.

'Een nuttige vaardigheid,' zei Obi-Wan vlak achter het rechteroor van de procureur. 'Kunt u die gegevens allebei tegelijkertijd verwerken?'

Snoil draaide zich geschrokken om. 'Meester Kenobi! Ik had u niet ge­zien. En wat uw vraag betreft... jazeker, wij kunnen onze aandacht verdelen tussen onze twee hersenhelften. Maar de gegevens worden pas volledig geïntegreerd tijdens de slaap.' Snoils vochtig glimmende gezicht rimpelde van oprechte bezorgdheid. 'Overigens ben ik blij dat u hier bent. Ik hoopte dat we zouden kunnen overleggen.'

Waarover?'

'Deze verdragen!' Zijn falsetstem werd bijna een gil. 'Een nachtmerrie! Het is nooit de bedoeling geweest dat Ord Cestus een industriële groot­macht zou worden. Toen het gevangeniscomplex gebouwd werd, gaf Co­ruscant het zeer gunstige handelsvoorwaarden, omdat het de bedoeling was dat de gevangenis zichzelf zou bedruipen en geen belasting zou vormen voor de Republiek.'

'En nu?'

'En nu bestaat de gevangenis alleen nog maar als een wettelijke fictie, een definitie die zover is uitgebreid dat ze de hele planeet beslaat. Cestus ver­koopt goederen met een gevangenislicentie.'

Snoil zweeg en zijn oogsprieten zwaaiden bijna hypnotisch heen en weer. Hij hield zijn hoofd enigszins scheef, alsof hij plotseling een inval gekregen had. Toen hij verder ging, klonk er hernieuwde geestdrift uit zijn stem. 'Delicaat. Delicaat. Als we dreigen hun activiteiten op te schorten terwijl hun status onderzocht wordt, zal dat waarschijnlijk tot paniek leiden.'

'En ze recht in Dooku's armen drijven,' zei Obi-Wan hoofdschuddend. 'Dat is niet direct wat we willen.'

'Inderdaad,' antwoordde de Vippit. Daarna ging hij met zachtere stem verder: 'Maar eigenlijk maakte ik me meer zorgen over iets anders.'

Wat dan wel?'

'Tja... het is mijn Tijd,' zei hij, de nadruk leggend op het laatste woord.

'Voor kinderen?'

Snoil knikte nadrukkelijk. 'Jazeker. Meester Obi-Wan, ik ben zo gelukkig dat u me geroepen hebt. Ik sta al jaren vreselijk bij u in het krijt.'

Obi-Wan lachte. We zijn vrienden. U bent me niets verschuldigd.'

'U hebt mijn leven gered,' zei Snoil hartstochtelijk, terwijl zijn oogsprie­ten wild heen en weer zwaaiden. 'Ik stond onder contract op Rijel-12 toen de clans in opstand kwamen. Als u de republikeinse staf niet geëvacueerd had, zou mijn lege schild daar nog steeds liggen.'

Tja, het was waar dat Obi-Wan daar destijds een hachelijke situatie opge­lost had, maar...

Snoil hield voet bij stuk. 'Ik kan pas trouwen als ik die schuld gedelgd heb.'

Obi-Wan kon niet wachten op nadere uitleg. De wonderen van de melk­weg hielden nooit op hem te verbazen en te amuseren. 'O nee? Waarom dan niet?'

Snoils stem verried oprecht verdriet. 'Omdat u me op elk willekeurig moment kunt vragen u een wederdienst te bewijzen. Geen enkele vrouwe­lijke Vippit van stand zou zich aan me binden zolang ik die schuld niet afbetaald heb, omdat ik dan niet voor de volle honderd procent met haar kan onderhandelen.'

'Is dat het gebruik op uw planeet?'

Snoil knikte.

Obi-Wan lachte vrolijk. Wel, mijn vriend, dan is mijn vertrouwen in onze missie zojuist met sprongen gestegen, want het betekent dat u meer redenen hebt om dit karwei te klaren dan ik.'

13

In de driehonderd jaar sinds de toetreding van Cestus tot de Republiek was de inheemse bevolking met negentig procent geslonken, terwijl het aantal immigranten tot verscheidene miljoenen opgelopen was. Hun behoeften verschilden dermate van die van de oorspronkelijke bevolking dat ze zonder interstellaire handel zouden verhongeren of tot armoede zouden vervallen of zouden moeten verhuizen.

Honderden jaren geleden was Cestus een wereld van geelbruin zand en koperachtige heuvels geweest, bedekt met rots, een paar poelen blauw op­pervlaktewater en de kartelige ruggen van continentale bergketens. In zijn onvruchtbare bodem groeiden vele soorten taaie planten die zich handhaaf­den door het gesteente met de zuren in hun wortels af te breken tot ver­teerbare voedingsstoffen. De belangrijkste van die planten waren achthon­derd soorten eetbare en medicinale paddestoelen waarvan er nog nooit een geëxporteerd was.

Door het beschikbare water rigoureus te filteren en diverse voedings­stoffen aan de bodem toe te voegen was de oorspronkelijk zo onvruchtbare grond geschikt gemaakt voor de verbouw van ruim twintig voor consump­tie geschikte groenten. Na vijftien generaties landbouw gingen de bruine vlakten op verschillende plaatsen schuil onder groene gewassen, soms zo dicht dat ze vanuit de ruimte te zien waren.

Moeilijker was het om vanuit een ruimteschip de industriële gebieden te zien waar de Baktoidwapens of de gevreesde biodroids geproduceerd wer­den. Ook zou een waarnemer in de ruimte geen enkele reden hebben om te denken dat deze afgelegen planeet een centrale rol zou spelen in een drama dat de hele melkweg omspande. Maar moeilijk te geloven of niet, dit was de ontnuchterende waarheid.

Hun transportkruiser maakte zijn eerste landing in een deel van de Dashta- vlakte waar ze de minste elektromagnetische activiteit gevonden hadden, een teken dat er geen of weinig vaste bewoners waren. De bezoekers had­den geen behoefte aan nieuwsgierige ogen. Ze hadden een karwei op te knappen waarbij geen pottenkijkers gebruikt konden worden.

Een uur lang droegen de kloonsoldaten kratten en rugzakken vol bagage het schip uit. Kit stond erop zijn eigen spullen te dragen en de soldaten maakten geen bezwaar: de Jedi was twee keer zo sterk als zij. Obi-Wan had een groot deel van de reis gewerkt aan het wapen dat nu opgerold aan Kits riem hing. Kit had de naam uitstekend te kunnen improviseren en binnen enkele uren hanteerde hij de lichtzweep alsof hij ermee geboren was.

Obi-Wan wendde zich tot Kit en stak zijn hand uit. 'Tja,' zei hij, 'hier scheiden onze wegen zich.'

'Voorlopig,' zei Kit. We zullen ons basiskamp opzetten in de grotten ten zuiden van hier en over een dag zouden we klaar moeten zijn om in actie te komen. Dan zijn we op alles voorbereid.'

'Daar twijfel ik geen moment aan,' zei Obi-Wan. 'Berichten via obscure onderhoudsfrequenties voor astrotechnici zullen de veiligheidsdienst waar­schijnlijk ontgaan. We zullen onze gesprekken vermommen als modulaties van de normale draaggolven.'

Kit knikte, maar de glimlach op zijn lippen werd niet weerspiegeld in zijn ogen. 'Een goed idee. Moge de Kracht met je zijn.'

Er zat weinig anders op dan te maken wat er van de situatie te maken viel. Obi-Wan tuurde naar de horizon, naar de spiralende, kolkende zandhozen. Nog verder weg kroop een roestkleurige wolk over de grond. Van deze afstand gezien zag die er onschuldig en aantrekkelijk uit, maar in werkelijk­heid was het een van de zandstormen die het leven op Cestus zo gevaarlijk maakten. Obi-Wan begreep precies waarom ze Cestus als gevangenis geko­zen hadden.

De vier resterende kloonsoldaten bleven achter met Kit. Obi-Wan ging terug aan boord en het luik sloot zich hermetisch achter hem. Hij gespte zichzelf in de lege stoel naast ct-x270, controleerde of Doolb Snoil veilig ingesnoerd was en knikte. Wegwezen maar, Xutoo,' zei hij.

Kit controleerde de instrumenten op zijn Aratech 74-z speederbike, een aangepast militair voertuig met de wendbaarheid van een havikvleermuis en een topsnelheid van meer dan vijfhonderd kilometer per uur. Het rijden erop deed de Nautolaan denken aan stormzwemmen, een van zijn favoriete sporten. De vier verstelbare stuurvinnen waren uitstekend afgesteld en rea­geerden op de lichtste aanraking. De repulsorliftmotoren zoemden als demicots en hadden geen enkel probleem met de zware bagagezakken die aan de zijkanten vastgesnoerd waren. Alle brandstofcellen waren vol, alle instru­menten werkten. Goed. Hij stak een hand omhoog en de kloonsoldaten bestegen hun speeders alsof ze die manoeuvre een maand lang geoefend hadden. Hij haalde diep adem. Vuur brandde in zijn aderen toen zijn twee harten hun ritme aanpasten om hem klaar te maken voor actie. Dit was het moment waarvoor hij leefde, de stilte voor de storm. Net als bij het zwem­men tijdens een van de onvoorstelbaar woeste orkanen op Glee Anselm of het beoefenen van Vorm I was de storm zelf de test, de uitdaging om te zien of hij in de wervelwind zijn evenwicht kon bewaren. Hij was nog nooit gevallen. Op een dag zou dat zeker gebeuren, zoals met alle stervelingen. Maar niet vandaag, dacht hij met een woeste grijns. Niet vandaag.

Hij gaf gas. Het zoemen zwol aan tot een diep gegrom toen de speeder opsteeg.

In perfecte formatie zweefde het vijftal via geulen en rivierbeddingen door een wildernis van laag bruin struikgewas.

Hun snelheid was te groot om iets van de onmiddellijke omgeving te zien, maar Kit genoot niettemin van het landschap. Aan de horizon zag hij de omtrekken van een karavaan die over het met struiken bedekte rotsland­schap kroop. De speederbikes vlogen te laag om gezien te worden, zo laag dat de bikes achter hem door stofwolken verzwolgen werden, zodat geen enkele scanner ze zou opmerken.

Ze vlogen over een groepje nomadische X'Ting heen, het insectachtige volk dat ooit de hele planeet gedomineerd had. Ze hadden nog steeds enige politieke macht, maar hun aantal was geslonken tot slechts enige tiendui­zenden zielen. De nomaden hieven hun vuurrode armen en gebaarden naar de rij voorbij razende speederbikes.

Opnieuw niets om echt over in te zitten. Hij praatte zichzelf aan dat dit geen slecht voorteken was. Het was puur toeval dat ze midden in zo'n desolate streek Cestianen tegengekomen waren. De inheemse nomaden hadden vrijwel geen technologie en gebruikten geen apparaten die straling binnen het elektromagnetische spectrum verspreidden. Niets om zich zor­gen over te maken...

Cestus had iets wat Kit aantrok. Het landschap maakte hem bewust van de worsteling van het leven tegen een meedogenloze natuur. Het deed hem denken aan het oppervlak van zijn thuisplaneet: een onherbergzaam land­schap dat ontzagwekkend moedige mensen voortbracht. Afgezien van het ontbreken van enorme woelige oceanen had hij voor hetzelfde geld hier geboren kunnen zijn.

Op de speeder achter hem vloog Nate over hetzelfde landschap, verdiept in zijn eigen gedachten. De vvc-kapitein speurde elk hoekje en gaatje af naar mogelijke hinderlagen, bunkers, trajectlijnen... hij zag alles, alles wat in zijn ogen betrekking had op zijn taak. Er was geen ruimte voor iets anders in zijn geest en hij had ook niets anders nodig.

Kilometer na kilometer spoedden ze zich naar hun doel — het Dashtagebergte ver in het westen.

14

Na een baan opgezocht te hebben die het aannemelijk maakte dat ze van Coruscant kwamen, vloog ct-x270, wiens bijnaam 'Xutoo' was, het schip opnieuw de atmosfeer van Cestus in. Het communicatiepaneel van de krui­ser kwam tot leven en de automatische signaalontvangers decodeerden de landingsinstructies.

Ze vlogen recht naar de hoofdstad, ChikatLik, een X'Ting woord dat 'het centrum' betekende. Xutoo bediende de besturingstoestellen met groot zelfvertrouwen, alsof hij als piloot geboren was.

En eigenlijk was dat min of meer ook zo.

Ze daalden af door het geelbruine hart van een kolkende, kilometers brede stofwolk die het oppervlak onder hen verduisterde. De geleidings­computer projecteerde lijnanimaties van hun einddoel en toonde meer de­tails dan Obi-Wan met het blote oog kon zien. Een van de opvallendste kenmerken van Cestus was het gigantische netwerk van tunnels als gevolg van vulkanische activiteit, watererosie en millennia van graafwerk door de eens zo talrijke X'Ting nesten. De tunnels en grotten maakten Cestus de perfecte keus voor een gevangenisplaneet, en op dit moment daalde het schip af in een van de bredere lavakanalen.

Toen ze de tunnel binnengingen, werd de lucht helderder en konden ze voor het eerst tijdens hun landing op hun eigen ogen vertrouwen. Even later zagen ze dat de wanden van de tunnel bedekt waren met aangename schil­deringen en reliëfs. Obi-Wan zag in het voorbijgaan dat er ook teksten op gekrabbeld stonden, maar voordat hij ze kon lezen maakten de schilderin­gen plaats voor netwerken van pijpen en stalen buizen die duidelijk het resultaat waren van eindeloze generaties arbeid.

Ook zag hij tot zijn bewondering dat de arbeiders hun uiterste best gedaan hadden de oorspronkelijke schoonheid van de tunnel te bewaren. Hoewel het werk van stervelingen erg mooi kon zijn en vaak ook mooi was, had de natuurlijke wereld iets wat Obi-Wan speciaal raakte, alsof die getuig­de van de waarheid en diepte van de Kracht die zich niet door bewuste inspanning lieten vatten.

Ze zoefden een andere tunnel in en sloegen linksaf. Fel kunstlicht scheen om de hoek en heel even was Obi-Wan volledig verblind.

De kantoren en appartementen van ChikatLik pasten zo volmaakt bij de vulkanische structuren dat je amper kon zien waar het gesteente ophield en de bouwsels begonnen. Hij zag duizend verhoogde wegen en voetpaden, maar weinig luchtverkeer. Langs veel van de kronkelende paden, die zo te zien van steen waren, liepen bewegende trottoirs, een plaatselijk transport­middel dat in de loop der jaren organisch gegroeid leek te zijn, zodat er een bedrijvigheid heerste in de stad die deed denken aan de activiteit binnen een levend lichaam onder een microscoop.

Het schip daalde af tussen de torens en wegen en vloog naar een centraal gelegen landingsplatform aan de rand van hun bestemming, een soort grote woonwijk. Waar de vulkanische rots bedekt was, hadden de wanden de textuur van ruw grijs of zwart durabeton, mogelijk een product van het spijsverteringssysteem van de nestbouwers.

Toen het schip vrijwel zonder schokken geland was, zagen ze op een van de zijschermen een rij geüniformeerde menselijke mannen in de houding staan. Obi-Wan wist dat Xutoo de hoofdaandrijving al uitgeschakeld had, zodat er geen gevaar was dat hun landing door ontsnappende hitte of straling ontsierd zou worden.

Doolb Snoils smaragdgroene oogsprieten trilden van opwinding. 'Kijk eens, een erewacht!'

'Inderdaad,' zei Obi-Wan. 'Ze krijgen hier in de Ring kennelijk niet vaak bezoek uit Coruscant. Ik vrees dat ze hier meer van maken dan een zaken- gesprek.'

'Ah,' zei Snoil. We kunnen veilig aannemen dat er nog restanten zijn van de oude zwermgebruiken. Bereid u voor op allerlei ingewikkelde en verwar­rende beleefdheidsbetuigingen, meester Jedi.'

Obi-Wan lachte. Snoil had gelijk: hij was geen simpele vredestichter. Vandaag was hij een ambassadeur, een gezant van de centrale regering, een rol waarbij hij zich, hoe ongaarne ook, neer zou moeten leggen.

De bewakers waren bijna-menselijke Kiffar, die onmiddellijk in de hou­ding sprongen toen de deur openging en de loopplank uitgeschoven werd. 'Meester Kenobi, het is mij een genoegen u in ChikatLik te verwelkomen,' zei de dichtstbijzijnde veiligheidsagent. 'Ik heb zojuist bericht gekregen dat de Regentes in vergadering is. Zwermzaken. Ze komt vanavond terug en zal u morgen ontvangen.'

Obi-Wan knikte wijs en Snoils oogsprieten wipten op en neer van genoe­gen.

Een orkest bestaande uit een bonte verscheidenheid van droidmusici schalde een potpourri van piep- en toetermuziek, ongetwijfeld het planetai­re volkslied van Cestus, terwijl Obi-Wan, Snoil en hun astrotechnici de loopplank afdaalden. Vervolgens bracht het orkest een redelijk acceptabele versie van het officiële volkslied van de Republiek, 'Alle Sterren Geboren Als Een', ten gehore. Ooit had het horen van dit lied Obi-Wans hart sneller doen kloppen, maar de laatste paar maanden werkte het hem op de zenu­wen.

Toen het orkest uitgespeeld was, salueerde de erewacht van Kiffar op­nieuw. 'Dank u,' zei Obi-Wan, terwijl Snoils oogsprieten, die meegezwaaid hadden op de maat van de muziek, stilvielen. Je kon niet ontkennen dat het een opwekkend deuntje was.

Welkom op Cestus, generaal Kenobi en procureur Snoil.'

Obi-Wan knikte. 'Dank u, sergeant. Ik hoop dat al onze zaken snel afgehandeld zullen zijn zodat ik de kans zal krijgen om voor mijn vertrek de schoonheid van uw wereld te proeven.'

De woorden kwamen er zo gladjes uit dat Obi-Wan in zichzelf moest lachen. Er was warempel een redelijk goede politicus aan hem verloren gegaan. Vredestichters en makelaars in politieke macht moesten met elkaar overleggen om een basis voor een akkoord te vinden, en nu hij dat pad toch gekozen had...

Met die gedachte in zijn hoofd en een flauw glimlachje om zijn lippen liet Obi-Wan zichzelf en Snoil naar een spoorweg brengen die boven de han­gende transportbanen liep. Ze stapten in een karretje en reden weg. Twee droids haalden hun bagage uit het schip, legden die in een ander karretje en stuurde het achter hen aan.

'Er zijn weinig gebouwen op het oppervlak van de planeet,' zei Snoil. Waarom?'

'De natuurlijke grotten lieten zich uitstekend gebruiken als gevangenis en boden bovendien bescherming tegen zandstormen en inheemse aanval­lers. Dat was lang geleden,' antwoordde de sergeant.

'En nu?' vroeg Obi-Wan.

'En nu?' Hun gids haalde zijn schouders op. 'De epidemieën resulteerden in een groot aantal lege nesten en daar hebben we dankbaar gebruik van gemaakt.'

Veel van de gebouwen en constructies leken op natuurlijke stalactieten en stalagmieten, maar hier en daar zag je andere artistieke of architectoni­sche uitingen: hoekige en rechtlijnige constructies die getuigden van vele culturele invloeden.

Ze naderden een uitzonderlijk grote en fraai bewerkte rotswand, die bij nader inzien een gebouw bleek te zijn. 'Onze bestemming,' zei de bewaker.

Wat is het?' vroeg Obi-Wan. Het gebouw was bijna een kilometer breed, het grootste bouwwerk dat Obi-Wan ooit op een Ringwereld gezien had — zo groot dat hij het in eerste instantie aangezien had voor een deel van de wand van de grot.

'De Grote ChikatLik was de eerste gevangenis die hier gebouwd werd,' zei hun gids. 'Vijftig jaar geleden werd het gerestaureerd en nu is het ons beste hotel.'

Nu zag Obi-Wan het veel duidelijker: het resultaat van een paar eeuwen aanbouwen en uitbreiden was verwerkt in een groot nieuw bouwsel dat het midden hield tussen een insectennest en een gigantisch kantorencomplex en veel meer was dan een geforceerd samenraapsel of een organisch ont­werp. Indrukwekkend.

Hun karretje draaide naar rechts, reed een soort lavakanaal in en kwam uit in de foyer van het hotel. Het interieur was letterlijk grotachtig, want de foyer was gebouwd rond een lichtgevende natuurlijke geiser. Liftschachten torenden op door watervallen van bevroren kalksteen.

De zilverkleurige protocoldroid-conciërge kwam naar hen toe, bijna ril­lend van opwinding. Welkom! U bent te gast in het meest luxueuze hotel op Ord Cestus.'

Snoils vlezige lippen krulden waarderend. 'Na al die dagen in de shutde is het goed om een fatsoenlijke kamer te hebben in plaats van een hut,' piepte hij.

Twee X'Ting piccolo's verschenen op het moment dat hun bagagekarre­tje achter hen binnenrolde. De X'Ting hadden een dofgouden kleur, een ovaal bovenlijf en dunne, spichtig aandoende benen. 'Breng deze zeer spe­ciale gasten naar hun kamers,' zei de droid. Mogelijk dromend van vette fooien van de eminente gasten droegen de piccolo's de bagage gretig naar droidkarretjes, die ze vervolgens naar de turboliften rolden. Obi-Wan zag dat een van de X'Ting een naamkaartje droeg met het opschrift fizzik.

De liften bevonden zich aan de binnenwand van de grot en stegen snel maar gelijkmatig omhoog. Boven aangekomen draaiden ze een halve slag, zodat de deuren, toen ze opengingen, uitkwamen op een brede gang.

De X'Ting piccolo's pakten de bagage van de karretjes en brachten die naar de suite. De droid maakte een buiging. 'Ik hoop dat dit onderkomen naar uw zin zal zijn.'

Obi-Wan richtte zijn antwoord meer tot de piccolo's dan tot de droid. 'Ik weet zeker dat we dik tevreden zullen zijn.'

'Misschien wilt u de stad verkennen voordat de regentes komt.'

'Dat is bijzonder attent van u. Ik ben ervan overtuigd dat we ons zullen vermaken.'

De protocoldroid vertrok en beduidde Fizzik en de andere X'Ting mee te gaan.

Doolb Snoil deed zijn mond open om iets te zeggen, maar de Jedi stak een vinger op om hem tot stilte te manen. Hun astrotechnicus begon de kamer te doorzoeken op afluisterapparatuur, terwijl Obi-Wan met trage, beheerste gebaren zijn bagage uitpakte.

Welke kamer zal ik nemen?' vroeg Snoil.

'Die met het beste uitzicht,' zei Obi-Wan. 'Als ik me goed herinner, wilde u van het stadsschoon genieten...' Hij wilde in dezelfde trant verder gaan, maar gelukkig gaf op dat moment hun astrotechnicus met een pieptoon te kennen dat alles in orde was.

'Ik geloof dat het veilig is. Deze kamer is vrij van afluisterapparatuur of scanners. Onze technicus zal ons waarschuwen als er verandering in komt.'

'De Broedmeester zij dank,' zei Snoil, een van zijn voorhoofden afve­gend. 'Ik moet u eerlijk bekennen, meester Obi-Wan, dat ik dit gespioneer hoogst onaangenaam vind.'

'Daar hoeft u niet over in te zitten,' zei Obi-Wan. 'U kunt gewoon uw werk doen, en ik doe het mijne.'

'En wat denkt u dat er nu gaat gebeuren?'

Obi-Wan ging naast Snoil zitten en zette zijn gedachten op een rijtje, terwijl hij probeerde alles wat ze sinds hun aankomst gezien en gehoord hadden te verwerken. 'Zoals we al eerder zeiden: we gaan naar de rechtbank en daarna zien we wel verder.'

'En als onze pleidooien aan dovemansoren gericht zijn?'

'Dan...' zei Obi-Wan bedachtzaam, 'dan wordt het ingewikkelder.'

15

Kit Fisto, Nate en Nates drie wapenbroeders waren onopgemerkt in het Dashtagebergte aangekomen en onderzochten het gebied dat hun mysteri­euze contactpersoon Sheeka Tuil had aangegeven. Het door Tull uitgeko­zen object was een grot die verborgen zat onder een overstekende rotsrand en uitkwam op een breed, plat rotsplateau dat in geval van nood als lan­dingsplatform zou kunnen dienen, hoewel de officiële verzamelplaats om veiligheidsredenen honderden meters onder de grot lag.

Op het eerste gezicht leek de grot ideaal, maar Kit liep voorzichtig en met trillende tentakels naar binnen. Net binnen de ingang lag het harige, uitgedroogde lijk van een viervoetig zoogdier dat bijna half zo groot was als een speederbike. Het had geen zichtbare verwondingen... was het simpel­weg de grot ingekropen om te sterven? Hij duwde het lijk opzij en liep verder. Geen levend wezen te bekennen. Zij tunnels strekten zich uit in alle richtingen. Grotvogels en een aantal gevleugelde reptielen scheerden rond zijn hoofd. In de hoeken groeide mos en zaten oude, stoffige spinnenweb­ben, maar Kit vond niets alarmerends.

'Misschien woont hier iets,' zei Nate, die achter hem aankwam.

'Misschien kunnen we beter een andere grot zoeken,' zei cr-12/74. Zijn bijnaam was Seefor.

'Pas als we contact gemaakt hebben met Tull,' zei Kit.

Het rotsachtige dal waarin ze zich bevonden en waar alleen maar de simpelste planten groeiden, onttrok hen aan het oog van eventuele waarne­mers, en ze brachten hun eerste uren door met het opzetten van hun kamp en het bouwen van hun slaapbarak uit prefabpanelen. Ze gingen zo op in hun werk dat ze de eerste grotspin amper opmerkten.

Kit vervloekte zichzelf dat hij de webben of het leeggezogen en uitge­droogde lijk niet herkend had voor wat ze waren, maar toen het eerste  achtpotige monster uit de schaduwen te voorschijn sprong en zich op Sirty wierp, kwam de Nautolaan meteen in actie. De spin krijste toen het licht­zwaard door een poot hakte. De kloonsoldaat wierp de spin van zich af en doorboorde hem drie keer met zijn straler voordat het beest de grond raakte.

Ze hadden amper tijd om zichzelf te feliciteren: nog eens zes grotspinnen, even groot als de eerste, kwamen uit het donker gekropen.

Kit beval zijn soldaten een carré te maken en hun stralers in de aanslag te houden toen hun achtpotige aanvallers verschenen. Ergens dieper in de grot was een nest, dat was duidelijk, en de spinnen reageerden op de bedrei­ging van hun territorium. Geen tijd om ergens spijt van te hebben. Alleen maar voor actie.

Een waterval van spinseldraden schoot naar de kloonsoldaat schuin te­genover Kit. Nate. De soldaat maakte een koprol en richtte zich op, en zijn straalvuur ranselde de rots boven de schuilplaats van de spin. Terwijl het ongelukkige beest onder vallende stenen bedolven werd, maakte Nate op­nieuw een koprol en rende naar een van de speederbikes.

Sloeg hij op de vlucht? Absurd. In heel de korte en spectaculaire geschie­denis van het glr had nog niet één kloonsoldaat ooit zijn plicht verzaakt, zich aan de strijd onttrokken of zelfs maar het bevel van een meerdere genegeerd. Maar toch...

Een groot, harig, achtpotig beest vlak achter hem nam sissend een sprong. Kit draaide zich bliksemsnel om en zijn lichtzwaard zoemde. De spin ontweek het zwaard, kwam op veilige afstand weer neer en zakte door zijn poten. Toen nam hij opnieuw een sprong en spoog vergif naar zijn tegenstander. Kit ontweek het gif en sloeg met zijn lichtzwaard een van de bijtende groene klodders weg. De vloeistof ging sissend op in stoom. Hij hoorde geritsel achter de rotsblokken voor zich en een zwerm jonge spin­nen, niet hoger dan Kits knie, kroop de grot in. Honger straalde uit hun glanzende ogen en het gif droop van hun tanden.

Uit een ooghoek zag hij iets achter zich bewegen, en toen hij omkeek, zag hij een gigantische rode wijfjesspin, half zo groot als een bantha, die hem met glinsterende ogen gadesloeg. Een generaal die haar troepen leidde.

Dit kon Kit begrijpen. Sinds het uitbreken van de Kloonoorlogen was hij eveneens generaal en beschikte hij eveneens over zijn eigen troepen. Kom op! grauwde hij geluidloos, terwijl zijn irissen groter werden. Hij plantte zijn voeten stevig op de grond en wachtte.

Nates speederbike sloeg meteen aan. Onder zijn capabele handen sprong het voertuig van de grond en raasde door de grot, langs alle hoeken en gaten scherend om de spinnen uit hun donkere schuilplaatsen te lokken. Ze spuugden draden en gif in zijn richting, maar bij elke uitval die ze maakten, konden zijn broeders op de grond ze beter op de korrel nemen. De grot vulde zich met vlammende laserschichten en het gieren van Kit Fisto's lichtzwaard terwijl de spinnen terugvochten. Hun lijven wierpen groteske, misvormde schaduwen op de wanden van de grot. De spinnen sprongen, sprintten en kropen. Ze spuugden gif dat door het pantser van de kloon­soldaten brandde en kleverige draden die hun armen en benen aan elkaar dreigden te binden. Maar het lukte ze niet de Geonosiscarré te breken, de formatie die het effect van zowel defensief als offensief vuur maximaliseer­de.

Nate zigzagde door de grot, de wendbaarheid van de speederbike gebrui­kend om verwarring te zaaien. Hun achtpotige tegenstanders waren sneller op de grond, maar leken zich geen raad te weten met zijn luchttactiek. Generaal Fisto stiet zo'n harde en hoge fluittoon uit dat Nates oren op twintig meter afstand tuitten. De andere kloonsoldaten renden naar hun speeder en even later scheerden ze allemaal op gillende, duikende, schieten­de speederbikes door de grot.

Nate genoot zo van de aanblik dat hij hardop lachte. Het was net alsof hij weer tegen de selenoom vocht: Je had er geen idee van met wie je in de clinch ging, hè?

Het lachen verging hem toen hij een nieuwe rij spinnen uit de bovenste grot zag kruipen. Wat ter wereld... ? Ze moesten op de grootste spinnenbroedplaats in het hele gebergte gestoten zijn. Dit was het ergste scenario, wat de kloonsoldaten tien procent noemden, maar het was te laat om het noodlot te vervloeken. Er zat weinig anders op dan vechten.

Minstens zes grote spinnen en tientallen kleinere waren omgekomen onder laserschichten, lichtzwaard en vallende rotsblokken, voordat ze zich krijsend terugtrokken. Het grootste exemplaar, het gigantische wijfje met de rode vacht, dekte de aftocht van de rest.

De kloonsoldaten wilden de achtervolging inzetten, maar de generaal stak zijn handen omhoog. 'Nee!' riep hij. 'Ze zijn verslagen. Laat het kroost gaan.'

Het wijfje keek de generaal aan en tot ieders verbazing liet ze even haar kop zakken alsof ze hem respect betuigde, alvorens zich terug te trekken in het donker en uit het zicht te verdwijnen.

De kloonsoldaten zetten de speeders aan de grond en tuurden in het donker om er zeker van te zijn dat ze zich niet vergist hadden, alvorens hun wapens terug in hun holster te steken.

'Onmiddellijk randsensoren opstellen,' zei generaal Fisto.

'Dus we blijven hier, generaal?' vroeg Nate.

Generaal Fisto's glimlach was allesbehalve fraai. 'We kunnen er gerust van uitgaan dat al deze grotten vol spinnen zitten. Van deze weten we in ieder geval dat hij veilig is.'

'Bovendien,' fluisterde Sirty tegen Nate toen generaal Fisto zich om­draaide, 'hebben we ervoor gevochten. Hij is van ons.'

Terwijl de anderen de grot gebruiksgereed maakten, pakte Kit Fisto zijn zender en liep naar een verlaten plekje vanwaar hij hun kamp niet kon zien. Daar ging hij op de grond zitten en activeerde zijn baken. Vijf seconden later zette hij het weer uit. Hij wachtte vijf minuten, zond zijn signaal op­nieuw vijf seconden uit en stelde de automatische monitor in om in dit tempo verder te gaan: vijf minuten uit, vijf seconden aan.

Een uur later hoorde hij een reeks piepjes in de juiste gecodeerde volg­orde. Hij zette de monitor uit en wachtte.

De zon raakte bijna de westelijke horizon toen een gehavend transport­schip uit zuidelijke richting aan kwam vliegen. Na een trage, moeizame cirkel beschreven te hebben, landde het in het struikgewas, waarbij het de hele omgeving verzengde. Die thermische inefficiëntie duidde op een oud model, dat bovendien maar matig onderhouden was.

Het toegangsluik ging open en een loopplank zakte naar de grond. Kit hoorde een pieptoon en even later stond er een menselijke vrouw op de loopplank.

Kit was niet de juiste persoon om de schoonheid van een mens te beoor­delen, maar afgaande op de bewegingen en houding van deze vrouw ver­keerde ze in ieder geval in een uitstekende lichamelijke conditie. Haar gave zwarte huid en glanzende korte haar duidden op een gezond immuunsys­teem en ze maakte een zeer wakkere en alerte indruk. Goed. Als hun plan­nen wilden slagen, zouden ze al deze hoedanigheden hard nodig hebben.

De vrouw bestudeerde Kit met een geërgerde uitdrukking op haar ge­zicht. 'Een Nautolaan. Nogal ver van de oceaan, niet?'

De Jedi kon er niet om lachen. 'Ik wacht,' zei hij.

Ze rolde met haar ogen. 'Nooit van humor gehoord. Oké: "Alderaan heeft drie manen".'

"En Demos Vier maar twee",' antwoordde Kit meteen.

Ze knikte alsof hij meer bevestigd had dan zijn identiteit. 'Sheeka Tull is de naam. Er was me verteld dat ik je kon verwachten.'

Wat hebben ze je precies verteld?'

Ze wreef met haar teen over de grond, een wolkje fijn, droog stof opwerpend. 'Ze zeiden dat ze bepaalde dingen uit mijn verleden zouden vergeten als ik jou hielp. Is dat zo?' Ze keek hem aan met een uitdagende fonkeling in haar ogen. Hij knikte en ze leek opgelucht. 'Goed. Wat heb je nodig?'

Wat ik nodig heb is een betrouwbare contactpersoon. Die grot zat vol spinnen.'

Ze schudde haar hoofd. 'Dit hele gebergte is vergeven van de spinnen, maar ik heb er niet één gezien toen ik de grot controleerde. Sorry.'

Kit keek haar doordringend aan, een krachtmeting van de wil. Sprak ze de waarheid? Ze was zijn contactpersoon. De beste tactici van de kanselier hadden haar voorgedragen. Hij had geen keus; hij moest haar vertrouwen. 'Goed. Ik wil praten met de anarchisten die zich Woestijnwind noemen,' zei

'Die hebben vorig jaar klop gehad,' zei Sheeka Tull. 'Wat wil je van ze?'

'Dat hoef je niet te weten,' antwoordde hij.

'Integendeel.' Haar ogen vernauwden zich. 'Dat is precies wat ik wél moet weten. Als je het niet wilt zeggen, kan ik je niet helpen. Dat zou te gevaarlijk zijn.'

Kit keek haar aan. Als hij haar beter gekend had, had hij wellicht kunnen zien of ze de waarheid sprak of alleen maar blufte. Een nuttige vaardigheid, maar hij moest roeien met de riemen die hij had en ter plekke tot een besluit

komen, wat allesbehalve makkelijk was. 'We moeten een effectieve strijd­macht uit de grond stampen die in staat is tot sabotage en bedrog voor het geval de regering omvergeworpen moet worden.'

Hij wist dat zijn woorden haar schokten, maar dat wist ze meesterlijk te verbergen. 'O. Bedankt voor je eerlijkheid.'

'Kun je ons naar Woestijnwind brengen?'

'Nee. Maar wel naar mensen die ze kennen.'

'Prima.'

'Als je hier klaar bent, heb je nooit van me gehoord.' Ze zette haar kleine vuisten in haar middel.

'Prima.'

Ze knikte en trok een kleine cirkel in het stof met haar teen. 'Goed dan,' zei ze. 'En nu wordt het tijd dat ik je voorstel aan Spindragon.'

16

De op een insect lijkende Cestiaan heette Fizzik, en op dat moment was hij in zijn agressiefste en meest ambitieuze levensfase, op het toppunt van de drie jaar durende cyclus van de soort tussen het mannelijke en vrouwelijke geslacht. In zijn huidige staat werkten de mannelijke hormonen die door zijn bloedbaan koersten als een zenuwverlammend bedwelmingsmiddel dat hem bereid maakte vrijwel elk risico te nemen om de medicijnen voor het herstel van zijn hormonale evenwicht in handen te krijgen. De plant die in staat was die overgang te versoepelen of zelfs te versnellen heette viptiel, groeide op een wereld die Nal Hutta heette en was veel te duur voor een eenvoudige piccolo.

Dat was de reden waarom Fizzik besloot zijn ziel aan zijn verre broeder Trillot te verkopen. Hij wrong zijn goudkleurige ovale bovenlichaam door de drukte tot hij een steegje vond dat vermomd was als een klein lavakanaal. De wanden waren bedekt met advertenties voor diverse tentoonstellingen en attracties, en tweedimensionale en holografische reclames die losse kre­dieten uit onvoorzichtige zakken probeerden te kloppen.

Fizzik was hier al anderhalf jaar niet geweest, en als er nog iemand was die hem van de laatste keer herkend zou kunnen hebben, was die kans nog klein, omdat hij bij zijn laatste bezoek een vrouw geweest was.

Honderden jaren geleden was de hele planeet in het bezit geweest van de X'Ting, die hun enige rivalen, de spinnenclans, naar de verre bergen verdre­ven hadden. Maar door de bemoeienissen van de Republiek was alles ver­anderd. Hun ingrijpen werd aanvankelijk toegejuicht als een triomf voor het nest, maar na verloop van tijd hadden de buitenwerelders alles in handen gekregen. Je kon zeggen wat je wou, maar de epidemieën van afgelopen eeuw waren zonder enige twijfel een poging tot volkerenmoord geweest: de diverse nesten waren bijna vernietigd en Cestus Cybernetica werd de feite­lijke heerser van de planeet. De meeste overgebleven X'Ting werden naar zinkputten als dit ellendige slop verbannen. Natuurlijk waren er altijd per­sonen (zoals die waardeloze dar Duris, of Quill, de huidige voorzitter van de zwermraad) die hun volk verkochten in ruil voor macht. Die verraders waren de gefêteerde lievelingen van de Vijf Families.

In zijn vrouwelijke persona zocht Fizzik vaak huishoudelijk werk bij de beter gesitueerde buitenwerelders. Als zijn mannelijke cyclus weer begon, vonden zijn werkgevers de krachtige feromonen die hij verspreidde door­gaans zo onaangenaam dat hij ontslagen werd, zodat hij weer in de goot terechtkwam en met moeite zijn kostje bij elkaar scharrelde tot zijn onduikende vrouwelijke persona hem een betere baan opleverde. Na zich al die jaren tussen de hogere sociale klassen bewogen te hebben, beschikte hij over een uitgebreid netwerk van contactpersonen — een net dat groot ge­noeg was om een waardevol stukje informatie gevangen te hebben: dat de nieuwste logés in Grand ChikatLik hoogst belangrijke gezanten van Coru­scant waren. De kans was groot dat hij die informatie zou kunnen verkopen aan een van de machtigste X'Ting in de hoofdstad, de persoon die de illegale banden tussen de criminele onderwereld en de vakbonden in handen had en de ware heerser van het oude Cestus was: Fizziks broer Trillot.

Enkele minuten later stond Fizzik voor een zware ovale ijzeren deur in een donkere portiek in de drukke Ore Boulevard. Enerzijds was het belang­rijk de codewoorden te kennen. Anderzijds namen personen die hier bin­nen wilden gaan zonder geld of waardevolle informatie het risico om tegen de verkeerde kant van een vuurmes aan te lopen.

De bewakers, een Wrooniaanse kunstmens met een blauwe huid en een gigantische Wookiee met een dikke vacht, keken grimmig en zonder een spier te vertrekken op Fizzik neer.

'Ik moet mijn broer spreken,' zei Fizzik, en voegde er een codewoord aan toe dat uitsluitend bekend was aan generatiegenoten in de zwerm.

De bewakers knikten onaangedaan en maakten de deur open. Een van hen liep voor hem uit, maar keek om toen ze de donkere gang inliepen.

In de wanden van de gang zaten kleine alkoven waarin diverse galactische levensvormen, alleen of in paren, loom in de schaduw lagen en hem met grote glazige ogen aanstaarden. Daarna zonken ze weer weg in de gedach­ten of dromen waaruit zijn komst hen opgeschrokken had.

Waar moet je Trillot voor hebben?' vroeg de Wrooniaan.

'Ik heb informatie. Alleen voor hem bestemd.'

De bewaker gromde iets. Wat zeg je? Wil je diamanten vreten?'

Je zou denken dat iemand met zo veel geld en macht als Trillot de allerbeste mensen aan zou trekken, dacht Fizzik wanhopig, maar dat leek zelden het geval te zijn. 'Breng me nou maar gewoon naar hem toe.'

'Zijn broedmoeder wat?' vroeg de bewaker, terwijl hij zich omdraaide. Nu viel er wel iets aan zijn gezicht af te lezen, maar het was niet bepaald bemoedigend.

Fizzik besefte dat hij in de val gelopen was. Uit de alkoven om hem heen staarden nieuwsgierige ogen hem aan. Dit was je reinste afpersing. Hij stak een hand in zijn zak en trok er een bundel kredieten uit. Zijn laatste. Maar ach, het hele leven was een gokje. Als het lukte, zou hij over een paar minuten zakken vol geld hebben. En zo niet... tja, een dode X'Ting had geen geld nodig.

Zodra de schurk de kredieten zag, glimlachte hij breed. 'O!' zei hij. 'O! Je wilt Trillot spreken?' Hij liet de kredieten verdwijnen en trok een gordijn open. In eerste instantie zag Fizzik alleen maar een grote sofa, maar toen zijn ogen aan het donker wenden, zag hij de omtrekken van zijn broer.

Trillot was drie broedsels ouder dan Fizzik. Evenals Fizzik was hij een secundaire nakomeling van een adellijke maar tot armoede vervallen broedmoeder wier enige nalatenschap bestond uit een hunkering naar de rijkdom en macht van vervlogen tijden. In tegenstelling tot Fizzik was Trillot echter gezegend met het talent en de bereidheid risico's te nemen. Na een valse start met een baan in communicatietechniek bij Cestus Cybernetica vond hij zijn stekje in arbeidsrelaties. Trillots driejarige overgangscyclus tussen het mannelijke en vrouwelijke geslacht bracht zijn niet-inheemse tegenstanders en rivalen steeds uit hun evenwicht. Bovendien wist Fizzik dat Trillot, in tegenstelling tot de meeste X'Ting, een geïmporteerde cocktail van viptiel en andere exotische kruiden gebruikte om de dertig dagen lange broedperiode aan het begin en het eind van de geslachtscyclus te reduceren tot een paar onaangename uren. Geen arbeidsongeschiktheid, geen vruchtbare pe­riode. Geen dreinende larven voor zo'n ambitieus iemand als Trillot.

Vijf jaar later had Trillot zijn waarde bewezen aan een plaatselijk Tenloss syndicaat en twee jaar daarna nam hij ontslag bij Cestus Cybernetica om rechtstreeks onder de grote baas te gaan werken.

Een mysterieuze reeks onverklaarbare tragische ongelukken had de weg naar de top voor Trillot vrijgemaakt. Dat wil zeggen, onverklaarbaar zolang Trillot ze niet van commentaar voorzag.

Alles wat daarop volgde, leek bijna voorbeschikt. De grote baas, afge­schrikt door Trillots nietsontziende ambitie en zich wellicht realiserend dat niets zijn opmars zou kunnen stuiten, vluchtte weg van Cestus en legde alle macht in Trillots capabele handen.

Maar het was te weinig en te laat. De grote baas kwam om bij een ongeluk, bijna alsof iemand er zeker van wilde zijn dat hij nooit meer terug zou komen om zijn oude rechten op te eisen.

Trillots macht in ChikatLik was nooit serieus aangevochten, maar als hij niet oppaste, zouden zijn vijanden de dertig dagen durende lethargie tijdens de geslachtswisseling die hij net als de meesten van zijn soortgenoten om de paar jaar doormaakte, aan kunnen grijpen om een greep naar de macht te doen. Nog een goede reden dus om de illegale viptielcocktail te gebruiken die hem in staat stelde de overgangsperiode terug te brengen tot één pijnlij­ke nacht. Trillot was altijd agressief.

Niemand was zo thuis in de schemerzone tussen vakbond en directie, tussen witte en zwarte markt, tussen hogere en lagere standen, tussen buitenwerelder en X'Ting zwermraad, als Trillot — en dat was algemeen be­kend.

Zoals de meeste mannelijke X'Ting was hij een bedrieglijk tenger, insect­achtig wezen. Al zijn bewegingen leken even zorgvuldig gecultiveerd en weloverwogen als de zetten in een dejarikpartij tussen twee meesters. Een hoog, kristalhelder voorhoofd boven gefacetteerde ogen en een lang ovaal­vormig lichaam wekten de indruk van enorme intelligentie en grote ver­fijndheid. Fizzik wist dat alleen die eerste indruk klopte.

Maar Trillots borststuk was rood en gezwollen, een duidelijk teken van vervrouwelijking. Zo'n snelle overgang moest vreselijk pijnlijk zijn en Fizzik vroeg zich af welke kruiden en middelen Trillot gebruikte om de pijn te onderdrukken. Plus wat hij nam om de door al die medicijnen veroorzaakte sufheid te verdrijven. Plus wat hij moest innemen om de toxische werking van al die voorafgaande pillen tegen te gaan. Plus...

Alleen de gedachte maakte Fizzik al duizelig.

Trillot zei iets tegen de bewaker in een klikkend, ploffend taaltje dat vreemd klonk uit zijn merkwaardig preutse mondje. De bewaker antwoord­de in dezelfde onverstaanbare taal. Daarna wendde Trillot zich naar zijn gast. Ah, Fizzik,' zei hij. Fizzik had meer warmte en hartelijkheid gehoord in de stem van een executiedroid. 'Het schijnt dat je informatie voor me hebt. Laat maar horen. Nee, nee. Het spreekt vanzelf dat je, als je informatie klopt, beloond zult worden.'

'Mijn enige wens is mijn oudere broeder te dienen.' Fizzik sloeg eerbiedig zijn ogen neer.

'Ah.' Trillot stond op van de sofa. Het was net alsof zijn lichaam per segment bewoog, zodat één deel altijd stil bleef terwijl de rest in beweging was — een verontrustend gezicht. Hoewel Fizzik tot dezelfde soort behoor­de als Trillot, was zijn lijf nooit zo soepel geweest. Trillot liep de gang in, een beetje moeizaam omdat zijn groeiende eierzak hem enigszins uit balans bracht. De donkere gang was vol alkoven waaruit de blinkende ogen van zeker tien verschillende wezens hen volgden. Trillot leek de hele zelfkant van Cestus aangetrokken te hebben. Fizzik wist dat de buitenwerelders op de planeet veel van de andere soorten zodanig onder druk gezet hadden dat nog maar drie procent van de bevolking uit autochtone Cestianen bestond.

Hun wandeling door de gang werd herhaaldelijk onderbroken door die­pe, eerbiedige buigingen van Trillots coterie van afzichtelijke lijfwachten. Plotseling bleef Trillot staan en begon te snuiven. Voor het eerst zag Fizzik iets van emotie op het goudkleurige gezicht. Als hij een gokje moest wagen zou hij zeggen dat zijn oudere broer uit zijn humeur was. Dit zou ongetwij­feld onaangenaam worden.

'Ik ruik Xyathoon,' zei Trillot. Hij keek naar zijn lijfwacht. 'Ruik je het?'

'Nee, meneer,' antwoordde de lijfwacht in een Bothaans dialect dat Fizzik zowaar verstond. Men zei dat Trillot meer dan honderd talen sprak en Fizzik was geneigd dat gerucht te geloven.

'Ik wel.' Hij liep naar een van de alkoven. Er kwam een dun straaltje rook uit. Fizzik trok het gordijn open.

Twee Chadra-Fan lagen opgerold in het donker en inhaleerden dampen uit een borrelende fles. Trillot snoof opnieuw, langdurig. Hij sprak de twee aan in hun eigen taal en draaide zich vervolgens om. 'Guntar!' riep hij.

De lijfwachten liepen op een holletje weg en Fizzik had de indruk dat

Trillot hem volledig vergeten was. Even later kwamen de lijfwachten terug, een dikke grijze bal van een Zeetsa achter zich aan trekkend. Trillot keek neer op de ronde vorm, die zich tegen de grond drukte. 'Heb jij mijn gasten die paddestoelen verkocht?'

Lippen verschenen op het oppervlak van de bol. 'Ja,' antwoordde Guntar nerveus. 'Natuurlijk. Alleen maar de beste —'

Waarom zijn ze dan versneden met Xyathoon?'

De kleine Zeetsa was een toonbeeld van gekwetste onschuld. Wat? Daar wist ik niets van, dat zweer ik —'

'O ja? Dan zijn je zintuigen misschien niet scherp genoeg. Je had het moeten ruiken. Het moeten proeven tijdens het mengen. Wou je beweren dat die waardeloze neus en tong van je daar niet goed genoeg voor zijn?'

Het bleef even stil en Fizzik verstijfde. Dit kon alleen maar slecht aflo­pen.

'Ik... ik denk...'

'Je weet dat ik een gloeiende hekel heb aan inefficiëntie.' En tegen zijn lijfwachten: 'Zorg dat die aanstootgevende organen verwijderd worden.'

De bal krijste toen twee lijfwachten hem wegsleepten. Trillot wendde zich weer tot de Chadra-Fan en sprak ze aan in hun kwettertaaltje. Ze gaven antwoord en hij trok het gordijn weer dicht en zei tegen zijn lijfwachten: 'Zorg dat ze de beste kwaliteit krijgen. Uit mijn persoonlijke voorraad.'

'Komt in orde, meneer.'

Trillot trok zijn mondhoeken op in iets wat met enige fantasie een glim­lach genoemd zou kunnen worden. 'Kom mee, Fizzik. Het duurt een paar minuten voordat we in mijn heiligdom zijn. Ik stel voor dat je die tijd gebruikt om je rapport op te stellen. Per slot van rekening weet je' — ergens in het donker achter hen klonk een bloedstollende kreet — 'dat ik een gloei­ende hekel aan inefficiëntie heb.'

17

Urenlang waren de kloonsoldaten druk in de weer geweest in de koele, diepe schaduwen van het Dashtagebergte. Ze lijmden, schoven en lasten honder­den durastalen onderdelen aan elkaar, en in combinatie met plaatselijke materialen legden ze de grondslag voor een goed geoutilleerde commando­post.

Waar voeren we onze eerste aanval uit?' vroeg Forry aan Nate terwijl ze werkten.

Nate haalde zijn schouders op. 'Maak even een puntlas hier.' Hun astro­technicus stak een lasbout uit. 'Om te beginnen,' zei hij terwijl hij zijn ogen beschermde tegen de felle vonkenregen, 'is er alle reden om te veronder­stellen dat we misschien helemaal niet ingezet zullen worden. Het is de bedoeling dat generaal Kenobi de bestaande politieke en economische machtsverhoudingen beschérmt.'

'Dat zal best,' zei Forry. 'Maar als het toch tot vechten komt?'

Nate gromde. 'Dan zullen we Cestus Cybernetica waarschijnlijk aanpak­ken.'

'Goed plan.'

Hun radio piepte, een toon die betekende dat ze binnen een minuut bezoek zouden krijgen waartegen geen geweld gebruikt mocht worden. Hun verklikker reageerde lang voordat ze in de verte iets door de lucht hoorden suizen. Enkele seconden later kwam generaal Fisto's speederbike in zicht.

Nate liep naar het landingsplatform, ontspannen, gevaarlijk en tevreden. In een paar uur tijd hadden ze dit gat in de berg omgetoverd tot een redelijk hoofdkwartier.

Hij zag de speeder van de Nautolaan noordwaarts glijden boven de gladde en kartelige rotsoppervlakken. Nate volgde het voertuig te voet en was precies op tijd om een vrachtschip te zien landen op de open plek die ze als hun secundaire landingsplaats gekozen hadden.

Het luik ging open en de loopplank schoof omlaag. Een menselijke vrouw met een donkere huid kwam naar buiten en volgde Kit Fisto naar de grot. Nate salueerde toen Fisto voorbijkwam en de vrouw wierp hem een ongeïnteresseerde blik toe, alvorens samen met Kit naar binnen te gaan. De andere kloonsoldaten groetten de Jedi eveneens. Fisto nam even de tijd om hun werk te controleren en bracht de vrouw vervolgens naar een scanner om haar wat documenten te laten zien. Na een kort gesprek zei Fisto: 'Kapitein, Forry, ik wil dat jullie met ons meekomen.'

'Jawel, generaal,' antwoordden ze in koor.

Spindragon was een YT-1200 middelgroot atmosfeervrachtschip. Het was oud en opgelapt met diverse onderdelen van soortgelijke modellen en had een ronde romp en een langwerpige, buisvormige cockpit. Nate bracht enkele minuten door met het inspecteren van de lassen. Hoewel er duidelijk min­stens tien verschillende soldeermengsels en zelfs wat Corelliaanse epoxy­hars gebruikt waren, leken ze sterk genoeg om manoeuvres op hoge snel­heid te weerstaan. Hij knikte goedkeurend.

Het interieur was amper meer dan functioneel. Een paar kleine decora­ties gaven aan dat iemand een poging had gedaan het te verfraaien, maar ze waren klein genoeg om geen afbreuk te doen aan de bruikbaarheid.

De vrouw met de donkere huid hield haar hoofd scheef en zei tegen de wc: 'Ik heb niet gehoord hoe je heette.'

'Soldaat A-Negen-Acht.'

Ze snoof. 'Is daar geen kortere versie van?'

'Je kunt me Nate noemen,' zei hij. Er kwam een nieuwsgierige blik in Sheeka Tulls donkere ogen en ze tuitte haar lippen alsof ze in de verleiding kwam een vraag te stellen. Ze bedacht zich, maar hij had het gevoel dat ze hem, in tegenstelling tot de meeste burgers, niet automatisch in de categorie niet-persoon ingedeeld had.

Binnen enkele minuten waren ze allemaal ingesnoerd en klaar voor ver­trek. Het schip verhief zich van de grond en steeg in langzame spiralen omhoog. Ze vlogen een klein kwartier naar het zuidoosten en vervolgens tien minuten naar het noorden.

Een klein fabriekscomplex lag beneden hen. Nate maakte een snelle tactische evaluatie: diverse schachtgebouwen, woonbarakken, een kleine raffinaderij, een paar verschepingsdokken, landingsdokken, waterfilterapparatuur en communicatietorens. Naast een aantal condensatiespiralen lag een blauwe bel die, nam hij aan, een polariserende broeikas was met speciaal plastic dat de spectrale kleuren van hun zon aanpaste om een grotere ver­scheidenheid van planten te kunnen verbouwen. Een typische nederzetting. Kwetsbaar. Makkelijk te vernietigen.

Hij zei niets. Een belangrijk deel van zijn taak was indruk maken. De meeste burgers hadden nog nooit een kloonsoldaat gezien, hoewel ze on­getwijfeld verhalen gehoord hadden.

Hij en Forry liepen als eersten de loopplank af toen die uitgeschoven was, op de voet gevolgd door Sheeka Tull en de Jedi.

De hele gemeenschap leek uitgelopen te zijn om hen te ontvangen, maar hij zag dat er bijzonder weinig X'Ting bij waren. Het waren grotendeels mensen, met een klein aantal Wookiees en andere soorten. Nate was er vrij zeker van dat het merendeel uit directe afstammelingen van de oorspron­kelijke gevangenen bestond. De boeren en mijnwerkers waren duidelijk opgelucht toen ze Sheeka zagen. Ze zwaaide naar hen. Men kende haar. Goed. Dat was makkelijker dan vertrouwen winnen of geweld gebruiken.

'Gegroet, iedereen,' zei Sheeka. 'Ik ben blij dat jullie gekomen zijn, hoe­wel ik niet met zekerheid kan zeggen waar dit over gaat. Maar dit zijn de mensen waarvan ik zei dat ze zouden komen. Ik kan niet voor ze instaan. Geef je oren en ogen goed de kost en trek je eigen conclusies.'

Ze knikten en Nate moest toegeven dat hij haar woorden respecteerde: Tull was bereid geweest hen hier naar toe te brengen, maar hoewel de Republiek haar duidelijk onder druk had gezet, weigerde ze haar eer te verkopen door te pretenderen dat ze vrienden waren. Goed. Hij begon haar steeds sympathieker te vinden.

Generaal Fisto stond voor de loopplank en hief zijn handen. Zijn tenta­kels krulden en golfden hypnotisch.

'Mijnwerkers!' riep hij. 'Jullie oogsten van de grond. Jullie vervoeren, raffineren en fabriceren. Jullie zijn het hart van deze wereld.'

De gezichten waren sceptisch maar geïnteresseerd. Nate zag dat ver­scheidene jongere mensen in de groep ook naar hem keken en hem bestu­deerden alsof ze wensten dat zijn helm doorzichtig was.

'Jullie zijn de energie achter de getijden van de handel,' ging de generaal verder. 'In jullie handen liggen de materialen, vaardigheden, apparatuur en grondstoffen voor de weelde van jullie meesters.'

Toen verscheidene luisteraars knikten, wist hij dat generaal Fisto hun taal sprak. De enige vraag was of ze echt geïnteresseerd waren in wat hij te vertellen had.

'Maar hoe vaak hebben ze jullie, in weerwil van dit feit, geraadpleegd bij hun beslissingen?'

'Nooit,' mompelde iemand.

'Hoe vaak hebben jullie gedeeld in hun oogst? Weten jullie dat droids een van de meest gewaardeerde bezittingen in de melkweg zijn? Er is niets mis met het vergaren van rijkdom, maar die rijkdom dient gedeeld te worden met degenen die het smerigste, gevaarlijkste werk doen.' Terwijl hij sprak, nam de emotie in zijn stem hand over hand toe. 'Jullie voorvaderen kwamen hier in ketenen, maar jullie hebben nog steeds zo weinig in te brengen dat je voor hetzelfde geld nog steeds geketend kon zijn.'

Hun belangstelling was gewekt, maar ze waren er nog lang niet.

'Terwijl ik hier sta, proberen jullie meesters een oorlog met de Republiek uit te lokken.'

Dit had verschrikte kreten en dreigend gemompel tot gevolg. Een aantal van zijn toehoorders had waarschijnlijk weinig op met de Republiek — die behoorden tot het soort dat automatisch de kant van Cestus zou kiezen tegen een vloot van duizend schepen. Anderen waren minder moedig en schuifelden nerveus met hun voeten, alsof ze het gevoel kregen dat ze in een dichtklappende bantha-val stonden.

Waarom?' vroeg een oudere vrouw. De wind speelde met de lokken van haar grijzende haar.

'Ze verkopen de dodelijke droids die hier geproduceerd worden aan de Bond en die gaan eraan sleutelen om ze tegen de Republiek te gebruiken.'

Bij deze woorden rechtte Nate zijn rug, en hij zag dat zijn broeder Forry hetzelfde deed. Alle ogen gingen naar hen toe. Wat voor gedachten gingen door die hoofden? Beschouwden ze de kloonsoldaten als potentiële vijan­den? Stelden ze zich voor hoe ze sneuvelden? Of doodden? Bestudeerden ze hen als potentiële bondgenoten? Vroegen ze zich af hoe het zou voelen om naast een kloonsoldaat te vechten? Het leed geen twijfel dat hier heet­hoofden waren die dolgraag zo'n avontuur zouden meemaken, zo'n proef zouden ondergaan.

We beschikken zelfs over informatie dat ze van plan zijn om deze droids zodra het geheim veilig is gesteld in grote aantallen buiten deze planeet te verkopen.'

Wat? Da's onmogelijk. De Geleiders...' begon een vrouwelijke mijnwer­ker. Maar de boer rechts van Nate gaf haar een pijnlijke por met zijn elle­boog en haar mond klapte dicht.

Interessant.

'Jazeker,' vervolgde Fisto alsof hij zowel Nates gedachten als die van de vrouw kon lezen, 'ze hebben jullie wijsgemaakt dat het vanwege de dashtapalingen onmogelijk is om er meer dan een paar honderd van te maken.'

Het onbehagen van zijn toehoorders nam duidelijk toe, maar Nate voel­de dat er allerlei factoren in het spel waren. Sommigen waren bang, anderen kwaad, en in een of twee paar ogen zag hij zo'n duidelijke twijfel dat hij meteen dacht: Die weten iets.

'Maar ze zijn bereid jullie bestaan op het spel te zetten om hun fortuin te maken.'

'Hoe weet je dat?' vroeg een blonde jongeman. 'De Vijf Families wonen hier. Je kunt een zandwagen niet half laten zinken, Nautolaan.'

'Inderdaad. Ze wonen hier, maar ze zitten hier niet vast. Rijkdom geeft je allerlei mogelijkheden. De eigenaars van de ontwerpen zullen vet worden. Jullie moeten je één ding afvragen — zouden degenen die jullie nu al op het bestaansminimum houden ook maar een moment aarzelen om jullie hele­maal tot de bedelstaf te brengen?' Een dreigend gemompel voer door de menigte. 'Zeg eens: hebben ze jullie de laatste jaren en decennia behandeld alsof ze zich ook maar iéts aan jullie leven, jullie gezinnen, jullie behoeften en wensen gelegen laten liggen?'

Nu waren er meer mensen die instemmend knikten.

Een vrouwelijke X'Ting met een plukje felrode vacht tussen haar borst­stuk en haar kin en duidelijk breder door de volle eierzak in haar lichaam, kwam naar voren. Ze viel volledig uit de toon. Eens waren er miljoenen nestbewoners geweest, maar nu waren er op de hele planeet nog maar rond de vijftigduizend X'Ting. Ze was langer dan de meeste menselijke mannen, die een eerbiedige afstand in acht namen. Wat mot je van ons?' Haar onbe­holpen taaltje markeerde haar als iemand van een lage kaste. Haar donkere gezicht werd rood van emotie en haar secundaire armen gebaarden nerveus.

'Ik bied jullie alleen maar wat elke planeet in de Republiek beloofd is: een rechtmatige stem in de Senaat, toegang tot de gezamenlijke hulpbronnen van duizend zonnestelsels en onze steun bij het dwingen van jullie regering de planetaire rijkdom te delen met degenen die hem voortbrengen. In ruil daarvoor vraag ik dit: als ik mijn woorden kan staven, als we kunnen bewij­zen dat jullie leiders bereid zijn jullie geboorterecht te verkwanselen, de Republiek te verraden, jullie te laten omkomen in de as van een door oorlog verscheurde planeet terwijl zij met het erfdeel van jullie kinderen naar de sterren ontsnappen — als ik al die dingen kan bewijzen —'

De starre zwarte ogen van generaal Fisto vestigden zich op verscheidene jongemannen in de groep, en ook op een paar jonge vrouwen. Tot Nates vreugde trokken die hun schouders enigszins naar achteren. Ze wiegden zacht heen en weer en keken elkaar aan alsof ze nu al in de verleiding kwamen om naar voren te stappen.

Nate en Forry zetten hun helm af en richtten zich in hun volle lengte op. Hun identieke gezichten veroorzaakten steevast beroering. Soms werden ze voor tweelingen aangezien, terwijl mensen die al van het bestaan van het kloonleger wisten, alleen maar een abstracte voorstelling in hoefden te vul­len.

Sheeka Tulls ogen werden groot en ze deed een stap achteruit alsof ze een klap in haar gezicht gekregen had. Ze keek drie keer van Nate naar Forry en weer terug en trok zich toen zo ver terug dat Nate haar niet meer kon zien.

'— dat jullie je beste en dapperste mensen toestemming geven om zich, als ze dat willen, bij ons aan te sluiten,' besloot de generaal zijn toespraak.

'Is dat alles?' vroeg de X'Ting vrouw.

'Dat is genoeg. Wijs mijn woorden alsjeblieft niet zonder meer van de hand. Laten we proberen alle hulp te vinden die we kunnen. We willen niets hebben dat jullie ons niet willen geven.'

De mensen overlegden met elkaar en er volgden nog meer vragen. Nate vermoedde dat ze zich vooral afvroegen of ze eigenlijk wel keus hadden. En in stilte feliciteerde hij de generaal met het feit dat hij opzettelijk - of instinctief — de juiste tactiek gekozen had om deze rechteloze mensen aan te spreken. Hij zag dat de jonge mannen en vrouwen de grootste belang­stelling hadden en naar generaal Fisto's woorden luisterden alsof het han­denvol grint waren waarin mogelijk edelstenen verborgen zaten.

Nadat de generaal de boeren beloofd had ze op de hoogte te houden van hun vorderingen, namen ze afscheid van de groep. Toen ze weer bij het schip waren, nam Sheeka Tull de Jedi apart en sprak hem dringend toe, terwijl ze naar de twee kloonsoldaten gebaarde. Nate kon niet horen wat ze zeiden, maar toen ze uitgepraat waren, was Sheeka zichtbaar geschokt. Ze liep Nate en Forry zonder hen aan te kijken voorbij en nam zwijgend plaats achter haar stuurknuppel.

De rest van de dag stond in hetzelfde teken: de donkere vrouw stelde hen voor, generaal Fisto gaf zijn toespraak en Nate en Forry probeerden een zo imposant mogelijke indruk te maken. De generaal noemde de kloonsolda­ten niet één keer, maar hij wist dat zijn toehoorders zich ongetwijfeld af­vroegen of Nate en Forry de soldaten waren waarover ze zo veel verhalen gehoord hadden — en of er misschien een rol voor hen weggelegd zou zijn in de planetaire milities die op dat moment in elke hoek van de planeet uit de grond gestampt werden.

Nate kende het antwoord op die vraag, hetzelfde antwoord dat generaals en veroveraars al sinds het begin van de beschaving gaven: er is altijd plaats voor meer bereidwillige krijgers.

Na de derde toespraak werd de Nautolaan aangeklampt door een groep mijnwerkers die gefascineerd waren door de exotische bezoeker uit het galactische centrum. De generaal onderhield zich afzonderlijk met de groep en het resultaat was dat ze alle vier uitgenodigd werden om met de gastheren en hun gezinnen de maaltijd te gebruiken. Een rommelende maag vertelde Nate dat hij zijn lichamelijke behoeften al veel te lang genegeerd had. Uit gewoonte en om hun waas van geheimzinnigheid te vergroten aten hij en Forry apart. Een groepje mijnwerkerskinderen stond giechelend naar hen te wijzen.

Tot zijn verbazing besloot Sheeka Tull naast hem te komen zitten. Nate at zwijgend door, maar toen zijn blik op het contrast tussen de donkere huid van haar hals en de rood-witte strepen van haar pilotenjack viel, kon hij zijn ogen daar niet meer van afhouden.

Hij besloot te proberen een gesprek aan te knopen. 'Lekker vlees,' zei hij. Wat is het?'

'Dit is geen vlees,' zei ze, 'maar een door de X'Ting verbouwde padde­stoel die geschikt is gemaakt voor menselijke consumptie. Ze kunnen er elke smaak aan geven die ze willen.'

Hij staarde naar zijn boterham. De paddestoel zag eruit als vlees, smaakte als vlees en hij zou durven wedden dat hij ook de correcte hoeveelheid aminozuren bevatte. Voorzichtig kauwde hij een paar keer, maar toen haal­de hij zijn schouders op en besloot er gewoon van te genieten. Waarom ben je hier?' vroeg hij.

'Hoezo?'

'Je bent hier niet geboren,' zei hij.

'Hoe weet je dat?' Ze leek oprecht nieuwsgierig.

'Je uitspraak is anders. Je hebt eerst je moedertaal geleerd en toen pas Standaard.'

Ze lachte, maar het was een lange, zachte lach zonder een greintje spot­ternij. Een goede lach, besloot hij. Waar heb je zo leren denken?'

'Inlichtingentraining. Soldaat zijn houdt meer in dan trekkers overhalen.'

'Kom, kom, niet zo lichtgeraakt.' Ze grinnikte.

Hij nam een stevige hap uit zijn boterham. De paddestoel was heet en gepeperd en even sappig als een Kaminoaanse fanteelbiefstuk. Het veldrantsoen van een wc bestond maar al te vaak uit smakeloze pap of brokken, alsof het ontbreken van genetische diversiteit een rechtvaardiging was voor het serveren van eenheidskost in de kantine. 'Maar, eh... ik vroeg dus: hoe ben je hier terechtgekomen?'

Ze vlijde haar hoofd tegen de boom achter haar. Ze had dik, kortgeknipt haar dat bijna rechtop stond, alsof er een heg uit haar schedel groeide. 'Soms heb ik het gevoel dat ik overal geweest ben en alles gedaan heb,' zei ze.

Het bleef even stil en Forry stond op om zijn kroes bij te vullen. Nate zag Sheeka naar hem kijken met een blik die hij interpreteerde als goedkeu­rend, maar die hem ook het idee gaf dat 2e dingen achterhield. Ze bestu­deerde 2ijn ge2icht bijna alsof...

Alsof...

Hij dwong zichzelf alert te blijven. 'Waar is je familie?' Hoe kwam hij op het idee om zoiets te vragen? Ten eerste had hij daar niets mee te maken en ten tweede 2ou het misschien tot allerlei pijnlijke persoonlijke vragen leiden.

'Mijn natuurlijke ouders?'

'Je bent toch geen kloon, wel?' Dit was bedoeld als grapje.

Haar ge2icht verstrakte. 'Nee. Ik heb ouders gehad.'

'En je hebt 2e verloren.' Dat was geen vraag. Toen hij langs de heuvel naar beneden keek, 2ag hij de oudere groepsleden rondom generaal Fisto staan, wiens gebaren tegelijkertijd breed en beheerst waren.

Ruim een minuut lang 2ei ze niets, en hij hoopte dat hij haar niet gekwetst had. Toen begon ze eindelijk te spreken, zo zacht dat hij het eerst hield voor het ruisen van de wind. 'Een jachtgrondoorlog op Arrivis-7,' zei ze. 'Een beroerde tijd.' Ze keek strak naar de stoffige grond. Hij kon zich niet voor­stellen hoe het voelde voor iemand die wist dat er oorlog op komst was en niet de vaardigheid bezat om de wapens op te nemen en mee te vechten. Hij hoopte dat hij daar nooit achter zou komen.

Ze ging verder. 'Misschien werd ik aangetrokken door Ord Cestus omdat het zo... afgelegen is. Zo ver van het middelpunt. Maar het was niet afgele­gen genoeg. Ik kwam iemand tegen.'

Hij werd getroffen door iets in haar stem en keek haar onderzoekend aan. 'Een man?'

Ze haalde haar schouders op. 'Die dingen gebeuren. Een mijnwerker met de naam Yander.'

‘Werd je verliefd op hem?' vroeg hij.

Ze monterde zichtbaar op. 'Zo noemen ze dat, ja. Weet je wat liefde is?'

Hij fronste zijn wenkbrauwen. Wat was dat nu voor een vraag? 'Natuur­lijk,' zei hij, maar toen aarzelde hij. Het was natuurlijk altijd mogelijk dat ze iets bedoelde wat buiten zijn eigen definities lag.

'Niet alleen op Yander zelf,' ging ze verder, verzonken in haar eigen privé-wereld van herinneringen. 'Maar ook op zijn drie kinderen. Tarl, Tonoté en Mithail. Op zijn hele gemeenschap.' Ze wendde even haar blik af. 'Ik werd verliefd op hen allemaal. We trouwden. Yander en ik hadden vier fijne jaren samen. Wat meer is dan veel mensen vergund wordt.'

Haar stem stokte en hij vervloekte zichzelf dat hij zich in haar privé-sfeer gewaagd had. Maar toen vroeg hij zich af waarom ze hem had toegestaan haar vragen te stellen als die vragen haar zo duidelijk verdrietig maakten. Uiteindelijk wist hij de simpele woorden 'Het spijt me' uit te brengen.

'Mij ook.' Sheeka Tull slaakte een zucht. 'Maar goed, ik zorg voor zijn kinderen. Ik heb nooit een gezin gehad... Dit wil ik grootbrengen. Daarom ben ik bereid het risico te nemen jullie te helpen. Om mijn verleden schoon te wassen.'

Wat weten ze van je?'

Ze schudde haar hoofd. 'Misschien zodra we elkaar beter leren kennen.'

Zodra. Niet als? Interessant.

Woont je nieuwe gezin hier in de buurt?'

Ze ging aarzelend verzitten, en hij voelde dat hij een gevoelig onderwerp had aangeroerd. 'Nee. Niet hier. Bij hun oom en tante. Een gemeenschap van paddestoelenkwekers. Het is schrapen, maar het bevalt ons.'

'Schrapen?'

'Ze hebben genoeg om te eten en voor wat ruilhandel, maar niet genoeg om te verkopen.'

Aha. Dus ze werkte om haar geadopteerde kinderen die bij de broer en schoonzus van de mijnwerker woonden te kunnen onderhouden. Ze was er duidelijk niet toe genegen om te praten over... de kinderen? Waar ze woonden? Moeilijk te zeggen. Interessant.

Toen hij opschrok uit zijn gepeins, had hij opnieuw de indruk dat ze hem aanstaarde, en ditmaal voelde hij zich onbehaaglijk. Waarom kijk je zo naar me?'

Ze schudde haar hoofd, maar toen barstte ze, alsof ze zichzelf voor de grootste idioot in de melkweg versleet, plotseling in schateren uit - een diepe, volle lach. 'Ik verwacht steeds dat je me herkent, maar dat is natuurlijk krankzinnig.' Ze lachte opnieuw, zodat Nate alleen maar meer in de war raakte. 'Neem me niet kwalijk.'

'Ik begrijp er niets van.'

'Ik had het je waarschijnlijk beter meteen kunnen vertellen. 'Ik heb Jango Fett gekend.'

Hij kon zijn oren niet geloven en had er geen idee van wat hij hierop moest zeggen. 'Echt waar?'

Ze knikte. 'Ja, twintig jaar geleden, in een heel ander leven. Ik schrok me dood toen ik jullie gezicht zag. Toen jullie die helmen afzetten - wauw!' Haar lach was hees en krachtig. 'Jullie lijken als twee druppels water op hem en zijn ongeveer even oud als toen ik hem leerde kennen.'

Het begon Nate te duizelen. 'Ik had waarschijnlijk zoiets moeten ver­wachten. Mijn broeders zijn ook wel eens mensen tegengekomen die hem gekend hadden... Mij was dat nog nooit gebeurd.'

Wauw.' Ze tekende opnieuw iets met haar teen in het stof en wiste het uit. 'Tja, de wonderen zijn de wereld nog niet uit. En de andere kloonsolda­ten... zijn dat allemaal kleine Jango's?' Hij verstijfde en ze legde haar hand op zijn arm. 'Het is maar een grapje. Weet je wel... grapje?'

Na een korte aarzeling knikte hij, want hij voelde dat ze geen kwaad in de zin had. 'De Republiek wilde een kloonleger,' zei hij, en hij reciteerde de woorden die hij al duizend keer gehoord en uitgesproken had. 'Ze zochten een perfect rolmodel voor een vechter en ze vonden er maar één in de hele melkweg: Jango Fett.'

'O, hij was niet perfect, maar een lekker ding was het wel.' Haar glimlach werd ondeugender. 'En nu is hij dus de vader van een heel leger schattige babykloontjes. Wat vindt hij daarvan?'

'Hij is dood.'

De stilte die daarop volgde zou een redelijk grote sterrenkruiser verzwol­gen kunnen hebben.

'Hoe?' fluisterde ze. 'Ik heb waarschijnlijk altijd geweten dat Jango te intens was om lang te leven, maar toch...' Haar stem stierf weg.

'Maar toch wat?' vroeg Nate.

'Hij maakte altijd zo'n onkwetsbare indruk, alsof niets of niemand hem te na kon komen.' Ze schudde haar hoofd. 'Stom. Mijn hart wilde niet geloven wat mijn hoofd al wist.'

De opgewekte muziek van zingende en spelende kinderen dreef naar hen toe.

Een an on, tsjitliks in de zon,

Twee twie twan, tsjitlik kista in de pan,

Drie dra drij, bewaar een klein beetje voor mij.

Een vreemd liedje. Uiteraard zongen de jonge klonen op Kamino ook. Ze zongen mnemonische deuntjes om explosieven, wapenhandboeken, bere­keningen voor parabolen en zijwind en de anatomisch zwakke plekken van honderd belangrijke soorten in hun onbewuste in te prenten. En natuurlijk hadden ze liedjes en spelletjes. Maar deze rijmpjes leken alleen maar voort te borduren op de dagelijkse werkelijkheid en de zon en de wereld om hen heen en bevatten geen specifieke instructies betreffende de kunst van over­leven of dood. Hij had nog nooit zo'n liedje gehoord en het intrigeerde hem.

'Hoeveel weet je van hem?' vroeg Sheeka.

Hij rechtte zijn rug en sprak opnieuw de woorden die al honderd keer over zijn lippen waren gekomen. 'Hij was de grootste premiejager in de melkweg, een groot krijger, een rechtschapen man. Als hij een contract maakte, hield hij niet op voor dat vervuld was.'

'Maar hoe is hij precies gestorven?'

Nate schraapte zijn keel, verbaasd dat daar een grotere brok in zat dan hij verwacht had. 'Een van zijn cliënten was een verrader. Dat wist Jango Fett niet toen hij de opdracht aannam, en toen hij eenmaal zijn woord gegeven had, bleef hem geen andere weg open. Er waren twaalf Jedi voor nodig om hem te doden.' Dat had Nate in ieder geval altijd gehoord. Trots zong door zijn aderen. Er was niets beschamends aan wat Jango Fett gedaan had. Sterker nog, gezien de decadentie van de huidige wereld, waar een belofte nog geen banthaspuug waard was, stemde het hem trots de afstam­meling te zijn van zo'n dodelijke en eerbare vechter.

Hij keek haar scherp aan, verwachtend dat ze zijn woorden aan zou vechten.

'Dus de Jedi hebben Jango gedood.' Ze wees met een duim naar Kit Fisto. 'En moet je ze rond zien struinen. Vind je dat erg?'

Hij schudde langzaam zijn hoofd. 'Nee,' zei hij. 'Nee. Wij staan ook onder contract, een contract dat gesloten is met ons bloed. We zijn geboren om te dienen en in dat dienen vinden we ons grootste levensgeschenk: een zinvol bestaan.'

Ze schudde haar hoofd, maar er lag geen spot op haar gezicht. 'Hij zou het bescheuren,' zei ze. 'Jango was niet filosofisch ingesteld.'

Hij werd steeds nieuwsgieriger. Goed, hij had Jango ontmoet, was door zijn vormende handen gekneusd en gehavend, maar geen enkele kloon had er een idee van hoe hij was als... tja, als man. Was het niet mogelijk dat die kennis Nate een betere soldaat zou maken? Vertel me meer,' zei hij.

Sheeka Tull hield haar hoofd scheef en nam hem op met ogen waarin ondeugende lichtjes dansten. 'Later misschien,' zei ze. 'Als je goed oppast.'

'Goed? Ik ben de beste van de besten,' antwoordde hij.

'Dat,' zei ze, terwijl haar donkere gezicht een peinzende uitdrukking kreeg, 'staat nog te bezien.'

18

Bij hun volgende stopplaats op de vlaktes ten westen van het Dashtagebergte hadden de leden van twee afzonderlijke boerengemeenschappen zich verzameld om de Jedi aan te horen. Ze hadden geen gebouw dat groot genoeg was om iedereen te bevatten. Generaal Fisto nam Nate apart. 'Heb je rekruteringstraining gehad?'

'Ja,' antwoordde Nate. 'Rekrutering and training van inheemse troepen.'

'Goed. Dan wil ik dat jij de kleinste groep voor je rekening neemt en me later verslag uitbrengt over hoe het gegaan is.' De Jedi stak zijn hand uit.

Nate pakte de aangeboden hand in een ijzeren greep en schudde hem enthousiast. 'Jawel, generaal.'

Nates groep verzamelde zich in een geprefabriceerde hut die gebruikt werd voor het stallen van de vrachtschepen waarmee de boeren naar de verst afgelegen paddestoelenkwekerijen vlogen. Ongeveer vijftienhonderd man­nen en vrouwen van zeker twaalf verschillende soorten verdrongen zich onder het gebogen metalen dak. Iedereen was gekomen om de vertegen­woordigers van het middelpunt van de melkweg te zien.

De vvc-kapitein liep naar de inderhaast gebouwde verhoging en zag een aantal gezond uitziende jongemannen wier brede schouders en stevige ar­men makkelijk het uniform van een kloonsoldaat konden vullen. Het be­oordelen van vrouwelijk en niet-menselijk trainingsmateriaal was moeilijker. Hoe beoordeelde je de conditie van een Juzziaan? Zowel het sedentaire als het hyperactieve type uit de bergen zagen eruit als kegels met tanden.

Het zouden zonder meer waardevolle aanvullingen op het geheel uit klonen bestaande leger kunnen zijn. Hij had het gevoel dat deze personen een sterke band met hun boerenbedrijf hadden. Met de juiste motivatie zouden ze wellicht vechten als duivels om hun land en hun gezin te bescher­men. 'Burgers van de Republiek!' Hij sprak zo duidelijk als hij kon, zijn stem  verheffend alsof hij zich boven het rumoer van een veldslag uit verstaan­baar moest maken. Hij keek naar links en zag Sheeka naar hem kijken. Om verslag uit te brengen aan generaal Fisto? Of...?

'Ik ben vandaag niet gekomen met lege woorden of loze beloften. Ik heb geen mooie frasen om jullie op je gemak te stellen.' Zijn gehoor bewoog zich rusteloos. Goed, het was belangrijk hun aandacht te vangen.

'Het is tijd om partij te kiezen,' zei hij. 'De ambities van jullie leiders zullen jullie naar de ondergang voeren, maar jullie kunt jezelf redden door moed te scheppen en je te verzetten. Er liggen beloningen in het verschiet voor degenen die zich achter de Republiek scharen — en voor mensen met de juiste vaardigheden misschien zelfs een carrière in het leger.' Die laatste woorden waren niet direct gelogen; ze vertelden alleen niet het hele verhaal. Het Glorieuze Leger van de Republiek bestond geheel uit klonen, maar ter aanvulling werden er vaak locale milities gerekruteerd.

Zijn woorden sloegen duidelijk in. Nate hoopte daarop verder te kunnen bouwen en laste een korte pauze in voor het effect.

'Bewoners van Cestus! Er is eer te behalen in eerlijke arbeid, maar ook roem te oogsten door lijf en leden te riskeren voor het hooghouden van de principes die je dierbaar zijn. Laat jullie daden spreken over wat je wilt zijn in je dromen, niet alleen over wat je ooit geweest bent.'

