3

Verdriet en woede maken mijn wereld kleiner en dat irriteert me. Ze schijnen mijn herinnering aan gelukkiger tijden, vrienden, woonplaatsen, gebeurtenissen en keuzemogelijkheden te verlammen. Als ik onder druk word gezet door een intense emotie die me van mijn stuk brengt, dan wordt mijn vastberadenheid minder. Ik veronderstel dat het voor een deel een gevolg is van het feit dat ik me heb ontdaan van een reeks keuzes, wat in zekere mate mijn vrije wil verzwakt. Dat bevalt me niet, maar na een bepaald punt heb ik er wel enige controle over. Het geeft me het gevoel dat ik me heb overgegeven aan een zekere vorm van determinisme, wat me nog meer irriteert. Vervolgens vindt het als in een vicieuze cirkel zijn weerslag in de emotie die me opjaagt, en versterkt haar. Een eenvoudige manier om een eind aan deze situatie te maken is de oorzaak te elimineren. De moeilijke weg is meer filosofisch, een terugwijken, het herstel van de controle. Zoals gewoonlijk is de moeilijke weg te prefereren. Elimineren kan ook resulteren in een gebroken nek. Ik parkeerde op de eerste plaats die ik zag, opende het raam en stak een pijp op. Ik zwoer niet te zullen vertrekken voor ik rustig was geworden. Mijn hele leven heb ik de neiging gehad overdreven te reageren op gebeurtenissen. Het schijnt in mijn familie te zitten. Maar ik wou niet zo zijn als de anderen. Ze veroorzaakten op die wijze veel moeilijkheden voor zichzelf. De alles-of-nietsreactie kan goed zijn wanneer je altijd wint, maar brengt ook tragedies wanneer je toevallig op iets buitengewoons stuit. En ik had wel aanwijzingen dat dit het geval was. Daarom was ik een dwaas, zei ik tegen mezelf, tot ik het geloofde.

Daarna luisterde ik naar mijn rustiger tweede ik die ermee instemde dat ik een dwaas was - omdat ik mijn eigen gevoelens niet had begrepen toen ik er nog iets aan had kunnen doen; omdat ik een macht had gedemonstreerd en de consequenties ervan had verloochend; omdat ik in al die jaren de aard van mijn vijand niet eens in de gaten had gehad en dat ik de confrontatie wel erg gesimplificeerd had. Het zou niet voldoende zijn Victor Meiman te grijpen als ik hem zag en te proberen met geweld de waarheid uit hem te krijgen. Ik besloot voorzichtig te werk te gaan, me te allen tijde te beheersen. Het leven is nooit eenvoudig, zei ik bij mezelf. Blijf rustig zitten en zet de zaken nog maar 's op een rijtje. Ik voelde de spanning langzaam verdwijnen. Mijn wereld werd ook langzaam weer groter en ik zag dat het mogelijk was dat S me echt kende, goed kende, en misschien de gebeurtenissen zo had geregeld dat ik mijn hersens zou uitschakelen en me precies op tijd zou overgeven. Nee, ik zou me niet zo gedragen als de anderen... Ik zat daar een hele tijd over na te denken voor ik de auto weer startte en langzaam verder reed.

Het was een goor bakstenen gebouw op een hoek. Het had drie verdiepingen; de muren waren beklad met obsceniteiten. Ik bekeek de graffiti, een paar gebroken ramen en de brandtrap toen ik langzaam om het gebouw slenterde. Ondertussen begon het zachtjes te regenen. De onderste twee verdiepingen werden bezet door de Brutus Store Company, volgens een bordje naast de trap in een klein portaal waar ik binnenkwam. Het stonk er naar urine en er lag een lege fles Jack Daniels op de stoffige vensterbank rechts van mij. Aan de afgebladderde muur hingen twee brievenbussen. Op de ene stond 'Brutus Storage' en de andere droeg het opschrift 'V.M.' Ze waren allebei leeg.

