-27-
O, jezus, nee toch!
Janson haalde zijn huid open aan de zwiepende doornliguster en slingerende braamstruiken toen hij langs het slingerende pad de heuvel af rende. Hij lette goed op waar hij zijn voeten neerzette toen hij over keien en door struikgewas sprong. Eén misstap op dit verraderlijke terrein kon een verstuikte enkel of erger betekenen. Hij had Jessie opdracht gegeven om met grote haast naar de Lancia te gaan. Het zou een ramp zijn als hun vijanden eerder bij de auto zouden zijn. Zij moest heuvelopwaarts, maar ze rende als een gazelle en zou er weldra zijn.
Een paar minuten later, slechts een tikje buiten adem, was Janson weer bij de vervallen boerderij van de oude vrouw. Het gegil was opgehouden en had plaats gemaakt voor iets wat nog dreigender was: totale stilte.
De deur stond op een kier en binnen trof hij een tafereel aan dat voor eeuwig op Jansons netvlies gegrift zou blijven. De nobele Kuvasz lag op zijn zij. Zijn ingewanden waren uit zijn buik op het laagpolige tapijt gezakt in een glimmende, rode hoop die een beetje dampte in de kille lucht. In de schommelstoel vlakbij lag Gitta Békesi met haar armen en benen wijd, de vrouw die de Rode en Witte Terreur, de vernietigende klappen van twee wereldoorlogen, de tanks van 1956 en het geweld van zowel mens als natuur had overleefd. Haar gezicht ging schuil achter haar rok van ruwe mousseline, die ruw omhoog was gerukt zodat haar weke romp - en de onuitsprekelijke gruwelen die erop waren botgevierd - zichtbaar was. Kriskras op haar zilverwitte vlees was een grotesk patroon van kleine, roodgerande wonden aangebracht. Janson wist dat die correspondeerden met evenzoveel steken van een bajonet. Het lemmet van haar belager had haar wel tien keer doorboord. Op haar blote armen en benen zag hij een cluster van rode striemen veroorzaakt door handen die haar hadden vastgegrepen. Ze hadden de vrouw omlaaggedrukt en gemarteld met de bajonet. Hadden ze iets uit haar los willen krijgen? Of haar alleen maar sadistisch gestraft voor de informatie de ze hem al had gegeven?
Wat voor monsters deden zoiets?
Janson voelde zich verstijfd en verdoofd. Hij keek om zich heen en zag bloedspatten van de dode vrouw op de vloer en de muur. De gruwel nog was maar net gebeurd. Haar bezoekers waren even snel als wreed geweest.
En waar waren ze nu? Ze konden niet ver zijn. Was het de bedoeling dat hij hun volgende slachtoffer was?
Jansons hart klopte in een krachtig, traag ritme. Het vooruitzicht van een confrontatie vervulde hem niet met angst, maar met een vreemd gevoel van vervoering. De oude vrouw was misschien een makkelijke prooi geweest. Wie haar dit had aangedaan zou erachter komen dat hij dat niet was. Hij werd bevangen door een stuwend gevoel van razernij. Hij herkende het, en die vertrouwdheid was merkwaardig genoeg geruststellend. De woede zou zijn uitweg vinden.
Hij moest weer denken aan de half jennende woorden van Derek Collins: Geweld is iets waar je bijzonder goed in bent. ... Nu vertel je me dat je niet meer tegen moorden kunt. Ik ga je iets vertellen waar je ooit zelf achter zult komen: dat is de enige manier waarop je ooit zult voelen dat je leeft.
Nu had hij het gevoel dat het zo was. Jarenlang was hij weggehold van zijn ware aard. Vandaag zou hij niet weghollen. Toen hij het bloedbad overzag, flitste er een gedachte als een sabel door hem heen: wie dit lijden had veroorzaakt, zou leren wat lijden inhield.
Waar zaten ze?