Hij zag de jongemannen elkaar aankijken en wist dat de grote desolate vlaktes van Cestus geen lafaards voortbrachten. Een hard leven kweekte harde mannen. En vrouwen ook, zag hij. Verscheidene jonge vrouwen hadden hun schouders naar achteren getrokken. Ze voelden duidelijk niets voor een obscuur leven in het verste achterland van de Republiek. Maar hij moest oppassen de oudere generatie niet voor het hoofd te stoten en koos zijn woorden zorgvuldig om dat te voorkomen.

'Ik ben niet gekomen om jullie kinderen weg te halen. Die moeten hier blijven om de gewoonten en gebruiken van hun voorzaten te leren. Maar degenen die de volwassen leeftijd bereikt hebben, die een ander leven zoe­ken en die hier misschien tegen hun wil vastgehouden worden door winst- beluste bedrijven die je van je jeugd en je leven beroven in ruil voor uitslui­tend loze beloften — die mensen bied ik een andere weg.'

Een stevig gebouwde boerenzoon keek om zich heen, terwijl zijn schouderlange blonde haar bij iedere beweging heen en weer zwaaide. De man naast hem had hetzelfde platte, brede gezicht en blonde haar, maar was zeker twintig jaar ouder. Zorgen en sloven hadden zijn schouders gebogen en hij keek voortdurend naar de grond. De vader... Die had de moed wel­licht opgegeven, maar zijn zoon was noch gebroken, noch gebogen. 'Dat klinkt verdomde goed,' zei de jongen, in het stof spugend. 'OnSon is de naam. Skot OnSon. We raakten onze kwekerij kwijt toen die hoge Pieten van de Vijf Families onze watertoevoer bij Kibo Sands afsloten.'

Op die laatste woorden ging er enig gemor door de menigte, maar de meesten reageerden positief. OnSon stond duidelijk niet alleen. 'Ik heb niet eens een reden nodig,' zei een andere jongeman. 'Mijn ouders zijn vorig jaar­gestorven aan de schaduwkoorts en ik heb de kwekerij al die tijd in mijn eentje gerund. Ik zou een grotspin kussen om van deze rots af te komen.'

Nate stak zijn hand op toen de kreten van instemming aanzwollen. 'Bur­gers!' riep hij. We zullen jullie een plaats geven om je te verzamelen en daar zullen we vaststellen wie van jullie de kracht heeft om de Republiek in haar tijd van nood bij te staan.'

Hij stapte van de verhoging en luisterde naar hun gesprekken. De discus­sie was hartstochtelijk en eigenzinnig en zou wellicht nog uren doorgaan. Goed. Hij had een toorts ontstoken. Aan andere mensen de taak het vuur aan te wakkeren.

19

Elke centimeter van Obi-Wans suite was ontworpen voor optimale luxe, van het tapijt op de vloer tot het doorschijnende plafond. In het begin vond Obi-Wan dit een prettige verandering na al die weken in de oerwouden van Forscan VI, maar na verloop van tijd, toen Snoil zich op zijn research stortte en uren doorbracht met bergen juridisch materiaal uit de kerncomputers van Cestus ophalen, begon hij zijn omgeving steeds verstikkender te vin­den. Snoil werkte verder als Obi-Wan aan het eind van de dag zijn bed opzocht, en als hij de volgende morgen wakker werd, zat de procureur nog steeds aan de computer.

Obi-Wan was zich ervan bewust dat al hun bewegingen gadegeslagen werden — door regeringsgezinde krachten en wie weet ook door spionnen van de Vijf Families, de heersende groep waarvan Obi-Wan nu zeker wist dat ze de regentes als marionet gebruikte. Regeringen kwamen en gingen, maar oud geld behield zijn invloed van het ene bewind naar het andere en doorstond de machtswisselingen zoals een berg de wisselende seizoenen weerstond.

En er waren waarschijnlijk nog meer ogen op hen gericht, waarvan som­mige onvriendelijk en onofficieel. Cestus had een hoog ontwikkelde crimi­nele klasse, grotendeels onder het leiderschap van afstammelingen van de nesten die ooit de hele planeet gedomineerd hadden. Die zouden hun ten­takels ongetwijfeld overal hebben uitgestrekt.

Snoils oogsprieten bewogen wild heen en weer alsof hij een paniekaanval had. 'Ik heb nog nooit zo'n ingewikkeld web gezien,' zei hij. 'Meester Obi- Wan, waarschijnlijk zou het al maanden werk kosten om uit te pluizen hoe de machtsstructuur precies in elkaar zit. Alles is in het bezit van wettelijke ficties, elk verdrag is niet gesloten met individuen maar met raden of bedrij­ven waarvan de identiteit niet achterhaalbaar is. Mijn hoofd loopt om!'

'En hoe zit het met de regentes? Denkt u dat die echt iets in te brengen heeft?'

'Ja en nee,' antwoordde Snoil. 'G'Mai Duris is een zoethoudertje voor de restanten van de zwerm. De oorspronkelijke contracten waren allemaal afgesloten met de X'Ting, dus ze kunnen de zwerm niet helemaal negeren. Ik zou zeggen dat ze officieel de macht heeft maar onofficieel naar bevelen luistert.'

'Van wie?'

Het hoofd van de Vippit ging heen en weer. 'Van die Vijf Families waarschijnlijk.'

Toen bloeide de lucht voor hen op. Het holobeeld van een blauwe Zeetsa met bijzonder lange wimpers maakte een beleefde kniebuiging. 'De regen­tes verzoekt de eer van uw gezelschap,' zei ze. 'Hebt u tijd om haar te spreken?'

'Met alle genoegen,' antwoordde Obi-Wan terwijl hij ophield met ijsbe­ren.

'Over enkele ogenblikken zal een luchttaxi u komen ophalen,' zei de Zeetsa, waarna ze verdween.

'Uitstekend!' Obi-Wan was zichtbaar opgemonterd. 'Tijd voor het echte werk.'

Obi-Wan hielp Snoil bij het poetsen van zijn schild - een gemeenschappe­lijke bezigheid onder de Vippit — en even later was de procureur klaar om te vertrekken. Ze kwamen in de foyer op het moment dat de luchttaxi arriveerde en even later zoefden ze met grote snelheid door de buitenwijken van de stad op weg naar de troonzaal.

De troonzaal, een grot die groot genoeg was om plaats te bieden aan de interstellaire kruiser waarmee ze naar Cestus gekomen waren, was tamelijk bescheiden ingericht en veel minder opzichtig dan de werkvertrekken van de Opperste Kanselier. Maar Cestus was doorzeefd met natuurlijke en door de zwerm gemaakte grotten, en als deze grot het product van natuurlijke processen was in plaats van activiteiten van de zwerm of mijnbouw, dan was hij in zekere zin alleen maar een uitdrukking van Cestus' natuurlijke schoon­heid.

Dit met marmeren plavuizen bedekte vertrek was de vergaderzaal van de zwermraad en de plaats waar de vertegenwoordigers van de gilden en de diverse clans elkaar ontmoetten. Vandaag bevatte de zaal maar een handvol personen, waardoor hij nog groter leek.

Een lange, brede vrouwelijke X'Ting met een bleekgouden schild zat op de verhoging en Obi-Wan herkende haar onmiddellijk als regentes Duris. Men zei dat ze zich na jaren dienstverlening en politieke spelletjes omhoog gewerkt had. Ze had de naam sterk en eerlijk te zijn en de gladde huid van haar gezicht was doorploegd met de diepe, milde lachrimpels die duidden op een ernstige en kalme inborst. Zelfs zittend op haar troon straalde ze macht uit en haar uitdrukking was beleefd maar streng. Dit zou duidelijk een formele ontmoeting worden. G'Mai Duris kon haar geslacht terugvoeren tot de oorspronkelijke zwermkoningin, zij het alleen maar indirect: de direc­te lijn was uitgestorven tijdens de epidemieën. In de situatie waarin Cestus nu verkeerde, was het echter genoeg.

Ze stond op en gebruikte haar primaire en secundaire handen om haar wijde gewaden over haar brede heupen en borststuk te trekken, als schadu­wen over een beschutte vallei. Deze vrouw straalde een vorstelijke waardig­heid en zekerheid uit die alleen maar het gevolg kon zijn van generaties van zorgvuldige selectie. 'Gegroet, meester Kenobi. Mijn excuses voor de ver­traging. Sta me toe u welkom te heten op onze wereld. Ik ben G'Mai Duris, regentes van Cestus.'

Obi-Wan maakte een buiging. 'Opperste Kanselier Palpatine zendt zijn groeten,' zei hij.

'Dat doet me genoegen,' antwoordde ze. Ze bestudeerde hem zorgvuldig met een intense blik in haar gefacetteerde groene ogen. 'Ik was er niet zeker van dat we bereidwillige oren in de Senaat zouden vinden. We leven al zo veel jaar zonder enig teken van iemand met begrip voor ons volk of onze problemen.'

Zat er een verborgen betekenis achter haar woorden? Obi-Wan voelde dat Duris onder meer dan normale druk stond.

'Als u de kanselier ontmoet,' zei hij voorzichtig, 'en dat zal zeker ooit gebeuren, zult u merken dat hij een man van groot begrip is. Hij voelt mee met uw benarde positie en is even hoopvol als u dat we er een vreedzame oplossing voor zullen vinden.' Alsjeblieft. Hij kon ook op diverse niveaus tegelijk praten. De vraag was alleen of hij Duris goed begrepen had en of ze antwoord kon geven.

'Dat zou mijn liefste wens zijn,' zei ze. 'Maar vergis u niet, meester Jedi, het welzijn van mijn volk is mijn hoogste prioriteit. Meer dan mijn ambt. Meer dan vrede. Meer dan mijn eigen leven.'

Obi-Wan knikte, blij met haar antwoord. Het had lang geduurd voordat hij haar te spreken kreeg, maar hij was tevreden met de connectie. Dit was een zeer scherpzinnige vrouw. 'Nu begrijp ik hoe u aan de macht gekomen bent. Uw heldere kijk op de verantwoordelijkheden van uw ambt is bewon­derenswaardig.'

G'Mai Duris gaf een knikje. 'Moge dit het begin zijn van een diepere en bevredigender relatie tussen Ord Cestus en de heersers van de Republiek.'

Obi-Wan stak een mild verwijtende vinger op. 'De Republiek heeft geen heersers. Alleen maar beheerders.'

'Natuurlijk,' zei Duris, en ze boog haar hoofd.

Nu nam Snoil voor het eerst het woord. 'Ik ben procureur Doolb Snoil, vertegenwoordiger van de Faculteit der Rechtsgeleerdheid van Coruscant. Ik zal me zo duidelijk mogelijk uitdrukken,' zei hij met zijn zachte, hoge stem. 'Cestus is een medeondertekenaar van de Verdragen van Coruscant, zowel de jure als de facto. Hoewel Cestus Cybernetica strikt technisch ge­sproken niets illegaals verkoopt, geloven we dat de jk droids omgebouwd en gebruikt zullen worden om Republikeinse troepen te doden.'

'Dat zegt u,' zei Duris.

Snoil ging onverstoorbaar verder. 'Daarom verzoek ik u met het grootst mogelijke respect de productie en/of export van deze droids zoals vermeld in deel twee zesde lid van het primaire docubestand te staken.'

Een kniehoge blauwe bal rolde naar voren. De Zeetsa die het hologram gestuurd had? Duris bukte zich, zodat het wezen iets in haar oor kon fluis­teren. Ze luisterde aandachtig en bestudeerde verscheidene documenten die voor haar in de lucht geprojecteerd werden.

Het duurde bijna een uur voordat Snoil zijn zegje had gedaan. Hij haalde Republikeinse verdragen aan en legde uit wat zijn research aan het licht gebracht had over de huidige wettelijke status van Cestus Cybernetica, de Vijf Families, de productie van veiligheidsdroids en mogelijke repercussies. Duris reageerde met bewonderenswaardige helderheid: ze was een encyclo­pedie van wetskennis, altijd ferm, nooit onbeleefd; intelligent en sterk.

Obi-Wan wist evenwel dat haar houding grotendeels gemaakt was. Ze moest doodsbang zijn. Een X'Ting in haar positie zou het begrip uitroeiing beter begrijpen dan wie dan ook. De geschiedenis maakte maar al te duide­lijk wat er kon gebeuren als politieke onderhandelingen vastliepen en de verwoesting begon.

Hij hoopte dat het niet zover zou komen, dat ze ditmaal getuige zouden zijn van het zeldzame wonder waarin mensen van goede wil een conflict oplosten zonder geweld te gebruiken.

20

In elke rekruteringsoperatie luidde de ultieme vraag steevast: hoeveel per­sonen zouden er reageren? Juichen in de aangename gloed van een bezie­lende redevoering was één ding voor jonge soldaten in de dop, maar de volgende morgen opstaan na een nacht vol dromen of nachtmerries, je aankleden en naar een kamp gaan om getraind te worden tot het geven van je leven voor de Republiek... dat was een heel andere zaak.

De eerste gegadigden arriveerden voor dag en dauw, toen Nate en de commando's nog bezig waren thee te zetten boven een open vuur en de laatste happen van hun ontbijt doorslikten. De eerste was de lange blonde jongeman met het brede gezicht die zich voorgesteld had als OnSon. Hij werd op de voet gevolgd door een tweede rekruut, een jongen die iets kleiner was maar nog bredere schouders had. Ze hadden opdracht gekregen eten mee te brengen voor zichzelf en om uit te delen, en hun rugzakken zaten vol gedroogd vlees en ingemaakte groenten. Nate kreeg meteen een tiental recepten in zijn hoofd waarmee de nieuwe mondvoorraad tot heer­lijke maaltijden omgetoverd zou kunnen worden.

De nieuwkomers werden uitgenodigd om bij het vuur te komen zitten en een mok thee te drinken. Ze hadden nog amper een woord gewisseld toen ze opgeschrikt werden door de brullende motoren van een speederbi­ke. Een ruig uitziende vrouwelijke X'Ting zette haar helm af, streek met haar primaire handen de bosjes weerbarstige rode vacht op haar borststuk glad, stapte van haar speeder, liep met grote stappen naar het vuur en gooide een ruwe juten zak op de grond. Toen ze haar mond opendeed, versterkte de ruwheid van haar woorden de indruk dat ze uit een lage kaste kwam. 'Ik Resta,' zei ze. 'Heb kwekerij ongeveer honderd kilometer ten zuiden van ChikatLik. Resta op zelfde elektriciteitsnet en ze maken de stroom zo duur dat echtgenoot in de mijnen moest gaan werken.' Er sprak geen greintje zelfmedelijden uit haar fonkelende gefacetteerde groene ogen. 'Echtgenoot sterft in mijnen. Nu Resta haar kwekerij verliest, en alleen maar om de stroom naar een pretplaats van de Vijf Families te leiden. Resta haar buik vol van alles slikken. Resta slikt het niet meer. Heb je daar last van?' vroeg ze aan de mijnwerkers en boeren om haar heen. De agressie sloeg van haar af als hittegolven boven een fata morgana in de woestijn.

Nate had moeite haar verhaal te begrijpen. Het scheen er op neer te komen dat de elektriciteitsprijs door de opening van een vakantieoord voor de Vijf Families zodanig was opgedreven dat Resta tot de bedelstaf verval­len was.

'Ze hoort hier niet thuis,' morde een van de mijnwerkers. Zijn opmerking leidde tot een golf van gemompel.

Nate liep naar haar toe, pakte haar rode handen en bekeek alle vier haar handpalmen. Dikke eeltplekken bedekten het chitineuze vlees. Gebroken nagels. Deze vrouw had tientallen jaren met de onvruchtbare grond van Cestus geworsteld. Haar overlevende familieleden waren grotendeels naar de woestenij verdreven, maar zij niet. Ze was taai genoeg en goed genoeg, aangenomen dat ze de proef doorstond.

Deze vrouw zou alleen maar minachting hebben voor zachte woorden. 'Je lijkt bruikbaar,' was het enige wat hij zei. Hij wendde zich tot de klagers. 'Nog één woord en jullie kunnen je spullen pakken en vertrekken. Dit gevecht is voor alle Cestianen met een hart. Sluit je hart tegen één van hen en je bent weg. Deze planeet is meer van haar dan van jullie.'

De man probeerde Nate met zijn blik te overbluffen, niet wetend dat dit onmogelijk was. Na enkele seconden sloeg hij zijn ogen neer en mompelde een verontschuldiging.

Die hele morgen werden ze opgebeurd door een constante stroom nieu­we gegadigden en het duurde niet lang of ze hadden bijna tweehonderd potentiële rekruten. Prima. Nate wist dat generaal Fisto erop uit was getrok­ken om nog meer redevoeringen af te steken, maar het was de taak van de kloonsoldaten om deze boeren en mijnwerkers tot vechters om te smeden, als ze niet over het hele landschap kloonprotoplasma wilden achterlaten. De kloonsoldaten hadden de laatste paar dagen doorgebracht met het aanleg­gen van een hindernisbaan. Terwijl de ochtendschaduwen korter werden, begonnen ze met hun training. De rekruten werden op lengte gerangschikt, in rijen opgesteld en in vier groepen verdeeld die het tegen elkaar moesten opnemen. Daarna kregen ze het gebruikelijke trainingsprogramma van de kloonsoldaten te verwerken: over smalle balken rennen, zich optrekken aan rekstokken, rotsblokken van de ene kant van het terrein naar de andere sjouwen tot ze braakten van uitputting.

Toen de zon naar de horizon zakte, voegde Forry daar nog eens gymnas­tiek en nog meer rennen en springen en sjouwen aan toe. Nate was blij te zien dat iedere nieuwe rekruut zijn uiterste best deed.

Om de een of andere reden was hij extra blij om te zien dat Resta in vrijwel geen enkel opzicht voor de buitenwerelders onderdeed. Ze rende misschien iets minder hard, maar ze was zo sterk als een Noghri en haar pijngrens leek bijna onnatuurlijk hoog.

Tegen de tijd dat ze pauzeerden om uit te rusten en te eten waren er maar tien uitvallers, die nu met hangende hoofden huiswaarts keerden. Een van hen, zag Nate met voldoening, was de mijnwerker die bezwaar had gemaakt tegen de aanwezigheid van Resta.

Goed. Het uitputtende programma van de eerste dag was ontworpen om ongeveer de helft van de groep te laten opgeven. Vanaf dat moment kon­den de overblijvers zichzelf beschouwen als taaie, vuurspuwende overlevers. Dit was een gevoel dat kameraadschap kweekte, de belangrijkste factor in een gevechtseenheid.

Na de eetpauze verdeelden de broeders de rekruten in kleine groepen en onderwierpen hen opnieuw aan een eindeloze reeks tests. Tot dusver had niemand nog een wapen in de hand gehad. Daar was het te vroeg voor.

Spindragon arriveerde halverwege de dag met generaal Fisto aan boord. De Nautolaan vroeg op zakelijke toon hoeveel rekruten er waren komen opdagen en hoeveel van hen de eerste training met succes doorstaan had­den. Daarna trok hij zich terug in de grot voor de mysterieuze voorberei­dingen of planning waarmee Jedi zich onledig hielden.

Sheeka bleef achter om naar de verrichtingen van de rekruten te kijken en vroeg fronsend: Waarom doen jullie dit? Jango zei altijd dat het maanden duurde om iemand echt in conditie te brengen.'

Nate glimlachte en fluisterde samenzweerderig: 'Dit geeft ons de kans om ze te observeren. Om te zien wie in de groep past en wie niet. Wie fysieke pijn kan verdragen. Angst. Vermoeidheid. We hebben geen tijd voor dilettanten.'

Ze knikte alsof ze zo'n soort antwoord al verwacht had. Ze leek een interessante vrouw: piloot, stiefmoeder, zwerfster door de hele melkweg en gewezen vriendin van de onsterfelijke Jango Fett.

Sheeka onderbrak zijn gedachten. 'Je hebt me verteld wat het leger over Jango zegt, maar er zitten altijd diverse kanten aan een verhaal, waar of niet?'

'Inderdaad.'

'Dus er zijn andere mensen die andere dingen zeggen.'

Natuurlijk. Altijd. Hij had hun hatelijke opmerkingen gehoord, had ze hun ogen zien vernauwen en hun mondhoeken neer zien trekken bij het zien van een kloonsoldaat. 'Ja,' zei hij.

'En wat zeggen die?'

Wat de verhalen zeggen? Dat hij een misdadiger was, een premiejager, een huurmoordenaar, een verrader van de Republiek.' De gefluisterde ha­telijkheden echoden in zijn oren en tot zijn verbazing maakte de herinnering hem ietwat nijdig. Had hij geen originele gedachten van zichzelf te bieden? 'Het is onze plicht en onze eer om die schandvlek weg te wassen.'

'Is dat je idee?' vroeg ze. 'Is dat alles?' Een korte, harde lach. 'Jango was een man die tussen de werelden liep, maar toen ik hem kende was hij integer en dapper en een groot... vechter. Premiejager.' Ze schokschouderde. Wat dan ook. Het is niet zo slim om alles over iemand uit de mond van zijn vijanden te leren.'

Hij dacht een paar seconden na alvorens antwoord te geven. Wat moet ik doen om meer op hem te lijken?'

Ze bekeek hem van zijn blinkend gepoetste kistjes tot zijn scherp gesne­den gezicht en haar glimlach verzachtte, werd nadenkender. 'Niet bang zijn om een mens te zijn,' zei ze. 'Niet zo paniekerig zijn voor gevoelens. Hij liet ze zelden blijken, maar hij had ze wel. Niet zo bang zijn.'

Nate voelde zich kwaad worden. Waar ter duizend werelden kletste deze vrouw over? 'Ik ben nergens bang voor.'

Ze lachte hartelijk. Ondanks zijn woede bewonderde hij de helderheid en het timbre van haar lach. 'Onzin,' zei ze. 'Ik heb jou en je broeders gadegeslagen. Jullie zijn overal bang voor. Dat je iets verkeerds zegt. Dat je het verkeerde gevoel hebt. Waarschijnlijk zelfs dat je sneuvelt in de verkeer­de houding.'

Alsjeblieft. De kloners zij dank dat kloonsoldaten niet met dit soort vooroordelen opgezadeld waren! 'Jij weet niets over mijn leven of mijn dood. Maar sinds wanneer heeft dat er een burger van weerhouden een oordeel uit te spreken, hè?' Dat laatste woord klonk verdacht veel als een grauw.

Maar Sheeka was niet in het minst onder de indruk. Wie generaliseert er nu?' vroeg ze.

Hij keek haar woedend aan, maar kon geen weerwoord bedenken.

'Nee?' zei ze. 'Zou je dan een uitdaging aannemen?'

'Een uitdaging?' Ondanks alles was hij geïntrigeerd. Op de achtergrond hoorde hij het geschreeuw en het gegrom van inspanning van de rekruten. Het was bijna tijd om zijn broeders af te gaan lossen.

'Ja,' zei ze. 'Je weet hoe je een soldaat moet zijn. Dat heb ik gezien. Mijn uitdaging is dat je moet proberen gewoon als mens op de wereld te reageren. Als je een zonsondergang ziet, heb je dan nog andere gedachten dan aan infraroodlenzen? Als je een zonnebloesem ziet, denk je dan uitsluitend aan de giffen die eruit gedestilleerd kunnen worden? Als je een baby ziet, denk je dan nog iets anders behalve wat een fantastische gijzelaar hij zou zijn?'

Nate verstijfde. 'Vooruitgeschoven Verkenner-Commando's nemen geen gijzelaars,' zei hij.

Sheeka's knappe gezicht slaagde erin nog grimmiger te worden dan het al was. 'Neem alles niet zo verrekte letterlijk op!' zei ze woedend. 'Ik probeer

met je te communiceren en het enige wat ik kan raken is je bolster. Wie bén je?'

De geluiden van spelende kinderen leken zich verwijderd te hebben, zwakker geworden te zijn. 'Ik weet wie ik ben.' Hij zweeg. 'Zo goed als iemand van ons zichzelf kan kennen,' zei hij terwijl hij opstond. 'Deze paddestoelen smaken gronderig,' loog hij. 'Ik ga wat vlees halen.' Hij gooide zijn eten in een vuilnisbak en voegde zich weer bij de uitgeputte rekruten.

De rest van de dag probeerde Nate zijn aandacht bij de training te houden. Hij hield scherp in het oog hoe ze het deden op de hindernisbaan en wie van hen de beste fysieke en mentale conditie had, wie zijn emoties het best in bedwang hield, wie leiderskwaliteiten aan de dag legde.

Maar om de paar minuten speurde hij zoals de protocollen voorschreven

het rotsachtige dal af. En hij merkte dat zijn ogen telkens wanneer hij dit deed de vorm en het gezicht van die hoogst ergerlijke Sheeka Tull zochten. Soms vond hij haar onder een uitstekend rotsdak, soms hielp ze bij het eten koken. Eén keer zag hij haar met generaal Fisto praten en in de richting van haar schip wijzen. En één keer kon hij haar helemaal niet vinden en voelde hij een vreemd soort teleurstelling.

Dat duurde maar even: Nate dwong zichzelf op zijn werk te letten.

In de loop van de dag kregen de rekruten een eindeloze reeks afmatten­de, ingewikkelde hindernissen voorgeschoteld. De kloonsoldaten deden de test altijd eerst, zo lenig en moeiteloos dat de vrijwilligers van Cestus onge­lovig hun hoofd schudden.

Kinderspel voor iemand die zijn hele jeugd doorgebracht had in de trainingszalen van de Kaminoaanse kloners.

Aan het eind van de dag had veertig procent van de vrijwilligers er de brui aan gegeven. De resterende rekruten waren een gehard en taai groepje dat elkaar woest aankeek en de kloonsoldaten fluisterend uitvloekten — maar ze vloekten als een groep. Ze hadden het ergste overleefd wat die gepantserde sadisten uit Coruscant hun voorgeschoteld hadden. Ze waren klaar voor de volgende stap.

Nate organiseerde zijn gedachten en bracht rapport uit aan generaal Fisto. Toen hij achter in de grot kwam, zag hij een draad van ongeveer een meter lang fel opgloeien, sissend en kronkelend door de lucht vliegen en weer uitdoven. Het vreemde verschijnsel herhaalde zich. De stank van bran­dend metaal prikte in zijn neus en de gloed van de kronkelende draad deed zo'n pijn aan zijn ogen dat hij zijn blik af moest wenden.

Toen generaal Fisto hem hoorde aankomen, verdween het licht en draai­de hij zich met zo'n soepele beweging om dat het bijna leek alsof hij zichzelf binnenstebuiten keerde, alsof hij door zichzelf heen vloeide.

'De tests van vandaag zitten erop.'

'En?'

'Ik denk dat we achtenveertig goede rekruten hebben.'

Even leek er licht te ontbranden in de diepten van de starende ogen van de generaal. 'Dat is goed. En morgen?'

'Morgen halen we er nog wat meer. Ik kan met u meegaan om ze te rekruteren of hier blijven en verder gaan met de training.'

'Ga maar verder met de training,' zei generaal Fisto na enig nadenken. 'Verdeel ze in groepen naargelang de dag en het moment van rekrutering. Geef de eerste aanmelders de hoogste status.'

'Jawel, generaal,' zei Nate. De generaal onderschatte de vvc's als hij dacht dat een dergelijke hiërarchie al niet onderdeel van hun commandostructuur was. Aan de andere kant was het niet zijn plaats om een Jedi dingen bij te brengen of de les te lezen.

Om de een of andere reden deed die gedachte hem weer aan Sheeka Tull en haar brutale evaluatie van hem denken. Ze had iets wat hem bovenmatig irriteerde.

Toen hij weer naar buiten liep, leidden zijn voeten hem zonder dat hij daar opdracht toe gegeven had in de richting van Sheeka Tulls schip. Zijn werkdag zat er immers op. Zijn drie broeders zouden er wel voor zorgen dat eventuele wapens schoongemaakt werden en een oogje op de hindernisbaan houden. Hij kon er gerust een paar minuten zijn gemak van nemen. Alleen maar een wandeling, loog hij zichzelf voor.

Hij vond Sheeka aan een opklaptafeltje buiten haar schip, bezig een van de Corelliaanse stroomconverteerders van Spindragon van roest te ontdoen on­der de fraaie sterrenhemel. Ze leek niet verbaasd te zijn hem te zien, maar groette hem pas toen hij dichterbij kwam. 'Nate,' zei ze.

'En hoe weet je dat ik het ben en niet een van de anderen?' vroeg hij uitdagend.

Ze lachte. 'Jij loopt een beetje anders. Heb je toevallig geen wond aan je been?'

Hij bleef staan. Een broca, een gigantisch reptielachtig beest dat de moerassen van een onzalig zwart gat met de naam Altair-9 onveilig maakte, had bijna zijn heup weggerukt. Hij dacht dat de schade hersteld was. Inte­ressant. Deze vrouw was even opmerkzaam als een kloonsoldaat.

'Ja,' zei hij, de rest van zijn gedachten voor zichzelf houdend.

Ze gaf hem een glimlach en concentreerde zich weer op haar werk. 'Hoe was je dag?'

'Een aantal goeie kandidaten. We hebben ze hard laten werken en maar veertig procent verloren. Een sterk ras, de Cestianen.'

Sheeka glimlachte opnieuw, zichtbaar ingenomen met zijn antwoord. Ze begon weer te poetsen en hij ging zitten en keek naar de sterren. Hij wist dat veel van die gloeiende hemellichamen hun eigen planeten hadden en vroeg zich af hoeveel ervan bij het geweld betrokken zou worden voordat de Kloonoorlogen afgelopen waren.

Na een poosje keerde haar aandacht terug naar Nate. Hij vond het prima om gewoon te wachten tot ze hem aansprak. Toen ze dat deed, was hij verrast door haar vraag. Wat zie je als je naar me kijkt?' Ze rekte zich geeuwend uit terwijl ze dat vroeg, en pas op dat moment werd Nate zich bewust van het effect dat ze als vrouw op hem had. Hij verbaasde zich over de felheid van zijn reactie. Geen enkele man van het menselijk ras kon blind zijn voor haar fascinerende combinatie van zachtheid en kracht, de lange elegante lijnen van haar benen, de delicate boog van haar hals...

Nate bande deze gedachten uit zijn hoofd toen hij zich herinnerde dat ze hem een vraag gesteld had. Hij dacht na, vond een antwoord dat nagenoeg obsceen was en slikte het in. Uiteindelijk zei hij: 'Een menselijke vrouw met dezelfde huidskleur als generaal Windu.'

Wie?' Ze lachte. Het was een diepe, volle lach en nu besefte hij dat zijn aanvankelijke idee dat ze de spot met hem dreef volkomen misplaatst was. Hij realiseerde zich dat hij haar lach bewonderde, dat die hem verwarmde op een manier die hem toestond zijn greep op zijn emoties even te laten vieren. Interessant.

Van de weeromstuit stelde hij haar een vraag zonder die eerst onderzocht en geëvalueerd te hebben. 'En wat zie jij als je naar mij kijkt?'

Vrijwel op hetzelfde moment had hij er spijt van, want haar glimlach werd zachter, melancholiek en ietwat triest. 'De schaduw van de beste...' Ze zweeg, alsof ze halverwege haar zin een ander woord zocht. 'De beste véchter die ik ooit gekend heb.' Ze stak haar hand uit en streek zacht over zijn kaak. Daarna stond ze op met de gratie van een zonnebloesem die draaide in de zonnewind en liep terug naar haar schip.

21

Na de eerste paar dagen nam de stroom nieuwe gegadigden sterk af, zodat Nate verbaasd was een groep magere, smerige mannen en vrouwen te zien aankomen. Ze reisden in een bonte verscheidenheid van gehavende zweefkarren, die vuil genoeg waren om te doen vermoeden dat ze veel meer vervoerd hadden dan passagiers. Hun leider was een lange oude menselijke man met een rode baard, een sterk verweerd gezicht, brede schouders en slanke heupen. Hij was duidelijk aan het eind van zijn krachten. We willen onderhandelen met jullie leider,' zei hij.

Sirty nam hem op van het hoofd tot de voeten. 'En wie moet ik zeggen?'

'De naam is Thak Val Zsing,' zei de nieuwkomer.

'Je zoekt mij,' zei Nate, naar voren komend.

Thak Val Zsing keek van Sirty naar Nate en een humorloze grijns spleet zijn gezicht. Zijn tanden waren groot, geel en gebarsten.

'Rekruten, meneer?' vroeg Sirty.

Val Zsings gezicht verstrakte. 'Dat heb ik niet gezegd.'

Wat dan?'

Wij zijn Woestijnwind en als het ons hier bevalt zijn we gekomen om te vechten.'

Aha. Dus dit waren de anarchisten die nog maar enkele maanden geleden met zo'n bruut geweld door de Cestiaanse veiligheidstroepen neergeslagen waren. Als ze nog op een kwart van hun vroegere sterkte waren, was hij een Jawa. En ze wilden doorvechten? Wel dapper maar niet slim. 'Zelfs op Coruscant hebben we verhalen over jullie moed gehoord.'

Thak Val Zsing knikte, tevreden met dat antwoord. 'Je weet wie we zijn. Van jullie zijn we minder zeker.' De mannen en vrouwen achter hem knik­ten. Nate bekeek hun kleren en wapens. Oud. Haastig opgelapt. Hun huid was ruw van uitputting en ondervoeding. Hun wapens leken in betere con­ditie te verkeren dan zijzelf. Maar hoe moe en gebroken deze mensen ook waren, ze liepen over van wraaklust.

Wij zijn stuk voor stuk bereid om te sterven om dit decadente systeem omver te werpen.'

Ah, in dat geval. Ze hadden goede redenen om de regering verantwoor­delijk te stellen voor hun problemen, maar hij kon Woestijnwind in zijn huidige vorm niet gebruiken: ze waren te zwak en te woedend. Dit was een penibele situatie die om een voorzichtige aanpak vroeg. 'Misschien hebben jullie onze bedoelingen niet goed begrepen,' zei hij. 'We zijn niet hier om de wettige regering omver te werpen. We zijn hier om ervoor te zorgen dat de regering de regels en voorschriften van de Republiek naleeft. Als burgers van de Republiek hebben jullie het volste recht herstel te eisen voor jullie grieven.'

Thak Val Zsing trok aan zijn rode baard en spuugde op de grond. 'Jullie regels interesseren de Families geen snars. Jullie hebben niks te bieden behalve mooie praatjes.'

Dat was aardig in de roos en Nate stond even met zijn mond vol tanden.

Plotseling stond de Jedi achter hem. 'Ik bied je de gelegenheid je Repu­bliek te dienen,' zei generaal Fisto. Nate had zich zo op de leden van Woes­tijnwind geconcentreerd dat hij hem niet had horen aankomen.

De anarchisten staarden in de grote zwarte poelen van de ogen van de Nautolaan. Thak Val Zsing was de eerste die de trance doorbrak, spoedig gevolgd door de anderen, die ontevreden mompelden. 'Dienen? Hoe?'

'Kom,' zei de generaal dringend. Vecht met ons.'

'Met andere woorden, gehoorzaam jullie bevelen.'

Wees onze kameraden.'

De oprechtheid in zijn stem biologeerde hen; zijn Nautolaanse charisma was twee keer zo sterk op deze woestijnwereld. De woest uitziende leden van Woestijnwind leken het te ondergaan als een klap tegen de borst.

De meesten; niet allemaal. Thak Val Zsing schudde zijn hoofd. 'Nee. Dit bevalt me niks. We hebben genoeg beloften gehoord en genoeg bevelen gekregen. We zullen onze eigen vrijheid bevechten.'

'Als je alleen vecht, verklaren ze je tot ordinaire misdadigers,' zei Fisto. Wie met ons vecht, is een patriot.' Harde woorden, maar deze mensen waren aan het eind van hun krachten. Ze hadden niets meer te verliezen.

De haveloze leden van Woestijnwind keken van Thak Val Zsing naar Kit Fisto en terug. Van het bekende naar het onbekende. Zoals de meeste mensen kozen ze voor het bekende. Ze zouden doorgaan met de regering te bestoken en uiteindelijk gevangen of gedood worden.

Zo lag de situatie, en niemand die er iets aan kon veranderen.

Generaal Fisto stak zijn hand uit naar Thak Val Zsing. Wacht,' zei hij.

Wat?' Val Zsing was moe maar trots.

'Ik kan jullie mensen clementie verlenen als ze ons helpen. Zodra ons werk gedaan is, zullen jullie misdaden uitgewist worden en kunnen jullie terugkeren naar je mijnen, kwekerijen en winkels. Ik wil niet dat jullie je leven verspillen.'

Nate wist dat Val Zsing in een hevige innerlijke strijd gewikkeld moest zijn. Dit was een goede man, maar hij was te moe voor optimisme; hij had te veel leugens aangehoord om een Jedi of de kloonsoldaten van een Jedi te geloven. Hij hoorde de gedachten van de oude man zo duidelijk dat hij ze net zo goed hardop had kunnen uitspreken.

Wat vindt de rest?' vroeg generaal Fisto.

'Ze vertrouwen mij,' zei Thak Val Zsing, zijn borst opzettend. 'En ik vertrouw jullie niet. Ik ben alleen maar gekomen omdat ze me dat vroegen. Maar nu ik jullie gezien heb...'

De generaal keek naar de gezichten van Woestijnwind en vervolgens weer naar Thak Val Zsing. 'Dit zijn jouw mensen. Hoe heb je hun harten gewonnen?'

'Met bloed,' zei hij. Nate zag het in Thak Val Zsings ogen. Ondanks al zijn grote woorden wilde hij hen geloven, maar hij kon het niet.

'Juist,' zei de Nautolaan.

'Misschien is er een andere oplossing,' zei Thak Val Zsing langzaam.

Zijn gehavende krijgers keken op. Ze wisselden blikken alsof de con­frontatie op het punt stond een onaangename keer te nemen, maar toen liet Thak Val Zsing moedeloos zijn schouders zakken.

Ooit was de oude man misschien een groot vechter geweest, maar die tijd was al lang voorbij. Niettemin keken de leden van zijn groep naar hem op en respecteerden ze hem als hun vader. Hij had hen ongetwijfeld uit menige precaire situatie gered.

Hoe kon de stemming veranderd worden? Was er een oplossing moge­lijk?

Thak Val Zsing leek zich meer bewust van wat er op het spel stond dan de rest. Eén laatste actie. Eén laatste beslissing. Het zou de vernietiging of de redding van zijn haveloze bende kunnen zijn. Wat moest hij doen?

'Dertig jaar geleden nam ik het bevel over deze groep op me,' zei Val Zsing, de generaal recht in de ogen kijkend. 'Jij zou ze kunnen leiden als je bereid was dezelfde proef te ondergaan.'

'Proef?'

Hij knikte. "Broeder Fate,' zei hij zacht.

Een oude mannelijke X'Ting met grijze plukjes vacht en gehuld in een bruin gewaad liep naar hem toe, vergezeld door een ietwat grotere X'Ting vrouw, eveneens in een bruin gewaad. Ze droegen een rieten mand tussen zich in. De mand was groot genoeg om een menselijke baby te bevatten, en in eerste instantie dacht Nate ook dat dit het geval was. Hij had wel vaker van extremistische groeperingen gehoord die een kind of baby aanbaden als de avatar van een god of de reïncarnatie van een heilige.

Maar even later besefte hij dat hij zich vergist had. Die mand bevatte geèn baby. Bovendien was hij daar te zwaar voor: zeker tien kilo. De mand schudde en ze hadden duidelijk moeite om hem recht te houden. Er moest iets in zitten wat bewoog, iets slangachtigs.

'Zul je ons vertrouwen zoals je ons vraagt jou te vertrouwen?' vroeg de oude X'Ting vrouw.

Wat wil je dat ik doe?'

'Je hand in de mand steken,' zei ze.

'En?'

'En dan zien we verder.'

Generaal Fisto keek haar aan en keek vervolgens naar Thak Val Zsing.

Nate hield zijn adem in. Dit was een proef van moed en intuïtie. Van vertrouwen en gezond verstand. De mand van gevlochten zandriet was groot genoeg voor wel duizend giftige beesten. En als de generaal gebeten werd, wat dan? Werd Kit Fisto geacht het gif in zijn lichaam door tovenarij onschadelijk te maken? Of het beest te hypnotiseren om te voorkomen dat het beet? Of was deze hele ceremonie een ingewikkeld soort moordaan­slag? Hij wist het niet, maar hij kon zijn bange voorgevoelens niet onder­drukken. Wat zou de Jedi doen?

Generaal Fisto's uitdrukking veranderde niet, maar hij knikte. 'Ja.'

De oude X'Ting zette de mand op de grond. Het deksel onttrok de inhoud nog steeds aan het zicht. De generaal rolde de mouw van zijn gewaad op en stak zijn hand in de mand. Nate zag dat zijn bewegingen niet sneller of trager waren dan normaal.

Generaal Fisto's ogen lieten die van de oude vrouw geen moment los. Zijn arm was tot aan de elleboog in de mand verdwenen en iedereen keek gespannen toe.

Maar toch... wat zag hij over het hoofd? dacht Nate. Er gebeurde hier iets wat elke beschrijving tartte.

Tenslotte gaf een van de andere oude vrouwen een knikje en trok de generaal zijn arm weer terug, even langzaam en beheerst als daarvoor. Op de onderkant van zijn arm blonk iets vochtigs. Hij rolde zijn mouw naar beneden zonder het vocht af te vegen. Het gezicht van de Nautolaan ver­ried niets.

De twee X'Ting in het bruine gewaad trokken zich terug en gingen met gekruiste benen tegenover elkaar zitten. Ze vouwden hun primaire en se­cundaire armen in gebed en legden hun voorhoofden tegen elkaar. De andere leden van Woestijnwind vormden een muur tussen de klonen en generaal Fisto en de mand. Ze bogen zich voorover en leken ergens naar te kijken.

Toen kwamen ze terug. 'Hij spreekt de waarheid,' zei de vrouw, en de anderen knikten.

Thak Val Zsing ademde luidruchtig uit. Nate zag dat hij opgelucht was, maar dat zijn trots hem ervan weerhield daarvoor uit te komen.

'Goed dan,' zei Thak Val Zsing. 'De Geleiders... hebben zich nog nooit vergist. Goed. Ik leg het bevel over Woestijnwind neer.' Hij zweeg. 'En ik hoop dat ik niet de grootste vergissing van mijn leven bega.'

Toen Kit Fisto terugliep naar de grot, rende Nate naar hem toe, ging naast hem lopen en fluisterde: 'Wat voelde u in de mand? Een of andere rotsad­der?'

'Ik weet het niet,' zei Kit, bijna zonder zijn lippen te bewegen. 'Het probeerde niet te bijten. Maar ik voelde... iets. Een aanwezigheid die ik al eerder gevoeld heb.'

Toen Kit er verder het zwijgen toe deed, knikte Nate kort en keerde terug naar zijn broeders.

Thak Val Zsing schudde zijn hoofd terwijl ze naar de grot liepen. 'Ik zou het niet geloofd hebben,' zei hij. Zijn ogen fonkelden vervaarlijk. 'Maar ik ben niet degene die je vertrouwt, Jedi. Vergeet dat niet.'

'Ik zal het niet vergeten,' beloofde Kit.

'Goed,' zei Val Zsing, op zijn hoofd krabbend. 'Beloofd is beloofd.'

'Het is goed dat je een man van je woord bent.'

'Soms,' zei Thak Val Zsing terwijl hij moedeloos zijn schouders liet han­gen, 'is een man zijn woord het enige wat hij nog over heeft.'

'Jullie brengen meer dan woorden,' antwoordde Kit. Wil je met ons eten?'

Thak Val Zsing en zijn mensen verdrongen zich om de plaatsen aan hun ruwe tafel. Toen er dampende schotels vol vers vlees, paddestoelen en warm brood voor hen neergezet werden, wendde hij zich opnieuw tot Kit. We hebben al een week geen fatsoenlijke maaltijd gehad. Kun je...'

'Eet zo veel je wilt,' zei Kit.

Ze vielen uitgehongerd op hun borden aan en schrokten het eten als uitgehongerde Hutts naar binnen. Pas toen ze zich vol gegeten hadden en boerend en lachend onderuitzakten, werden ze weer aanspreekbaar.

'Ik heb de bestanden gelezen,' zei Kit, 'maar ik zou het graag uit jullie mond vernemen. Wat is er op Cestus gebeurd?'

'Het is een oud verhaal,' zei Thak Val Zsing. 'Ik zie er intussen waar­schijnlijk uit als een mijnwerker, maar vroeger was ik professor in de ge­schiedenis. Ik werd ontslagen toen de regering het mes in de sociale voor­zieningen en faciliteiten voor het achterland zette.'

'De gekozen regering? Regentes G'Mai Duris?'

Hij snoof. 'Die is hier niet de echte machthebber, sterrenman. Je moet nog veel leren. Maar goed, ik ging in de mijnen werken en de rest is, zoals dat heet, geschiedenis.' Hij grinnikte. 'Luister. Oud verhaal. Je hebt onder­drukkers en de onderdrukten. Dat was al eeuwen zo voordat de Republiek deze planeet ooit gevonden had. De X'Ting dreven de spinnen de bergen in en roeiden waarschijnlijk nog wat andere soorten uit voordat wij kwamen. Wij landden hier, kochten land voor een paar koffers waardeloze kunst­edelstenen en een paar honderd jaar later komt ongeveer negentig procent van de X'Ting om tijdens een paar mysterieuze "epidemieën". Handig, wat?'

'Bijzonder. Denk je dat die epidemieën geen toeval waren?'

Val Zsing snoof. 'Er is geen bewijs waarmee je je geliefde kanselier lastig kunt vallen. Elke gevangenis waar soorten uit de hele melkweg in gepropt worden is een broedplaats voor exotische ziektes. Laten we het erop houden dat de Vijf Families geen tranen met tuiten huilden.'

Thak Val Zsing trok een groot stuk vlees van een geroosterde vogel en begon er zo geestdriftig op te kauwen dat het vet door zijn baard op zijn hemd droop. 'Mijn overgrootvader kon er misschien om lachen, maar er is

intussen niets komisch meer aan. De Vijf Families hebben alles in hun bezit. De mensen onder aan de ladder hebben amper genoeg te eten. Onze baby's huilen 's nachts van de honger.'

'Ik dacht dat Cestus Cybernetica rijk was,' zei Kit.

'Jazeker. Maar verrekte weinig van die kredieten sijpelen door naar bene­den.'

'Daar gaan wij verandering in brengen,' zei Skot OnSon. 'We gaan de regering omverwerpen en onze wereld terug eisen.'

Onze wereld, dacht Kit. Maar aan wie behoorde deze wereld eigenlijk toe? Aan de Vijf Families? De X'Ting? En hoe zat het met die arme spinnen die de kloonsoldaten het donker in gedreven hadden? Hij had er allang spijt van dat hij hun grot binnengedrongen was, maar was blij dat hij de kloonsolda­ten ervan weerhouden had ze verder te achtervolgen.

22

Obi-Wan en procureur Snoil waren sinds hun bezoek aan de troonzaal hun suite niet meer uit geweest. De bedienden leken niet weg te branden, tuk op fooien, voortdurend eten aandragend en onhandige pogingen in het werk stellend om hun gesprekken af te luisteren. Uiteindelijk moest Obi-Wan de manager van het hotel vragen zich ermee te bemoeien.

Snoils werklust was onuitputtelijk. De Vippit at zelden en sliep nooit. Hij las documenten, raadpleegde Cestiaanse juristen, stuurde via hun kruiser berichten naar Coruscant voor advies van nog meer experts.

Desondanks had Obi-Wan het gevoel dat Snoil niet wanhoopte, maar juist blij was met deze kans om zijn oude schuld te vereffenen. Als hij een weg kon vinden door deze wettelijke doolhof, een pad aan kon geven dat naar een vreedzame oplossing leidde, zou iedereen Cestus met een opge­lucht gemoed achterlaten.

Obi-Wan hielp hem waar hij kon, zowel met advies als met pogingen de last op Snoils schild te verlichten, maar op het laatst voelde hij zich zo goed als nutteloos. Hun eerstkomende onderhoud met G'Mai Duris zou over achttien uur plaatsvinden en ze hadden nog steeds geen manier gevonden om het tij te doen keren.

Maar er zou zeker iets opduiken. Dat gebeurde altijd...

23

Driehonderd kilometer ten noordoosten van de commandopost lagen de hoge, scherpe pieken van het Tolmeagebergte. De hoogste spits, Tolmeatek, verhief zich tweeëndertigduizend meter boven de bodem van het dal, zijn met sneeuw bedekte top een glinsterend baken voor avonturiers. Pas in de laatste honderd jaar was het een niet-inheemse bewoner gelukt de klim te maken zonder ademhalingsapparatuur. Het word tolmeatek zelf betekende 'onbereisbaar' in het X'Ting. De lagere bergen waren al even onherberg­zaam. Hun steile wanden en de frequente onverwachte stormen maakten de hele streek te gevaarlijk voor de doorsnee reiziger.

En ideaal voor clandestiene activiteiten. In de schaduw van de machtige Tolmeatek lag een ander landingsplatform, eveneens verborgen voor spie­dende ogen.

Een delegatie van drie X'Ting keek naar de sterren tot een van de lichten begon te bewegen. Vreemd genoeg bleef het tot op het laatste moment minuscuul lijken, om pas op het allerlaatst met een onmogelijke snelheid uit te dijen.

De X'Ting bleven wachten... onbewogen. Twee van hen droegen don­kere gewaden, de derde was gekleed in de laatste mode onder de buitenwe­relders, aangepast aan het insectachtige lichaam van een X'Ting.

Een smalle loopplank werd uit het blinkende schip geschoven, en een vrouwelijke kunstmens verscheen in de deuropening. Ze droeg een lange mantel en was alleen maar zichtbaar als silhouet, maar de X'Ting hielden hun adem in.

De ruimte achter haar was donker. Haar silhouet toonde een glad ge­schoren, symmetrische schedel die een ontzagwekkende intelligentie deed vermoeden. De bleke hoofdhuid was zo gaaf en volmaakt dat hij bijna doorzichtig leek. Aan beide kanten van haar gezicht zaten tatoeages in de vorm van messen die met hun punten naar haar oren wezen. Het was net of ze sprankelde, net of ze een zachte gloed uitstraalde. Ongetwijfeld van­wege de lichtinval.

Toen ze naar beneden liep, zagen ze dat haar ogen een dof, uitdrukkings­loos blauw waren. Ze keek naar Fizzik zonder groet of reactie. Hij was zo minderwaardig dat ze hem amper registreerde — geen bedreiging en geen bondgenoot. Zoals ze hem behandelde, had hij even goed een astrotechnische droid kunnen zijn.

Fizzik was bang van deze vrouw en vond dat een onverwacht heerlijk gevoel.

Hij kwam naar voren, klaar om zijn voorbereide begroeting uit te spre­ken. 'Mevrouw...?'

De vrouw draaide haar hoofd langzaam naar hem toe en staarde hem aan alsof hij een ongebruikelijke lagere levensvorm was. Dat vreemde gevoel in zijn binnenste, die angst, werd nog groter. Fizzik deed zijn mond weer dicht.

Ze nam nog twee stappen en raakte haar gordel aan. In een straal van ongeveer twintig meter rondom het schip begon het zand te sissen. Fizzik had een rij kleine zandwespen over de grond zien kruipen, beladen met buit op de terugweg naar hun nest. Waar de omtrek van die cirkel liep, waren een stuk of zes van de kleine insecten in rokende balletjes veranderd. De wes­pen buiten de cirkel waren ongedeerd.

Nu deed ze voor het eerst haar mond open. 'Als jullie mensen bij mijn schip komen,' zei ze, 'zul je nieuwe mensen nodig hebben.'

'Jawel, meesteres.'

'Héél goed,' zei ze spottend. 'Breng me naar Trillot.'

Fizzik opende de achterdeur van een kleine tunnelspeeder met een stom­pe neus en ze stapte zonder een woord te zeggen in. Ze bewoog zich zo soepel dat haar bewegingen meer aan een kat deden denken dan aan een mens. Een roofdier van een woeste schoonheid.

De tunnelspeeder steeg op, draaide om zijn as en zoefde naar een van de tunnels in de buurt. Het kleine zweefvoertuig was ontworpen voor snel manoeuvreren in de doolhof van tunnels onder het oppervlak van Cestus.

De tunnels waren millennia geleden door X'Ting technici aangelegd, maar pas vrij recentelijk elektronisch in kaart gebracht — enkele standaard­decennia geleden misschien. De speeder was uitgerust met de nieuwste en krachtigste scanapparatuur en schoot door de tunnels als een thrinx op een braadrooster.

Fizzik zat naast de piloot op de voorbank, maar keek tersluiks over zijn schouder om te zien of hun gast misschien schrok van de snelheid waarmee de speeder door de tunnels scheerde.

Ze leek volstrekt onaangedaan. Haar stekende blauwe ogen drukten alleen maar vermaak uit en haar volle, bleke lippen krulden op toen ze opnieuw op een haar na een rotswand misten. Ze keek naar de voorbijflit­sende wanden alsof niets haar ontging. Toen draaide ze zich naar hem toe en keek hem aan, eindelijk met iets van nieuwsgierigheid op haar gezicht.

'Dus de Vijf Families durven me niet in het openbaar te ontmoeten?' vroeg ze.

'Dat vinden ze riskant. Maar over enkele minuten bent u er.'

Ze snoof verachtelijk. Wat is dit allemaal?' vroeg ze, met een gebaar naar de wanden.

Hij vond haar stem net een soort bronzen muziek. 'De planeet zit vol mijnen en tunnels en die vormen de beste manier om ongezien te reizen.'

Ze grinnikte, hoewel hij er geen idee van had wat ze zo vermakelijk vond. Toen wendde ze zich weer tot hem. 'En jij bent...?'

'Fizzik, broer van Trillot, die op uw aankomst wacht.'

Toen ze naliet zich eveneens voor te stellen, trok hij zich schielijk terug. Hij staarde haar aan en zag haar ogen groot en donker worden. 'Misschien,' zei hij, 'kan ik u beter laten uitrusten van uw ongetwijfeld lange en vermoei­ende reis.'

Hun passagier sloot haar ogen en ondanks de onverwachte, abrupte bochten en kronkelingen, ondanks het schokken van de speeder als hij voor de zoveelste keer langs een wand schampte, deed ze ze pas weer open toen ze tot stilstand kwamen.

Toen de speeder sissend op de grond zakte, gingen Asajj Ventress' ogen meteen open en was ze even alert als een hongerige Gotal op de jacht. Haar korte dutje leek haar opgefrist en gesterkt te hebben. Dat wil zeggen, voor zover een wezen als zij behoefte had aan opfrissing of versterking.

Ze bevonden zich in een grot onder het hart van de stad, waar vijf van Trillots meest vertrouwde adjudanten op hen wachtten. Asajj Ventress was als een koningin of een duistere prinses uit haar schip gekomen, maar hier sloeg ze haar mantel open en toonde ze een ander aspect van zichzelf, een aspect dat Fizzik herkende: een militaire leider. Onder het nauwsluitende zwarte kostuum was haar lichaam zo soepel als dat van een slang, en alleen haar borsten en heupen gaven haar androgyn aandoende lichaamsbouw een vrouwelijk aanzien.

Trillot had Fizzik natuurlijk ingelicht over commandante Ventress. Aller­lei geruchten deden de ronde over haar en zelfs zijn broer wist niet zeker welke hij moest geloven. Volgens sommige was ze een Jedi die de oude Orde verlaten had, met medeneming van haar wapens. Volgens andere was ze een volgelinge van een mysterieuze groepering die zelfs de gevreesde Jedi-ridders in kracht overtrof.

De kring van wachters opende zich en ze liepen naar een turboliftplatform dat groot genoeg was voor vier personen. Hij zag dat de adjudanten geen aanstalten maakten om erop te stappen, alsof ze liever op veilige afstand bleven. Hij en Ventress gingen samen naar boven.

Ze rook naar zuur fruit.

Duisternis omhulde hen en liet hen weer los toen ze het bovenste niveau bereikten.

In Trillots hoofdkwartier leken de kille, harde wezens die op hen wacht­ten als ondiep water uiteen te wijken. Niemand durfde haar aan te raken, niemand kwam in haar buurt. De hele verdieping was in doodse stilte ge­huld terwijl hij haar naar de plaats van onderhoud escorteerde.

Trillot zat aan zijn bureau toen ze zijn kantoor binnenkwam. Zijn lichaam was gezwollen, want zijn geslachtshormonen werkten op volle kracht, aan­gewakkerd door de geïmporteerde kruiden. Hij wriggelde en kronkelde

voortdurend, alsof het hem niet lukte een comfortabele positie te vinden.

Vreemd genoeg leek Ventress enige eerbied voor Trillot te hebben. Ze haalde een aantal voorwerpen uit een zak die zo sluw op haar strakke lichaam verborgen was dat Fizzik hem helemaal niet opgemerkt had, en legde ze beleefd op Trillots bureau.

De gefacetteerde ogen van de goudkleurige bendeleider gingen van voorwerp naar voorwerp, maar hij zei geen woord. Fizzik rook een lichte muskusgeur. Hij wist dat Trillots nekklieren tijdens de Overgang muskus afscheidden en dat de reuk sterker werd als hij nerveus was. In alle jaren dat hij zijn broer kende, had Fizzik dit pas twee keer geroken.

De vrouw knikte nadrukkelijk. Een zak op het bureau bewoog. Iets zwart-roods stak zijn kop naar buiten en een gevorkte tong schoot heen en weer alsof hij onbekende lucht proefde.

'Geschenken,' zei Ventress. Hoorde Fizzik een zweem van spotternij in haar stem? 'Zout, water en vlees.'

Trillot staarde naar zijn bureau, niet goed wetend wat te doen. Rituele maaltijden waren normaal, een hoog ontwikkelde kunst in het politieke leven van de X'Ting. Maar Trillot was niet van koninklijken bloede; hij was niet eens van adel. Wat moest hij hiervan denken? Spotternij of niet, hij durfde niet onbeleefd te zijn. Zijn blik ging naar Ventress en vervolgens weer naar zijn bureau. De rood-zwarte kop bleek toe te behoren aan een gestreepte slang die zich langzaam uit de zak bevrijdde. Nee... het was geen slang. Het beest had korte, dikke pootjes waarmee het spartelend uit de zak probeerde te komen. Het bewoog zich traag, alsof het bedwelmd was.

Trillot keek naar zijn protocoldroid en weer naar het kruipende beest... nee, beesten, want er was een tweede kop verschenen.

De protocoldroid boog zich naar hem toe en zei zacht: 'Ik geloof dat u geacht wordt de windslangen op te eten. Met smaak, meneer.'

Inderdaad, er speelde duidelijk een flauw glimlachje om Ventress' lippen, maar Fizzik kon niet zeggen of het gemeend of voorgewend was.

Trillot bestudeerde haar een poosje en Fizzik vroeg zich af wat zijn werkgever zou doen. Hij voelde opnieuw een onverwachte vlaag van emo­tie. Deze vrouw werd met de minuut intrigerender.

Met een beweging die sneller was dan het oog kon volgen schoot Trillots hand uit, greep een van de windslangen vlak achter de kop en sloeg hem tegen het bureau. Nog sneller dan de eerste keer herhaalde hij de manoeuvre met de tweede. Hij legde beide beesten op een dienblad.

'Laat Janu komen,' zei hij.

Een droid haastte zich het kantoor uit en even later waggelde een gigan­tisch bruin wezen met een uitstekende kin en een hoornachtige kam op zijn hoofd de deur binnen. Grote donkere huidplooien sleepten over de grond. 'Meneer wenst?'

Water, zout en twee malse windslangen. Wat voor recept kun je hiervoor bedenken?'

Janu hield zijn gekamde kop scheef alsof hij iets mat. Hij pakte de slappe lijfjes, bracht ze naar zijn platte, vochtige neus en rook eraan. Toen spleten zijn dikke lippen uiteen in een grijns. 'Ah! Glymphpastei. Windslangen ko­men van Ploo Twee en de Glymphiden zijn beroemd om hun ovenschotels. Ik kan fantazipaddestoelen krijgen -'

'Nee,' zei Trillot met ietwat overslaande stem. Fizzik bekeek hem aan­dachtig. Ah! De stem was ook een duidelijk teken: zijn broer zat midden in de overgang naar de vrouwelijke staat. Binnenkort zouden zijn roestbruine ogen smaragdgroen worden. 'Ik moet vanavond klaarwakker zijn.'

Tegelijkertijd wierp hij een snelle blik op Ventress, die roerloos als een stenen standbeeld en met een kaarsrechte rug op haar hurken zat. Dit was eveneens nieuw: Fizzik had zijn broer nog nooit persoonlijke hebbelijkhe­den of gewoonten met een buitenstaander horen bespreken. Of met wie dan ook, eigenlijk. Een bijna perverse fascinatie borrelde in hem omhoog.

'Prima,' zei Janu. 'Dan zal ik...banthakruid gebruiken.'

'Dat zou genoeg moeten zijn.' Trillot gebaarde naar het dienblad en de enorme Janu pakte het op en nam het mee.

'Ik dank je voor je geschenken,' zei Trillot. 'Ik kan je verzekeren dat ik er ten volle van zal genieten.'

Ventress boog haar hoofd in duidelijk gespeelde bescheidenheid. 'Een klein geschenk van graaf Dooku,' zei ze. 'Een delicatesse. Schep moed: de Yantans die de gifklieren verwijderen vergissen zich zelden.' Ze glimlachte. 'En als er toch iets gebeurt — men zegt dat het een goede dood is.'

Fizzik wist niet zeker of hij wel wilde weten wat iemand als Ventress goed noemde. Het was moeilijk te zeggen of ze serieus was of er alleen maar van genoot haar gastheer te kwellen.

Het resultaat was hoe dan ook hoogst fascinerend.

'Ik hoop dat je een aangename reis achter de rug hebt,' zei Trillot.

Ze vertrok geen spier. 'Irrelevant. Ik wil weten waarom ik niet door de Families ontvangen ben. Of op zijn minst waarom ik niet meteen naar hen toe ben gebracht.'

'We hebben een nieuwe gast in de hoofdstad,' zei Trillot op verzoenende toon. We vonden dat we beter extra discretie konden betrachten tot we weten wat hij hier precies uitvoert.'

Ventress keek hem aan, en hoewel ze geen woord zei, had Fizzik het gevoel dat hij haar hoorde denken: Ellendige lafaard.

Fizzik had Trillots gigantische lijfwachten geobserveerd terwijl ze hun baas deze vrouw met zo'n eerbied zagen bejegenen. Er stonden ook een stuk of tien slanke jonge X'Ting rondom Trillots nest. Zware jongens die probeerden snel rijk te worden en op zoek waren naar iemand met macht om te volgen - niet noodzakelijkerwijs slecht maar verdoold en verdwaald in hun dromen van een glorieus verleden. Hun reacties waren volstrekt onvoorspelbaar. Het was mogelijk dat ze typisch nestgedrag zouden verto­nen en gewoon hun leider zouden volgen. Minder trouwe individuen roken

misschien een kans om van leider te wisselen en te proberen in het gevlij te komen bij iemand met meer macht. Maar er was nog een andere mogelijk­heid, en Fizzik zag die broeien in de met een waas bedekte ogen van een van de kleinere lijfwachten, een lid van de X'Ting moordenaarsclan. Zijn naam was Remlout.

'Neem me niet kwalijk,' zei Remlout met de hoge, iele stem die hij ge­bruikte als hij Standaard sprak. 'Ik heb iets over je gehoord.'

Ze stond op en wendde zich naar hem. Haar mondhoeken krulden opnieuw omhoog, alsof ze wist wat hij ging zeggen en zich er al bij voorbaat op verheugde.

'In alle beleefdheid,' snierde Remlout. 'Ik heb gehoord dat je nooit ofte nimmer een uitdaging weigert. Klopt dat?'

Ze keek naar zijn schouders, zijn handen, zijn ogen. 'Ben je op Xagobah geweest om Tal-Gun te leren?' vroeg ze.

'Ja,' zei Remlout, plotseling in de war. Er waren niet veel X'Ting die zich van hun planeet af waagden.

Asajj Ventress glimlachte. 'Je nek is bleek - de verbranding van hun blauwe zon is verbleekt. Je bent al een hele tijd weg van je leermeesters.'

Hij knikte. Zijn mond hing half open van verbazing.

'Volgens graaf Dooku is het van essentieel belang dat ik, om verder te komen in de kunsten, elke uitdaging aanneem.' Ze hield haar hoofd scheef en wendde zich langzaam tot Trillot. Haar glimlach werd breder. Ze vroeg aan Trillot: 'Bezwaar?'

Trillot keek van Ventress naar Remlout en terug. Fizzik wist wat zijn broer dacht. Trillot mocht deze vrouw niet, maar was om diverse redenen verplicht haar wensen te respecteren. Hij was zich bewust van Remlouts vaardigheden, maar betwijfelde of ze voldoende zouden zijn om Ventress te verslaan, en hij wilde geen lijfwacht verliezen. Aan de andere kant...

Agressie tintelde in de lucht.

Trillot liet zich onderuit zakken en trok een gezicht terwijl hij probeerde een makkelijker plekje voor zijn zwellende eierzak te vinden. De bendelei­der — niet helemaal leidster, nog niet — zette zijn vingertoppen tegen elkaar. 'Als beide deelnemers bereid zijn, is het niet mijn plaats om te weigeren.'

Ventress knikte en wendde zich weer naar Remlout, draaiend alsof ze op rollagers stond. Haar vingers kromden zich als klauwen.

Trillot zei: 'Maar alsjeblieft, commandant Ventress. Het valt niet mee om goede lijfwachten te vinden.'

'Ik zal hem niet doden,' beloofde ze. 'Na u,' zei ze tegen haar tegenstan­der.

Remlout maakte een buiging. Zijn rudimentaire vleugels fladderden drei­gend en hij spreidde zijn primaire en secundaire armen. De wezens die Trillot dienden, drukten zich tegen de muur.

Nu had het tweetal de ruimte. Remlout beschreef een langzame cirkel om Ventress heen.

Plotseling maakte hij een buiteling, zodat hij op zijn primaire handen stond, terwijl zijn voeten als scanners naar Ventress wezen. Zijn primaire handen waren even breed en sterk als de meeste voeten en Fizzik wist dat Remlout deze houding uren kon volhouden.

Fizzik had dit ooit eerder zien gebeuren: dat Remlout een bezoeker met een soortgelijke krijgerscode als hijzelf — of iemand van wie hij vond dat ze zijn meester Trillot beledigden—uitdaagde tot een duel. Dat hij zich vandaag zo snel in zijn wiek geschoten voelde, was op zich niet zo opmerkelijk, maar toch vermoedde Fizzik dat er meer aan de hand was. Hij had tegenstanders zien proberen door Remlouts verdediging heen te breken, maar ze waren met zo'n soepel geweld teruggedreven dat Remlouts trappende voeten voor hetzelfde geld handen hadden kunnen zijn.

De meesten hielden zich op veilige afstand.

Maar Ventress was uit ander hout gesneden. Ze wiegde heen en weer, zodat haar lichaam golfde als een soort zeewier. Vreemd: ze was onmisken­baar een vrouw, maar haar bewegingen deden aan een mannelijke X'Ting denken.

Remlout viel aan: zijn voeten schoten uit in een bliksemsnelle links-rechts-links combinatie. Ventress bleef staan waar ze stond, maar wist de driedubbele aanval op de een of andere manier te ontwijken. Fizzik pro­beerde zich te herinneren hoe dat precies in zijn werk was gegaan: Ventress had haar lichaam met een onvoorstelbare soepelheid van links naar rechts bewogen, de trappen met minimale inspanning ontwijkend, zo moeiteloos dat het leek alsof ze alle tijd in de wereld had.

En er was nog iets gebeurd, iets wat hij door het zwaaien en trappen van ledematen niet had kunnen zien. Maar Remlout lag kronkelend en met een paars aangelopen gezicht op de grond. Hij rolde op zijn zij en greep naar zijn rugschild.

De huurmoordenaar verkrampte en de spieren in zijn rug spanden zich opnieuw. De spanning verstrakte en misvormde Remlouts gezicht. Hij jank­te alsof hij de monsterachtigste en meest uitputtende spierkramp in de geschiedenis te doorstaan had. Zijn lichaam stond gespannen als een boog en met een reeks scheurende geluiden trokken Remlouts superverkorte spieren zijn eigen rugschild aan flarden. Hij viel slap op de grond, kwijlend en vrijwel verlamd. Alleen zijn hoofd beschreef doelloze cirkels.

Een medische droid rolde naar hem toe, deed een snelle analyse en bracht Trillot verslag uit.

Trillot keek Ventress aan met plotseling donker geworden ogen. Fizzik wist dat zijn werkgever haar verwijten wilde maken, haar aan haar belofte wilde herinneren, maar daar de moed niet toe had.

Het was net alsof Ventress zijn gedachten las. 'Hij is niet dood,' zei ze nuchter.

'Inderdaad,' antwoordde Trillot. 'En daar ben ik je dankbaar voor.'

Ze maakte een elegante buiging, terwijl verscheidene van Trillots werk­nemers de ongelukkige Remlout oppakten en wegdroegen. Hij krijste bij elke beweging. Ze waren niet bijster zachtzinnig en Fizzik nam aan dat Remlouts verleden als bullebak nu tegen hem werkte.

Hij zag dat de lichaamstaal van elk wezen in het vertrek zonder dat er een woord gesproken was plotseling van meer respect en een grotere waak­zaamheid getuigde. Ventress had het niet beter kunnen ensceneren. Ze klopte wat denkbeeldig stof van haar vlekkeloze mantel en ging opnieuw voor Trillot staan. Fizzik telde de hartslagen onder haar kaak, duidelijk zichtbaar maar volstrekt kalm. Een spier onder een van haar tatoeages trilde in hetzelfde ongehaaste ritme.

Trillot leek erop gebrand het gesprek zo snel mogelijk over een andere boeg te gooien. 'En er is nóg iets aan de hand,' zei hij.

'Ja?' Ventress verroerde zich niet. Ze leek in het geheel niet aangedaan door het geweld van een paar seconden geleden, maar wat ter duizend werelden had ze die arme Remlout aangedaan? En zou hij, Fizzik, ooit de vermetelheid hebben om het haar te vragen?

'Ja,' zei Trillot. 'Goed. Wat betreft de Jedi die met onze goede regentes aan het onderhandelen is —'

Plotseling was de bezoekster geïnteresseerd. 'Zijn naam?'

'Obi-Wan Kenobi.'

Voor het eerst was Ventress een en al oren. 'Obi-Wan.' Haar blauwe ogen spatten vuur. Opnieuw voelde Fizzik dat hij een vraag met de dood zou bekopen. 'Die ken ik. Hij moet sterven.'

'Alsjeblieft,' zei Trillot smekend. 'We hebben zaken te regelen. Er is mis­schien niet eens tijd...'

Ventress gaf haar gastheer een vernietigend kille blik. 'Heeft iemand jou om advies gevraagd? Ik dacht van niet.' Ze deed haar ogen dicht. In haar roerloosheid leek ze het oog van een orkaan. Haar ogen gingen weer open. 'Ik geloof niet in toeval. Obi-Wan en ik zijn hier om dezelfde reden.' Ze likte haar lippen met het puntje van haar roze tong. 'Ik denk dat ik hem zal doden.'

Trillots gefacetteerde ogen keken haar aan, maar Trillot verloor het duel en sloeg zijn ogen neer. 'Ik had je hier naar toe laten brengen omdat ik vond dat het beter was vanwege de Jedi speciale regelingen te treffen voordat de vergadering —'

Ventress hield haar hoofd enigszins scheef en haar stem klonk als het zachte sissen van een slang. 'Nee. Obi-Wan zal proberen de Families te ondermijnen. Wie weet heeft hij al een spion op ze af gestuurd. Nee. Wie weet dat ik hier ben?'

'De Families weten dat graaf Dooku een vertegenwoordiger zou sturen,' zei Trillot. 'Maar wie of wanneer is onbekend.'

'Uitstekend. Zorg dat dat zo blijft. Eerst ga ik Kenobi elimineren en daarna zal ik zaken doen met je dierbare Vijf Families.'

Na haar eerste vlaag van woede was Ventress ongewoon stil geworden, bijna alsof ze negatieve ruimte geworden was die licht en warmte aan de ruimte om haar heen onttrok. Deze vrouw was even gevaarlijk als een zandadder. Fizzik had nog nooit zo iemand gezien.

'Natuurlijk.' Wat kon Trillot anders zeggen?

Fizzik bedacht dat hij de rest van zijn contract zeker uit zou dienen, maar als het afgelopen was... hij vroeg zich af of de vrouw Ventress geen assistent nodig had.

24

Protocol, had kanselier Palpatine vaak gezegd, is de olie tussen de tandwielen van de diplomatie. Na het uitwisselen van de gebruikelijke beleefdheden trokken ze zich terug naar Duris' kantoor voor vertrouwelijker besprekingen. Drie van haar adviseurs vergezelden haar, en hoewel ze zich amper met het gesprek bemoeiden, wist Obi-Wan dat ze nauw bij het onderhandelingspro­ces betrokken waren.

Procureur Snoil was in debat over een detail toen Shar Shar, de kleine Zeetsa, naar de regentes toe rolde. Duris boog zich voorover om haar assistent iets in haar oor te laten fluisteren. Ze luisterde aandachtig en be­studeerde verscheidene holodocumenten die op een scherm voor haar ge­projecteerd werden.

Ze keek glimlachend op. 'Procureur Snoil,' zei ze. 'Bent u op de hoogte van de zaak Gadon Drie?'

Snoils oogsprieten trokken zich terug in zijn hoofd en kwamen weer terug. 'Jazeker,' piepte hij. 'Maar er zijn zeker vier zaken die hier betrekking op kunnen hebben. Kunt u alstublieft wat duidelijker zijn?'

Duris leek ingenomen met Snoils eruditie en wees naar iets wat vanaf hun plaats alleen maar een donker silhouet was. 'Een kwestie van rebelse mijnwerkers op Kif.'

'Ah, juist.' Hij wachtte even om zijn gedachten te ordenen. 'Ongeveer vijftig standaardjaar geleden begonnen de mijnwerkers hoogwaardige ert­sen op de open markt te verkopen. Een aantal van die ertsen kwam terecht in een kolonie die banden onderhield met vijanden van het regime van Gadon. De Gadons verzochten de Republiek om een uitspraak te doen en het eindoordeel was dat het doel van de oorspronkelijke verkoop boven verdenking verheven was en dat de mijnwerkers niet verantwoordelijk wa­ren voor waar de ertsen uiteindelijk terechtkwamen.'

Obi-Wan deed even zijn ogen dicht. Dat was een slechte beslissing ge­weest. De Republiek had de mijnwerkers niet gestraft, omdat er een soort­gelijke situatie dreigde te ontstaan in een niet-gelieerde groep planeten waar­van de kanselier hoopte dat ze de Republiek essentiële grondstoffen zouden leveren. Een mild oordeel hier zou elders wellicht tot goede vriendschap leiden.

Een briljante politieke beslissing, maar een uitspraak die zich nu tegen hen keerde! Obi-Wan voelde zijn oude hoofdpijn terugkomen.

Terwijl Obi-Wan in gedachten verzonk, bleven Duris en Snoil over en weer discussiëren. Hij wist dat dit pas het eerste salvo was, maar hij begon de draad al kwijt te raken. Ze spraken over obscure verdragen, belastingen, regels en voorschriften.

De ruimte in met dat juridisch geklets. Hier moest een eind aan komen!

Obi-Wan wachtte tot er een pauze viel en stak zijn hand op. 'Neem me niet kwalijk, excellentie.' Hij dwong zichzelf tot kalmte. Was ze werkelijk zo traag van begrip? 'Denkt u dat de Republiek Cestus toe zal staan deze moordmachines te produceren zonder in te grijpen?' Obi-Wan keek zelf enigszins op van de scherpte van zijn stem. 'Dit kan maar op één manier aflopen.'

In één klap was er een eind gekomen aan de formele, welgemanierde en afgemeten besprekingen. Verdraaid! Hij was geen politicus. Hij zag alleen maar de dood en verwoesting die over de planeet zouden neerdalen als hij er niet in slaagde hen te helpen verder te zien dan hun handelscontracten.

'En wat moet ik me daarbij voorstellen?' vroeg Duris op ijzige toon. Ze kromde haar in segmenten verdeelde rugschild en rechtte haar schouders. Woede kookte onder haar beheerste uiterlijk. En nog iets anders. Angst?

Ditmaal hield hij zijn stem in bedwang. 'Dat geen enkele jk droid op een niet bij de Republiek aangesloten planeet terechtkomt. En misschien dat geen enkele droid uw fabrieken verlaat.'

'Is dat een dreigement? De Republiek heeft de kans gehad onze produc­ten te kopen en besloot achterstallig te blijven in haar betalingen. Vervol­gens legden ze de verkoop van Gabonnakristallen aan banden. Dat had tienduizenden ontslagen tot gevolg, meester Jedi. Het scheelde weinig of onze economie was ingestort. Op de hele planeet vonden voedsel- en waterrellen plaats.' Ze boog zich naar hem toe. 'Er vielen duizenden doden. En nu verbiedt u ons handel te drijven met planeten die klinkende munt bieden. Is de Opperste Kanselier bereid hetzelfde te betalen? Op voor­schot?'

Nee. Dat zou Palpatine nooit doen - zo'n beslissing zou geïnterpreteerd worden, en terecht, als door de knieën gaan voor chantage. 'Ik ben niet hier om te dreigen,' zei hij. 'Alleen maar om dienst te doen als verbindingsman tussen de Republiek en de goede mensen van Cestus. We weten dat u vecht voor het welzijn van uw volk —'

'Alle bewoners van Cestus,' zei ze. 'Niet alleen de X'Ting. Niet alleen de zwermraad. Mijn verantwoordelijkheid geldt elke ziel op deze planeet.'

Een bewonderenswaardig standpunt, als het waar is, dacht Obi-Wan. Wij, daar­entegen, vechten voor het lot van een hele melkweg. Er is één ding waar u zeker van kunt zijn: we zullen niet toestaan dat onze kloonsoldaten door uw machines afgeslacht worden. Of dit tot de verwoesting van uw beschaving zal leiden hangt van u af.'

Even bleef het stil in het vertrek. Duris en Obi-Wan keken elkaar door­dringend aan: wil tegen wil.

Toen knikte ze langzaam. 'Voordat jullie ons vernietigen,' zei ze, 'is het beter dat jullie weten waar je een eind aan maakt.' Haar stem verstrakte toen haar opvoeding en kracht zich deden gelden. Ze weigerde zich door haar emoties te laten verlammen, hoe angstaanjagend ze ook waren. 'Vanavond organiseert de zwermraad een bal te uwer ere. Het zou me genoegen doen als u zo vriendelijk wilde zijn om te komen. Misschien kunnen sommige dingen beter in een minder formele omgeving besproken worden.'

Obi-Wan haalde diep adem. Hij had weinig op met dat soort officiële gelegenheden, maar daar stond tegenover dat protocol belangrijk was.

'Onze dank voor uw uitnodiging. Ik hoop dat uwe excellentie mijn woor­den niet zal opvatten als getuigende van gebrek aan respect voor u of uw volk.'

'We hebben allebei een taak te vervullen,' zei ze, en opnieuw had hij het vreemde gevoel dat ze op twee niveaus tegelijk sprak. 'Maar dat wil nog niet zeggen dat we niet beleefd kunnen zijn.'

'Inderdaad,' zei hij met een buiging.

25

Obi-Wans officiële gewaad leek in veel opzichten op zijn dagelijkse kledij: een waterval van sienabruin van schouders tot de grond, geweven van demicotzijde. Hun astrotechnicus had zijn laarzen gepoetst tot ze blonken en zijn reservetuniek gewassen.

Snoils platte schild glansde en zijn huidplooien waren ontdaan van slijm en even blinkend gepoetst als Obi-Wans laarzen. Er waren twee platte dozen in hun suite bezorgd, die twee flexibele maskers bleken te bevatten. De scheve ogen, opstaande randen boven de oogkassen en platte brede mond waren duidelijk een karikatuur van een X'Ting gezicht. Toen Obi- Wan het voordeed en in de spiegel keek, was hij onder de indruk van het effect. 'En wat is dit?'

Snoil verscheen in de deuropening terwijl Obi-Wan de laatste hand aan zijn toilet legde. Een glimlach lag op het gezicht van de koppotige procu­reur.

'Meester Jedi,' zei de Vippit. 'U ziet er fantastisch uit.'

'En u fonkelt gewoon,' antwoordde Obi-Wan. 'Maar, procureur Snoil, het is belangrijk dat we precies weten wat hier gebeurt.'

Snoil hief een van zijn mollige handen. 'Meester Jedi, ik weet dat ik een ietwat onbevallige en onbeholpen indruk maak, maar ik ben al vaker bij dit soort missies betrokken geweest. Dit bal is duidelijk een tactische zet en niet bedoeld voor de gezelligheid. Ik zal op mijn qui-vive zijn.'

Obi-Wan slaakte een zucht van opluchting. Zijn metgezel was zich ter­dege bewust van deze spelletjes. Misschien nog wel meer dan hijzelf. Het was best mogelijk dat Snoil vanavond het voortouw zou nemen, en daar was hij dankbaar voor.

'Dit is een door de zwerm georganiseerd bal,' zei Snoil. 'De zwerm heeft misschien weinig echte macht, maar de buitenwerelders vinden het duidelijk leuk om te doen alsof.'

'Tja,' zei Obi-Wan terwijl hij Snoil hielp zijn masker op te zetten. Hij bood hem zijn arm en Snoil stak er zijn kleine, stevige hand onder. Snoils arm was aangenaam glad en koel, vochtig maar niet plakkerig. 'Zullen we mee gaan doen met de pret?'

Nog voordat Obi-Wan en Doolb Snoil uit hun voertuig stapten, werden ze al door zijdezachte muziek omhuld. Verscheidene honderden gasten waren hen voor geweest. De meerderheid bestond uit mensen of mensachtigen, maar een aantal van de met juwelen behangen gasten behoorden tot andere intelligente soorten. De meesten praatten in groepjes van twee of drie, maar bij de aperitieven stond minstens één hele clan. Ontvangstdroids serveer­den met een ontzagwekkende snelheid eten en drinken. Slechts een minder­heid van de gasten was X'Ting, zag Obi-Wan, hoewel de rest een X'Ting masker droeg. Eerbiedige gewoonte of onsmakelijk grapje? Hij zou het niet weten.

De gemaskerde en in feestkledij gestoken gasten weken uiteen toen Obi- Wan en Snoil binnenkwamen. Met beleefde knikjes en geïnteresseerde ge­zichten lieten ze het tweetal verder de zaal in lopen en verbeten hun specu­latieve gefluister tot het vreemde paar voorbij was.

Het puikje van de Cestiaanse samenleving was uitgelopen voor het feest en vormde een oogverblindend gezelschap. Een uit diverse soorten samen­gesteld orkestje met een verscheidenheid aan blaas- en strijkinstrumenten en op zijn minst één elektronisch orgel bracht muziek ten gehore die veel weg had van het paringslied van de Weversclans van Alderaan, een vlotte melodie waarbij het moeilijk was je voeten stil te houden.