Ik liep de trap op en verwachtte dat hij zou kraken. Maar dat was niet zo.

Op het portaal van de eerste etage kwamen vier deuren uit, zonder knop. Ze waren allemaal gesloten. Door de gematteerde ruiten bovenin waren de contouren zichtbaar van wat kartonnen dozen konden zijn.

Ik verraste een zwarte kat die in het volgende trapportaal lag te soezen. Ze zette een hoge rug op en begon te blazen. Toen draaide ze zich om, sprong de trap op en verdween uit het gezicht. Op de volgende overloop waren weer vier deuren, waarvan er drie blijkbaar niet werden gebruikt. De vierde was donker geverfd en glanzend gevernist. Er zat een koperen plaatje op met de naam 'Meiman'. Ik klopte aan. Er kwam geen antwoord. Ik probeerde het nog een paar keer met hetzelfde resultaat. Binnen klonk ook geen geluid. Het leek waarschijnlijk dat dit zijn woongedeelte was en dat op

Je derde verdieping zijn atelier was, met mogelijk een dakraam. Ik draaide me dus om en liep de laatste trap op. Ik bereikte de bovenste tree en zag dat een van de vier deuren daar op een kier stond. Ik bleef even staan om te luisteren. Van achter de deur kwamen zwakke geluiden. Ik stapte naar voren en klopte een paar keer. Ik hoorde ergens binnen iemand snel ademen. Ik duwde de deur open. Hij stond een meter of zes van me vandaan onder een groot dakraam en hij had zich naar me omgedraaid - een lange, breedgeschouderde man met een zwarte baard en donkere ogen. Hij had een penseel in zijn linkerhand en een palet in zijn rechter. Hij droeg een met verf besmeurd voorschoot over zijn spijkerbroek en hij had een shirt aan met veelkleurige ruiten. Op de ezel achter hem stond een schets van wat een madonna met kind kon zijn. Er stonden veel doeken, allemaal met de voorkant tegen de muur of ingepakt. 'Hallo,' zei ik, 'ben jij Victor Meiman?' Hij knikte zonder te glimlachen of zijn wenkbrauwen te fronsen, legde zijn palet op een tafel naast zich en zette zijn penseel in een pot met verf verdunner. Vervolgens pakte hij een vochtige doek en veegde zijn handen eraan af. 'En jij?' vroeg hij, terwijl hij de doek aan de kant gooide en zich weer tot mij wendde. 'Merle Corey. Jij hebt Julia Barnes gekend.' 'Dat ontken ik niet,' zei hij. 'Je woordkeuze schijnt aan te duiden dat...'

'Ze is inderdaad dood. Ik wil er met je over praten.' 'Goed,' zei hij terwijl hij zijn voorschoot losknoopte. 'Laten we dan naar beneden gaan. Hier kunnen we niet zitten.' Hij hing het voorschoot aan een spijker naast de deur en liep het atelier uit. Ik volgde hem. Hij draaide zich om en sloot het atelier af voor hij de trap afging. Zijn bewegingen waren soepel, bijna gracieus. Ik hoorde de regen op het dak.

Hij gebruikte dezelfde sleutel om de donkere deur op de tweede etage te openen. Hij zwaaide de deur open en ging opzij om mij met een uitnodigend gebaar binnen te laten. Ik liep naar binnen via een hal die langs een keuken leidde waarvan het aanrecht vol stond met lege flessen, stapels schalen en pizzadozen. Barstensvolle zakken met afval leunden tegen kasten; de vloer zag er hier en daar plakkerig uit en het rook er naar een kruidenfabriek die naast een slachthuis stond.