Obi-Wan had G'Mai Duris snel gevonden. Ze danste met ritmische X'Ting-bewegingen die hem aan de Alderaanse reel deden denken. De paren en drietallen die de exact voorgeschreven passen uitvoerden, stopten. De muziek viel stil. Alle gemaskerde gasten klapten voor de nieuwkomers.

Aangenomen dat alles wat hier gebeurde een dubbele bodem had, waar­om hadden ze dan zo'n ingewikkelde manier bedacht om hem te verwelko­men? Eén antwoord drong zich op: dat ze hoopten dat zo'n grootscheepse aanpak een reiziger van de andere kant van de melkweg duidelijk zou maken dat zelfs hier, in de Buitenring, beschavingen bloeiden die het behouden waard waren.

Die glimlachjes, die buigingen — ze waren allemaal even hoopvol en gemeend. Deze Cestianen wilden dat hij besefte wat een broze, lieflijke samenleving ze in de loop der jaren opgebouwd hadden, en hij hoorde zijn hart voor hen te openen. Als hij een beter idee kreeg van hun volksaard, zou het hem misschien makkelijker vallen kritieke beslissingen te nemen of de juiste tactiek te bedenken.

Hoopte hij.

Met dat in gedachten pakte hij met oprecht genoegen de arm van de gemaskerde Duris toen ze naar hem toe kwam. 'Meester Jedi,' zei ze. 'Het doet me zo'n plezier dat u de tijd gevonden hebt om ons partijtje bij te wonen.'

'Je kunt niet de halve melkweg oversteken,' zei hij, 'zonder van Cestus' alom vermaarde gastvrijheid te proeven.'

Duris straalde. Haar forse lichaam leek amper in staat haar immense intelligentie en energie te bevatten. Ze was de opwindendste, meest bezielde X'Ting die hij tot nog toe tegengekomen was.

Achter haar had zich een groepje hoogwaardigheidsbekleders opgesteld, allemaal gemaskerd. Sommigen droegen zelfs kleding die hun hele profiel verhulde. 'G'Mai,' vroeg een vrouw 'Stel ons alsjeblieft voor aan onze be­zoekers.'

'Natuurlijk,' zei Duris. 'Jedi-ridder Obi-Wan Kenobi en Doolb Snoil uit Coruscant, mag ik u voorstellen aan de leiders van de Vijf Families.' Een kleine, slanke man maakte een buiging. 'Debbikin van research.' Het halve X'Tingmasker op het gebiedende gezicht van de vrouw na hem was te klein om haar uitgebreide make-up en getatoeëerde lippen te verbergen. 'Vrouwe Por'Ten van energie.' De volgende man was lang, breed en bleek, alsof hij nog nooit de zon gezien had. 'Kefka is van fabricage,' zei Duris. Kefka kon een mens zijn geweest, met iets van Kiffar in zich via genetische manipula­tie. De blauwe huid van de volgende man maakte duidelijk dat hij van Wrooniaanse oorsprong was. 'Llitishi van verkoop en marktonderzoek,' zei Duris. De volgende in de rij was een slanke X'Ting, een van de hoogstens vijf of zes X'Ting in de hele balzaal. 'En mijn neef Caiza Quill van mijn­bouw.' Hij was langer dan Duris en bijna even lang als Obi-Wan. Quill stak zijn rechter primaire hand uit als teken van respect. Hij had een goudkleurig, broodmager, insectachtig lichaam en grote gefacetteerde rode ogen.

Ze maakten om de beurt een buiging en bleven een poosje praten. Daar­na verklaarden ze hoezeer ze uitzagen naar de onderhandelingen van de volgende dag en trokken zich terug om de Jedi en procureur Snoil de kans te geven zich te vermaken.

Duris leidde Obi-Wan naar de dansvloer. 'Kent u de reel?' vroeg ze.

'Meer in theorie dan in de praktijk,' zei hij beleefd, terwijl hij heel even wenste dat een bende huurmoordenaars op dit moment de balzaal aanviel om hem een reden te geven om te weigeren.

Hij stond op het punt om voor de eer te bedanken toen hij iets voelde. Een gewaarwording alsof iemand met een fluxborstel langs zijn ruggengraat gestreken had en die hem waarschuwde dat er gevaar dreigde. Hij keek om zich heen, maar zag alleen maar dansers. En toen - een glimp, een silhouet aan de andere kant van de zaal. Een lenige, gekostumeerde figuur. Manne­lijk? Vrouwelijk? Hij wist het niet zeker. Hij wist zelfs niet goed waarom zijn alarmsysteem was afgegaan. Hij zag geen duidelijke dreiging, maar hij wilde zekerheid. Duris stond voor hem en wachtte geduldig tot hij op haar onuit­gesproken verzoek reageerde. Obi-Wan forceerde een glimlach. 'Zullen we het experiment wagen?'

Ze stiet een diepe lach uit die, meende hij, oprechte vrolijkheid uitdrukte. Hij keek over zijn schouder. Procureur Snoil was omringd door drie vrou­wen, een mens, een Cortheniaanse en een Wookiee, die in een geanimeerd gesprek met hem gewikkeld waren. Goed. Snoils trage gang was een perfect excuus om niet te hoeven dansen, maar in ieder geval werd hij aangenaam onderhouden. Met die gedachte stak hij zijn linkerhand uit, waarop ze zowel haar primaire als haar secundaire rechterhand op zijn onderarm legde. Hij

voegde zich bij de rij, ging tegenover G'Mai Duris staan en liet de onzicht­bare ranken van de Kracht door de zaal waren.

Het orkestje moedigde hen aan van de speciale dansvariant van Cestus te genieten. Zelfs aan een zo universele dans als de Alderaanse Weversreel hadden ze hun eigen interpretatie toegevoegd en hij wist dat de gasten hem in de gaten hielden om te zien of hij zich aan kon passen. Dat zou hun niet alleen duidelijk maken of hij tot hun maatschappelijke klasse behoorde, maar hen wellicht ook in staat stellen zijn toekomstige reacties te voorspel­len.

Obi-Wan zag zich voor een dubbele taak geplaatst: zo snel mogelijk deze dans onder de knie krijgen en die ongrijpbare figuur opsporen en vaststellen waarom zijn zintuigen hem toeschreeuwden: Er is iets mis. Gevaar!

Daar. In een wit jak dat noch mannelijk noch vrouwelijk was. Met opzet? Tussen twee mensen en een inheemse Cestiaanse bediende door glippend. Menselijk? Nee. Onvoorstelbaar soepel van beweging -

Op dat moment gaf Duris een kneepje in zijn arm. 'Meester Jedi! Ik had er geen idee van dat u behalve krijger en diplomaat ook hoveling bent. U danst hemels.'

Hij grinnikte zacht. In de Jedi-tempel werd de dans al eeuwenlang ge­bruikt voor het oefenen van ritme en timing. Op elke wereld in de melkweg waar mannen of dominante vrouwen dansten, was dit vaak een krijgers­kunst in vermomming. Obi-Wan kende de passen van ruim tien prachtige, krijgshaftige tradities.

'Ik volg alleen maar waar u leidt, mevrouw,' zei hij glimlachend, terwijl hij over haar schouder tuurde om die ongrijpbare figuur op te sporen.

Verdwenen!

Het vertrek wervelde om hem heen en Obi-Wan gleed mee in het ritme. Zijn op de Kracht gebaseerde reflexen en coördinatie trokken vrijwel met­een bewonderde blikken.

Hij dacht aan zijn jeugd in de Tempel. Meester Yoda had zo veel ingeni­euze manieren bedacht om zijn leerlingen essentiële lessen te leren. Hij herinnerde zich dat de grote Jedi complexe danspassen uitvoerde en zijn verbaasde jonge studenten vervolgens aanmoedigde 'complete' bewegings­kunstenaars te worden. Een krijger die niet kan dansen? Stuntelig hij is in zowel oorlog als vrede.

En een ambassadeur die zich geen raad wist met de Alderaanse Reel was geen knip voor zijn neus waard.

Hij zag niets verdachts meer en zijn eerdere gevoel van gevaar was gewe­ken, zodat het bijna leek alsof het loos alarm geweest was.

We kijken allemaal naar u, weet u,' fluisterde Duris met haar gezicht dicht bij het zijne. 'De meeste gasten hebben nog nooit een echte Jedi gezien.'

Obi-Wan grinnikte en liet haar los toen de muziek veranderde. Hij maak­te een draai en ging naar de volgende dame in de rij, waar de dans opnieuw een aanvang nam.

Hij greep de eerste de beste kans aan om van de dansvloer te ontsnappen, waarna hij met het excuus dat hij een verfrissing zocht de hele zaal afspeur­de, van stalactiet tot stalagmiet.'

Niets.

Alsof er helemaal niets aan de hand was geweest.

Asajj Ventress haastte zich door de tunnel naar haar wachtende zweefvoertuig, onderweg haar X'Ting masker weggooiend. Fizzik wachtte op haar, gekleed in een chauffeursjasje. Geen van de gasten die uit de zaal kwamen, keurden hun een tweede blik waardig.

'Hebt u hem gezien?' vroeg Fizzik.

Ze lachte vreugdeloos. 'Natuurlijk,' zei ze. 'Hij voelde me bijna.' Graaf Dooku leerde haar al maanden de Quy'Tek meditatie. Het was goed het resultaat daarvan te zien. Haar glimlach was even woest als de krampachtige, hersenloze grijns van de kraken. 'Obi-Wan Kenobi.' Ze zakte onderuit op haar stoel en deed haar ogen dicht. 'Het spel is van mij.'

'Was dat niet erg riskant?' vroeg Fizzik.

Ze opende haar ogen en keek hem aan. Wie weet vroeg ze zich af of haar stemming er het best mee gediend was als ze hem ter plekke vermoord­de.

'Leven is risico nemen,' zei ze, waarna ze zich afwendde naar de voorbij flitsende gebouwen. Toen ze dieper wegzonk in haar gedachten leek haar gezicht iets te verzachten. 'En wie weet doodgaan ook.'

Fizzik besloot wijselijk verder zijn mond te houden.

Ventress sloot haar ogen en smeedde plannen.

Jedi. Ze had vele Jedi gedood, maar toch haatte zij ze niet. Wat ze haatte was het feit dat ze het spoor bijster waren, dat ze hun ware doel in het leven uit het oog verloren hadden en marionetten van een corrupte, decadente Republiek geworden waren.

De meeste Jedi werden in hun kindertijd ontdekt en in de Jedi-tempel grootgebracht, maar Asajj Ventress was door meester Ky Narec gevonden op de troosteloze planeet Rattatak. Ventress, een ouderloos kind dat dreigde te verhongeren in de ruïnes van een door oorlog verscheurde stad, had zich vastgeklampt aan de eerste de beste persoon die haar hoop gaf, en in de loop der jaren was ze de geduchte Narec gaan aanbidden als de vader die ze amper gekend had. Hij had het kind, dat sterk was in de Kracht, opgevoed en haar potentiële vermogens ontdekt en ontwikkeld. In die tijd fantaseerde ze dat ze op een dag naar Coruscant zou reizen, voor de Raad zou verschij­nen en in de oude Orde opgenomen zou worden.

Toen werd haar meester vermoord. De Jedi-raad, die Ky Narec aan zijn lot overgelaten had, werd het voorwerp van haar blinde razernij. Verteerd door wraakgevoelens werd ze een destructieve kracht die veel sterker was dan haar Jedi-meester ooit gedroomd kon hebben.

Graaf Dooku vond haar in de Buitenring. Ze had hem aangevallen, was verslagen en ontwapend, maar in plaats van haar te doden verhief hij haar tot zijn handlanger, voltooide haar training en zette haar voeten op het juiste pad. Nu was ze alleen Dooku onvoorwaardelijke trouw verschuldigd. Het enige wat ze de genadeloze, corrupte Jedi verschuldigd was, was dood en verderf.

Jazeker. Ze had met Jedi gevochten. Had velen van hen gedood. Had tegenover meester Windu gestaan en hem op een haar na verslagen. Had Skywalker bevochten in duels die hen allebei bij zouden blijven. Obi-Wan was haar twee keer ontkomen, maar dat zou niet weer gebeuren. Dat zwoer ze bij haar trouw aan Dooku. Dat zwoer ze bij haar dode meester Narec.

Dat beloofde ze zichzelf, alleen maar voor haar eigen genoegen.

Asajj Ventress' dichte oogleden knipperden en haar roze lippen krulden op in een glimlach.

26

De Jedi en de Vippit die hem vergezelde hadden zich teruggetrokken in hun suite, maar G'Mai Duris speelde nog steeds haar rol als gastvrouw toen de muziek vertraagde en de lichten aangingen ten teken dat de avond ten einde was.

Ze stond bij de deur en nam afscheid van haar gasten toen Caiza Quill en zijn partner Sabit naar haar toekwamen. Enkele maanden geleden was Quill de vrouw met de groene ogen geweest en Sabit de man, en zelfs toen was Quill een dreigende figuur. Op zijn zwakste momenten straalde hij meer dreiging uit dan Duris op haar sterkste. Op dit moment, nu hij op zijn agressiefst was, was de druk van zijn feromonen bijna overweldigend.

Hij boog zich naar haar toe en scheidde zijn reuk af. 'Denk alsjeblieft niet dat ik niet weet dat je probeert de Jedi te paaien als bondgenoot,' zei hij. 'En denk alsjeblieft niet dat ik dat ook maar één seconde zal tolereren. Vergeet niet wat er met Filian gebeurd is.'

Ze verstijfde. Hoe zou ze dat ooit kunnen vergeten? Nog geen vijf jaar geleden waren Quill en haar echtgenoot Filian een formeel duel aangegaan — wat de X'Ting 'naar het zand gaan' noemden. En daar, ten overstaan van de raad, had Quill haar beminde Filian gedood. Zelfs al werd ze duizend jaar, dan nog zou ze die aanblik nooit vergeten.

'Zorg dat je niet zwak wordt,' zei hij. 'Zorg dat je niet wankelt. Of je zult het bezuren.'

En weg was hij.

G'Mai Duris zei de rest van haar gasten vaarwel en nam haar shutde terug naar haar appartement. Ze had Filian met hart en ziel liefgehad. Terwijl ze door de eeuwige dans van mannelijk en vrouwelijk zwierden, was elk mo­ment en elke bestaansvorm op zijn beurt magnifiek geweest.

Maar hij was gestorven voordat de bevruchtingsdans kon beginnen, en nu wiegde ze kinderloos heen en weer in het donker, alleen met haar lege eierzak en tranen van angst en eenzaamheid in haar gefacetteerde, smaragd­groene ogen.


27


Nate keek toe terwijl de nieuwe rekruten hun manoeuvres oefenden, maak­te aantekeningen en stelde de details van deze hindernisbaan of die schiet­baan bij. Forry kwam op een sukkeldrafje naar hem toe, het soort tempo dat een gewoon mens binnen tien minuten buiten adem zou maken maar een kloonsoldaat de hele dag vol kon houden.

'Kapitein!' zei de commando, energiek saluerend. 'Er komen meer rekru­ten aan.'

'Hoeveel?'

Forry glimlachte van voldoening. 'Twee dozijn, kapitein!'

Nate voelde een vlaag van warmte. Dit was precies het soort nieuws waarop hij gehoopt had. 'Op die manier zullen we binnenkort een leger hebben,' zei hij.

Nate was zeer tevreden met wat hij zag en had net bevel gegeven het tempo nog wat op te schroeven toen Sheeka achter hem kwam staan.

'En?' vroeg ze. Wat denk je?'

Hij was blij met het besef dat hij aanvoelde wat ze bedoelde.

'Niet gek,' zei hij. 'Boerenjongens en mijnwerkers, maar ze kunnen naar bevelen luisteren.'

'Het is taai volk,' zei Sheeka. 'De meesten vinden dat het tijd wordt om te vechten.'

'En jij?'

'Ik vlieg alleen maar,' zei ze.

'Je zou het anders niet gek doen,' zei hij. 'Sterke benen en rug, goeie reflexen. Heb je geen zin om te tekenen?'

Ze lachte. 'Geen ervaring. En ervaring telt.' Ze keek hem aan. 'Aan de andere kant ben jij natuurlijk ook niet altijd de oude, door de wol geverfde veteraan geweest, wel?'

Nate schudde zijn hoofd. Met een flauw glimlachje antwoordde hij: 'Dat klopt. Maar onze oefeningen zijn... zeer stimulerend.' Hij bewoog met zijn schouders om zijn spieren los te maken en dacht aan Vondar-3.

'Daar twijfel ik geen moment aan,' zei ze.

Hij zag de armen van de trainingsdroid alle kanten uit schieten om de rekruten de motivatie te geven die ze nodig hadden om te excelleren. 'Ze zijn enthousiast genoeg — maar tegen ervaren soldaten of gevechtsdroids zouden ze het nog geen minuut volhouden.'

'Ik heb jullie zien werken,' zei ze. 'Volgens mij zijn jullie vieren de ideale persoon voor dit karwei.'

Heel even dacht Nate dat ze zich vergist had, maar toen zag hij dat ze haar gezicht amper in de plooi kon houden. Even later schaterde ze het uit.

Nate voelde zijn lippen eveneens trillen. Hij begreep haar grapje en waardeerde het, ondanks het feit dat het ten koste van hemzelf was.

'Daar heb je gelijk in,' zei hij.

Waarna hij haar achterliet en zich persoonlijk met de training ging be­moeien. Hij was er zich vaag van bewust dat hij zijn schouders iets meer spande dan normaal, dat hij iets sneller was bij het demonstreren van de tactiek van het handvechten en dat hij iets alerter was omdat hij wist dat Sheeka toekeek. En hoewel hij het zelf enigszins belachelijk vond, genoot hij toch van haar aandacht en hoopte hij dat ze er nog steeds zou zijn als zijn dag erop zat.

28

In ChikatLik vorderden de diplomatieke onderhandelingen met een slakkengangetje. Snoil bracht de ochtenden en een groot deel van de middagen door met documenten bestuderen, tot hij uiteindelijk zijn oogsprieten in elkaar vlocht van frustratie. 'Ah! Dit heeft me tien jaar groei van mijn schild gekost,' jammerde hij. 'Heb je dit gezien?'

Wat?' vroeg Obi-Wan, die probeerde een veilige verbinding met Coru­scant tot stand te brengen. Die moest via Xutoo in hun schip lopen. Voor­lopig leek een zonnestorm elke communicatie onmogelijk te maken.

'Die scheurtjes en reten waar de nieuwe chitine zich vormt.' Snoil draaide zijn lange nek om naar de aantrekkelijke krullen en spiralen op zijn platte schild te kijken. En hij had gelijk: op de plaatsen waar dunne nieuwe schild- segmenten dienden te groeien, hadden zich nieuwe scheurtjes geopend.

'O ja, ik zie het,' zei Obi-Wan geschrokken. Wat betekent dat?'

Snoils oogsprieten kronkelden van ontzetting. 'Stress! Je reinste stress!'

'O, ik wil u het leven niet nog moeilijker maken...'

'O, alstublieft...'

Plotseling kwam de holoverbinding tot stand en zweefde Opperste Kan­selier Palpatine voor hun neus in de lucht. Snoil werd meteen stil.

'Kanselier,' zei Obi-Wan.

'Mijn Jedi-vriend. Wat voor nieuws heb je?'

'Ik geloof dat de regentes haar hart op de juiste plaats heeft, maar vreest voor haar leven als ze handelt naar haar geweten.'

'En wat denk je dat haar geweten haar voorschrijft?'

Wat het beste is voor heel Cestus: de fabricage opschorten.'

Wat is het probleem dan?'

'Ik heb de indruk dat de ware macht in handen is van een groep die de Vijf Families genoemd wordt, de eigenaren van Cestus Cybernetica. En die denken hoofdzakelijk aan winst.'

'Dan is het wellicht nodig dat je op het volgende niveau overschakelt. Ik geloof dat je betrouwbare contactpersonen gekregen hebt. Heb je die al gebruikt?'

'Ik geloof dat meester Fisto er een ontmoet heeft. Ik ontmoet de andere vanavond.'

'Ik wens je veel geluk, meester Kenobi. En vergeet niet: er is niet veel tijd meer als we een ramp willen afwenden.'

'Jawel, excellentie,' zei Obi-Wan, maar voordat hij meer kon zeggen was de kanselier alweer verdwenen.

Hij wendde zich met een zucht tot Snoil. 'Procureur, als iemand u ver­telde dat u inzage kon krijgen in alle... vertrouwelijke documenten, welke zouden dan boven aan uw lijstje staan?'

Doolb kreunde. 'O, wat moet ik doen? Wat moet ik zeggen?'

'De waarheid.'

Zijn oogsprieten vlochten zich in elkaar. 'Ik denk dat ik om de oorspron­kelijke vennootschapsakte en aankoopcontracten van het land zou vragen. En, o — de bestelorders tussen Cestus Cybernetica en graaf Dooku of zijn tussenpersonen.'

'Komt in orde.' Met zijn vlakke hand gaf Obi-Wan een klap op Snoils schild. 'Als iemand naar me vraagt, dan zeg je maar dat ik de plaatselijke keuken aan het uitproberen ben,' zei hij. 'Het beste.'

En Obi-Wan marcheerde hun suite uit. Hij wist ongezien een lege kamer verderop in de gang binnen te sluipen en klom naar buiten door een raam dat niet in de gaten werd gehouden door de veiligheidsmensen, die onge­twijfeld een oogje hielden op al zijn activiteiten.

Hij klom naar het dak en liet zich door een stortkoker naar de straat glijden. Hij kwam terecht in een steegje, zakte door zijn knieën om de schok te breken, nam drie stappen en verdween in de drukte. Niemand keurde hem een blik waardig.

Obi-Wan had van andere planeten gehoord die als gevangeniskolonie waren begonnen, maar hij had er nog nooit een bezocht. De overweldigen­de energie en levendigheid waren bemoedigend. Overal waar hij keek, wa­ren de straten gevuld met druk pratende buitenwerelders. Hoewel hij maar een handvol X'Ting burgers zag, deed de stad hem toch aan een zwermkolonie denken. Er werd de hele dag handel gedreven en iedereen die hij tegenkwam, had iets te verkopen. Een op de tien winkels was dichtgespij­kerd, maar de rest gonsde van razende activiteit, alsof men danste op de rand van de afgrond. Hoeveel Cestianen bevroedden wat voor spelletjes hun meesters speelden? Maar zelfs voor personen die zich daar niet echt bewust van waren, leken ze bijna te opgewekt en alert. Dit was nervositeit, geen uitbundigheid.

Hij hield een van de oudere, goedkopere luchttaxi's aan, omdat hij dacht dat er minder kans was dat die in de gaten gehouden zouden worden. Maar wat dan nog eigenlijk? Hij deed niets wat strafbaar was of zijn missie offi­cieel in gevaar kon brengen. Op de holokaart van de taxichauffeur stond gritt chipple. Gritt was een X'Ting met de rode vacht op zijn borststuk die aangaf dat hij tot een lagere kaste behoorde. Waar wilt u heen?' vroeg Gritt.

'De Nachtschade.'

Gritt trok een gezicht. Het was duidelijk dat hij de Nachtschade kende en weinig zin had om erheen te gaan.

'Harde kredieten,' zei Obi-Wan, de kleine X'Ting een aantal Cestiaanse coupons tonend. De rode ogen van de chauffeur lichtten op. De coupons waren van plaatselijke oorsprong en makkelijk te verzilveren. Bovendien stonden ze, in tegenstelling tot Republikeinse coupons, los van het galacti­sche kredietennetwerk en was het onmogelijk de oorsprong ervan na te gaan. Hebzucht won het van de angst. 'Oké,' zei hij, en ze reden weg.

'U Jedi?'

Obi-Wan knikte. Hij droeg geen vermomming, maar had gehoopt dat hij geen aandacht zou trekken.

'Dan heb ik van u gehoord. Wilt u ook een taxi terug van de Nachtscha­de?'

'Dat zou niet gek zijn, ja.'

De kleine X'Ting maakte een spuuggeluid dat Obi-Wan interpreteerde als voldoening. 'Dan zal ik op u wachten. En kijk uit. Niet-Cestianen kunnen gevaarlijk zijn.' Opnieuw dat spuuggeluid. 'Meneer.'

De taxi had een poosje langs de zijkant van een enorme grot gevlogen, maar voegde zich nu in de maalstroom van ChikatLik. Het complex was duizelingwekkend in zijn ingewikkeldheid, zelfs voor iemand uit de befaam­de Jedi-tempel. De chauffeur vloog door de doolhof zoals alleen een gebo­ren en getogen inwoner zou kunnen, en Obi-Wan bedacht dat Anakin de vaardigheid van de kleine X'Ting waarschijnlijk zeer gewaardeerd zou heb­ben.

Een minuut of vijf later vlogen ze een donkerder, grimmiger deel van de stad binnen, dat enigszins los stond van de belangrijkste zakendistricten. Dit was een wijk waar fatsoenlijke burgers zich alleen maar voor de meest onfatsoenlijke transacties in zouden wagen. In de andere wijken van de stad had hij steeds maar een klein percentage X'Ting gezien, maar hier wemelde het van de insectachtige wezens.

De chauffeur gaf hem een driehoekige holochip. 'Activeer dit als u weer weg wilt,' zei hij. De deur ging open. Obi-Wan gaf Gritt een ruime fooi en stapte uit. De gehavende taxi vloog verder en Obi-Wan bleef alleen achter.

De instructies die hij van buiten geleerd had opvolgend, liep Obi-Wan naar een door twee gigantische X'Ting schildwachten bewaakte deur. On­getwijfeld vrouwen. De mannen waren kleiner en dodelijker, maar de vrou­wen maakten meer indruk op met-inheemse bewoners, die vaak niet besef­ten dat een groot deel van hun imposante lichaam alleen maar hun eierzak was.

'U wenst?' vroeg de grootste van de twee met een verrassend beschaafde stem.

Hij sprak een codewoord en zei vervolgens: 'Ik heb een afspraak met Trillot.' Niet helemaal waar, maar hij wist dat hun contactpersonen tegen de X'Ting bendeleider gezegd hadden dat hij hem kon verwachten.

'Ogenblikje,' zei de kleinste terwijl ze naar binnen liep. Even later kwam ze weer terug: 'Kom binnen.'

Vele ogen namen hem op, geen van alle met respect. Enkele straalden nieuwsgierigheid uit, zich afvragend of hij een typische vertegenwoordiger was van zijn soort, zich afvragend of de Jedi net zo sterk waren als hun medestanders zeiden of net zo zwak als de Separatisten beweerden.

Het interieur was donker en buitenaardse ogen fonkelden naar hem uit de duisternis. Niemand vertelde hem waar hij heen moest, alsof ze ver­wachtten dat hij zijn eigen weg zou vinden.

De lichaamstaal van de wezens die hij tegenkwam, hun houding en uit­drukking, toonden hem hoe hij door de doolhof naar Trillot moest komen. Als dit een soort test moest voorstellen, was hij vastbesloten die met vlag en wimpel te doorstaan.

Van alle kanten zag hij beelden en dreven geuren en geluiden aan die erop wezen dat dit een volstrekt corrupte omgeving was. Hier woonde duidelijk het uitschot van de samenleving, maar toch... als ze zich zo dicht bij de binnenste cirkel van de machtige Trillot bevonden, moesten ze iets hebben, al was het alleen maar Trillots vertrouwen. Hij kon dit dus gerust beschou­wen als het nest van de gangster, een plaats die de X'Ting ingeruimd had voor zijn eigen gemak, iets wat hem aan zijn eigen larvetijd deed denken, ook al ging het ten koste van het leven van andere wezens.

Hij schrok van het idee, maar hield zijn gedachten en gevoelens voor zich.

Aan het eind van de gang zag hij opnieuw een deur met twee X'Ting schildwachten ervoor. Mannen ditmaal, en werkelijk dodelijk. Toen hij dich­terbij kwam, maakten ze de deur open.

Het duurde even voordat zijn ogen aan het donker gewend waren. Trillot zat op een dik kussen en pufte tevreden aan een soort pijp. Lange, dunne rookspiralen kringelden uit spleten in de zijkant van haar nek. Obi-Wan zag aan het gezwollen borststuk, dat klaar was om gevuld te worden met be­vruchte eitjes, dat de overgang van mannelijk naar vrouwelijk compleet was.

'Jedi,' zei Trillot, terwijl ze haar gefacetteerde ogen op Obi-Wan vestigde. Welkom in mijn woning.'

'Mevrouw Trillot,' zei Obi-Wan met een lichte buiging, terwijl hij een ingewikkelde reeks X'Ting geluiden uitstiet.

Trillots ogen glinsterden. 'U bent bijzonder beschaafd voor een mens. Alstublieft. Kom naast me zitten.'

Obi-Wan gaf gehoor aan haar verzoek, terwijl Trillot nog verscheidene trekjes van haar pijp nam. 'Ik zou een Jedi niet beledigen door hem in het openbaar de vrucht van fantazi aan te bieden.' De implicatie was duidelijk.

Kenobi glimlachte. We hebben zaken te bespreken,' zei hij. 'Fantazi vertroebelt de geest.'

Trillot knikte. 'Maar scherpt de zintuigen.'

We weten allebei waarom ik hier ben,' zei Obi-Wan. 'Oorlog verspreidt zich door de melkweg. Cestus is niet immuun voor zijn aanraking.'

'Oorlog... of vrede,' zei Trillot met een diepe, duidelijk bevredigende trek aan haar pijp. 'Ik maak altijd winst.'

Bluf. 'Niet als die oorlog de industriële capaciteit van Cestus verwoest. Dan zijn er geen arbeiders meer om uit te buiten. Dan zul jij eveneens de consequenties ervaren.'

Trillot knikte langzaam, alsof Obi-Wan inderdaad een belangrijk argu­ment had aangedragen. 'Ik wil problemen vermijden voor zover dat moge­lijk is.'

'Dat denk ik wel.'

'Dan zal ik luisteren. Wat kan ik voor u doen?'

Goed. Hebzucht was een nuttig werktuig. 'Mijn vrienden op Coruscant zeggen dat je een vinger hebt in alles wat hier gebeurt,' zei hij.

Trillot giechelde. 'Hoe opmerkzaam.'

Obi-Wan liet zijn stem enigszins dalen. 'Ik wil weten welke geheime codicillen er tussen de Families en de Bond bestaan.'

Daar leek Trillot enigszins van te schrikken. 'O ja? Dat soort informatie is bijzonder moeilijk aan te komen.'

'Ik heb middelen.'

'O ja? Ik heb ook middelen, maar ik zou ze niet graag voor zo'n soort missie op het spel zetten.'

'Als er iemand is die de zwakke plekken van het industriële systeem bloot kan leggen, ben jij het, is me verteld.'

Trillot haalde diep adem. Een lange, dunne straal rook ontsnapte aan haar keelspleten. 'En als - en ik bedoel als - ik die kennis met u zou delen, wat zouden ik en de mijnen daar dan aan overhouden?'

'Om de vrede te bewaren en deze machines van de markt te houden is de Republiek bereid een groot contract voor droids te ondertekenen. Ik heb je informatie nodig om er zeker van te zijn dat mijn... onderhandelingen een positief resultaat opleveren. Ik zal je de omvang en de specificaties van de order van tevoren doen toekomen.'

'En waarom zou dat me interesseren?'

Obi-Wan wist dat ze allebei even goed wisten wat er op het spel stond. 'Omdat dit je tijd zou geven bepaalde componenten, apparatuur en grond­stoffen op te kopen en in te slaan. Ik ben ervan overtuigd dat een onderne­mende dame als jij een scherp oog heeft voor de mogelijkheden.'

Trillot ademde uit en haar gezicht kreeg een uitdrukking die Obi-Wan interpreteerde als een glimlach. 'U denkt als een misdadiger,' zei ze.

'Een van mijn vele gebreken.'

'Dat bevalt me in een man,' zei Trillot terwijl ze zich zo dicht naar Obi- Wan toe boog dat hij een vleugje van haar feromonen opving - misschien verleidelijk voor X'Ting, maar Obi-Wan moest meer aan een leerlooierij denken.

Wel?'

Trillot zuchtte. Wel. Tja. Inderdaad, u hebt gelijk. Het systeem heeft een zwakke plek, maar alleen maar omdat degenen die er gebruik van willen maken het niet zouden overleven.'

Interessant. 'Leg uit.'

'Straling,' zei Trillot. 'Men zegt dat onder de industriestad Clandes een aftakdoos ligt waar de landlijnen elkaar kruisen. Niet alle communicatie verloopt draadloos — sinds de opstanden van vorige eeuw. Die landlijnen geven direct toegang tot de hoofdterminal, die daar amper tegen beveiligd is. Nadat alles ingesteld was, werd het hele gebied ongeschikt verklaard voor bewoning en vertrokken de arbeiders. Omdat de veiligheidsvoorschriften minder... streng waren bespaarden ze geld op de stralingsschilden. Je zou binnen een paar minuten dood zijn... tenzij je een klasse 6 Baktoid stralingspak had.'

Wat u, neem ik aan, heeft?'

'Laten we het erop houden dat een dame met mijn speciale hulpbronnen weet hoe je de hand op dat soort dingen moet leggen.'

'En wat zou de prijs van zoiets wonderbaarlijks zijn?'

'Zulke pakken zijn zeldzaam nu de Baktoidfabrieken gesloten zijn,' zei Trillot vriendelijk. Wat u wilt doen is uniek. Als dat inderdaad gebeurt, weet iedereen die van de verkoop van het pak op de hoogte is dat ze bij Trillot moeten zijn.'

'Hoeveel?'

'Het zal er nooit van komen... maar laten we zeggen een half miljoen kredieten.'

Een half miljoen. Meer dan hij van plan was geweest te betalen, maar niet onmogelijk. Maar als hij te snel toegaf, zou de gangster zijn respect voor hem verliezen en zouden verdere onderhandelingen moeizamer verlopen. 'Absurd.'

Het was net alsof Trillot zijn gedachten gelezen had. 'Ja, vindt u ook niet?'

De twee praatten en duelleerden een paar minuten, waarna Obi-Wan toegeeflijker werd. 'Dus... via die terminal, aangenomen dat degene die het probeert niet aan stralingsziekte overlijdt, zou de productielijn stopgezet... of gesaboteerd kunnen worden?'

'Dat zou kunnen ja.' Trillot leek vreselijk ingenomen met zichzelf.

'Zelfs als ik een half miljoen kredieten had, zou ik nog niet bereid zijn om de fabriek in Clandes te saboteren,' zei Obi-Wan. 'Laten we het over andere mogelijkheden hebben.'

'Een vraag,' zei Trillot. 'Als die centrale computer afgesloten werd, zou de hele economie... plat gaan. Niet goed voor de handel, wat?'

'Nee,' zei Obi-Wan, nu helemaal zeker van zichzelf. 'De productie van luxe-droids zou stilvallen. Het maken van simpele droids zou doorgaan, onder licentie.'

'Ah. Dus dan zou Cestus netjes in de armen van de Republiek vallen en blijft alles zijn gangetje gaan.'

Wel?' zei Obi-Wan terwijl hij op de manier van de X'Ting allebei zijn handen opstak. 'Gaan we akkoord?'

'De details van de handelsovereenkomst?'

'Dat is voorlopig alles. En informeer naar dat pak.'

'Komt in orde.'

Hij legde zijn handpalmen tegen die van Trillot, maakte een buiging, draaide zich om en liep naar buiten.

Trillot wachtte enkele ogenblikken, trekkend aan haar pijp. Rook steeg op uit de spleten in haar hals.

Alsof ze geroepen was, kwam Ventress het vertrek in. Haar getatoeëerde schedel leek te gloeien in het zwakke licht. Ze maakte een bedachtzame maar onbezorgde indruk. 'Ha,' zei ze, 'dus Kenobi wil afschriften van de onderhandelingen van graaf Dooku met de Vijf Families en de geheime codicillen tussen Cestus Cybernetica en de zwerm.'

Trillot knipperde met haar ogen. 'Vind je dat zorgwekkend?'

'Nee. Ik vind het opwindend.' Ze deed haar ogen dicht en glimlachte, opgaand in haar fantasieën. 'Obi-Wan en ik hebben een afspraak.'

De pijp scheen Trillot plotseling niet meer te smaken en ze hoestte, woedend dat ze haar innerlijke roerselen op zo'n onhandige manier bloot had gegeven. Haar nestgenoten zouden zich geschaamd hebben. Wat moet ik doen? Als het zo belangrijk is, kan ik zijn verzoek toch zeker beter weigeren?'

Ventress' ogen rolden omhoog en werden wazig, alsof ze naar iets keek dat heel ver weg was. 'Nee.'

'Ik kan hem op een dwaalspoor leiden...' probeerde Trillot opnieuw.

'Nee.' Ventress was haar waakzame zelf weer en klonk nog beslister dan daarvoor. 'Het is mogelijk dat hij andere bronnen heeft. Wie weet is dit alleen maar een test. Als je tekortschiet, zal hij je nooit meer vertrouwen.' Ze zweeg, en haar ogen verschoven in hun kassen tijdens hun interne speurtocht naar waarheid of helderheid. 'En ik denk dat het, voordat dit afgelopen is, gunstig zal zijn dat hij je vertrouwt.' Ze dacht even na en toen krulden die dunne, bleke lippen zich voor het eerst in een glimlach. 'Ja, dat geloof ik inderdaad.'

29

Toen Obi-Wan Kenobi uit Trillots hol vertrok, had hij het gevoel dat er bij elke stap die hij deed giftige sluiers van zijn geest afgetrokken werden.

Gritt Chipple stond al op hem te wachten, hoewel hij de chip niet geac­tiveerd had. De taxichauffeur maakte een ietwat ontdane indruk.

'Heer Jedi,' zei hij. 'Ik heb een boodschap gekregen. Of ik u met een andere taxi kon verbinden.'

Obi-Wan trok zijn wenkbrauwen op. 'O ja?'

'Ik weet niet wie. Zal ik u doorverbinden?'

Dit was interessant. Wie zou op zo'n ongebruikelijke manier contact met hem willen maken? 'Maar natuurlijk.'

De X'Ting chauffeur tikte op een paar toetsen en Obi-Wan zag een onduidelijk gezicht. Niet mannelijk en niet vrouwelijk—het werd opzettelijk vaag gehouden om geslacht en soort te verbergen. De stem was eveneens gemaskeerd. 'Ik verzoek de geëerde gast eerbiedig mij in de Cleft Head te ontmoeten voor een kop wakethee en een gesprek. Ik denk dat hem dat geen windeieren zal leggen.' Er verscheen een kaart in beeld.

Waar is dat?' vroeg Obi-Wan.

'Immigrantenwijk. Niet slecht, niet goed. Vreemd.' Chipple haalde zijn schouders op. 'Ik weet niet hoe het te zeggen, meneer.'

Obi-Wan dacht na over zijn recente activiteiten. Hij herinnerde zich niet iets ongewoon verdachts gezien te hebben, dus als dit een val was, kon hij beter wachten tot er echt iets gebeurde. 'Kom op,' zei hij. Maar toen ze opstegen en wegvlogen, voelde Obi-Wan zich gerustgesteld door de aan­wezigheid en het gewicht van het lichtzwaard aan zijn riem.

Obi-Wan ging de Cleft Head binnen door een deur die op vier aan elkaar gekoppelde X'Ting nesthokjes leek. Het eerste wat hij hoorde, was een rauwe kreet. De dicht op elkaar gepakte X'Ting en buitenwerelders weken uiteen en gaven twee vechtersbazen ruim baan.

Twee jonge X'Ting mannen draaiden om elkaar heen. Toen een van hen een uitval deed, danste de andere achteruit. Ze staken hun onderlichaam dreigend naar achteren en hadden een vijfentwintig centimeter lange angel ontbloot. Zowel mannelijke als vrouwelijke X'Ting hadden een angel, maar die van de mannen was iets langer en scheidde een dodelijker gif af. Na het afwerpen van hun eierzak waren mannen bovendien beduidend sneller.

Ze vielen aan en pareerden met hun angels tot een van de twee een fout maakte. De angel van zijn tegenstander drong diep in zijn lichaam. De gewonde X'Ting leek al verlamd van angst voordat het gif begon te werken. Schuimbekkend en stuiptrekkend viel hij op de grond, waar hij trillend bleef liggen. Even later was hij stil...

De klanten in de bar pakten hun glazen weer op alsof ze zoiets elke dag zagen.

De Cleft Head serveerde duizend stimulerende middelen uit honderd verschillende werelden, bedoeld om kantoorklerken te helpen om tijdens hun nachtelijke uitstapjes op de been te blijven. Het was allemaal binnen de wet, hoewel Obi-Wan er niet aan twijfelde dat het etablissement desge­vraagd moeiteloos minder legale middelen kon serveren.

Hij nam een tafeltje vanwaar hij de deur in de gaten kon houden en bestelde een beker Tatooinse H'Kak bonenthee. Het heerlijk ruikende oranje extract stond nog maar net op zijn tafel toen een omvangrijke figuur in een alles verhullende mantel tegenover hem kwam zitten.

'G'Mai Duris,' zei Obi-Wan, een slokje nemend. H'Kak bonen waren uitstekend geschikt om de zware, kwalijke dampen van Trillots hol te ver­drijven. 'Ik hoopte dat het een van uw afgezanten zou zijn, maar durfde niet te hopen dat u zelf zou komen.' Hij sprak zo zacht mogelijk. Haar gezicht bleef verborgen in de vouwen van haar kap, maar hij herkende haar gefacetteerde ogen meteen. Als Duris zich incognito onder haar onderdanen wilde begeven, moest hij aannemen dat ze daar goede redenen voor had. Maar hij wilde ook antwoord hebben op een andere vraag. 'Hoe hebt u me gevonden?'

'Ik heb mijn eigen bronnen, mijn eigen spionnen,' zei ze. 'En sommige van hen brengen verslag uit aan mij in plaats van aan de raad. Er zijn personen in de laagste kringen die weten dat ze me kunnen vertrouwen. Het was puur toeval dat ze u Trillots hol binnen zagen gaan.' Ze hield haar hoofd scheef, en hoewel hij haar ogen niet kon zien wist hij dat ze hem uitdagend aankeken. 'Ik neem aan dat u Trillots hol niet aandeed op zoek naar bedwel­ming. Mag ik vragen wat u daar deed?'

'Misschien als we elkaar wat beter leren kennen,' zei hij, proberend tijd te winnen.

'Misschien.' Ze lachte, en hij had de indruk dat het meer gemeend en minder gemaakt klonk dan alle keren dat ze in het openbaar gelachen had. 'Dit is de immigrantenwijk van ChikatLik. Ze kwamen in de tijd van de hausse en nu zitten veel immigranten hier vast omdat het hun aan de kre­dieten ontbreekt om naar huis te gaan. Ze zijn meer uit op werk of vervoer vinden dan op gesprekken afluisteren. Ze zijn niet geïnteresseerd, meester Kenobi. Soms is de beste schuilplaats daar waar iedereen je kan zien.'

Wel, wel. Dus de Cleft Head.'

'Ik hoopte dat u stiekem naar buiten zou gaan, en dat ik u, als dat inder­daad gebeurde, zou kunnen ontmoeten.'

Obi-Wan knikte. 'Nu ik uw methode begrijp, kunt u misschien licht laten schijnen op uw intentie.'

'Dit is de eerste keer dat ik vrijuit kan spreken...' Ze zweeg even. 'Althans bijna.'

Hij grinnikte. 'Ik ben een en al oor.'

'Ik weet niet wat u denkt, maar mijn regentschap van Cestus is een travestie — regeringen komen en gaan, maar de Vijf Families die de eerste droid- en wapenfabrieken in hun bezit hadden — mijnbouw, fabricage, ver­koop en distributie, research en energie — zijn de ware machthebbers. En ik denk dat ze geneigd zijn om voor de Bond te kiezen.'

'Denk?'

Ze zuchtte. 'Ik heb geen harde bewijzen. Ik ben verwant aan het konings­huis van de zwerm. Mijn neef Quill is eveneens van koninklijken bloede, maar sinds hij mijn man doodde en het leiderschap van de raad naar zich toe trok' — ze sloeg haar gefacetteerde ogen neer — 'weet ik niet meer wat zich binnen de Vijf Families of de raad afspeelt. Ik weet niet meer of ze stemmen over hun beslissingen of dat een of twee van hen een machts­greep gedaan hebben. Niemand weet wie de echte machthebber is. Nie­mand kan door de dikke sluiers rondom hun bedrijfsbeheer heen dringen.'

'Bedrijfsbeheer?' zei Obi-Wan nadenkend. 'Eerder familiebeheer, zou ik zeggen.'

'Inderdaad. Geen enkele buitenstaander weet wat zich in die vergaderin­gen afspeelt.'

'En de oorspronkelijke bewoners van de planeet?'

'De inheemse bevolking?' Ze haalde haar schouders op. 'De meesten zijn dood of naar de woestijn verdreven. Het spinnenvolk was ooit sterk, maar ik betwijfel of de hele planeet nog een volledige clan rijk is.'

Het geroezemoes in de Cleft Head werd luider en ebde weer weg, een stroom van geluid die in golven over hen heen spoelde. 'Ik ben bang, meester Jedi. Ik zie geen enkele positieve uitweg.'

'Bestaat de kans dat ze een andere regent in uw plaats aanstellen?'

'Nee,' zei ze beslist. 'Ik ben regentes voor het leven.' Ze liet haar hoofd hangen. 'Quill zou zichzelf meteen tot regent uitroepen als dat niet zo overduidelijk tot strijdige belangen zou leiden. Hij is de voorzitter van de zwermraad en zelf een marionet van de Vijf Families.'

'En wat houdt dat in?'

'Dat er geen enkel mechanisme bestaat om de belangen van de inheemse bevolking te beschermen. Dat ze naar believen met de oorspronkelijke contracten met het nest kunnen knoeien om de Families rijker te maken.'

Dit was schokkend. 'En u kunt hem niet ter verantwoording roepen?'

'Als ik iets onderneem tegen Quill, zal hij me tot een duel uitdagen en me doden en vervangen.' Ze zweeg. 'Precies zoals hij met mijn echtgenoot Filian gedaan heeft.'

'Bent u bang van hem?'

'Hij is een van de dodelijkste vechters in het nest.' Ze huiverde bij de gedachte.

Waarom wilde u met mij praten?'

Haar ogen fonkelden. Toen ik mijn ambt aanvaardde, vond ik een data- blok dat een van mijn voorgangers honderdvijftig jaar geleden achtergelaten had. Het maakte gewag van een andere Jedi, ene Yoda, geloof ik.'

Obi-Wan kon een glimlach niet onderdrukken. Yoda? Hij herinnerde zich niet gehoord te hebben dat de grote Jedi-meester ooit op een planeet met de naam Cestus geweest was.

'...hij strandde hier toen hij een gevangene escorteerde en verleende de zwerm grote diensten. Mijn voorganger vertrouwde de Jedi en daarom vertrouw ik u. Ik geloof dat ik eerlijk tegenover u kan zijn en in ruil daarvoor eerlijkheid kan verwachten.'

'Ik zal doen wat ik kan, zolang het mijn missie niet in gevaar brengt.'

'Dat zal het dat niet,' verzekerde ze hem.

'Dan zijn we gewoon twee vrienden die rustig een uurtje met elkaar praten en een beker H'Kak drinken.'

Ze haalde diep adem. 'Dank u. U en ik lopen in een spiegelzaal, Obi-Wan. Graaf Dooku's order zal mijn volk dwingen te kiezen tussen economische instorting en militaire nederlaag. Ik denk dat degene die die order plaatste zich daar terdege van bewust was... en misschien zelfs hoopte dat de situatie zich zo zou ontwikkelen.'

Een redelijke analyse. 'Maar waarom?'

'Ik weet het niet. Ik vrees dat Cestus een pion is in een groter, gevaarlijker spel.'

Obi-Wan boog zich naar haar toe. Wat voor spel?'

'Dat weet ik niet. Ik zeg alleen maar dat ik de hand van een meesterspeler voel. Ik weet alleen niet hoe het zal aflopen.'

Hij dacht na over haar woorden en besefte dat ze hem niets verteld had wat hij zelf niet ontdekt zou kunnen hebben. Probeerde ze hem te mani­puleren of kon hij op zijn Jedi-intuïtie vertrouwen? De Kloonoorlogen waren al geruime tijd aan de gang. Zou G'Mai Duris niet méér horen te weten? Ze moest er een idee van hebben wat dat grotere spel inhield.

Een spel waarvoor Obi-Wan zichzelf ondanks al zijn ervaring en kracht geen geschikte speler achtte.

'Het lijkt er bijna op dat ze op deze patstelling aangestuurd hebben,' zei ze. 'Dat is de enige logica die ik hieruit kan halen.'

Waarom vertelt u me dit allemaal?'

Ze liet haar schouders moedeloos hangen. 'Ik weet het niet. Misschien omdat het zo'n eenzaam besef is. Door het uit te spreken voel ik me iets minder geïsoleerd.'

Als ze de waarheid sprak, had ze haar hart waarschijnlijk bij hem uitge­stort in de wetenschap dat ze hem als buitenstaander meer kon vertrouwen dan iemand binnen de nauw verweven machtsstructuur van Cestus. En waar het op neerkwam, was dat ze hem vroeg om, als ze er zelf niet in slaagde haar dilemma op te lossen, een knoop te ontwarren die in de loop van eeuwen ontstaan was. Daar was hij echter niet voor gekomen! Hij was hier maar om één reden: om ervoor te zorgen dat Cestus ophield met jk droids te produceren en exporteren.

De gelagkamer van de Cleft Head was tjokvol klanten op zoek naar stimu­lantia en Ventress vond het niet moeilijk zich onzichtbaar te maken, waarbij ze opnieuw een beroep op de Kracht deed om zich aan Obi-Wans scherpe waarneming te onttrekken. Hij was een van de sterkste Jedi die ze ooit ontmoet had. Ze had het idee dat ze sterker was, maar was minder zeker van zichzelf dan voorheen.

Maar zijn kracht maakte de smaak van haar onvermijdelijke overwinning alleen maar zoeter.

Ventress ging onzichtbaar op in de veelsoortige klantenkring van de Cleft Head en observeerde zonder zelf geobserveerd te worden. Ze genoot van dit riskante spelletje: zichzelf voor Obi-Wan verbergen, zo dichtbij komen dat ze zijn bewustzijn voelde vibreren en zich dan weer terugtrekken, spe­lend met de grenzen van zijn waarneming.

Het spel was zo gevaarlijk dat het al haar zintuigen vulde, krachtiger dan enig vleselijk genot of bedwelmend middel. Dit was gevaarlijk in de rauwste zin van het woord. Het spelen met de zintuigen van een meesterlijk tegen­stander testte de grenzen van haar emoties, emoties die ze strak aan de teugel hield. Het was... zinnenstrelend, ja, dat was het woord.

Daar. Ze kwam even dichterbij, liet iets meer van haar aandacht flirten met de buitenste ring van zijn aura, die in haar waarneming flikkerde als een kring van zachte kleine lichtjes.

Eigenlijk liep ze weinig risico: als ze oplette, zou ze meteen voelen als zijn aandacht afdwaalde van zijn gesprek, en ze had er alle vertrouwen in dat ze zich voordat hij zich van haar aanwezigheid bewust werd terug zou kunnen trekken.

Verrukkelijk.

'Shhh,' fluisterde ze, zo zacht dat ze zichzelf amper hoorde. 'Zo dichtbij. Zo makkelijk. Hij weet niet eens dat je bestaat.' Een scherpe ademtocht. 'Nee. Nee, alsjeblieft — hij voelde je bijna, maar je was alweer weg voordat hij het wist. Hij zal om zich heen kijken. Hij zal niets zien. Je bént niets.'

Ze zag een band van begrip tussen Obi-Wan en Duris ontstaan. Ach, haar een zorg.

Ventress was klaar, ongeacht wat hij zou proberen. Ongeacht wat hij van plan was. Zij stond klaar om het te verhinderen. Sterker nog, ze zou het plan dat die twee aan het bekokstoven waren gebruiken om ze in haar val te lokken. Ditmaal zou hij niet ontsnappen.

Ze had de Vijf Families nog steeds niet ontmoet, maar dat wilde niet zeggen dat ze ze niet kon gebruiken. Lokaas, dat was de manier om het aan te pakken. Ze zou volg- en afluisterapparatuur laten aanbrengen in hun voertuigen en kleding. Ze zou ze laten schaduwen en al hun daden en woorden laten optekenen.

En op een gegeven moment zou ze Kenobi strikken. Dat voelde ze. Dit was de planeet, dit was de tijd.

Obi-Wan Kenobi zou van haar zijn.

Verrukkelijk.

Al twee keer sinds zijn aankomst op deze planeet had Obi-Wan... iets ge­voeld. Niet genoeg om alarmerend te zijn en zeker niet genoeg om er een idee van te hebben wat het was. Hij probeerde vergeefs zich er een beeld van te vormen, alsof hij naar iets tastte dat net buiten bereik lag. Maar hoewel het te schimmig was om direct waar te nemen, liet het terugtrekken ervan een rimpeling achter, als in water... of in de lucht. En nu voelde hij zo'n rimpeling in de Kracht. Een niet-aanwezig zijn. Iets wat zich terugtrok. Iets wat ontbrak.

Dit was geen bewuste gewaarwording. Sterker nog, hoe bewuster hij ernaar zocht, hoe meer het hem ontglipte, alsof alles verbeelding was ge­weest. Daarom concentreerde hij zich op zijn gesprek met G'Mai en ge­bruikte hij maar een snipper van zijn aandacht, de kleinst mogelijke splinter, om zijn omgeving af te speuren, niet zoekend naar iets wat er was maar naar een nieuw... verdwijnen. Ja. Een nieuw ontbreken.

Het was te miniem om op dit moment in zijn bewustzijn te kunnen integreren. Pas later, in de diepten van zijn Jedi-meditatie, zou dit valletje misschien iets opleveren. En hij had alle tijd.

30

Twaalf generaties lang hadden de leiders van de Vijf Families geregeerd alsof ze daar een door God gegeven recht toe hadden. Zolang de gieterijen ertsen kregen en de gieterijen de wapen- en droidfabrieken bleven voorzien en de schatkist van Cestus vol kredieten stroomde, zouden ze nog genera­ties lang aan de macht kunnen blijven.

Hun bijna koninklijke macht wierp vruchten af die hun niet echt toekwa­men: een overdaad aan kunstvoorwerpen, heerlijke reukwerken en luxear­tikelen die elk kantoor in de Republiek gesierd zouden hebben. Als Cestus niet naar de beschaving kon komen, dan had de beschaving dubbel en dwars Cestus aangedaan.

Op dit moment waren sommige gesprekken in de troonzaal evenwel allesbehalve beschaafd. De discussies waren al uren aan de gang, en hoewel de woorden die gebruikt werden met een vernisje van beleefdheid bekleed waren, was de felheid en bewogenheid van de sprekers onmiskenbaar.

'Elke gebeurtenis kan niet alleen meerdere betekenissen maar ook meer­dere consequenties hebben,' zei Llitishi, wiens familie ontsproten was aan het huwelijk van de dochter van een mijnwerker in een ertsmijn en de zoon van een moordenaar.

'Daar ben ik me van bewust,' zei Duris.

Quill, de enige andere X'Ting in de zaal, stond op. 'De zwerm is van streek omdat de republikeinse Senaat verklaard heeft dat planeten geen recht van secessie hebben.'

De hoofden van de Vijf Families zaten in een halve cirkel voor Duris' troon. In theorie waren de belangen die zij vertegenwoordigden niet mach­tiger dan de hare. In de praktijk hadden ze Duris vrijwel geheel onder de duim.

'Ze zijn niet dom,' zei Duris. 'Als Palpatine ons recht tot handel drijven aantast, zal dat alleen maar nog meer planeten wegjagen.'

Quill diende haar meteen van repliek. 'Als de Republiek geweld over­weegt om haar woorden kracht bij te zetten, wordt de situatie nog erger.'

Duris zuchtte en luisterde zwijgend naar haar gewaardeerde gast. De onderhandelingen waren al een week gaande, en terwijl Obi-Wan zijn zaak uiteenzette aan de zoveelste groep vertegenwoordigers en advocaten van de Vijf Families, betwijfelde ze steeds meer of ze ooit waarachtige overeen­stemming zouden bereiken.

'Ik ben gekomen met een fair en rechtvaardig aanbod,' zei Obi-Wan. 'We kunnen het verbod op de Gabonnakristallen opheffen en u op voorschot fondsen doen toekomen voor de aankoop van tweeduizend eenheden van uw jl en jk droids.'

G'Mai zweeg. Dit aanbod was nieuw. Ze wist natuurlijk dat Obi-Wan met zijn meesters in Coruscant overlegd had. Sterker nog, een aantal van die gesprekken was al onderschept en gedecodeerd.

De X'Ting was even verrast als zij. 'In dat geval...' zei hij, en hij vervolgde met meer nadruk: 'In dat geval zou onze marktpositie misschien veilig gesteld kunnen worden.'

Debbikin knikte. 'Ik ben bereid te geloven dat de Jedi eerbare bedoelin­gen heeft.'

Obi-Wan keek hem schuins aan. Waarvan waarderend akte.'

Vrouwe Por'Tens neef stak zijn benige hand op alsof hij elke verwach­ting van een minnelijke schikking af wilde weren. 'Maar zelfs dit aanbod is riskant. De kosten van de oorlog stijgen. De belastingen vliegen omhoog. De centrale regering biedt betaling aan in schuldbrieven die op een later tijdstip verzilverd kunnen worden. Zulke schuldbrieven kunnen verhandeld worden tegen goederen, maar meestal ver onder de nominale waarde...'

Obi-Wan had zijn stem en houding in bedwang gehouden, maar hij vond de hele discussie vreselijk saai en irritant. De tijd drong en er was een grens aan de hoeveelheid foefjes die hij kon bedenken, een grens aan de onder­handelingsruimte die de Opperste Kanselier hun verleend had.

En als hij uitgemanoeuvreerd was... hij huiverde bij de gedachte aan wat er dan zou gebeuren. Snoil leek zijn stemming aan te voelen, want hij boog zich naar hem toe en fluisterde: We hebben niet veel tijd meer. Dit wordt steeds zorgwekkender. Als de Republiek wint, zullen de rebelse planeten zwaar gestraft worden voor hun poging zich af te scheiden, maar als de Republiek verliest, zal de belastingdruk op de republikeinse planeten afge­wenteld moeten worden.'

Obi-Wan voelde het koude plekje achter zijn linkeroor groter worden. De stress werd ondraaglijk. 'Mijn cefalopodische vriend, je bezorgt me hoofdpijn. En niet alleen jij, maar ook het gevoel dat Duris waarschijnlijk gelijk heeft.'

'In welk opzicht?' vroeg Snoil.

De hoofden van de Vijf Families gingen zo op in hun onderlinge discus­sies dat niemand op hen lette. 'Het is best mogelijk dat dit allemaal de verkeerde kant op leidt,' zei hij. 'Ik ben bang dat het gebrek aan duidelijkheid me nog een keer lelijk op zal breken.'

Duris hief haar primaire en secundaire handen in een verzoek om stilte. We zijn verplicht deze onderhandelingen in goed vertrouwen te voeren. Ik geloof dat het financiële welzijn van Cestus Cybernetica mijn geëerde part­ners zeer aan het hart ligt, en zo hoort het ook. Ik vertegenwoordig echter de gehele planeet Cestus - met al zijn bewoners, de zwerm en zijn belangen. Cestus Cybernetica zou in principe naar een andere planeet kunnen verhui­zen, maar dit is ons enige thuis. Bewaar het gekibbel alstublieft voor een andere keer. Wat hier op het spel staat is ons voortbestaan.'

Er viel een geschokte stilte. Even later werd de discussie voortgezet, zij het veel minder fel.

Toen de urenlange onderhandelingen erop zaten, keerden de Jedi en de procureur terug naar hun suite. De andere leden van de Vijf Families pakten hun docubestanden in en vertrokken, maar Quill liep naar Duris.

'Dit is de laatste keer dat je me de pas afgesneden hebt,' zei hij ziedend van woede. 'Ik heb er mijn leven lang aan gewerkt om zo'n deal te sluiten en ik zal je niet toestaan roet in het eten te gooien. Vanavond verschijn je voor de raad. Je kunt je eigen leven beëindigen of naar het zand gaan. Dat zijn je enige opties.' Hij boog zich dichter naar haar toe. 'Persoonlijk hoop ik dat je besluit om te vechten. Het zou me een genoegen zijn om je te doden, net als je echtgenoot. Hij stierf terwijl hij om genade smeekte. Ik wil diezelfde woorden uit jouw mond horen, je overgave ruiken.'

Quill zweeg. 'En daarna maak ik je natuurlijk af.'

31

In het holst van de nacht leverden Trillots mensen de documenten af waar Obi-Wan om gevraagd had. In combinatie met de officiële papieren gaf dat Snoil genoeg informatie om een hele researchafdeling jaren bezig te hou­den.

Maar ze hadden geen jaren.

Hij verwerkte, bestudeerde, maakte aantekeningen, zocht uittreksels en werkte tot diep in de nacht. Voor zover Obi-Wan kon nagaan had de Vippit sinds hun aankomst op Cestus niet geslapen, maar omdat hij niet op de hoogte was van de fysiologie van de Vippits, wist hij niet zeker of dit uitzonderlijk was. Toch begon hij zich meer en meer zorgen te maken — tot het moment waarop een uitgeputte Snoil hem meedeelde dat hij aan slapen toe was.

Snoil kroop naar zijn slaapkamer, waar hij tien uur lang niet meer uit­kwam. Toen verscheen hij in de deuropening met een enorme glimlach op zijn gezicht.

'Doolb?' vroeg Obi-Wan.

Snoil straalde. 'Obi-Wan!' riep hij. 'Obi-Wan! Terwijl ik sliep, hebben mijn twee hersenhelften met elkaar overlegd. Ik heb het gevonden!'

'Wat gevonden?' vroeg Obi-Wan.

'Kijk hier eens,' zei Snoil met koortsachtige opwinding. 'In dit document snijdt de directie van Cestus Cybernetica erover op dat het land met kunst­edelstenen gekocht is. Ze maken zich letterlijk vrolijk om de domme au­tochtonen.'

Corruptie. Weerzinwekkend in al zijn vormen. 'En?'

'Strikt technisch gesproken zijn kunstedelstenen een vorm van vals geld.' Snoils ogen glinsterden. 'Luister goed, Obi-Wan. Cestus Cybernetica was een officiële dochteronderneming van de gevangenis en de gevangenis was gebouwd en werd beheerd onder contract met de Republiek.'

'Ja. En?' Obi-Wan begreep nog steeds niet waar Snoil naar toe wilde.

'Obi-Wan,' zei Snoil geprikkeld. 'Op het moment van aankoop was Ces­tus Cybernetica als vertegenwoordiger van de Republiek aan dezelfde richt­lijnen gebonden als elke andere ambassadeur van de Republiek. Een aan­koop met valse betaalmiddelen is helemaal geen aankoop. Dit doet de hele oorspronkelijke koop te niet. Al het land onder elke fabriek op Cestus is nog steeds het eigendom van de zwerm!'

Obi-Wans hoofd tolde. Als dit bekend werd, zouden de Vijf Families uitgerangeerd zijn. Coruscant zou de situatie in handen nemen en alleen de zwerm zou de vruchten plukken. Fantastisch voor de X'Ting, maar als de economie instortte, zouden de water- en voedseltekorten miljoenen doden tot gevolg kunnen hebben. Daarom was het een afschuwelijk pressiemiddel dat pas in laatste instantie gebruikt kon worden en weinig beter was dan een algeheel bombardement.

Maar het was beter...

32

Er werd op de deur geklopt. Chipple de taxichauffeur stond in de deurope­ning met een dataschijfje in zijn uitgestrekte secundaire rechterhand. 'Klant zegt, speel dit af.'

Obi-Wan schoof het schijfje in zijn astrotechnicus en wachtte tot het beeldveld geactiveerd werd.

G'Mai Duris zweefde voor hen in de lucht. 'De situatie is kritiek gewor­den,' zei ze, 'en mijn leiderschap over het nest wordt aangevochten. Ik heb niemand die ik kan vertrouwen en ik verzoek u naar mijn vertrekken te komen, waar we minder kans hebben om afgeluisterd te worden. Ik verkeer in groot gevaar.'

Duris woonde in de dakappartementenwijk van ChikatLik. Een bediende ging Obi-Wan voor naar de luxueuze woonvertrekken. Het interieur van haar appartement was een mengeling van technologie en de traditionele X'Ting architectuur van 'gekauwd durabeton'.

Obi-Wan volgde Duris naar haar keuken, waar een verscheidenheid van lampen een prachtig tuintje van diverse paddestoelen en zwammen be­scheen. De schoonheid ervan benam hem de adem. Dit was het werk van een meester die een heel leven aan het creëren van miniatuurpaddestoelen- bossen gewijd had. 'Prachtig,' zei hij.

'Ze zijn onze medicijnen en voedsel, onze meditatie en ons amusement,' zei Duris. 'Elk gezin heeft zijn eigen paddestoelenbos, een zorgvuldig afge­wogen combinatie van verschillende soorten die de familie duizenden jaren lang van generatie tot generatie doorgegeven heeft.'

G'Mai Duris nam een stukje hier en een snufje daar, en terwijl Obi-Wan toekeek, legde ze de laatste hand aan een maal dat leek te bestaan uit hon­derd verschillende gerechten, allemaal gebaseerd op paddestoelen van di­verse textuur en op diverse manieren bereid. Haar privé-bos verschafte de kruiderij en het garneersel. Grotere stukken van een zwaardere, steviger paddestoel werden toegevoegd uit een speciaal kastje. De aroma's werden bijna bedwelmend in hun verrukkelijkheid, maar plotseling zei ze: 'Ik moet vanavond tegen Quill vechten. Ik heb over de Jedi gehoord — men zegt dat jullie de beste vechters in de hele melkweg zijn. Kunt u me leren vechten?'

Obi-Wan boog zijn hoofd. 'Het spijt me. Daar is geen tijd voor.' Hij verzonk in gepeins.

Ze bleef doorgaan met de maaltijd bereiden, maar haar primaire en secundaire handen begonnen te beven.

'Is het mogelijk een secondant te gebruiken?' vroeg hij. 'Een kampioen?'

'Dat kan niet,' zei ze bedroefd. 'Ik had gehoopt dat deze dag nooit zou komen. Ik wist dat het een dwaze hoop was,' voegde ze eraan toe. 'Maar ik moest het proberen. Wilt u alstublieft blijven en samen met mij eten? Als­tublieft?'

Ze beefde zo deerniswekkend dat hij haar verzoek niet kon weigeren.

Ze serveerde hem haar 'dodenmaal'. Een laatste rituele handeling. Zoals al haar officiële woorden en daden was haar uitvoering ervan volmaakt. Haar bewegingen waren afgemeten, elegant, beheerst.

Hij stelde haar vragen over de zwerm en de rituelen.

Ze keek voortdurend naar de klok, en hij wist dat haar tijd naderbij kwam.

'Ik kan me er niet toe brengen Quill in de arena te ontmoeten en publie­kelijk afgeslacht te worden. Ik ben bang voor wat ik zal doen. Misschien zal ik hem om genade smeken en mijn familielijn beschamen. Het is beter om hier te sterven. Mijn paddestoelenbos bevat alle planten die nodig zijn om mijn leven te beëindigen.' Ze glimlachte lusteloos. 'Mijn volk heeft een gezegde: Dood is duisternis. De kinderen zijn veilig. Het betekent "houd moed".'

Dus zover was het gekomen. Hij was geschokt dat ze zo'n dodelijk nonchalante toon aansloeg.

Een gedachte kwam bij hem op. Wat gebeurt er als u en Quill allebei sterven?' vroeg hij.

'Dan zou de raad vrij zijn om zijn eigen beslissingen te nemen. Ik denk dat ze zonder Quill redelijker zouden zijn.'

'Dan heb ik het antwoord voor u,' zei Obi-Wan. 'Het antwoord ligt in uw dodenmaal.'

Wat?'

'Luister,' zei hij, zich dicht naar haar toe buigend. 'Ik heb het antwoord — als u de moed hebt.'

Samen namen ze een turbolift naar de diepste niveaus van de stad, onder de wijken waar de buitenwerelders woonden en werkten en zichzelf als de eigenaars van een gekluisterde wereld beschouwden. Ze daalden af naar de diepste, oudste wijken, waar enkele duizenden X'Ting nog steeds in een soort gemeenschap leefden.

De grotten waren ontstaan door de inwerking van water, niet door vul­kanische activiteit. De wanden hadden de bekende groeven van het ruwe durabeton waar de X'Ting zo dol op waren. Hier beneden gebeurde alles nog in de oude stijl.

Aan de raadstafel van het nest zaten twaalf stokoude X'Ting, voor elk van de nesten op de planeet één. Eens moesten ze een machtige, bijna vorstelijke aanblik geboden hebben. Nu waren hun nesten gebroken en

verstrooid en klampten ze zich vast aan de laatste schamele resten van hun vroegere luister. Ondanks de dagelijkse vernederingen die ze te slikken kregen, ontvingen de twaalf hun regentes en haar bezoeker van buiten de planeet met grote waardigheid.

Quill legde zijn mantel af en ontblootte zijn machtige thorax. 'Dus je hebt besloten niet je eigen leven te nemen,' grinnikte hij. 'Goed. Ik wil dat de hele raad je stank ruikt als je sterft.'

Duris beefde zo dat ze er amper in slaagde haar mantel uit te trekken en hem bijna liet vallen toen ze hem aan Obi-Wan overhandigde.

'Moed,' zei hij zacht. 'Dood is duisternis. De kinderen zullen veilig zijn.'

'Ik heb geen kinderen,' fluisterde ze. Het was bijna een jammerklacht.

'Elke ziel op deze planeet is in jouw handen,' zei hij. 'Dat zijn allemaal jouw kinderen.'

G'Mai Duris knikte.

De arena was een cirkel van geharkt zand met een doorsnede van ongeveer twintig meter. Quill, die alleen maar minachting uitstraalde, begon zoals Duris verwacht had: met hanig rondlopen en snoeven. Hij maakte korte, bliksemsnelle uitvallen met zijn angel, maar in plaats van te pareren of terug te deinzen sloot Duris haar ogen en vouwde haar primaire en secundaire handen.

'Het antwoord ligt in je dodenmaal,' had Obi-Wan gezegd. Het rituele doden­maal, dat bedoeld was om alle emotie weg te nemen. Alleen een meester die vanaf zijn geboorte geleerd had het dodenmaal te serveren zou haar dit na hebben kunnen doen. Ondanks het feit dat Duris de dood in het gezicht staarde, was ze de kalmte zelf.

'Dit is wat je moet doen,' had Obi-Wan gezegd. 'Doe je ogen dicht. Stel je voor dat je je dodenmaal aan het bereiden bent en wees kalm. Als hij je steekt, steek dan op het moment dat je zijn angel voelt terug. Probeer niet je leven te redden. Handel alsof je al dood bent.'

Quill liep naar haar toe en het enige wat ze deed, was wachten. Hij deed diverse dreigende uitvallen om te proberen haar bang te maken, maar zijn inspanningen waren vergeefs.

'In de vechtkunst bestaat een geheim,' had Obi-Wan gezegd, 'dat niets met training te maken heeft en niets met ingewikkelde manoeuvres. Het is je bereidheid je leven te ruilen met dat van je vijand. Nooit te vechten voor iets waarvoor je niet bereid bent te sterven. Zij die vechten voor roem of goud of macht staan op drijfzand, niet op de rots van de ware moed. Vecht voor je volk. Vecht voor je echtgenoot. Voor jou betekent sterven overwinnen. De arena is geen cirkel van zand. De arena is je hart.'

Quill danste en sprong en dreigde met zijn angel. Hij siste, draaide om haar heen en trok vervaarlijke gezichten. Maar G'Mai Duris bewoog zich niet.

Ze wachtte tot ze de dood met hem kon delen.

Uiteindelijk bleef Quill verbijsterd staan en voor het eerst begon hij zijn

masker van zelfvertrouwen te verliezen. Onder dat masker lag angst.

G'Mai Duris bleef roerloos en met gesloten ogen staan. Wachtend.

Quill sloeg met trillende lippen zijn ogen neer. 'Ik... ik geef me gewon­nen,' zei hij, terwijl de haat van hem afsloeg.

De oudste X'Ting in de raad stond op en nam het woord. 'G'Mai Duris is de winnaar. Caiza Quill moet zijn zetel afstaan.'

G'Mai Duris richtte zich in haar volle lengte op en vlocht de vingers van haar primaire en secundaire handen op een formele manier in elkaar. 'Mijn gelijken en ouderlingen,' zei ze. 'Mijn dierbare vriend meester Kenobi heeft me iets verbazingwekkends verteld. We weten al eeuwen dat het land van onze voorouders op bedrieglijke wijze aan hen ontfutseld is, gekocht met waardeloze snuisterijen waarvan wij dachten dat het geldige betaalmiddelen waren.

Eeuwenlang ontbraken ons de middelen om vergoeding te eisen en moesten we genoegen nemen met de zoethoudertjes die Cestus Cyberneti­ca ons toewierp. Maar dat is veranderd.' Haar gefacetteerde ogen glinster­den. 'Meester Kenobi heeft een advocaat meegebracht van Coruscant, een Vippit die uitstekend is ingewijd in hun wetten. En volgens het centrale gezag kunnen we Cestus Cybernetica vernietigen als we besluiten een pro­ces aan te spannen. Als wij de eigenaren zijn van de grond onder hun fabrieken, kunnen we vragen wat we willen voor het gebruik ervan en misschien zelfs de gebouwen confisqueren.'

Wat?' zei het oudste lid van de raad, terwijl zijn gefacetteerde ogen groot werden van verbazing. 'Is dit de waarheid?'

Quill sputterde. 'Jij zou alles doen om de planeet te vernietigen! Als je Cestus Cybernetica vernietigt, vernietig je onze economie.'

De ouderling keek Quill minachtend aan. 'De zwerm was hier lang voor Cestus Cybernetica. De zwerm zal er niet onder lijden als dit bedrijf in andere handen valt... of zelfs als het failliet gaat. Wie eronder lijden zal, zijn degenen die zich aan de buitenwerelders verkocht hebben voor de belofte van macht.'

'Maar uwe excellenties,' zei Duris. 'Ik heb verantwoordelijkheden jegens de buitenwerelders — personen die vaardigheden en ondernemingsgeest meebrachten en alleen maar een leven op Cestus wilden opbouwen. We mogen deze kans niet aangrijpen om te verwoesten. We moeten hem ge­bruiken om op te bouwen en bij te leggen.'

De ouderlingen knikten alsof ze ingenomen waren met haar empathie.

Quill beefde van razernij. 'Je hebt niets gewonnen, Duris! Ik zal je tegen­houden, dat zweer ik je. Ongeacht wat je denkt, ongeacht wat je denkt te weten... het laatste woord is hier nog niet over gesproken.' Hij stormde naar buiten, woedend en vernederd.

'Kan hij dat?' vroeg Obi-Wan in de stilte die volgde.

'Misschien. Elk lid van de Vijf Families kan een veto uitspreken over elk willekeurig handelscontract. Als hij denkt dat het zijn belangen dient, of

alleen uit pure haat, zal hij het zeker proberen.' Een alarmerende gedachte vatte post. 'Misschien zal hij proberen te voorkomen dat deze informatie Palpatine bereikt. Misschien kunt u hem beter meteen inlichten.'

Met tegenzin schudde Obi-Wan zijn hoofd. 'De kanselier zou die kans meteen aangrijpen om Cestus Cybernetica op legale wijze te sluiten. Daar wint niemand bij. Ik denk dat het beter is om deze wetenschap als een laatste pressiemiddel te gebruiken.' Hij bekeek zijn voorstel vanuit elke mogelijke hoek en zag geen enkele denkfout.

Goed. Dus niets in deze opdracht zou van een leien dakje gaan. 'Maar de Families hebben hiervan altijd alleen maar de financiële en politieke aspec­ten gezien. Zolang dat zo blijft, kunnen ze hun beslissingen baseren op hun verlies-en-winstrekening. Het wordt tijd dat we daar verandering in bren­gen, tijd dat we hun dilemma... persoonlijker maken.'

Laat die avond had Obi-Wan een uiterst vertrouwelijk gesprek met Kit Fisto. 'De situatie is zo onzeker dat hij naar alle kanten door kan slaan,' zei hij. 'Ik wilde je om raad vragen.'

'Obi-Wan,' zei Kit, 'ik weet dat bedrog je niet goed afgaat, maar deze mensen hebben er geen idee van hoe gevaarlijk Dooku kan zijn. Als een beetje... komedie spelen levens kan redden, dan vind ik dat we het moeten doen.'

Obi-Wan zuchtte. Wat Kit zei was waar, maar hij wou dat hij niet het gevoel had dat Kit zich al verkneukelde bij het vooruitzicht van actie.

'Goed,' zei hij tenslotte. 'We doen het. Over enkele ogenblikken krijg je alle informatie die je nodig hebt over de magneetrails. Maar wat belangrijker is, heb je geoefend?'

'Natuurlijk,' antwoordde Kit. 'Bereid je voor op de voorstelling van je leven.'

33

Slierten fantazirook kringelden door Trillots onderaardse doolhof als de tentakels van vuurkrakens. Kleine droids scharrelden heen en weer om iedereen te bedienen — sinds de verminking van Trillots lijfwacht Remlout had een nerveus groepje assistenten het idee geopperd dat hun meesteres het uitdelen van de diverse zalven en bedwelmende middelen misschien beter in eigen beheer kon houden.

Op dit moment had Trillot evenwel allesbehalve het idee dat ze iets in eigen beheer had. Het lukte haar amper haar stem en lichaamstaal neutraal te houden terwijl ze zich onderhield met Ventress, die zo roerloos voor haar stond dat ze ter plekke wortel geschoten leek te hebben. Ze had haar ogen omhoog gedraaid en leek Trillot totaal vergeten te zijn. Trillot had er geen idee van in welke vreemde contreien haar geest rondwaarde.

'Moet ik Kenobi de waarheid vertellen?' vroeg Trillot opnieuw, terwijl hij nerveus met de vingers van zijn primaire en secundaire handen speelde.

'Alleen maar als je niet graag ademhaalt,' antwoordde Ventress. 'Hij zou meteen merken dat je liegt of incompetent bent en in beide gevallen heb je geen nut meer voor me.' Ventress' kille blauwe ogen verwijdden zich als een kloof tussenwerelden.

De klieren onder Trillots armen begonnen overgaveferomonen te lek­ken en ze hoopte dat Ventress haar paniek niet zou ruiken. Ze knikte gretig. 'Ja. Ja, natuurlijk. Mevrouw?'

Trillot schraapte haar keel. 'Als ik zo vrij mag zijn om te vragen: waarom is die ene Jedi zo belangrijk? We hebben immers grotere —'

Opnieuw zo'n vernietigende blik.

Precies op dat moment stak een van haar lijfwachten zijn hoofd naar binnen. 'Hij komt eraan!'

Trillot had haar hoofd slechts een fractie van een seconde afgewend, maar toen ze zich weer naar Ventress draaide, was die verdwenen.

Obi-Wan ging het hol binnen, zo voorzichtig mogelijk ademhalend om het effect van de kwalijke dampen te beperken. Toch was er iets in de lucht dat hem aanspoorde dieper in te ademen. Hij durfde het risico echter niet te nemen, want hij wist dat er een grens was aan wat zijn stofwisseling kon verwerken.

'Die geur,' zei hij.

'Geur?' vroeg Trillot.

'Ja. Banthamuskus en... iets anders. Wat bepaalde vrouwen van de Vijf Families als parfum gebruiken, of...' Hij voelde de tandwielen knarsen in zijn hoofd. Het was heel wel mogelijk dat bepaalde vrouwelijke leden van de Cestiaanse aristocratie Trillots hol frequenteerden. Dat was op zich niet zo vreemd. Hij betwijfelde evenwel of zo'n terloopse, zij het corrupte transac­tie zijn aandacht getrokken zou hebben. Maar waarop reageerde hij dan?

Dit was niet best. Om de een of andere reden voelde hij zich sinds zijn aankomst op Cestus voortdurend uit zijn evenwicht gebracht. In de stad, op het bal, in de regeringsvertrekken, hier in Trillots hol, in het drinklokaal...

Liep er een rode draad door dit alles heen, of was hij alleen maar moe?

Trillots mond vertrok. 'Tja, daar hebt u me te pakken.' Een smerig, samenzweerderig glimlachje. 'Ik heb inderdaad een paar, eh... vriendinnen in de betere kringen. Ik hoop dat u een geheim kunt bewaren.'

Obi-Wan hield zijn gedachten voor zich. De perverse genoegens die in de hoogste kringen van Cestus voor amusement moesten doorgaan, waren niet zijn zorg. Maar toch...

'Natuurlijk. Dat moet het zijn. Misschien rook ik het al in de gang.' Hij ademde uit, maande zichzelf tot kalmte. Wat ik vandaag wil hebben is informatie.'

'Over?'

'Het ondergrondse transportsysteem. Ik neem aan dat je me dat kunt geven.'

'Natuurlijk.'

Een lichtstraal sprong uit Trillots stoel. Ze zwaaide er een paar keer met haar hand doorheen, en een web van knooppunten en bewegende lijnen werd zichtbaar. Obi-Wan ging in het hologram staan en concentreerde zich. Voor het eerst in dagen voelde hij zich helemaal één met zijn plan. Misschien waren die vreemde storende gevoelens louter een kwestie van zenuwen.

'Hier.' Hij wees. 'En hier...'

Uren later zond Obi-Wans astrotechnicus de kaart via een gecodeerde tech­nische verbinding naar het trainingskamp, waar de commando's en een peinzende Kit Fisto hem bestudeerden.

'- tot hier,' besloot Nate.

Achter hen knetterde het kampvuur. Het ging goed met de training. Ze hadden de strijders die ze nodig hadden gerekruteerd en hun geleerd beve­len op te volgen, zelfs onder aanzienlijke druk. Ze moesten de bewoners van Cestus nageven dat ze zich met bewonderenswaardige snelheid en doelmatigheid aan de militaire discipline aangepast hadden.

'Dus dat is alles,' zei de generaal. Zijn starende ogen weerspiegelden de kaart, het vuur en de sterren boven hen. Nate keek naar hem, wachtend op een woord, een teken. Hij begreep generaal Fisto niet en wist dat dat waar­schijnlijk ook nooit zou gebeuren, maar hij hoopte dat de mysterieuze Jedi ingenomen zou zijn met hun vorderingen. Om de een of andere reden had hij enorme behoefte aan de goedkeuring van de Nautolaan.

Kit Fisto knikte. 'Goed werk,' zei hij, en keerde terug naar het schip.

De kloonsoldaten knikten elkaar toe. Ze lachten, maakten grollen en sloegen elkaar vriendschappelijk op de schouder, iets waar Nate meteen aan meedeed. Hij vergat de lichte onrust die hij in de ogen van de generaal gelezen had. Gewoon zenuwen. Er stond zo veel op het spel. Ze hadden zulke karige middelen. Zo weinig opties.

En geen centimeter speling.

34

Planeten stierven, terwijl ze hun pijn uitschreeuwden naar de ongebaande leegte. Sterren explodeerden tot aureolen van vuur, galactische nevels implodeerden tot zwarte gaten. Schepen vol schreeuwende mannen werden opengereten en overgeleverd aan een genadeloos vacuüm.

Ventress lag roerloos en met gesloten ogen op haar rug en droomde. Haar geest waarde door een universum van eindeloze razernij.

Ze droomde over Ohma-D'un, de maan van Naboo waar ze Obi-Wan Kenobi voor het eerst ontmoet had. De operatie was ontaard in een slacht­partij. Ze had de moed en de intelligentie van de Jedi zwaar onderschat. Ventress volgde het ware pad dat de Jedi verlaten hadden. Dat had meester Dooku haar verteld, haar geleerd. De melkweg had behoefte aan orde, en de decadente Jedi waren vergeten waar hun voornaamste verplichting lag: bij de Kracht zelf, niet bij een corrupt en egoïstisch regime. Zij had die fout niet gemaakt. En zou hem nooit maken ook.

Zonder overgang werd Asajj Ventress wakker en ging rechtop zitten. De dromen waren haar normale dromen geweest, niets bijzonders. Ze waren louter bijproducten van de pogingen van haar geest een probleem van vectoren en hulpmiddelen uit te werken. Ze had graaf Dooku haar trouw gezworen, en als een vrouw als Ventress eenmaal haar woord gegeven had, was er geen weg terug meer. Ze definieerde zichzelf in termen van haar verplichtingen en contracten. Ze had geen diepere identiteit die emotionele wanklanken kon veroorzaken. Ze deed simpelweg wat er gedaan moest worden.

Op de een of andere manier draaide het hele probleem om meester Kenobi, maar tot nu toe had ze er geen flauw idee van hoe ze hem aan moest pakken...

Trillot sloop weg van haar deur. Haar hoofd bonkte. Ze had de angstaanja­gende Ventress een staatsiezaal in haar catacomben aangeboden, en de vrouw had die geaccepteerd. Ze was van plan geweest de mysterieuze bood­schapper van graaf Dooku te bespioneren, maar die pogingen hadden onaangename gevolgen gehad. Trillot voelde zich... besmet terwijl haar be­zoekster droomde. Als ze haar ogen dichtdeed, zag ze beelden van dood en vernietiging op een schrikwekkende schaal.

Ze was zo bang dat haar angst als een levend beest door haar maag leek te wroeten. Had ze niet al het mogelijke gedaan om het Ventress naar de zin te maken? Had ze haar niet alle informatie verschaft? Haar onderdak gege­ven? Quill en vrouwe Por'Ten laten schaduwen? Dat alles had ze gedaan, en nog meer...

Waarom was ze dan nog steeds zo doodsbang?

De kolkende zwartrode wolk achter haar ogen bonkte ongenadig terwijl Trillot voorzichtig wegsloop. En toen ze die avond haar slaapvertrek bin­nenkroop en wanhopig vertroosting probeerde te zoeken in de slaap, kook­te haar hoofdpijn over tot een reeks escalerende nachtmerries die pas afge­lopen waren toen de zon opkwam en ze opstond om de strijd aan te binden met een nieuwe dag.

35

De zon van Cestus was opgekomen boven de oostelijke horizon en verleng­de de schaduwen van de bergen tot ze op een mond vol gebroken tanden leken. Waar geen schaduw viel, zengde zijn felle licht de grond met zo'n heldere, intense hitte dat de planten zich oprolden om pas 's avonds weer open te gaan.

Zoals altijd stond Nate voor dag en dauw op en kleedde zich aan. Hij deed een reeks vvc-oefeningen bestaande uit buigen, strekken en salto's maken en ontdekte geen stijve spieren of verwondingen die hem in zijn bewegingen belemmerden. Energie was een prettig gevoel. Hij voelde zich sterk, taai, hard en volstrekt dodelijk. Klaar voor actie.

Hij vond generaal Fisto in de hoofdgrot, zittend voor de flikkerende kaart. De generaal zat op zijn hurken, met zijn achterste op zijn hielen. Nate had de Nautolaan deze houding urenlang vol zien houden en hij trok on­willekeurig een gezicht - hij wist dat hijzelf binnen enkele minuten kramp in zijn benen gekregen zou hebben.

'Bent u klaar, generaal?'

De generaal stond op. Hij had een handvat in zijn hand waaraan een soepel soort touw bevestigd was. 'Het is tijd,' zei de Jedi.

Verder viel er niets te zeggen.

36

Het eeuwenoude patroon ging terug tot het allereerste begin: elke dag reis­den vertegenwoordigers van de Vijf Families naar het centrale paleis voor een nieuwe ronde onderhandelingen, gesprekken en woordenwisselingen. Sommigen kwamen in een privé-lucht- of spoorwagen. Ongeveer eenderde reisde in een beveiligde privé-shuttle op het zweefspoor door het onder­aardse netwerk beneden ChikatLik. Dat was het veiligste vervoerssysteem van de stad. Het was nog nooit gesaboteerd, zelfs niet tijdens de opstanden die tot het ontstaan van Woestijnwind geleid hadden.

Vandaag maakten heer en vrouwe Por'Ten, Debbikin jr. en Quill gebruik van het ondergrondse zweefspoor en namen ze de gelegenheid te baat om met elkaar te overleggen terwijl ze door de diepten zoefden.

'En geloof je echt dat de Jedi geen onderhandelingsruimte meer heeft?'

Debbikin hield zijn hoofd scheef in een imitatie van de gebruikelijke denkhouding van zijn vader. 'Moeilijk te zeggen. Volgens de spion van mijn vader op Coruscant is de stemming daar anti-onderhandelingen. Palpatine is pure wilskracht: als het aan hem lag, zou hij iedere ontrouwe planeet meteen aanvallen.' Hij boog zich naar de anderen toe alsof hij, ondanks het feit dat de voortsnellende shuttle ongetwijfeld een van de veiligste plekken op de hele planeet was, bang was voor luistervinken. 'Maar ik ben van mening dat deze situatie, nu alle ogen op Cestus gericht zijn, ons allerlei interessante voordelen biedt. Ten eerste hebben we uitstekende argumen­ten om vol te houden dat het ons goed recht is om de droids te produceren. Bovendien kunnen we zeggen dat de oorlog onze aanvoerlijnen afgesneden heeft en ons met de ondergang bedreigt. Dat wil zeggen dat we niet alleen vechten voor ons economisch voortbestaan, maar ook voor het recht om onze bevolking te voeden.'

Por'Tens driedubbele kin schudde alsof hij alles afwist van gemiste maal­tijden. 'De hongerende kinderen,' zei hij bedroefd.

'Maar luister,' ging Debbikin verder. 'Dat houdt in dat we de kanselier misschien zover kunnen krijgen dat hij zijn hand over zijn hart strijkt. Zo­lang we de moed maar hebben om gewoon vol te houden.'

De hoofden van de Vijf Families knikten. Debbikins redenering sloot als een bus. 'Maar je zei dat er nog meer redenen waren...'

'Jazeker.' Debbikin jr. liet zijn stem dalen. 'De oorlog zal niet eeuwig duren. Zodra die afgelopen is en de Republiek als winnaar uit de strijd komt, verkeren we in een uitstekende positie en zal de waarde van onze bezittingen sterk stijgen.'

'Ja,' zei Quill. Hij had tot op dat moment weinig aan het gesprek bijge­dragen en trok een gezicht als een donderwolk: bliksemschichten doorklief­den zijn gefacetteerde ogen. Wat er ook gebeurt, wij winnen altijd.'

'Zelfs als we hier weggaan, hebben we genoeg aandelen in Cestus Cyber­netica om hier ons veto te gebruiken en tegelijkertijd op elke wereld die ons aanstaat nieuwe fabrieken te stichten. De Vijf Families zullen in de hele melkweg beroemd worden.'

'Fantastisch,' siste Quill. 'En zie je niet dat er nog een andere mogelijk­heid is? Ongeacht of we met Palpatine of graaf Dooku te maken krijgen... we moeten meer invloed hebben. Duris moet verwijderd worden.'

Dat kwam hem op ijzige blikken te staan. 'Jij werd geacht dat probleem op te lossen,' zei Debbikin. 'Op kracht van die belofte hebben we je opge­nomen in de Vijf Families. Maar ik heb gehoord dat je uit de zwermraad gezet bent. Wat voor nut heb je nu nog voor ons?'

'Dat regel ik heus wel,' sputterde Quill. We hebben afspraken gemaakt waar je niet onderuit kunt. Ik ga over de mijnen, Debbikin. De zwermraad kan mijn zetel wegnemen, maar ik ben niet zomaar een-twee-drie te vervan­gen.' Zijn blik zou durastaal gesmolten hebben. 'Ik zal Duris ten val brengen en een... volgzamere marionet voor de troon vinden, maak je maar niet ongerust.'

Bons.

Quills zelfverzekerde uitdrukking veranderde op slag. Hij keek verward om zich heen. Wat was dat?'

Ze voelden het geluid voordat ze het hoorden: een doffe klap op het dak van de wagon, die met een schok van richting veranderde.

De tunnelwanden buiten de raampjes schoten als in een waas voorbij. Nog maar een paar seconden geleden waren het wanden die ze al jaren kenden, de vaste steenlagen tussen hun privé-woningen en het paleis. Nu meenden ze ondanks het waas subtiele verschillen te zien. En de wagon was van richting veranderd.

Wat moet dit voorstellen?' vroeg heer Por'Ten met luide stem. 'Conduc­teur?'

De droid die voorin zat, draaide zich naar hem toe. Zijn metaalkleurige gezicht had geen enkele uitdrukking. 'Het spijt me, maar mijn bedienings­paneel is door een onbekende instantie overgenomen.'

'Heb je de veiligheidstroepen gewaarschuwd?'

'Het spijt me,' zei de droid opnieuw, met het onnatuurlijke geduld van een machine. 'Ik moet u meedelen dat de hele wagon door een soort storingsveld omringd wordt.'

Wel verdraaid!' zei vrouwe Por'Ten terwijl ze haar persoonlijke comlink te voorschijn haalde. Ze drukte snel een aantal knoppen in, maar toen ze opkeek, was alle kleur uit haar smalle gezicht weggetrokken en was er weinig

meer over van haar gebruikelijke hooghartigheid. 'Hij heeft gelijk.'

Waar brengen 2e ons heen?' vroeg Debbikin.

Het duurde even voordat de droid antwoord gaf. 'We zijn een ongebruikt tunnelsysteem ingereden en worden op dit moment naar een mijnspoor gerangeerd. Ik beraam dat onze vermoedelijke bestemming, gebaseerd op informatie uit andere ontvoering- of moordscenario's -'

'Móórd?' krijste vrouwe Por'Ten.

Zonder acht te slaan op haar paniek ging de droid verder: 'Het spijt me u te moeten meedelen dat er een kans is van ongeveer dertien procent dat de intentie achter deze actie de dood van elke persoon in deze wagon is.'

De hoofden van de Vijf Families keken elkaar verwilderd en met angstig bevende lippen aan.

Even later maakte de wagon een scherpe bocht en kwam tot stilstand. Daarna voelden ze hem langzaam maar onverbiddelijk omlaag zakken.

'Inderdaad, een mijnspoor, zoals ik al verwacht had,' zei de droid. 'Dit is niet goed, aangezien het geen deel uitmaakt van het centrale systeem en derhalve mogelijk niet op de kaarten staat. Als het baken uitgeschakeld is, wat voor de hand ligt, beraam ik onze kans op redding op ongeveer een op twaalf.'

'Een op... twaalf.'

'Inderdaad. Tenzij u wilt dat ik de kans beraam dat u allemaal zowel gered als levend geborgen wordt, in welk geval de kans, uitgaande van de ter beschikking staande ontvoering- en moordstatistieken, dichter in de buurt komt van één op zeshonderdvijftig —'

'Hou je mond!' brulde heer Por'Ten, overeind komend. De wagon was eindelijk op de rail gezakt. Nu hoorden ze voetstappen op het dak. Hun ogen volgden het dreigende gebonk stap voor stap naar het eind van de wagon, waar ze ophielden.

Ze keken elkaar aan. Juist toen Quill zijn mond opendeed om iets te zeggen, zagen ze een figuur met dikke, kronkelende tentakels aan zijn hoofd een hakbeweging naar het plastinen kijkvenster in het dak maken. Grillige scherven regenden neer toen hij door het gat sprong en geluidloos in de wagon neerkwam, in scherp contrast met de zware voetstappen die ze eerder op het dak gehoord hadden.

Een Nautolaan! Maar wat wilde hij van hen?

Zijn ogen waren enorm groot en zwart en leken geen irissen te hebben. Ze waren bedekt met een dun vlies dat afhankelijk van de lichtinval voort­durend van doorzichtigheid veranderde. Zijn handen waren leeg, maar on­der zijn riem zat een handvat waarvan Debbikin meteen wist dat het een bedreiging was.

Wie ben jij?' vroeg Quill sputterend.

'Mijn naam is Nemonus. Graaf Dooku laat u groeten,' zei de Nautolaan.

Wa-wat wil je van ons?'

'Jullie zijn van plan jullie afspraak niet na te komen.'

Wat? Waar heb je het over?'

De indringer draaide zich om, zo traag dat hij net een machine in een lage versnelling was — een griezelig contrast met de angstaanjagende snelheid waarmee hij een gat in het dak geslagen had. 'Jullie moeten leren dat er geen schuilplaatsen zijn. Er was een afspraak gemaakt. Wie de prijs wil herzien zal merken dat ook andere voorwaarden kunnen veranderen.'

Por'Ten, normaal gesproken de hooghartigheid zelve, kromp ineen on­der de smeulende blik van de indringer. 'Waar heb je het over?'

De indringer liep naar hem toe. De tentakels aan zijn hoofd krulden langzaam en suggestief omhoog terwijl hij sprak, kronkelend met hun eigen manische energie. Hij fluisterde, maar vreemd genoeg klonken zijn woor­den luider dan als hij ze uitgeschreeuwd had. 'Mijn meester heeft beloofd dat hij jullie buiten de oorlog zou houden. Dat jullie er niet bij betrokken zouden raken. Dat kan veranderen, mijn vrienden. Dat kan allemaal veran­deren.'

Debbikin jr. keek in stijgende paniek naar de rest. 'Nee! We zijn al onze beloften aan jullie nagekomen. Stuk voor stuk.'

De indringer lachte spottend. Waarom hebben jullie de prijzen dan ver­hoogd en gedreigd de levering stop te zetten als we niet meer betalen?'

Ze keken elkaar opgelucht aan. Ze waren heel even bang geweest dat hij op de hoogte was van hun onderhandelingen met de Jedi Kenobi! Nee, dit was heel iets anders: de tien procent extra toeslag die Cestus Cybernetica geëist had. Llitishi van verkoop en marktonderzoek had gezworen dat graaf Dooku die zou accepteren als ze voet bij stuk hielden.

'Dat komt door de oorlog, de oorlog!' Debbikin boog zich naar de Nautolaan toe in een poging een intiemere verhouding te scheppen. 'Onze toevoerlijnen zijn afgesneden...'

De indringer was niet onder de indruk. We hebben andere regelingen getroffen voor jullie.'

'Jawel, maar de timing klopte niet en we waren gedwongen meer produc­ten te kopen om alle apparatuur op elkaar aan te passen. Er wordt hard aan gewerkt, maar alles kost meer tijd en dat maakt alles duurder —'

De indringer hief zijn hand. Hoewel hij hen niet aanraakte, drukte de kracht van zijn persoonlijkheid hen terug in hun stoel. 'Jullie zijn niet te vertrouwen.'

Met zijn secundaire handen tastte Quill stiekem naar de kleine straler die altijd op zijn portefeuille zat. Iedereen wist dat hij van een moordenaarsclan afstamde en dat de betreffende vaardigheden vijfhonderd jaar lang van generatie op generatie doorgegeven waren. Hun ontvoerder hoefde maar één fout te maken en de straler zou getrokken worden, de Nautolaan zou sterven en ze zouden de kans krijgen om de situatie meester te worden. Bovendien zou Quill in één klap al zijn vergissingen goedgemaakt hebben.

'Hoe kun je zoiets zeggen?' zei Debbikin. 'Onze afspraken hebben Ces­tus in conflict gebracht met de Republiek. We zouden jullie nooit verraden,

anders hadden we immers niemand meer!' De indringer had Quill zijn rug toegekeerd. Hij had de straler bijna in zijn hand...

Spanning knetterde in de lucht. Debbikin hield zijn blik strak op de indringer gericht, zich inspannend om door geen enkele oogbeweging of trilling in zijn stem te laten merken dat er iets te gebeuren stond.

Voor het eerst leek de uitdrukking van de indringer zich te verzachten. Lichtjes dansten op het vlies voor zijn zwarte ogen. 'Jullie Families moeten nodig een lesje leren. De beste les die ik me kan voorstellen is geschreven in bloed.'

Quill trok zijn straler en richtte de dunne, glimmende loop op de rug van de indringer. Maar die trok zonder zich om te draaien in een bliksemsnelle reactie het blinkende handvat onder zijn riem vandaan. Er schoot een dun­ne, soepele, drie meter lange draad uit. Met een slangachtige beweging wikkelde de gloeiende draad zich om de loop van Quills straler. Door een kleine polsbeweging van de indringer sneed de draad de straler in tweeën en gloeide de kolf plotseling witheet op. Quill liet het wapen met een kreet vallen en stak zijn verbrande vingers in zijn mond. Jammerend van pijn begon hij erop te zuigen.

'Goed.' Kit Fisto lachte grimmig. 'Zullen we de onderhandelingen ope­nen?'

37

Toen Obi-Wan bij het paleis aankwam, heerste er overal opschudding. Hij werd haastig naar G'Mai Duris' troonzaal gebracht, waar de koninklijke X'Ting ineengedoken op haar troon zat en met een uiterst bezorgd gezicht naar de ronde Zeetsa met de korte beentjes luisterde.

'- regentes Duris,' sloot het leerachtige blauwe wezen zijn zin af. Haar korte armpje wees naar een glinsterende kaart die in de lucht hing. Duris bestudeerde hem met een zorgelijk gezicht.

'Neem me niet kwalijk, Shar Shar,' zei Obi-Wan zo zacht als hij kon. 'Als er problemen zijn met het railnet waardoor de onderhandelingen van van­daag uitgesteld moeten worden, kan ik misschien beter een andere keer -'

Duris keek op. Een verbaasde blik verscheen in haar gefacetteerde ogen, gevolgd door tranen van dankbaarheid. 'Meester Jedi!' zei ze. 'Obi-Wan. Ik vrees dat we een noodsituatie hebben. De Broedmeester zij dank dat u gekomen bent!'

'O ja?' vroeg hij. 'Hoe kan ik van dienst zijn?'

'De Vijf Families hadden hier al een uur geleden moeten zijn, maar het schijnt dat hun privé-shuttle verdwenen is.'

'Verdwenen?' Obi-Wan slaagde erin elk zweem van blijdschap uit zijn stem te weren. 'Hoe is dat mogelijk?'

'De hele planeet wordt doorsneden door tunnels, waarvan er veel nooit in kaart gebracht zijn. We kunnen alleen maar aannemen dat iemand de wagon van het hoofdspoor naar een van die secundaire lijnen geloodst heeft. Waarom weten we niet.'

'En hebt u geen enkel bericht gekregen?'

'Niets,' zei ze.

Obi-Wan trok een ernstig gezicht en bestudeerde de kaart. 'Mag ik aan­nemen dat de andere wagons op het spoor sensoren hebben om botsingen te voorkomen?'

'Die vraag kan mijn ingenieur beantwoorden,' zei Duris.

De ingenieur was een klein, grijs mannetje dat de indruk wekte dat de spanning van dit moment hem zijn laatste paar sprietige haren zou kosten. 'Inderdaad, de sensoren zijn uitstekend.'

'En wat is er van de huidige situatie bekend?' vroeg Obi-Wan aan Duris.

'Dat vijf hooggeplaatste leden van de Vijf Families ontvoerd zijn.'

'Door die Woestijnwind-groepering waar we van gehoord hebben?'

'Dat weten we niet,' antwoordde ze. 'We hebben het afgelopen jaar wei­nig van ze gehoord en beschouwden hun dreiging als afgedaan. En ik moet zeggen dat dit niet echt hun stijl is.'

Obi-Wan deed zijn ogen dicht en telde tot vijf. Daarna deed hij ze weer open, nog steeds met een zo ernstig mogelijk gezicht. 'Kunt u het hele systeem in kaart brengen?'

De ingenieur knikte. 'Ja, natuurlijk, maar waarom?'

'Om dit voor elkaar te krijgen, om de shuttle te laten verdwijnen, moeten ze hem van het spoorwegnet gehaald hebben. Als het goed is, zouden de individuele wagons moeten reageren op de afwezigheid van een bewegend voorwerp en moeten afremmen of versnellen om te compenseren. Hoe dichterbij de plek waar de wagon verdwenen is, hoe meer het normale patroon verstoord moet zijn.'

'Maar ze hebben duidelijk iets met onze computers gedaan. Ze hebben geen spoor achterge—'

'Ze hebben geen direct dataspoor achtergelaten. Maar kan die verdwe­nen shuttle de sensoren van andere voertuigen beïnvloeden?'

'Tja...' De mond van de ingenieur viel plotseling open toen hij begreep waar Obi-Wan heen wilde. 'Nee. Het veiligheidssysteem ligt buiten het hoofdnet en heeft een backupsysteem om te voorkomen dat één enkele vergissing in de centrale commandopost het hele systeem overhoop gooit.'

'Goed,' zei Obi-Wan toen het complete net in een zwevend web van lichtende, zilverkleurige draden voor hem verscheen. 'Nu wil ik dat je via de nabijheidsfeedback van de shuttles zelf bepaalt waar elke shuttle zich be­vindt en waar ze volgens het reisschema hadden moeten zijn.'

De ingenieur verbleekte. 'Maar... we zijn niet op Coruscant, meneer. We hebben geen computer die snel genoeg is om het punt waar de shuttle van de lijn gehaald is te vinden —'

Obi-Wan hief zijn hand. 'Ik zoek niet naar iets concreets. Ik moet iets voelen wat er niét is. Waar computers tekortschieten, kan de Kracht wellicht zegevieren. Geef me de beelden, alstublieft.'

De ingenieur keek Obi-Wan met open mond aan. Duris gaf hem een knikje en maakte een gebaar met haar primaire handen, waarop de man deed wat hem gevraagd was. Even later was vrijwel elk beeld op het railnet verdubbeld. 'Maak de geschatte beelden rood en de echte blauw,' zei Obi- Wan bijna fluisterend.

Duris herinnerde zich verhalen over deze mystieke krijgers en moest haar best doen om een huivering van bijna bovennatuurlijk ontzag te on­derdrukken. Ze knikte tegen de ingenieur en een reeks schimmige dubbele beelden begon zich te vormen—vreselijk gecompliceerd allemaal, want elke shuttle die vaart meerderde of minderde ter compensatie van het ontbre­kende voertuig beïnvloedde de andere shuttles op de lijn, zodat ook die in een steeds groter wordende kring versnelden of afremden.

Obi-Wan stond met half geloken ogen en beide armen gestrekt in het enorme, glinsterende netwerk alsof hij het hele web in zijn handen kon voelen bewegen. Even later draaide hij zich langzaam om en wees naar een tunnel tussen een van de luxe buitenwijken en het centrum van de stad. 'Dit,' zei hij, 'is waar de denkbeeldige shuttle ontstond. Wat inhoudt dat dit de plek is waar de echte shuttle het hoofdspoor verlaten heeft.'

Duris keek naar de ingenieur, die zijn schouders optrok. Misschien.

De Jedi volgde een zijtak van de tunnel met zijn hand. 'En hij reed zo....' De tunnel vertakte zich opnieuw. Met een vinger volgde hij een van de zijtunnels, keerde terug en nam een andere. 'En hier bleef hij staan en veranderde van niveau...'

Er heerste een doodse stilte in de troonzaal waarin Obi-Wans woorden bijna onverdraaglijk plechtig klonken. 'En daarna begon hij weer te rijden, tot...' Hij hield zijn hoofd scheef. 'Vreemd. Er staat hier geen spoor aange­geven. Zou dat niet moeten?'

De ingenieur schraapte zijn keel. Hij keek ietwat verschrikt, een uitdruk­king die het midden hield tussen angst en ontzag. 'Tja...' Hij raadpleegde een holobeeld dat boven zijn aktetas zweefde. Even later keek hij weer op. De gespannen rimpel in zijn bovenlip werd dieper. 'Dat is een dienstgang die van de kaart verwijderd is omdat de rail in slechte staat verkeerde en niet meer aan de laatste veiligheidsvoorschriften voldeed.'

Obi-Wan hield zijn ogen gesloten. 'Maar?'

'Maar in werkelijkheid voldoet hij wel aan de oude voorschriften en is hij sterk genoeg om de shuttle te dragen.'

Opnieuw stilte. Obi-Wan knikte. 'Dit is de plaats waar u de verdwenen shuttle zult vinden.'

De ingenieur slikte moeizaam. 'Regentes Duris, we staan nog steeds voor het probleem om daar te komen. Als we ervan uitgaan dat de ontvoerders op het centrale net aangesloten zijn, zullen ze onmiddellijk zien dat we een shuttle van koers laten veranderen. Dat houdt in dat onze opties via het net beperkt zijn. Het zal uren duren om daar een ploeg naar toe te brengen. Hebben we zo veel tijd?'

Duris kauwde op haar chitineuze onderlip. Als dit Woestijnwind was, verkeerden de leden van de Vijf Families niet in levensgevaar. Woestijnwind ontvoerde, maar had nog nooit iemand in koelen bloede vermoord. Dat was hun stijl niet. Maar ze hadden ongetwijfeld maatregelen genomen om hun gevangenen naar een betere schuilplaats te brengen — en als het zover was, kon niemand meer voorspellen wat er zou gebeuren.

Maar het was natuurlijk ook mogelijk dat het niet Woestijnwind was. Op Cestus was misleidende informatie aan de orde van de dag-

Toen ze weer naar Obi-Wan keek, realiseerde ze zich dat ze er geen moment aan getwijfeld had dat deze buitengewone man in staat was tot iets wat geen computer op Cestus vermocht — dat hij door de macht van zijn geest en de mysterieuze Kracht hun ontvoerde Familieleden gevonden had. In combinatie met de onthutsende gebeurtenissen van de vorige dag bracht dit besef haar aan het duizelen. Sinds haar troonsbestijging was ze niet meer zo in de war geweest — alsof ze in een milde shocktoestand verkeerde.

'Misschien heb je gelijk,' zei ze tegen de ingenieur. 'Het ontbreekt ons wellicht aan tijd, en de gebruikelijke middelen zullen waarschijnlijk tekort­schieten. Meester Jedi — hebt u een plan?' Om de een of andere reden was ze er zeker van dat dit inderdaad het geval was.

'Draag uw veiligheidspersoneel op niet te schieten voordat ze zeker we­ten met wie ze te doen hebben,' zei Obi-Wan.

Wat gaat u doen?'

Obi-Wan liet de spanning nog even stijgen alvorens antwoord te geven: 'Iets drastisch.'

38

Ertstreinen, installatieshuttles, passagierswagons, mijnbouwapparatuur en reparatiedroids stroomden allemaal door dezelfde doolhof van magneti­sche rails en zweefsporen, elkaar passerend en vermijdend alsof ze levende, ademende wezens waren, individuele weefselstructuren binnen een groter organisme — cellen in het lichaam van Cestus, darren in de technologische zwerm.

En boven op een van die voertuigen, zich vastklampend met door de­cennia lange training geperfectioneerde zenuwen en spieren, zat Jedi-ridder Obi-Wan Kenobi. Hij compenseerde voor de onmogelijk snelle en scherpe bochten, het plotselinge accelereren en afremmen, met een diep begrip voor de ritmes van het universum en zijn onzichtbare stromingen.

Opgesloten in zijn suite had Obi-Wan zich in de loop van een lange, slapeloze nacht de patronen van het shuttlesysteem eigen gemaakt. In de aanwezigheid van G'Mai had hij alleen maar een paar extra minuten nodig gehad om die kennis bij te werken. Maar zelfs als ze hem uren in studie verzonken hadden gezien, zouden ze nog onder de indruk geweest zijn van wat hij probeerde te doen. Zijn geheime oefening en kennis zouden zijn komende handelingen een miraculeus tintje geven, en hij hoopte dat dit het emotionele evenwicht van zijn gastheren — vooral de wispelturige Quill — zou verstoren.

Maar eerst moest hij het ook daadwerkelijk doen, want hij wist dat senso­ren op de diverse voertuigen al zijn bewegingen registreerden.

De shuttle minderde vaart en maakte een scherpe bocht naar links. Af­gaande op ver boven het bewuste denkniveau uitstijgende instincten sprong hij al voordat hij het volgende voertuig zag.

Obi-Wan klemde zich een ogenblik vast aan het dak van de tunnel, waar hij al spoedig de windvlaag voelde die de in volle vaart op hem afrazende shuttle aankondigde. Heel even deden de transparistalen wanden ervan hem aan de grote gloeiende ogen van een onderaards wezen denken. Hij zag reizigers die verdiept waren geweest in hun datablok of gesprek plotseling naar de ondersteboven aan het plafond van de tunnel hangende man kijken en hun monden opengaan toen hij zich liet vallen. Een geelhuidige Xexto zwaaide geschrokken met alle vier haar armen en krijste dat die arme mens een soort bizarre zelfmoordpoging ondernam.

Sorry, zei Obi-Wan geluidloos. Hij wachtte tot de trein vaart minderde om de bocht te nemen, alvorens zich op de neus van de trein te laten vallen, maar de klap benam hem evengoed de adem.

Met wanhopige kracht klemde hij zich vast. Achttien seconden tot het volgende punt. Hij telde ze zwijgend af, inwendig glimlachend om de bur­gers die met open mond naar deze vreemde verschijning keken.

Voordat iemand meer kon doen dan geschrokken toekijken was hij al­weer weg.

Obi-Wan zette zich met handen en voeten schrap tussen wand en pla­fond. De passagierstunnel werd hier gesneden door een vrachttunnel en al na tien seconden hoorde hij het janken van een aandenderende vrachttrein en zag hij het felle oog van licht op zich af razen. Hij liet zich in een wagon vol erts vallen. De ruwe hoop stenen was zo steil dat hij er bijna afgleed en op de rails tuimelde. Hij graaide naar houvast, vond het, verloor het weer, vond het opnieuw. Door de snelheid van de trein werden zijn benen onder hem uit geslagen, en hij reageerde een fractie te laat. Zijn rechterhiel sloeg tegen de tunnelwand, zodat hij schuin omhoog werd geworpen en zijn houvast verloor. Op het laatste moment wist hij zich opnieuw vast te klem­men.

De wind beukte genadeloos op hem in, maar daar kon hij op dit moment niets aan doen. Hij wist dat de Cestiaanse computers zijn op de Kracht gebaseerde analyse van de kinematica van het systeem uitgewerkt en als correct geaccepteerd hadden. Wie weet hadden ze intussen zelfs hun eigen programma's aangepast om in staat te zijn hem te volgen door het gegeven van een onofficieel, van trein naar trein springend lichaam in hun systeem te verwerken.

Samen met de monitoren aan het plafond maakte dat duidelijk dat hij zijn voorstelling gaf voor een publiek dat niet alleen kritisch maar ook achter­dochtig was.

Trein voor trein werkte hij zich naar het kruispunt waar hij eindelijk op eigen kracht verder kon gaan. Met een sprong landde hij op de metalen rail. Hij ademde met korte, scherpe halen en weigerde toe te geven aan de angst die zich vlak onder het oppervlak van zijn concentratie verschool.

Alles stond of viel met de juiste timing.

Obi-Wan bukte zich en voelde aan de metalen rail waarboven de zweeftrein op normale kruissnelheid aan kwam zoeven. De trein was er bijna en het was te laat om nieuwe plannen te maken. Er zat niets anders op dan door te gaan. Een plotselinge windvlaag beukte als een vloedgolf op hem in en vaagde zijn zorgvuldig aangebrachte psychologische barrières weg.

Nu. Obi-Wan draaide zich om en sprintte zo hard als hij kon door de tunnel, weg van de trein die in volle vaart op hem afraasde; hij hoorde de waarschuwende claxon. Op het laatste moment gebruikte hij het laatste restje energie in zijn lichaam om een sprong te maken. Halverwege zijn sprong draaide hij zich om en...

Een seconde lang bereikte zijn lichaam, voortgestuwd door voortreffe­lijk geconditioneerde spieren en een volmaakt op de diepste stromingen van de Kracht afgesteld zenuwstelsel, een snelheid die minder dan vijf meter per seconde lager was dan die van de aanstormende zweeftrein. Hij zette zich geestelijk schrap, ademde uit op het moment van de inslag en gebruikte zijn armen als schokdempers. Met een doffe klap werd de lucht uit zijn longen geslagen, maar het feit dat hij precies op dat moment uitademde, gaf hem de buffer die hem in staat stelde de klap te overleven. Als het hem niet gelukt was bijna de snelheid van de zweeftrein te evenaren...

Als hij zich niet omgedraaid had om zich vast te kunnen klampen... Als hij niet op precies het juiste moment uitgeademd had... ... zou hij verpletterd, onder de trein getrokken, tot moes gereden zijn. Nu deed hij zijn best om tegen de trein op te klimmen tot hij hijgend en vol schrammen op het dak lag en de rest van de rit uit kon rusten.

In de raadkamer volgden de leden van de Vijf Families die het geluk hadden niet ontvoerd te zijn diep geschokt Obi-Wans verrichtingen. Wat voor wezens zijn die Jedi?' fluisterde Llitishi, terwijl hij zweet van zijn gerimpelde blauwe voorhoofd veegde.

'Geen idee... maar ik ben dolblij dat ze aan onze kant staan,' zei Debbikin sr., biddend voor de veiligheid van zijn zoon. 'Ik geloof dat we ons stand­punt drastisch zullen moeten herzien.' Een instemmend gemompel ging op, gevolgd door gretige pogingen meer gegevens aan de sensoren te ondokken.

39

Toen de stroom afgesneden werd en de zweefshuttle naar de bodem van de schacht zakte, werd de stemming het eerstvolgende uur alleen maar bedrukter. De gevangengenomen hoofden van de Vijf Families hadden gealar­meerd opgekeken toen hun ontvoerder gezelschap kreeg van drie bruten in het kakibruin van Woestijnwind. De indringers hadden een paar gefluister­de woorden gewisseld en waren aan het werk gegaan. Het was duidelijk dat ze hun gevangenen zo snel mogelijk van het railnet wilden verwijderen.

"Wat zijn jullie met ons van plan?' fluisterde vrouwe Por'Ten.

Wacht maar af,' antwoordde een soldaat van Woestijnwind. 'Dan zie je het vanzelf.'

De Nautolaan met de donkere ogen zei niets.

In het begin hadden ze gehoopt dat ze gered zouden worden, maar toen ze hun ontvoerders elektronische stoorzenders zagen opstellen om de sen­soren en monitoren in de tunnel te ontregelen, beseften ze dat de kans dat ze gevonden zouden worden uiterst klein was.

Eén man patrouilleerde buiten, zodat er twee overbleven om de Nauto­laan gezelschap te houden. Debbikin jr. keek naar de man buiten, die voort­durend rondjes maakte om de shuttle... en plotseling zag hij hem niet meer. Heel even wist Debbikin niet wat hij moest denken, maar toen zag hij hem weer. Alleen... was het wel dezelfde? Had hij zich vergist of was hij door de getinte ruiten van de shuttle getuige geweest van een korte, gewelddadige worsteling?

Hoop was een luxe waar ze niet aan toe durfden geven. Maar toch...

'En nu —' begon de langste van de bruten van Woestijnwind. Hij kreeg geen kans om zijn zin te voltooien. Een zwarte strop viel over zijn hoofd. De strop werd aangetrokken en de man werd trappelend en schreeuwend door een noodluik in het dak van de wagon naar boven gehesen, met gekromde vingers graaiend naar zijn keel. De Nautolaan draaide zich blik­semsnel om, grauwend van woede.

Met een mantel die als de pluimage van een roofvogel achter hem aan fladderde, sprong Obi-Wan Kenobi de wagon in. De strijder van Woestijn­wind in het kaki uniform bereikte hem als eerste en was ook de eerste die na een korte flits van een lichtzwaard het onderspit dolf. Hij struikelde achteruit, terwijl de schouder van zijn jasje rookte en vonken spatte.

De Nautolaan keek zijn tegenstander woedend aan en heel even waren de gijzelaars vrijwel vergeten.

'Jedi!' grauwde de Nautolaan.

Obi-Wan kneep zijn ogen tot spleetjes; het was gedaan met zijn hoffe­lijkheid. Hij was in een oogwenk van een ambassadeur in een dodelijke vechter veranderd. 'Nemonus,' siste hij. 'Het is niet de eerste keer dat je bloederige diplomatie geprobeerd hebt.'

'En ook niet de laatste,' gromde de Nautolaan. 'Maar het is wel de laatste keer dat ik jouw bemoeizucht zal dulden.'

En zonder nog een woord te zeggen wierpen de twee mannen zich op elkaar en begon het gevecht.

De mannen en vrouwen in de wagon zouden de volgende paar seconden nooit meer vergeten. De Nautolaan hanteerde zijn gloeiende zweep blik­semsnel en met duivelse accuratesse, zodat het zweepkoord als een levend wezen draaide en kronkelde. Maar waar het ook heenging en wat de Nau­tolaan ook deed, de Jedi was hem steevast een stapje voor.

Er was altijd druk gespeculeerd over de vraag waarom een Jedi liever een lichtzwaard hanteerde dan een straler. Alle nadelen van zo'n korteafstandswapen lagen voor de hand. Maar nu ze dit dramatische treffen voor hun ogen zagen plaatsvinden, werd hun ook een ander feit duidelijk: Obi-Wans lichtzwaard bewoog alsof het met zijn lichaam vergroeid was, een gloeiend lidmaat, doortrokken met de mysterieuze macht van de Kracht.

De twee tegenstanders waren vrijwel aan elkaar gewaagd. Je zou gedacht hebben dat de grotere lengte van de lichtzweep de Nautolaan een voordeel zou geven, maar in die beperkte ruimte speelde dat simpelweg geen rol. En het was vreemd dat hoewel het zweepkoord van de Nautolaan links en rechts vonken en withete brokken uit de wandpanelen sloeg en een regen van brandende fragmenten op de gevangenen neer deed regenen, niemand van hen geraakt werd. De Nautolaan straalde enorme vechdust uit. Zijn gezicht was verstard tot een agressief masker, hij vloekte in allerlei vreemde talen en bewoog zijn bovenlichaam met zo'n soepelheid dat het soms leek alsof hij geen ruggengraat had.

Het kon niet anders of de Jedi zou terugdeinzen. Zou op de vlucht slaan om zijn hachje te redden. Niets of niemand kon zich verweren tegen zulke tomeloze agressie...

Maar meester Kenobi week geen duimbreed. Met een lichtzwaard dat flitste als woestijnbliksems danste hij door de smalle wagon, elke uithaal van de lichtzweep afwerend. De snelheid en woestheid van de Nautolaan liepen stuk op de kille, onverzettelijke vastbeslotenheid van de Jedi. Ze sprongen en buitelden, maakten zulke soepele salto's dat het leek alsof ze langs het plafond liepen, afwerend en aanvallend in een angstaanjagende maar adetische dans.

Meester Kenobi wist als eerste door de verdediging van zijn tegenstander te breken: de lichtzweep slaagde er niet in zich op tijd om de gloeiende kling te wikkelen en de uithaal af te weren. De stof van de mouw van de Nauto­laan vlamde op met een korte, intense hitte. De gevangenen zagen de hou­ding van hun ontvoerder abrupt omslaan. De Nautolaan grauwde, maar zijn gezicht verried angst. De Jedi was aan de winnende hand! Nog één uitval, hoogstens twee, en meester Kenobi zou het raadsel van de lichtzweep opgelost hebben en klaar zijn om de genadeslag uit te delen.

De Nautolaan klapte woest met zijn zweep, alsof hij zijn krachten verza­melde voor een hernieuwde aanval, maar toen tilde hij in één soepele, oog­verblindend snelle beweging en met een gemak alsof het een kind was de gewonde Woestijnwindstrijder van de grond, nam een sprong en verdween door het gat in het dak. Even later hoorden ze zijn voetstappen door de tunnel verdwijnen. En daarna... stilte.

Toen meester Kenobi zich tot de gevangenen wendde, begon zijn ge­zicht zich alweer te ontspannen. Als hij niet besloten had iets te zeggen, zou het waarschijnlijk nog een uur stil geweest zijn. 'Zijn jullie gewond?' vroeg

Quill wist alleen maar wat onsamenhangend gebrabbel uit te brengen. 'Nee! Ik — dat was fantastisch! Ik heb veel over de Jedi gehoord, maar nog nooit... Ik wil alleen maar dankuwel zeggen! Heel, heel erg bedankt.'

Meester Kenobi negeerde hem en liep van de een naar de ander om te zien of iemand verwondingen had opgelopen. Daarna onderzocht, analy­seerde en ontkoppelde hij het stoorapparaat. Enkele seconden later floep­ten de lichten in de wagon weer aan. De droid bewoog alsof hij uit een diepe slaap ontwaakte. Hij keek naar Kenobi. 'Ah! Meester Jedi! Ik neem aan dat u mijn functies weer in werking hebt gesteld.'

'Dat klopt.'

'En uw bevelen?'

'Breng deze mensen terug naar de hoofdstad.'

'Komt in orde, meneer.'

De droid voegde de daad bij het woord. De geredde gijzelaars hieven een schor gejuich aan - zelfs Quill, wiens gefacetteerde ogen glansden van ontzag. Debbikin jr. gaf opnieuw een rukje aan de gewaden van hun redder. 'Meester Jedi,' vroeg hij. 'Hoe kan ik u hiervoor vergelden?'

De Jedi lachte grimmig. 'Door je vader te vragen zijn plicht niet te ver­geten,' zei hij.


40


Diep in de bergen op honderd kilometer ten zuidoosten van de hoofdstad werd een machtig feest gevierd. Er werd volop gedanst en gelachen en volop gedronken en opgesneden.

Nate leunde diep tevreden tegen een rotsblok. De operatie was inder­daad uiterst soepel verlopen, zonder dat er een dode gevallen was. Zijn keel deed een beetje zeer van generaal Kenobi's strop, maar de in zijn kap ver­borgen metalen beugel had perfect gewerkt, terwijl de extra vulling in de schouders van OnSons Woestijnwind' uniform hem beschermd had tegen de zorgvuldig afgemeten uithaal van generaal Kenobi's lichtzwaard. De operatie was in alle opzichten geslaagd te noemen, van het verkrijgen van essentiële informatie van de misdadiger Trillot tot het overbrengen ervan, van het evalueren van de informatie tot het maken van een plan, van het binnendringen van het veiligheidsnet van het transportsysteem tot het om­leiden van de wagon, van het spelen van de uitgeputte soldaten van Woes­tijnwind tot het onderdrukken van het verzet onder de Vijf Families, van het quasi gevecht met generaal Kenobi tot hun geslaagde ontsnapping...

Alles was van een leien dakje gegaan.

Bovendien had hij een extra bonus gekregen: vanaf zijn plekje op het dak van de wagon was hij getuige geweest van het 'duel' tussen de twee Jedi. Tot op dat moment had Nate gedacht dat hij alles wat met dit soort gevechten te maken had gezien en geleerd had, maar nu wist hij dat Kamino's meest geavanceerde krijgskunst weinig meer was dan straatvechten.

Nate wist dat de Jedi iets hadden wat kloonsoldaten zou helpen in leven te blijven. Hij moest er alleen nog maar achter zien te komen wat het was.

Maar hoe? Met die brandende gedachte in zijn hoofd liet hij zich onder- uitzakken en keek naar de sterren, terwijl hij in verrukkelijke loomheid alle bewegingen van lichtzwaard en zweep opnieuw de revue liet passeren.

Sheeka Tull had Spindragon op veilige afstand aan de grond gezet en liep het kamp in onder een opkomende dubbele maan. Ze was net terug van een vermoeiende vlucht naar drie van de zes grote steden van Cestus met een vracht vluchtige stoffen die niet door de tunnels vervoerd mochten worden.

Een bekende figuur zonder helm in een donkergroen werktenue kwam naar haar toe en zwaaide. 'Ha, Sheeka. Fijn om je weer te zien.'

Alles was haar vertrouwd, van de bruine huid tot het zwaar gespierde lichaam, maar toch keek ze hem wantrouwend aan. 'Jij bent Nate niet,' zei ze, hoewel het werktenue van de soldaat geen militaire insignes of andere identiteitsplaatjes droeg.

Forry knipperde met zijn ogen en keek haar onschuldig aan. Wie zou ik dan moeten zijn?'

Ze wees grinnikend naar zijn gezicht. 'Goed geprobeerd. Nate heeft een klein littekentje op zijn kaak hier. Jij niet.'

Sirty voegde zich bij hen, lachend om de poging van hun broeder haar beet te nemen.

Forry meesmuilde. 'Oké. Je hebt gelijk. Gewoon een geintje dat we graag uithalen.' Hij gebaarde naar achteren. 'Nate is aan de andere kant van het kamp.'

'Goed geprobeerd.' Ze gaf hem een klap op zijn schouder en ging op zoek naar haar nieuwe... vriend? Waren ze vrienden? Waarschijnlijk was dat wel het juiste woord om hun verhouding te beschrijven. Vriendschap met de kloon van haar dode minnaar. Het was ietwat morbide, maar vreemd genoeg ook erg opwindend.

Ze vond hem zittend tegen een rotsblok, verzonken in zijn eigen gedach­ten. Met een glimlach hief hij een beker Cestiaanse sporenmede toen hij haar zag.

Wat valt er te vieren?' vroeg ze, vermoedend dat ze het antwoord al wist.

'Een kleine operatie die nog soepeler verlopen is dan we al verwacht hadden. En nee, niemand is gesneuveld.'

Ze bestudeerde zijn gezicht. 'Teleurgesteld?'

Hij gaf haar een narrige blik. 'Vreselijk. Ik had gehoopt op geroosterd mensenvlees vanavond.'

Ze liet zich naast hem tegen het rotsblok zakken, opgelucht dat deze dodelijke, in flessen gekweekte soldaten gevoel voor humor hadden. 'Tou­ché. Ik mag je er niet op aankijken dat je van je werk houdt. Daar ben je tenslotte voor opgeleid.'

'En voortreffelijk ook,' stemde hij in.

'En ben je volledig getraind in alle aspecten van soldatesk gedrag?'

Volledig.'

Er viel een korte stilte, waarin ze hem opnieuw aankeek. 'En dansen soldaten ook?'

Nu leek zijn glimlach te verstrakken en kreeg zijn gezicht een peinzende uitdrukking. 'Natuurlijk. De Jakeliaanse messendans is een essentieel hulp­middel om afstand, timing en ritme in een gevecht te leren.'

Ze kreunde. Alweer dat praktische. 'Nee. Dansen. Je weet wel: man, vrouw. Dansen?'

Hij haalde zijn schouders op. 'De eenheden hebben danswedstrijden. Ploeg en individueel.'

Sheeka moest een toenemend gevoel van ergernis onderdrukken. 'Heb je het nooit gewoon voor de lol gedaan?'

Hij kneep zijn ogen tot spleetjes. 'Dat is lol.'

'Ik word zo moe van jou,' zei ze, haar armen uitstekend. 'Kom op.'

Na een korte aarzeling stond hij op.

De musici speelden een snel nummertje met fluit en trommel. Hun danspassen waren licht en veerkrachtig. De rekruten grinnikten, lachten, koutten en zwierden zo enthousiast met hun partners dat het duidelijk was dat ze hoognodig stoom af moesten blazen. De kloonsoldaten keken toe en tikten het ritme mee met hun voeten. Van tijd tot tijd voerde een van hen op de maat van de muziek een reeks exacte, krijgshaftige bewegingen uit, compleet met gymnastische buitelingen. De rekruten klapten en juichten goedkeurend.

Wat was er vandaag gebeurd? Ze wilde het liever niet vragen. Zijn coör­dinatie was uitstekend, maar hij was duidelijk niet gewend aan dansen met een partner. Toch beviel haar dit. Het beviel haar uitstékend.

'Ik heb iets gehoord op de scanner,' zei ze heel onschuldig.

'O ja?' vroeg hij. Wat zeiden ze?' Hij hield haar stevig vast en zag kans om haar precies op de maat een draai te laten maken. Verscheidene andere paren hadden hetzelfde gedaan en er gingen opgetogen kreten op.

'O, iets over een groep leden van de Vijf Families die ontvoerd en ver­volgens weer bevrijd werden.'

'Ontvoerd? Bevrijd?' vroeg hij met grote ogen. 'Goh. Klinkt opwin­dend.'

Ah. Dus hij wilde niets loslaten. Alleen maar voor ingewijden, nam ze aan. Toch zag ze aan het aantal mensen dat zich aan het uitleven was dat het een flinke operatie geweest moest zijn en ze nam zich voor te proberen een boer of mijnwerker over de bijzonderheden uit te horen.

Hij moest de bedachtzame uitdrukking op haar gezicht gezien hebben, maar hij gaf er de verkeerde uitleg aan. 'Ik krijg het gevoel dat je het niet eens was met onze missie.'

'Dat dacht ik helemaal niet.'

'Maar toch ben je het er niet mee eens. Waarom help je ons?'

'Niet uit vrije wil.'

Waarom dan wel? Wat voor soort druk wordt er op je uitgeoefend?'

Haar lach was onvriendelijker dan ze bedoeld had. 'Ergens op Coruscant is een computerbestand waarin iedere indiscretie van iedereen in de hele melkweg opgetekend staat. Ze hadden iemand nodig, mijn naam rolde eruit en iemand een dienst bewijzen is beter dan tien jaar op een dwangarbeidplaneet zitten.'

'En jouw naam staat op die lijst?'

Ze knikte. 'Je leert snel.'

'Dat wordt sarcasme genoemd, niet?'

'Ooh,' kweelde ze. 'Met de minuut menselijker. Straks gaan we ironie proberen.'

Ze lachte toen hij opnieuw nijdig werd. 'En... wat heb je gedaan?'

'Mijn jongste zuster werd lid van een godsdienstige sekte op Devon Vier. Toen de bewoners daar weigerden belasting te betalen legde Coruscant de planeet een embargo op. Toen brak er een epidemie uit, zodat het erop leek dat iedereen ten dode opgeschreven zou zijn, mannen, vrouwen en kinde­ren. En niemand die een vinger uit zou steken. Dus...'

Hij knikte begrijpend. 'Dus jij bracht ze medicijnen. En je zuster?'

Ze monterde op. 'Die is op dit moment ergens in de Buitenring een nest schreeuwlelijken aan het opvoeden. Ik zou het zonder meer opnieuw doen.'

'Ondanks het feit dat je daardoor hier terechtgekomen bent?'

Vreemd genoeg voelde ze zich op dat moment meer dan comfortabel. Loom bedacht ze dat hier zowel op de planeet als in zijn armen betekende. Hmmm. 'Ondanks dat.'

'Het is me opgevallen dat je meer met mij praat dan met mijn broeders,' zei hij met zijn lippen dicht bij haar oor. Waarom?'

'Ik vind jou interessant.'

Waarom?'

'Ik weet het niet,' zei ze eerlijk. 'Misschien omdat jij de enige bent met een officiersopleiding. Daardoor lijk je meer op Jango.'

Zijn belangstelling nam toe. 'Men zegt dat hij een eenling was.'

'Inderdaad. Maar ook een geboren leider. Maar hij kon zich ook vrijwel onzichtbaar maken, zoals een heleboel mensen kennelijk op pijnlijke wijze aan den lijve ondervonden hebben.'

Nate grinnikte luid en humorloos. Dat stond als een paal boven water.

'Maar als hij wou, draaiden alle hoofden zijn kant uit als hij ergens bin­nenkwam.' Een korte stilte. 'Vooral het mijne.' Haar stem werd zachter. 'Maar het is allemaal alweer zo lang geleden. Ik was achttien en Jango was vijfentwintig.'

Was hij toen al een premiejager?'

Met gesloten ogen haalde ze oude herinneringen boven. 'Nog niet hele­maal, geloof ik. Hij was hoogstens pas twee jaar vrij, kort nadat de Mandalorianen uitgeroeid waren. Ik kwam hem tegen in de Meridiaanse sector. Hij was zijn wapenrusting op de een of andere manier kwijtgeraakt en was ernaar op zoek.' Een peinzende glimlach. We hadden ongeveer een jaar samen. Toen werd het te gevaarlijk. We werden overvallen door ruimtepi­raten. Ons schip werd opgeblazen en halverwege een hevig ruimtegevecht moesten we ieder een aparte ontsnappingscapsule nemen.' Ze zweeg. 'Later hoorde ik dat hij er levend uitgekomen was en zijn wapenrusting terugge­vonden had. Ik weet niet of hij naar me gezocht heeft.' Sheeka haalde haar schouders op. 'Zo gaat het leven soms nu eenmaal.' Haar stem had een melancholieke klank gekregen. Toen begon ze te grinniken.

Hij deed een stapje achteruit en keek haar verbaasd aan. Waarom lach je?'

'Je doet me denken aan Jango. Die sloot zijn gevoelens ook altijd op. Maar ik kan me momenten herinneren dat hij ze uit hun hok liet.'

'Bijvoorbeeld?'

Haar zachtere, ondeugender kant borrelde naar boven en ze was blij die te voelen. Ze had zich wel eens afgevraagd of ze haar oude luchthartigheid nog ooit terug zou krijgen. 'Als je geluk hebt, vertel ik je dat nog wel een keer.'

Ze wist dat zijn nieuwsgierigheid geprikkeld was en vergaf zichzelf voor de lichte overdrijving. In werkelijkheid was Jango een man van weinig woor­den geweest die zijn gevoelens strak in bedwang hield. In zijn leven en op het pad dat hij gekozen had, was die gereserveerdheid een essentiële voor­waarde om te overleven.

Uit hun karige gesprekken had ze al opgemaakt dat Nate ondanks zijn dodelijke praktische kennis niet het flauwste benul had van hoe gewone mensen leefden. Hij had haar tot op dit moment, tot op het moment dat hij haar in zijn armen nam, met een zeker respect en een zekere terughoudend­heid behandeld, meer als zijn zuster dan als een vrouw. Hij kende waar­schijnlijk maar twee soorten vrouwen: burgers die beschermd en mogelijk gehoorzaamd of op zijn minst met hoffelijkheid bejegend moesten worden, en het soort vrouwen dat zich aan soldaten aanbood in ruil voor kredieten of bescherming en na gebruik afgedankt werd. Het zou emotioneel riskant zijn zo'n simpel wereldbeeld open te breken.

Maar ze moest toegeven dat ze geïnteresseerd was in het doorbreken van zijn reserve en zich afvroeg wat eronder lag.

Wat zou er gebeuren, hoe zou hij reageren als ze de band tussen hen toestond zich te verdiepen? En als ze er een andere draai aan gaf? Ze trok hem weg uit de lachende en dansende menigte en nam hem nee naar het donker. 'Wat nu?' vroeg ze.

'We hebben verlof tot morgenvroeg. Waarom?'

Ze pakte zijn hand. 'Kom,' zei ze. 'Ik wil je iets laten zien.'

Zijn gezicht betrok van verwarring. 'Ik moet beschikbaar zijn -'

'Je zei dat je verlof had. Moet je in het kamp blijven?'

'Nee.' Hij zweeg. 'Maar als ik een oproep krijg, moet ik binnen twintig minuten terug zijn. Kun je dat garanderen?'

Zwijgend calculeerde ze afstanden en snelheden. 'Ja.'

Na vijf minuten over rotspuin klauteren waren ze bij Spindragon. Terwijl Nate zich insnoerde, werkte Sheeka zich snel door de voorbereidingen heen en steeg op. Onder haar ervaren handen legden ze de honderd kilometer naar het zuidoosten in ongeveer twaalf minuten af. In het begin bleef ze laag om de scanners te vermijden, maar toen ze ver genoeg weg waren, steeg ze op naar een standaardluchtbaan vol forenzenshuttles en dubbellange vrachtschepen die goederen vervoerden naar klanten die geen zin hadden om de orbitale belasting te betalen.

Nate keek naar de grond die onder hen door schoot en genoot van het gemak en het zelfvertrouwen waarmee Sheeka het schip bestuurde. Vaar­digheid was iets wat hij altijd kon waarderen. Deze vrouw was anders dan de andere vrouwen die hij gekend had. Het verschil bracht hem enigszins uit zijn evenwicht, maar vreemd genoeg vond hij dat een aangename ge­waarwording. En dus ontspande Nate zich, terwijl Sheeka over een rij spitse heuvelruggen heen vloog en het schip voorzichtig aan de grond zette, nog geen achttien minuten nadat ze opgestegen waren.

Het kamp was tegen de hellingen aan gebouwd en verscheidene open schachten deden vermoeden dat de bodem doorzeefd was met natuurlijke en door mensenhanden gemaakte mijnen. Een tiental buitenwerelders en twee X'Ting kwamen naar het schip toe, allemaal lachend of knikkend of zwaaiend.

Wat is dit?'

'Mijn familie,' zei ze. 'Allemaal. Niet door geboorte, maar uit eigen keus.'

Woon je hier?'

Ze glimlachte. 'Nee. Zo goed kennen we elkaar nog niet. Maar... waar ik woon, lijkt hier veel op.'

Nu kon hij nog meer woningen onderscheiden. Het was net alsof ze gecamoufleerd waren, en het leek erop dat de kleuren gekozen waren om ze vanuit de lucht minder zichtbaar te maken. Maar zelfs vanaf de grond gezien leken ze op te gaan in de schaduwen en rotsformaties.

Waarom zijn ze gecamoufleerd?'

Ze lachte. 'Dat zijn ze helemaal niet. We zijn alleen dol op de bergen en vinden het leuk om er zo veel mogelijk mee te harmoniëren.'

Weer die gevaarlijke neiging om alles door de ogen van een soldaat te zien.

Hoge, lieftallige kinderstemmen klonken van hoger op de helling. Nate draaide zich om en zag verscheidene menselijke jongens en meisjes vol overgave een soort ontdekkingsspelletje spelen. Ze renden op en neer, riepen eikaars namen, gilden, genoten van de lange schaduwen.

Dichter in de buurt van de steenkleurige woningen zag hij de oudere kinderen, waaronder een paar elegante X'Ting, slank en met enorme ogen, die hem vaag aan Kamino deden denken. Tieners, nam hij aan, die de volwassenen hielpen met bouwen of misschien gereedschappen repareren.

Gedachten en gevoelens maalden door hem heen terwijl hij naar ze keek. Deze omgeving bracht hem in verwarring. Of kwam dat door Sheeka zelf? Zijn gedachten gingen in ieder geval onwillekeurig terug naar zijn eigen versnelde jeugd, naar de leerspelletjes die hij gespeeld had...

Opnieuw leek Sheeka Tull zijn gedachten gelezen te hebben. Wat voor soort kind was jij?' Slim. Had ze hem hier naar toe gebracht om hem kinderen te laten zien in de hoop dat het zijn eigen herinneringen los zou maken?

Hij schokschouderde. 'Leren, opgroeien, mijn best doen. Net als de rest.'

'Ik heb een heleboel planeten bezocht en de meeste kinderspelletjes helpen de kinderen hun sterke en zwakke punten te ontdekken. Hoe gaat dat bij jullie? Is het niet de bedoeling dat jullie allemaal hetzelfde zijn?'

Plaagde ze hem weer? Tot zijn blijdschap besefte hij dat hij hoopte van wel. 'Niet helemaal. We hadden een kernprogramma dat we allemaal moes­ten leren, maar daarna specialiseerden we ons als voorbereiding op verschil­lende functies. We volgden verschillende opleidingen, vochten in andere oorlogen. Niemand van ons is in exact dezelfde omgeving opgegroeid en dat maakt ons sterker. Als geheel hebben we een miljoen levens geleid en ieder van ons draagt bij aan die ervaring. Wij zijn het glr en het leeft.'

'Kom op, niet zo serieus,' zei ze terwijl ze hem grinnikend haar hand toestak.

Na een korte aarzeling en na eerst zijn comlink gecontroleerd te hebben om er zeker van te zijn dat hij in geval van nood bereikbaar zou zijn, liep hij met haar mee.

41

Een vinnige zuidenwind blies in hun rug toen Sheeka en Nate een stoffig, uitgesleten heuvelpad naar een van de tunnels opklommen. De ingang was ongeveer vier bij zes meter, en toen Nate naar binnen ging, besefte hij dat de gecamoufleerde gebouwen buiten bij nader inzien geen woonruimtes konden zijn. Gereedschapsschuurtjes misschien. Hij zag een grote gemeen­schappelijke ruimte, verlicht door gloeizwammen aan de wanden die met via buizen aangevoerd vloeibaar voedsel in leven gehouden werden. De zwammen straalden een regenboog van licht uit. Toen Nate er met zijn hand in de buurt kwam, begon zijn huid te tintelen.

'Op de meeste plaatsen op Cestus worden de X'Ting grotendeels gedo­mineerd door de buitenwerelders. Die vinden de X'Ting primitief, hoewel ze doen alsof ze respect voor ze hebben. Maar er zijn kleine enclaves, zoals deze, waar we de moeite nemen om te proberen dingen van ze te leren. Ze hebben echt een heleboel te bieden. We hoeven ze alleen maar de kans te geven.'

Allerlei kinderen, menselijk en van andere buitenwerelders, renden heen en weer met hun kleine X'Ting vrienden, energiek als exploderende sterren en de grot vullend met hun uitbundigheid. Het werk van de dag zat er grotendeels op, hoewel een aantal volwassenen nog steeds bezig was met het repareren van gereedschap, lachend en schertsend in ontspannen kame­raadschap.

Ze begroetten Sheeka hartelijk en gaven Nate aarzelende blikken van goedkeuring. Tenslotte heeft Sheeka hem meegebracht, leek hun uitdrukking te zeggen. De grot was vol heerlijke geuren. In verscheidene hoekjes werden maaltijden bereid uit een verscheidenheid van pikante en exotische ingre­diënten. Vreemd genoeg deed de joviale nonchalance hem goed.

Maar zodra die gedachte bij hem opkwam, sprong zijn conditionering erop af en rukte hem weer weg.

Wat vind je ervan?' vroeg Sheeka.

Hij deed zijn best een antwoord te vinden dat zowel accuraat was als in overeenstemming met zijn waarden en gevoelens. 'Dit lijkt me... een goed leven. Een comfortabel leven. Geen soldatenleven. Niets voor mij.'

Nate dacht dat ze zijn antwoord zonder meer zou accepteren, maar Sheeka was duidelijk in haar wiek geschoten. 'Denk je dat dit makkelijker is? Kinderen grootbrengen, liefhebben, hopen? Jij?' Ze stiet een harde, wrange lach uit. 'Jij bent omring door dingen die vervangbaar zijn. Schepen, uitrus­ting, mensen. Een wereld van modules. Gaat er iets kapot? Gewoon ver­vangen!' Ze had haar kleine sterke handen tot vuisten gebald. 'Jij gaat nooit van huis zonder te verwachten dat je dood zult gaan. Hoe denk je dat het voelt om er echt iets om te geven of je kinderen verder leven? Om ook maar érgens iets om te geven? Hoe denk je dat de wereld eruitziet voor iemand die zich betrokken voelt? Hoe sterk moet je zijn om alleen maar te kunnen blijven hopen?'

Haar uitbarsting bracht hem danig van zijn stuk. 'Misschien... begrijp ik wat je bedoelt.'

Ze ging verder alsof ze zich dagenlang op deze tirade voorbereid had. 'En hoeveel kracht denk je dat ervoor nodig is om de moed erin te houden als alles waar je een leven lang aan gebouwd hebt, waar je ouders en groot­ouders een leven lang aan gebouwd hebben, vernietigd kan worden op bevel van iemand die te ver weg is om ter verantwoording geroepen te worden?' Ze haalde adem. 'En door mannen als jij.'

Nu was het zijn beurt om narrig te worden. 'Mannen als ik beschermen jou.'

'Tegen andere mannen zoals jij.'

Hij had zich beledigd kunnen voelen, maar in plaats daarvan voelde hij zich enigszins triest gestemd bij het besef dat Sheeka bij nader inzien toch niet zo anders was. 'Nee. Mannen als ik beginnen geen oorlogen. Het enige wat wij doen is sneuvelen. Dat hebben we altijd gedaan en dat zullen we ook altijd blijven doen. En daar verwachten we geen lof voor, geen parades. Niemand weet hoe we heten. Sterker nog, naar jullie maatstaven gemeten hébben we niet eens een naam.'

Iets in zijn gezicht, zijn stem of zijn houding wist door haar woede heen te dringen, want plotseling sloeg haar stemming om. 'Nate...'

Sheeka stak haar hand uit alsof ze zijn hand wilde pakken, maar hij trok hem terug. 'Nee. Is dat wat je wilde horen? Wel, dat is gewoon waar. We hebben geen naam. En niemand zal ooit weten wie we zijn. Maar wij weten het wel. Altijd.' Hij voelde hoe zijn schouders zich rechtten bij het uitspre­ken van die simpele waarheid. De kloonsoldaten wisten wie ze waren, altijd. En zouden dat altijd weten ook. Wij zijn het Glorieuze Leger van de Repu­bliek.'

Sheeka schudde haar hoofd. 'Nate, het spijt me. Het was niet mijn be­doeling een oordeel over je te vellen.'

Hij liet zich niet vermurwen. Ze had zich blootgegeven. Haar op dit moment aanvallen was niet fair, maar hij kon de training die als het erop aankwam het enige was wat hij kende, niet verloochenen. 'Ik heb nooit kunnen kiezen zoals jij. Mij is bij elke stap in mijn leven verteld wat ik doen moest.'

'Inderdaad,' zei ze met een klein stemmetje.

Hij deed een stap naar haar toe en keek neer op haar donkere, lieflijke

gezicht. 'En kijk! We zijn toch allebei op dezelfde plek terechtgekomen.'

Hij zweeg, maar ze had hier geen antwoord op.

'Dus wat voor verschil hebben al die beslissingen gemaakt?'

Sheeka keek naar hem op en hun ogen ontmoetten elkaar voor een lang, intens moment. Toen rende een kind tussen hen door en verbrak de be­tovering. Ze wist een trieste glimlach te forceren. 'Kom op,' zei ze, en leidde hem de grot weer uit.

Ze zaten naast elkaar op een helling, kijkend naar de manen en luisterend naar de opgewekte geluiden. Sheeka had hem iets verteld over haar leven op Cestus, over de kleine genoegens en beproevingen.

'En dus,' besloot ze, 'konden we alleen maar wachten en hopen. Denk je niet dat dat uithoudingsvermogen vergt?'

'Voelde het zo?'

Zwijgend rolde ze een grassprietje tot een bolletje en gooide het naar beneden.

'Het spijt me,' zei Nate. 'Ik leef alleen maar om de Republiek te verdedi­gen. Het spijt me als dat sommige personen leed berokkent, maar ik weiger me te verontschuldigen voor wie en wat ik ben.'

Zonder een woord te zeggen schoof Sheeka naar hem toe. Toen ze weer begon te spreken, kon hij niet langer denken en had hij alleen nog maar oor voor het ritme en timbre van haar stem. 'Het enige wat jij te verliezen hebt is je leven, en dat beschouw je als tamelijk goedkoop. Ben je zo sterk, Nate? Ben je echt even sterk als de minste paddestoelenkweker?'

Hun ogen vonden elkaar opnieuw en hij voelde de roerselen van een emotie die hij nog nooit eerder gevoeld had: vertwijfeling. Ze zou hem nooit begrijpen.

Toen schudde Sheeka haar hoofd. 'Nee,' zei ze. 'Dat is niet eerlijk. Ik weet wat een van jullie problemen is — dat gedoe met namen. Het spijt me. Ik ben eraan gewend droids alleen maar met cijfers en letters aan te duiden. Mensen hebben namen. Jullie hebben alleen maar verkorte versies van jullie num­mers.'

'Het spijt me —' begon hij, maar ze stak haar hand op.

'Hebben kloonsoldaten ooit echte namen?' vroeg ze.

'Zelden.'

'Zou je het erg vinden als ik je er een gaf?'

Er lag zo'n oprechte intensiteit in haar ogen dat hij bijna moest lachen. Maar dat kon niet. Hoewel de situatie werkelijk iets komisch had.

Wat voor naam had je in gedachten?'

'Ik dacht aan Jangotat,' antwoordde ze zacht. 'Mandaloriaans voor 'Jango's broer".'

Hij lachte, maar merkte dat zijn keel halverwege dichtgesnoerd werd. Jangotat. 'Prima,' zei hij. 'Als dat het makkelijker maakt. Geen probleem.'

Haar glimlach straalde van opluchting. 'Dank je. Dank je, Jangotat. Dat

is een goeie naam, weet je dat?' zei ze, hem een por met haar elleboog gevend. Daar moesten ze allebei even om grinniken, maar toen maakte hun vrolijkheid plaats voor een kameraadschappelijk stilzwijgen. Jangotat, dacht hij. Jango's broer. Hij glimlachte. Dat ben ik.

42

Het gepantserde transportvoertuig lag op zijn kant. Vlammen sloegen uit het vernielde karkas en de rupsbanden krulden op als de schillen van een gepelde vrucht. De lading zelf was gestolen of verbrand, de kredietbiljetten geplunderd: het geld zou goed van pas komen om voorraden te kopen, steekpenningen te geven en de weduwen en wezen van eventuele doden bij Woestijnwind schadeloos te stellen.

Vette zwarte rook steeg op uit de opengereten buik van het voertuig en kolkte omhoog naar de wolken. De bemanning was met hun handen op hun rug geboeid aan de twintig kilometer lange trektocht naar ChikatLik begonnen. De boodschap die ze meebrachten, was niet mis te verstaan: De chaos is in aantocht.

En de Vijf Families, liefhebbers van orde en comfort, zouden bescher­ming zoeken. De Separatisten hadden zich ontpopt als te riskant en gevaar­lijk en werden er bovendien van verdacht samen te spannen met Woestijn­wind. De enige optie die overbleef? Nauwere banden met de Republiek.

'Gaat het goed?' vroeg de pas herdoopte Jangotat.

'Redelijk,' zei Kit Fisto, terwijl hij met zijn elektrokijker het landschap afspeurde. 'Wij slaan toen, zij grijpen naar schaduwen en wij hakken hun ledematen af. Nog even en de Vijf Families zullen bidden voor orde en veiligheid.' De woorden klonken zelfverzekerd, maar er klonk duidelijk twijfel in door.

'U klinkt niet helemaal tevreden, generaal.'

'Dit soort bedrog zit me niet lekker, hoewel ik moet toegeven dat het werkt.'

Jangotat verborg zijn genoegen. Zijn blik werd scherper, iets wat solda­ten in leven hield. Misschien was dat hele gedoe met 'Jangotat' nog niet zo slecht. Wees niet bang om risico's te nemen. Denk vreemde dingen. Oké. Hier is iets wat de Jedi zeker niet zal verwachten. 'Mag ik zeggen, generaal, dat zulke onconventionele oorlogvoering levens redt?'

Tot zijn verbazing plooiden generaal Fisto's lippen zich in een zeldzame glimlach. 'O ja?'

'Jazeker, generaal.'

De generaal legde de elektrokijker weg. 'Nou, als een soldaat van de Republiek dat een bewonderenswaardig doel vindt, dan kan een Jedi niet achterblijven, wel?'

Jangotat besefte dat de Nautolaan een grapje maakte en beantwoordde zijn glimlach. Het luchthartige moment gaf hem de moed de vraag te stellen die hem al twee dagen bezighield. 'Generaal?'

Wat u met meester Kenobi deed... kan een gewoon mens dat leren?'

Generaal Fisto staarde hem aan met die enorme zwarte poelen van ogen. 'Nee.'

'Ook niet iets ervan? Een klein beetje?'

De generaal deed er lange tijd het zwijgen toe en knikte toen. 'Tja, misschien. Ja. Iets ervan wel.'

'Zou u mij dat willen leren?'

'Nate...'

'Generaal...' Jangotat keek snel om zich heen, zag dat ze alleen waren en liet zijn stem dalen. 'Lach me alstublieft niet uit...'

De Nautolaan schudde ernstig zijn hoofd. 'Natuurlijk niet.'

'Ik overweeg een naam te nemen.'

Generaal Fisto's ogen glinsterden. 'Ik heb gehoord dat sommige kloon­soldaten dat doen. Welke naam had je in gedachten? Wees voorzichtig,' waarschuwde hij. 'Namen kunnen erg krachtig zijn.'

De kloonsoldaat knikte. 'Tja... een vriendin stelde voor: Jangotat. Broer van Jango.' Hij kneep zijn ogen tot spleetjes, alsof hij een terechtwijzing verwachtte. 'Zou dat... een goed idee zijn?'

Kit Fisto betoonde hem respect door oprecht over die vraag na te den­ken. Na bijna een minuut antwoordde hij: 'Jango was een man met grote vermogens. Een waardig tegenstander. Het maakt me trots zijn naamge­noot naast me te hebben.' Hij gaf de kloonsoldaat een klap op zijn schouder. 'Jangotat.'

'Zou u dat ook aan generaal Kenobi door kunnen geven? Mijn broeders heb ik het al verteld.'

De Nautolaan trok een wenkbrauw op. 'En wat zeiden ze?'

Jangotat lachte. 'Dat ze wilden dat ze er zelf opgekomen waren.'

Kit Fisto leek hem met andere ogen te bekijken. 'Bij mijn volk is het nemen van een naam een serieuze aangelegenheid,' zei hij. 'Een gelegenheid voor geschenken.'

'Dat is niet wat -'

De generaal stak zijn hand op. 'Je vroeg wat je zou kunnen leren. Ik heb iets kleins wat je mogelijk... plezier zal doen. Ik kan jou en je broeders de simpelste basisoefeningen bijbrengen die Krachtgevoelige kinderen in de Jedi-tempel krijgen.'

'Maar ik zal nooit zo goed zijn als een Jedi, wel?' Er lag geen wanhoop of woede in Jangotats stem. Het was louter een vraag.

'Nee,' zei de Jedi. 'Je zult nooit even goed zijn. Maar je zult jezelf en de wereld beter kennen dan je ooit gedaan hebt.'

De twee mannen keken elkaar glimlachend aan. Het was een moment

van oprechte openheid tussen deze twee onwaarschijnlijke kameraden, een kostbare band.

'Dan kunnen we beter meteen beginnen,' zei Jangotat.

De vier kloonsoldaten zaten gehurkt in een kring rond Kit toen de eerste les begon. 'Er is iets wat ik jullie kan leren,' zei de Nautolaan. 'Een spelletje voor de jongste Padawanen in opleiding. Het wordt de Jedi-vloeivorm ge­noemd.' Hij zweeg. Willen jullie dit allemaal leren?'

Ze knikten. Ze luisterden zo aandachtig en waren zo gretig dat Kit een glimlach niet kon onderdrukken.

'Goed dan,' zei hij. Hij dacht even na. 'Jedi ervaren de Kracht als een oceaan van energie waarin ze zich onderdompelen en zich mee laten voeren door zijn stromingen, of zijn golven een bepaalde richting in sturen. Voor de gemiddelde persoon zijn de subtiele gewaarwordingen van het leven geen oceaan — maar ze kunnen wel een stroompje of een rivier zijn. Kun je dit volgen?'

Ze knikten bedachtzaam.

'Jullie lichaam draagt herinneringen in zich van pijn, woede, angst. Het bewaart ze in je weefsels in de vorm van geconditioneerde reflexen die proberen je te beschermen tegen toekomstig letsel.'

'Een soort litteken?' vroeg Forry.

'Precies,' zei Kit goedkeurend. 'Zo hard als een vuist. Het vervormt en verwringt je. Als je er genoeg verzamelt, vormen ze een soort pantser. Maar Jedi dragen geen pantser. Een pantser beschermt, maar maakt ook gevoel­loos. Jedi moeten zich volledig openstellen voor de stromingen van het universum. Ik kan jullie leren hoe je een aantal van die littekens moet ver­wijderen. Je moet ze beschouwen als rotsblokken, obstakels in de rivier van energie. Je moet leren om je angst en woede heen te vloeien in plaats van er tegenaan te botsen. Als je die kunst onder de knie krijgt, kun je de rivier zelfs opdragen de rotsblokken te verwijderen, zijn bedding dieper te maken, de energiestroom te versterken.'

'Maar hóé?'

Kit zocht naar een simpele manier om zijn gedachten uit te drukken. 'Lichamelijke actie is het samengaan van ademhaling, emotie en gerichtheid. Met andere woorden, de ademhaling komt tot stand door het samentrekken van je middenrif en de bewegingen van je ruggengraat. Beweging komt tot stand door ademhaling en de juiste houding. En gerichtheid wordt tot stand gebracht door het versmelten van ademhaling en beweging. Als je deze drie dingen bij je vechtoefeningen in gedachten houdt, breng je een gevechts­techniek of fysieke uitdaging op een hoger niveau.' Kit gaf hun zijn roof­dierachtige Nautolaanse grijns. 'Genoeg theorie,' zei hij. 'Het is tijd om te oefenen.'

In de loop van de daaropvolgende twee uur gaf Kit de klonen oefenin­gen om hun ademhaling te verbeteren. Hij concentreerde zich op het ina­demen: hoe ze hun longen door gebruik te maken van het verschil in luchtdruk passief vol konden laten lopen als hun ribbenkast zich uitzette. Het gaf hem voldoening dat ze zo snel leerden en gaf hun nog meer te doen.

De Nautolaan liet hun zien hoe ze tweedimensionale gymnastiek konden omvormen tot driedimensionaal turnen, statische posities konden door­drenken met emotie, poses in dynamische vloeivormen konden veranderen en alles konden laten versmelten met het triumviraat van ademhaling, be­weging en gerichtheid. Hij deed hun ook voor hoe ze de diverse oefeningen konden combineren, hoe ze soepel van de ene in de andere oefening kon­den glijden en hoe ze hun eigen combinaties konden maken om in hun eigen specifieke behoeften te voorzien. Maar steeds, onveranderlijk, met behoud van hun aandacht voor ademhaling, beweging en gerichtheid.

Toen hij klaar was, waren ze bezweet maar opgetogen en smeekten ze hem door te gaan.

'Nee,' zei hij. 'Dit is genoeg voor één dag. En vergeet niet: het nut, de waarde ervan ligt niet in de oefeningen, of in ieder geval niet alleen. De grootste waarde ligt in de overgangen tussen de ene oefening en de andere. Alle leven is overgang van de ene staat naar de andere, van moment naar moment. Doe je best elk moment tot een symfonie van deze drie aspecten te maken. Groei in je voortreffelijkheid. Gebruik uitwendige taken alleen maar om je integratie en helderheid te testen. Dat is de manier om een uitzonderlijk krijger te worden.'

43

In de diepste vertrekken van ChikatLik waren de onderhandelingen in een stroomversnelling geraakt. De meeste stadsbewoners hadden alleen maar geruchten gehoord: over de ontvoering van belangrijke leden van de Vijf Families, overvallen op geldtransporten, opgeblazen transportvoertuigen, sabotage in krachtcentrales. De publieke opinie wilde veranderingen, ingrij­pende veranderingen. Het was minder druk in het publieke gedeelte van Trillots hol en in zijn privé-vertrekken hadden de geruchten een domper op de gebruikelijke braspartijen gezet.

Nu, op dit late uur, was het stil geworden in het kronkelende, meande­rende web van catacomben.

Trillot lag op haar bank, rookte een pijp en diende zichzelf medicijnen toe. Het versnellen van de overgang van mannelijk naar vrouwelijk was een moeilijk proces: deze paddestoel om de stress te verlichten, dat blad om de vermoeidheid weg te nemen en weer een ander kruid om haar stemming op peil te houden. Hoe onaangenaam dat alles ook was, het was nog altijd beter dan de dertig dagen lange vruchtbare periode waarin de overgang van man­nelijk naar vrouwelijk plaatsvond — een tijd van bijna overweldigende over­gevoeligheid. Het was gebruikelijk dat de X'Ting zich gedurende die hele periode in hun woonvertrekken opsloten, bij voorkeur met een partner.

Maar Trillot wilde niet zo lang van de gebeurtenissen afgesneden zijn! Ze had al vier dagen niet geslapen, en hoewel ze wist dat ze uiteindelijk in zou storten en pas weer op de been zou zijn na dertig uur in een soort coma verkeerd te hebben, slaagde ze er voorlopig in de ergste symptomen te onderdrukken. En ondertussen brachten haar spionnen nieuws uit alle de­len van de stad. Ze nam het zorgvuldig door, bepaalde wat direct optreden vereiste en wat doorgespeeld moest worden naar Ventress, die haar eigen mysterieuze inlichtingenbronnen had. De holovid die ze Trillot gegeven had met het verzoek hem aan Quill door te spelen, bijvoorbeeld...

Intussen was het feit dat Snoil die hele affaire met de kunstedelstenen aan het licht had gebracht danig verontrustend. Ondanks al hun nieuwe infor­matie dreigde deze eeuwenoude dwaasheid een spaak in het wiel te steken. Wie weet hoe de Jedi die onverwachte kennis zouden gebruiken. Hoe eerder Kenobi stierf, hoe beter.

Deze gedachten zouden op zich al genoeg geweest zijn om haar slaapcyclus te verstoren, maar er was meer: haar groeiende behoefte om aan de deur van Ventress' slaapkamer te luisteren, een ervaring die haar steevast deed trillen als een espenblad.

Trillot was dankbaar voor de narcotische middelen in haar bloedstroom. Wat in een nuchterder staat hoogst verontrustend geweest zou zijn, prikkel­de nu alleen maar haar nieuwsgierigheid. Vreemd. Als Ventress dat wilde, scheen ze in staat te zijn zich zelfs voor de sterkste Jedi verborgen te hou­den, maar voor Trillot koesterde ze zo'n minachting dat ze zelfs haar meest afschuwwekkende dromen toestond uit haar slapende geest naar buiten te lekken.

Trillot nam nog een trekje en sloot haar smaragdgroene ogen. Ze zag geen duisternis, maar een zich keer op keer herhalende fantasie van vuur en bloed.

Oorlogsschepen stegen op.

Torens stortten in.

De Republiek kon uiteenvallen, de Separatisten konden een golf van af­scheidingen veroorzaken die de hele melkweg omspande. Overwegingen van winst, hoe gigantisch ook, zouden spoedig wellicht van geen enkel belang meer zijn. En wie weet het redden van het vege lijf evenmin.

'Vuur en bloed,' fluisterde ze.

In de raadkamer woedden de debatten al vele uren toen Obi-Wan binnen­kwam. Hij kon een glimlach amper onderdrukken. Sinds de ondergrondse ontvoering en het 'gevecht' was het voornaamste onderwerp van gesprek niet of ze gehoor zouden geven aan het verzoek van de Republiek, maar hoe dat het snelst kon gebeuren.

Dat wist hij, ondanks het feit dat hij de discussie niet bijgewoond had. Een Jedi had zijn middelen, vooral een Jedi die harde Republikeinse kredie­ten te vergeven had.