De woonkamer, waar ik vervolgens kwam, was groot, met een paar zwarte banken die comfortabel leken en aan weerszijden stonden van een slagveld van oosterse tapijten en verschillende tafels met verscheidene overvolle asbakken erop. In de verste hoek stond een prachtige concertvleugel voor een wand die bedekt was met zware rode gordijnen. Er stonden veel lage boekenkasten, gevuld met boeken over occultisme, stapels tijdschriften ernaast en erop en er stonden een paar gemakkelijke stoelen bij. De punt van een pentagram of zoiets stak een beetje onder het grootste kleed uit. Er hing nog een bedompte geur van wierook en hasj. Rechts van mij leidde een toog naar een andere kamer en aan mijn linkerhand was een gesloten deur. Aan de muren hingen schilderijen van semi-religieuze aard, waarvan ik aannam dat hij ze had gemaakt. Ze hadden enigszins het karakter van werken van Chagall. Best goed. 'Neem plaats.'

Hij wees naar een leunstoel en ik ging zitten. 'Zin in een biertje?' 'Nee, dank je.'

Hij ging zelf op de bank zitten, stond, vouwde de handen en keek me aan.

'Wat is er gebeurd?' vroeg hij. Ik keek hem ook strak aan.

'Julia Barnes kreeg belangstelling voor occulte krachten,' zei ik. 'Ze kwam naar jou om er meer van te horen. Ze is vanmorgen onder zeer vreemde omstandigheden gestorven.' De linkermondhoek trilde iets. Verder bewoog hij zich niet. 'Ja, ze had belangstelling voor zulke dingen,' zei hij. 'Ze kwam bij me voor onderricht en dat heb ik haar gegeven.' 'Ik wil weten waarom ze is gestorven.' Hij bleef me aanstaren.

'Haar tijd was om,' zei hij. 'Dat overkomt iedereen op den duur.'

'Ze werd gedood door een dier dat niet op deze wereld hoort. Weet jij er iets van?'

'De kosmos is een vreemdere ruimte dan de meesten zich kunnen voorstellen.' 'Weet je het of niet?'

'Ik ken jou,' zei hij en hij glimlachte voor de eerste keer. 'Ze heeft natuurlijk over jou gepraat.' 'Wat betekent dat?'

'Dat betekent,' antwoordde hij, 'dat jij meer dan een beetje

op de hoogte bent van dergelijke zaken.' 'En wat dan nog?'

'Magie weet op het goede moment de juiste mensen bij elkaar te brengen als er werk te doen is.' 'En je denkt dat dat alles is?' 'Ik weet het.' 'Hoe?'

'Het was beloofd.' 'Dus je verwachtte me?' 'Ja.'

'Interessant. Zou je me er meer van willen vertellen?' 'Ik laat het je liever zien.'

'Je zegt dat er iets beloofd was. Hoe? Door wie?'

'Dat wordt allemaal spoedig duidelijk.'

'En de dood van Julia?'

'Die ook, zou ik zeggen.'

'Hoe denk je mij dat allemaal uit te leggen?'

Hij glimlachte. 'Ik wil je alleen iets laten zien,' zei hij.

'Goed. Ik ben zover. Laat het me maar zien.'

Hij knikte en stond op.

'Het is hier binnen,' legde hij uit terwijl hij zich omdraaide en naar de gesloten deur liep.

Ik ging staan en volgde hem door de kamer.

Hij tastte in de borstzak van zijn hemd en haalde een ketting te voorschijn. Hij deed hem over zijn hoofd en ik kon zien dat er een sleutel aan hing. Die gebruikte hij om de deur te openen.

'Ga naar binnen,' zei hij, terwijl hij hem openduwde en opzij stapte.

Het was geen grote kamer en het was er donker. Hij draaide een schakelaar om en een eenvoudige buislamp boven me begon een zwak blauw licht uit te stralen. Toen zag ik dat er recht tegenover me een raam was en dat alle ruiten zwart geverfd waren. Er waren geen meubels, alleen een paar kussens die hier en daar over de vloer verspreid lagen. Een deel van de wand tegenover me was bedekt met zwarte gordijnen. De andere muren waren kaal. 'Ik wacht,' zei ik. Hij grinnikte.

'Nog een ogenblik geduld,' adviseerde hij me. 'Heb je enig idee welke vorm van occultisme mijn grootste belangstelling heeft?'