'Ja, heeft men mij geroepen?'

Snoil zat aan de ronde conferentietafel tegenover de hoofden van de Families. Zeker zes holodocumenten zweefden rond zijn hoofd. Hij gebaar­de naar Obi-Wan. 'We hebben een doorbraak geboekt. Ze zijn bereid de eisen van de kanselier in te willigen.'

Een enorme opluchting. Hoe eerder hij deze onaangename situatie ach­ter de rug had, hoe beter. 'Uitstekend.'

Het immense vertrek zat vol vertegenwoordigers van de Vijf Families, niet alleen directeuren en leiders, maar ook zeker vijfendertig lagere stafle­den van Cestus Cybernetica die druk bezig waren met holodocumenten lezen, discussiëren en voorstellen indienen. Ze zetten handtekeningen en duimafdrukken op de aanraakschermen om de beslissingen naar alle juridi­sche computers op Cestus te sturen en vandaar naar Coruscant te zenden om meteen geverifieerd te worden.

De lucht voor Obi-Wan flikkerde en er verscheen een holodocument voor zijn neus. Hij wendde zich tot Snoil. 'Kan dit je goedkeuring wegdra­gen?'

Hij zag de rimpels van uitputting op de korte armen van de Vippit en besefte dat de onderhandelingen van de laatste paar dagen slopend geweest moesten zijn. 'Volkomen.'

Obi-Wan ondertekende het document als vertegenwoordiger van de Republiek met een enorm gevoel van voldoening. Hij en Duris wisselden een glimlach uit. 'Ervan uitgaande dat de Opperste Kanselier het contract na lezing goed zal keuren, lijkt het erop dat we, tenzij er aan die kant nog een probleem opduikt, overeenstemming bereikt hebben.'

'En geen ogenblik te vroeg, meester Jedi,' zei ze.

Een van Duris' advocaten zette een datablok voor hem neer. 'En nu, meester Kenobi, hebben we uw handtekening nodig voor de volgende documenten —'

Plotseling en zonder aankondiging rende Quill de raadkamer binnen, zwaaiend met een rechthoekige holochip alsof die de geheimen van het universum bevatte. Zijn gefacetteerde ogen fonkelden. Wacht! Stop de besprekingen! Onderteken dat holodocument niet.'

Duris keek Quill vol achterdocht aan. Wat heeft dit te betekenen?'

We kunnen de Jedi beter vragen wat dit te betekenen heeft.' Met een triomfantelijke grijns stak hij de chip in een datablok. Een onmiddellijk herkenbaar beeld verscheen in de lucht. Het was niet afkomstig van een gewone veiligheidscamera — die waren in alle tunnels onklaar gemaakt. Het moest opgenomen zijn door iemand die zich vóór Kenobi's komst ergens verdekt opgesteld had.

Obi-Wans maag kromp pijnlijk ineen. Hoe was dit mogelijk? En hoe was die heimelijke waarnemer erin geslaagd zijn of haar aanwezigheid te verber­gen?

Op al die vragen moest hij het antwoord schuldig blijven. Maar hij wist wat er komen ging en besefte dat er een ramp te gebeuren stond.

Op het projectieveld van de holospeler zweefde het beeld van een strijder van Woestijnwind. Het gevecht dat volgde tussen de Jedi en de rebel was vanuit deze hoek overduidelijk doorgestoken kaart, want het lichtzwaard scheerde zeker twintig centimeter naast zijn doel. De ontvoerder viel op de grond en zwaaide theatraal met zijn armen. Obi-Wan 'attaqueerde' een tweede strijder in een gevecht dat nog duidelijker in scène gezet was. De stemming in het vertrek was sterk bekoeld en het was er muisstil.

Dit was een ongelooflijke ramp. Zijn missie was volstrekt gecompromit­teerd, wie weet al vanaf het allereerste begin. Zijn onbekende tegenstander had het beroerdst mogelijke moment afgewacht om zijn werk te saboteren.

Obi-Wan was met stomheid geslagen.

'Nu begrijp ik,' zei vrouwe Por'Ten, 'waar de Jedi hun indrukwekkende reputatie aan te danken hebben.'

G'Mai Duris stond op. Haar secundaire armen fladderden nerveus en haar goudkleurige gezicht was bleek van woede. Haar gigantische lichaam beefde alsof het door een lawine getroffen werd. 'U zult vertrekken. Nu meteen,' zei ze.

Obi-Wans geest zocht vergeefs naar een manier om uit deze val te ont­snappen, naar een verklaring, ongeacht hoe buitennissig. 'G'Mai —' begon hij.

Ze had zich tot haar volle indrukwekkende lengte opgericht en straalde een enorm gezag uit. 'Regentes Duris voor u.' Haar stem was kil als de poolwind. 'Jedi! Wat jullie niet langs diplomatieke weg kunnen bereiken probeer je te bereiken door angst te zaaien. En als dat niet werkt door bedrog.' Bij dat laatste woord kreeg ze iets meer kleur.

Hij liet alle pretenties varen en probeerde haar de waarheid zo recht­streeks mogelijk onder ogen te brengen, wetend dat alles verloren was. 'Als het overleg niet tot een positief resultaat leidt, zal uw planeet door oorlog bezocht worden.'

'Dat is al gebeurd,' zei Duris terwijl haar vleugels fladderden van ontzet­ting. Ze verkeerde in een onmogelijke positie en alle persoonlijke dankbaar­heid die ze misschien jegens hem koesterde, was door zijn bedrog tenietge­daan. 'We zijn al bezocht door verwoesting, verraad en het verlies van hoop. Als dat geen oorlog is, dan weet ik niet wat het wel is.' Ze beefde van woede, en nog iets anders... angst.

Haar volgende woorden waren een schorre fluistering. 'Ik vertrouwde u. Vertrouwde...' Duris vermande zich. 'Ga. Zolang het nog kan.'

Obi-Wan maakte een diepe buiging en keek voor de laatste keer het vertrek rond. Zijn ogen vonden die van Quill, die geen enkele moeite deed om zijn giftige grijns van triomf te verbergen.

Uit welke onzichtbare hoek was deze klap gekomen? Hij liep naar buiten, even later gevolgd door Snoil. Het laatste wat hij zag, was G'Mai Duris op haar troon. Een van de ergste aspecten van deze zaak was niet de dreigende oorlog en zelfs niet zijn vernedering, maar de persoonlijke schade die hij een goede vrouw berokkend had, een vrouw die hem haar vertrouwen had geschonken. Zij begreep beter dan ieder ander wat er op het spel stond en dat ze gevangen zat in een web van bedrog. En vanwege hem kon ze nu niemand meer vertrouwen. Helemaal niemand meer.

44

Trillot werd nerveus toen Ventress met grote passen haar vertrekken bin­nenkwam, maar zodra ze zag in wat voor stemming haar bezoekster ver­keerde, ontspande de X'Ting zich. 'Dus het is afgelopen? Gaat de Jedi vertrekken?'

Ondanks haar kille, vernietigende blik, schudde Ventress haar hoofd. 'Hij zal zeker proberen terug te komen. Ik ken hem.'

'Ik zeg je dat mijn spionnen —'

'Zien met hun ogen,' zei ze minachtend. 'De Families zullen maatregelen nemen. Quill heeft ze verteld dat Cestus Cybernetica ten dode opgeschre­ven is als Kenobi zijn bevindingen aan Palpatine doorgeeft. Ik denk dat we erop kunnen vertrouwen dat hun maatregelen... afdoende zullen zijn.'

Een Jedi vermoorden? Waar in de naam van het broedsel had Trillot zich in mee laten slepen? Maar het was te laat om te klagen... Het enige wat er opzat, was de storm uitzitten. Trillot vervloekte de dag dat ze ermee had ingestemd de Bond te helpen, de dag waarop ze de Jedi verraden had. Wat een puinhoop. En nu ze toch bezig was, waarom niet meteen de dag ver­vloekt waarop ze uit het ei gekomen was? Als puntje bij paaltje kwam, was dat veel logischer.

45

Er was geen erewacht in de ruimtehaven om Obi-Wan en Doolb Snoil uitgeleide te doen. Gezien de puinhoop waar zijn poging tot diplomatie toe had geleid, was de Jedi al blij dat ze hem lieten gaan.

De soldaten die hen naar de ruimtehaven escorteerden, zeiden geen woord. Toen ze aankwamen, draaide een van hen zich naar hen toe alsof hij iets wilde zeggen. Hij bedacht zich, keek naar de grond en liep hoofd­schuddend weg.

Obi-Wan liep de loopplank naar het republikeinse transportschip op. Snoil schuifelde achter hem aan met achterlating van slechts een dun laagje slijm. 'Obi-Wan?' vroeg hij klaaglijk. Wat is er gebeurd?'

'Ik weet het niet zeker, mijn vriend,' zei hij terwijl het luik achter hem dichtschoof. Zijn gedachten waren nog steeds ver weg. Er was iets mis, al sinds zijn aankomst. Nee. Toen nog niet. Maar kort daarna was alles inge­stort. Wat was de oorzaak? Hij had geen idee. Verdraaid! Wist hij maar waar die incriminerende holo vandaan kwam.

Hij wendde zich tot de advocaat. 'Als we op Coruscant komen kun je ze alles vertellen wat je weet. Jij hebt prima werk geleverd. Alles wat misgegaan is, is mijn schuld.' Hij viel stil, terwijl in zijn achterhoofd een vage verdenking post vatte. 'Of misschien...'

Wat?'

Obi-Wan zuchtte. 'Ik weet het niet; ik voelde iets. Vanaf het allereerste begin zijn er factoren in het spel geweest die ik niet kon vatten. Ik heb iets over het hoofd gezien en die blunder maakte alles kapot.'

'O jeetje,' zei Snoil. Al die planning en al dat werk. Ik had nooit kunnen dromen dat het zo vreselijk mis kon gaan.'

Obi-Wan schudde zijn hoofd, maar deed er verder het zwijgen toe. Hij had geen woorden om zijn radeloze vriend te troosten. Dit was een regel­rechte ramp, hoe hij het ook bekeek.

Zodra Xutoo de essentiële voorbereidingen getroffen had, stegen ze op. Obi-Wan wendde zich tot Snoil. 'Ik heb mijn beslissing genomen,' zei hij. 'Jij bent niet langer veilig op Cestus. Jij vertrekt, maar ik moet blijven. Mijn taak hier is nog niet af. Ik ga naar meester Fisto.'

Snoils oogsprieten trilden van verbazing toen de Jedi zich opmaakte om een ontsnappingscapsule af te werpen. 'Maar ze hebben u gevraagd te vertrekken! Dat was een rechtstreeks verzoek en elke poging het te negeren is rechtstreeks in strijd met Code Vier-Negen-Zeven punt Acht —'

'Ik ben al te ver over de schreef gegaan om me over dat soort nuances druk te maken,' zei Obi-Wan. We hebben andere bantha's te meppen.' Hij forceerde een glimlach. Tot ziens, Doolb. Je bent een goede vriend, maar je kunt beter naar huis gaan. Hier is geen werk meer voor een procureur.'

'Maar...meneer!'

Obi-Wan wendde zich tot Xutoo en pakte hem bij de schouder. 'Breng hem veilig naar huis.'

'Jawel, generaal.'

Daarna drukte Obi-Wan een reeks knoppen in, waarop de capsule dicht­schoof en weg leek te zakken in de wand erachter. Even later hoorde Snoil een zacht, puffend geluid en toen was de Jedi verdwenen.

Het schip had de uiterste grenzen van de atmosfeer bereikt en vloog het vacuüm van de ruimte in. Elk inkomend of vertrekkend schip werd door scanners op de grond en in de ruimte in de gaten gehouden, maar op deze hoogte, waar de gegevens van de twee observatieposten elkaar overlapten, was het makkelijker bepaalde activiteiten te maskeren.

Een rood waarschuwingslichtje knipperde voor Obi-Wans neus ten te­ken dat het noodsysteem op het punt stond zijn instructies te geven. Obi- Wan zette het uit — de computerstem zou hem alleen maar afleiden. Hij was van plan de capsule met vaardigheid en instinct naar zijn doel te leiden. De ontsnappingscapsule kon handmatig bestuurd worden of automatisch een grondbaken zoeken, maar Obi-Wan durfde de repulsors niet te snel te ontsteken. De straling zou te veel aandacht trekken.

En dus liet hij zich als een steen vallen in de hoop dat de hitteschilden en de primitieve aërodynamische vorm hem zouden beschermen, en stelde zijn dalingshoek iets bij om de capsule in de richting van het Dashtagebergte te sturen.

De timing zou perfect moeten zijn, want hij moest wachten tot hij zo dicht bij de grond was dat niemand in de scannerstations de capsule in verband zou brengen met het ruimteschip van de in ongenade gevallen diplomaat. Laat ze maar denken dat het een plezierscheepje zonder vergun­ning was.

Terwijl Obi-Wan de seconden aftelde, werd de hitte in de capsule steeds ondraaglijker. Botsingschuim dat tegelijk dienst deed als isolatie steeg tot schouderhoogte om hem te beschermen. Terwijl de temperatuur van de buitenste hitteschilden opklom tot duizenden graden, kwam hij tot het ontnuchterende besef dat hij blind naar beneden viel en zich volledig zou moeten verlaten op de onbekende technici die de capsule gemaakt hadden. Hij haatte die afhankelijkheid nog meer dan het vliegen zelf. Hij vertrouwde veel liever op zijn eigen diepe connectie met de Kracht. Maar hij had geen keus. Ditmaal moest hij zijn vertrouwen in iemand anders stellen.

Het was tijd. Zijn vingers vonden de knop van de repulsor en...

Er gebeurde niets.

Terwijl de grond razendsnel dichterbij kwam, keek hij met stijgende paniek naar de hoogtemeter. Er was iets helemaal mis. Zijn metalen grafkist had zo'n vaart dat er, als hij neerstortte, nog niet genoeg midi-chlorianen gevonden zouden worden om een Jedi-amoebe te verlichten.

Met grote inspanning wist Obi-Wan zijn lichtzwaard te pakken - het dikke, kleverige schuim dat de capsule vulde, belemmerde hem in zijn be­wegingen. Toen hij het zilveren gevest eindelijk gevonden had, stak hij het naar voren en activeerde de kling. Schuim knetterde. Vonken en rook vul­den de enge, nauwe ruimte. De capsule schudde toen de wind de buitenste hitteschilden wegrukte op de plaats waar de kling van het lichtzwaard hun stroomlijn beschadigd had. Kritieke seconden tikten weg terwijl de buiten- lagen afgepeld werden. Maar zijn handeling had het gewenste effect: de ontstekingscircuits van de repulsor liepen door de huid van de capsule, vlak bij zijn schouder. Als hij geen signaal kon zenden door op de knop te drukken, zou de energie van het lichtzwaard het circuit misschien op een directere manier activeren.

Er gebeurde niets. Goed... dan een paar centimeter naar links.

Hij probeerde het opnieuw met een tweede gat in de capsulewand. Nog meer hitteschilden werden weggerukt, maar nu trad het circuit gelukkig wel in werking.

Een enorme schok, gevolgd door een tweede. Hij had het geluk dat de beschadigde hittebestendige buitenwand in zijn geheel afgeworpen werd. De capsule viel als een walnoot in twee helften uiteen en Obi-Wan bevond zich in een gevleugelde binnencapsule met dunne, doorzichtige wanden. De wind floot door de gaten die het lichtzwaard erin gemaakt had, maar de binnencapsule, die vervaardigd was van een vrijwel onverwoestbare gewe­ven kunststof, was sterker dan de buitenwand.

Na de eerste paar seconden sneden ze soepel door de lucht. Obi-Wan keek naar de stukken rondvliegend metaal en hield zijn adem in toen de automatische repulsorcircuits de capsule afremden en zijn val onder con­trole brachten. Nog een paar zware schokken en toen zweefde hij op eigen kracht onder een lage, flauwe hoek naar de grond. Zijn snelheid nam af. De wind huilde langs de buitenwand. Onder hem was de woestijn een eindeloze uitgestrektheid van bruine en dofgroene plekken. Ver van hem vandaan en alleen maar zichtbaar als donkerder rimpels tegen het wolkendek, lag het Dashtagebergte. Nog enkele minuten en hij zou laag genoeg zijn om details op de grond te kunnen onderscheiden — minuten om na te denken, plannen te maken en zijn teleurstelling om te smeden tot pure energie. Obi-Wan zag een stuk van de huid van zijn capsule losraken en wegvliegen. Nog meer stukken volgden, tollend in de lucht. Het zou niet het einde van de wereld zijn als een scanner hem oppikte.

Dat zou eigenlijk goed uitkomen, dacht hij. Als iemand hier achter zat en als zijn ontsnappingscapsule inderdaad gesaboteerd was, hielden ze mis­schien een oogje in het zeil, en als ze die metalen brokstukken zagen rond­vliegen, kwamen ze wellicht tot de conclusie dat hun plannetje succes gehad had... Al wist hij niet wie. Al wist hij niet wat hun bedoeling was.

Doolb Snoil keek naar het scherm terwijl hun schip zich aan de aantrek­kingskracht van Cestus onttrok. Toen dat gebeurd was, bleef het even hangen terwijl de navigatiecomputers hun sprong naar de hyperruimte be­rekenden. Hij begon zijn vriend Obi-Wan nu al te missen en formuleerde in gedachten een verklaring voor de kanselier. Wat zou hij zeggen? Bestond er een manier om deze afgang in een gunstiger daglicht te stellen? Dat betwijfelde hij, maar...

Xutoo's stem bracht hem terug tot de werkelijkheid. 'Eh, meneer, we hebben een probleem.' Er klonk iets in zijn stem dat Snoil maar al te goed herkende: onderdrukte paniek.

'Probleem? Probleem? Meester Kenobi heeft beloofd dat er geen pro­blemen zouden zijn.'

'Ik denk niet dat hij hiérop gerekend heeft, meneer.'

'Waarop?'

Vanaf een punt tussen de twee manen van Cestus naderde een klein schip dat als een roofvogel op hen afvloog. Het was klein en zwart en van een onheilspellend simpel ontwerp dat deed vermoeden dat het voor louter praktische doeleinden gebouwd was. Een onbemande jager. Een destroyer.

Snoils hersenen draaiden op volle toeren terwijl hij probeerde de aanwe­zigheid van het schip te verklaren. Misschien deed het Cestus alleen maar even aan en had het per abuis zijn vluchtpad met hun vertrekpunt samen laten vallen...

Maar hij zag meteen dat al die optimistische gissingen nergens op sloe­gen, want het nieuwe schip vuurde een sondeerdroid op hen af. Het intelli­gente wapen beschreef een bocht, vond zijn doelwit en koerste erop af — een draaiende helse machine. Een afscheidsgroet van de Vijf Families?

Als de volmaakte beroeps die hij was, slaagde Xutoo erin zijn stem te beheersen op een moment dat Snoil het 't liefst op een krijsen gezet had. 'Ik heb ontwijkende manoeuvres geïnstigeerd, maar ik weet niet... Ik stel voor, meneer, dat u generaal Kenobi's voorbeeld volgt en het schip verlaat.'

Het enige wat Snoil uit kon brengen was: 'Aiiii!'

Het schip begon te zigzaggen. Er moesten nog meer droids gelanceerd zijn, want hun schip schudde en schokte van de voltreffers, terwijl Xutoo zijn best bleef doen ze te ontwijken.

'Meneer,' herhaalde Xutoo. 'Het lijkt me beter dat u gaat.'

'Nee, ik blijf bij jou. Meester Kenobi heeft beloofd dat me niets zou overkomen.'

'Ik kan u niet dwingen, meneer, maar over enkele ogenblikken werp ik de resterende ontsnappingscapsules af om te proberen de projectielen af te leiden.'

Om de een of andere reden had Xutoo's onmenselijke kalmte meer uitwerking op Snoils afweermechanismen dan de explosies buiten. Geen ontsnappingscapsules! Hij ging meteen door de knieën. 'Nee! Nee! Wacht op mij!'

In een noodvaartje — ongeveer even snel als een mens zou wandelen — spoedde Snoil zich naar een ontsnappingscapsule en propte zichzelf erin. Hij duwde op de knop voor de automatische piloot, terwijl zijn oogsprieten zich angstig met elkaar verstrengelden. Botsingschuim golfde om hem heen en hij zag niets meer. Heel even kon hij amper adem krijgen. Toen vonden zijn lippen de noodtoevoer en vulden zijn longen zich weer met lucht.

Toen zakte de capsule door de wand van het schip naar buiten en werd alles donker. Hij voelde zich vallen. Er voer een schok door de capsule... gevolgd door doodse stilte. Toen kreeg hij het gevoel dat hij zweefde.

Snoil kon zijn vlucht totaal niet beïnvloeden — alles werd gedaan door het automatische noodprogramma. Een scherm opende zich voor zijn ogen en toonde een gecomputeriseerd beeld van de buitenkant van het schip, dat nog zes andere ontsnappingscapsules afwierp.

Twee ervan lokten sondeerdroids weg van Snoil toen hij in de richting van de atmosfeer tuimelde, maar toen hij het schip op het scherm een... twee... drie droids zag ontwijken, werd hij optimistischer gestemd.

Plotseling lichtte het scherm op. Toen het weer normaal werd, zag Snoil alleen nog maar rook en wrakstukken. Xutoo en het schip waren verdwe­nen, vernietigd. Bijna sprakeloos van afschuw zag hij hoe de raketten zich op de overgebleven ontsnappingscapsules stortten.

Snoil was verstijfd van angst. Zijn capsule viel verder naar het oppervlak van de planeet, terwijl de andere capsules onder invloed van hun afweerprogramma's als razenden begonnen te zigzaggen. Eén droid raasde een dan­sende capsule voorbij — en zette dreigend koers naar die van Snoil.

Hij zag de ene na de andere capsule aan stukken geschoten worden. De hemel werd blauwer naarmate zijn capsule dieper in de atmosfeer afdaalde. Hij hoorde nerveus gepraat op de achtergrond en besefte tot zijn afschuw dat het zijn eigen stem was, tierend tegen het op handen zijnde moment van pijn en dood. 'Ik sleep je voor het gerecht! Of... of anders mijn erfgenamen! Voor materiële schade en smartengeld...' Een droid scheerde hem links voorbij achter een automatisch door zijn capsule uitgeworpen lokaas aan. De daaropvolgende explosie verfde de hemel geel en wierp zijn capsule met een klap naar rechts, waardoor een andere droid zijn doel miste. 'O jeetje, dat was op het nippertje...' Opnieuw een donderende explosie. Hij maakte een borrelend, gillend geluid. 'O jeetje!'

Toen hij zich omdraaide en omhoog keek — na met enige moeite vastge­steld te hebben wat 'omhoog' was — zag hij een nieuwe raket op zich afko­men. 'Nee, nee, ik maakte alleen maar een grapje! Ik trek mijn klacht in! Ik zal een verklaring afleggen waarin ik beken dat ik fout of nalatig ben ge­weest of... Aiiii!'

Op het moment dat elke verdere opmerking dodelijk irrelevant gewor­den zou zijn, onderschepte een van de andere capsules het dreigende pro­jectiel en bracht het tot ontploffing.

Toen Snoil zijn ogen dichtdeed en zijn ziel aan de Broedmeester op­droeg, hoorde hij een nieuwe explosie die alle andere overtrof in zowel luidheid als zijn effect op Snoil, die besefte dat zijn schild na dit alles onge­twijfeld een goede wasbeurt nodig zou hebben.

En toen werd het plotseling stil. Tot zijn verwondering realiseerde hij zich dat hij de storm overleefd had. Nu had hij nog maar één probleempje: de landing.

Een rood lichtje knipperde op het controlepaneel en de capsule vroeg hem een reeks handmatige operaties uit te voeren, want, zo waarschuwde een kalme, vrouwelijke stem hem, bepaalde 'explosieve inslagen hebben de automatische systemen van de capsule beschadigd. Maakt u zich alstublieft geen zorgen, want de reservesystemen kunnen die taak geheel overnemen. Voer alstublieft de volgende handelingen uit in de volgorde waarin ze gege­ven worden.'

En dus voerde hij alle handelingen uit in de volgorde waarin hij ze kreeg, terwijl hij tegelijkertijd de grond als een razende op zich af zag schieten. De hoogtemeter bewoog met misselijkmakende snelheid in de richting van de nul. 'Maak nu de buitenste schilden los' — een knop — 'en ontkoppel nu alstublieft binnen vijf seconden alle primaire knooppunten om al hun ener­gie naar de secundaire kamer te leiden.' Welke knop? De hoogtemeter maak­te hem duizelig, maar hij durfde er niet meer naar te kijken, evenmin als naar de grond, die als een gigantische hand naar hem oprees om hem uit de lucht te slaan.

'En activeer nu alstublieft de hoofdrepulsor.'

Het einde was nabij. Onafwendbaar. Het volgende moment zou onge­twijfeld zijn laatste zijn. Ongetwijfeld -

Een plotselinge zijdelingse ruk keerde Snoils maag bijna ondersteboven. De capsule sidderde toen de repulsors werden ingeschakeld, en de lucht buiten werd gekleurd door roze vlammen. Snoil slaagde erin zijn adem terug te krijgen en zijn oogsprieten staakten hun wilde, uitzinnige dans terwijl hij langzaam naar de grond zweefde.

Ver beneden hem en verder naar het westen rolde Obi-Wan zijn capsule in de schaduw van een heuvel en bedekte hem met zand en stenen. Instinctief keek hij op naar de hemel, waar rode en witte schichten zich aftekenden tegen het wolkendek. Met een frons probeerde hij te zien wat het was, en even later herkende hij ze: brokstukken van het Republikeinse schip die door de atmosfeer omlaag vielen. Met een bezwaard hart realiseerde hij zich dat het niet uitgesloten was dat zijn verprutste missie Xutoo en de totaal onschuldige briljante Snoil het leven gekost had. Hoe was dit mogelijk? Welke geheime krachten werkten hen hier tegen?

Toen zag hij de paarse gloed van repulsorraketten en werd zijn stemming iets beter. Iemand had kans gezien uit het schip te ontsnappen. En Snoil was een geluksvogel, daar stond hij om bekend. Er was een goede kans dat zijn oude vriend het er levend had afgebracht.

En dat zou fantastisch zijn. Als er al iets zeker was op Cestus, dan was het wel dat ze de komende uren en dagen elke sterke hand en soepele geest konden gebruiken.

46

Obi-Wan maskeerde zijn noodsignaal met korte codeberichten. Minder dan twee uur later waren Thak Val Zsing en Sirty met twaalf rekruten ter plekke. Hij stuurde de helft erop uit om Snoil te zoeken en volgde de rest terug naar het kamp, waar hij Kit Fisto en de kloonsoldaten aantrof.

Hij schepte moed toen hij zag hoeveel ze al gedaan hadden. Ze gaven hem eten, luisterden naar een beknopt verslag van zijn nipte ontsnapping en maakten zich op voor een serieus gesprek. 'Het feit dat de onderhande­lingen met G'Mai Duris en de leiders van Cestus vastgelopen zijn,' besloot hij, 'is nog ons minste probleem.'

'Inderdaad,' zei Kit. Zijn zwarte ogen glinsterden. 'Er zijn andere krach­ten aan het werk hier. Iemand heeft ons vanaf het begin gemanipuleerd. Het wordt tijd dat we de volgende fase van onze operatie in werking stellen.' Hij verhief zijn stem. 'Nate?'

Hij knikte naar de kloonsoldaten, die een voor een opstonden en rapport uitbrachten.

Terwijl Obi-Wan zijn eten verteerde, luisterde hij met plezier naar de afgemeten, militaire stemmen van de kloonsoldaten. Soms irriteerde hun emotieloze exactheid hem mateloos, maar nu had die een kalmerende wer­king. Hij mocht de waarde van hun competentie niet onderschatten. Op deze planeet zou die wellicht levens kunnen redden, of misschien zelfs hun hele plan.

Alles bij elkaar was hij aangenaam verrast door de exacte, scherpzinnige en alleszins bewonderenswaardige rapporten.

Toen ze uitgesproken waren, boog Kit Fisto zich naar voren en zette zijn ellebogen op zijn knieën. Wat denk je?' vroeg hij toen Obi-Wan na bijna een volle minuut nog steeds niets gezegd had.

'Indrukwekkend,' zei hij. 'Mijn eigen blunder wordt er in vergelijking nog kinderachtiger door.'

Daarna stond hij op en sloeg met zijn vlakke handen tegen zijn dijen. 'De situatie is veranderd. Onze hulpbronnen zijn veranderd en de aard van onze vijand is veranderd. Heren,' — hij keek alle aanwezigen aan — 'een onbekende persoon — of personen — heeft ons transportschip vernietigd en een van jullie broeders vermoord. Dat was een abominabele daad die als zodanig aangepakt moet worden.'

De rekruten, hun nieuwe, verbeterde Woestijnwind', waren intussen geharde vechters. Hun uitputtende training had de zwakkelingen uitgeselec­teerd en de rest omgesmeed tot een eenheid die in staat was bevelen op te volgen en vol moed het gevaar tegemoet te gaan. Eén essentiële vraag was evenwel nog niet beantwoord: waren ze werkelijk bereid te doden of te sneuvelen? Je wist van tevoren nooit wie onder vuur de moed zou verliezen. Alleen een echt gevecht kon de brandende vragen in de borst van elke nieuwe rekruut beantwoorden:

Zal ik? Kan ik?

Obi-Wan zag die vraag in hun ogen. En hij zag ook dat zijn ontsnapping aan de dood hem in hun ogen niet minder gemaakt had. Sterker nog, het leek alsof de overgebleven leden van Woestijnwind hem nu meer accepteer­den dan daarvoor. Het leek alsof ze hem als een kameraad beschouwden, iemand die van nu af aan wellicht bereid zou zijn grenzen te overschrijden en daardoor een radicaler en gevaarlijker bondgenoot zou zijn.

Iemand had geprobeerd hem te vermoorden. Iemand had hem verraden en gemanipuleerd. Duris? De Vijf Families? Trillot?

Iemand. Maar wie? Wie had iets te winnen bij zijn dood?

Hij concentreerde zich weer op het heden. 'We gaan gewoon door,' zei hij. 'En we zullen afmaken wat we samen begonnen zijn. Jullie kennen mij niet, maar door de enthousiaste rapporten van mijn partners ken ik jullie wel.' Hij had nu ieders aandacht, maar wat hij wilde was ieders hart. 'In de komende dagen zal de aard van onze nieuwe situatie jullie duidelijk worden, en ik vertrouw erop dat niemand van jullie de moed zal verliezen als hij ziet wat een grimmige taak ons wacht. Dit is niet langer een spelletje. Jullie woede is gerechtvaardigd, maar ik wil jullie vragen die te onderdrukken. Ik vraag jullie het pad van het minste geweld te kiezen voor de schade die we zullen moeten aanrichten. Ik vraag jullie genade te betonen waar dat moge­lijk is en moedig en doortastend te zijn waar dat moet.'

Hij zweeg om zijn gedachten te ordenen. We zijn naar Cestus gekomen om te zoeken naar een diplomatieke oplossing. Het lijkt erop dat die optie niet langer beschikbaar is. Dames, heren,' - hij keek hen een voor een aan - 'we moeten ervan uitgaan dat we in dodelijk gevaar verkeren.'

47

Urenlang had G'Mai Duris de rapporten en voorstellen van haar adviseurs bestudeerd in een poging een beter idee te krijgen van haar huidige positie. De Republiek had geprobeerd door middel van bedrog invloed uit te oefe­nen op haar beslissingen. De Jedi had haar het leiderschap van de zwermraad bezorgd. En hij had haar bovendien informatie verschaft waarmee ze Cestus Cybernetica kon vernietigen of haar volk een nieuw begin kon geven.

Maar door bedrog te plegen had Obi-Wan een nachtmerrie over haar afgeroepen. Ze kon de Jedi niet steunen of zijn steun accepteren. De infor­matie waarover ze beschikte, kon niet gebruikt worden om Cestus Cyber­netica te manipuleren. Zonder de steun van de Republiek zou de informatie weinig anders doen dan zeker stellen dat ze vermoord zou worden.

En er was nog een vraag, een vraag die veel moeilijker te beantwoorden was. Hoe waren de plannen van de Jedi precies verijdeld? Ze geloofde geen moment dat de doortrapte Quill Obi-Wan op die manier in de val had gelokt. Nee. Ze had de machinaties van haar neef te lang gadegeslagen om te geloven dat haar rivaal tot zo'n meesterzet in staat was. Quill had hulp gehad. Maar van wie?

Haar assistente Shar Shar rolde het vertrek binnen, haar blauwe huid vlekkerig van consternatie. 'Regentes Duris!' riep ze. We hebben afschuwe­lijk nieuws!' Shar Shar tikte een code in in de holoprojector. 'Dit is net een minuut geleden binnengekomen.'

De beelden kwamen uit de ruimte en waren afkomstig van een van de automatische satellieten die het hele planetaire systeem bewaakten en be­schermden — van de manen tot de mijnen. Ze zagen Obi-Wans schip op­stijgen door de atmosfeer. We verloren heel even contact toen de overgang tussen de grondmonitoren en de satellieten verbroken werd. Wie weet door dit droidschip...'

Iets verscheen uit de richting van een van de manen. Het was zwart en zag er sinister uit, en Duris' eerste indruk was dat haar ogen haar bedrogen. Heel even deed het haar denken aan een enorme roofvogel, maar toen realiseerde ze zich dat het geen levend wezen kon zijn, maar een schip van een onbekend ontwerp.

Maar was het echt onbekend? Had ze zo'n schip niet gezien tussen de toestellen die de veiligheidstroepen van Cestus Cybernetica nog geen jaar geleden aangeschaft hadden? Het dook op uit het niets, vloog uit beeld tot een andere satelliet het weer oppikte, en verscheen tenslotte in hetzelfde scherm als het schip van de Jedi. Het zwarte schip spuugde iets naar het Republikeinse schip, dat meteen ontwijkende bewegingen begon te maken.

Wie zit er in die ontsnappingscapsule?' vroeg G'Mai.

'Eens kijken.' Haar assistent deed iets met de knoppen. 'Een capsule heeft geen afweerschilden om van te spreken. Misschien kunnen we — aha! Niet menselijk... de Vippit procureur.'

Wil dat zeggen dat de Jedi nog steeds het schip bestuurt?'

'Misschien, en -'

Plotseling zagen ze een enorme lichtflits, zo fel dat de schaduwen in de kamer op de vlucht gedreven werden en ze allebei duizelig en verblind werden.

Wat was dat?' vroeg Duris, hoewel ze meteen inzag wat een afschuwelijk absurde vraag dit was. Ze wist precies wat het was. En wat nog belangrijker was, ze begreep precies wat het betekende.

Een onbekende macht of persoon had het republikeinse schip vernie­tigd, en daarmee ook de Jedi die Opperste Kanselier Palpatine persoonlijk had aangesteld om met Cestus te onderhandelen. Ze kreunde. Alsof de situatie al niet beroerd genoeg was. De ontdekking van Obi-Wans bedrog en het feit dat het publiekelijk aan de kaak gesteld was, betekende dat haar handen gebonden waren. Maar dit was zo veel erger dan beroerd dat ze nieuwe definities zou moeten bedenken, maar die nieuwe woorden zouden moeten wachten tot ze niet meer te misselijk was om te denken.

Ondanks haar woede vermoedde ze dat Obi-Wans daden ingegeven waren door het verlangen Cestus weer in de beschermende armen van de Republiek te drijven. Ze respecteerde het feit dat niemand tijdens de zoge­naamde ontvoering letsel opgelopen had, wat een enorme opluchting was. In haar hart geloofde ze dat dit wees op oprechte begaanheid met het leven en welzijn van zelfs het laagste veiligheidspersoneel, en al helemaal met dat van de Vijf Families. Maar de persoon of de organisatie die de Jedi tegen­werkte, had duidelijk minder scrupules. Het leed geen twijfel dat Cestus hier de schuld van zou krijgen, zodat haar geen enkele andere weg over zou blijven dan zich bij de Bond aan te sluiten.

En hoewel ze de doeleinden van alle partijen in deze zaak niet ten volle kon doorgronden, wist ze wel dat ze, ondanks zijn bedrog, liever met Obi- Wan te maken had dan met deze mysterieuze moordenaars.

Wat gaan we doen?' vroeg Shar Shar, op en neer springend van agitatie.

We kunnen maar één ding doen,' antwoordde ze. 'En dat is zorgen dat eventuele overlevenden in veiligheid gebracht worden. Er is in ieder geval kans dat Snoil nog leeft. Zoek naar een noodbaken!'

48

Laag boven de grond scherend op speederbikes hadden Jangotat en de rest van de reddingsploeg al het grootste deel van de afstand naar de door het noodhaken van procureur Snoil aangegeven locatie afgelegd. Ze hadden nog maar drie kilometer te gaan toen ze de eerste signalen van de reddings­schepen uit ChikatLik opvingen.

'We hebben een probleem, kapitein,' zei Sirty.

'Zeg dat wel, sergeant.' Obi-Wans ontsnapping uit het schip was van tevoren gepland en was zonder hapering verlopen. Zijn capsule was aan de aandacht van de scanners ontsnapt. Snoils onverwachte uitstapje was echter een heel andere zaak. Het noodbaken van de Vippit kon opgevangen wor­den door iedereen met een op de noodfrequenties afgestelde scanner. De kloonsoldaten hadden bevel gekregen Snoil op te halen, en ze hadden er geen idee van wie er naar hem op weg was en wat ze in de zin hadden. Was het nog steeds van belang de aanwezigheid van republikeinse kloontroepen op Cestus verborgen te houden? Wat moesten ze doen?

Jangotat koos uit een handvol mogelijke opties die hem geen van alle bevielen. 'Forry en Woestijnwind. Jullie vliegen verder noordwaarts om ze te onderscheppen. Graaf je in en doe wat je kunt om de indruk te wekken dat je met meer mensen bent. Ze zullen geen vijandelijk vuur verwachten en zouden zich als het goed is terug moeten trekken.'

'In orde, kapitein.'

Wegwezen dan!'

Twee van de speederbikes zwenkten af naar het noorden. Hij stuurde een gecodeerd bericht aan de mensen die bij hem bleven. 'Volg mij. Snelheid opvoeren tot maximum.'

Het tragische lot van het republikeinse schip was onder de aandacht van de leden van de Vijf Families gebracht. Een ziedende Quill had al een tweede bezoek aan Duris' troonzaal gebracht en men zei dat Llitishi onderweg was. Quill straalde zowel triomf als haat uit. Hoe lang zou het duren voordat hij een manier vond om haar uit de weg te ruimen? Een maand? Een week? Een paar dagen?

'Regentes Duris,' zei Shar Shar, heen en weer rollend van ontzetting. 'Onze veiligheidstroepen zijn in de buurt van het noodbaken van de ont­snappingscapsule, maar er is een probleem.'

Wat dan?'

De kleine blauwe bal fronste haar wenkbrauwen. 'Kijk maar.' Op het projectieveld spoedden een paar kleine stipjes zich uit de richting van het Dashtagebergte naar de capsule.

Wat is dat?'

'Normaal gesproken zou ik zeggen inheemse nomaden, mevrouw. Maar ze bewegen zich tamelijk snel.'

Quills vleugels fladderden van onderdrukte woede. We weten dat Woes­tijnwind met de Jedi samenspande. Wat we zien zijn de wapens waarmee ze die medewerking gekocht hebben, excellentie.'

'En proberen ze nu de Vippit te redden?' Het begon haar te duizelen.

Wie weet zijn ze zelfs verantwoordelijk voor de aanval.'

'Daar hebben ze de wapens niet voor.' Duris beet op haar tong. Dit moeras werd steeds verraderlijker. Was het mogelijk dat Woestijnwind bij de aanval betrokken was? Maar stel dat de anarchisten nog andere bondge­noten hadden, bondgenoten die hun de technologie voor zo'n aanval mis­schien in handen gespeeld hadden... Hield dat in dat Woestijnwind de twee partijen tegen elkaar uitspeelde en iedereen steunde die hun van wapens voorzag? En hoe zat het dan met haar intuïtieve zekerheid dat Quill de holovid gekregen had van bronnen die bij de moordaanslag betrokken waren? Want als dat inderdaad zo was — wie had deze val dan uitgezet? En wie was erin gevangen?

Duris begon te vermoeden dat Obi-Wan waarachtiger geweest was dan ze dacht. Maar waarom had hij dan niet op de een of andere manier zijn onschuld betuigd? Waarom had hij, als het bijvoorbeeld een kwestie van nationale veiligheid was, geen persoonlijke audiëntie aangevraagd? Nee, ze had zijn gezicht gezien: verbazing, geschoktheid, consternatie... en schaam­te.

'Mevrouw!' riep Shar Shar. 'De reddingsploeg wordt beschoten!'

Duris zocht naar de sensor in haar armleuning, maar wist de knoppen even niet te vinden. 'Visueel contact?'

Shar Shar manipuleerde de satelliet, maar de vergroting was niet duidelijk genoeg om meer te zien dan een paar vlekjes en flitsen in de woestijn. 'Nee,' zei de Zeetsa. 'Maar ze gebruiken soortgelijk materiaal als de wapens waar­van we weten dat Woestijnwind ze gebruikt.'

Natuurlijk. Dat betekende niets. En alles. Haar hoofd bonkte. 'Draag ze op zich terug te trekken. Stuur een kleiner veiligheidsteam naar het gebied.'

De andere stipjes zetten zich weer in beweging. Hadden ze de capsule bereikt en de overlevende persoon bevrijd?

'Ze vertrekken!' sputterde Shar Shar. De stipjes op de kaart verdwenen. 'Ze moeten de bergen bereikt hebben. Onze satellieten zien helemaal niets meer.'

Was Snoil gered? Ontvoerd? Vermoord? Gemarteld om informatie uit hem los te krijgen? Verwelkomd als een vriend? Dat was van hieruit onmo­gelijk te zeggen. Maar de verschillen tussen deze mogelijkheden zouden G'Mai Duris haar ambt kunnen kosten.

En nog belangrijker: ze zouden elke bewoner van Cestus het leven kun­nen kosten.

49

Nu de anarchisten op verschillende fronten tegelijk aanvielen, kende Chi­katLik geen rust meer. De aanvallen werden steevast met uiterste precisie uitgevoerd, richtten minimale structurele schade aan en kostten nooit le­vens. Maar bij elke aanslag werd een industrieel complex beschadigd en moest de productie vertraagd of stopgezet worden. Mijnen werden te ge­vaarlijk om te exploiteren, voertuigen werden gesaboteerd en veiligheids­troepen werden tot razernij gebracht en vernederd. En achter al die over­vallen, achter elk vlaggetje op de kaart waar een nieuwe brug opgeblazen, een nieuwe luchthaven lamgelegd, een nieuw centraal verwerkingsstation onklaar gemaakt was, meende Duris de geest van Obi-Wan te herkennen: briljant, nietsontziend, tactisch afwisselend en met eerbied voor het leven in al zijn vormen.

Was het mogelijk dat de Jedi nog leefde?

Als de meerderheid van de industriële centra geblokkeerd was, als de kritieke productielijnen bijna tot staan waren gebracht, zouden haar handen gebonden zijn. Dan zou ze of vredesonderhandelingen moeten openen of de troepen van de Bond te hulp moeten roepen om hun belangen te be­schermen - wat Cestus op het pad van vernietiging zou brengen. Want als Cestus zich bij de Bond aansloot, zou de Republiek haar beschouwen als een vijandelijke planeet die dodelijke wapens produceerde, en Cestus' vloot was te klein om zich tegen een van deze beide giganten te verweren. De planeet zou politiek, economisch en maatschappelijk aan flarden gereten worden en Cestus zou eindigen als een kleine voetnoot in de saaie academi­sche kronieken waarin mislukte afscheidingspogingen geboekstaafd wer­den.

De regentes kreeg amper slaap. Het leek wel alsof er om de vijf uur een rapport binnenkwam met nieuwe beelden van brandende raffinaderijen, vluchtende veiligheidstroepen en nieuwe verhalen over commandoteams — misschien Woestijnwind, misschien iets anders — die als schimmen uit de schaduwen opdoken, alleen maar apparatuur verwoestten en weer verdwe­nen. Als in rook opgegaan.

Op een nacht werd ze uit haar onrustige dromen opgeschrikt door Shar Shars kreten. 'We hebben Woestijnwind in de val!' riep ze. 'Kom alstublieft snel.'

G'Mai Duris sloeg een peignoir om haar omvangrijke lichaam en haastte zich achter de ronde blauwe vorm van haar assistente aan terwijl die door de gang naar de observatiekamer rolde.

Ze herkende de locatie in de hologrammen: de Kibo geothermische krachtcentrale ten westen van de Zantayheuvels. Kibo stond op een lijst van mogelijke doelwitten en had extra bewakingstroepen toebedeeld gekregen. Het zag ernaar uit dat die voorzorgsmaatregelen vrucht afgeworpen had­den.

Wat hebben we?'

'Een eenheid van Woestijnwind. Niet meer dan tien man. Ze waren bezig een van de torens te saboteren en werden door een secundaire scan betrapt. Onze troepen arriveerden voordat ze konden ontsnappen. Het schijnt dat hun terugtocht afgesneden is.'

'Goed, goed,' zei Duris. 'Dan bestaat de kans dat we ze gevangen kunnen nemen en ondervragen. Misschien dat we dan eindelijk een stukje van de waarheid zullen ontdekken.'

50

Obi-Wan Kenobi zat vastgepind in een bunker aan de rand van de met rotsblokken bezaaide oever van het Kibomeer, vlak naast de witte durabetonnen koepel van de krachtcentrale. Een uur geleden was er een lui windje opgestoken dat allengs in kracht toegenomen was. De lucht hing vol zand en stof, wat de verdediging bemoeilijkte. Hun vijanden schenen er minder last van te hebben: een scherpschutter had al een van zijn rekruten geraakt. De rest was ontmoedigd door de verrassende tegenaanval en het gerichte vuur.

De kloonsoldaten waren nog steeds vermomd als leden van Woestijn­wind. Obi-Wan wist natuurlijk van het bestaan van de incriminerende holovid, maar als er verder geen getuigen waren en niemand kon bewijzen dat hier kloontroepen bij betrokken waren, zou het Coruscant makkelijker val­len eventuele beschuldigingen af te wijzen.

De vijftig kilometer brede vulkanische krater die het Kibomeer vormde, was op drie na de grootste op de planeet. Actieve vulkanische bronnen maakten het meer — een van de grootste grondwaterreservoirs van Cestus - tot een hypergemineraliseerde geothermische soepterrine waarin een gro­te verscheidenheid van vreemde, primitieve waterdieren leefde. Het reser­voir voorzag veel van de omliggende mijnen van energie.

De geothermische stations tapten warmte af van de vulkanische bron­nen en concentreerden de hitte om een reeks stoomturbines aan te drijven. De elektriciteit werd in een tiental verschillende vormen over de hele pla­neet verkocht.

Er was moed en voorzichtigheid voor nodig geweest om hun posities voor de aanval in te nemen: ze waren geruisloos de glinsterende alkalische soep van het Kibomeer overgestoken, terwijl een andere groep in een tot in de puntjes georganiseerde tangbeweging tegelijkertijd vanaf de woestijn de kraterwand beklommen had.

Explosieven waren nauwkeurig geplaatst, bewakers waren geneutrali­seerd zonder dat er doden gevallen waren. Als alles volgens plan verlopen was, zouden ze een uur voordat de valse dageraad van de eerste explosie de nachthemel kleurde weer in de woestijn verdwenen zijn.

Het had niet zo mogen zijn.

Hun tegenslag was eigenlijk aan puur toeval te wijten. Dertig uur voor hun aanslag was er een storing opgetreden in Kibo's alarmsysteem. Het hele veiligheidsnetwerk was geruisloos uitgeschakeld voor reparatie, zodat Obi- Wan hun systeem om het onklaar te maken niet had kunnen testen. Nog erger was dat ze er geen idee van hadden wanneer het systeem weer in gebruik genomen zou worden.

Perfecte kans? Of perfecte val?

Een half uur lang had Woestijnwind geobserveerd en gewacht en ge­zweet, alvorens te besluiten de operatie door te laten gaan. En dus drong de helft van hen de raffinaderij binnen, terwijl de rest achterbleef en hoopte dat het alarmsysteem, als het weer geactiveerd werd, hun aanwezigheid niet zou verraden. Wanneer dat niet gebeurde, zouden ze het volledig onklaar maken.

Normaal gesproken zou hun plan zeker gelukt zijn, maar de bewaking van de krachtcentrale was het oude alarmsysteem helemaal niet aan het testen. Ze waren bezig met de installatie van een geheel nieuw systeem dat helemaal niet voorkwam op de tekeningen van de immer omkoopbare Trillot.

Obi-Wan was regelrecht in een ongewilde val gelopen.

'We zijn omsingeld!' siste Thak Val Zsing.

'Nee,' zei Obi-Wan kalm.

Val Zsing keek over zijn dekking en moest meteen weer wegduiken omdat hij onder vuur genomen werd.

We zitten in de val,' corrigeerde Obi-Wan hem, 'maar we zijn niet om­singeld. Daar' - hij wees naar een rij keramische spiralen in de buurt van de grote koepel — 'brengen warmtewisselaars kokend water naar de turbines.' Hij sprak zo kalm als hij kon, maar wist dat het geduld van zijn metgezellen niet onuitputtelijk zou zijn. 'Jangotat.'

Sinds de ontdekking van de hinderlaag was Jangotat rustig doorgegaan met het aan hem toegewezen terrein af te speuren en nu gaf hij rustig antwoord. 'Jawel, generaal?'

'Ik wil dat je hun vuur naar je toetrekt. Ik zal je dekken —'

Jangotat knielde op de grond toen Obi-Wan met zijn vinger in het stof begon te tekenen. De kloonsoldaat begreep meteen wat Obi-Wan van plan was, maar Thak Val Zsing kon het niet volgen.

'Ik begrijp het niet,' zei de oude man.

'Kijk en leer,' zei Obi-Wan. 'Maar nu moeten we dekkingsvuur geven.'

'Een heleboel dekkingsvuur,' zei Jangotat. 'Zijn Jedi even goed met stralers als met lichtzwaarden?'

'Beter,' zei Obi-Wan gekscherend. We gebruiken lichtzwaarden alleen maar om onze vijanden een eerlijker kans te geven.'

De wc grinnikte. 'Dan kunnen we beter beginnen.'

Obi-Wan glimlachte in zichzelf. Samen met zijn nieuwe naam leek Jan­gotat ook een nieuwe persoonlijkheid gekregen te hebben.

Obi-Wan en zijn troepen produceerden een spervuur dat de bewakers die vlak achter de koepel zaten tijdelijk terugdreef. Jangotat rende al vurend hun schuilplaats uit en slaagde erin een bewaker te raken. Een dode. Nu zou hij er niet meer omheen kunnen. Obi-Wan had van tevoren geweten dat deze actie levens zou kunnen kosten, maar hij had zichzelf toegestaan de hoop te koesteren dat —

Hij werd opgeschrikt uit zijn gedachten toen hij Jangotat weg zag sprin­ten en zigzaggend de werf over zag steken, een verblindende hoeveelheid vuur naar zich toe trekkend. Straalschichten spleten het beton onder zijn voeten toen Jangotat met een hoge, soepele duik in de vulkaankrater ver­dween. Obi-Wan trok een gezicht. Dat water moest heet zijn.

Precies zoals hij verwacht had, veranderden de bewakers die hen in de val gedreven hadden van positie om het dampende meer beter te kunnen zien. Obi-Wan mikte zorgvuldig en schoot een gat in de spiraal van de warmtewisselaar.

Superverhitte stoom spoot uit de kapotte spiraal, en de bewakers gilden het uit van pijn, heel even al hun plannen en bedoelingen vergetend. Een paar flinke brandwonden hadden vaker zo'n soort uitwerking.

Na een blik over zijn schouder om er zeker van te zijn dat een speeder­bike Jangotat uit het water kwam vissen, leidde hij een uitval in de richting van de ontredderde veiligheidstroepen.

Veertig meter scheidden hen. Als Obi-Wan een paar seconden tijd kon winnen, zou hun agressie het verschil in aantallen zeker goedmaken. Een van de verblinde en verschroeide mannen richtte zijn wapen op de aanstor­mende indringers, maar hij was te laat om hen tegen te houden.

Een rekruut van Woestijnwind smakte tegen de grond toen zijn borst in een rokende, lege huls veranderde. Toen waren ze er.

Obi-Wans lichtzwaard flitste en bewakers vielen ter aarde. Er spoot nog steeds stoom uit de beschadigde spiraal. De stoom prikte in zijn ogen, maar hij was er veel minder dichtbij dan de voorste mannen geweest waren. Dat moest vreselijk geweest zijn.

Vurige lasersporen gloeiden rond Obi-Wans hoofd. Nu hoorde hij de gillende motoren van dalende speederbikes. Uit een ooghoek zag Obi-Wan Kit Fisto voorbij razen, toen de Nautolaan zich eveneens in de strijd stortte. Zijn lichtzwaard flitste heen en weer, straalschichten afwerend en straalgeweren doormidden hakkend. De bewakers die daartoe in staat waren, blie­zen haastig de aftocht. Hun minder fortuinlijke collega's vielen gewond op de grond, waaronder enkelen die nooit meer op zouden staan.

Ze waren verschalkt en in de val gelopen, en een zekere rampspoed was alleen maar afgewend doordat Jangotat bereid was geweest precies te doen wat hem bevolen werd, hoe krankzinnig het bevel ook geleken mocht heb­ben. De ramp was afgewend en de vijand was uiteengeslagen, en als hij hier niet snel een eind aan maakte, zou het ontaarden in een bloederige slacht­partij.

Hij gaf de Nautolaan het afgesproken teken en hun troepen begonnen zich terug te trekken. Ze hadden meer schade aangericht dan de bedoeling was geweest. Als hun bommen ontploften, zou dit hele complex in de puin gelegd worden.

Maar hoe hij ook zijn best deed, hij voelde geen enkele trots. Er waren levens verloren gegaan. Ze hadden de deur naar de chaos op een kier gezet en hij ging met de minuut verder open.

51

Sinds de tijd dat de Jedi uit ChikatLik verdreven was, had Woestijnwind drie raffinaderijen, een krachtcentrale en een fabriek vernietigd. En dit, wist Duris, was nog maar het begin. Ze wist niet tot wie ze zich moest wenden. Het enige wat ze kon doen was veiligheidsorders uitvaardigen. Hoewel die zonder mankeren uitgevoerd zouden worden, was ze er niet meer zeker van hoeveel verschil ze zouden maken. Duris wist niet meer wie ze kon vertrou­wen. De Vijf Families logen altijd. Dat was hun aard, met de paplepel ingegoten. Om de paar uur verscheen er een nieuwe rode plek op de kaart van Cestus, wat inhield dat er bijna geen tijd meer was. Ze wist al dat de Vijf Families hun eigen plannen smeedden — dat ze zochten naar een manier om haar uit haar ambt te ontheffen of nog erger.

En het ergste was dat ze het allerliefst nog één keer met Obi-Wan gespro­ken zou hebben. Om hem om uitleg te vragen. Als dit alleen maar iets tussen hen beiden geweest was, zou dat gekund hebben. Maar nu...

'Uw bevelen, mevrouw?'

'Blijf informatie verzamelen, Shar Shar,' zei ze. 'En hoop op een wonder.'

Voor hun vertrouwelijke besprekingen kwamen de leiders van de Vijf Fa­milies bijeen in hun geheimste voorziening, een bunker zeventig kilometer bezuiden ChikatLik. Officieel heette de bunker een 'amusementscomplex', maar hij was uitgerust met voldoende communicatieapparatuur om de hele planeet in het oog te houden en voorzien van voldoende voedsel en water om tien personen een half jaar in leven te houden. Het buitenste gebouw had een holoatrium, eet- en gymnastiekzalen, luxe suites en salons. Een van de binnenvertrekken was nog beter beveiligd en had muren die dik genoeg waren om zelfs glazion energiebranders een hele standaarddag te weerstaan.

Ondanks haar betrekkingen met de X'Ting clan had Trillot nog nooit voet in deze bunker gezet, en ze betwijfelde of dat nog ooit zou gebeuren. Op dit moment was ze de gast van haar verre neef Quill, die bij haar in het krijt stond. Toch hing de spanning als een rookgordijn in de lucht en werd de sfeer er niet beter op toen Ventress uit een verduisterde gang het vertrek binnenkwam. De lange vrouw met haar kaal geschoren schedel en tatoeages op de bleke huid van haar slapen was gekleed in een nauwsluitend pak van zwart sullustieer dat de bijna griezelige katachtigheid van haar bewegingen benadrukte.

Trillot stond op voor de introducties. 'Mag ik u voorstellen, Asajj Ven­tress.'

De aanwezigen kwamen beleefd overeind, gingen weer zitten en wacht­ten op haar commentaar.

'Ik ben commandante Ventress.' De tatoeages op haar schedel leken te bewegen. 'Ik vertegenwoordig graaf Dooku. Onze nieuwe onderneming, de jk droids, zal u grenzeloze rijkdom en macht bezorgen. Maar vergis u niet, mijn meester streeft andere dingen na dan winst. Als jullie eerlijk handel drijven, zullen jullie beloond worden.' De vertegenwoordigers van de Vijf Families begonnen geestdriftig knikkend tegen elkaar te fluisteren en Ven­tress moest haar stem enigszins verheffen om opnieuw hun aandacht te trekken. Als jullie proberen dit te behandelen als een alledaagse transactie,' waarschuwde ze, 'zul je dat honderd procent zeker berouwen.'

Vrouwe Por'Ten stak een magere, blauw dooraderde hand omhoog. 'Dat soort taal is onnodig, commandante. Er is recentelijk misschien wat verwarring geweest, maar sinds het... vertrek van Obi-Wan Kenobi kan ik u verze­keren dat alles weer in orde is.'

Ventress boog haar hoofd. 'Goed,' zei ze terwijl haar lippen zich in een kille glimlach plooiden. 'Dan kunnen we nu de bijzonderheden doorne­men.'

Er werd beleefd geknikt voordat iemand de moed vond om uit te spre­ken wat iedereen dacht. Wat vraagt u precies van ons?'

Ventress keek de spreekster aan en sloeg vervolgens beleefd haar ogen neer. 'Dat jullie doorgaan met in jullie eigen bestwil te handelen.'

Dat antwoord leek goed te vallen. 'En wat is onze eigen bestwil?'

Ventress keek op. Haar ogen gloeiden als kolen. 'In leven blijven. En niemand van jullie zou nog in leven zijn, niémand, als jullie de zin van de Jedi gedaan hadden. Goed, ik weet dat minstens één ontsnappingscapsule het gehaald heeft. Ik geloof dat zowel Kenobi als zijn bondgenoten nog steeds in leven zijn. Dat vóél ik. Ze zullen proberen onze handel te sabote­ren.'

Vrouwe Por'Ten deinsde terug voor Ventress' woeste blik. 'Wa-wat moe­ten we doen?'

Een flauw glimlachje krulde die dunne lippen. 'Mij gehoorzamen,' zei Ventress. 'En me jullie gegevens overhandigen, gegevens die op een kaart geprojecteerd kunnen worden.'

Waarom?'

Haar ogen werden killer. 'Vraag niet om antwoorden die je niet zou begrijpen. Laten we het erop houden dat ik van plan ben te bewijzen dat ik sterker ben dan Kenobi. Zijn leugens zijn mijn werkelijkheid.'

Alle informatie was vergaard en ingevoerd in de computers. Hij bestond uit elke waarneming, elke daad van sabotage, alles wat ze wisten, inclusief de verdwijning van de ontsnappingscapsule.

Alles.

Asajj Ventress liep met gesloten ogen en gestrekte vingers door het projectieveld heen, als een blind meisje dat een onbekend vertrek verkent. Zo leek het althans voor een oningewijde. In de ogen van anderen leek ze een vreemde, schrikwekkende sirene die door een zee van levende energie zweefde, voortglijdend langs lijnen van intentie.

Trillot vond Ventress de mooiste, angstaanjagends te vrouw die ze ooit gezien had.

Uiteindelijk draaide Ventress zich om en keek hen aan. Ze stak haar hand uit en wees met een trillende vinger op een punt tussen al die lichtende lijnen. 'Hier,' zei ze. 'Ze zijn hier.'

Weet u dat zeker?' vroeg vrouwe Por'Ten. 'Kunt u zo zeker zijn van hun locatie?'

De anderen hielden hun adem in, proberend er niet over na te denken hoe gevaarlijk het was om deze vrouw op welke manier dan ook tegen te spreken.

Haar borst zwol langzaam op toen ze zei: 'Jullie in de Familie zijn onge­voelig voor de Kracht, maar Obi-Wan... Jazeker, die vibreert ervan. Hij, en... ja...' Ze deed haar ogen dicht. 'Nog een.' Ze snoof alsof ze iets probeerde te ruiken. 'De Nautolaan. Ja. Ook een Jedi. Dat voel ik. Ik voel hun rimpe­lingen in de Kracht.' Ze glimlachte tegen hen. 'Als jullie golfjes in het water zien, weten jullie immers ook waar de steen neergekomen is? Als deze kaarten en deze gegevens juist zijn, is mijn analyse correct.'

Terwijl Ventress tegen de anderen sprak, voelde Trillot de druk toenemen. Als deze operatie mislukte, zou de bendeleidster het mikpunt worden van de woede van beide kanten. Maar als het lukte...

Quill boog zich naar haar toe. 'Je hebt goed werk gedaan. Blijf ons steunen, nicht. Als de Vijf Families winst maken, zul je beloond worden op een manier die je stoutste dromen te boven gaat.'

'Ik heb grote dromen,' zei Trillot, zich tot de vertegenwoordigers van de Vijf Families wendend. Wat hebben jullie te bieden?'

'Driehonderd jaar lang bestaan de Vijf Families al,' zei Quill, verleidelijk om Trillot heen draaiend. 'Mijnexploitatie, fabricage, verkoop en distributie, research en energie. Maar mijnexploitatie heeft altijd begrepen dat arbeid een integraal onderdeel van ons productieproces was.'

'En?'

'En... als Duris dood is, komt er een plaats in de zwermraad vrij voor Trillot.'

Trillots ogen gloeiden.

'Denk je eens in. Je larven zouden niet langer meer in de schaduwen rond hoeven kruipen.'

'Uitnodigingen voor de bals?'

Quill glimlachte. 'Eten aan de eerste tafel, Trillot, mijn vriendin. Mijn

zuster. Het werd hoog tijd dat jij en je familie uit de duisternis te voorschijn kwamen en jullie rechtmatige plaats opeisten.'

Quill had Trillots zwakke plek gevonden. Wat moet ik doen?' vroeg ze.

Ventress keek het allemaal zwijgend aan. Ze had haar handen nog steeds uitgestrekt, alsof ze kon eten via haar vingertoppen. Trillot had gehoord dat Obi-Wan Kenobi nog maar enkele dagen geleden betrapt was op een fan­tastische demonstratie die geënsceneerd bleek. Was Ventress echt tot dat soort ongelooflijke dingen in staat? En zo ja, bewees dat dan niet dat ze beter was dan de Jedi?

'Vergeet niet wie in dezen je vrienden en bondgenoten zijn. Duris zeker niet.'

'Nee.'

'En Kenobi evenmin,' zei Quill zacht, zich er met een snelle blik van overtuigend dat hun dodelijke bondgenote buiten gehoorsafstand was, 'die onze planeet gebruikt als een pion op het galactische speelbord.'

'Inderdaad.' Trillot beefde.

'Ben je bang van Kenobi?'

Trillot knikte.

'Dat is nergens voor nodig. Onze bondgenote, de grote Asajj Ventress, zal hem vernietigen. Je moet haar geven wat ze wil hebben, altijd, zonder te vragen waarom. Het is mogelijk dat Kenobi jou nog steeds vertrouwt en je hulp inroept. Als hij dat doet, moet je zonder aarzeling optreden. Het mo­ment zal komen en zodra het daar is, kun jij oprijzen naar het zonlicht.'

'Het is tijd om te handelen,' zei Ventress, zich naar hen toe wendend.

Wat hebt u in gedachten?' vroeg vrouwe Por'Ten.

Ventress ijsbeerde door het vertrek alsof ze zich amper van hun bestaan bewust was. 'Ik heb een test voor jullie jk's in gedachten.'

De leden van de Vijf Families wisselden nerveuze blikken. 'Ze zijn pas dodelijk als hun Gabonnakristallen vervangen zijn.'

'Geen probleem. Gevangenen kunnen ondervraagd worden en interes­sante dingen onthullen. Maar er moet nog iets gebeuren: maanden geleden heeft graaf Dooku speciale infiltratiedroids ontworpen en besteld. Volgens jullie rapporten zijn die droids compleet en klaar om getest te worden.'

'Inderdaad, dat klopt,' zei een van de technici.

'Dan zullen zij en de jk's samen mijn bevelen opvolgen,' zei Ventress met een glimlach — een glimlach zo zonder gevoel dat een snauw warmer en uitnodigender geweest zou zijn.


52


Ze waren niet levend, maar ze kropen door het donker. Ze hadden geen geest, maar ze droomden van de dood. Ze hadden geen lichamelijke be­hoeften, maar toch waren ze uitgehongerd.

Op dit moment waren de voorste droids weinig meer dan doorzichtige geleizakken. Doffe lichtjes in hun half vaste lijven onthulden metalen vor­men ingebed in de gelei.

De achterste droids waren van steviger materiaal, goudkleurig, met de vorm van een zandloper. Hun korte, puntige beentjes volgden moeiteloos het spoor dat hun grotere broers voor hen trokken... jk's.

De vier infiltratiedroids gebruikten hun onbepaalde vorm om zich door de kleinste openingen te wringen, zich afzettend waar ze konden en de vorm aannemend die ze op dat moment nodig hadden. Laseropeningen op hun buitenkant smolten en schuurden de rots om de opening groter te maken.

Kilometers lang trokken ze op deze manier voort, vastere vorm aanne­mend als ze een obstakel opzij moesten duwen, vloeibaarder wordend als ze de weg verkenden en ruimte maakten voor de jk's.

De dodelijke processie kroop ondergronds onder elke sensor, onder elk mogelijk spiedend oog door. En ze waren vrijwel geruisloos. Als ze een obstakel op hun pad vonden, groeven ze er een gang onderdoor of brand­den er een gat doorheen.

Meter voor meter slopen ze op hun prooi af. Zonder vermoeidheid of angst. Zonder genade of intelligente opzet kropen ze verder, door niets gemotiveerd behalve door een geprogrammeerde behoefte.

Een behoefte die spoedig bevredigd zou worden.


53


Honderden jaren lang hadden de diepe schaduwen van het Dashtagebergte bescherming geboden aan smokkelaars, weglopers, dieven, politieke mal­contenten en jonge geliefden. Niemand kende alle paden die naar de grotten leidden en het was onwaarschijnlijk dat iemand ze ooit allemaal zou kennen. Om die reden werden de diepste grotten uitgekozen als de beste plaats om feest te vieren.

De eerste strategie was weliswaar mislukt, maar plan B was uiterst soepel verlopen. De Jedi betreurden het verlies van leven misschien, maar de als herboren troepen van Woestijnwind vonden dat ze de Vijf Families einde­lijk een gevoelige klap toegebracht hadden.

Na zes van deze overvallen, waarbij Sirty's vaardigheden op het gebied van communicatie hand in hand gingen met Doolb Snoils fenomenale talent voor onderzoek — in het holovidnet van ChikatLik inbreken op zoek naar vitale gegevens - was de droidproductie met ruim dertig procent ge­daald. Als ze dit tempo vol konden houden, zouden de Vijf Families en de regering spoedig naar de onderhandelingstafel gedwongen worden en naar hun eisen moeten luisteren.

En hoewel Obi-Wan er geenszins zeker van was dat hun huidige aanpak hen inderdaad naar het verlangde land van beloften zou voeren, waren er veel gewelddadige acties en veel nipte ontsnappingen geweest en hadden ze drie gevallen kameraden te eren. De spanning was tot moorddadige hoogte gestegen en feestvieren zou de manschappen goed doen.

En zo waren de feestelijkheden al uren aan de gang, terwijl schildwachten de ingang van de grot bewaakten. Hun waakzaamheid bleef hoog, maar de aangescherpte behoeften van Woestijnwind werden bevredigd met eten, drinken, spelletjes, snoeven, opsnijden en dansen.

Resta Shug Hai bracht het grootste deel van haar tijd alleen door en dronk mede, een drankje dat dezelfde uitwerking had op Cestianen als op mensen. Vanaf het begin van de training was ze een buitenstaander geweest, de enige X'Ting onder de menselijke rekruten. De barrière kwam van twee kanten: na een leven van vechten voor haar land en identiteit kon ze weinig sympa­thie meer opbrengen voor de buitenwerelders. En zelfs toen de troepen hun eerste overwinningen vierden en de normale kameraadschap een hechtere band tussen hen schiep, had ze zich enigszins op een afstand gehouden.

Maar nu kwam ze eindelijk naar voren, ietwat wankel, alsof de mede haar tong losgemaakt had. 'Ik zing lied,' zei ze.

Doolb Snoil klapte opgetogen in zijn mollige handjes en juichte haar toe.

'X'Ting zingen liederen als Thak Val Zsings geschiedenislessen,' legde ze uit. 'Elke clan heeft eigen lied. Vertelt het verhaal van de mensen. Als liederen sterven, mensen sterven. Resta de laatste die haar clanlied kent.'

En ze zong het.

Obi-Wan sprak de taal niet, maar dat was ook niet nodig. Hij voelde de emotie achter de onverstaanbare klanken. En als hij haar goed begreep, sprak het lied van moed en arbeid, van liefde, hoop en dromen.

Wat Obi-Wan het meest trof, waren haar trots en haar moed. Als Resta en G'Mai Duris typische vertegenwoordigsters van hun volk waren, moes­ten de X'Ting een ongelooflijk sterk volk zijn. Ondanks de epidemieën, ondanks het feit dat hun land onder hun voeten vandaan was gestolen, ondanks het volstrekt ontbreken van hoop, bleven ze dromen.

Toen ze uitgezongen was, trilden de rotswanden van het applaus.

Jangotat deed zijn ronde door de buitenste grotten en nam de tijd voor een praatje met zijn broeders, die de alcoholische versnaperingen allemaal afge­slagen hadden. Daarna controleerde hij de rekruten die buiten de grotten op wacht stonden of de scanners bemanden. Ze mochten nog zo goed verborgen zijn, het was onvermijdelijk dat hun schuilplaats op een gegeven moment ontdekt zou worden. Maar de bergen beschermden hen tegen luchtbombardementen en vijandelijke soldaten zouden er uren voor nodig hebben om onder vuur naar deze hoogte te klimmen. Bovendien werden alle achteruitgangen goed bewaakt of waren ze geblokkeerd.

In de wereld van veldoperaties kon je bijna niet veiliger zijn.

Tijdens zijn derde ronde kwam er een vreedzaam gevoel over hem. Generaal Kenobi's eerste plan had gefaald, maar deze nieuwe operatie leek uitstekend te verlopen: aanvoerlijnen verbreken, waterfabrieken lamleggen en geldtransporten overvallen voor hun groeiende krijgskas. En de rekruten hadden de druk goed weerstaan.

Onbekende vijanden hadden hun eerste list laten mislukken. Jangotat vond die hele wereld van diplomatieke onderhandsheid een soldaat onwaar­dig. En waarschijnlijk, dacht hij, waren die vreemde, fascinerende wezens die Jedi genoemd werden dezelfde mening toegedaan. Gek, eigenlijk. Als hij aan de Jedi dacht, voelde hij niet alleen respect, maar ook het soort broederlijke genegenheid dat normaal gesproken alleen maar voor leden van het glr weggelegd was. In de onwrikbare hiërarchie stonden ze ver boven hem, maar het waren vechters en leiders bij uitstek. Hun laatste avontuur bewees dat ze niet volmaakt waren, maar dat gold voor iedereen. Zelfs zijn duik in het gloeiendhete water had maar even pijn gedaan, zij het wel flink. Een dikke laag kunstvlees uit hun EHBo-kistjes had binnen enkele uren zijn wonden geheeld en zijn pijnlijk gezwollen huid tot rust gebracht.

Het belangrijkste was dat ze gewonnen hadden.

Jangotat voelde een tevredenheid bezit van hem nemen die iemand in zijn positie zelden ervoer. Hij vervulde zijn primaire taak en genoot van de kans te leren van twee uitmuntende leraren. En er waren nog meer... inte­ressante factoren.

Hij keek om zich heen in de hoop Sheeka Tull te vinden, maar hij zag haar niet. Ze zat ongetwijfeld in haar schip, ergens naar op weg met een nieuwe lading voorraden. De gedachte gaf hem een warm gevoel.

Gedurende de laatste paar seconden voordat hij zijn eer verloor, was de oude Thak Val Zsing dankbaar en tevreden. Jarenlang had hij zich ingespan­nen om zijn mensen te helpen, en die zware tijden hadden hun tol geëist, al vóór die laatste rampzalige jaren toen Woestijnwind door verraad en de bloederige represailles van de veiligheidstroepen gedecimeerd was.

Maar ondanks zijn eerdere twijfels begon het erop te lijken dat de Jedi inderdaad het antwoord op zijn gebeden waren; wie weet zouden zijn klein­kinderen minder lang hoeven kruipen en stof moeten eten als Val Zsing vóór hen.

Hij had de feestelijkheden gadegeslagen, had met nuchtere goedkeuring gezien dat de twee Jedi zich ietwat gereserveerder opstelden, zoals het lei­ders betaamde, en zich beleefd en onopvallend aan de vrolijkheid onttrok­ken hadden.

Deze Jedi waren verantwoordelijk en toonden respect. Vreemd volk, allemaal: de mensen, de klonen, de Nautolaan... en die Vippit helemaal. Bevend van angst toen het reddingsteam zijn capsule vond, maar in het kamp was hij meteen aan de slag gegaan met inlichtingen verzamelen. Zo scherp als een laserscalpel, dat weekdier.

Als puntje bij paaltje kwam, had Thak Val Zsing het leiderschap van Woestijnwind verspeeld, maar in de oorlog waren ze aan de winnende hand. Geen slechte ruil. Geen slecht laatste hoofdstuk in het lange, vreemde leven van de achterkleinzoon van een moordenaar, een geschiedenisleraar die mijnwerker en anarchistenleider geworden was.

En dus zocht Val Thak Zsing een goede fles Chandrilaanse cognac voor zichzelf uit en wandelde naar een van de achterste grotten om ervan te genieten — een slokje van een thuiswereld die hij wellicht nooit meer zou zien. Er waren maar twee dingen waar Thak Val Zsing van genoot: vechten en drinken.

De fles was driekwart leeg toen het hem even zwart voor de ogen werd. Hij liet zich tegen de wand van de grot zakken en keek naar de tollende stalactieten. En ze tolden zo opgewekt voor zijn aangenaam troebele ogen dat hij met een kreet van genoegen de fles leegdronk. Op het moment dat hij zijn laatste slok nam en langzaam weggleed in een warme, donkere tunnel naar de hemelse slaap, hoorde hij een krakend geluid, gevolgd door een tweede. En toen kwam de grond onder zijn voeten omhoog.

Hij keek nieuwsgierig en hoofdzakelijk geamuseerd omlaag. In de verte hoorde hij het getinkel en gedreun van de muziek door de grotten galmen. De opgewekte stemmen hoorde hij niet, maar Val Thak Zsing wist dat er ook gezongen werd. Eén ding was zeker: na een aarzelend begin, waarin de Jedi een of andere ingewikkelde zwendel geprobeerd had, waren ze weer op het goede spoor gekomen door het programma van bliksemaanvallen en sabotage waar Woestijnwind al die jaren geleden mee begonnen was. En deze keer zou het succes hebben.

Terwijl hij zich in die gedachte koesterde, hoorde hij dat krakende geluid opnieuw. Thak Val Zsing rolde op zijn harde ronde buik, zodat de grot weer rechtop stond en knipperde met zijn troebele ogen.

Een rotsblok rolde opzij en onthulde een spleet in de grond — misschien een van de duizenden microtunnels waar deze bergen mee doorzeefd wa­ren. De meeste waren te klein voor een mens en vormden geen gevaar voor hun veiligheid. Misschien een wroetende mannelijke tsjitlik...

En toen kroop het eerste donkere, vormloze ding te voorschijn.

De vier plastidroids en hun metgezellen, de jk's, hadden honderd kilometer afgelegd met een gemiddelde snelheid van minder dan tien kilometer per uur. Ze hadden er een halve dag over gedaan om hun doel te bereiken, onvermoeibaar door de stoffige tunnels kruipend op weg naar hun prooi. De droids kropen niet altijd in een rechte lijn. Als de tunnels zich vertakten, kozen sommige soms een ander pad. Als het te veel af begon te wijken wroetten ze onder de grond door om de juiste richting weer te vinden of keerden terug. Als ze een obstakel tegenkwamen dat zich niet weg liet duwen of waar geen weg doorheen was, zochten ze een nieuwe route die er omheen leidde. Toen de sensoren op hun huid de eerste muzieknoten op­vingen, verlegden ze hun koers naar hetzelfde punt en waren de fractaal in kaart gebrachte alternatieve routes op slag vergeten. Machines konden geen zucht van verlichting slaken, maar iemand met een levendige fantasie zou een zekere gretigheid gezien hebben in de manier waarop ze hun tempo versnelden toen ze uit de vloer van de grot kwamen.

De plastoïde infiltratiedroid wroette zich door de rotsbodem heen door het gesteente waar nodig te vergruizen of te smelten. In zijn kielzog volgden een tweede, derde en vierde exemplaar.

Achter hen kwamen de jk's, zodat ze tenslotte allemaal trillend in die lege grot stonden — leeg op een dronken mens na die ze met troebele ogen bekeek en meende dat de drank die zijn pijn verdoofd had hem nu halluci­naties voortoverde.

De vier plastidroids leken op reusachtige protozoa vol donkere mecha­nische puzzelonderdelen in plaats van celkernen of organellen. Nu ze op de bestemde plek waren, begonnen de magnetisch gecodeerde onderdelen in het doorzichtige lichaam zich langzaam naar elkaar toe te bewegen en in elkaar vast te haken. Naarmate meer stukken metaal en plastine elkaar vonden, begonnen nieuwe ledematen zich als nachtmerrieachtige silhouet­ten af te tekenen onder de doorzichtige huid, die steeds verder uitgerekt werd.

De jk's leken toe te kijken, terwijl de vier zakken plastine en metaal schudden en beefden. Alle vier werden uitgerekt door de zich samenvoe­gende metalen onderdelen in hun binnenste en uiteindelijk lagen er geen amorfe zakken meer, maar stonden er vier kant-en-klare infiltratiedroids — gigantische monsters op rupsbanden, drie keer zo hoog als een mens en met zwaar gepantserde lijven en een lange, flexibele nek.

Thak Val Zsing keek ernaar zonder te begrijpen wat hij zag, lachend om de absurditeit van zijn hallucinatie. In het verleden had hij soms nog vreem­dere dingen gezien als hij dronken was, zij het niet vaak. Het was vreselijk komisch allemaal.

Hij bleef grinniken tot de eerste infiltratiedroid vrijwel compleet was. Pas toen begon het silhouet hem plotseling afschuwelijk bekend voor te komen: het leek op dat van een moordenaardroid die vijf jaar geleden een staking van de mijnwerkersbond verpletterd had.

Terwijl het silhouet langzaam registreerde in zijn door alcohol benevelde brein, realiseerde hij zich dat zijn dood op een onmogelijke manier uit de grond onder zijn voeten was opgerezen. Hij stond op en viel struikelend tegen de rotswand. En toen pas besefte hij dat hij zich al die tijd vergist had, dat deze beelden geen hallucinatie waren, maar schrikwekkende werkelijk­heid.

In het leven van elk levend wezen komen momenten voor die het leven bepalen, momenten waarop je actief ingrijpt — of niet. Er zijn dingen die, als ze eenmaal zijn gebeurd, nooit meer teruggedraaid kunnen worden. Thak Val Zsing was dronken, en misschien kon je hem dit daarom niet aanrekenen. Bovendien was hij oud en een veteraan van meer aanslagen met Woestijnwind dan hij kon tellen. Misschien krijgt iedereen in dit leven een specifieke portie moed toebedeeld en is er, als die eenmaal opgebruikt is, gewoon niets meer over.

Tot het eind van zijn dagen brak Thak Val Zsing zich het hoofd om een verklaring te vinden - niet voor anderen maar voor zichzelf — voor het feit dat hij niets deed behalve onder een overstekende rotsrichel kruipen en bevend blijven liggen, snikkend van angst en ellende.

En hij liet na alarm te slaan uit angst zijn aanwezigheid aan de moordma­chines te verraden.

Het was het soort keus dat iedereen bespaard zou moeten blijven: te kiezen voor je leven ten koste van je ziel.

Terwijl de jk's geduldig wachtten, liep er smeermiddel uit de plastinen huid die zich nog steeds strak om de volledig geassembleerde metalen lijven van de infiltratiedroids spande. Toen scheurden ze een voor een open, als het vruchtvlies rondom een metalen baby.

De jk's snoven de lucht op als levende wezens, alsof ze ernaar snakten hun taak te vervullen.

En wie weet deden ze dat ook, op hun eigen mechanische manier.

54

Kit Fisto leunde tegen de ruwe rotswand en liet zijn tentakels mee dansen op de maat van de muziek. Hoewel zijn uitdrukking niet veranderde, vond hij het amusant dat hij onwillekeurig door deze primitieve melodietjes mee­gesleept werd. Zoals de meeste Jedi was Kit niet op zijn thuiswereld groot­gebracht, maar in de hallen van de Tempel. Uit belangstelling had hij even­wel een studie gemaakt van de gebruiken op Glee Anselm, waarbij hij een grote liefde voor hun muziek had opgevat. Op Glee Anselm zou niemand het in zijn hoofd halen een lied te spelen dat niet minstens drie verschillende ritmes en een veel complexere melodie had. Toch had deze muziek best iets aantrekkelijks. Na een poosje stak hij een hand op en zei: 'Stop! Ik zou graag meedoen.'

De musici hielden op met spelen, verbaasd dat de normaal zo zwijgzame Nautolaan zijn mond opengedaan had en al helemaal dat hij gevraagd had om mee te doen. Nerveus boden ze hem de beschikbare instrumenten aan. Kit bekeek ze en koos een gecombineerd snaar- en blaasinstrument uit. 'Dit is prima.' Hij zag Obi-Wan en Doolb Snoil naar hem kijken en besloot zich extra in te spannen. Obi-Wan had zich een van de vaardigste krijgers be­toond die Kit Fisto ooit gekend had en hoewel sommige mensen het een Jedi onwaardig zouden hebben gevonden, wilde hij zijn metgezel impone­ren met de muziek van zijn thuisplaneet.

Hij nam het instrument ter hand en begon blazend en tokkelend elkaar aanvullende melodieën te spelen. Het duurde even voordat hij vertrouwd raakte met het instrument en ondanks zijn enorme bedrevenheid waren er noten die hij niet kon halen en akkoorden die hij niet kon spelen. Geen nood. Net als zijn voorzaten had Kit zich de kunst van het onderwatermusiceren eigengemaakt. Hij kon ook spelen in de lucht, hoewel dit ijlere medium de muziek een ander karakter gaf. Daar moest hij zijn spel op aanpassen, en zijn soepele geest en vingers hadden daar maar enkele secon­den voor nodig. Toen zijn tonen vloeiender en lieflijker werden, vielen de andere musici hem bij op snaar- en blaasinstrumenten. Daarna verhief een aantal stemmen zich in een woordeloos lied en een melodie die hem bijna heimwee gaf. Cestus was een dorre planeet, maar deze Cestianen waren een goed volk.

Toen kwam het ultieme compliment: een aantal van de dapperste gasten stond op en begon te dansen, hoewel ze in het begin moeite hadden de juiste maat en het juiste ritme te vinden. Bij Nautolaanse muziek was het belang­rijker om naar de pauzes tussen de noten te luisteren dan naar de noten zelf, die in vrij willekeurige groepen gearrangeerd waren. Toen schenen ze de slag te pakken te krijgen en begonnen ze zich echt te vermaken. Snoils lange, vlezige nek wiegde heen en weer op de maat, terwijl zijn oogsprieten het contrapunt verzorgden.

Plotseling verstijfde Kit. Hij kneep zijn donkere ogen tot spleetjes voor­dat zijn bewuste geest het gevaar onderkende.

De ruwe vloer van de grot trilde alsof hele stukken van de berg zich losgerukt hadden en in het donker op hen af slopen.

Een bebaarde mijnwerker uit de provincie Clandes kwam uit de achterste grotten gerend. 'Indringers!' krijste hij. Toen flitste er iets, zijn kreet brak af en hij rolde als een zak rokende vodden over de grond.

Wat ter melkweg is dat?' schreeuwde Skot OnSon, terwijl zijn schouder- lange haar wild heen en weer zwaaide.

'Dit... dit kan toch niet,' zei Fisto, die als aan de grond genageld bleef staan van verbazing. Iets verscheen in de gang die uit de achterste grotten kwam. De nek leek op een slang, maar hij was mechanisch en er stond een kop op die zowel wapen als sensor was. Het lijf waar de nek aan vastzat, was bijna twee keer manshoog, en samengesteld uit meer onderdelen dan je bij iets van die omvang voor mogelijk zou houden, bijna alsof het opgebouwd was uit speeltjes uit de speelgoedkist van een kind. Het bewoog zich voort op rupsbanden en over zijn lijf spande zich een dunne hoes van plastine. Kits hersenen draaiden op volle toeren - diep in zijn achterhoofd was hij er zeker van dat hij wist wat dit was.

'Vlucht!' schreeuwde Skot, en met dit ene woord bereikte hij wat het plotseling opduiken van de monsters niet had kunnen bewerkstelligen: ie­dereen kwam in beweging.

De feestvierders renden naar de uitgang. De algehele paniek maakte het de soldaten moeilijk hun wapens te gebruiken uit angst dat ze hun eigen mensen zouden raken. De straler van de infiltratiedroid vuurde opnieuw en nog eens twee soldaten van Woestijnwind vielen in het stof.

Toen de andere krijgers hun vrienden te hulp schoten, kwamen de jk's in actie: onstuitbaar, redeloos, onkwetsbaar en onontkoombaar. Een duize­lingwekkende verscheidenheid van schoktentakels, elektrische netten, ver­dovingspijltjes en straalschichten barstte los.

Het was onmogelijk hun bewegingen te voorspellen of eraan te ontsnap­pen. Met werktuiglijke kalmte vingen de jk's de ene mijnwerker na de andere en sponnen hem in een cocon.

'Wat zijn dat?' riep Skot, naar de uitgang rennend. 'Dit is onmogelijk!'

Kit hief zijn lichtzwaard en activeerde de smaragdgroene kling. Zijn zenuwen tintelden. Obi-Wan had gelijk. Deze hele operatie was vanaf het begin een faliekante mislukking geweest.

'Onmogelijk? Dat moet je tegen hun zeggen!' schreeuwde Sirty, maar het

was snel gedaan met zijn sarcasme. Wat moeten we doen, generaal?'

Kit keek snel om zich heen, zoekend naar Obi-Wan. Als de andere Jedi zich in de juiste positie bevond, zou het mogelijk zijn —

Geen tijd meer om na te denken. Een van de droids had een gezin van vier personen naar de rand van de afgrond gedreven. De tentakel met de straler draaide zich naar hen toe.

'Geef me dekking!' riep Kit, en zette het op een rennen. Hij voelde de tinteling voordat de straal hem trof en sprong opzij. Woest en vastbesloten zigzaggend in een geïmproviseerde versie van Vorm 1 snelde hij in een oogverblindende vaart het doodsbange gezin te hulp, links en rechts straalschichten ontduikend.

Sissende schichten zoefden rakelings langs hem heen. Waar ze de wan­den raakten, spatte het gesteente rokend uiteen. Een felle elektrische schok trok door hem heen toen een schicht langs zijn been schampte en tegen de grond sloeg. De Nautolaan was al van richting veranderd voordat de straler zijn richting uit wees. Kit dankte zijn Jedi-vaardigheden en wist dat zijn enige hoop erin bestond buiten hun bereik te blijven. Dit waren persoonlijke veiligheidsdroids waarvan de tactische chips kennelijk niet vervangen wa­ren. Dat zou hun doelmatigheid als instrumenten van agressie verminderen, maar evengoed...

Hij had de infïltratiedroid intussen bereikt en met één houw van zijn lichtzwaard hakte hij de rupsbanden door. De droid wankelde en viel tegen de andere aan. Een van de andere droids werd uit zijn evenwicht gebracht, maar slaagde erin overeind te blijven. Hij draaide zich om en nam Kit onder schot.

Eindelijk zag Kit waar Obi-Wan was. De Jedi had zich teruggetrokken in de schaduwen en viel de droids met grimmige vastbeslotenheid van achte­ren aan, bijgestaan door twee kloonsoldaten. Hun stralers waren te zwak om de indringers tegen te houden, maar bleken uitstekend geschikt om hun aandacht af te leiden en Obi-Wan in staat te stellen ze ongezien te benade­ren. Zijn lichtzwaard vlamde en hakte door rupsbanden heen. Toen een van de droids op de grond viel, sprong Obi-Wan erop af en reet de metalen onderbuik van het monster open. Tandwielen en plastine spiralen puilden naar buiten.

Vette rook vulde de grot. Mijnwerkers, kloonsoldaten en Jedi werden omhuld door een dunne, stinkende damp. Het gas was niet giftig, maar even later begon iedereen te hoesten en te kokhalzen.

En al die tijd bleven de jk's de ene na de andere mijnwerker gevangen nemen. Niets kon ze tegenhouden. Niets kon ze vertragen. Het was alsof ze mikten op de plek waar mensen naar op weg waren in plaats van waar ze zich op dat moment bevonden. De infiltratiedroids hadden hun zwakke plekken, maar de jk's leken volstrekt onaantastbaar.

Obi-Wans zintuigen tintelden en hij draaide precies op tijd om zijn as om te

zien dat hij door een infiltratiedroid onder schot werd genomen. Hij had geen plaats en geen tijd om weg te springen, alleen maar om zijn lichtzwaard te heffen en het dodelijke salvo af te wachten.

Een oogverblindende explosie raakte de droid van de andere kant en bracht hem aan het wankelen, lang genoeg om Obi-Wan de gelegenheid te geven naar hem toe te springen en zijn rupsbanden door te hakken. Het mechanische monster viel steigerend opzij, stalagmieten verpletterend on­der zijn zware lijf.

Obi-Wan keek naar de plaats waar het schot dat hem gered had vandaan gekomen was — en zag Doolb Snoil naar hem zwaaien. Zijn korte armpjes hielden een van de draagbare kanonnen tegen zijn schild gedrukt.

Ondanks hun hoogst benarde situatie kon Obi-Wan een glimlach niet onderdrukken. Na al die tijd had Snoil zijn schuld aan de Jedi dubbel en dwars terugbetaald, ook al hield het ditmaal in dat hij zijn bevelen genegeerd had.

Toen hoorde hij iets kraken boven zijn hoofd. De steigerende droid had een stalagmiet beschadigd en die kwam nu omlaag. 'Snoil!' riep Obi-Wan, maar het was al te laat. De procureur keek omhoog op het moment dat de stenen spies op zijn schild viel, het harde pantser doorboorde en diep in het kwetsbare vlees eronder drong.

Binnen enkele seconden stond Obi-Wan naast hem. Hij nam Snoils zware, vlezige hoofd in zijn armen en voelde aan de snel dalende lichaams­temperatuur van de Vippit dat zijn ergste vrees bewaarheid werd. Zijn vriend was stervende.

Snoils oogsprieten richten zich op hem. 'Mijn schuld is ingelost, niet­waar?'

'Jazeker.' Obi-Wan had de kleine gekleurde vlekjes op Snoils nek nog nooit gezien. Ze staken helder groen en blauw af tegen de bruinige huid, maar werden zienderogen doffer.

'Als er sprake is van een gevechtsbonus, zorg er dan alsjeblieft voor dat mijn broedgenoten het volle bedrag ontvangen... en...' De ogen aan het eind van zijn oogsprieten werden glazig. 'En zorg dat er geen belasting op gehe­ven wordt. De overeenkomst die we na onderhandelingen door mijn groot­vader met de Republiek gesloten hebben...' zei hij trots. Hij hoestte. Een groene luchtbel borrelde op in zijn mond en nog voordat die barstte, werd hij stil.

Obi-Wan legde Snoils hoofd zacht op de grond. 'Een groot advocaat van een grote lijn,' zei hij.

Daarna wierp hij zich weer in het gevecht.

Jangotat zat ingeklemd tussen een groep mijnwerkers en een aanstormende jk. De weg door de voorste grot leek vrij, maar zijn instinct vertelde hem dat de vijandelijke troepen de ingang van de grot waarschijnlijk onder schot hielden, klaar om vluchtende anarchisten neer te maaien.

Hoe had deze ramp kunnen gebeuren? Generaal Kenobi had gelijk: er zat hier meer achter dan ze zich realiseerden.

Maar het was zijn plicht om bevelen op te volgen en zijn natuurlijke neiging om ongewapende en onschuldige burgers te beschermen.

Vanaf zijn schuilplaats achter een enorme stalactiet nam hij de droids keer op keer onder vuur met zijn straalgeweer, maar de blauwe laserschich­ten schampten af zonder schade aan te richten. Toen Resta en een andere strijder van Woestijnwind eveneens het vuur openden, draaide de jk zich om. Hij trof de man met zijn verdovingsdraad, maar Resta sprong met verrassende lenigheid opzij.

Was dat de enige manier om aan die duivels te ontsnappen? Door een vriend op te offeren?

De grot schudde onder een harde klap en hij zag opnieuw een infiltratiedroid tegen de grond slaan. Dat gaf hem moed. In de opening flitste een licht, gevolgd door geschreeuw. Lichamen en brokstukken vlogen naar bin­nen en dichte rookwolken kolkten omhoog. Onder het puin klonk gegil en gekreun.

Daar had je het al. De val was dichtgesprongen en de druk was verplet­terend.

'Zijgrotten!' schreeuwde iemand. De mijnwerkers, boeren en soldaten van Woestijnwind renden weg. Jangotat stond met zijn rug tegen de wand, terwijl de mijnwerkers de zijgrot in vluchtten. De berg zat vol met dat soort tunnels, veel te veel om allemaal door de vijand bewaakt te worden. Veel van zijn kameraden zouden ontsnappen en de strijd voortzetten... hoopte hij.

Opnieuw sloeg een droid tegen de grond. Was dat de derde infiltratiedroid? Hoeveel waren er nog over? Als het vuren buiten ophield, zouden ze misschien een kansje maken. Maar toen dat niet gebeurde, wist hij dat ze ten dode opgeschreven waren.

Toen hij de groene vloeistof zag die uit Doolb Snoils verpletterde schild borrelde, kreeg hij een diep gevoel van spijt. De advocaat was van onschat­bare waarde geweest. Op zijn eigen manier had de Vippit zelfs moed ge­toond.

Hij ving een glimp op van de Jedi, groots en onbevreesd in de strijd, anderen leidend door woord en daad. Meer dan af en toe een glimp zag hij niet, zo snel bewogen ze zich van de ene schuilplaats of hinderlaag naar de andere, alleen maar te voorschijn springend om een poot af te hakken of een onschuldige boer te beschermen. Opnieuw schepte hij moed. Mis­schien —

Toen zag hij tot zijn ontsteltenis Sheeka Tull. Waar kwam die vandaan? Waarom had hij haar niet eerder gezien? Hij wist dat hij zich net als de rest naar de zijgrotten terug hoorde te trekken, maar Sheeka zat in de val. Ze zat ineengedoken achter een rotsblok. Misschien wist ze niet waar ze heen moest.

'Sheeka!' riep hij, maar ze hoorde hem niet in het gedruis. Er zat maar één ding op — hij rende zijn schuilplaats uit, pakte haar beet en trok haar achter een rotsblok op het moment dat de laatste infiltratiedroid op hen vuurde. Hij hoorde zichzelf schreeuwen en zag de wereld opgaan in een explosie van licht. En toen werden alle beelden, geluiden en gewaarwordin­gen opgeslokt door de duisternis.

55

Sheeka Tull had met zichzelf gedebatteerd of ze wel of niet naar het feest zou gaan, want ze was niet helemaal gerust op haar dieper wordende relatie met de kloonsoldaat die ze nu Jangotat noemde. De kans was groot dat ze, als ze naar het kamp ging, nog verder in deze relatie verstrikt zou raken. Maar ze had haar twijfel overwonnen en nu vervulde haar beslissing om toch te gaan haar met evenveel afschuw als blijdschap.

De onverwachte aanval van de droids had haar totaal overrompeld en ze kon haar beven niet onderdrukken. De droids leken uit haar ergste nacht­merrie te zijn opgestaan en ze voelde dat haar geest op het punt stond er de brui aan te geven en het bewustzijn te verliezen om haar de verschrikking van een pijnlijke dood te besparen. Ze bleef als verlamd zitten toen de gigantische droid haar op de korrel nam... maar toen sloeg iets of iemand van rechts de adem uit haar longen en werd ze achter een rotsblok gesleurd. En die iemand bleek Jangotat zelf te zijn. Hij moest haar met gevaar voor eigen leven beschermd hebben. Op hetzelfde moment scheerde een van een rotsblok achter haar afschampende straalschicht langs zijn rug. Zijn gezicht vertrok van pijn en hij beet tot bloedens toe in zijn onderlip. Zijn kleren vlogen in brand en zijn rug was zwart geblakerd. Hij viel bewusteloos van haar af, terwijl de rook uit zijn overhemd en broek kringelde. Dood?

Nee. Ze voelde zijn hartslag. Alleen maar verdoofd. Zelfs half bewuste­loos tastten Jangotats handen zoekend rond, alsof ze zijn geweer zochten. Ze vond het en legde het in zijn handen. Zijn vingers klemden zich erom­heen en hij beefde alsof hij zichzelf wakker wilde maken.

Alsof oorlog het enige was wat hij kende of ooit zou kennen.

Het gillen en schreeuwen steeg tot een bloedstollende climax. Toen stierf het weg. Ondanks de zware explosie die de grot op zijn grondvesten deed schudden, waagde ze een snelle blik om het rotsblok.

Verscheidene rekruten waren in een heldhaftige strijd gewikkeld met een moordenaardroid die zo groot was dat hij het plafond raakte. Hun gecon­centreerde straalvuur slaagde erin het monster zowaar een stap terug te drijven. Links van haar absorbeerde een goudkleurige droid met de vorm van een zandloper schijnbaar moeiteloos een soortgelijke voltreffer, terwijl zijn tentakels in het rond zwiepten en de ene mijnwerker na de andere uitschakelden.

De zijgrotten leken nog steeds veilig. Terwijl ze Jangotat die kant uittrok, kwam ze halverwege een lange, magere, blonde mijnwerker tegen, Skot OnSon. Ze herkende hem amper. Gisteren was hij nog een jongen. Nu had hij de ogen van een oude man.

'Kan ik je helpen hem hier weg te halen?' vroeg OnSon met één oog op het strijdgewoel. Oogverblindende schichten doorkliefden de grot. 'Oké.'

OnSons masker van kalmte dreigde te breken. Door het zien van Jangotats verbrande gezicht? Wat had de jongen zo van zijn stuk gebracht, juist op het moment dat hij zijn best deed om ergens nieuwe moed uit te putten? Of gebruikte hij dit als een excuus om dit knekelhuis te ontvluchten?

Samen trokken ze Jangotat naar de betrekkelijke veiligheid van het don­ker. De tunnels achter hen lichtten op onder de laserschichten. Kreten echoden door de grotten, terwijl ze in de doolhof van kronkelende zijtun­nels verdwenen, op zoek naar een dubieuze veiligheid.

56

Obi-Wan leidde een groepje van zes vluchtelingen door het donker over de oneffen grond naar een zijgrot. Achter hen hoorde hij het gekletter van een achtervolgende droid. Zijn groep had maar drie stralers en omvatte twee kinderen. Met enig geluk zou de grot zo nauw worden dat de grotere droids buitengesloten werden. Zou een van de jk's hen in het oog krijgen? Als dat gebeurde, waren hun laatste uren waarschijnlijk geteld.

In het voorbijrennen voelde hij webben. Oud? Nieuw? In enkele ervan hingen gevleugelde reptielen die ongeveer zo groot waren als zijn hand en hij herinnerde zich een verhaal van Kit over de eerste dagen die de vvc's in de grotten doorgebracht hadden. Wat was het ook weer?

'Generaal Kenobi!' riep Resta, hem opschrikkend uit zijn wanhopige speurtocht in zijn geheugen. Het duurde maar even voordat hij de nieuwe bedreiging zag: de grot was inderdaad nauwer geworden en de uitgang werd geblokkeerd door vier gigantische grotspinnen die hen met gloeiende rode ogen aanstaarden.

Hoe kon hij dit vergeten hebben? Kit had de spinnen weliswaar uit de grootste grotten verdreven en ze met sensoren en mijnen uit de buurt weten te houden, maar door de zijgrotten in te vluchten waren deze ongelukkige mensen van de regen in de drup geraakt.

De spinnen sisten en Obi-Wan activeerde zijn lichtzwaard. Spinnen voor hen. Droids achter hen. Ze zaten in de val en misschien was het enige wat er opzat zijn leven zo duur mogelijk te verkopen...

Toen realiseerde hij zich dat de spinnen niet tegen hen sisten. Nee. Ze sisten tegen de naderende jk droid, en hij begreep waarom. De droid was uiteengevallen op de manier waarop een andere droid dat — een leven geleden, leek het wel — in de arena gedaan had: in segmenten die zich aan de grond vastklemden als de ledematen van een spin met een klein lichaam en zware poten. Misschien hadden de spinnen een jk een net naar een vluchtende mens zien gooien en beschouwden ze de droids als een vreemde spinnensoort van wie ze meer te vrezen hadden dan van mensen.

Hoe het ook zij, ze verdedigden hun territorium instinctmatig en met enorm geweld.

En de jk leek de uitdaging aan te nemen. Zijn tentakels verdoofden verscheidene spinnen, maar de rest weefde zijden webben, terwijl de men­sen zich terugtrokken in het donker.

Het was een van de bizarste schouwspelen die Obi-Wan ooit gezien had.

De spinnen konden de jk niet tegenhouden, maar hem wel vertragen met hun spinsels en door er horden kleinere spinnen op af te sturen. De grot vulde zich met spinrag en verdoofde, rokende spinnen, maar ze bleven komen. Obi-Wan slaagde erin zijn mensen naar een veilige plek te loodsen, maar keerde terug om de spinnen stelling te zien nemen tegen de jk.

De jk begon laserschichten op de spinnen af te vuren tot...

Zijn batterijen begonnen op te raken! realiseerde Obi-Wan zich. Het apparaat had waarschijnlijk het equivalent van honderd soldaten verslagen, maar zijn batterijen raakten uitgeput. De spinnen bestookten de jk met nog meer spinrag en Obi-Wan schreeuwde tegen zijn mensen de stalactieten boven de jk onder vuur te nemen en het apparaat onder puin en spinrag te begraven. Zelfs toen bleef de jk proberen zich te bevrijden. Zijn energie was vrijwel uitgeput, maar hij weigerde zijn pogingen zijn vijanden te bereiken op te geven.

Ongelooflijk.

Obi-Wan wendde zich tot de spinnenclan. Een enorm rood wijfje kroop langzaam naar hem toe, haar jongen beschermend met haar lichaam. Obi- Wan en het wijfje staarden elkaar aan en hij las bewustzijn in haar ogen. Ze waren geen vrienden, geen bondgenoten, maar ze hadden samen tegenover dezelfde vijand gestaan.

Het vrouwtje boog haar voorste poten in een buiging. Obi-Wan hief zijn lichtzwaard in een groet. De spin kroop langzaam terug naar de schaduwen, samen met haar kroost.

'Laat je ze gaan?' fluisterde een van de boeren.

'We laten elkaar gaan,' corrigeerde hij hem. 'Geen gunsten. Alleen maar respect.'

De spinnenclan was opgeslokt door het duister. De indringers zouden spoedig verdwenen zijn en dan behoorden de grotten weer aan de spinnen toe. En wat dan? Zou het achtpotige spinnenvolk ooit weer in het zonlicht kunnen leven?

Misschien. Het was mogelijk dat er een manier bestond om dat te be­werkstelligen. Maar eerst moest hij het vege lijf zien te redden.

'Kom,' zei hij. We moeten een weg naar buiten zien te vinden.'


57


Sheeka deed er een vol uur over om de uitputtende trektocht naar de bui­tenlucht te maken. De eerste tien minuten hoorden ze verre explosies en schreeuwende stemmen achter zich. Daarna... niets meer. De jonge mijn­werker met het goudblonde haar hielp haar tot het eind, maar zodra hij zag dat ze buiten waren, zei OnSon: 'Ik moet terug.'

'Nee.' Ze klemde haar handen om zijn arm. 'Dan word je doodgescho­ten.'

'Misschien. Misschien.' OnSon onderzocht de gewonde kloon. 'Zorg goed voor hem. Hij heeft uitstekend gevochten.' En hij verdween weer in de tunnel.

Sheeka veegde het stof van haar gezicht. Het fijne stof en gruis van de rotsen leek zich in elke plooi van haar lichaam genesteld te hebben. Het duurde even voordat ze zich kon oriënteren. Ze bevond zich aan de andere kant van de bergrug. Prima. Dat was de kant waar ze Spindragon verborgen had.

Een boog van licht spleet de zuidelijke hemel open — het gevecht in de grot was nog steeds niet beslecht. Het verre gebulder van de gevechtssche­pen van de planetaire veiligheidstroepen vulde haar oren.

In de diepten van die grotten had pure chaos zich een weg naar de levende wereld gebaand. Heel even werd ze innerlijk verscheurd. Kon ze iets doen? Werden haar vrienden verminkt en afgeslacht, vrienden die ze misschien zou kunnen redden? Toen stiet Jangotat een zacht gekreun uit en bleef voor haar nog maar één keuze open: onmiddellijk medische zorg vinden voor de kloonsoldaat. Hulp halen voor de man die haar ten koste van zijn eigen vlees beschermd had. Ze sleepte hem over het rotspad naar beneden. Jango begon bij te komen. Een paar minuten sidderde hij van de pijn en toen deed hij iets met zijn riem. Zijn lichaam ontspande zich vrijwel onmiddellijk. Ze raakte in paniek toen hij verslapte en een dood gewicht werd, maar toen hij probeerde overeind te komen concludeerde ze dat hij zichzelf een pijnstiller had toegediend die hem versufte maar wel in staat stelde te lopen.

Ze ondersteunde hem, erop toeziend dat ze geen van de door de schicht van de droid verbrande plekken aanraakte. Met knikkende knieën en af en toe door zijn enkels zakkend strompelde hij met haar mee. Ze was blij toen hij na enkele minuten iets van zijn eigen gewicht begon te dragen.

Samen strompelden ze langs de pas naar beneden en daar, verborgen in een doolhof van schaduwen, stond Spindragon. De spieren in haar benen en rug schreeuwden om rust, maar Sheeka negeerde het en bleef doorgaan met Jangotat naar het schip loodsen... naar de vrijheid.

'Laat... me... hier,' hoorde ze hem fluisteren, en ze schrok toen iets in haar het stilzwijgend met hem eens was dat dit de beste oplossing was. Maar Sheevis Tull, de man die haar had leren vliegen, had haar ook geleerd de zwakke, verraderlijke stemmen in haar hoofd te negeren. Ze verdreef ze en concentreerde zich op haar taak. Ademhalen, trekken, rusten. Ademhalen, trek­ken, rusten...

Al spoedig was ze vergeten hoeveel keer ze geademd en getrokken had, maar tenslotte werd Spindragon zich bewust van haar nabijheid en werd de automatische loopplank uitgeschoven — een verstandige, zij het peperdure aanschaf. Ze klauterde de loopplank op, terwijl Jangotat zich met voelbaar afnemende kracht aan haar vastklampte. Hij kreunde bij het kleinste schok­je, alsof de pijn zijn zenuwen rauw schuurde.

Nog een paar wankelende stappen en ze waren in het schip. Sheeka liet Jangotat op een versnellingsbank zakken en begon aan haar voorbereidin­gen.

'Maak je maar niet ongerust,' riep ze hem toe. We maken dat we hier wegkomen.'

Ze had de indruk dat hij flauwtjes glimlachte toen hij zijn vuist balde in een gebaar dat ze hem tegen de andere klonen had zien maken. Ze meende dat het 'wegwezen' betekende. Sheeka beet op haar tanden en wendde zich naar het controlepaneel. Ze zou natuurlijk iets aan hem moeten doen, maar haar eerste zorg was heelhuids uit deze bergen ontsnappen.

Volgens haar scanners kwamen vier vijandelijke schepen haar kant uit. Tijd om te vertrekken.

Alle systemen waren gereed. Sheeka startte haar motoren en liet Spindra­gon langzaam van de grond komen. Ze liet het schip om zijn as draaien toen de eerste vijandelijke schepen boven de kartelige rotsen van de horizon verschenen.

Ze maakten hun bedoelingen meteen duidelijk door een schicht af te vuren die sissend op haar toe schoot en vonken en vloeibaar gesteente uit de rotsen sloeg.

Haar gezicht vertrok tot een grauwend masker: de dochter van Sheevis Tull liet zich niet zo makkelijk te grazen nemen. Ze had vaker met haar leven gespeeld door in volle vaart vlak boven de grond door deze passen en dalen te scheren dan haar lief was. Al die andere keren had ze het risico gelopen gearresteerd, opgesloten, van haar vliegbrevet beroofd te worden, maar dit was anders. Ditmaal was het een kwestie van leven en dood.

Zonder verdere aarzeling liet Sheeka haar schip opstijgen en in volle vaart koers zetten naar het zuiden, haar transponderbaken vervormend om te voorkomen dat het herkenbare signalen uitzond. Nu hoefde ze er alleen nog maar voor te zorgen dat ze niet in een exploderende vuurbal uit de lucht geschoten werd.

Waarbij alleen nog maar rijkelijk optimistisch uitgedrukt was.

Was haar schip maar gewapend! Maar Spindragon vloog te vaak naar en van de grote steden en werd elke week gescand. De Vijf Families waren doodsbang voor een nieuwe opstand en verboden alle atmosfeerschepen vaste bewapening te dragen.

De schepen die haar achtervolgden waren tweepersoons militaire eenhe­den, gebouwd voor verkenningsvluchten op lange afstand en het achtervol­gen van... tja, schepen zoals het hare. Een en al brein en spieren. Maar wie weet zou ze de dans toch weten te ontspringen...

In tegenstelling tot haar achtervolgers kende Sheeka Tull de mijnen op haar duimpje.

Ze schoot omhoog, maakte toen een steile duik en verdween in een opening die weinig meer was dan een gapende scheur in de woestijn. Met een snelheid die haar maag in haar keel duwde schoot ze recht naar beneden, het schip op het laatste moment horizontaal trekkend en een scherpe bocht naar rechts makend.

De veiligheidsschepen zaten vlak achter haar aan. Nu moest ze ervoor zien te zorgen dat ze haar uit het oog verloren. De dikke mineraallagen zouden het bereik van hun scanners drastisch beperken en de kans was groot dat ze in de doolhof van tunnels zouden verdwalen, in welk geval zij de beste troeven in handen had.

Maar eerst —

Een verblindende lichtflits deed de hele tunnel in wit licht baden. Met een gil sloeg Sheeka instinctief een hand voor haar ogen, zodat ze bijna de controle over haar schip verloor. Ze liet Spindragon een scherpe bocht be­schrijven en scheerde tussen twee enorme onderaardse zuilen door. Daarna sloeg ze een hoek om, liet het schip op de grond zakken en doofde haar lichten.

Zij kon de andere schepen horen, maar zij haar niet. Verre zoeklichten speelden over de gebroken rotswanden toen ze snelheid minderden en stapvoets de tunnels afspeurden.

Waar... zijn we?' vroeg Jangotat met hortende stem.

Sheeka liet zich uit haar pilotenstoel glijden en liep op haar tenen naar hem toe. 'Ssst,' zei ze. 'Ze kunnen ons horen.'

'Dat is niet zo best,' bracht hij hijgend uit.

Waarom niet?'

'Omdat ik denk dat ik het op een schreeuwen ga zetten.' Ondanks de pijn krulden zijn lippen in een bittere glimlach van zelfspot. 'Mijn pijnstillers zijn

op'

Ze zou hem het liefst in haar armen genomen hebben, maar in plaats daarvan zei ze: We redden het heus wel. Nog even volhouden.'

Sheeka had nog meer verrassingen in haar trukendoos, en een daarvan was speciaal bedoeld om scanners om de tuin te leiden: een truc die haar blind zou maken, maar haar achtervolgers eveneens. Het verschil was dat zij hier al vaker geweest was en zij niet.

Hoopte ze.

'Ik ga iets proberen,' zei ze. 'Als het niet lukt, dan...'

'Probeer maar,' zei hij, zijn ogen sluitend toen hij opnieuw begon te beven.

'Op de goede afloop,' zei ze. Ze boog zich over hem heen, veegde het bloed van zijn kin en kuste hem hard op de lippen. Zijn ogen werden groot van blijde verrassing en met een scheve glimlach liep ze terug naar haar plaats.

Het volgende onderdeel van haar plan zou gevaarlijk zijn. In de verte zag ze een zoeklicht tussen de stalactieten door schijnen en besloot dat dit haar beste kans was. Sheeka verrijkte het mengsel van haar brandstof tot absurd hoge waarden, zodat de onverbrande waterstof als dichte zwarte rook uit de uitlaten van Spindragon kolkte.

Enkele tellen later kwamen de zoeklichten haar kant uit. Paniek greep haar bij de keel, maar ze bracht haar ademhaling onder controle en liet het schip een paar meter van de grond komen — veel meer kon niet vanwege het lage plafond. Ze zette het schip in beweging. Ja... zelfs zonder licht zag ze in het weerkaatste schijnsel iets verderop een bocht in de tunnel, precies zoals ze zich het herinnerde. Als de rest nu ook klopte met wat ze in haar hoofd had...

Ze ging precies op tijd de bocht om: een sissende energieschicht sloeg vlak achter haar tegen de rotswand en dichte vette rookwolken verspreid­den zich door de tunnel. Het achtervolgende schip sneed achter hen langs door de dichte rook en vloog tegen de rotswand te pletter, in een vuurbal die de rookbezwangerde nacht even in klaarlichte dag veranderde.

Precies zoals ze verwacht had: de schepen waren snel en wendbaar, maar ze waren slecht bepantserd en hadden geen botsingsschilden. Het hele grottenstelsel lichtte op toen het schip explodeerde.

Dit was haar kans. Nog meer rook uitbrakend, nam Sheeka de gelegen­heid te baat om het schip laag boven de grond verder de tunnel in te sturen, wetend dat het verongelukte schip de rest naar zich toe zou trekken.

Daar kwam er al een, speurend als een roofdier. Dichte rookwolken kolkten uit de uitlaten van Spindragon, terwijl de motoren zwoegden op het absurd rijke mengsel. Maar ze wist dat de rook dicht genoeg was om haar aan het zicht te onttrekken.

Het naderende schip had twee zoeklichten die aan de gloeiende ogen van een sluipend roofdier deden denken. Een energieschicht sneed door het rookgordijn en sloeg tegen een wand, een rotsverschuiving veroorzakend die ze kon horen en voelen maar niet zien. Ze verstijfde toen een tweede schicht voorbij zoefde, maar bewoog zich niet. Het zoekende schip schoot zomaar in het wilde weg. Ze wisten niet waar ze was.

Maar Sheeka wel. Min of meer. Ze liet haar schip van de grond komen en een draai maken. Ze kende een andere uitgang, en als ze voorzichtig was, zou ze die net kunnen halen.

Noch op de voorste, noch op de achterste schermen was iets te zien toen ze voorzichtig de tunnel uit vloog. Van tijd tot tijd zag ze een zoeklicht blinken, maar toen ze een keer, twee keer een hoek omsloeg, verdween het. Ze stevende zo snel als ze durfde op de uitgang af, terwijl ze probeerde niet aan de dodelijke speurtocht achter haar te denken of zich af te vragen wat er van de Jedi en hun mooie plannen geworden was.

58

Obi-Wan bekeek het haveloze groepje dat aan de slachtpartij in de grot ontkomen was. Ze zaten ineengedoken in een bergachtige pas, onzichtbaar vanuit de lucht, maar daardoor uiteraard ook onzichtbaar voor andere over­levenden of mogelijke bondgenoten — dat wil zeggen, als ze niet allemaal de woestijn in gevlucht waren.

Alles bij elkaar schatte hij dat de helft van hun troepen gesneuveld of gevangengenomen was en het grootste deel van de rest uiteengeslagen. Hij verheugde zich allesbehalve op het vooruitzicht binnenkort opnieuw rap­port aan de Opperste Kanselier te moeten uitbrengen.

Aangenomen, natuurlijk, dat er nog een volgende rapport zou

Hij beklom de helling zonder zichzelf bloot te geven aan vijandelijk vuur en keek naar de plek waar hun nieuwe vervoermiddel, een van een kleine boerengemeenschap ten zuidwesten van de hoofdstad gekocht vrachtschip, gestaan had. Het schip was een rokende krater. Een groot deel van hun communicatieapparatuur en hun astrotechnicus... weg. Doolb Snoil... ge­storven na op heldhaftige wijze Obi-Wans leven gered te hebben. Minstens twee kloonsoldaten waren ontsnapt — hij wist niet of de derde het ook overleefd had. Hij had een wc neergeschoten zien worden toen hij de vrouw Tull beschermde, maar verder niets. Tenzij er iets drastisch gebeurde, dreigde deze missie het grootste fiasco van zijn carrière te worden.

Kit Fisto kwam naar hem toe. Het lag niet in Kits aard om troostende woorden te spreken, maar Obi-Wan kende de harten van zijn metgezel. Alles wat mis kon lopen was misgelopen, maar de Nautolaan had nergens schuld aan. En misschien, heel misschien hijzelf ook niet. G'Mai Duris had hem gewaarschuwd dat er sinistere krachten aan het werk waren die pro­beerden zijn missie te laten mislukken. Kon dat waar zijn? En zo ja, wat hield dat dan in?

'Ik begrijp er niets van,' zei Kit. 'Elke individuele zet die we gedaan hebben was foutloos.'

Obi-Wan dacht na over Kits woorden, proberend een reden te zoeken om ze te ontkennen. Tot zijn trieste opluchting vond hij niets. Ze hadden geen enkel steekje laten vallen. 'En toch zijn we elke keer in de luren gelegd,' zei hij, zijn gedachte hardop afmakend. 'Bijna alsof we de hele tijd met het verkeerde spelletje bezig zijn.' Hij dacht aan het moment in de troonzaal waarop hij gedaan had alsof hij de wagon kon vinden door de invloed ervan op de rest van het transportsysteem af te tasten. Tja, hij was op dat idee gekomen door soortgelijke, minder complexe oefeningen die hij lang gele­den van Qui-Gon Jinn gekregen had. En nu voelde hij datzelfde vermogen in zich opstaan, alsof het ontwaakte uit een lange slaap. Hij moest iets zien. Iets bespeuren.

Kijk naar alle stukken. Welke zijn verstoord? Wat zie je niet en wat zie je wel? Wat voel je niet en wat voel je wel? Waar zou een rimpeling geweest moeten zijn die er niet was? Als iemand je inderdaad gedwarsboomd heeft... als iemand geprobeerd heeft je te doden... was dat Duris' manier? En heeft iemand van de Vijf Families de macht om veel onheil te veroorzaken? En niet, welke mogelijkheid laat dat nog open?

'Obi-Wan?' vroeg Kit, waarop Obi-Wan zich plotseling realiseerde dat hij als gebiologeerd in de verte had staan staren. Kit bestudeerde hem en het doorgaans zo onverstoorbare gezicht van de Nautolaan verried duidelijk bezorgdheid.

Obi-Wan fluisterde: 'Er is een andere speler. Een andere belangrijke deelnemer aan deze tragedie. En hij speelt al mee vanaf het begin. Ergens in deze hele affaire.'

'Maar waar?'

Obi-Wan schudde zijn hoofd. 'Geen idee. Maar ik vrees dat we het antwoord zullen kennen vóór we hier klaar zijn. En dat we het veel liever niét geweten zouden hebben.'

Een van de kloonsoldaten kwam eveneens de helling op. Obi-Wan ver­vloekte zijn zelfbeklag. Als hij al in de war was, hoeveel erger moesten deze arme mannen er dan niet aan toe zijn? Zij waren immers vanaf hun geboor­te grootgebracht om te werken binnen een onwrikbare hiërarchische struc­tuur. Hij moest dit onbehaaglijke gevoel van zich afzetten, zich hun vertrou­wen waardig tonen.

'Uw bevelen, generaal?' vroeg Sirty.

'Verzamel de uitrusting,' zei Obi-Wan. 'Zoek de overlevenden bij elkaar. We vertrekken naar onze secundaire locatie. Ik weet niet wie ons verraden heeft, maar deze keer zullen we de kring gesloten houden.'

Sirty knikte kort. 'Uitstekend, generaal.'

'Doden en gewonden?'

'Zestien gedood of krijgsgevangen gemaakt voor zover we kunnen na­gaan, generaal.'

Obi-Wan zag dat ze er een paar vluchtelingen bij gekregen hadden zon­der dat de aandacht van de jagers gewekt was. Goed. Waar discipline, moed en creativiteit heersten, bleef hoop bestaan. 'En van jullie?'

'Kapitein A-Negen-Acht, Nate, wordt vermist en is waarschijnlijk dood.'

Dat was een harde klap voor Obi-Wan. Er waren honderdduizenden klonen, allemaal uit hetzelfde laken gesneden, maar de dood van deze spe­ciale soldaat ging hem extra ter harte, hoewel hij niet goed wist waarom.


59


Sheeka Tull vergewiste zich er dubbel en dwars van dat ze haar achtervol­gers afgeschud had alvorens verder te gaan. Ze vloog naar de commerciële vliegroutes in het zuiden, volgde die een poosje en veranderde diverse malen van richting om er zeker van te zijn dat Spindragon niet gevolgd werd.

Toen ze zeker wist dat dit niet het geval was, zigzagde ze tweehonderd kilometer lang over een golvende vlakte met lage bruine heuvels honderd­tachtig kilometer ten oosten van het Dashtagebergte. Een rivier bracht smeltwater van de met sneeuw bedekte piek van Tal-Noy naar de noorde­lijke rand van de vlakte, zodat het landschap daar groener was dan elders op Cestus en zelfs van een afstand een lust voor het oog. Maar de watertoevoer was amper toereikend, zodat het gebied desondanks betrekkelijk dunbe­volkt bleef. Ze stonden bekend als de Zantayheuvels, maar Sheeka Tull noemde ze haar thuis. Ze maakte het schip klaar om te landen en slaakte een zucht van verlichting toen ze aan de grond stonden en ze de motoren uitzette.

In eerste instantie zag ze geen enkel teken van leven, maar toen kwam een in een bruine mantel gehulde X'Ting uit een van de metalen gebouwen. Toen Sheeka Jangotat de loopplank af hielp, groette hij haar, maar zijn gebruikelijke glimlach was strak en aarzelend.

'Broeder Fate,' zei ze.

'Sheeka,' zei hij. Zijn gefacetteerde ogen namen het verbrande uniform beter op en zijn gezicht werd nog ongelukkiger. 'Die soldaat hierheen bren­gen is gevaarlijk.'

Sheeka omklemde Jangotats middel nog steviger. 'Hij is gewond geraakt in ónze oorlog. Help hem, broeder Fate. Alsjeblieft.'

De oude X'Ting met het grijze plukje vacht onderzocht de wond en pakte de verschroeide stof tussen zijn vingers. 'Straler?'

Wat maakt dat nu uit?' zei ze dringend. 'Help hem!'

Broeder Fate slaakte een lange, trage zucht. Zijn groene ogen straalden medelijden uit. 'Voor jou, mijn kind,' zei hij. Daarna riep hij iets over zijn schouder. Eerst aarzelend maar allengs sneller kwamen de mensen hun huizen uit en liepen glimlachend naar het schip.

Drie kinderen kwamen naar buiten en renden naar Sheeka toe. 'Nana!' riepen ze, en ze sloegen hun armen om haar leren rok.

'Tarl!' riep ze, de jongen omhelzend. Tonoté.' Dat was het meisje. Waar is Mithail?' De kleinste hield zich iets op een afstand, maar ze trok hem naar zich toe en kuste zijn wilde rode haardos. 'Hoe gaat het met jullie allemaal?' vroeg ze. Terwijl ze omhelzingen en kussen uitdeelde, zag ze vanuit een ooghoek dat een groepje X'Ting in donkere mantels Jangotat wegdroeg.

Wie is die man?' vroeg Mithail, de jongste.

'Een vriend,' antwoordde ze, zijn haar in de war makend. 'Een vriend. Maar nu moet je me alles vertellen wat er de afgelopen week gebeurd is.'

60

Kreunend van pijn onttrok Jangotat zich aan zijn verdoving. Zijn lichaam deed overal pijn, wat hij alarmerend vond. Was dit hoe het voelde om dood te gaan?

Hij probeerde zijn ogen te openen, voelde zijn oogleden omhooggaan, maar zag nog steeds niets. De folterende pijn en zijn blindheid veroorzaak­ten een onverwachte en zeer onwelkome golf van paniek. Hij ging overeind zitten en voelde iets scheuren in de huid van zijn middel. De schroeiende pijn ondokte een vloek aan zijn lippen en hij tastte wild om zich heen, zoekend naar de omvang van zijn...

Gevangenis?

'Kom, kom, rustig maar.' Een aangename X'Ting stem. 'Alles is in orde. Het is van levensbelang dat je rust houdt.'

Helemaal niets in die stem straalde ook maar de geringste dreiging uit, maar toch kon Jangotat zijn reactie niet inhouden. Zijn hele zenuwstelsel was in staat van alarm, alsof al zijn zintuigen tegelijkertijd gevaar schreeuw­den. En toch...

En toch...

Zijn bewuste geest wist dat hij niet in. gevaar verkeerde. De stortvloed van pijn en het acute gevoel van gevaar gingen paradoxaal genoeg hand in hand met een vredig gevoel, zodat hij totaal in de war raakte.

'Wat... wat doen jullie?' bracht hij hijgend uit, gealarmeerd door zijn eigen zwakte toen ze voorzichtig zijn armen beetpakten. Teder zelfs, misschien. Hij zou zich het liefst weg laten zakken in die helpende, beschermende armen om daar vrede en bevrijding te vinden - zo graag dat hij terugschrok voor de intensiteit van zijn verlangen. 'Stop. Ik moet rapport uitbrengen -'

'Je moet genezen,' zei een bekende stem.

Het was de X'Ting in de bruine mantel die Sheeka bij haar schip begroet had. Ja. Het schip. Hij kende deze persoon. Wie ben jij?'

'Noem me maar broeder Fate,' zei de X'Ting.

'Waar is Sheeka?' vroeg Jangotat hijgend.

'Bij haar kinderen,' antwoordde de X'Ting in de bruine mantel.

Jangotat hoorde geroezemoes van andere stemmen. 'Haar... kinderen?'

'Ja. Ze woont hier, samen met ons.'

Woonde haar man hier ook?'

'Ja.' Broeder Fate zweeg. 'De laatste keer dat ze hier vertrok, vroeg ze ons

om extra goed op haar kinderen te letten. Ik denk dat ze het idee had dat ze in gevaar verkeerde.' De stem zweeg opnieuw. 'Het lijkt erop dat ze gelijk had.'

'Ja. Maar het was... voor een goede zaak.'

'Inderdaad,' zei de stem. 'Dat waren ze allemaal.'

'Ik moet gaan,' zei Jangotat. 'Of in ieder geval rapport uitbrengen.'

'Nog niet. Dat zou het genezingsproces onderbreken. Het zou je dood kunnen worden.'

'De eerste plicht van een soldaat is zorg te dragen voor de veiligheid van het geheel. Wij leven maar een paar dagen, het glr zal eeuwig voortbe­staan...' Zijn mond leek te bewegen zonder dat zijn geest erbij betrokken was, en in die automatische staat leek hij heel even weer de oude, vechtlustige Nate. Maar toen ebde zijn kracht weer weg en zakte hij terug op het bed.

'Eeuwig?' grinnikte broeder Fate. 'Nog geen uur als je je niet rustig houdt en mij die wond laat behandelen.'

Jangotat kreunde. Toen kreeg hij iets koels dat naar munt rook tegen zijn neus gedrukt en viel hij in een diepe slaap.

In normale omstandigheden herinnerde Jangotat zich zijn dromen alleen maar na het slaapleren van grote hoeveelheden tactische gegevens. Na zo'n nacht brachten de gebeurtenissen in de buitenwereld soms een vluchtige herinnering aan een paar dromen omhoog. Afgezien daarvan, niets.

Maar hij had dan ook zijn hele leven tussen soldaten en oorlogstuig doorgebracht. Hier was het anders. Hier was alles nieuw en onbekend. Op deze vreemde plek krioelde het donker van de raarste beelden: plaatsen waar hij nooit geweest was, mensen die hij nooit had gezien. Het was alle­maal zo vreemd dat hij zelfs in zijn slaap besefte hoe eigenaardig het was.

Twee... misschien drie keer steeg hij op naar het oppervlak van zijn geest, dobberend als een kurk op een inktzwarte zee. Geen van beide keren zag hij iets, maar één keer meende hij iets te voelen, alsof er iets zwaars en langwerpigs op zijn borst lag. Toen hij zich bewoog, gleed het opzij en zakte hij weer weg in bewusteloosheid.

Jangotat ontwaakte uit een droom over een opgaande zon en voelde op­nieuw een zacht, plat gewicht op zijn borst, iets wat hem het ademhalen bemoeilijkte. Zijn huid deed geen pijn meer. Het was meer een gaasachtig gevoel — als zoiets bestond — alsof al zijn gewaarwordingen door een soort ragfijn filter gehaald werden.

Maar het gewicht was er weer. Hij tastte ernaar, veel voorzichtiger nu. Zijn hand kroop centimeter voor centimeter vooruit.

Het ding op zijn borst begon sneller te kloppen, maar bewoog zich niet. Zijn vingertoppen voelden een vaste maar geleiachtige vorm. Koel maar niet koud. Het leek nog het meest op een rubberachtige vrucht. Hij bewoog

zijn handen op en neer. Het ding was ongeveer een halve meter lang en...

Maar toen was hij uitgeput. Hij verloor alle gevoel in zijn armen en zijn handen gleden omlaag. Hij probeerde te roepen, iemand te vragen dat ding van zijn borst te halen, maar een diep instinct vertelde hem dat het zijn pijn onderdrukte. En dus zei hij niets en vlijde zijn hoofd weer neer. Onder het beschermende verband gingen zijn ogen dicht en ontspanden zich. Hij kon niets doen. Daar viel niet aan te tornen. Alleen maar beter worden. En hij zou beter worden, als dat er nog in zat.

Jangotat herinnerde zich het debacle in de grot, herinnerde zich hoe de rekruten verschrikt uit elkaar stoven, beschoten door moordenaardroids, verstrikt door jk's. Of hoe ze in paniek de grot uit vluchtten en door vijan­delijke straalwapens neergemaaid werden.

Xutoo was in de ruimte gestorven. Oké. En in die grot waren mannen en vrouwen omgekomen die hun vertrouwen in hem gesteld hadden. Dat betekende dat hij een schuld te delgen had. En kloonsoldaten wisten hoe ze een schuld moesten delgen. Jazeker, daar waren ze meesters in.

In het donker krulde Jangotats verbrande mond zich in een kille, dode­lijke glimlach.

61

Jangotat zweefde door eindeloze cycli van slaap en waakzaamheid. Soms lag het koele, vochtige beest op zijn borst en soms niet. Soms hoorde hij stem­men en soms niet.

Als hij honger had bij het ontwaken, voerden ze hem een naar fruit smakend papje van paddestoelen — onaangenaam glibberig, maar met een ongelooflijke smaak, en vers, alsof het met de hand gemaakt was.

Van tijd tot tijd werd hij gemasseerd en later voelde hij iemand dood vlees van zijn rug trekken. De handen die hem masseerden, waren de zachtste en tederste die hij ooit gevoeld had. Hij schrok toen hij zich realiseerde hoe heerlijk hij dit vond, hoe hij ernaar hunkerde, hoe hij wenste dat het nooit op zou houden.

Nee. Dit is niet mijn leven. Dit is geen soldatenleven...

Hij wist het niet zeker, maar het leek dagen later dat de laatste lagen verband op zijn ogen eindelijk verwijderd werden. Hij stak zijn hand uit en greep de pols van zijn verpleger. Een dunne pols, amper meer dan een stokje, eigen­lijk. Hij zou het bot met één ruk kunnen breken. Hij voelde dat zijn verzor­ger een mannelijke X'Ting was. Broeder Fate. Hij hoorde ademhaling maar geen woorden. Waar is Sheeka Tull?' vroeg hij.

'Hier,' antwoordde ze van vlakbij. Hij zou gezworen hebben dat hij de glimlach in haar stem kon horen.

Laag na laag verbandgaas werd weggenomen en langzaam stroomde het licht in zijn uitgehongerde oogzenuwen. We hebben het licht laag gedraaid. Je ogen zijn waarschijnlijk nog steeds gevoelig.'

Dat klopte. Toen hij ze, hevig knipperend, langzaam opendeed, trof het licht in het vertrek hem als een hamerslag.

Hij sloeg een hand voor zijn ogen.

'Is er iets?'

Hij knipperde en liet zijn hand weer zakken.

Toen hij beelden begon te ontwaren, zag hij dat hij in een van de einde­loze grotformaties op Cestus lag. De wanden waren bedekt met lakens en dekens en een simpele inrichting verdeelde de vloer in woonruimtes. Het vertrek bevatte allerlei onbekende apparaten waarvan hij aannam dat het medische apparatuur was. Een provisorisch ziekenhuis?

Waarom hebben jullie me hier naar toe gebracht?' vroeg Jangotat.

De X'Ting in de bruine gewaden keken elkaar geamuseerd aan.

Wie zijn jullie? Dokters of paramedici of zo?'

'Nee, niet echt,' zei Fate. 'Het is een beetje moeilijk uit te leggen.' Hoewel de X'Ting elke verdere uitleg achterwege liet, voelde Jangotat geen bedrei­ging van hem uitgaan. Dat stelde hem in staat zich te ontspannen.

We moeten nodig naar die verwondingen kijken,' zei broeder Fate. Ze hielpen Jangotat overeind en trokken de bladeren weg die ze op zijn —

Bladeren?

Hij had er niet naar gekeken, had ze alleen maar gevoeld. Wat hij voor stof had aangezien was in werkelijkheid een soort brede, bleke, vlezige zwam. Ze trokken de zwammen laag voor laag weg. Ze waren dood, dat was zeker. Toen alles weggetrokken was, bleef er een dun laagje zwam achter op zijn huid.

Zijn huid...

Het vertrek was maar flauwtjes verlicht, maar genoeg om zijn lichaam te zien. Hij herinnerde zich het moment waarop de schicht van de moordenaardroid hem getroffen had en zijn huid weg schroeide. Hij was bang dat zijn spieren en botten eveneens beschadigd zouden zijn. Hij zag bleke, glanzende huid tussen zijn knie en zijn heup, maar niets wat erop wees dat daar zware brandwonden gezeten hadden.

Dit was beter dan synthvlees, dacht hij, de zwam vergelijkend met het genezende mengsel in de EHBo-uitrusting van de vvc's. Deze ontdekking zou hij in zijn rapport moeten vermelden. Zo'n resultaat na behandeling in een goed geoutilleerd ziekenhuis was tot daar aan toe, maar na het aanleggen van een paar zwammen? Dat was zonder meer verbluffend. Was dit X'Ting biotechnologie? Op de galactische markt zouden deze planten hun gewicht in goud waard zijn.

Nicos Fate kreeg gezelschap van een menselijke man en een oude X'Ting vrouw en het drietal onderzocht hem van het hoofd tot de voeten. Sheeka keek toe, maar wendde zich af toen ze het laken wegtrokken.

Hij meende althans dat ze zich afwendde.

Uiteindelijk leken ze tevreden met zijn algemene staat van herstel, sloe­gen de dekens weer terug en wendde zich tot Sheeka. We hebben gedaan wat we konden. De rest is aan jou.' Waarna de drie artsen het vertrek verlieten en Sheeka en Jangotat alleen achterlieten.

Sheeka bleef lange tijd zwijgend naar hem kijken, maar uiteindelijk slaak­te ze een zucht. 'Ik heb deze mensen in gevaar gebracht door jou hier naar toe te brengen.'

Kreunend richtte hij zich op. 'Dan kan ik beter vertrekken.'

'Zo simpel ligt het niet,' zei ze. Wat jullie naar deze planeet gebracht hebben, kan niet meer teruggenomen worden.'

Jangotat fronste zijn voorhoofd. 'Het spijt me dat alles zo misgelopen is.'

'Ik dacht... ik dacht echt dat het me zou lukken dit soort dingen voortaan te vermijden. Dat ik nooit meer gedwongen zou zijn mensen van wie ik hou te zien sterven.' Haar gezicht vertrok van een felle, plotseling opstekende drift.

'Je zult me zeker haten,' zei hij. 'Het spijt me.'

Sheeka stak een kalmerende hand op. 'Ik haat waar je voor staat. Ik haat het doel waarvoor je gemaakt bent. Maar jou?'

Ze zweeg, en hij vulde de stilte met duizend kwetsende woorden .Jou haat ik het meest van allemaal...

Maar wat ze zei was het laatste wat hij verwacht zou hebben. 'Met jou heb ik medelijden, Jangotat,' zei ze. Er lag oprechte begaanheid in haar stem. Hij keek haar verwonderd aan, niet wetend wat hij moest denken.

Een dag later brachten Sheeka en broeder Fate hem de grot uit. Dit was een simpele gemeenschap, hoewel het hem niet duidelijk was waar ze in handel­den. Medicijnen misschien? Ze schenen overal zwammen voor te hebben, waaronder sommige die sterk genoeg waren om schoenen van te maken. Weer andere schenen eetbaar te zijn en konden in diverse smaken en op diverse manieren bereid worden. Broeder Fate wees hem een tiental medi­cinale soorten aan. Alle activiteiten in het dorp leken om de grotzwammen te draaien. Maar deden ze niets anders? Hij had het gevoel dat hier meer gebeurde. Waarom zijn jullie hier?' vroeg hij broeder Fate.

'Iedereen moet een nest hebben,' zei de X'Ting.

'Maar... ik had gehoord dat X'Ting zich niet afgaven met buitenwerel­ders.'

'Nee,' zei broeder Fate. 'Gek hè? G'Mai Duris is regentes, maar de X'­Ting zijn het laagste van het laagste.'

'Dat is de schuld van de buitenwerelders, maar je helpt ze toch?'

Broeder Fate schokschouderde. 'Mijn voorouders waren genezers in het nest. Breng ons een gewonde en wij willen hem genezen. Dat is ons instinct, zonder aanzien des persoons. Vijfhonderd jaar geschiedenis kan een mil­joen jaar evolutie niet uitwissen.'

Jangotat vroeg vol ongeloof: 'Help je de onderdrukkers?'

Broeder Fate glimlachte. 'Niemand hier heeft me ooit onderdrukt. Veel van de bewoners hier zijn ontvlucht aan Cestus Cybernetica, aan de steden, op zoek naar een beter bestaan. Waarom zouden ze anders zijn dan de X'Ting?'

Als broeder Fate er inderdaad zo over dacht, was alle hoop voor deze planeet nog niet verloren. Alleen de medicijnen van de X'Ting waren al een potentiële specerijenmijn.

Er was zo veel te zien hier, zo veel wat geen volmaakte afspiegeling was van zijn eigen wereldbeeld. De gemeenschap telde heel veel kinderen, dus wat dit dorp ook was, het was duidelijk geen steriele medische enclave. Nee.

'Ik moet contact opnemen met mijn mannen,' zei hij tegen Sheeka op de eerste dag dat hij buiten kon lopen. Dat wil zeggen, zij en broeder Fate liepen en hij strompelde tussen hen in. Kinderen dansten om hen heen en lachten hem toe, zich er ongetwijfeld van bewust dat hij een buitenwerelder was — hoewel ze waarschijnlijk amper wisten wat de term buitenwerelder in­hield.

'Het risico dat je bericht onderschept wordt is te groot,' zei ze. 'Maar ik bedenk wel iets.'

Hoewel Jangotats verwondingen abnormaal snel genazen, nam zijn on­geduld met sprongen toe. Hij hoorde hier niet thuis — in deze bergen met hun heldere, schone lucht en hun lieflijke, weelderige landschap.

Dit was niet zijn plaats, hoewel Sheeka's stiefkinderen Tonoté, Tarl en Mithail hem doorlopend uithoorden over de wereld buiten Cestus. 'Op welke planeten ben je nog meer geweest?' Wat is de kanselier voor een man?' 'Heb je ooit een Podwedstrijd gezien?' Hij was blij te merken dat hij ervan genoot hun vragen te beantwoorden.

Dit was niet zijn wereld, hoewel hij twee dagen na zijn aankomst sterk genoeg was om naar Sheeka's ronde, schone, met riet gedekte huis gebracht te worden. En daar, in het huis dat haar overleden geliefde Yander voor haar gebouwd had, zag hij een andere kant van de geduchte piloot die zijn leven gered had in de grotten. Hier zag hij een vrouw met een schort voor die een huis vol gelukkige kinderen bestierde. Die opgewekt grote hoeveelheden brood en groenten en vreemde, naar vis smakende paddestoelen produ­ceerde. Jangotat hield van verse biefstuk en koteletten — maar moest toege­ven dat zijn buik kreunde van voldoening na het eten van de dikke, stevige paddestoelen.

Toen hij vroeg hoe dat kon, zei de kleine Mithail: 'De Geleiders zeggen dat-'

Sheeka's zachte, waarschuwende glimlach was genoeg om hem de mond te snoeren, en Jangotat merkte dat het gesprek snel en listig over een andere boeg werd gegooid. Hij werd uitgehoord over veldslagen en campagnes op verre werelden en vond het vermakelijk dat slopende uitputting en niet-aflatende angst in hun kinderlijke verbeelding iets vreselijk opwindends en romantisch kreeg.

Zijn geamuseerde grijns verdween evenwel toen hij zich afvroeg of hij niet hetzelfde gereageerd zou hebben als hij hetzelfde leven geleid en de­zelfde opvoeding genoten had als zij.

En terwijl hij met een mond vol warm brood aan tafel zat, keek hij naar de ontspannen kameraadschap van de kinderen. Niet eens zo heel anders dan die tussen zijn eigen broeders. Niet alle grapjes, geintjes, trucs of spel­letjes hoefden op de een of andere manier betrekking te hebben op de kunsten van de dood.

Hoogstens vijfennegentig procent.

Hier werd landbouw bedreven en groente vergaard, hier werden vallen gezet en roofdieren afgeweerd. De hele gemeenschap leek volledig op te gaan in de bezigheid van het leven. Ze leken vreugde te scheppen in de

hardheid van het werk, en ook daar had hij waardering voor. En hij vroeg zich af... wat hij hier geweest zou zijn.

En de gedachte was zo onverwacht en zo hartverscheurend direct dat hij even ophield met kauwen en met nietsziende ogen naar de muur staarde, terwijl allerlei volstrekt nieuwe gedachten door zijn hoofd woelden.

Hij draaide zich om en keek naar Sheeka's kant van de tafel en realiseerde zich dat hij op de plaats zat waar haar echtgenoot vroeger wellicht gezeten had en dat dit zijn kinderen hadden kunnen zijn. Iets wat verdacht veel op een golf van verdriet leek, spoelde over hem heen, snel onderdrukt maar daarom niet minder echt...

Dit is mijn wereld niet...

Jangotat sliep toen Sheeka Tull de grotkliniek binnenkwam, en daar was ze blij om. Ondanks de genezende zwammen was zijn lichaam vreselijk getrau­matiseerd en moest hij doorlopend verzorgd en gecontroleerd worden om infectie te voorkomen.

Ze overlegde zacht met broeder Fate, die haar verzekerde dat alles te­recht zou komen.

Ze liep broeder Fates hokje uit, keerde terug naar het slaapvertrek en keek op Jangotat neer. Hij sliep plat op zijn rug, precies zoals Jango altijd deed. Zijn gespierde borst rees en daalde langzaam en hij maakte dezelfde zachte slaapgeluidjes als Jango destijds. Daar was ze aan gewend geraakt. Zozeer dat ze zich de dwaze hoop had aangepraat dat die geluiden haar slaap haar hele leven zouden blijven begeleiden.

Ze kneep haar ogen dicht om de gedachten die haar hoofd binnen tui­melden uit te bannen. Een nieuwe kans, dacht ze. Je weet wat Jango was. Je weet hoe het voelde om bij hem te zijn. Je dacht dat je nooit meer zo'n liefde zou bennen.

Het geweldigste mannetjesdier dat ze ooit ontmoet had. Deed ze de herinnering aan haar dode echtgenoot daarmee te kort? Yander was een goede, aardige man geweest en...en...

En geen Jango Fett. En nu lag hier Jangotat...

Een nieuwe kans.

'Nee,' fluisterde ze. Dat zou verkeerd zijn. Egoïstisch.

Menselijk.

De volgende dag voelde hij zich sterk genoeg voor een wandeling in de heuvels en ging hij met het parmantige stiefzoontje Tarl en de roodharige stiefdochter Tonoté mee naar de hoog boven hun paddestoelenkwekerij gelegen grotten om hun tsjitlikvallen te controleren. De melkklieren van deze oranje gestreepte, in grotten levende buideldieren produceerden een kaasachtige substantie die kista heette en buitenwerelders hielp de gifstoffen en micro-organismen in de bodem van Cestus te verteren.

Ze zongen een liedje voor hem dat hij al eerder gehoord had:

Een on, tsjitliks in de zon,

Twee twan, tsjitlik kista in de pan,

Drie drij, bewaar een klein stukje voor mij.

Vier veer, mag ik nog een beetje meer?

Vijf vik, vang ze levend in je strik.

Zes zus...

Dus de kinderen konden de gemeenschap helpen door de kistadiertjes te vangen, te 'melken' en weer los te laten — doorgaans zonder ze te beschadi­gen.

Vang ze levend in je strik...

Hij had sinds zijn aankomst amper dode dieren gezien. Geen vachten, geen gerookt vlees. Hij had alleen maar die hartige, verzadigende zwammen gegeten. Deze mensen 'jaagden' zonder te doden.

Wie waren ze en wat had ze zo gemaakt?

Jangotat keek toe hoe de kinderen de van latten gemaakte vallen contro­leerden. De tsjitliks sisten achter de tralies, maar verzetten zich minder fel dan hij verwacht had als ze gemolken werden - bijna alsof ze een soort spelletje speelden met hun overweldigers. De beestjes schenen aan te voelen dat de mensen geen kwaad in de zin hadden. Later zou hij de kinderen helpen vallen en strikken te ontwerpen op basis van zijn eigen overlevingstraining — hoewel ze natuurlijk aangepast moesten worden om er zeker van te zijn dat de tsjitliks in leven bleven.

Hij ging op zijn rug in het gras liggen, tuurde naar de zon en genoot van de eenvoud van zijn huidige leven. Binnenkort zou hij weer in de strijd geworpen worden, maar op dit moment was hun grootste zorg in het leven het vangen van een paar harige beestjes om voldoende essentiële antistoffen te vergaren voor gebruik in de maaltijden van het dorp en als aanvulling op de handel in zwammen.

De kinderen waren gefascineerd door zijn behendige vingers, en hij amuseerde ze met de simpele vaardigheden die hij in zijn eigen 'jeugd' geleerd had: jongleren met messen, uit boeien ontsnappen, geruisloos slui­pen, spoorzoeken en zeker tien andere trucjes die hij geleerd had op de manier waarop normale kinderen aftelversjes of touwtjespringen leerden.

En hoewel Jangotats ogen sprankelden van vrolijkheid toen ze samen van de berg naar de heuvels afdaalden, was zijn hart bezwaard. En die avond, toen ze aan de gezamenlijke maaltijd zaten... zo hetzelfde en toch zo anders dan de collectieve maaltijden die hij met zijn broeders op Kamino genoten had, dacht hij...

Dit is niet mijn wereld.

En vervolgens: Maar hij had het wel kunnen zijn.

62

Wat Obi-Wan betrof, hadden ze alles gedaan wat ze konden. Elke mogelijke fout die ze konden bedenken was gecorrigeerd. Deze keer wisten maar een paar van de resterende rekruten waar het centrale hoofdkwartier lag. De achtenveertig overlevenden waren georganiseerd in cellen van vijf of zes personen die alleen de leden van hun eigen cel kenden. In de omliggende kwekerijen en mijnen had een golf van arrestaties plaatsgehad. Veel van de mannen die dom genoeg waren geweest zich te bezondigen aan kroegpraat over hun recente verrichtingen zuchtten nu in de gevangenis — of waren tijdens een ontsnappingspoging doodgeschoten.

Wie wist waar de gevangenen naar toe gebracht waren? De mensen die door de jk's in de grotten gestrikt waren, konden weinig vertellen, maar samen met de holovid vormden ze zo'n overtuigend bewijs voor de be­drieglijkheid van de Jedi dat het mogelijk voldoende zou zijn om nog meer planeten te bewegen zich van de Republiek af te scheiden.

Obi-Wan en Kit hadden de laatste paar dagen doorgebracht met het maken van een kamp in een verlaten kopermijn waarvan de ingang door een brede overhangende rotsrand aan het oog onttrokken werd, zodat hij onzichtbaar was voor overvliegende schepen of satellieten. Bovendien was geen van de gevangengenomen rekruten op de hoogte van het bestaan ervan. En hij was vrij van de webben van grotspinnen en had een groot aantal uitgangen die binnen enkele seconden bereikbaar waren. Obi-Wan was vastbesloten dat de slachtpartij van enkele dagen geleden zich niet zou herhalen. Ze konden zich geen tweede catastrofe veroorloven.

Forry kwam naar hem toe. 'We weten nog steeds niet wat er met Jangotat gebeurd is,' zei hij.

Skot OnSon, hun jongste rekruut, was geblinddoekt naar de nieuwe grot gebracht en stond nu in wat hij meende dat een militaire houding was. 'Jangotat was zwaar gewond toen ik hem samen met Sheeka Tull naar buiten bracht,' zei hij. 'Maar daarna ben ik weer teruggegaan en ik weet niet wat er verder met hem gebeurd is.'

'Dus je weet niet echt wat er van hem geworden is?' vroeg Obi-Wan.

'Nee, generaal Kenobi.'

Obi-Wan keek naar de grond en probeerde de dingen die hij wist op een rijtje te zetten. 'Het is mogelijk dat we verraden zijn,' zei hij zacht.

Het werd doodstil in de grot. Toen vroeg Sirty: 'Bedoelt u dat Jangotat de Code gebroken heeft?' Hij klonk als iemand die zojuist gehoord heeft dat de zwaartekracht niet meer werkte.

Seefor keek Obi-Wan aan met iets wat verdacht veel op woede leek. 'Dat is nog nooit gebeurd.'

Obi-Wan was kwaad op zichzelf dat hij dit soort verdenkingen een kans had gegeven. De kloonsoldaten waren zo trouw als stervelingen maar kon­den zijn. Seefor had zijn stilzwijgende beschuldiging terecht kwetsend ge­vonden. 'Ik wil jullie niet beledigen. Ik vermeld alleen maar een feit, namelijk dat Jangotat vreemd deed vlak voor de aanval begon.'

Kit Fisto koos dit moment om een duit in het zakje te doen. 'Ik denk dat hij dood is. Een energieschicht kan zijn comlink onklaar gemaakt hebben. Er zijn tonnen stenen gevallen. Misschien ligt hij ergens begraven onder het puin.'

Opnieuw een stilte. De kloonsoldaten waren niet erg ingenomen met dit idee, maar het was beter verteerbaar dan het eerste.

'Er is nog een andere mogelijkheid,' zei Forry. 'We hebben Sheeka Tull ook niet via de comlink kunnen bereiken. Het kan zijn dat hij bij haar is... zij was immers bij hem.'

Kit klapte in zijn handen. 'Vanaf dit moment houden we dit kamp wa­terdicht. Er mogen van hieruit geen berichten meer gestuurd worden. Eén ramp is genoeg geweest.'

'Inderdaad, generaal.'

'In dat geval moeten we overgaan op fase drie,' zei Obi-Wan beslist. 'Verhoogde sabotage. Kit?'

Kit bestudeerde het hologram van het complex van Clandes Industrial dat in het midden van de grot zweefde en zei: 'Misschien lukt het ons de kritiekste onderdelen van het fabricage- en distributiesysteem te vinden en de productie stop te zetten of te vertragen zonder de fabriek zelf te bescha­digen.'

'En het is belangrijk om zo selectief te zijn omdat...?'

'Omdat Cestus niet kan bestaan zonder de geldstroom die de fabriek genereert. Als we die te lang onderbreken zou dat duizenden levens kosten.'

'En dus?'

'En dus heb ik een plan...'

63

Strikt genomen was het duizend vierkante kilometer grote complex van Clandes Industrial helemaal geen stad. Een betere beschrijving ervoor was een stervormige verzameling fabrieken driehonderd kilometer ten zuiden van ChikatLik en vijfenzeventig kilometer ten zuidoosten van het Dashtagebergte. De vierentwintig ondergrondse niveaus van Clandes waren vol­gebouwd met personeelsbarakken, kantines, onderkomens voor de koop­lui, kantoren voor het korps dienstverlening en voor de transportagenten die de aan- en afvoer regelden. Het complex was grotendeels gebaseerd op het X'Ting nest dat hier ooit gevestigd was. Ooit, voor het uitbreken van de epidemieën.

Na het vertrek van de X'Ting werden hun plaatsen ingenomen door zeker tien verschillende soorten buitenwerelders. In de loop der tijd verre­zen er barakken en kwamen er ondersteunende diensten voor de slaapzalen, lanceerplatformen en de vele banen die daarmee gepaard gingen. Uiteinde­lijk werd het zo monsterachtig groot dat het de omliggende boeren- en mijnwerkersnederzettingen overvleugelde en zich ontwikkelde tot een zelf­standige stad. Maar het hart ervan was het fabriekscomplex dat nog steeds zestig procent van de economie van Cestus voor zijn rekening nam... en in dit speciale geval ook voor iets anders verantwoordelijk was.

De jk droids.

Obi-Wan en zijn anarchisten hadden een lange, gespannen nacht door­gebracht met het analyseren van de diverse routes naar en van Clandes, de grondstoffen die het aanvoerde en de hulpbronnen die het bezat... en die Clandes bezaten. Het duurde uren voordat ze een aanpak vonden waarvan ze dachten dat hij de meeste kans van slagen had.

Elke dag werden miljoenen liters water gebruikt voor landbouw en pro­ductie, als drinkwater en voor recreatieve doeleinden. Het water op Cestus was uitstekend geschikt voor zijn inheemse levensvormen, maar de micro­organismen waren dermate dodelijk voor buitenwerelders dat het water zelfs voor industrieel gebruik grondig gereinigd moest worden, dus al hele­maal voor consumptie. ChikatLik kreeg zijn water hoofdzakelijk van de noordelijke gletsjers, maar Clandes was aangewezen op twee andere bron­nen: smeltwater van het Dashtagebergte en een waterhoudende laag onder het complex, een ondergrondse geologische formatie van waterhoudend zand en gesteente dat onder zulke druk stond dat het water zich makkelijk

naar boven liet pompen. Het zenuwcentrum van de onderneming was de zuiveringsinstallatie die het grondwater bewerkte voor consumptie in de stad. Als die verwoest werd, zou hij direct weer opgebouwd moeten wor­den, wilden de bewoners van Clandes niet binnen enkele dagen gedwongen zijn om hun eigen zweet te drinken. Dat hield in dat het zwaartepunt van productie naar reparatie verlegd zou moeten worden, wat hopelijk genoeg was om de Vijf Families opnieuw naar de onderhandelingstafel te dwingen.

Obi-Wan bestudeerde het plan vanuit elke mogelijke invalshoek. Van de tien of twaalf mogelijkheden die ze hadden, was dit plan waarschijnlijk het beste. Bovendien had het een extra voordeel. De organisator van de vergel­dingsactie tegen Woestijnwind had de veiligheidstroepen duidelijk toestemming gegeven dodelijk geweld te gebruiken. Was dat regentes Duris ge­weest? Hij zag geen reden om daaraan te twijfelen en ging ervan uit dat ze verwachtte dat de rebellen hun geweld eveneens zouden laten escaleren. Maar een aanslag op de waterzuiveringsinstallatie spaarde levens en was een indirecte aanval op het systeem — wat geen typische reactie van een wanho­pige vijand met beperkte middelen was en dus moeilijker te voorspellen.

Maar dit was niet Obi-Wans enige probleem: toen zijn schip vier dagen geleden uit de lucht werd geschoten, raakte hij ook hun enige langeafstandscomlink kwijt. Dat betekende dat ze al vier dagen geen bericht aan de Opperste Kanselier en de Jedi-raad hadden kunnen sturen. Nog even en Coruscant zou denken dat de missie mislukt was. Dat betekende een ruim­tebombardement. En een bombardement zou zonder meer rampzalig zijn.

Clandes trok allerlei soorten kooplui aan, van interstellaire schuiten tot inheemse karavanen die 's nachts de woestijn door trokken om 's morgens bij de poorten en landingsplatformen van Clandes te arriveren.

Die dag bekeken de schildwachten de stroom bezoekers zorgvuldiger dan normaal. Ze verwachtten meer aanslagen, maar konden weinig doen om zich daarop voor te bereiden.

De aanval van Woestijnwind zou tweeledig moeten zijn en een tweeledig doel moeten dienen. De twee locaties waren het pompstation aan de voet van de Dashtaberg en de zuiveringsinstallatie in de stad zelf. Als die allebei tegelijk onklaar gemaakt werden, zou de bewaking hopelijk zo in de war zijn dat de aanvallers de kans kregen ongezien te ontvluchten. Als de sabotagepoging mislukte, zouden ze richtbakens plaatsen voor het onvermijdelijke bombardement. Als ze de bommen naar de juiste doelen leidden, zouden ze het aantal doden misschien kunnen beperken tot enkele tientallen in plaats van vele duizenden.

En zo kwam het dat Obi-Wan Kenobi en de helft van hun troepen in allerlei vermommingen de stad binnengingen, terwijl Kit en zijn mannen het pompstation vanuit de bergen zouden aanvallen. Ze waren op vijf kilometer afstand geland en staken het ruwe, bergachtige terrein over om het station vanaf de schaduwkant te besluipen.

'Alarminstallaties?' vroeg Seefor nuchter.

Kit bestudeerde het kleine, platte schermpje waarop de omtrekken van de installatie zichtbaar waren. Schimmige, zwevende vormen gaven aan waar de bewakingsvelden rondom de fabriek lagen. 'Een week geleden in gebruik genomen.'

'Het zou me verbazen als ze niet versterkt zijn,' zei Seefor.

'Dat is afwachten.' Maar niet te lang. Kit voelde zich erg kwetsbaar hier. Al vanaf hun eerste tegenslag had hij het gevoel dat iets of iemand op de hoogte was van al hun plannen. En hoewel hij het niet graag toe zou geven, begon zijn en Obi-Wans arsenaal van ideeën langzaam uitgeput te raken. En zodra ze voorspelbaar werden, zouden ze allemaal net zo dood zijn als de hoop op een diplomatieke oplossing.

Alles stond of viel met de timing van hun operaties. Obi-Wan Kenobi schuifelde mee met de karavaan die Thak Val Zsing voor hen geregeld had en die allerlei luxeartikelen naar de openluchtmarkt van de tentenstad boven Clandes bracht. Ze vervoerden een tiental soorten gedroogde en gesneden paddestoelen, parfums en speelgoed, zeldzame specerijen uit de woestijn­grotten, geparfumeerde oliën voor bad of slaapkamer en beeldjes die ge­sneden waren uit de botten van prehistorische dieren die over Cestus zwier­ven toen het klimaat nog vruchtbaar en vochtig was.

De bleke, bebaarde menselijke bewaker wierp een blik op hun handels­waar en lachte schamper. 'Je zult weinig aftrek vinden voor dit soort onzin. Iedereen is in staat van paraatheid. Je kunt beter wegwezen en het later nog eens opnieuw proberen.'

Te belachelijk voor woorden. Bewakers wisten heel goed dat zo'n kara­vaan honderd kilometer woestijn door moest trekken om bij de poort van de tentenstad te komen, en dat hun water en eten op waren en ze allemaal uitzagen naar een nacht onder een beschermend dak. Obi-Wan vroeg zich af of de man niet alleen corrupt maar ook ietwat simpel was. In dat geval zou hij misschien kunnen proberen —

Maar voordat hij de geest van de bewaker kon beïnvloeden, kwam Resta tussenbeide. 'Pardon,' zei ze. 'Voor wij gaan en spullen elders verkopen, jij ze eerst bekijken. Jij en ik vaker zaken gedaan.' En met haar secundaire handen vol rode ringen trok Resta haar gewaad open en liet hem haar riem zien waarop koperen banden zaten die aangaven hoe vaak ze in Clandes geweest was. De hele riem zat vol. Wij verdienen, jij verdient. Zaken doen gaat beter met vrienden. Wat zeg je?'

De bewaker keek haar aan. Hij trok een van zijn dikke blonde wenkbrau­wen op en stak zijn hand uit. Resta legde een klein rinkelend zakje op zijn handpalm en de bewaker controleerde de inhoud. Een glimlach spleet de vlezige lippen tussen de ongekamde gele baard en snor en hij ging opzij.

De karavaan reed naar binnen en Obi-Wan was blij dat zijn lichaam en gezicht vrijwel onzichtbaar waren, want ze werden meteen gescand door een sondeerdroid die zijn beelden ongetwijfeld direct naar bemande of gecomputeriseerde databanken door zou zenden. Dit was de ingang naar de openluchtmarkt. Het hele terrein stond vol kraampjes die duizenden verschillende artikelen aanboden aan de bewoners van Clandes die zich op zoek naar koopjes en exotische voorwerpen naar het door stormen geteis­terde oppervlak gewaagd hadden.

Het eerste half uur hielp Obi-Wan zijn metgezellen hun stalletje op te zetten en daarna deed hij alsof hij beeldjes sorteerde. Toen gaf Resta hem een teken dat hij op de volgende klant moest letten: een Glymphid met een gelige huid en een lang, dun hoofd dat precies bij zijn lichaam paste.

'Hebt u een beeldje van een bantha?' vroeg de Glymphid. 'Ik heb heim­wee naar mijn planeet.'

Dat waren de afgesproken codewoorden, en na enig energiek over en weer bieden smeerde Obi-Wan hem een gebeeldhouwde wandelstok aan.

'Een prachtexemplaar,' zei het wezen van Ploo-2. 'Misschien wil ik later nog meer van dit houtsnijwerk kopen. Op bestelling. Interesse?'

Obi-Wan knikte.

De Glymphid draaide zich om en ging Obi-Wan en Resta voor naar de durabetonnen koepel die een van de ingangen naar de stad markeerde. De bewaker had nauwelijks oog voor hen toen ze in een turbolift stapten en naar het hart van Clandes afdaalden.

Obi-Wan had verwacht dat Clandes op de hoofdstad zou lijken. Daar had hij zowel gelijk als ongelijk in. In ChikatLik had het nest zich in een door natuurlijke watererosie ontstane grot gevestigd, terwijl de wanden hier glin­sterden als glas. Hij besefte dat deze grot het gevolg was van ondergrondse vulkanische activiteit en waarschijnlijk pas bewoners kreeg toen de bel van gesmolten gesteente een miljoen jaar de tijd had gehad om af te koelen. De buitenwerelders hadden verder gebouwd op wat de X'Ting achtergelaten hadden.

Resta had geen woord gesproken sinds ze binnen waren, maar nu fluis­terde ze: 'Zie je laag rotsachtig gebouw achter toren?'

Obi-Wan knikte.

'Dat krachtcentrale. Heeft mijn kwekerij afgesneden om stroom aan Vijf Families te verkopen. Zie je gebouw ernaast?' Een drie verdiepingen hoog blok van bruinachtig gesteente. De zuiveringsinstallatie. 'Dat waar jij moet zijn. Resta brengt je niet verder. Begrepen?'

Obi-Wan knikte opnieuw. 'Bedankt voor alles.'

Resta snoof. Ze werd rood van woede en de sleuven in de zijkant van haar hals openden en sloten zich. Ze gebaarde naar het drukke voetgangers­verkeer. 'Denk je Resta riskeert haar leven voor jou?' Ze spuugde op de grond. 'Resta's leven interesseert haar niet. Haar volk bijna verdwenen. Wil alleen zo veel mogelijk buitenwerelders met Resta meenemen als ze kan.' En zonder hem een hand te geven of te groeten draaide de vrouw met het goudkleurige pantser zich om en verdween.

De stad bruiste als een kolonie zeeduivels. Ongeveer een derde van de burgers droeg een oranje-en-goudkleurig uniform. Obi-Wan wist dat dit de bedrijfskleuren van de fabriek waren en vond het een ontnuchterend idee dat hij straks zo veel mensen schade zou berokkenen.

De straten volgden de oorspronkelijke structuur van het nest, dat de mathematische precisie had van een door een computer gegenereerde dool­hof. Dat maakte het Obi-Wan makkelijk zich een weg door de met kleuren gecodeerde tunnels te zoeken tot hij drie verdiepingen lager stond, aan de voet van het bruine gebouw.

Hij glipte een steegje in en bestudeerde de zijgevel. Hij had de tekeningen gezien, maar gaf er de voorkeur aan waar mogelijk zijn eigen ogen te ge­bruiken. Drie verdiepingen. Volgens zijn inlichtingen stond de essentiële apparatuur op de hoogste verdieping, dus daar moest hij zijn.