'Je bent een kabbalist,' zei ik.

'Ja,' gaf hij toe. 'Hoe wist je dat?'

'Mensen in oosterse disciplines hebben hun zaakjes meestal goed voor elkaar,' zei ik, 'maar kabbalisten schijnen altijd sloddervossen te zijn.' Hij barstte in lachen uit.

'Het is allemaal een kwestie van wat echt belangrijk voor je is,' zei hij vervolgens.

'Precies.'

Hij trapte een kussen naar het midden van de vloer.

'Ga zitten,' zei hij.

'Ik blijf wel staan.'

Hij haalde de schouders op.

'Prima,' zei hij en hij begon zacht te prevelen. Ik wachtte. Na enige tijd liep hij, nog steeds zachtjes sprekend, naar het zwarte gordijn. Hij trok het met een enkele snelle beweging open en ik keek met grote ogen van verbazing. Er kwam een schilderij te voorschijn van de kabbalistische Levensboom dat een aantal aspecten van de tien Sefirot uitbeeldde. Het was prachtig uitgevoerd en het gevoel van herkenning dat me trof toen ik ernaar keek, maakte me onzeker. Het was geen slechte imitatie uit de een of andere rommelwinkel, maar een origineel schilderij. Het had echter niet de stijl van een van de andere werken die in de andere kamer hingen. Toch kwam het me bekend voor.

Toen ik het aandachtig bekeek, twijfelde ik er geen moment aan dat het door dezelfde persoon was geschilderd die de Troeven had gemaakt die ik in Julia's appartement had gevonden.

Meiman ging door met zijn magisch ritueel terwijl ik naar het schilderij keek.

'Is dat jouw werk?' vroeg ik hem.

Hij gaf me geen antwoord. In plaats daarvan liep hij naar voren en wees naar de derde Sefirot, die Binah werd genoemd. Ik bekeek hem aandachtig. Hij leek een magiër voor te stellen, voor een donker altaar en... Nee! Ik kon het niet geloven. Het mocht niet... Ik voelde contact met die figuur. Hij was niet zomaar symbolisch. Hij was echt en hij riep me op. Hij doemde langzaam op en werd driedimensionaal. De kamer om me heen begon te vervagen. Ik was bijna... Daar.

Het was een ruimte in de schemering, een kleine open plek in een ineengestrengeld bos. Een bijna bloedrood licht bescheen de platte rechthoekige steen voor me. De magiër, wiens gezicht verborgen bleef in een monnikskap en de schaduw, betastte voorwerpen op de steen. Zijn handen bewogen voor mij te snel om ze te volgen. Ik meende nog vaag het gezang te horen dat ergens vandaan kwam. Tenslotte hief hij met zijn rechterhand een voorwerp omhoog en hij hield het stevig vast. Het was een dolk van zwart obsidiaan. Hij legde zijn linkerarm op het altaar en streek ermee over het oppervlak zodat hij alle andere dingen op de grond veegde.

Hij keek me voor de eerste keer aan. 'Kom hier,' zei hij toen.

Ik begon te glimlachen om de stupide eenvoud van het verzoek. Maar toen voelde ik mijn voeten bewegen zonder dat ik het wilde en ik wist dat er binnen die donkere schaduw een betovering over me uitgesproken was. Ik dankte een andere oom, die in de meest afgelegen plaats had gewoond die je je kunt voorstellen, omdat ik in Thari begon te spreken, een bezwering van mezelf. Een doordringende schreeuw doorkliefde de lucht, als van de een of andere nachtvogel die zich op een prooi stort. De magiër werd niet afgeleid en mijn voeten kwamen niet vrij, maar ik was in staat mijn armen voor me op te heffen. Ik hield ze op de juiste hoogte en toen ze de voorste rand van het altaar bereikten, werkte ik mee aan de betovering, waardoor ik de kracht versterkte van elke schijnbaar automatische stap die ik deed. Ik kromde mijn ellebogen. De magiër zwaaide het lemmet al in de richting van mijn vingers, maar dat hinderde niet. Ik zette mijn hele gewicht erachter en gaf een hijs aan de steen.