Obi-Wan sprong vanuit de schaduw naar de muur en werkte zich naar boven. Hij trok zich op aan de kleinste uitsteeksels en gebruikte de Kracht om op randjes te balanceren waar zelfs een reptiel afgevallen zou zijn. Bij een raam op de hoogste verdieping aangekomen, keek hij naar beneden. Het steegje was zo smal dat hij niet echt in het oog liep, maar als iemand toevallig recht omhoogkeek, zou hij met een probleem zitten dat hij liever vermeed. Tot dusver was alles gesmeerd gegaan, maar nu werd het moeilij­ker. Er zat een gecompliceerd slot op het raam dat weigerde open te gaan. Veiligheidsalarm? Met de Kracht zocht hij naar de aanwezigheid van een beschermend energieveld. Inderdaad. Hij voelde de leidingen, maar ze ston­den niet onder stroom. Dus ze hadden wel een alarminstallatie, maar die was overdag niet ingeschakeld, waarschijnlijk omdat het gebouw dan bol stond van bewakers.

Obi-Wan activeerde zijn lichtzwaard en brandde een gat door het slot en het raam. Toen het raam afkoelde en ophield met vonken spatten, stak hij zijn hand naar binnen en maakte het open.

Hij gleed naar binnen. Het vertrek was leeg, maar niet lang — de deur schoof open.

Hij rende naar de andere kant van de kamer en vond een schuilplaats voordat de deur helemaal open was. Obi-Wan sloeg de man die binnen­kwam bewusteloos voordat die zich van enig gevaar bewust was. Zijn slacht­offer droeg een uniform, maar zonder kap zou Obi-Wans gezicht zichtbaar zijn. Zijn enige hoop bestond erin dat er zo veel werknemers waren dat hij niet meteen zou opvallen. Dat zou levens sparen, iets waar hij vurig op hoopte. Hun eerste missie was mislukt, maar hiermee hoopte hij alles weer in het rechte spoor te brengen...

Hij liep de regelkamer in en keek snel om zich heen. Kleiner dan hij verwacht had, met rijen computers langs de muren. Dit onderdeel van het arbeidsproces was simpel genoeg om door een of twee technici gerund te worden, en misschien, heel misschien, had hij de verantwoordelijke man al uitgeschakeld.

Het was snel gedaan met dat optimisme. Midden in het vertrek stond de bedrieglijk fraaie, goudkleurige zandlopervorm van een jk droid.

Obi-Wan kreunde. Elke idioot had kunnen voorzien dat Cestus zijn eigen veiligheidsdroids zou blijven gebruiken. Maar hoop is een verslaving waar moeilijk vanaf te komen is. Hier kom ik niet langs, dacht hij. Zijn tijd was beperkt en het was best mogelijk dat zijn kameraden hun leven al duur aan het verkopen waren.

De glanzende, elegante vorm leek zo onschuldig als je de droid nooit in actie gezien had. Wat moest hij doen? Zodra het ding hem als een indringer herkende, zou hij maar een seconde tijd krijgen om te reageren — als het dan al niet te laat was. Het zou rampzalig zijn als de jk alarm sloeg. Alleen een idioot zou zich verheugen op het vooruitzicht het tegelijkertijd tegen een droid en de bewaking te moeten opnemen.

Binnen welke grens zou de jk alarm slaan? Het verbaasde hem dat het vertrek zelf al geen verboden terrein was, maar hij besefte dat het onder­houdspersoneel naar binnen moest kunnen, vooropgesteld dat ze een be­paalde afstand in acht namen, zich op een specifieke manier gedroegen of zich elektronisch konden identificeren. Reageerde de jk op geluid? Nabij­heid? Scande het apparaat hem op in speldjes of kleren aangebrachte vei­ligheidscodes? Was er een gesproken code waarmee het alarmmechanisme ontwapend kon worden?

Twee dingen wist hij zeker. Ten eerste dat hij die code niet kende. Ten tweede dat het ding hem zou aanvallen als hij iets met de computers deed.

Wat te doen? Hij had de jk's in de grotten bevochten en voelde weinig voor een reprise.

Snelheid. Waar het op aankwam, was snelheid. Obi-Wan Kenobi trok zijn lichtzwaard en activeerde de kling. Hij smeet het naar het controlepaneel, terwijl hij zich tegelijkertijd op de droid wierp.

De jk aarzelde tussen zijn plicht de apparatuur te beschermen en zijn opdracht indringers gevangen te nemen. Tentakels schoten uit om het bui­telende lichtzwaard te grijpen, wat waarschijnlijk gelukt zou zijn als de kling niet twee van de armen had doorgesneden.

Toen het lichtzwaard het paneel raakte, siste de jk alsof hij leefde. De kling van energie sneed dwars door het paneel heen. Draden puilden naar buiten, het rokende metaal spatte vonken en de apparatuur sloeg automa­tisch af. Toen leek de jk te beseffen dat hij verschalkt was en richtte zijn aandacht geheel op Obi-Wan.

Obi-Wan riep zijn lichtzwaard terug, maar zag dat het vastzat in de bedrading van het controlepaneel. Hij had amper tijd om iets te bedenken — de jk naderde snel. Hij nam een razendsnelle beslissing, trok zijn licht­zweep en rende de biodroid tegemoet op het moment dat de droid zijn tentakels om zijn benen wikkelde.

Pijn. De mechanische tentakels zinderden van energie. Obi-Wans haar ging recht overeind staan en hij verzette zich wanhopig tegen de stroomsto-,

ten die dreigden zijn zenuwgestel stil te leggen en zijn middenrif te verlam­men. Toen de droid hem naar zich toetrok om een netvliesscan te doen activeerde hij zijn lichtzweep en maakte een zijdelingse beweging waarmee hij in één keer een hele rij tentakels doorsneed. Vonken spatten uit het verzengde durastaal. Hij sloeg zijn handen voor zijn gezicht om zijn ogen tegen de vonkenregen te beschermen. Hij hoorde de tentakels op de grond vallen zonder ze te zien. Nu was hij allebei zijn wapens kwijt.

De droid leek zich te realiseren dat hij gewond was en deed zowaar een stapje achteruit. Zijn instinct volgend wierp Obi-Wan zich boven op hem, want een agressieve voorwaartse beweging zou de jk het minst verwachten. De reactie van de droid was beduidend trager dan daarvoor. Durastalen stompjes zwaaiden heen en weer toen de jk probeerde hem met niet-bestaande tentakels te vangen, maar met zijn laatste arm wist hij Obi-Wan in zijn gezicht te raken. Zijn gezichtshuid werd weggereten en hij voelde een snerpende elektrische schok — maar toen was hij binnen handbereik.

Hij zag bijna niets, maar de Kracht was sterk in Obi-Wan. Hij voelde waar de lichtzweep de behuizing van de droid geraakt en verzwakt had. Daar. Obi-Wan kneep zijn onbetrouwbare ogen dicht, haalde adem en vond het plekje in zichzelf waar geen angst of twijfel bestond. Vestigde zich daar. Elke spier was volmaakt gecoördineerd toen zijn hand met een enorme snelheid omlaag flitste: een perfecte overdracht van kracht naar het reeds beschadigde oppervlak. Hij hoorde de krak!, boog zijn arm en ramde met zijn elleboog in op dezelfde plek. De gewonde droid tuimelde achterover, naar alle kanten vonken spattend.

Obi-Wan wist niet hoe vaak hij geslagen had, alleen maar dat de jk zwak­jes spartelend op zijn kant lag toen hij ophield. Toen hij overeind kwam, voelde hij zich even zwak als de droid. Hij bekeek het apparaat met her­nieuwd respect. Er waren twee energiewapens en een bruut man-tegen-droidgevecht aan te pas gekomen om het ding te verslaan. Zijn hart hamer­de in zijn borst, maar hij kalmeerde zichzelf en concentreerde zich opnieuw op zijn taak.

Hij hoefde alleen maar zijn explosieven te plaatsen. Als die onschadelijk gemaakt werden voordat ze ontploften, hoopte hij dat Woestijnwind zijn werk gedaan had en bakens had uitgezet om de bommen die de zuiverings­installatie écht plat zouden gooien naar de juiste plekken te dirigeren.

Obi-Wan wrikte zijn lichtzwaard uit het controlepaneel en raapte de lichtzweep op. Toen hij die activeerde, lichtte de dunne gloeidraad even op en doofde weer uit. De krachtcel was uitgeput. Hij gooide het ding weg. Het wapen had zijn bezitter uitstekend gediend, maar nu had hij andere besog­nes en geen tijd meer voor speeltjes.

64

Vijfentwintig kilometer verderop zat Kit Fisto weggedoken in de schaduw van de rechte, witgebleekte muren van het pompstation en wachtte. De bewaking scande het terrein om de twintig seconden, onzichtbaar, alleen maar waarneembaar voor iemand met de beste apparatuur — of de Kracht. Hij loodste zijn soldaten stap voor stap door de doolhof van energie tot ze in de schaduw van de muur van het station stonden. 'Ik moet gaan. Als jullie kans zien de stroom af te sluiten, ga dan naar binnen.'

'En u?' vroeg Thak Val Zsing.

'Ik wacht binnen op jullie,' zei Kit. Hij keek naar de vlakke bodem van de durabetonnen kanaalbedding buiten de muren. Zonder een woord te zeggen nam hij een sprong en liet zich langs de ruwe zijkant naar de bodem glijden. Hij slaagde erin op tijd af te remmen, maar wist dat hij er niet meer uit zou kunnen klauteren. Als zijn plan mislukte, zou het leed niet te over­zien zijn.

Volgens hun informatie werd het water van de Dashtadam om het uur door dit kanaal gestuwd. Het volgende onderdeel was onvermijdelijk en hij zette zich geestelijk schrap. Hij hoorde het water bruisen voor hij het zag, een hoge, donderende golf die het durabeton deed schudden toen hij als een razendsnel voortrollende muur om de bocht kwam. Kit rolde zich op tot een bal en liet zich meesleuren naar het punt waar het water omlaag stortte. Binnen enkele seconden zwom hij in de stroom alsof hij Glee Anselm nooit verlaten had. Beng. Hij werd tegen de wand geworpen, maar hij ontspande zich, liet zich meevoeren, voelde de druk en intensiteit van de razende stortvloed. Een rooster doemde op — in elkaar gevlochten metalen staven met vuistgrote ruimtes ertussen. Kits lichtzwaard lichtte op, sissend en borrelend in het water. Hij maakte een ronddraaiende beweging en sneed een stuk uit het vlechtwerk, dat hij er vervolgens met zijn hoofd uit sloeg. Hij wrong zich door het gat, zette zich af tegen een andere wand en werd een nog enger kanaal in gesleurd, waar de druk en de snelheid van het water nog toenamen.

Verderop stroomde het water door een hittestraal die het even aan de kook bracht, waarna het verhitte water een ander netwerk van pijpen in werd geleid.

De straal streek over Kits huid en een schok van pijn voer door hem heen. Nee!

Hij zwom tegen de stroom in, gevangen tussen de ijskoude aanvoer en de gloeiende hittestraal. Vuur en ijs, dacht hij, terwijl hij plotseling besefte dat de kou hem danig verzwakt had.

De stroom duwde hem terug in de richting van het kokende water en hij graaide naar de wanden van het kanaal in een poging eruit te klimmen. Geen houvast.

Het eerste spoortje van paniek kroop zijn hersenen binnen, maar Kit Fisto onderdrukte het rigoureus, concentreerde zich op zijn zwemslagen, richtte zijn gedachten naar binnen, zocht zich geholpen door de Kracht meter voor meter een weg tussen de aanstormende stromingen door tot hij een ladder vond — twee meter boven zijn hoofd. Als een vis dook hij onder, beschreef een soepele boog, sprong het water uit, greep de onderste sport van de ladder beet en trok zich omhoog. Hij rilde — het smeltwater was even ijskoud als de ketel heet geweest was. Het duurde enkele seconden voordat zijn lichaam zich aanpaste en het rillen bedaarde. Hier, aan de andere kant van de scanners, kon hij veilig over de muur klimmen en een schakeldoos op de tweede verdieping opzoeken. Hij hield zich vast aan de ladder en wachtte.

En wachtte.

Er klopte iets niet. Val Zsing en zijn mensen zouden al binnen moeten zijn. Hij keek op zijn chrono-

En op dat moment nam de watervloed beneden hem af tot een beschei­den stroompje. De elektriciteit was afgesloten! Een alarm begon te rinkelen. Ver weg klonken schreeuwende stemmen in een gang. Over enkele ogen­blikken zou de stroom weer terug zijn, maar zijn mannen hadden die kreten of het alarm gehoord en zouden meteen in actie komen. Aan hem de taak om de weg vrij te maken.

Kit klauterde over een richel tot hij een met tralies afgesloten raam vond. Hij sneed de tralies door met zijn lichtzwaard en klom naar binnen.

Hij hoorde rennende voetstappen buiten de deur. Een tweede alarm rinkelde op de achtergrond, misschien om de komst van Woestijnwind aan te kondigen. Hij wachtte tot de voetstappen verdwenen waren en sloop de gang in. De benedenverdieping van het pompstation besloeg ongeveer tien­duizend vierkante meter en had een gebogen, vier verdiepingen hoog pla­fond. De kunstmatige kanaalbedding liep er dwars doorheen en het water stroomde langs hittestralen en de knetterende boog van een fluxlicht: de eerste zuivering. Het water werd hier minder rigoureus gefilterd als in de installatie in de stad, maar dit was de eerste verdedigingslinie, waarin tachtig procent van de micro-organismen gedood en vele gifstoffen geneutrali­seerd werden.

De vloer schudde toen een explosie door het gebouw trok, afkomstig van een van de buitendeuren. Kit Fisto lachte grimmig toen nog meer bewakers die kant uit renden.

Het onzekere licht en de aanval van buitenaf om de aandacht van het

bewakingspersoneel af te leiden zouden het hem makkelijker maken zijn taak te volbrengen. Niet makkelijk misschien, maar makkelijker. Hangend aan een looppad en diep ademhalend om de belasting op zijn vingers en schouders te neutraliseren bewoog hij zich hand over hand langs de wand. Toen liet hij los: een val van vijftien meter, maar hij kwam geruisloos neer.

Hij sloop de regelkamer in en de enige bewaker in het vertrek kreeg niet eens de tijd om zich om te draaien. De man slaagde erin zijn wapen omhoog te brengen toen Kit zich op hem wierp, maar Kit sloeg het uit zijn hand. Vervolgens gaf de Nautolaan hem een trap tegen het hoofd, zodat de ongelukkige Cestiaan bewusteloos was voordat hij een kreet kon slaken.

Kit draaide zich bliksemsnel om en sloot de watertoevoer naar Clandes af. De volgende stap was makkelijk: het controlepaneel vernielen en on­bruikbaar maken. Kits lichtzwaard flitste en binnen enkele seconden was het paneel een rokende puinhoop.

Hij nam even de tijd om de schade op te nemen: het zou dagen duren om dit station weer op gang te krijgen. De vloer onder hem schudde toen een nieuwe explosie door het gebouw scheurde. Goed. Meer verwarring, meer schade. En hopelijk niet meer verlies van levens.

Tijd om de benen te nemen.

Kit Fisto verliet de regelkamer en liep recht in de armen van een terug­kerende bewakingsploeg. Hij was de mannen een fractie van een seconde voor en zijn lichtzwaard gloeide op, want hij moest vechten voor zijn leven. Hij probeerde geen dodelijke verwondingen toe te brengen. Ze doen alleen maar hun werk. Al spoedig bleek dat het te gevaarlijk was om zich in te houden en een wervelende aanval van zijn kant legde twee mannen neer. Een derde richtte zijn straler, maar voordat hij kon schieten sprong de Jedi over de reling heen, viel twee verdiepingen omlaag en kwam als een kat op zijn voeten terecht.

Nog meer bewakers. Zijn lichtzwaard leek op eigen kracht te bewegen en weerde twee, drie, vier laserschichten af... en toen was hij bij hen, met opeengeperste lippen en tot grimmige spleetjes geknepen ogen.

Bewakers schreeuwden en stierven.

Deze Cestusaffaire wordt met de minuut onsmakelijker, dacht Kit Fisto bitter. Maar spijt en twijfels verdwenen terwijl zijn zwaard een web van licht om hem heen spon en er meer bewakers neerstortten. Hij flirtte met bloed­dorst, maar hield de huilende demon in zijn geest veilig opgesloten achter tralies van discipline. Wel liet hij zich erdoor leiden terwijl hij over de vlijm­scherpe rand van Vorm 1 gleed.

Hij hoorde de sirene een seconde voordat hij ophield en besefte dat hij hem niet eerder gehoord had, omdat hij zo in het gevecht opgegaan was dat hij niets van wat zich daarbuiten afspeelde geregistreerd had.

Acht bewakers lagen kreunend op de grond. Kit stiet een vloek uit waar­voor hij zich ten overstaan van de Jedi-raad geschaamd zou hebben. Dit was precies het soort bloedbad dat hij gehoopt had te vermijden.

Naar buiten.

Onderweg viel een technicus hem aan met een koevoet. Met een be­zwaard gemoed dook de Jedi onder de agressieve uithaal door en sloeg het wapen uit 's mans hand. Hij wierp de aanvaller tegen de muur en gaf een klap tegen de zenuwknoop onder zijn arm. De ogen van de man rolden omhoog toen zijn zenuwgestel verlamd werd.

'Slaap maar lekker,' fluisterde Kit Fisto toen de technicus op de grond zakte. 'Het hele leven is een droom.'

Of een nachtmerrie, dacht hij.

Een nachtmerrie waaruit meer en meer Cestianen nooit meer zouden ontwaken.

65

In de wandelgangen van ChikatLik was het gedaan met het eerste optimis­me. Volgens de berichten uit het industriecomplex van Clandes was de watertoevoer met driekwart afgenomen en zou het dagen, zo niet weken duren voordat alles hersteld was. En als de stad in de tussentijd geen extra drinkwater aangevoerd kreeg, dreigde er een ongekende ramp.

G'Mai Duris' drie magen waren respectievelijk zwaar, zuur en in de knoop. Wie deed dit allemaal? De Jedi? Zou Obi-Wan nog leven? Na de explosie van zijn schip hadden ze maar één capsule gezien, die met procu­reur Snoil. Wie was het dan? Maar wat maakte het eigenlijk ook uit? Het was zonneklaar waar dit alles op uit zou lopen. De Republiek zou Cestus bom­barderen en de planeet als een rokende sintelhoop achterlaten.

En het ergste was dat ze op het punt stond met een complicatie gecon­fronteerd te worden. Jazeker, had Quill gemeesmuild, de persoon die straks de troonzaal binnen zou komen bracht een antwoord op al hun problemen. Maar Duris draaide al lang genoeg mee in de politiek om te weten dat de meeste oplossingen alleen maar fraai verpakte toekomstige problemen wa­ren.

Toch rechtte ze haar rug, vulde haar troon met de volle lengte en breedte van haar lichaam en beduidde haar assistente met een knikje dat ze de gast binnen kon laten.

Haar hart begon sneller te kloppen, hoewel haar opgemaakte gezicht niets van haar emoties verried. En ze wist dat de nieuwkomer haar hartslag zelfs van een afstand kon voelen.

Ze was bang.

De vrouw die de zaal binnenkwam, liep als een militair, zij het met dezelfde onnatuurlijke lichtvoetigheid als die Duris bij Obi-Wan gezien had. Dat verried zware fysieke en mentale training,. De vrouw bezat een katach­tige soepelheid die zowel benijdenswaardig als op de een of andere manier angstaanjagend was. De Jedi had dezelfde beheerste bewegingen en dezelf­de absolute, dreigende geconcentreerdheid. Maar Obi-Wan straalde goed­heid en wijsheid uit, en een diep respect voor leven en geest.

Deze vrouw had geen van die hoedanigheden. De donkere ogen die uit haar bleke, kaalgeschoren, getatoeëerde schedel keken, zagen... wat? In wel­ke diepe, koude regionen tussen de sterren had dit wezen haar thuis?

De vrouw maakte de diepste, arrogantste buiging die Duris ooit gezien had. 'Commandante Asajj Ventress tot uw dienst,' zei de vrouw. 'Ik verzoek u slechts om één minuut van uw kostbare tijd.'

'Niet meer?'

'Niet meer. Ik ben geen politica. Mijn boodschap betreft uw industriële belangen.'

'De bezigheden van Cestus zijn zakelijke bezigheden,' zei Duris.

Ventress gaf er geen enkel blijk van dat ze haar gehoord had. 'Ik ben de handelsambassadrice van graaf Dooku en uw bondgenoten in de Bond van Onafhankelijke Zonnestelsels.'

'Bondgenoten?' vroeg Duris met gespeelde verbazing. Wij hebben geen politieke aspiraties. Wel hebben we natuurlijk klanten, die we ten zeerste waarderen.' Ze probeerde de spanning uit haar stem te weren, maar slaagde daar niet geheel in.

Ventress hield haar hoofd enigszins scheef en haar bleke lippen krulden op in een minachtende glimlach. 'U bent niet geheel ingenomen met mijn komst.'

Duris hield haar eigen lippen in bedwang en haar toon zo formeel en neutraal mogelijk. 'Ik heb recentelijk geleerd voorzichtig te zijn met mijn vertrouwen. Maar ik wil niet dat u denkt dat ik u onder de niet-betrouwbare personen reken.'

Ventress' mond vertrok. Duris voelde dat de buitenwerelder niet alleen wist dat ze haar vraag ontweken had, maar daar actief van genoot.

'Aha. Juist ja.' Ventress keek zwijgend naar de grond. Duris dacht dat ze verder zou gaan, maar toen er een volle minuut verstreken was, besefte ze dat de vrouw op haar wachtte. Wie als eerste de stilte verbrak, zou in het nadeel zijn, maar Duris kon geen beleefde manier bedenken om dat te vermijden.

'Vertel eens, commandante Ventress,' zei ze voorzichtig. 'Ik heb begre­pen dat u al een aantal dagen op Cestus bent.'

'O ja?' vroeg Ventress zonder haar ogen op te slaan.

'Misschien genoot u onze legendarische gastvrijheid.'

Met geruisloze stappen liep Ventress om de troon heen tot ze achter Duris stond. 'Denkt u?' De ogen van de andere aanwezigen volgden elke beweging van deze vrouw die met zulk gezag en zulk achteloos voorbijgaan aan hun protocol in hun midden verschenen was. Maar niemand durfde afkeuring te laten blijken.

De getatoeëerde vrouw boog zich naar voren, zodat haar gezicht vlak boven de met fluweel bedekte schouder van de regentes hing. Duris kon haar adem ruiken — zoet en weeïg, als taartbeslag.

'Ik vrees dat ik weinig tijd heb voor vermaak. Machtige daden moeten verricht worden. De melkweg is in beroering.'

Wat brengt u hierheen?' vroeg Duris.

'Ik wil er alleen maar voor zorgen dat onze order soepel afgewerkt wordt. Ik heb begrepen dat de fabriek in Clandes een paar dagen dicht zal blijven.'

'Ik verzeker u dat we het reparatieproces kunnen versnellen. Misschien tweeënzeventig uur...'

'Ja, ja,' fluisterde Ventress, opnieuw om de troon heen lopend. 'Mijn meester en ik zouden dat ten zeerste op prijs stellen. Maar er is nog iets. U denkt wellicht dat u over informatie beschikt die Cestus Cybernetica te gronde kan richten. Een kleinigheid als een tweehonderd jaar oud, onder valse voorwendselen verkregen contract. Klopt dat?'

Duris durfde niet te liegen. 'Misschien.'

'Juist. Een tweesnijdend zwaard. Als u dit aan de Senaat voorlegt, verze­ker ik u dat de Opperste Kanselier de gelegenheid aan zal grijpen om de fabrieken even definitief te sluiten als een bombardement zou doen. Ik kan u ook verzekeren dat de zwerm daar ernstig onder zou lijden. En sterker nog — u zou persoonlijk het voorwerp van graaf Dooku's woede zijn.'

Duris knikte zwijgend.

'Ik ben ervan overtuigd dat dreigementen overbodig zijn,' vervolgde Ventress. 'Maar vrouwe Duris, als ik u met iets behulpzaam kan zijn, aarzel dan alstublieft niet. Graaf Dooku en generaal Grievous hebben machtige hulpmiddelen en staan sympathiek tegenover uw strijd tegen een corrupte, repressieve Republiek. Samen kunnen we grote dingen doen.' Ze zweeg. 'Grote... dingen.' Ze glimlachte. 'Voorlopig is dat mijn enige boodschap. En nu ga ik, met uw permissie.'

Commandante Asajj Ventress liep buigend achteruit de troonzaal uit. Haar half geloken ogen deden Duris aan een reptiel denken.

Toen de deuren achter haar dichtvielen, slaakte Duris een lange, wrange, oneindig opgeluchte zucht. Haar lichaam deed haar denken aan een gespan­nen veer. Die vrouw bezorgde haar kippenvel. Asajj Ventress was duidelijk een dodelijker tegenstander dan meester Kenobi. Duris was ervan over­tuigd dat de Jedi zichzelf geweld had aangedaan met zijn bedrog, maar dit creatuur had geen last van dat soort scrupules. Geen schaamte, geen vrees. En geen genade.

Even weinig genade als het schip dat Obi-Wan uit de lucht geschoten had.

Met pijnlijke duidelijkheid zag Duris voor zich - bijna letterlijk - hoe vijf generaties Cestiaanse vooruitgang naar de vergetelheid verwezen werden, en het ergste was dat zij daar waarschijnlijk niets aan kon veranderen.

Haar assistente Shar Shar rolde naar haar toe. 'De rest van de raad is klaar om de vergadering te laten beginnen, mevrouw. Bent u...?'

Duris was nog steeds in gedachten verzonken. Het was geen toeval dat die vrouw dit tijdstip voor haar bezoek gekozen had. Was Ventress voor of na Obi-Wan op Cestus geland? En werkten ze samen of probeerden ze elkaar in de wielen te rijden? Zij was ongetwijfeld op de hoogte van Kenobi's aanwezigheid, maar wist hij dat hier was?

'Mevrouw?' vroeg Shar Shar opnieuw, terwijl bezorgdheid haar huid paars kleurde.

'Ja?'

'Bent u klaar?'

Duris knikte. Een tiental holoschermen bloeiden op in de lucht om haar heen. De kale directeur verkoop en marketing Llitishi nam als eerste het woord. 'Excellentie, die geënsceneerde ontvoering bewijst overduidelijk dat de Republiek van plan was zich in de soevereine beslissingen van Cestus te mengen. Het is de hoogste tijd dat we terugslaan. We moeten deze rebellen en hun trawanten opsporen en de Republiek laten zien dat we nooit de knie zullen buigen.'

Duris vond zijn optimisme schrijnend. 'En wie zullen onze vrienden zijn? Denk je soms dat de Bond zijn spionnen alleen maar gestuurd heeft om ons te helpen? We staan in de schaduw van twee reuzen die allebei honingzoete woorden gebruiken om ons te lokken. En die ons allebei liever zouden vernietigen dan toezien dat we naar het andere kamp overliepen.'

Directeur Llitishi scheen het moeilijk te vinden haar gelijk te geven. 'Dat is niet noodzakelijkerwijs waar —'

'Ah,' zei G'Mai Duris. 'En met welke van onze zoons en dochters zou u daarop willen gokken?'

Op die vraag moest hij het antwoord schuldig blijven.

De rest van de vergadering verliep niet erg soepel, ondanks de rapporten over gevangengenomen rebellen en verhinderde sabotageplannen. Het do­dental had intussen de dertig bereikt. De vuren des toorns lieten zich door­gaans makkelijker ontsteken dan doven. De veiligheidstroepen van Cestus zouden de saboteurs opsporen, maar een wee gevoel diep in haar binnenste vertelde Duris dat haar problemen daarmee nog lang niet opgelost zouden zijn.

Haar ervaringen met Obi-Wan Kenobi stonden haar nog al te duidelijk voor de geest. Er leek een heel leven voorbijgegaan te zijn sinds de eerste keer dat ze de mogelijkheid opperde dat er geen oplossing was voor haar problemen. Met elk uur dat voorbijging, groeide haar gevoel dat ze een vooruitziender blik had gehad dan ze ooit voor mogelijk had gehouden.

66

G'Mai Duris' leden van het hof en het kabinet waren niet de enige personen die zich zorgen maakten over de gebeurtenissen. De hele X'Ting zwerm en de criminele wereld was in soortgelijke beroering. De inkomsten van de gokpaleizen en de drugshandel daalden aanzienlijk toen de bewoners van ChikatLik, die vreesden dat de oorlog onafwendbaar was, begonnen te hamsteren. Trillots vele ondernemingen hadden er allemaal onder te lijden en ze begon de nood te voelen.

Maar ze voelde meer dan alleen maar nood toen Ventress terugkwam van het hof en haar opwachting maakte. Zoals altijd gedroeg de buitenwerelder zich alsof haar menselijke vorm alleen maar een masker was. Alles wat ze zei of deed, verried het roofdier in haar. Deze vrouw leefde om te doden.

'Ik ben een simpele vrouw,' zei Trillot, 'die niet kan beweren dat ze alle dubbele bodems en machinaties kan begrijpen. Maar het lijkt me dat nie­mand kan zeggen hoe dit allemaal zal aflopen. Met uw welnemen, uiteraard, commandante.'

'Voor de verandering heb je gelijk,' zei Ventress. 'Niemand kan weten hoe dit zal aflopen - op één uitzondering na.' Ze sprak die laatste woorden uit met een vreemde hartstocht in haar stem die Trillot nog niet eerder gehoord had.

'En wie of wat is dat?'

Ventress kneep haar ogen tot spleetjes en er verscheen een blos op haar bleke wangen. 'Graaf Dooku heeft het voorspeld en ik heb het gezien. Wat er verder ook gebeurt, Obi-Wan Kenobi en ik zullen elkaar opnieuw ont­moeten. Op Queyta heb ik Kenobi beloofd dat ik hem zou doden. Mijn meester wil hem levend in handen krijgen. Dat wil zeggen dat hij Cestus óf in boeien verlaten zal óf een graf zal vinden onder het zand van de woes­tijn.'

Haar gezicht had een kleur gekregen die Trillot herkende. Wellust. Maar hoewel ze verteerd werd door een naamloze vleselijke begeerte, was het meer dan een lichamelijke hartstocht. Het was een binnenstebuiten gekeer­de hartstocht die brandde als een vuur in deze vreemde vrouw, een vuur dat ze niet bij machte was te blussen.

De twee vreemde, machtige buitenwerelders zouden ongetwijfeld de strijd met elkaar aanbinden en Trillot bad dat ze niet tussen twee vuren zou komen te staan. Als zulke titanen slaags raakten, zouden onbeduidende personen als zij als wormen vertrapt worden.

Daar stond tegenover dat zelfs onbeduidende personen in dit soort tij­den gouden winsten konden maken...

67

Waar breng je me heen?'

'Ssst,' antwoordde Sheeka Tull.

Ze liepen al bijna een uur over ongelijke grond, over een pad dat zo kronkelde dat Jangotat alle gevoel voor richting kwijt was. Ze hadden hem twee blinddoeken voor gedaan en vervolgens een zak over zijn hoofd ge­trokken. Driedubbele zekerheid. Vanwaar die blinddoeken? Er was hem een verrassing in het vooruitzicht gesteld, maar hij zou er alleen maar van kunnen genieten, hadden ze gezegd, als hij hun toestond hem te blinddoe­ken. Een geheim, begrijp je.

Hij had de blinddoek geaccepteerd en daarna hadden Sheeka en broeder Fate hem een paar keer rondgedraaid. Toen hij weer stilstond, voelde hij de wind op zijn huid en had hij er een redelijk idee van welke kant ze uitgingen. Maar toen ze hem de heuvel op leidden, moest hij al dat soort gedachten laten varen en zich op zijn voeten concentreren om te voorkomen dat hij viel en iets brak.

Na ongeveer een kwartier klimmen werd de lucht koeler. De grond werd vlak en hij vermoedde dat ze een grot binnengegaan waren. Zelfs toen werd de blinddoek niet weggehaald: ze volgden een verwarrende zigzagkoers door de grot, over verraderlijke losse stenen en met in de verte het geluid van tinkelend water.

Bijna een uur lang liepen ze over de oneffen grond. Twee keer hoorde hij vallend water en voelde hij een koele nevel op zijn handen. Toen daalden ze een uit de rots gehouwen trap af.

Beneden aangekomen bleef hij staan, zich afvragend wat ze van hem verwachtten. Maar Sheeka zei geen woord. Uiteindelijk voelde hij zich zo gefrustreerd in zijn eenzame duister dat hij vroeg: Wat?', hoewel hij zich meteen schaamde voor de ontoereikendheid van die ene lettergreep.

Zijn handen gingen naar zijn blinddoek.

'Nee,' zei Sheeka. Haar koele vingers pakten de zijne en trokken ze weg.

Waarom niet?'

'Ik wil niet dat je je normale zintuigen gebruikt,' zei ze. 'Je ogen of je oren.'

Verwarring streed om voorrang met een krachtige en onverwachte be­hoefte haar een plezier te doen. Ze had zijn leven gered en zich een dappere kameraad betoond.

Wat wil je dat ik doe?'

'Gebruik je hart,' zei ze. 'En vertel me wat je voelt.'

Hij dacht na. Ondanks de waarschuwingen concentreerde hij zich op de geluiden en gewaarwordingen om zich heen. Hij hoorde het zachte kabbe­len van stromend water en in de verte het geluid van vallende druppels dat zacht door de grot echode. Hij voelde de oneffen grond onder zijn voeten en...

'Lucht tegen mijn huid,' zei hij.

Ze klonk enigszins teleurgesteld, maar nog steeds even kalm. 'Nee. Die­per. Niet je zintuigen. Je hart.'

'Ik hoor water —'

'Nee. Hou op met je oren gebruiken. Wat vóél je? Hier.' Ze legde een hand op zijn hart. Hij zuchtte diep toen hij de warmte van haar handpalm in en onder zijn ribben voelde kruipen.

Plotseling had hij er behoefte aan te geloven dat ze niet zomaar een spelletje met hem speelde. Er was hier iets; hij hoefde het alleen maar te vinden.

'Ik voel... warmte.'

Waar?'

'Binnenin,' antwoordde hij.

Hij probeerde nog meer te zeggen, maar de woorden weigerden te ko­men. Toen merkte hij dat de valse nacht van de blinddoek niet meer zo stikdonker was. Er begonnen vage schimmen in te verschijnen, gezichten die naar hem leken te kijken, hem leken te beoordelen. Hij kon ze niet duidelijk zien, maar het leken geen plaatjes, zelfs geen reliëfplaatjes. Ze leken meer op kronkelende driedimensionale vormen die tegen een plat, elastisch oppervlak aan drukten. Ronde gezichten met lege ogen. Hij had het gevoel dat hij deze vormen, deze wezens kende maar vergeten was waar of onder welke omstandigheden hij ze ontmoet had...

'Het is net alsof ik op een gouden stroom drijf,' hoorde hij zichzelf zeggen. 'Ik slaap half, maar tegelijk ben ik klaarwakker.'

'Ik... o!' Hij had meer willen zeggen, maar plotseling leek zijn keel vol stof te zitten. Nu dansten er lichte vlekjes in het donker. Ze werden gevolgd door donkere vormen die in elkaar overvloeiden, uit elkaar gingen, weer in elkaar vloeiden...

Zijn knieën knikten... bezweken onder zijn gewicht. Een overblijfsel van zijn verwondingen? Hij liet zich op zijn handen en knieën vallen en voelde haar handen op zijn schouders. Het duurde even voordat hij weer normaal kon ademen. Toen stond hij weer op en liet zijn handen langs zijn lichaam vallen. Hij spande en ontspande zijn vingers en zijn ademhaling werd jachtig en oppervlakkig. Bevend en met het gevoel dat hij uit elkaar zou barsten bracht hij zijn handen naar de blinddoek. Toen aarzelde hij. 'Sheeka?' vroeg hij onzeker.

'Ja,' zei ze. Geen vraag. Het woord had een kalmerende uitwerking. Hij trok de zak van zijn hoofd en deed de blinddoeken af.

Het plafond van de grot was laag, maar gloeide van warmte en een dof oranje licht. De straling was afkomstig uit een poel waarin het water rimpel­de in het regelmatige ritme van een hartslag.

Het plafond hing vol stalactieten en de muren blonken alsof ze met de hand gepoetst waren. Zelfs over de grond onder zijn voeten speelde een zachte, aanhoudende glans, weerkaatst door de watervallen van bevroren rots.

Hij hoestte, beseffend dat hij even vergeten was adem te halen.

Een twaalftal palingen dreef op het oppervlak van de poel en bestudeer­de hem met hun grote troebele ogen. Dat vreemde licht leek uit hun bin­nenste te komen, zodat ze soms bijna doorzichtig leken. Jangotat kon de botten en organen in hun lijven zien. Blind.

Wat is dit voor een plaats?' vroeg hij, hoewel hij besefte dat een deel van hem het antwoord op die vraag al kende.

'Dit is de plaats waar de palingen ons ontmoeten.'

'De dashta-palingen?' Het enige wat hij ervan wist, was wat de Jedi hem verteld hadden: dat ze een integraal onderdeel van de jk's vormden. 'De levende component van de biodroids? Wij dachten dat ze uit het Dashtagebergte kwamen.'

'Nee,' zei ze zacht. 'Zowel de bergen als de palingen zijn vernoemd naar Kilaphor Dashta, de eerste ontdekkingsreiziger die zowel de bergen als de Zantaygrotten in kaart heeft gebracht... vier eeuwen geleden. De X'Ting hebben ze duizenden jaren als heilige dieren vereerd, maar ze trokken zich terug in de grotten toen de zwerm Cestus begon te veroveren.'

'Deze lijken groter dan de palingen die wij gezien hebben,' wierp hij tegen.

'Dit zijn de jongen. Ze zijn seksueel nog niet gedifferentieerd.'

De water rimpelde onder hun zachte gekronkel. Een van de palingen beschreef een lome cirkel en kwam weer terug. Hun blinde ogen bestudeer­den hem. Waarom?

Sheeka praatte nog steeds, hoewel ze beseft moest hebben dat zijn aan­dacht geheel werd opgeëist door wat hij voor zich zag. 'Cestus is doorzeefd met gangen, ondergrondse rivieren en poelen. Zelfs de X'Ting weten niet waar de dashta-palingen hun thuisnest hebben. Voor zover we weten, is dit de enige plek waar ze nog contact hebben met andere soorten. Hier hebben we de eerste zwammensporen van ze gekregen.'

'Het geneesmiddel?'

'Ja. En de vleesloze maaltijden.'

'Hoe kunnen dit dashta's zijn? Volgens mijn research zijn ze veel te groot. Deze... deze wezens zijn intelligent...' Hoe wist hij dat? Tot dusver hadden ze alleen maar rondgedreven. Maar er was iets aan die blinde ogen... De

beesten maakten zachte geluiden, koerend, roepend, troostend...

'Inderdaad,' gaf Sheeka hem gelijk.

Hij schudde zijn hoofd. 'Ik heb de rapporten gelezen. Dashta zijn niet bewust.'

'En niet onbewust. Noem het een soort slaap. Een geschenk van de Geleiders - een leven van dromen. Ze zijn onbewust, maar hun zenuwstel­sel maakt ze gevoelig voor de Kracht. Ik begrijp het niet helemaal. Ik ben alleen maar blij dat het werkt.'

Zwijgend verwerkte hij deze nieuwe informatie. Wat bedoel je precies?'

'Vrouwelijke dashta's leggen miljoenen eitjes,' zei Sheeka. 'De mannetjes bevruchten er maar een paar duizend. Onbevruchte eitjes brengen jongen voort die nooit volwassen worden.'

'De palingen hebben jullie hun kinderen gegeven?'

Ze knikte. 'De kinderen die de concurrentie met hun bevruchte broers en zusters niet overleefd zouden hebben. Ze leefden verder, en door verder te leven gaven ze leven aan degenen met wie ze vriendschap gesloten had­den.'

Waarom zouden ze zoiets doen?'

'Lang geleden,' zei Sheeka, 'was deze planeet vruchtbaarder en bevatte hij meer bewuste soorten. Die stierven uit in de onderlinge wedijver toen de woestijn de bossen verslond. De strijd om het bestaan stond de dashta's tegen en ze trokken zich terug naar de diepste spelonken van de planeet. Wij zijn hun eerste vrienden sinds duizenden jaren.'

'Jullie.'

'Ja. De palingen boden ons hun onbevruchte eitjes aan in de wetenschap dat de jk's Cestus een volwaardiger lid van de gemeenschap van werelden zou maken.'

'In die wereld heersen ook conflicten.'

'Inderdaad. Zolang er roofdieren en prooidieren bestaan, zal er conflict zijn. Maar de dashta's bieden bewuste wezens de kans in hun behoeften te voorzien zonder elkaar af te slachten. Dat is onze mogelijke toekomst, niet ons heden.'

Behoeften leiden zelden tot oorlog, dacht Jangotat. Hebzucht is veel dodelijker. De X'Ting hadden de spinnen de bergen in gedreven. Als de epidemieën geen ongeluk waren geweest, had Cestus Cybernetica vrijwel de hele zwerm vernietigd. En het was niet uitgesloten dat de Separatisten en de Republiek samen Cestus Cybernetica zouden vernietigen...

Een eindeloze keten van overheersing en verwoesting. En hijzelf was een van de sterkste schakels van die keten.

Jangotat hield zijn gedachten voor zich. Hier waren belangrijkere dingen aan de orde dan filosofische gedachtewisselingen. Hij had meer behoefte aan uitleg dan aan zuurstof.

'Ze hebben geen ogen,' zei hij. Waarom gloeien ze?'

Voor ons,' antwoordde ze, en ze ging op de rots zitten om de palingen

van dichterbij te bekijken. 'Voor jou, en voor mij. Af en toe ga ik hier naar toe Niet vaak, maar soms, als ik mezelf wil vernieuwen.'

Ze sprak de waarheid. Dat voelde hij, een paar minuten al. Het was een gevoel... niet van warmte, niet van kou...van iets anders. Iets wat... leefde. Hij voelde een gecomprimeerd bestaan van lessen in moorddadigheid op­lossen alsof alles waarvoor hij getraind was van hem afviel. Maar als hij niet was wat zijn opleiding hem gemaakt had, wat was hij dan wel?

'Ik ben een soldaat,' fluisterde hij.

'Nee,' zei ze. 'Dat is je programmering.'

Hij richtte zich op. 'Ik ben de kloonbroeder van een machtige krijger.'

'Nee,' zei Sheeka, en er lag geen spotternij in haar stem, maar een emotie die hij niet kon plaatsen. 'Dat is je lichaam, je genetische opbouw. We zijn meer dan dat. Jij bent niet je "broeders" en zij zijn jou niet.'

Jangotats ogen werden troebel en hij veegde ze af... en keek stomver­baasd naar het vocht op zijn vingers. Hij kon zich niet herinneren ooit eerder tranen vergoten te hebben. Hij wist wat ze waren, maar had ze nog nooit uit zijn eigen ogen zien komen. En als hij één ding kon doen wat hij nog nooit eerder gedaan had... waren er dan nog andere?

Wat was dit voor een plek? Enerzijds zou hij het liefst spoorslags op de vlucht geslagen zijn, maar anderzijds zou hij zich met plezier op de grond gevlijd hebben om zijn hele leven in het licht van de palingen te blijven baden.

Wat voel je?'

Hij deed opnieuw zijn ogen dicht. Een tintelende gevoelloosheid trok door zijn botten en leek hem boven zichzelf uit te tillen. Hij hoorde zichzelf spreken zonder de woorden te herkennen en besefte dat het mogelijk was dat hij zichzelf nooit echt gekend had. Wat voel ik?' vroeg hij. Zijn stem trilde van emotie. Wat heb je met me gedaan? Ik voel alles. Alles waarvan ik nooit beseft heb dat ik het niet had.' Ze had zijn hand gepakt. Haar vingers waren klein en stevig en koel. 'Ik... zie mezelf, terug tot mijn jeugd en vooruit tot mijn oude dag.' Dat was waar. Kind.

Een baby, drijvend in een fles, het broedsel van de eindeloze nacht.

Zijn lichaam, uiteengereten en verminkt door oorlog, stervend, met het licht van het gevecht nog in zijn ogen.

Dan andere lichamen, oude Jangotats, geschonden en versleten... niet door oorlog maar door de tijd, tijd die hij nooit zou krijgen. Een gerimpelde Jangotat met afnemend zicht, maar glimlachend en omringd door...

Een ogenblik lang zag hij kinderen die hij nooit zou hebben, kleinkinde­ren die hij nooit in zijn armen zou houden, en het plotselinge, hartverscheu­rende besef dat dit levenspad hem ontzegd was greep hem zo aan dat hij zichzelf voelde imploderen. Het was net alsof zijn ervaringen op Cestus een diepe, onweerstaanbare genetische herinnering in hem wakker geroe­pen hadden. De herinnering aan hoe zijn leven had moeten zijn. Had kunnen zijn als hij een kind van liefde geweest was in plaats van een kind van oorlog. Hij zag die kinderen, en hun ogen verleenden hem de kracht om terug te gaan, terug naar zijn eigen kindertijd, terug naar...

Jangotat zakte op zijn knieën. De tranen die hij een leven lang onder­drukt had, welden opnieuw op. 'Het is verkeerd,' fluisterde hij. 'Helemaal verkeerd.' Hij keek met holle, gekwelde ogen naar haar op. 'Ik heb nooit mijn moeders hart horen kloppen. Nooit haar emoties gevoeld terwijl ik sliep, veilig in haar schoot.'

'Nee,' zei Sheeka zacht. 'Inderdaad.'

Zijn handen beefden toen hij ze voor zijn gezicht sloeg. Op elke andere dag in zijn leven zouden de warmte en het vocht hem beschaamd hebben, maar Jangotat kende geen schaamte meer. 'Niemand heeft me ooit ge­wiegd,' zei hij. 'Niemand zal me missen als ik er niet meer ben.'

Hij zweeg, en in de stilte hoorde hij een klein stemmetje in zijn binnenste fluisteren: Alsjeblieft, Sheeka. Zeg dat je me zult missen als ik er niet meer ben. Als ik die ene functie waarvoor ik tot in de perfectie opgeleid ben, vervuld heb.

Sneuvelen.

Hierop deze planeet. Of de volgende. Of de volgende. Zeg dat de herinnering aan mij je altijd bij zal blijven. Dat je van me zult dromen. Dat je je mijn glimlach zult herinneren. Mijn moed zult prijzen. Mijn eer. Alsjeblieft. Iets. Maakt niet uit wat.

Maar ze zei niets en hij besefte dat dit het beste was, dat hij op een plaats in zijn leven was aangeland waar de kernraadsels huisden die alleen hij kon oplossen. Dit was zijn eenzaamheid, zijn grimmige, onontkoombare nood­lot. En op dit afschuwelijke ogenblik klonken alle mooie frasen over de onsterfelijkheid van het glr even hol als de maag van een Sarlac'c.

'Jangotat?'

Ondanks zijn afschuwelijke bewustwording kon hij een nieuwe, onhan­dig vermomde smeekbede niet tegenhouden. 'Niemand heeft ooit 'Ik hou van jou" tegen me gezegd.' Hij keek haar aan. Zijn ogen van de poel afne­men leek een bijna lichamelijke inspanning te vergen. 'Ben ik zo'n lelijk ding?'

'Nee.'

Nee. Hij was geen abominatie van de natuur. Hij voelde alles wat ze niet wilde zeggen, wist waarom ze hem naar deze plek had gebracht: om de eenzaamheid en angst die hij voor zichzelf verborgen had gehouden te ervaren. Het was verwoestend. En noodzakelijk.

Zijn volgende woorden waren een fluistering. Waarom zou iemand deze plaats, als hij hem eenmaal gevonden heeft, nog ooit verlaten?'

Nu sprak ze voor het eerst in volledige zinnen. 'Jangotat, het is niet het een of het ander. We leiden niet óf een leven van actie en avontuur óf een leven van spirituele overpeinzing. Goed, de broeders en zusters komen hier om te mediteren, maar daarna keren ze weer terug naar de wereld.'

'De wereld?'

'De buitenwereld. Kwekerijen, mijnen, de stad. De wereld heeft het no­dig dat we actief zijn, maar ook dat we de consequenties van onze daden overpeinzen. Bevelen opvolgen is goed, Jangotat. We leven allemaal in een samenleving met wederzijdse verplichtingen. Maar ze blindelings, zonder nadenken opvolgen is leven als een machine, niet als een levend wezen. Leef je, Jangotat?'

Zijn mond bewoog zonder dat er woorden uitkwamen.

'Ik denk van wel,' zei Sheeka. 'Word wakker voordat het te laat is. Je bent niet alleen maar een nummer, je bent een mens, een levende, ademende mens. Je bent geboren met de droom dat je een soort machine bent, een ontbeerlijk, voorgeprogrammeerd apparaat. Maar dat ben je niet.'

Wat ben ik dan?' Hij huiverde en knipperde wild met zijn ogen. Wat is dit voor een gevoel? Dit heb ik nog nooit eerder gehad.' Hij zweeg, en zijn mond viel open van verbazing. 'Eenzaamheid,' zei hij tenslotte, zijn eigen vraag beantwoordend. 'Ik voel me zo alleen. Ik heb me nooit eerder alleen gevoeld. Hoe kon ik ook? Ik was altijd omringd door mijn broeders.'

'Ik heb me eenzaam gevoeld in een menigte,' zei Sheeka. 'Er is maar één ding wat eenzaamheid geneest.'

Wat dan?' Opnieuw een smeekbede, maar een waarvoor hij zich niet schaamde.

'Het gevoel dat het universum weet dat we hier zijn.'

Verwarring en begrip vochten om voorrang. 'Maar hoe kan het me zien tussen zo veel broeders? We zijn allemaal hetzelfde.'

'Nee,' zei met een nieuwe scherpte in haar stem. 'Niet waar. Zoals je zelf al zei, heeft niemand van jullie dezelfde ervaringen gehad. Dat betekent dat niemand van jullie hetzelfde kan zijn.'

'Dat was een leugen,' zei hij terwijl zijn stem brak van verdriet. 'Er is geen ik in mijn binnenste. Het is altijd óns. Het glr. Mijn broeders. De Code. Maar waar ben ik? Wie ben ik?'

'Luister naar je hart.' Haar handpalm en vingers lagen tegen zijn borst. Hij voelde de warmte, zo diep dat hij heel even bang was voor wat er zou gebeuren als die weer weggenomen werd, bang dat hij, zodra ze haar hand wegtrok, een man van ijs zou worden. Opnieuw.

'Je hartslag zegt het duidelijk. Die zegt dat we allemaal volstrekt uniek zijn.' Ze zweeg. 'En dat die uniekheid ons allemaal hetzelfde maakt.'

We zijn allemaal hetzelfde... omdat we allemaal uniek zijn. De woorden echoden door de grot, maar hij hoorde ze niet alleen met zijn oren. Nu begreep hij waarom ze hem gevraagd had op te houden met naar de gelui­den te luisteren. Op te houden met zijn uitwendige oren te gebruiken, zodat zijn inwendige stemmen de kans kregen hem hun geheimen te vertellen.

'Uniek, zoals elke ster uniek is. Zoals elk deeltje van het universum uniek

is.'

En in die uniekheid zijn we allemaal hetzelfde. Elk wezen. Elk deeltje. Elke planeet. Elke ster.

Hij sprak tot zichzelf. Zij sprak tot hem. De dashta-palingen spraken tot hem. Zijn gerimpelde, bebaarde en beminde toekomstige zelf, de Jangotat die nooit zou bestaan, sprak tot hem. Het kind dat hij nooit geweest was, die moederliefde en een gelukkig thuis gekend had, een moeder die hem zou koesteren opdat hij op een dag zijn eigen keuzes in de wereld zou maken...

Allemaal spraken ze tot hem, elk met zijn eigen stem, maar samen ver­smolten ze tot één koor, één harmonieus gevoel, overweldigend in zijn eenvoud en bestendige liefde.

Hij viel op zijn zij. Alle valse kracht, alle bravoure, vloeiden uit hem weg als water dat uit een spons geknepen wordt. Wat overbleef, was een gevoel van lichtheid, niet van kracht. Hij had zichzelf altijd gezien als een man van ijzer, zo niet durastaal. Waar had durastaal dingen als lucht of water of liefde voor nodig?

Jangotat hoorde een glibberend geluid, gevolgd door een tweede en een derde. Hij keek op. De poodoze palingen kronkelden koerend uit de poel en omringden hem. Uiterst voorzichtig strekte hij een arm en raakte de dichtstbijzijnde aan. Het blinde, oogloze gezicht keek hem aan met een diepe, hartverscheurende intelligentie. De aanraking was de liefde zelf.

Wat zag je?' vroeg Sheeka achter hem.

'Een ander leven,' zei hij.

'Een ander leven?'

Hij knikte. 'Ik had uit een vader en moeder geboren kunnen worden. Had broers en zussen gehad kunnen hebben. Met mijn huisdieren gespeeld kunnen hebben.'

Dat laatste leek haar te verbazen. 'Huisdieren?'

Absurd tedere gedachten overspoelden hem. 'Ik heb een keer een Corosiaanse feniks gezien. Het mooiste wat ik ooit in mijn leven gezien had. Ik wilde er een hebben. Als huisdier.' Hij lachte om zichzelf. 'Niet in dat kamp. In geen enkele post die ik ken. Een last voor het leger, begrijp je wel?'

'Vreemd,' zei ze verontrust. 'Vreemd. Meestal hebben de Geleiders een genezende invloed.'

'Dat hebben ze ook.' Zijn gekneusde lippen krulden op in een glimlach. Want ondanks het feit dat ze me die andere optie gegeven hebben, kies ik voor mijn leven. Hoe en voor welk doel ik mijn leven ook gekregen heb, ik blijf kiezen voor alles wat me naar dit moment gevoerd heeft.'

Hij zweeg opnieuw, en even tolde de wereld om hem heen - in zijn binnenste. 'Ik blijf kiezen voor alles wat me naar deze plek geleid heeft, en naar jou.'

Ze liet zich naast hem op haar knieën zakken, terwijl de palingen plaats voor haar maakten. Hoewel ze niet konden zien, zagen ze alles.

Ze drukte haar volle lippen tegen de zijne en legde haar handen tegen zijn wangen om hem nog dichter naar zich toe te trekken. Hij had andere vrouwen gekust, maar dit was anders — iets in zijn hart ontvouwde zich.

Sheeka Tull legde haar wang tegen de zijne en fluisterde iets wat hij niet verstond.

Wat?' vroeg hij, bang om het te weten. Wat zei je?'

'De woorden die je nooit gehoord hebt,' antwoordde ze. En na een korte stilte sprak ze de woorden waarop hij zijn hele korte leven gewacht had opnieuw. 'Ik hou van jou.'

Gereflecteerd licht danste op Sheeka Tulls beeldschone gezicht. Jangotat wist dat hij in heel zijn bestaan geen grotere rust en vervulling gekend had. Ze kusten elkaar opnieuw, en haar lippen waren warm tegen de zijne.

68

De daaropvolgende dagen leken een soort droom, een illusoir tussenspel waaruit hij onvermijdelijk zou ontwaken. Het dorp accepteerde het feit dat hij in Sheeka's huis ging wonen, haar kinderen dat hij in de logeerkamer sliep.

Jangotat zat op de veranda van de zon te genieten toen Sheeka's zoontje Tarl naast hem kwam zitten. Ze praatten een poosje, en toen trok Jangotat zijn mes en begon een speeltje voor de blonde jongen te snijden.

Hij wist dat ze bereid waren hem op te nemen als een van hen. Dat Sheeka, hoewel dat geen optie voor hem was, graag wilde dat hij bleef. Dit was een vreedzaam volkje dat hoopte dat Cestus niet meegesleept zou worden in een conflict dat hun begrip te boven ging. Alles was hem zo veel duidelijker nu. De palingen hadden hun geliefde vrienden toestemming gegeven hun steriele jongen te gebruiken—maar uitsluitend voor defensieve doeleinden. Alleen maar om de mensen de kans te geven een inkomen te verdienen, de economie van de planeet die hun leven geschonken had te redden. Veiligheidsdroids ombouwen voor het slagveld was een gruwel die hen allemaal zou kunnen vernietigen. Wederom een niveau van verwarring.

Maar ondanks de problemen boden de zwammenkwekers van de Zantayheuvels Jangotat zonder dat ze er een woord aan vuilmaakten iets wat hij nog nooit gekend had: niet zomaar een brits maar een thuis. Sheeka's stief­dochter Tonoté kwam eveneens naast hem zitten. Het middagbriesje dat uit de woestijn aanwaaide tilde haar rode lokken op.

'En waar ga je daarna naar toe?' vroeg Tonoté met haar ontwapenende broze stemmetje.

Waarna?'

Als je ophoudt met soldaat zijn. Waar ga je dan heen? Waar is je huis?'

'Het glr is mijn thuis.'

Ze keek naar hem op. 'Maar als je ophoudt met vechten, waar ga je dan naar toe?' Vreemd, hoe die woorden door zijn hoofd bleven galmen. Waar ga je dan naar toe ?

Je bent niet bedoeld om ergens heen te 'gaan'. Je zult sneuvelen waar je bevel krijgt om te sneuvelen.

'Ik begrijp niet wat je bedoelt.' Waarom loog hij? De liefste wens van een kloonsoldaat is vallen in de strijd.

Toch? De mogelijkheid van een ander lot was nooit bij hem opgekomen.

De klonen bestonden nog niet lang genoeg om vroeg oud te worden of met pensioen te gaan... wat dat ook mocht betekenen voor een wezen met zo'n gereduceerde levensduur.

Er bestond eenvoudigweg geen precedent.

Tarl keek hem aanbiddend aan en Tonoté boog haar lange, gracieuze hals om haar hoofdje tegen Jangotats schouder te vlijen. Sheeka keek naar hen door het raam, glimlachte mysterieus en deed de luiken weer dicht.

69

De volgende dag staken er zandstormen op, gevolgd door een van de korte, heftige regenbuien die kenmerkend waren voor Cestus. Het stof ging lig­gen, maar de hemel was bedekt met zware, donkere wolken. De tijd leek zich eindeloos uit te strekken en Jangotat zwierf bijna de hele morgen alleen door de modderige straten, zoekend naar iets waarvan hij zelf niet wist wat het was. Iets. Het begrip voor deze mensen dat hij nog steeds niet kon vinden. Ze keken naar hem, terwijl ze tussen de stenen huizen door liepen en groetten hem vriendelijk, maar ze behandelden hem als een bezoeker, als iemand die alleen maar op doortocht was. De breedste glimlach en de liefste lach waren bestemd voor wie zou blijven of terugkeren.

Wat hij geen van beide zou doen.

Laat die avond kreeg Sheeka bericht dat er contact met Woestijnwind was gelegd. Jangotat nam afscheid van het dorp en Sheeka's kinderen, die hun tranen niet konden bedwingen. Hij zou dolgraag teruggekeerd zijn naar de dashta-grot om een ander, even moeilijk afscheid te nemen, maar zijn intuïtie zei hem dat zo'n verzoek aanmatigend zou zijn. Hij was naar de dashta's gebracht, niet zij naar hem. Hun woonplaats was geheim en de tocht er naar toe was niet zonder risico's geweest. Hij kon en wilde niet om meer vragen.

Sheeka bracht hem naar een landingsplatform, waar enkele minuten later een tweepersoons speederbike verscheen, bestuurd door het jongste lid van Woestijnwind.

'Hoe staat het leven, Skot?' vroeg Sheeka.

OnSons mond vertrok in iets wat op een glimlach leek. 'We hebben ons gehergroepeerd, wat meer is dan ik een week geleden verwacht zou hebben. Het gaat goed, behalve met Thak Val Zsing.'

Ze schrok. Wat is er met hem?'

OnSon lachte honend. 'Hij heeft ons verraden. Ik weet niet precies wat er gebeurd is, maar de ouwe heeft het gehad. Hij wist dat die moordenaardroids eraan kwamen, maar in plaats van ons te waarschuwen dacht hij alleen maar aan zijn eigen hachje. Het idee!' Hij keek naar Jangotat. 'Zo, ik had eigenlijk niet verwacht dat je zo snel weer op de been zou zijn.'

Jangotat haalde zijn schouders op. 'Ik heb een heleboel hulp gekregen van...' — hij keek naar Sheeka, die vrijwel onmerkbaar haar hoofd schudde — 'vrienden.'

'Het is goed om vrienden te hebben,' zei OnSon.

Sheeka Tulls beeldschone donkere gezicht was kalm en onaandoenlijk. 'Zal ik je nog ooit zien?' vroeg ze zacht aan Jangotat.

'Ik weet het niet.' Eindelijk de waarheid.

Ze legde haar hoofd op zijn borst en trommelde er zacht tegenaan met haar vuisten. 'Ik weet niet waarom ik mezelf dit aandoe,' zei ze met een klein stemmetje. 'Mijn hoofd kan gewoon geen weerstand bieden aan sterke, stille, gereserveerde types zoals jij.'

Zijn armen - armen die haar niet konden beschermen - omvatten haar tengere, gespierde lichaam. 'Bedoel je niet "mijn hart'?' fluisterde hij in haar haar.

Ze keek naar hem op met een ondeugende blik in haar ogen. 'Ik bedoel precies wat ik zei.'

Toen verbaasde Jangotat zichzelf door zich voorover te buigen en haar hartstochtelijk te kussen, zonder zich iets aan te trekken van wat OnSon of iemand anders zag of dacht.

En daarna vertrok hij. Toen de speederbike weg raasde, keek hij om naar het snel kleiner wordende, door stof omwarrelde figuurtje van Sheeka Tull, intuïtief aanvoelend dat hij haar nooit meer zou zien, maar niet goed wetend wat dat voor hem of haar inhield.

70

Langs allerlei omwegen bracht de jonge OnSon Jangotat terug naar het nieuwe kamp. Dat was opgezet in een verlaten mijn in een verweerde heu­velrug. De ingang was volledig overwoekerd en het was onmogelijk het kamp ongezien te benaderen. Hij was het meteen eens met de locatie en wenste dat hun eerste kamp, voor de catastrofe, even goed verborgen was geweest. Zo'n vooruitziende blik zou misschien ook de levens van de spinnenclan gespaard hebben.

Na de speeder verborgen te hebben liepen ze—in verband met mogelijke spionagesatellieten — onder overhangende rotswanden door naar de ingang van de grot. Zijn overlevende broeders verwelkomden hem natuurlijk har­telijk. De laatste paar minuten voordat hij gewond raakte, stonden hem niet goed meer bij, maar iedereen zei dat hij zich uitstekend geweerd had.

Aan de rand van het kamp zat Thak Val Zsing tussen de rotsen. Toen Jangotat hem voor het eerst ontmoette, was hij alleen maar een vermoeide grijsaard, maar nu was hij oud. Een zwerver. Een gebroken man die geen schaduw meer was van de trotse, onstuimige strijder van weleer. De andere leden van Woestijnwind meden hem als de pest en twee keer zag Jangotat een man in het zand aan zijn voeten spugen. In één onnadenkend moment had Thak Val Zsing een leven van moed uitgewist.

Eer. Zo broos en breekbaar.

Jangotat bracht uren door met zijn nieuwe omgeving verkennen, zich vertrouwd maken met de vluchtroutes en zijn kennis van materiaal en logis­tiek bijspijkeren. Hij kreeg te horen over Obi-Wans gevecht met de jk en de tijdelijke sluiting van de zuiveringsinstallatie in Clandes.

Al die verliezen en generaal Kenobi bijna dood en het enige wat ze bereikt hadden, was een tijdelijke onderbreking. Tien procent!

Wat heb je gehoord?' vroeg hij aan Forry.

'Ze zeggen dat generaal Kenobi nog steeds geen contact heeft. Hij moet op barsten staan.'

'En... geen nieuws over de Kloonoorlogen?'

'Niks. Wie weet wat zich daarboven afspeelt. Daarbuiten.' Forry schudde zijn hoofd. 'Meer tien procent kan het amper worden.'

Laat op de avond landde een shuttle op het westelijke landingsplatform en leverde de twee Jedi af. Obi-Wan en Kit glipten de gecamoufleerde grot in, waar de klooncommando's hen op de hoogte brachten van de laatste ont­wikkelingen en wat er in hun afwezigheid voorgevallen was. Daarna liepen de Jedi naar een kleine zijgrot die ze als hun onderkomen ingericht hadden en maakten zich klaar voor de nacht.

Kit vond Obi-Wan merkwaardig stil, maar zijn metgezel begon te spre­ken voordat de Nautolaan vragen kon stellen.

'Ik weet nog precies wat ze zei, Kit.'

Wie?'

'G'Mai Duris. Ze waarschuwde me dat dit kon veranderen in een situatie waarin iedereen de verliezer zou zijn, een situatie waarin ik wellicht vergeefs zal proberen te voorkomen dat een vreedzaam volk vernietigd wordt.'

Kit stookte het vuur dat in de grot brandde op met een stok. Vonken wervelden omhoog. 'Dan mogen we niet falen. Bij de Duizend Getijden, er moet een manier zijn.'

'Inderdaad,' zei Obi-Wan, een flauwe glimlach forcerend. 'Dat weten we en dat zeggen we, maar daarmee hebben we die manier nog niet gevonden.'

71

Gespannen, maar niet bereid te laten merken hoe gespannen hij was, keek Obi-Wan toe terwijl Sirty zijn best deed hun beschadigde apparatuur te repareren. Met heldhaftige inspanningen was de kloonsoldaat erin geslaagd een bericht te verbergen in een commerciële kunstmestorder voor Resta's kwekerij aan het Kibomeer, maar Obi-Wan betwijfelde of ze dat trucje nog een keer konden gebruiken. De krachten die tegenover hen stonden waren uitzonderlijk intelligent. Voor hun eigen veiligheid moesten ze ervan uit­gaan dat ze langs elke nieuwe route maar één bericht konden verzenden of ontvangen.

Sirty's comlink kwam piepend tot leven. 'Hebbes, generaal.'

'Geluk?' vroeg Obi-Wan.

'Volhouden. Ik heb aansluiting weten te maken op een van de reserve­circuits. Militaire apparatuur heeft altijd ingebouwde reserves.'

'Fantastisch.'

Sirty activeerde de apparatuur en Obi-Wan nam zijn positie in. Binnen enkele seconden zag hij het beeld van een mannelijke Falleense technicus in een ver relaisstation.

De Fallener met zijn hoge kraag en smaragdgroene huid trok een wenk­brauw op. 'Ik ken uw communicatieprotocollen niet.'

'De automatische waarmerking is beschadigd,' zei Obi-Wan, waarna hij de man een reeks codewoorden gaf en eindigde met: 'Dit is Obi-Wan Kenobi, Jedi-ridder, op een missie voor de Republiek. Verbind me door en je zult beloond worden.' 'Oké.'

Na zes minuten gekraak vernam Obi-Wan dat zijn eerste keus, meester Yoda, niet beschikbaar was, omdat hij ergens een veldoperatie leidde. Hij nam een snelle beslissing en veranderde zijn toegangscodes. Nu kwam Palpatine zelf in beeld. 'Kanselier?'

Het wijze, verweerde gezicht van de politicus plooide zich in een blij verraste glimlach. 'Meester Kenobi. De Raad en ik begonnen ons net zor­gen te maken.'

'Daar is ook reden voor,' gaf de Jedi toe. 'Niet alles is volgens plan gegaan.'

'Leg uit, alstublieft.'

Obi-Wan haalde diep adem en stak van wal. 'Cestus is geen obscure planeet die een gevaarlijk wapen produceert. Hij lijkt me eerder het middel­punt van een onzichtbaar bordspel. Graaf Dooku is hier diep geïnfiltreerd en heeft onvoorziene bronnen aangeboord.'

Waarom?' De diepe, sonore stem van de kanselier had een kalmerende uitwerking op Obi-Wan.

'Om mijn missie zodanig te laten ontsporen dat we gedwongen zijn ons te verschuilen. Waar mogelijk voeren we aanvallen uit op hun infrastruc­tuur.'

De kanselier dacht even na alvorens te antwoorden. 'Verwacht u dat deze tactiek zal slagen?'

'Dat weet ik niet. Maar ik verzoek om meer tijd om het uit te proberen.'

De kanselier schudde zijn hoofd. We willen resultaten zien, generaal Kenobi. Ik ben van plan een superkruiser te sturen om jullie bij te staan.'

Zijn hart begon sneller te kloppen. 'Maar, excellentie, denkt u niet -'

Wat ik denk is dat een oorlogsschip in een baan om Cestus de mensen daar dubbel voorzichtig zal maken, u niet?'

'Maar de Bond zal dat aangrijpen om hun eigen schepen te sturen met het excuus dat ze alleen maar een onschuldige planeet tegen de Republikein­se agressors beschermen.'

Tja, in dat geval kunt u er beter voor zorgen dat de situatie opgelost is voordat die schepen arriveren, nietwaar?'

De kanselier verbrak de verbinding.

Obi-Wan ziedde van woede. Daar had je het al. Eerst een 'schip' en vervolgens 'voordat die schepen arriveren'. De boodschap van de kanselier was weinig subtiel: als graaf Dooku zich met de situatie bemoeide, zou Palpatine hem met plezier vernederen. En nu hij erover nadacht... de Repu­bliek was er nog nooit in geslaagd de vloot van de Bond tot een open gevecht te bewegen, en hij begon zich af te vragen of zijn hele missie geen voorwendsel was — een schijnbeweging met de bedoeling een agressieve reactie uit te lokken.

Maar nee. Als hij dat dacht, was de volgende vraag, de eerstvolgende vraag, of Palpatine bereid zou zijn het leven van al zijn mensen hier op te offeren voor de overwinning. Hoewel hij politici in principe niet vertrouwde, wilde hij, kon hij dit niet geloven.

Maar zelfs als hij het wel geloofde, wat dan?

Als hij hier geen oplossing voor vond, kon hij diverse manieren beden­ken waarop hij het leven zou laten: in een republikeins bombardement, onder het vuur van bewakers, door toedoen van de planetaire veiligheids­troepen...

Of zelfs door die onzichtbare, mysterieuze tegenstander hier.

Bij zonsopgang de volgende dag was het wederom tijd om de manschappen tot een hechte eenheid te smeden. Obi-Wan had het gevoel dat de terugkeer van Nate hun doelmatigheid zou vergroten.

Bovendien... voelde Obi-Wan dat er iets met de soldaat gebeurd was. Lichamelijk was hij duidelijk uitstekend genezen, maar de veranderingen die hij in Nates psyche bespeurde, waren veel interessanter.

'Jangotat, waar ben je precies geweest?' vroeg hij de teruggekeerde kloon toen deze zijn eerste korte rapport uitbracht.

'De exacte locatie ken ik niet, generaal, en wat ik ervan weet houd ik liever voor mezelf.' Een korte stilte, meteen gevolgd door: 'Tenzij de generaal erop staat. Staat u erop, generaal?'

'Nee,' zei Obi-Wan na zorgvuldig nagedacht te hebben. 'Ik ga ervan uit dat je alles wat interessant of van belang is voor deze operatie zult melden.'

'Inderdaad, generaal,' antwoordde Jangotat, waarna hij verder ging met het schoonmaken van zijn wapens.

Dat was bijna twintig uur geleden. Nu zag Obi-Wan de klonen met elkaar oefenen in het gevecht zonder wapens: heupworpen, houdgrepen en korte hakbewegingen met de zijkant van de hand. Niets bijzonders, maar alles werd gedaan met felle, professionele vaardigheid en uitgevoerd met adequa­te kennis van de gevoelige plekken in het lichaam van de tegenstander. Dit was meer dan een demonstratie, hoewel de rekruten de oefening gadesloe­gen. En het was ook meer dan een oefening, hoewel ze na afloop allemaal baadden in het zweet.

Nee, hij voelde dat het een diagnostische activiteit was, een manier voor de klonen om zich ervan te vergewissen dat elk individu in hun groep in alle denkbare opzichten aan de Code voldeed.

En hij zag nog meer — een soepelheid en economie van beweging die ietwat verbazend was in een massaproduct als de kloonsoldaten. Als hij zich niet vergiste...

Inderdaad. Hij zag een schijnbeweging met de heup overvloeien in een achterwaartse trap, een opslaan van elastische energie in de spieren en pezen die een iets geavanceerdere training verried. En hij had zo'n idee dat hij wel kon raden waar ze die kennis vandaan hadden.

'Neem me niet kwalijk,' zei hij aan het eind van een bijzonder fel gevecht. 'Tenzij ik me vergis, zie ik elementen van de Jedi-vloeivorm. Heeft meester Fisto jullie getraind?'

Ze keken zowel blij als beteuterd, zodat Obi-Wan zich realiseerde dat ze zich zo uitgesloofd hadden voor hem.

'Ja. Een beetje. Alleen maar de grondbeginselen natuurlijk,' haastte Forry zich te zeggen, alsof hij bang was dat Obi-Wan kwaad zou zijn.

Obi-Wan lachte. 'Nee, alsjeblieft. Dat is prima. Maar... mag ik, met jullie permissie, ook een paar worpen doen?'

Sputterend van plezier vormden de kloonsoldaten een kring en Obi-Wan ging tegenover Jangotat staan.

Hij wist dat de man sterk, snel en goed getraind zou zijn. De extra Jedi-training was prachtig om te voelen en Obi-Wan rekte het gevecht ver­scheidene minuten. Het was enkel een spel, natuurlijk, alleen maar bedoeld om de dynamische balans te testen en te verstoren, niet om de tegenstander te overweldigen. Wat hij niet verwacht had, was de subtiliteit en het impro­visatietalent van de kloon. En zijn gevoeligheid voor kleine veranderingen in druk en snelheid was uitstekend.

Obi-Wan testte zijn theorie en deed hetzelfde met de andere comman­do's, een voor een. Het waren allemaal vaardige, soepele vechters, maar... Jangotat had iets meer. Empathie. Inzicht. Een groter inlevingsvermogen in wat zijn tegenstander dacht of voelde. Het was moeilijk te geloven dat de man nog maar enkele dagen geleden zo'n zware verwonding opgelopen had. Waar was hij geweest? Wat had hij gedaan?

Obi-Wan nam opnieuw een vechthouding aan. 'Nu even serieus, oké? Wie het eerst plat gaat?'

Jangotat knikte en zette zich schrap.

Jangotat viel als eerste aan. Obi-Wan neutraliseerde de aanval met een exact getimede zijstap en draai. Toen het stof optrok, lag de kapitein in een Juzziaanse houdgreep waarin de zenuwen in zijn pols en elleboog afgekneld werden. Obi-Wan had één voet op Jangotats schouder en beknelde zijn zenuwen tot Jangotat ten teken van overgave op de grond sloeg.

Obi-Wan bedankte hen voor de oefening en had zich al omgedraaid toen de kloon riep: 'Meester Kenobi?'

Obi-Wan bleef staan en wachtte tot de soldaat hem ingehaald had. 'Ja?'

'Ik —' Hij stond op het punt iets te zeggen, maar bedacht zich op het laatste moment. Wij zijn zo veel minder dan u.'

Dat was niet wat hij had willen zeggen, maar Obi-Wan gaf toch ant­woord. De laatste paar minuten van hun gevecht hadden hem waardevolle dingen over de wc geleerd, allemaal positief. 'Nee! Nee! Jullie zijn moedig, gecoördineerd, taai... hoedanigheden waar iedereen bewondering voor zou hebben.' Hij glimlachte. 'Hoedanigheden waar ik bewondering voor heb.' Obi-Wan zuchtte. Er was iets ontwaakt in de wc. Normaal gesproken zou Obi-Wan ingenomen zijn met het opstaan van een individuele geest, maar als de kloon dacht dat Obi-Wan hem zou helpen zijn individuele waarheid te vinden, had hij geen slechter moment kunnen kiezen.

Over een week waren ze misschien allemaal dood. Aan de andere kant was het zinloos om niet te proberen een bezwaard gemoed te verlichten. Uiteindelijk stelde hij de vraag die hij al een hele poos in zijn hoofd had en waarvan hij het officiële antwoord al kende. Hij was er alleen nooit toe gekomen hem te stellen. 'Ik weet dat kloonsoldaten uiterst gehoorzaam zijn,' zei hij, 'maar heb je in je hart wel eens aan de juistheid van een bevel getwijfeld?'

Jangotat rechtte zijn schouders zo snel dat het een voorgeprogrammeer­de respons moest zijn. 'Soldaten twijfelen niet. Soldaten gehoorzamen.'

Hij zweeg, maar Obi-Wan had het gevoel dat de soldaat zijn masker had laten vallen. Dit was iemand anders dan de man die samen met hen aan boord van de kruiser was gegaan. 'O ja?'

Achter deze vraag schuilde een tweede vraag. En daarachter nog een.

Obi-Wan liep zwijgend verder, zeker dat Jangotat mee zou gaan. Hij vond een kleine open plek, ging op een steen zitten en nodigde de kloon uit naast hem plaats te nemen. 'Veel mannen tekenen vrijwillig voor het solda­tenleven. Anderen worden een poosje ingelijfd en keren, als de alarmbellen ophouden met rinkelen, weer terug naar hun boerderij of gezin. Maar wat doet een man die voor de oorlog geboren, voor de oorlog getraind is? Ik kan je ambivalentie voelen, Jangotat. Je zoekt antwoorden. Als je nagaat hoe zorgvuldig je geest gevormd is, vind ik het al indrukwekkend dat het je gelukt is die vragen zelfs maar te formuleren.' Obi-Wan zuchtte en krabde aan een van de schaafwonden die hij in zijn recente gevecht met de jk opgelopen had. Je kunt niet vrij zijn. Je bent geboren om in andermans oorlogen te vechten zonder hoop op winst of roem.'

Hij klapte zijn mond dicht, ervan overtuigd dat hij te veel gezegd had. Obi-Wan had nog nooit een uitspraak over klonen en in vrijheid geboren mensen gedaan. Dat was zijn zaak niet. En wie weet had Jangotat allang weer spijt van zijn vraag.

Tot zijn verbazing liet Jangotat zich niet door Obi-Wans woorden of toon uit het veld slaan. 'En hoe zit het met gevoelens?' vroeg hij. 'De Jedi zijn de beste vechters die ik ooit gezien heb, maar jullie hebben gevoelens.'

Obi-Wan grinnikte. 'Anders zouden we niet zo ons best hoeven doen om ze te bedwingen.' Hij was bang dat hij, net als zo veel anderen, voetstoots aannam dat elke kloonsoldaat zijn vaste plaats had, een eindeloze rij niet van elkaar te onderscheiden laserkanonnenvoer die zich als in een eindeloze spiegel uitstrekte tot hij de horizon niet alleen vulde maar definieerde.

Jangotat bewees dat die houding verkeerd was. 'Hebt u een thuis?' vroeg hij bijna verlegen.

'De Jedi-tempel is mijn huis. Al sinds mijn vroegste jeugd.'

'En hebt u ervoor gekozen Jedi te worden?'

'Ja. Ik ben al sinds mijn babytijd in de Tempel. Er was zeker een moment waarop ik bewust de beslissing nam Jedi-ridder te worden, hoewel mijn voeten al op dat pad gezet waren voordat ik kon lopen.'

Was u dan niet te jong om zo'n beslissing te nemen?'

Daar dacht Obi-Wan zorgvuldig over na. Was het mogelijk dat de jongen die hij toen was er enig idee van had hoe zijn huidige leven eruit zou zien? Alle gevaren, alle inspanningen? Alle wonderen? Wat zou die jongen ge­dacht hebben als hij dat geweten had?

Hij antwoordde zeer weloverwogen: 'Misschien als ik die keuze met mijn hoofd genomen had.'

'Maar u nam hem met uw hart?'

'Dat zouden sommige mensen inderdaad zeggen,' antwoordde Obi- Wan. 'Maar in werkelijkheid voelen we de Kracht met ons hele lichaam. Elk stukje van me wist dat dit mijn lotsbestemming was. Ik wist dat ik afzag van de geneugten en gemakken van normale mensen. Zelfs op die jonge leeftijd legde ik me daarbij neer.' Obi-Wan legde een hand op de schouder van de kloon en gaf er een kneepje in. 'Daar koos ik voor.'

'En in mijn geval werd die keuze voor mij gemaakt,' zei Jangotat.

Dat was de kloof die tussen hen gaapte: aan één kant een man die alle attributen van een normaal leven afgezworen had in ruil voor een bestaan van dienstbaarheid en avontuur, aan de andere een vervangbaar radertje in een anoniem leger... uitgekozen vóór zijn geboorte, in een vorm gegoten waarin hij volmaakt paste.

Wie had zijn beslissing genomen — hijzelf of zijn midi-chlorianen? Had hij, als het erop aankwam, even weinig keus gehad als Jangotat?

Had iemand echt keus?

72

Schaduwen dansten een geluidloze pantomime op de wand van de grot, gevoed door een laaiend vuur van afvalhout. Obi-Wan keek naar de verza­melde leden van Woestijnwind en bedacht dat er door alle eeuwen heen overal in de melkweg moedige wezens van duizend verschillende soorten geweest moesten zijn die in soortgelijke grotten, bij soortgelijke kampvuren en om soortgelijke redenen krijgsraad gehouden hadden.

'We staan tegenover ontzagwekkende obstakels,' begon hij.

'Maar we hebben het niet slecht gedaan,' zei Resta.

'Dat is waar. Maar voor een prijs. En de prijs blijft stijgen. En hij wordt te hoog voor ons.'

'Hoe kan dat?' OnSon veegde zijn lange blonde haar uit zijn gezicht, waarbij hij een halvemaanvormig litteken onthulde. 'We hebben zo hard gewerkt...'

De pijn in die jonge stem sneed door Obi-Wans hart. 'Ook dat is waar,' antwoordde hij. 'En de fout ligt niet bij jullie. Jullie hebben ons zonder voorbehoud je bloed en zweet gegeven. Wij zijn degenen die gefaald heb­ben.'

Kit Fisto staarde onbewogen in het vuur. Obi-Wan wenste dat hij de gedachten van zijn vriend kon raden.

Het was mogelijk dat de verzamelde mannen en vrouwen dachten dat de Jedi hen wilden verlaten, want ze begonnen massaal te protesteren. 'Nee!' zei OnSon. 'Zonder jullie hadden we nooit zo hard en zo effectief toe kunnen slaan. Dit is niet voor niets geweest!'

'Nee,' zei Obi-Wan. 'Daar heb je gelijk in. Maar we zijn bij elke stap belemmerd en we geloven dat er meer factoren in het spel zijn. Factoren waar we niet het fijne van weten.'

Wat voor factoren?' gromde Resta.

'De regering heeft informatie ontvangen die alleen maar verkregen kan zijn door spionage of afluisterapparatuur of verraders of...' Zijn stem stierf weg toen hij dieper in gedachten verzonk.

'Of wat?'

'Of door iemand die zowel uitstekend geïnformeerd als meedogenloos is. Iemand die in staat is om...' Opnieuw stierf zijn stem weg. De vonk van een intuïtief inzicht lichtte op in zijn geest. Dat inzicht had zich al eerder gemeld in een diepe meditatie vroeg in de ochtend, terwijl de rest van het 

kamp nog sliep. In zijn trance had hij een connectie gevoeld. Tijdens zijn verblijf op Cestus was zijn aura heel even in aanraking geweest met dat van iemand... of iets... wat een doorslaggevende rol in deze hele affaire was gaan spelen. Toch leek hij meteen vanaf zijn aankomst alles onder controle te hebben gehad. Alles was perfect gepland, maar toch...