Het altaar viel achterover. De magiër haastte zich om het te ontwijken, maar het raakte een van zijn benen en misschien beide. Terwijl hij op de grond viel, voelde ik de betovering onmiddellijk uit me trekken. Ik kon me weer behoorlijk bewegen en mijn geest was helder.

Hij trok zijn knieën omhoog tegen de borst en begon te rollen op het moment dat ik over het neergehaalde altaar sprong en hem bereikte. Ik veranderde van houding om hem te volgen terwijl hij een hellinkje afduikelde en tussen twee rechtopstaande stenen door het donker geworden bos in rolde.

Zodra ik op de open plek kwam, zag ik ogen, honderden woeste ogen die op vele hoogten in de duisternis gloeiden.

De toverspreuken klonken luider, leken van dichterbij te komen, van achter mij. Ik draaide me snel om.

Het altaar lag nog in stukken. Er stond een andere figuur achter, met een kap op, veel groter dan de eerste. Van hem kwam het gezang met een bekende mannelijke stem. Frakir drukte tegen mijn pols. Ik voelde een betovering rond me groeien, maar deze keer was ik niet onvoorbereid. Een oproep bracht een ijskoude wind die de bezwering wegvaagde als rook. Mijn kleren sloegen met kracht tegen me aan, veranderden van vorm en kleur. Purper, grijs... de broek licht en de cape en mijn hemd donker. Mijn laarzen en brede riem zwart, mijn handschoenen geplooid, mijn zilveren Frakir, die in een armband rond mijn linkerpols geweven was, werd nu glanzend zichtbaar. Ik bracht mijn linkerhand omhoog en beschermde ogen met mijn rechterhand terwijl ik een lichtflits opriep.

'Wees stil,' zei ik vervolgens. 'Je irriteert me.' Het gezang hield op.

De kap werd van zijn hoofd geblazen en ik zag het angstige gezicht van Meiman.

'Goed. Je wou me hebben,' zei ik, 'en nu je me hebt, moge de hemel je helpen. Je hebt gezegd dat alles me duidelijk zou worden. Dat is nog steeds niet gebeurd. Leg het uit.' Ik deed een stap naar voren.

'Spreek!' zei ik. 'Het kan gemakkelijk zijn of moeilijk. Maar je zult spreken. De keuze is aan jou.'

Hij wierp zijn hoofd in de nek en brulde: 'Meester!'

'Roep in ieder geval je meester op,' zei ik. 'Ik wacht wel.

Want hij moet ook antwoorden.'

Hij riep weer, maar er kwam geen antwoord. Toen ging hij op de vlucht, maar daar was ik op voorbereid met een ingrijpender oproep. De bomen kwijnden weg en vielen om voor hij ze kon bereiken en toen verplaatsten ze zich, bijeengeveegd door een krachtige wind, terwijl het windstil moest zijn. De wind cirkelde grijs en rood om de open plek heen en bouwde een ondoordringbare muur naar de oneindigheden boven en onder. We stonden op een rond eiland in de nacht, verscheidene honderden meters in doorsnee, waarvan de randen langzaam afbrokkelden.

'Hij komt niet,' zei ik, 'en jij gaat niet weg. Ik kan je niet helpen. Niemand zal je helpen. Dit is een plaats van grote magie en jij schendt hem met je aanwezigheid. Weet je wat achter de naderende winden ligt? Chaos. Ik zal je er nu aan overleveren tenzij je me alles vertelt over Julia en je meester en waarom je het aandurfde me hier te brengen.'

Hij week terug voor Chaos en wendde zich tot mij.

'Breng me terug naar mijn appartement. Dan zal ik je alles vertellen,' zei hij.

Ik schudde het hoofd.

'Als je me doodt, zul je het nooit weten.'

Ik haalde de schouders op.

'In dat geval zul je het me vertellen om een eind te maken aan de pijn. Vervolgens geef ik je aan Chaos.' Ik liep naar hem toe.

'Wacht!' Hij stak zijn hand op. 'Laat me leven in ruil voor wat ik je ga vertellen.' 'Geen transacties. Spreek.'

De winden wervelden om ons heen en ons eiland werd kleiner. Half hoorbare, half verstaanbare stemmen keuvelden in de wind en er dreven fragmenten van vormen in mee. 'Goed,' zei hij op luide toon. 'Ja, Julia kwam naar me toe zoals me gezegd was en ik heb haar een paar dingen geleerd - niet de dingen die ik haar een paar jaar geleden nog zou hebben geleerd, maar onderdelen van een paar nieuwe methoden die ik zelf nog maar pas had geleerd. Er was mij ook gezegd het haar op die manier te leren.' 'Door wie? Noem je meester.' Hij maakte een grimas.

'Hij was niet zo dwaas om me zijn naam te geven,' zei hij, 'zodat ik enige macht over hem zou kunnen krijgen. Net als jij is hij geen mens, maar een wezen van een ander niveau.' 'Heeft hij je het schilderij van de Boom gegeven?' Meiman knikte.

'Ja, en in feite bracht het me naar elke Sefirot. Op die plaatsen werkte de magie. Ik kreeg macht.' 'En de Troeven? Heeft hij dat ook gedaan? Heeft hij ze jou gegeven om aan haar te geven?' 'Ik weet niets van Troeven,' antwoordde hij. 'Deze!' schreeuwde ik terwijl ik ze van onder mijn cape haalde, ze uitspreidde tot een waaier zoals een goochelaar doet en naar hem toekwam. Ik stak ze hem toe en liet hem enige ogenblikken kijken. Ik trok ze terug voor hij op het idee kwam dat ze een middel tot ontsnapping konden inhouden. 'Ik heb ze nooit eerder gezien,' zei hij.

De gestadige erosie van de grond ging door in onze richting.

We trokken ons terug op een punt dichter bij het midden. 'En heb jij het beest gestuurd dat haar heeft gedood?' Hij schudde heftig het hoofd.

'Nee. Ik wist dat ze ging sterven, want hij had me verteld dat dat je naar me toe zou brengen. Hij heeft me ook verteld dat het een beest uit Netzach zou zijn dat haar zou doden - maar ik heb het nooit gezien en ik heb niets met de oproep te maken.'

'En waarom wou hij dat je mij ontmoette, en dat ik hier gebracht werd?' Hij lachte spontaan.

'Waarom?' herhaalde hij. 'Om je te doden natuurlijk. Hij zei dat wanneer ik je hier kon offeren ik al je macht kon verwerven. Hij zei dat jij Merlijn bent, zoon van Hel en Chaos en dat ik de grootste magiër van allen zou worden wanneer ik je hier kon doden.'

Onze wereld had nu een doorsnee van hoogstens honderd meter en de snelheid waarmee ze kleiner werd nam toe. 'Was dat zo?' vroeg hij. 'Zou ik dat zijn geworden wanneer het me was gelukt?'

'Macht is als geld,' zei ik. 'Je kunt het gewoonlijk krijgen wanneer je competent bent en dat is het enige dat je in het leven nodig hebt. Maar zou je het daardoor hebben verworven? Ik geloof het niet.'

'Ik heb het over de betekenis van het leven. Dat weet je.' Ik schudde het hoofd.

'Alleen een idioot gelooft dat het leven maar één betekenis heeft,' zei ik. 'Genoeg hierover! Beschrijf je meester.' 'Ik heb hem nooit gezien.' 'Wat?'

'Ik bedoel, ik heb hem gezien, maar ik weet niet hoe hij eruit ziet. Hij droeg altijd een kap en een zwarte overjas. Ook handschoenen. Ik weet zelfs zijn afkomst niet.' 'Hoe hebben jullie elkaar ontmoet?'