Hij schudde zijn hoofd en ging verder: 'Die iemand heeft al onze plannen laten ontsporen, met het gevolg dat we er vrij zeker van zijn dat Opperste Kanselier Palpatine binnenkort een superkruiser zal sturen om Duris onder druk te zetten. Als de situatie er dan niet beter uitziet, is er een zeer reële kans dat ze een bombardement ontketenen dat een totale oorlog tot gevolg zal hebben.' Hij wachtte even om zijn woorden door te laten dringen. 'Als dat gebeurt, verliest iedereen.'

Wat kunnen we doen?' vroeg Skot OnSon.

'Ik heb een idee,' antwoordde Obi-Wan, 'waardoor het ons misschien zal lukken dit conflict te beëindigen zonder dat er nog een schot gelost wordt en zonder de hele economie te laten instorten. Het is gevaarlijk, maar met een beetje geluk heeft het 't gewenste effect.'

73

Fizzik had snel promotie gemaakt sinds hij zich bij de organisatie van zijn zuster Trillot aangesloten had. De gangster scheen niemand zo te vertrou­wen als bloedverwanten. Maar hoewel zijn opdrachten steeds belangrijker werden, stond Fizzik zichzelf geen seconde toe te vergeten hoe snel zijn geluk weer om kon slaan. Het was dus begrijpelijk dat hij niet erg gerust was toen hij opdracht kreeg naar de handelsnederzetting Jantos in het oosten te gaan om met de Jedi te praten. Hij ging natuurlijk, maar niet van harte.

Na aankomst in Jantos werd hij meteen naar de Jedi gebracht die Obi- Wan Kenobi werd genoemd.

'En?' vroeg Fizzik. Wat wilt u?' Deze plek werkte hem zwaar op de zenuwen. Dit was precies het soort missie waar zijn zuster hem op uit zou sturen als ze hem uit de weg wilde laten ruimen.

'Ik wil iets kopen,' zei Obi-Wan.

'En wat wilt u precies kopen?'

'Een klasse zes Baktoid stralingspak.'

'En waar zou u zo'n pak voor gebruiken?'

'Dat zijn mijn zaken.'

Fizzik tuurde in de blauwe ogen van de bebaarde Jedi en wenste dat hij beter was in het interpreteren van menselijke gelaatsuitdrukkingen. Dit was gevaarlijke informatie. Hij wist dat de Jedi chaos en verwarring zaaiden in de industriële complexen en dat iedereen die zich medeplichtig maakte aan sabotage de doodstraf kon krijgen. Een stralingspak. Had hij ooit geruchten gehoord over een door een stralingsveld beschermd regelsysteem? Dat zou kunnen, maar niemand wist hoe betrouwbaar dergelijke geruchten waren. Wat voerde deze Jedi in zijn schild?

Maar Fizzik hield zijn gedachten voor zich en maakte een beleefde bui­ging. Het was niet aan hem om naar 's mans motieven te gissen. Hij hoefde alleen maar zijn zuster te dienen tot hij een betere positie vond.

En als je zag hoe hard de situatie hier verslechterde, zou dat best eens buiten Cestus kunnen zijn.

'En vertrouw je die Trillot?' vroeg Kit toen Obi-Wan terugkwam.

'Tot nog toe heeft ze me alles gegeven waar ik om gevraagd heb. En op elke manier die ik na kan gaan de waarheid gesproken. Onze bronnen op Coruscant vertrouwen haar.' Hij zuchtte.

'Het valt me op dat je niet zegt dat jij haar vertrouwt,' merkte Kit op.

'Ik heb een plan,' zei Obi-Wan. 'En daar heb ik Trillot voor nodig. En ik ben bereid het risico te nemen. Trillot vertelde me een keer over een ver­borgen regelstation dat door een stralingsveld beschermd wordt. Dat pak zou peperduur zijn, maar dan zou ik het reactorcomplex van Cestus binnen kunnen dringen en de hele productielijn van Clandes stop kunnen zetten zonder ernstige schade toe te brengen aan de infrastructuur. Ik denk dat dat afdoende zou zijn.'

'En dan, generaal?' vroeg Forry.

'Dan zouden we de bombardementen kunnen afblazen en de onderhan­delingen openen.'

'Maar hoeveel geld hebben onze overvallen opgeleverd?' vroeg OnSon. 'En was het niet de bedoeling dat het een fonds voor de overlevenden zou zijn?'

'Als dit niet lukt, zullen er niet genoeg overlevenden zijn om ook maar één krediet onder te verdelen,' zei Obi-Wan. 'Onze prioriteiten zijn veran­derd.'

Het wachten was het ergste. Op een signaal van Trillot. Een signaal van de vloot. Een signaal van de verspreide boerderijen die kwetsbaar waren voor represailles van de Cestiaanse veiligheidstroepen.

Wachten was altijd erg, maar Obi-Wan gebruikte de tijd om met Jangotat te worstelen. De kloonsoldaat leek een onverzadigbare honger naar Jedi-vechten te hebben, en hoewel Obi-Wan wist dat hij zich te allen tijde bewust moest blijven van de beperkingen van de wc, was hij niet ongenegen hem iets van zijn kennis bij te brengen.

Met toestemming van Obi-Wan demonstreerde Jangotat wat hij van de Jedi-vloeivorm begreep tot hij dreef van het zweet.

'En?' vroeg Jangotat, meteen gevolgd door: 'Generaal?'

Obi-Wan hield zijn hoofd scheef, beseffend dat hij op een of andere manier in een bijzonder vreemde verhouding verzeild was geraakt. 'Je bent erg goed. Maar denk eraan, als je ergens een knoop van spanning in je lichaam voelt, ga er dan niet met geweld doorheen. Je moet je ontspannen, die knoop weg laten smelten. Je adem erheen sturen. Je lichaam herinnert zich elke pijn, emotioneel of fysiek, die je ooit gevoeld hebt. Het probeert je te beschermen. Pijn en angst concurreren met vaardigheid en bewustzijn.'

'Generaal Fisto zei dat gedachten en angsten een soort rotsblokken zijn en dat de Kracht de rivier is die ertussendoor stroomt. De meeste mensen raken zo verstopt door pijn en spijt dat het water niet meer van de berg naar de zee kan stromen.'

Obi-Wan lachte. 'Heel goed. Veel van de Jedi-training is erop gericht die obstakels te verwijderen.'

'Maar generaal Fisto waarschuwde me dat ik nooit zo goed zou kunnen zijn als een Jedi,' zei Jangotat.

Obi-Wans stem was begripvol. 'Levensvreugde ligt niet in het overtref­fen van andermans talent, maar in het volledig ontplooien van je eigen gaven.'

Na enig nadenken leek Jangotat tot de conclusie te komen dat training beter was dan analyse, want hij ging nog een uur verder met zijn lichaam in allerlei exotische bochten en hoeken wringen, zoekend naar de diepste bronnen van angst en rancune en eenzaamheid die in zijn spieren opgeslo­ten zaten en ze bevrijdend. Meter voor meter, moment voor moment vond Jangotat zijn weg naar de zee.

74

Admiraal Arikakon Baraka was danig uit zijn hum. Eerst had hij deel moe­ten nemen aan een trainingsoefening voor kloonsoldaten en nu hadden zijn bevelen hem ver weggevoerd van de jacht op de Separatisten en de Nexus naar een planeet met de naam Cestus gebracht. Tegen de tijd dat hij klaar was met het intimideren van dit achterafplaneetje zou de rest van de vloot zeker al een belangrijke veldslag geleverd hebben en zouden anderen met de eer gaan strijken. Dit was niet de manier om promotie te krijgen — of, nog belangrijker, de goedkeuring van zijn voorouders te verdienen.

Desondanks hield Baraka een oogje op de navigatieroutes, deelde beve­len uit, testte alle kritieke systemen en maakte zich op om zich naar beste vermogen van zijn taak te kwijten. Hij zou deze Cestianen vermorzelen en vervolgens koers zetten naar de grote slag die zeker ergens in de Borleiasnevel plaats zou vinden.

Er stond maar één obstakel tussen hem en roemrijke daden. En dat zou binnenkort verwijderd zijn.

De speederbike snorde onder Obi-Wans handen, klaar voor de laatste etap­pe van dit avontuur. Kit sprak tot de klooncommando's terwijl hij de laatste hand aan het inpakken van zijn bagage legde.

'Schort alle operaties op,' zei de Nautolaan. 'We kunnen niet het risico lopen dat iemand van jullie in vijandelijke handen valt. Jullie zouden een onweerlegbaar bewijs tegen de Republiek vormen en voor de Duizend Werelden tentoongesteld worden als teken van de verraderlijkheid van Pal­patine. Tenzij je rechtstreeks bericht van ons krijgt moeten jullie, als wij niet terugkomen, via Resta's kwekerij proberen een nieuw bericht te verzenden. Vraag admiraal Baraka om jullie op te halen. Tenzij op direct bevel mogen jullie het kamp niét verlaten. Is dat begrepen?'

De kloonsoldaten keken elkaar ongerust aan. 'Mogen we geen reddings­actie ondernemen als u in moeilijkheden komt, generaal Kenobi?'

Obi-Wan wist een zelfverzekerd glimlachje te forceren. 'Blijf in het kamp tot je een direct bevel krijgt om het te verlaten, is dat duidelijk?'

De klonen knikten en de Jedi stegen op tegen een sterke wind. Terwijl ze naar ChikatLik in het noorden koersten, nam de zandstorm in kracht toe. Soms kon Obi-Wan, als hij omkeek, Kits speeder niet zien en moest hij er blindelings op vertrouwen dat zijn metgezel hem nog steeds volgde.

Precies zoals hij geen enkele afdoende oplossing zag voor de situatie waarin ze zich bevonden, maar erop moest vertrouwen dat er wel een bestond.

We hebben de kredieten waar je om gevraagd hebt. Waar is ons pak?' Ze hadden er een hele dag over gedaan om ChikatLik te bereiken en Obi-Wans zenuwen waren uitgeput. Dit was een onvoorziene extra complicatie.

Trillot giechelde. 'Niets op deze planeet wordt zo goed beschermd als die pakken. In mijn nest wordt om de zo veel tijd een inval gedaan — en als ze dat pak hier vonden, zou geen enkele advocaat me uit de gevangenis kunnen houden.'

Aannemelijk genoeg, maar toch...

Obi-Wan voelde haar nervositeit en werd zich plotseling bewust van gevaar. 'Oké, waar is het dan?' Wat was er aan de hand? Alle woorden klopten, maar toch... maar toch...

'Als jullie meegaan naar mijn privé-turbolift,' zei Trillot, 'zal ik jullie per­soonlijk naar het platform brengen. Waar zijn de kredieten?'

'De helft nu,' zei Kit terwijl hij een tas op de tafel voor zich legde. Hij verloor hun gastvrouw geen seconde uit het oog. 'En de helft als we ons pak hebben. Akkoord?'

'Natuurlijk,' antwoordde Trillot.

Obi-Wan en Kit volgden Trillot naar het liftplatform. Ze gingen naar binnen en de deur schoof achter hen dicht. Terwijl ze afdaalden, wendde Kit zich tot Trillot. De flauwe verlichting weerspiegelde in zijn enorme donkere ogen. 'Ik heb van u gehoord en ik ben blij dat ik de kans krijg u te ontmoeten. Als er problemen rijzen, beloof ik u dat dit de laatste keer is.'

'Ik denk niet dat we hierna nog ooit zaken zullen doen,' luidde het vrome antwoord van de gangster.

Toen de lift tot stilstand kwam, bevonden ze zich in een ondergrondse nestgrot ter grootte van een vrachtschip. Zo ver als het oog reikte, strekten zich duizenden lege nesthokjes uit langs de wanden. Obi-Wan rook water: een ondergronds meer, of misschien een rivier. Rondom het platform ston­den stapels ongeopende kratten. Een nestgrot die als smokkelaarshol gebruikt wordt, dacht Obi-Wan. Smokkelwaar die via ondergrondse rivieren was aangevoerd? Ingenieus. Maar...

Wees voorzichtig,' zei hij toen ze uitstapten.

'Een overbodige waarschuwing,' antwoordde Kit.

Een derde stem mengde zich in hun gesprek. 'En te laat ook.' En meteen werden de Jedi ingesloten door een zacht knetterende lichtkring. Ze wisten meteen wat het was: een Xythaans krachtschild. Een valstrik.

'Een nieuw veiligheidsapparaat van Cestus Cybernetica. Het absorbeert en retourneert alle energie. Het staat jullie vrij om je lichtzwaard te gebrui­ken.'

Obi-Wan kende die stem. Plotseling viel alles wat er de laatste dagen

gebeurd was met schokkende en wellicht fatale duidelijkheid op zijn plaats. 'Asajj Ventress,' zei hij.

Ze kwam uit de schaduwen, maar ze werd door meer beschermd dan schaduw. In elke hand had ze een gloeiend rood lichtzwaard met een gebo­gen gevest.

Twaalf jonge X'Ting kwamen uit de kratten om haar heen — amper volwassen jongelui, te oordelen aan de lichte vachtringen rondom hun nek. Ze probeerden een stoere, dreigende indruk te maken, maar het waren duidelijk groentjes.

'Je hebt de Quy'Tek meditaties duidelijk geperfectioneerd, Ingewijde,' zei Obi-Wan. 'Je kunt je Kracht maskeren.'

'Voor dwazen, ja,' zei ze glimlachend. 'Ga je gang, gebruik je lichtzwaarden. Het energieveld zal ze volkomen nutteloos maken.'

'En de X'Ting?'

Trillot liep om het energieveld heen, als een vex die klem zat tussen twee reken. 'Zij zijn trouw aan het nest,' zei ze.

'Zij draagt je geen liefde toe, Trillot,' zei Obi-Wan.

'Maar jou nog minder, geloof ik,' giechelde de gangster.

Ventress wendde zich tot de vrouw. 'Jij kunt gaan, Trillot. Je protocol­droid zal mijn bevelen aan de X'Ting vertalen.'

Trillot keerde zo snel als de turbolift haar kon dragen terug naar boven.

Ventress glimlachte. 'Ik wist dat ik je op het laatst zou verslaan.'

'Noem je dit een eerlijk gevecht?' De scherpte van Obi-Wans stem deed niets om de razernij die in hem opsteeg te maskeren. Nu wist hij waarom er zo veel doden gevallen waren, waarom er sinds zijn aankomst op Cestus zo veel kritieke acties mislukt waren. Al zijn pogingen deze affaire op vreedza­me wijze op te lossen waren verijdeld door deze kaalgeschoren heks, en de verwarring waaronder hij tot op dat moment geleden had, verdween op slag.

'Nee,' zei ze kalm. 'Ik noem dit een overwinning.'

Admiraal Baraka's superkruiser kwam uit de hyperruimte en hij stationeerde zijn schip in een baan om Cestus. Een snelle scan maakte duidelijk dat het de planeet aan de afweermiddelen ontbrak om een schip als Nexus te weer­staan, en dus nam hij er zijn gemak van en gebruikte de tijd om zijn man­schappen een reeks aanvalsoefeningen te geven. De eerste tien uur — of tot ze een gecodeerd bericht kregen — hadden ze toch niets om handen.

Cestus lag voor hen, een wereld van rijkdom zonder krijgers om hem te beschermen. Het wachten was alleen nog op bericht van de planeet zelf of van de Opperste Kanselier. Het was enkel nog een kwestie van tijd.

Toen de kruiser in het zonnestelsel verscheen, ging het nieuws als een lopend vuurtje door ChikatLik. Iedereen kende iemand die het gerucht gehoord had dat de stad vernietigd zou worden. In de eerste drie uur ont­vluchtten duizenden bewoners hun stad, een stroom refugiés die de lucht-.

banen en wegen verstopte. G'Mai Duris verscheen op het holonieuws en verzekerde haar burgers dat het schip alleen maar gekomen was om de belangen van de Republiek te beschermen. Cestus was bevriend met de Republiek, dus hoe kon iemand denken dat ze gevaar liepen? Het feit dat haar toespraak ook naar alle grote zonnestelsels in de Buitenring uitgezon­den werd, ontging niemand.

De leiders van de Vijf Families namen in stilte de benen naar hun privéschuilplaats onder het Kibomeer. De meeste Cestianen hadden het gevoel dat hun planeet het onschuldige slachtoffer was van een conflict tussen de Republiek en de Bond en hoopten dat het met een sisser af zou lopen: voorlopig stond overleven hoger op hun agenda dan winst maken.

De Vijf Families wisten dat het spel dat boven hun hoofden gespeeld werd hun macht zou breken of tot ongekende hoogten zou opstuwen. Misschien won Palpatine, misschien graaf Dooku. Maar wat er ook gebeur­de, zelf wilden ze het er levend afbrengen. Er dreigde inderdaad een storm boven Cestus los te barsten, maar zolang ze die overleefden, zouden ze de contracten met de Bond alsnog na kunnen komen. Per slot van rekening keek de hele melkweg toe en zou dit een perfecte gelegenheid voor graaf Dooku zijn om een objectieve demonstratie te geven van de voordelen van het handel drijven met de Bond.

En er speelden natuurlijk nog meer factoren mee, factoren die uitsluitend besproken werden binnen de Families zelf of door personen die beschikten over uiterst geheime informatie die alleen de belangrijkste families bekend was. Maar die factoren en wat eruit voortvloeide, zouden geen enkele bete­kenis hebben als ze de eerstvolgende paar dagen niet overleefden...

'Dit is over... misschien twintig uur afgelopen.' Ventress keek naar de twee Jedi, die nog steeds gevangen zaten in het energieschild. 'Het spijt me dat ik niet de gelegenheid zal krijgen om de lichtzwaarden met je te kruisen, Obi- Wan Kenobi. Graaf Dooku wil je levend in handen krijgen,' zei ze, vlak voor het schild heen en weer benend. Haar honger was zo intens dat de punten van haar twee lichtzwaarden trilden. 'Maar is de kans niet groot dat hij me zou vergeven als ik je gewoon in een tweegevecht doodde?'

'Alsjeblieft.' Obi-Wan keek haar aan. 'Geef me een kans.'

'Die eer zou ik liever zelf opeisen,' zei Kit.

'Ohhh,' fluisterde ze. 'O zeker, jij en ik. Dat zal zeker gebeuren, Obi-Wan Kenobi. Maar ik mag niet vergeten dat deze operatie belangrijker is dan mijn individuele voldoening of promotie. Dat begrijp je toch wel?'

Ze keek naar het rotsachtige plafond boven hem. 'De Opperste Kanse­lier zal Cestus vernederen als afschrikwekkend voorbeeld voor andere pla­neten die hun eigen weg willen gaan. Het lot van deze ene kleine planeet zal honderden zonnestelsels in de armen van de Bond drijven. Missie geslaagd.'

'En de biodroids? Willen jullie die dan niet?'

Ze glimlachte. 'We zouden ze graag hebben, maar om ze in het groot te produceren moet er gekloond worden en het zal zeker nog een jaar duren voordat onze pogingen dashta's te klonen met succes bekroond zullen wor­den. Op dit moment is dat een doodlopende straat. Alleen maar bluf.'

Glimlachend kwam ze dichterbij, zo dichtbij dat haar gezicht de wand van flikkerende energie bijna raakte. 'Die bakens die jullie in Clandes ge­plaatst hebben... Heel leuk bedacht. Je kon de installatie niet binnenkomen en dus trianguleerde je drie externe signalen. Een goed plan. Maar snel ongedaan gemaakt. Wat jammer dat de coördinaten veranderd zijn.'

Waar heb je het over?' vroeg Obi-Wan, bang dat hij haar maar al te goed begreep.

Je was van plan de zuiveringsinstallatie en de krachtcentrale met zo weinig mogelijk verlies van leven plat te gooien.' Ze klikte met haar tong. 'Ik vrees dat we daar geen genoegen mee kunnen nemen. Onze plannen verei­sen meer... laten we zeggen, dramatiek.'

Wat heb je gedaan?' fluisterde hij.

'Nee... je kunt beter vragen wat jij gedaan hebt,' zei ze. 'En waarom je een kruiser zijn bommen opzettelijk op een geologische fout in de grot hebt laten vallen, zodat het hele industriële complex, inclusief zijn miljoenen bewoners, vernietigd werd. Ja, ik geloof dat zo'n slachtpartij de melkweg aardig zal polariseren, denk je ook niet?'

Obi-Wans hoofd tolde. En graaf Dooku kon het dashtaweefsel nog zeker een jaar niet klonen of in grote hoeveelheden produceren? 'Dus die droidbestelling van jullie was uitsluitend voor de schijn?'

'Bedoeld om Palpatine en jullie brave Jedi-raad een overhaaste reactie te ondokken. En ik zou zeggen dat ons plannetje uitstekend geslaagd is, jij niet?' Haar lach was even warm als droog ijs. 'De slachtpartij die daaruit voortvloeit, zal de balans in de melkweg helemaal in ons voordeel door doen slaan. En wie heeft Cestus nog nodig als we de weefsels eenmaal kunnen klonen?'

'Je bent een monster,' zei Kit met een stem die zo kalm was als een dode zee.

Op dat moment vielen de enorme energieën die in Obi-Wan rondwervelden plotseling stil. Hoe hopeloos hun situatie ook leek, hij was er diep van overtuigd dat het hiermee niet afgelopen was. Dat Ventress ergens een fout had gemaakt en dat hij, zodra die ene vergissing zich manifesteerde, klaar zou zijn om die uit te buiten...


75


In overeenstemming met hun directe bevelen bleven de vier resterende kloonsoldaten in het kamp, zich volledig bewust van de krachten die om hen heen met elkaar in botsing kwamen en van de nachtmerrie die over Cestus neer dreigde te dalen.

Jangotats hoofd liep om van visioenen en mogelijkheden. Hij wist nog beter dan de rest wat hun opdracht was. Die stond even duidelijk in zijn geheugen gegrift als zijn nummer. Maak een eind aan de productie van jk's. Houd de huidige maatschappelijke orde in stand.

De orde in stand houden? Maar die was corrupt! De Vijf Families waren bereid talloze burgers te vermoorden om hun winst veilig te stellen. Als dat geen verraad was, wat dan wel? Bovendien kon iedere gek zien dat ze zich allang achter de Separatisten geschaard hadden - en de Jedi waren niet gek, dat was zeker.

Dat betekende dat ze meegesleept werden door de gebeurtenissen en door hun programmering bepaald werden. Net als een kloon, dacht hij.

De Nexus hing in een baan boven hen. Generaal Obi-Wan kon elk mo­ment bericht sturen dat het bombardement kon beginnen. En als zijn be­richt uitbleef, zou het schip de met bakens aangeduide doelwitten zonder nadere bevestiging vernietigen.

De mensen daar waren ten dode opgeschreven. Gewone burgers die hier al generaties woonden, konden hun huis niet snel in een rugzak stoppen en de benen nemen als er gevaar dreigde. Ze fulmineerden tegen het duister, ze vochten voor hun beminden, ze baden in stilte.

De kloonsoldaten wachtten, maar het bericht van de generaals waar ze zo reikhalzend naar uitzagen, bleef uit. Waren ze dood? Gevangengeno­men? De tijd was bijna verstreken. Over een paar uur zou het bombarde­ment beginnen. Zo was het immers geregeld.

Jangotat beende geagiteerd langs de grenzen van het kamp, kauwend op een zenuwstokje, terwijl zijn maag borrelde van nervositeit. Er is iets mis.

Toen hij weer bij de anderen kwam, vroeg Seefor juist: Wat moeten we nu doen?'

Forry haalde zijn schouders op. Als hij niet terugkomt, is het mislukt. Dan begint het bombardement en vragen we om opgehaald te worden en gaan we naar huis. We hoeven alleen maar te wachten.'

Jangotat liep weer verder. Zijn hersenen maalden en hij hoopte tegen

beter weten in dat de Jedi-generaals contact zouden opnemen, dat ze zou­den melden dat de productielijn stopgezet was zonder de enorme schade van een ruimtebombardement.

Hij was ietwat verbaasd toen hij de oude Thak Val Zsing en de X'Ting vrouw Resta op zich af zag komen. Resta sprak hem aan. Val Zsing, die al die tijd een gebroken man was geweest, straalde plotseling veel meer leven uit. Hij was bijna opgewonden. 'Ik weet dingen,' zei hij. 'Luister alsjeblieft naar me.'

Jangotat herinnerde zich wat hij in de grot geleerd had en opende zijn innerlijke zintuigen. Hij zag de kwetsuren van de man, maar ook zijn kracht. Hij geloofde dat de arme drommel één kans nodig had, één kans verdiende om zijn fout goed te maken.

We zijn meer dan onze handelingen. Meer dan onze daden of programmering.

Wat wil je me vertellen?' vroeg hij.

'Niemand praat met Resta. Niemand praat met Thak Val Zsing,' zei ze. 'Dus wij praten. Praten over oude tijd. Wat grootvader over gevangenissen zei, dat Resta's nest daar moest werken. Ik herinner.' Ze tikte met haar vinger tegen haar slaap. 'Ik zie. Ik weet dingen over die vakantieplaats.' Ze snoof verachtelijk. 'Je weet wel, waar ze onze stroom voor afsneden. Waardoor mijn man gestorven is.'

De X'Ting boog zich dichter naar Jangotat toe. Ze had haar forse rode wenkbrauwen hoog opgetrokken. 'Ik naar computerkaart gekeken.'

'Van onze computers?'

Thak Val Zsing knikte. De ogen van de oude man gloeiden. 'Dezelfde kaart als waarmee jullie je weg door de tunnels vonden toen de Jedi hun kleine demonstratie gaven, weet je nog wel, sterrenjongen?'

Jangotat beaamde dat hij dat nog wist, maar begreep nog steeds niet waar de man heen wilde.

'Dat programma houdt het energiegebruik bij, elektriciteitsrekeningen, allerlei actuele informatie over de belangrijkste systemen.' Val Zsings stem werd een opgewonden gefluister. 'En we merkten iets op. O, man, en óf we iets opmerkten!'

'In laatste vijf uur, sinds grote schip boven ons hangt, alle lichten in dat park aangegaan.' Resta boog zich nog dichter naar hem toe, zo opgewonden dat ze zich amper in kon houden. 'De Vijf Families zitten daar!'

'Ik wil een mogelijkheid met jullie bespreken,' zei Jangotat tegen zijn broe­ders. Hij moest moeite doen om zijn opwinding te verbergen.

'Mogelijkheid?' vroeg Seefor. Wat voor mogelijkheid?'

'De Families hebben een fatale fout gemaakt. Als deze informatie klopt, weten we voor het eerst waar ze zich ophouden. De stroom in hun vakan­tieoord is ingeschakeld en we denken dat ze daar hun schuilkelder hebben. Gezien de huidige noodsituatie zou ik zeggen dat we veilig aan kunnen nemen dat ze daar zitten. Als we ze gevangennemen, kunnen we ze dwingen.

een compromis te sluiten. Als ze door de knieën gaan, kunnen we hier een eind aan maken en het bombardement voorkomen.'

Het bleef een hele poos stil. Sirty was de eerste die de stilte verbrak. Hij was geschokt. 'Maar dan zou je een direct bevel negeren!'

Jangotat beukte met zijn vuist op de tafel. 'We zouden met één klap kunnen winnen!'

'Broeder,' zei Seefor, 'onder de Verdragen van Kamino ben ik verplicht je erop te wijzen dat je voorstel indruist tegen de Code.'

Forry keek Jangotat kwaad aan. 'Hier komt niks van in,' zei hij. 'Boven­dien' - hij lachte vals - 'is die ouwe vent een lafaard. En waarschijnlijk een leugenaar bovendien.'

Tegen de Code? Seefors beschuldiging trof Jangotat als een klap in het gezicht, maar hoewel het idee alleen al hem letterlijk misselijk maakte, hield hij zijn gezicht in de plooi. Nog nooit had een kloon de Code gebroken of wat voor soort bevel dan ook genegeerd. Hij voelde een dikke deur dicht­slaan in zijn geest en al zijn spieren trilden als hij dacht aan het doorbreken van dit taboe.

'Ik geloof hem,' zei hij, en hij moest zijn uiterste best doen om niet te klappertanden. 'Ga maar na: als jullie je eer verspeeld hadden, zou je dan ook niet alles doen om hem terug te krijgen? Zou je iemand niet zo'n kans willen geven?' Hij wist dat die laatste vraag doel getroffen had: een klooncommando stond of viel met zijn reputatie. Seefor trok een gezicht bij het idee.

Maar op hetzelfde moment dat Jangotat deze mogelijkheid opperde, besefte hij dat hij een streep tussen zichzelf en de anderen getrokken had. Hij was veranderd, en dat voelden ze, hoewel ze er nog niets van gezegd hadden. Maar met zijn voorstel het taboe van de Code te doorbreken had hij hun instinctieve gevoelens bevestigd.

Hij was niet meer zoals zij. Hij was veranderd, en zijn broeders vertrouw­den hem niet meer.

'Het is tegen de Code, Jangotat,' zei Seefor terwijl hij Jangotat doordrin­gend aankeek.

Jangotat besefte dat hij beter zijn mond kon houden.

Hij ging terug naar zijn bed. Hij wist wat hij overwoog en waarom. Hij wist dat het verboden was, maar hij geloofde, geloofde met hart en ziel, dat de generaals, als ze wisten wat hij wist, zijn actie goedgekeurd zouden heb­ben.

Maar toch...

Hij zou tegen de Code ingaan.

De spieren in zijn borst verkrampten en hij voelde het klamme zweet onder zijn oksels. Wat was juist? Wat was de Code precies? Moest hij de letter ervan naleven of de dingen doen waarvan hij geloofde dat zijn bevel­hebbers ze zouden doen als ze over zijn informatie beschikten?

Urenlang worstelde Jangotat met dit probleem voordat zijn besluit vast­stond en hij geruisloos opstond. Toen hij bijna het kamp uit was, dook Forry plotseling naast hem op.

Waar ga je naar toe?'

'Je weet dat ik dit moet doen,' zei Jangotat.

Forry knikte. 'En je weet ook dat ik het niet toe kan staan.'

'Dan moet je me tegenhouden als je kunt,' antwoordde Jangotat. In normale omstandigheden waren Jangotat en Forry ongeveer even sterk, maar de situatie was niet normaal. Jangotat vocht voor alles waar Forry voor vocht, plus nog iets extra's.

Sheeka. Tonoté. Mithail. Tarl.

De Geleiders.

Waarmee je vecht is onbelangrijk. Wat telt is waarvoor je vecht.

De twee kloonsoldaten naderden elkaar. Toen ze binnen vechtafstand waren, bleven ze staan en namen elkaar op. Even later begon de uitwisseling van bliksemsnelle slagen en trappen. Forry was sneller en sterker...

Maar dat maakte geen verschil. Jangotat zag alles helderder nu, helderder dan hij ooit iets gezien had, alsof het hele moment in onzichtbaar ijs bevro­ren was. Hij zag Forry's voorgevormde reacties, de geprogrammeerde sla­gen en stoten. Hij voelde zich er op de een of andere manier buiten staan, alsof hij zijn manoeuvres bekeek zonder erbij betrokken te zijn. Forry had voor hetzelfde geld kunnen gaan zitten en hem precies kunnen vertellen wat hij van plan was. Met weloverwogen gebaren, kalmer dan hij ooit in een gevecht geweest was, gleed Jangotat simpelweg tussen Forry's slagen door. Forry drong aan en kwam dichterbij, en Jangotats instinctieve reactie bracht zijn elleboog in een volmaakte positie om zijn broeder een uppercut te geven.

Forry zakte op de grond en bleef liggen. Jangotat bleef even staan. Hij was diep geschokt. Voelde het zo om een Jedi te zijn? Was dit zelfs maar een fractie van hoe dat voelde?

Of was dit hoe het voelde om vrij te zijn? Hij wist niet welke deur in zijn hoofd open was gegaan, wat training en... en...

En liefde voor hem gedaan hadden.

Hij voelde een enorme opwinding. Het was best mogelijk dat hij zijn dood tegemoet ging, maar voor zijn gevoel leefde hij meer dan ooit, meer dan iemand van zijn soort ooit geleefd had.

Het kon lukken. Nee, het zou lukken. Een andere mogelijkheid bestond niet.

Hij ontmoette Thak Val Zsing en Resta bij de speederbikes. Binnen enkele minuten hadden ze de andere speederbikes gesaboteerd — het zou zijn broeders uren tijd kosten om ze te repareren en dan zou hij allang weg zijn.

Vijftig minuten lang vlogen ze naar het noordwesten. De wind blies door zijn haar en links van hem gloeide de nieuwe zon op toen de dageraad door het donker brak. Hij genoot van de eenzaamheid, van het gevoel dat hij overal buiten stond. Van het besef dat hij voor het eerst in zijn leven zijn eigen lot gekozen had.

Een nieuwe, kostbare dag, Wie weet zijn laatste.

Hij grinnikte woest. Hij kon er beter geen minuut van verknoeien.

Vijftien kilometer ten noorden van Resta's kwekerij gaapte een lavatunnel midden in een moddervlakte. Daar gingen ze naar binnen, met rugzakken vol oorlogsmateriaal op hun rug. Negentig minuten lang kropen ze door het donker, hun knieën schrammend en kneuzend op de glasachtige bodem. Thak Val Zsing ging voorop en riep van tijd tot tijd iets over zijn schouder.

'De gevangenis ligt verder naar het oosten en wij zitten in een van de ontsnappingstunnels.' Hij lachte wrang. 'Ontsnappingstunnels. Wat een aan­fluiting: de hele planeet was een gevangenis - er viel nergens naar te ont­snappen. Maar volgens de centrale computers is dat vakantieoord van de Vijf Families na het sluiten van de gevangenis in een van de oude vleugels ervan aangelegd.'

Ze kwamen uit in een grotere ruimte, een grot die hoog genoeg was om rechtop in te staan. Meer dan hoog genoeg: dit was een onderdeel van een oude mijn, met schachten die alle kanten uit kronkelden.

'Verder ken ik het niet,' zei de oude man. 'Hier is mijn grootvader ont­snapt.' De diepste putten van de gevangenis van Cestus waren nu schuilkel­ders voor de Vijf Families. Wat een grimmige ironie.

'Kom op,' zei Resta terwijl ze probeerde de kop te nemen.

Jangotat hield haar tegen. 'Jij moet blijven leven,' zei hij.

'Ik niks om voor te leven. Man verloren. Kwekerij verloren.'

Jangotat schudde zijn hoofd. 'Wat hier gebeurd is, wat jouw volk over­komen is, had nooit mogen gebeuren. Als dit voorbij is, moet je een rapport indienen en de zinsnede A-Negen-Acht tac-code twaalf gebruiken.' Hij keek haar aan. 'Dat betekent dat je tijdens een officiële actie buitengewone dien­sten voor me verricht hebt. Je bent een vriendin van de Republiek en de Republiek zorgt voor zijn mensen.'

Ze keek hem kwaad aan, niet bereid hem te geloven. Te accepteren dat haar nog iets anders restte behalve wraak en dood. 'Nee. Ik ga met jou.'

'Iemand moet het lied van je nest zingen,' zei Jangotat. 'Zoek een nieuwe man. Krijg sterke kinderen. Hou nooit op met vechten.'

Ze was zo verbaasd dat ze niet reageerde toen Jangotat haar omdraaide en in een slaapgreep nam. Resta vocht om los te komen en ze was sterk — sterker dan de meeste menselijke mannen. Maar hij had haar in correcte hoek en positie. Hoe hard ze ook vocht, hij bleef vasthouden. Ze smeet hem tegen de wand, maar hij weigerde los te laten. Honderd verschillende niet-menselijke fysiologieën flitsten door zijn hoofd en toen herinnerde hij zich de Geonosianen. Dat was ook een insectachtige soort die je met het afsnijden van de luchtwegen niet klein kon krijgen. Maar ze hadden zenuw­knopen —

Daar, vlak onder de schedel. Hij trok één arm los en leunde op zijn elleboog, van twee kanten tegelijk druk uitoefenend. Dit was alles of niets. Een harde klap kon dodelijk zijn, maar door uitsluitend druk uit te oefe­nen...

Resta verslapte en zakte bewusteloos op de grond.

Jangotat keek hijgend op haar neer. Wat een vechtster! Hoeveel moeite moest het niet gekost hebben om de wil van dit volk te breken? 'Hoe zijn hun mannen?' fluisterde hij tegen Thak Val Zsing.

'Dat wil je niet weten,' antwoordde Val Zsing.

Jangotat nam even de tijd om uit te rusten. Daarna wees Thak Val Zsing naar de laatste tunnel en daalden ze samen af in de duisternis.

76

Na opnieuw een uur kruipen kwamen ze bij de wand van de buitenste kamer. Een snelle scan bracht aan het licht dat de wand van durastaal was en maar één centimeter dik, en Jangotat wist dat hij daar geen moeite mee zou hebben. De pantsermijnen waren ontworpen voor gebruik tegen gevechtsdroids, maar hier zouden ze ongetwijfeld even goed voldoen. Hij trok twee van de platte ronde schijven uit zijn rugzak, plakte ze met hun kleefbanden tegen de muur en stelde de tijd in.

Hij en Thak Val Zsing hadden zich amper achter de bocht in de tunnel teruggetrokken toen de precisiemijn ontplofte met een knal die beide man­nen op de grond wierp.

Ietwat versuft pakte Jangotat zijn straalgeweer en rende het vertrek in, waar rode en gele alarmlichten knipperden. Door de rook heen zag hij een console met communicatieapparatuur en stapels levensmiddelen. Toen hij zich omdraaide, zag hij een mens en een Wrooniaan een koepelvormige bunker in vluchten. De deur sloeg met een klap achter hen dicht.

Hij rende erheen en beukte op de deur met de kolf van zijn geweer, maar hij was te laat. De deur was zeker vijf centimeter dik. Hij had niets in zijn rugzak wat daar doorheen kon komen.

De bunker zoemde en trilde, maar na het verzegelen van de deuren werd het weer stil.

Wat nu, sterrenjongen?' vroeg Thak Val Zsing, die achter hem aan was gekomen.

'We zullen de kamer onderzoeken,' zei Jangotat. 'Misschien vinden we iets.'

Het vertrek was een atrium, een broeikas in een ontwerp dat aangepast was aan de architectuur van de schuilkelder. De vegetatie was even weelderig als een regenwoud — een groot verschil met de andere landschappen die Jangotat op Cestus gezien had. Ze liepen er langzaam doorheen, speurend naar bewegingen.

Hij keek precies op tijd over zijn schouder om de Jedi-killer aan te zien komen. Hij reageerde meteen, instinctmatig.

De Jedi-killers stonden hem nog maar al te duidelijk bij. Hun snelheid, kracht en veelzijdigheid waren schrikwekkend. Hij kreeg geen tijd om na te denken, amper tijd om te reageren. Hij slaagde erin een stap achteruit te doen toen de tentakels naar buiten schoten en met een half oor hoorde hij het geschreeuwde 'Kijk uit!' van Thak Val Zsing toen de grond onder hem begon te bewegen. Het was een vermomde tentakel die naar hem tastte, voortdurend van kleur veranderend om zich aan de omgeving aan te passen!

Verbijsterend. Een van de tentakels raakte hem en ondanks het feit dat hij vliegensvlug achteruitsprong, voelde hij de schok. Het was maar even, maar zijn haar stond meteen recht overeind. Desondanks wist hij zijn ge­weer omhoog te brengen en de tentakel doormidden te schieten.

Thak Val Zsing vuurde eveneens, maar de energieschichten schampten van de goudkleurige behuizing van de jk af zonder schade te doen.

Val Zsing deinsde schreeuwend achteruit, precies op tijd om een nieuwe tentakel te vermijden. Onafgebroken vurend maakte Jangotat een achter­waartse koprol, kwam in één vloeiende beweging overeind, draaide zich om en zette zijn geweer op maximale sterkte.

Te snel!

De jk was verbluffend. Hij zigzagde zo snel heen en weer dat de bewe­gingen van zijn pootjes amper te volgen waren. Drie schoten, vier. De loop van het geweer gloeide witheet op terwijl de schichten door wanden en vloer ploegden zonder de slingerende jk te raken. De krachtcel van het geweer dreigde oververhit te raken en de geest te geven. Jangotat week achteruit en sprong terug door het gat waardoor ze gekomen waren.

Thak Val Zsing zat daar al, weggedoken in het donker, bevend en spra­keloos van angst. De jk bewoog zich een meter naar hen toe. Toen bleef hij staan en begon zich terug te trekken. Hij was duidelijk niet van plan zich uit positie te laten lokken.

'We kunnen hem niet tegenhouden!' zei Thak Val Zsing bevend.

Jangotat pakte hem bij zijn schouders en schudde hem hard heen en weer. 'Beheers je, man! Er zullen duizenden doden vallen als die kruiser het vuur opent.'

Maar de emotionele botten die Thak Val Zsing in de grot gebroken had, waren nog steeds te zwak om het gewicht van zijn angst te dragen. Thak Val Zsing ging ervandoor.

Jangotat vloekte en nam een beslissing. Misschien kon hij het ding niet tegenhouden met straalschichten. Dan zullen we zien of het helpt om het dak op zijn kop te laten vallen...

Hij sprong weer door het gat, maakte een koprol en vuurde omhoog. Enorme brokstukken vielen omlaag, kaatsten van de durastalen bunker en bedolven de jk. Jangotat werd zelf eveneens geraakt. Hij viel met een ver­brijzeld been op de grond en bleef snakkend naar adem liggen. Toen begon de hoop stenen die de jk bedolven had te bewegen en kwam de droid weer te voorschijn.

'Thak Val Zsing!' schreeuwde hij toen het ding op hem afkwam. 'Vervloekeling! Lafaard!' Zijn frustratie was compleet, even compleet als zijn afgang.

De jk trok hem dicht naar zich toe en liet een lichtstraal in zijn ogen schijnen, misschien in een poging Jangotats netvlies aan zijn databank te toetsen. Toen hij het niet herkende, zond hij een stroomstoot door zijn tentakels.

Jangotat viel opzij. Knetterende blauwe vlammen dansten over zijn li­chaam. Hij kon ze zien. Voelen. Horen.

Maar hij was verlamd. Hij kon geen vin verroeren.

Thak Val Zsing! Lafaard!'

De voormalige aanvoerder van Woestijnwind kende geen angst of schaamte meer. Er zijn momenten die een mens bepalen en als zo'n mo­ment komt, kan het niet meer ongedaan gemaakt worden.

Maar soms kon je een nieuwe lotsbestemming creëren.

Val Zsing trok het beschermende laagje van de kleefstrook van een pantsermijn en plakte hem op zijn borst. Hij had gezien wat Jangotat deed en had genoeg ervaring met explosieven opgedaan om de instructies te kunnen volgen.

Hij sprong door het gat en rende recht op de droid af. De tentakels grepen hem zo snel beet dat hij amper tijd kreeg om de tijdontsteker te activeren.

De jk aarzelde even, alsof hij probeerde vast te stellen waarom Val Zsing niet geprobeerd had te ontsnappen. Kom op. Nog dichterbij... De jk trok hem naar zich toe tot er nog een meter tussen hen in zat, bracht toen een tentakel naar Val Zsings gezicht en liet een lichtstraal in zijn ogen schijnen.

Nu, dacht hij. Laat het nu zijn.

Thak Val Zsing hoorde een laatste geluid. Ping. Een felle lichtflits die snel wegstierf tot inktzwarte duisternis. Toen wist hij niets meer.

De explosie stuurde een golf van energie door het vertrek die krijsend door Jangotats zenuwen trok. De knetterende blauwe vlammetjes op zijn lichaam verdwenen en hij was niet langer verlamd. Verdwaasd controleerde hij zijn been: gebroken, vol metaalsplinters. Een paar stukjes kleding maakten dui­delijk wat er met zijn metgezel gebeurd was.

Dus toch geen lafaard, Thak Val Zsing.

De jk was bedekt met bloed, stof en roet, maar richtte zich langzaam op. Zijn behuizing was volstrekt onbeschadigd. Het ding was onverwoestbaar: zijn omhulsel had de explosie geabsorbeerd.

Jangotat kreunde. Het was afgelopen. Alle hoop was vervlogen...

Maar toen begon de jk vreemd te doen. Jangotat keek in opperste verba­zing toe toen het apparaat overeind kwam en weer omviel, een keer om zijn as draaide, trillend bleef staan en een enerverend gejammer uitstiet.

En plotseling wist Jangotat wat er aan de hand was. Wat een kapitale mop! De beste die hij ooit gehoord had. Hij kon alleen maar hopen dat hij de kans zou krijgen hem aan iemand te vertellen, dat zijn broeders op een dag zouden kunnen lachen om de krankzinnige grap waarin deze hele toe­stand op Cestus verkeerd was. Hysterisch lachend rekte Jangotat zich kreu­nend uit om naar de deur van de bunker te kijken. Niets. De leiders van de Vijf Families zaten veilig opgesloten.

Niemand is veilig, dacht hij. Tijd voor een lesje.

Zou dit de juiste beslissing zijn? De verkeerde? Deze mensen hadden een hele planeet ter dood veroordeeld en er was niemand om hen tegen te houden.

De jk negeerde hem. Hij rende doelloos heen en weer, reed zich vast in een hoek en bleef schokkend staan.

Jangotat had nog nooit zoiets komisch gezien.

Op zijn tanden bijtend sleepte hij zich naar de deur van de bunker en blokkeerde die met zijn geweer. Alsjeblieft. Dus het wapen was toch ergens goed voor.

Nu kon hij er niet in, maar zij konden er niet meer uit.

Pijn vertroebelde zijn geest. Wat waren de coördinaten? Hij wist het niet meer. Wat een grap. Wat een gigantische grap. Toen schoot het hem te binnen: natuurlijk... hij zelf. Hij was zelf de coördinaat.

Hij zocht zijn comlink en trok hem te voorschijn... verpletterd en on­bruikbaar.

Toen lachte hij zichzelf opnieuw uit. Dit was een wel voorziene schuil­kelder, duidelijk bedoeld om de Vijf Families in staat te stellen elke opstand of aanval uit te zitten. Hun eigen communicatieapparatuur zou ongetwijfeld perfect werken.

Aan boord van de Nexus ving de comtechnicus, een veteraan met de naam ct-9/85, een signaal op. Admiraal,' zei hij tegen zijn bevelhebber, we hebben een inkomend vvc-signaal op de comlink, prioriteitsfrequentie.'

Admiraal Baraka liep naar de comconsole, plotseling hevig geïnteres­seerd. 'En de boodschap luidt?'

'Dat we de coördinaten voor het eerste bombardement moeten verleg­gen naar... ergens ten oosten van het Kibomeer. En vervolgens op verdere instructies moeten wachten.'

'Ziet het er betrouwbaar uit?'

'Honderd procent. Die soldaat vraagt ons de lading boven op hem te gooien. Als dat niet serieus is...'

Baraka snoof onbehaaglijk. Wat voor soort hersenloze machines waren deze wezens? Wat is zijn locatie?'

'We nemen hem waar als een stipje op het elektriciteitsnet. Misschien een geheime basis.'

'Dan kunnen we beter beginnen,' zei Baraka, en hij gaf het bevel.

Jangotat lag half over een van de stoelen in het atrium met zijn verbrijzelde been voor zich uitgestrekt op de grond en besteedde een minuut of tien aan het intikken van een ander bericht. Enkele seconden na het indrukken van de zendknop begon de bunker zacht te brommen en te trillen.

Tot zijn verbazing speelde er terwijl hij wachtte voortdurend een melo­dietje door zijn hoofd.

Een on, tsjitliks in de zon,

Twee twan, tsjitlik kista in de pan,

Drie drij, bewaar een klein stukje voor mij.

Hoe heette het ook alweer? Waar had hij het geleerd? O ja, hij wist het al. Tarl en Mithail en de lieve kleine Tonoté hadden het gezongen in de Zantayheuvels. Hij hoopte dat hen niets zou overkomen.

De volgende explosie was veel dichterbij en maakte de grond aan het schudden.

'Uit water zijn we geboren, in vuur zullen we sterven,' fluisterde hij. 'Onze lichamen zullen stralen tussen de sterren.'

77

Luttele seconden nadat de Nexus de volle razernij van haar primaire ener­giewapens ontketend had, was de koepel boven het mysterieuze doel in een vlammende krater veranderd. De geologische fout die Clandes had moeten vernietigen veroorzaakte alleen maar een lichte aardbeving in het Kiboplateau. Er vielen geen doden en slechts een handvol gewonden, hoewel de schok tot in Barrens in het zuiden gevoeld kon worden. In Clandes scheur­den een paar muren en begonnen in heel de stad sirenes te loeien. Verder naar het noorden, in ChikatLik, had de explosie een ander, veel directer gevolg.

Het oppervlak van het ondergrondse meer weerspiegelde schichten van rode en gele bliksems toen het energieveld dat Obi-Wan en Kit Fisto gevan­gen hield een seconde lang verflauwde. Obi-Wan voelde pijn en hitte toen hij een uitval deed, maar zijn geactiveerde lichtzwaard absorbeerde genoeg van de energie om te voorkomen dat het schild hem elektrocuteerde. Het veld herstelde zich zo snel dat Kit zijn linkerhiel verbrandde toen hij eruit sprong.

De protocoldroid blafte een bevel en al Ventress' bondgenoten legden hun wapens neer.

'Ze geven zich toch niet over?' vroeg Kit.

Ventress lachte. 'Helemaal niet. Ik heb ze alleen maar verteld dat ze met stralers geen schijn van kans maken.'

'En...'

'En nu,' zei ze, 'en garde, Jedi!'

Het jonge X'Ting tuig omsingelde hen. Obi-Wan kreunde. Hij kon ze niet zomaar neersabelen. Ze waren jong en dwaas en meenden dat ze voor hun nest vochten.

'Ik weet wat je denkt,' zei Ventress grinnikend. 'Je wou dat je met ze kon praten. Jammer dat je geen X'Ting spreekt.'

'Obi-Wan?' zei Kit vragend.

'Tja, we kunnen ze niet zomaar afslachten.'

O nee? leek Kit te willen zeggen. 'Ze zijn anders niet bepaald onschuldig.' De Nautolaan stond duidelijk te popelen. Hij bereidde zich voor op het gevecht en Vorm 1 deed zich al gelden. Ventress was de sleutel. Die moest tegengehouden worden. En als die idioten zo nodig tussen hen en Dooku's gunstelinge, wier dood miljoenen levens zou kunnen redden, in moesten gaan staan, dan hadden ze pech gehad.

Maar... het zou een slachting worden. Obi-Wan onderzocht zijn geweten en nam een moeilijke beslissing. 'We moeten dit zonder lichtzwaarden op­knappen.'

Daar leek Kit even moeite mee te hebben, maar uiteindelijk zei hij zuch­tend: 'Dan maar een beetje lichamelijke oefening.' En hij deactiveerde zijn zwaard.

Obi-Wan deed hetzelfde, en alsof ze op dit teken gewacht hadden, vielen Ventress' dwaze jonge bondgenoten van alle kanten tegelijk aan. Obi-Wan ontweek een durastalen breekijzer, terwijl hij met de zijkant van zijn laars een knieschijf brak. Een tweede jonge X'Ting besprong hem van achteren. Obi-Wan pakte een primaire rechterhand en een secundaire linkerhand en draaide om zijn as. de X'Ting buitelde door de lucht en verbrijzelde een stapel kratten in zijn val.

Kit Fisto grauwde terwijl hij zich overgaf aan de ongewapende vechttechnieken van Vorm 1. Zijn aanval was een en al souplesse en zijn bewe­gingen vloeiden zonder de geringste energieverspilling in elkaar over. Sche­dels kraakten, ledematen werden ontwricht en X'Ting tuimelden gillend in het meer.

Ventress hield zich op een afstand en sloeg hen gade, en Obi-Wan wist dat ze haar beurt afwachtte en alles over haar tegenstanders leerde wat er te leren viel.

Lichamen vlogen links en rechts door de grot. Dit waren lakeien. Ven­tress zou ze met plezier stuk voor stuk opofferen om te leren wat ze wilde weten. Ze wist dat de Jedi de X'Ting niet zonder meer neer wilden houwen. Ze keek en bestudeerde en bewaarde het moment voor zichzelf. De onge­wapende tactiek van de Jedi's zou aspecten van hun lichtzwaardtechniek onthullen: daar viel niets aan te doen.

Obi-Wans tegenstanders liepen over van geestdrift, maar het ontbrak ze jammerlijk aan techniek. De Kracht bloeide in hem op en zijn tijdsbesef veranderde, zodat de werkelijkheid als een vertraagde holovid voorbijtrok. Hij had ruimschoots de tijd om de slagen te ontwijken en zonder energie te verspillen terug te slaan.

Vanuit een ooghoek zag Óbi-Wan dat Kit Ventress bijna bereikt had, en toen zijn metgezel zijn inspanningen opvoerde, vergat hij bijna waar hij was. Zijn vriend was een levende, vechtende orkaan. Zijn lichaam bewoog zich in twee, drie richtingen tegelijk en zijn gewrichten leken verlost van de normale menselijke beperkingen.

Wie hij raakte, ging tegen de grond en wie neer gegaan was, kwam niet meer overeind. Ventress had misschien een zootje tuig verzameld, maar de jonge X'Ting hadden geen enkele angst en vochten alsof hun leven ervan afhing.

Hun onstuimige aanval liet geen tijd over voor nadenken of plannen maken, geen ruimte voor fraaie manoeuvres. Het was voortdurend aanval­len en verdedigen, hoewel voor de afweer amper tijd overbleef.

Obi-Wan kon alleen maar aanvallen en nog eens aanvallen. Zijn eigen timing en posities bepalend dreef hij de jonge X'Ting voor zich uit en hakte zich een weg door hen heen naar Ventress.

Met ontblote angels vielen de jonge X'Ting hem in golven aan. Obi-Wan ontspande zich en gebruikte de voorste aanvallers als schilden tegen de rest. Hij stond geen moment stil en weerde hun aanvallen af in een woeste, niet-aflatende dans.

Nu... een aanval van linksboven. Obi-Wan reageerde net iets te traag en een vlijmscherp mes sneed door zijn mantel. Meerdere malen wist hij een ramp op het nippertje af te wenden. Ze wil ons bekijken? dacht Obi-Wan. Mij best.

Obi-Wan zag het niet meteen, maar Kit had zich eindelijk door de aanvallers heen gevochten en Ventress bereikt. Ze stak haar hand op en de X'Ting die de Nautolaan bevochten hadden, draaiden zich om en vielen Obi-Wan aan, zodat zij alleen tegenover Kit stond.

Nu pas trok Kit zijn lichtzwaard. Ventress trok twee gloeiende rode klingen. Haar adem ging sneller en ze hield haar hoofd scheef, terwijl haar lippen zich plooiden in een glimlach.

'Eindelijk,' zei ze.

'Met genoegen,' siste Kit, en stortte zich op haar. Het leek alsof hij vuur was en Ventress rook. Hun dans had inhoud maar geen vorm, een niet te volgen patroon van licht dat ongelooflijk rap en ongelooflijk dodelijk leek. De twee tegenstanders sprongen en ontweken, botsten en trokken zich terug. Twee lichtzwaarden tegen één. Handen, knieën, voeten, alles in een duizelingwekkend waas van beweging.

Obi-Wan zou er zijn rechterhand voor overgehad hebben om mee te doen. Of zelfs om alleen maar naar zo'n demonstratie te kijken. Maar hij had zijn eigen beslommeringen, zijn eigen gevecht te voeren.

Hij verzette zich tegen de aandrang gewoon zijn lichtzwaard te trekken en de X'Ting af te slachten. Zijn vijanden bleven komen in snelle, onbehol­pen uitvallen waarin ze elkaar meer voor de voeten liepen dan hem. Obi- Wan was direct in zijn aanvallen en even ongrijpbaar als de wind.

Hij had het gevecht gemist, maar plotseling — lag Kit op de grond! Gewond en aangeslagen van een trap tegen zijn kin, want Ventress was erin geslaagd door zijn verdediging heen te breken. Het zwaard in haar linker­hand sneed in zijn arm en vonken spatten in het rond, maar hij dook onder haar linkerzwaard door en ontweek een uithaal van het wapen in haar rech­terhand.

Obi-Wan hoorde de schreeuw, maar kon niet zien hoe ernstig de verwon­ding was. Kit rolde weg toen Ventress op hem afkwam en viel met een plons in het meer. Ventress stond wijdbeens en met triomfantelijk geheven armen op de pier en keek breed grijnzend op hem neer. Ze kakelde haar ijzige lachje.

Obi-Wan vocht zich, armen en benen brekend, door de X'Ting heen en trok zijn lichtzwaard. 'Dit is tussen mij en Ventress!' schreeuwde hij. 'Ge­noeg van dit gespeel! Wie tussen ons inkomt, sterft. Vertaal, Ventress!'

Waarom?' grauwde ze.

Wat?' zei hij minachtend. 'Heb je niet geleerd wat je wilde leren? Heb je niet gezien wat je wilde zien? Wat heb je eraan om deze kinderen de dood in te sturen? Ze sterven alleen maar omdat ze je vertrouwen. Heb je hele­maal niets meer in je? Zo niet goedheid, dan in ieder geval trouw?'

Er flitste iets in haar ogen en hij wist dat zijn woorden doel getroffen hadden. Ze knikte. 'Zeg dat ze weggaan,' zei ze, en de protocoldroid spuug­de zijn vertaling uit.

Hij legde de afstand tussen hen af met één snelle buiteling. Asajj Ventress was buitengewoon snel, maar haar woestheid gaf Obi-Wan een haarfijne opening, een moment om door te drukken. Hij blokkeerde Ventress licht­zwaarden en slaagde erin ze omlaag te duwen.

Ventress keek verbaasd, maar ze wist haar rechterzwaard te bevrijden en haalde uit naar zijn nek om hem te onthoofden.

Voor bewust nadenken was geen tijd, alleen maar voor een instinctieve reactie. Obi-Wan dook in elkaar en sprong achteruit. Ventress leidde hem af met haar linkerzwaard, maakte een luchtsprong en gaf Obi-Wan al draai­end zo'n harde trap dat hij ruggelings tegen de pier sloeg. Hij kreeg geen kans om overeind te komen en kon haar alleen maar liggend op zijn rug van zich af houden, terwijl hij kronkelend achteruitschoof. Hij had zo weinig bewegingsvrijheid dat hij vreesde dat de confrontatie over een paar secon­den beslecht zou zijn. Het eerste wanhoopswormpje begon zich door zijn emotionele afweer heen te vreten.

Hij ontblootte zijn tanden. Zoals meester Yoda tegenwoordig zo vaak zei: De duistere kant de melkweg vertroebeld heeft. Moeilijk te zien de toekomst is.

Kit Fisto dreef onder de kade, nog steeds amper in staat zich te bewegen. Hij was op het nippertje aan een dodelijke lichtzwaardwond aan zijn hoofd ontsnapt en was nog steeds versuft. Maar een diep instinct waarschuwde hem dat zijn vriend Obi-Wan in gevaar verkeerde en voor hun beider leven vocht. Hij herstelde zich genoeg om naar zijn lichtzwaard te grijpen.

Hij activeerde het en sneed met een woeste haal dwars door de houten palen van de pier heen. Ventress gilde van verbazing toen ze samen met Obi-Wan in het water tuimelde. Kit wilde Obi-Wan dolgraag te hulp komen, maar hij had zijn laatste krachten verbruikt. Hij gaf zich over aan zijn verwondingen en verloor het bewustzijn.

Obi-Wan kreeg maar een fractie van een seconde de tijd om zijn ademhaler te pakken en in zijn mond te steken, maar besefte meteen dat Ventress zijn voorbeeld niet kon volgen, omdat 2e een lichtzwaard in beide dodelijke handen had!

Hij zette een doldrieste aanval in om haar geen tijd te geven een zwaard onder haar riem te steken en haar eigen ademhaler te pakken.

De Jedi-ridder kon zich nu in drie dimensies bewegen en viel haar van links en rechts en van onder en boven aan. Ventress verdedigde zich met vertwijfelde energie, gierend ademhalend als haar hoofd even boven water kwam.

Bijna in paniek liet Ventress een van haar lichtzwaarden vallen en deed met het andere een onverwachte uitval die Obi-Wan verraste. Daarna trok ze zich terug en nam de kans waar om haar eigen ademhaler in haar mond te stoppen. Daarna kwam ze met gloeiende ogen van haat op hem af.

Het tweetal cirkelde om elkaar heen als aquatische roofdieren, maar ze waren geen van beiden in hun element. De vraag was wie zich het snelst aan zou passen.

Ik moet haar naar me toe lokken. Haar een opening geven voor een uithaal linksbo­ven. Mijn blokkade zal vertraagd zijn, zoals ze verwacht. Dan doe ik alsof ik ergens pijn heb, net als bij de X'Ting, zodat denkt dat een eerder toegebrachte wond verergerd heeft en dat ik me terug zal trekken. Dat heb ik al twee keer eerder gedaan.

Het water was troebel en hij realiseerde zich dat hij beter niet op zijn ogen kon vertrouwen. Kijk niet. Ontspan je. Voel de waterdruk als aanvalt. Vertrouw op de Kracht.

Obi-Wan voelde het water op zich afkomen en liet zich meedrijven op de natuurlijke welving van de golf. Zijn lichtzwaard priemde flitsend vooruit en bracht haar de eerste verwonding toe. Zijn zwaard had de onderste ribben op haar rechterzij getroffen en ze sperde haar ogen open van pijn en plotselinge angst.

In plaats van zich terug te trekken zette Obi-Wan door. Ze gaf hem een kopstoot in zijn gezicht, zodat hij zijn ademhaler verloor. Maar ze was zelf ook even versuft en in die seconde rukte hij de hare uit haar mond.

Nu zaten ze weer onder water. De eerste die lucht moest scheppen zou zich blootstellen en kwetsbaar zijn. De eerste die opsteeg, zou verliezen.

Oké, Ventress. Wie van ons tweeën kan het langst zijn adem inhouden?

Dit was een goede plek om te sterven, en als dit zijn dood werd, zou hij die niet beter besteed kunnen hebben dan door het meenemen van een creatuur als Ventress.

Ze zag zijn gezicht. Inderdaad, Ventress. Net als Duris ben ik bereid hier en op dit moment te sterven, en wel hierom: ik heb er mijn leven voor over om jou te doden. Kun jij hetzelfde zeggen?

Op hetzelfde moment gooide Obi-Wan alle voorzichtigheid overboord en wierp zich op haar. Zijn zwaard flitste links, rechts, overal, en haar kwet­suur vertraagde haar reacties...

Ze verweerde zich met haar ene overgebleven zwaard, maar haar ogen waren groot en star van angst.

Toen brak er iets in haar. In haar razernij stiet ze een mondvol luchtbellen uit en activeerde iets aan haar riem. Een zwarte wolk kolkte door het water om haar heen alsof ze een inktzak leeggegoten had.

En in een werveling van luchtbellen en zwartheid was Asajj Ventress verdwenen.

78

Druipend en strompelend hielpen Obi-Wan en Kit elkaar het meer uit.

'Alles in orde?' vroeg Obi-Wan.

'Over een poosje wel,' antwoordde de Nautolaan. 'Misschien onder­schatte ze me.'

Obi-Wan dacht aan de doorgesneden palen en schudde blij en ongelovig zijn hoofd. 'Daar zou je best eens gelijk in kunnen hebben, mijn vriend. Kom.'

Ze klommen een in de rots uitgehouwen trap op. Na bijna twintig verdie­pingen klimmen kwamen ze boven, ongeveer twee kilometer ten zuiden van ChikatLik. Buiten gekomen, zagen ze in het zuiden bliksemende lichtflitsen boven de horizon, terwijl de wind het verre rommelen van een gigantisch bombardement aandroeg.

'De verwoesting is begonnen,' zei Obi-Wan. 'We hebben gefaald.'

'Vreemd.'

Wat is vreemd?'

'Ik zou de aanval verder naar het zuidwesten verwacht hebben.'

'Je hebt gelijk,' mompelde Obi-Wan. 'Dit lijkt in de buurt van Kibo te zijn.'

Hij haalde een verrekijker met afstandmeter te voorschijn en tuurde naar het zuiden. Hij zag een kolom van rook en vuur die kolkend naar de hemel steeg. Donkere vormen regenden neer uit de wolken, afgewisseld met ener­giebundels. Een dodelijke, laaiende vuurzee.

'En?'vroeg Kit.

Obi-Wan kneep zijn ogen tot spleetjes, duidelijk in de war. 'Inderdaad heel vreemd. Kom.'

Toen ze eindelijk in hun schip waren, viel hun oog op een knipperend lichtje op het controlepaneel.

'Een bericht,' zei Obi-Wan.

'Dan kunnen we beter even kijken.'

'Je hebt medische hulp nodig.'

'Ik overleef het heus wel,' hield Kit aan. 'Open het bericht.'

Obi-Wan tikte op het toetsenbord en het hologrambeeld van een vvc-officier vormde zich in de lucht.

'Jangotat,' fluisterde Kit.

Jangotats sterke, gebruinde gezicht zag er gehavend uit en zijn linkeroog zat dicht, maar de kloonsoldaat glimlachte flauwtjes. 'Groeten aan generaal Kenobi en generaal Fisto. Dit is A-Negen-Acht, die u zo vriendelijk was Jangotat te noemen. Als u dit bericht ontvangt, wil dat zeggen dat in ieder geval een van u nog in leven is, maar waarschijnlijk probeer ik met een keukentrapje zonnebloesems te plukken.' Pauze. 'In strijd met de Code heb ik uw directe bevelen genegeerd, en ik neem de volle verantwoordelijkheid op me voor alles wat als gevolg daarvan gebeurd is. Niet mijn broeders, die alles gedaan hebben om me tegen te houden. Ik ben naar de bunker van de Vijf Families bij Kibo gegaan met het plan ze gevangen te nemen. Uw mogelijkheden om iets te ondernemen waren beperkt en als gevolg daarvan zouden duizenden onschuldige mensen omkomen. Alles liep anders dan ik gehoopt had, maar er was een oplossing en zoals u intussen waarschijnlijk weet, zijn de Vijf Families dood —'

'Ze... wat?' fluisterde Kit.

'Ik heb een prioriteitssignaal gebruikt om de coördinaten voor het bom­bardement te veranderen in die voor de schuilkelder van de Vijf Families. Het kan niet lang meer duren.'

Dus... de rook...

'Wat betekent dit?' vroeg de Nautolaan.

'Dat hangt af van wat voor soort vrouw G'Mai Duris is,' zei Obi-Wan. Hij sloot zijn ogen. 'Duris is regentes en voorzitster van de zwermraad. De Families moeten totaal in de war zijn, wat haar de machtigste vrouw op de planeet maakt... en ik geloof dat het mogelijk is om met haar te onderhan­delen. Neem contact op met admiraal Baraka.'

'Duizenden?' zei Kit ongelovig. 'Jangotat heeft miljóénen levens gered.'

'Maar dat wist hij niet. Hij had er geen idee van dat Ventress de bakens veranderd had. Hij had er geen idee van hoe belangrijk zijn keuze was.'

Obi-Wan en Kit namen een moment stilte in acht. Daarna wendde Obi- Wan zich naar het controlepaneel en nam contact op met de Nexus.

De volgende dag lieten de Jedi, zoals Jangotat in zijn laatste wilsbeschikking gevraagd had, het bericht zien aan Sheeka Tull in de Zantayheuvels.

'En over de jk droids hoeft niemand in te zitten,' ging Jangotat verder. 'Die zouden nooit gefunctioneerd hebben op het slagveld. Iedereen die de dashta ontmoet heeft, weet dat het genezers zijn, geen doders. Toen Thak Val Zsing in de armen van de jk een gewelddadige dood stierf, werd de dashta in de jk gek. Ik weet dat ik geen technicus ben. Vraag me niet hoe ik dit weet. Ik weet het gewoon. Niet-dodelijke veiligheidstoepassing is één ding, maar het doden van een denkend wezen ging ze te ver. Zelfs een slapende Geleider werd er krankzinnig van. De Geleiders zijn goede, sim­pele wezens. Ze hebben de X'Ting en de buitenwerelders bij elkaar ge­bracht. De X'Ting brachten de boeren die verhongerden op de arme grond paddestoelen en namen een paar van de oude gewoontes mee terug. Vol­gens mij wisten de Vijf Families hoe de vork in de steel stak en hebben ze graaf Dooku iets voorgelogen. Misschien waren ze van plan de eerste be­taling te innen en vervolgens te verdwijnen voordat de Bond de jk's de oorlog in stuurde, zodat Cestus de prijs zou betalen als de Republiek viel.'

Obi-Wan en Kit keken elkaar verbijsterd aan. Had iémand in deze hele zaak ook maar één keer de waarheid gesproken? Onvoorstelbaar! Niets dan leugens, van begin tot eind.

'Ik zal niet terugkeren, wat me verdriet doet, want dat was wel mijn wens. Voor het eerst in mijn leven droomde ik echt van een toekomst.' Jangotat zweeg, verzonken in gedachten. Toen ging hij verder: 'Dit is moeilijk voor me. Ik ben geen persoon van woorden. Tot ik jou leerde kennen, wist ik niet eens zeker of ik echt een man was. Ik was de eden, het uniform, de rang. Nee. Jij liet me zien dat ik meer was, meer dan een van de miljoenen soldaten die als massaproducten uit een moordenaar gestanst zijn. Het is waardevol je plaats in het universum te kennen, maar er is nog meer, en jij hebt me geholpen dat te ontdekken.'

Het drietal keek elkaar ongemakkelijk aan.

'Er is iets wat je moet weten: als ik dit overleefd had, als ik na het vervullen van mijn plicht teruggekeerd was, zou ik nog steeds teruggegaan zijn naar het glr. Hoe moeilijk je het ook vindt om dat te begrijpen, het is en blijft iets goeds om te vechten voor wat in jouw ogen de goede zaak is. Sheeka, als ik een andere man was geweest, zou ik geen grotere vreugde gekend hebben dan bij jou te zijn. Na het slijten van mijn dagen als soldaat zou ik naar je toe gekomen zijn, als je me had willen hebben. Het spijt me dat ik niet de man ben die je eens gekend hebt —'

Had zij Jango gekend? Dat maakte veel duidelijk.

'— het spijt me dat jij en ik geen verleden en ook geen toekomst hadden.'

Sheeka zei niets, maar haar neergeslagen ogen spraken boekdelen.

'Je moet weten dat ik meer dan iets anders in deze wereld een soldaat was, en dat jij, en niemand anders in de hele melkweg, het hart van deze soldaat in je handen hield.'

Afgezien van Sheeka's snikken tegen Obi-Wans schouder bleef het lan­ge, lange tijd stil in dat vertrek.


79


Beneden hen krioelde ChikatLik van de drukte. Obi-Wan vond het nu makkelijker te zien waar de oorspronkelijke architectuur ophield en de bui­tenwerelders hun stempel gezet hadden. Het nest leefde nog steeds. Het kon groeien en veranderen, zoals alles wat leefde. Het was bijna vermorzeld, maar het nest leefde.

Hij, Kit en G'Mai Duris stonden op een brug en keken neer op de bruisende stad onder hen. G'Mai Duris' kleed bolde op in de kunstmatige luchtstromen.

'Vreemd dat ze gewoon verder leven alsof er niets gebeurd is,' zei ze.

'En is er iets gebeurd?'

'Debbikin. De Por'Tens, mijn neef Quill, de halve Llitishiclan. Allemaal dood,' zei G'Mai Duris. Wat er over is van de Vijf Families verkeert in totale verwarring en vecht onder elkaar over de restjes. En terwijl zij vechten heeft de zwermraad de macht naar zich toe getrokken. De resterende directeuren van Cestus Cybernetica zullen ons voortaan fatsoenlijk moeten behandelen. Een driehonderdjarig bewind is geëindigd,' besloot ze, 'en niemand schijnt zich daar bewust van te zijn. Niemand lijkt geïnteresseerd, niemand schijnt te voelen, te vatten dat ze vrij zijn.'

'En zijn ze dat ook?' vroeg Kit.

'Jazeker, meester Fisto. Even vrij als ze de kracht hebben om vrij te zijn.'

'Dat is iets anders.' Obi-Wan zweeg even. 'Maar ze hebben een leider die bewondering afdwingt. In heel deze kwalijke affaire bent u de enige die steeds de waarheid gesproken heeft, zelfs tegen uw vijanden. U, G'Mai Duris, bent een buitengewone vrouw.'

Ze sloeg verlegen haar ogen neer. 'U bent te goed. Wel, meester Kenobi, het ziet ernaar uit dat u hier toch gewonnen hebt. Het is edelmoedig van u dat u de oorspronkelijke eisen van de Opperste Kanselier intact gelaten hebt. Het verbaast me dat u niet harder bent. We verkeren niet direct in een sterke onderhandelingspositie.'

'En ik ben geen onderhandelaar,' zei Obi-Wan. 'Die rol ligt me niet en ik zal blij zijn als ik hem kan afleggen. Het spijt me, excellentie, dat mijn plicht me dwong u te bedriegen.'

We waren geen vrienden, meester Kenobi. Uw handelingen droegen het gewicht van de noodzaak. In de wereld van de politiek is de waarheid alleen maar iets om mee te marchanderen.'

'Dan wil ik de rest van mijn leven onder vrienden doorbrengen.'

Ze glimlachten elkaar toe. 'Ik hoop dat u weet dat ik u altijd als onze vriend zal beschouwen,' zei ze. 'Mijn vriend.' Een korte stilte. 'Maar goed,' zei ze op zakelijker toon. 'De Republiek garandeert ons contracten voor servicedroids voor zijn leger, wat Cestus de kans zal geven service- en instructienetwerken op alle bij de Republiek aangesloten werelden te ope­nen.' Ze zweeg. 'Maar geen jk's meer. Als de kanselier zijn woord houdt, zullen we niet in gevaar komen.'

'Ik geloof dat de huidige situatie in Cestus het best beschreven kan worden als een vliegende start.'

'Dank u, meester Kenobi.'

Plotseling dacht Obi-Wan ergens aan. 'Ik moet u om een gunst vragen,' zei hij.

'Veel mensen hebben zich opgeofferd in deze strijd,' zei hij. 'Velen van hen zijn gestorven. Wat ik u wil vragen is de overlevenden en gevangenen amnestie te verlenen. Geen smetten op hun naam. Laat ze terugkeren naar hun leven. Laat dit een nieuw begin zijn. En nog iets...'

'Geef de spinnen hun grotten. Ze hebben toch al zo weinig.'

'Ik betreur de eindeloze cyclus van ellende op Cestus. Onze zwerm heeft veel fouten gemaakt — maar ik zal doen wat ik kan om ze goed te maken.'

80

De tijd was gekomen dat de Jedi afscheid moesten nemen. De resterende troepen van Woestijnwind vulden de grotten voor de laatste keer. Resta zong een lied voor hen over de dapperheid van Thak Val Zsing. Ze schud­den eikaars hand, omhelsden elkaar en wisselden sterke, warme woorden uit toen de overlevende kloonsoldaten hun uitrusting aan boord van de shuttle brachten die op persoonlijk verzoek van admiraal Baraka naar bene­den gestuurd was.

'Meester Kenobi?' vroeg Sheeka Tull tijdens een stil moment. 'Ja?'

Ze kon hem niet aankijken. 'Heb ik iets afkeurenswaardigs gedaan?' vroeg ze, 'iets slechts en egoïstisch?'

'Hoe bedoel je?'

'Ik wilde iets terugkrijgen waarvan ik vond dat het aan mijn leven ont­brak. Iets... iemand die ik lang geleden gekend heb.'

'Probeerde je hem terug te brengen?'

Ze knikte. 'Ik had altijd mijn mond vol over leven in het moment, maar nu zie ik... dat ik een onvoorstelbare hypocriet was.'

'Hoezo?'

'Ik heb hem wakker geschud, meester Kenobi. Anders zou hij zichzelf zijn hele leven compleet en af gevoeld hebben en tevreden zijn geweest met zijn pad.'

Obi-Wan vouwde zijn handen. 'Op mij maakte hij anders een heel com­plete indruk... als iemand die na de hele melkweg afgereisd te hebben plot­seling thuisgekomen is.'

'Maar begrijpt u het niet? Hij wist wat hij moest zeggen. Hij wist dat ik die opname zou zien, en dat hij niet terug zou komen. Hij zei het om mij gerust te stellen.' Ze schudde haar hoofd. 'Ik weet het, ik weet het, ik lijk totaal geschift, en misschien ben ik dat op dit moment ook wel een beetje.' Ze keek hem vertwijfeld aan. 'Zeg me. Zeg me, Jedi, heb ik hem wakker geschud, hem aangepraat dat zijn leven kostbaar was op het moment dat hij het ging verliezen? En hoe moet ik mezelf dan zien?'

'Als een vrouw die ooit van een man gehouden heeft en vervolgens probeerde opnieuw van hem te houden.'

Tranen stroomden over haar wangen terwijl ze hem aankeek.

'Niemand van ons heeft zijn hart volledig in bedwang,' zei Obi-Wan. 'We

doen wat we kunnen, wat we willen, wat we moeten... geleid door onze normen en verantwoordelijkheden. Dat kan een eenzaam leven lijken.'

'Hebt u ooit...?' begon ze, niet in staat haar zin af te maken.

'Ja,' zei hij, zonder in details te treden.

Sheeka Tull had aan dit ene woord genoeg.

'Dus moet je sterk zijn,' zei Obi-Wan. 'Voor Jangotat, die je volgens mij dankbaar was voor zelfs die paar dagen duidelijkheid die je hem hebt kun­nen geven. En voor jezelf, want je enige zonde was liefde.'

Hij liep naar haar toe en legde zijn hand op haar platte buik. 'En voor het kind dat je draagt.'

Ze knipperde met haar ogen. 'Hoe weet u dat?'

Obi-Wan glimlachte. 'Een sterk kind, denk ik. En hij zal een naam heb­ben, geen nummer.'

'Geen nummer.'

'Nee.'

Ze stonden in een lege grot. De palingen waren verdwenen. Wat had ze verdreven? Aardschokken? Oorlogsgeruchten? Niemand wist het. Mis­schien zouden ze terugkeren. Misschien niet. Maar mensen hadden hun kostbare gaven misbruikt en zowel mensen als X'Ting konden wachten tot de Geleiders hun beslissing genomen hadden. Honderd jaar en langer had­den ze hun nieuwe vrienden vol liefde het grootst denkbare geschenk gege­ven om hen te helpen: hun eigen kinderen. En dat geschenk was bijna hun dood geworden.

Dus was het beter om te vertrekken.

Tussen de rotsblokken buiten hun tweede kamp woonden Obi-Wan en Kit het begrafenisritueel van de vvc's voor een gesneuvelde broeder bij. De ceremonie was van een ontroerende eenvoud.

De drie klonen groeven een ondiepe geul, legden Jangotats lichaam erin en gooiden er alle drie een handvol zand en stof in. Daarna zei Forry: 'Uit water zijn we geboren, in vuur zullen we sterven. Onze lichamen zullen stralen tussen de sterren.'

Toen ze klaar waren, hielpen de Jedi de commando's stenen op het graf te stapelen om een monument te bouwen dat als een opgeheven vinger naar de sterren wees. Ze bleven een poosje staan, kijkend naar de grot, de stenen, de hemel, de plaats die hen zo veel gekost had.

Toen waren ze klaar en viel er niets meer te doen.

En dus vertrokken ze.


81


Trillot draaide en woelde in haar bed, ondergedompeld in een steeds terug­kerende droom van bloed en verwoesting. Bergen stortten in. Planeten explodeer­den. De ruimte tussen de sterren was zwart van het bloed.

Ze werd met een schok wakker, opgelucht. Het was enkel een nachtmer­rie. Enkel een nieuwe droom in een eindeloze stroom van afschuwelijke nachtfantasieën.

Haar hoofd klaarde op en haar gevoel van opluchting verdween. Asajj Ventress stond over haar heen gebogen, angstaanjagender dan de ergste nachtmerrie.

'Je hebt mijn dromen gestolen,' zei Ventress. 'En ik heb je gezien.'

Haar lichtzwaard daalde neer.

Op een plek dertig kilometer buiten ChikatLik lagen twee bewakers gebro­ken in de schaduw van Ventress' schip. Ze hing haar lichtzwaard terug aan haar riem, liep de loopplank op en begon haar instrumenten te controleren ter voorbereiding op haar vertrek.

'Obi-Wan,' zei ze zacht. Ze wilde hem dood zien. Maar in het water, waar ze hem gevolgd kon hebben naar de dood, was hij onwrikbaar geweest. Hij was...

Ze keek naar haar handen. Waarom beefden die? Dit was niets voor haar. Ze wist wie ze was. Ze had jaren geleden haar weg gekozen en was meer dan bereid die te blijven volgen.

Asajj Ventress concentreerde zich op de honderd kleine toebereidselen die haar aandacht vereisten voordat ze op kon stijgen. Halverwege haar voorbereidingen merkte ze dat haar handen niet meer beefden. Actie. Dat had ze nodig. Daar hunkerde ze naar. Ze zou de vernietigende goedkeuring van graaf Dooku accepteren en zich vervolgens vrijwillig aanmelden voor de gevaarlijkste opdracht die generaal Grievous kon bedenken. En onge­acht op welke planeet dat was, en ongeacht in welke maalstroom van dood en verderf ze zich onder kon dompelen... daar zou ze loutering en rust vinden.

Ventress steeg op in de wolken boven ChikatLik en verdween.

Onbedaarlijk rillend kroop Fizzik achter een rotsblok op de helling net buiten Ventress' landingszone vandaan. Het was tijd om Cestus te verlaten.

Deze planeet was plotseling krankzinnig gevaarlijk geworden. Als hij kans zag Trillots nest binnen te dringen, zou hij misschien de hand kunnen leggen op een deel van de kredieten van zijn zuster voordat haar lijk gevon­den werd.

Want als het lijk gevonden werd voordat Fizzik kon ontsnappen, zou het best eens slecht af kunnen lopen.

Wat moest hij doen, wat moest hij doen?

Gebrek aan moed betekende armoede.

Fizzik kwam tot een besluit: arm was hij al eerder geweest, maar dood nog nooit, en hij hoopte vurig dat nog lange tijd zo te houden.

82

Het was nacht in het Dashtagebergte. Sheeka Tull had gewacht tot de Jedi, de vvc's en alle anderen vertrokken waren en was daarna bij Jangotats graf neergeknield om haar eigen zeer persoonlijke afscheid te nemen.

Ze keek omhoog en zag twee lichtsporen van twee zeer verschillende schepen die een heel verschillende kant uitgingen.

Sheeka legde een hand op haar buik, die nog steeds plat was maar haar kind bevatte. Hun kind. Van haar en Jango.

Nee, niet Jango. Jango zou nooit gestorven zijn om vreemden te redden. Jangotat was een andere man. Een betere man.

Haar man.

Een naam, geen nummer. Jangotat. A-Negen-Acht.

Ik zweer het.