'Hij verscheen op een dag in mijn atelier. Ik draaide me gewoon om en daar stond hij. Hij bood me macht aan, zei dat hij me dingen zou leren in ruil voor mijn diensten.' 'Hoe wist je dat hij macht kon leveren?' 'Hij nam me mee op een reis door plaatsen die niet van deze wereld zijn.' 'Ik begrijp het.'

Ons eiland had nu ongeveer de afmeting van een grote woonkamer. De stemmen van de wind waren spottend, vervolgens barmhartig, ook angstig, bedroefd en boos. Het beeld van onze omgeving veranderde voortdurend. De grond trilde zonder onderbreking. Het licht was nog steeds onheilspellend. Een deel van mij wou Meiman meteen doden, maar als hij niet echt degene was die verantwoordelijk was voor Julia's dood...

'Heeft je meester je verteld waarom hij mijn dood wenste?' vroeg ik hem.

Hij bevochtigde zijn lippen en wierp een blik achter zich op de naderende Chaos.

'Hij zei dat je zijn vijand was,' verklaarde hij, 'maar hij heeft me nooit verteld waarom. En hij zei dat het vandaag zou gebeuren, dat hij wou dat het vandaag gebeurde.' 'Waarom vandaag?' Hij glimlachte even.

'Ik veronderstel omdat het Walpurgisnacht is,' antwoordde hij, 'hoewel hij dat eigenlijk nooit heeft gezegd.' 'Is dat alles?' vroeg ik. 'Heeft hij nooit gezegd waar hij vandaan kwam?'

'Hij heeft het eens gehad over iets dat het Bastion van de Vier Werelden heette, alsof het belangrijk voor hem was.' 'En je hebt nooit het gevoel gehad dat hij je gewoon gebruikte?'

Hij glimlachte. 'Natuurlijk gebruikte hij me,' antwoordde hij. 'We gebruiken allemaal iemand. Zo gaat het in de wereld. Maar hij betaalde zijn gebruik met kennis en macht. En ik geloof dat zijn belofte nu kan worden ingelost.' Hij leek een blik te werpen op iets achter mij. Het was de oudste truc van de wereld, en ik trapte erin en draaide me om. Er was niemand. Ik draaide me onmiddellijk weer naar hem toe.

Hij had de zwarte dolk in de hand. Die moet in zijn mouw hebben gezeten. Hij deed een uitval naar me en stootte toe onder het mompelen van nieuwe spreuken. Ik deed een stap terug en slingerde mijn cape over hem heen. Hij bevrijdde zich door een stap opzij te doen en om zich heen te slaan, draaide zich om en kwam weer naar voren. Deze keer probeerde hij achter me te komen terwijl zijn lippen nog bewogen. Ik trapte naar de hand met het mes, maar hij raapte het weer op. Ik hield vervolgens de linkerkant van mijn cape omhoog en sloeg hem om mijn arm. Toen hij weer een aanval deed, blokkeerde ik de stoot en greep zijn biceps vast. Omdat ik iets door de knieën zakte terwijl ik hem naar voren trok, kon ik met mijn rechterhand zijn linkerdij pa]_ ken, vervolgens richtte ik me op, tilde hem hoog op en wierp hem van me af.

Terwijl ik mijn lichaam draaide om de worp te voltooien besefte ik wat ik had gedaan. Te laat. Met mijn aandacht gericht op mijn tegenstander had ik niet gelet op de snelle draaiende voortgang van de vernietigende winden. De rand van Chaos was veel dichterbij dan ik had gedacht en Meiman had alleen nog tijd voor een heel korte vloek, voor de dood hem bracht waar hij geen bezweringen meer zou uitspreken.

Ik vloekte ook omdat ik er zeker van was dat ik nog meer informatie uit hem had kunnen krijgen en ik schudde het hoofd, daar in het midden van mijn kleiner wordende wereld.

De dag was nog niet om en het was al de meest gedenkwaardige Walpurgisnacht die ik ooit had beleefd.