Dichtbij, heel dichtbij. Want ze moesten hem hebben. Ze waren waarschijnlijk hoger op de heuvel. Zou Jessie op tijd bij de Lancia zijn?
Janson moest omhoog als hij een goed overzicht over het operatieterrein wilde hebben. Hij zag dat de boerderij op traditionele wijze in een L-vorm om een binnenplaats was gebouwd, met woon-en werkgedeelte onder één dak. In een rechte hoek op het huis was een grote veranda met een hooizolder erboven en daarnaast paardenstallen. Hij holde de binnenplaats op en beklom de ladder naar de grote hooizolder aan de overkant. Door een deur met scharnieren in het dak van ruwe planken kon hij naar het hoogste punt klauteren.
Vierhonderd meter heuvelopwaarts zag hij een groepje gewapende mannen de kant van Jessie Kincaid op gaan. Hij kon de gestalten moeilijk onderscheiden in de schemering, maar gebroken takken en vertrapt gras lieten zien hoe hard ze gingen. Vervolgens zag en hoorde Janson het gefladder van zwarte vogels die met een schril gekras opvlogen uit het struikgewas vlakbij. Iets had ze opgeschrikt. Even later zag hij beweging in de overwoekerde bomen en struiken om de oude boerderij en besefte wat dat betekende.
Hij was in een val gelopen!
De mannen hadden erop gerekend dat hij het gegil van de oude vrouw zou horen. Ze hadden hem teruggelokt naar de oude boerderij.
Ze hadden hem precies waar ze hem hebben wilden. En zouden precies met hem doen wat ze wilden doen! De adrenaline stuwde door zijn aderen en bracht een vreselijke, ijzige concentratie met zich mee.
De boerderij op zich was een soort omheinde ruimte, maar de gewapende mannen hadden die aan vier kanten omsingeld. Nu kwamen ze te voorschijn en kropen ze langzaam uit de struiken het erf op. Ze moesten hebben gezien hoe hij naar binnen ging, en waarschijnlijk wachtten ze nu tot hij weer naar buiten zou stuiven. Janson kon namelijk met geen mogelijkheid ongemerkt ontsnappen. Kincaid zou worden onderschept op weg naar de Lancia. Hijzelf zou worden gedood of gevangengenomen in een afgesloten complex dat nu zijn gevangenis was.
Het licht van hun zaklantaarns bescheen nu elke kant van het huis van de oude vrouw. In dat licht zag hij ook hun geweren. Ze zouden hun prooi bij de eerste de beste gelegenheid beschieten. Op dat moment was Janson inderdaad een gemakkelijke prooi. Het zou niet lang duren voordat hun lichtbundels naar het dak van de hooizolder zouden glijden en zijn silhouet zich zou aftekenen als een doel op een schietbaan.
Janson liet zich zo snel en stil als hij kon van het dak glijden. Daarna liet hij zich van de vliering op de aarden vloer zakken. Als de mannen het huis nog niet hadden bestormd, was dat alleen omdat ze niet wisten of hij gewapend was. Ze zouden hun kans afwachten en voorzichtig te werk gaan om zijn dood zeker te stellen zonder toe te staan dat hij een van hen mee zou nemen.
Hij schoot de binnenplaats over en de huiskamer van de oude vrouw weer in. Het flakkerende vuur van de open haard wierp een spookachtig licht op het bloedbad. Maar hij kon niet anders dan hierheen terugkeren. De oude vrouw had toch een jachtgeweer?
Maar dat was verdwenen. Vanzelfsprekend. Het was niet iets wat aan hun aandacht ontsnapt zou zijn en een tachtigjarige ontwapenen was natuurlijk een koud kunstje geweest. Maar als de vrouw een jachtgeweer had, moest ze ook ergens een voorraad patronen hebben.
Een lichtbundel viel door het raam en dwaalde door de huiskamer op zoek naar een teken van beweging, naar een teken van hem. Janson liet zich prompt op de vloer zakken. Ze wilden hem lokaliseren en zijn mobiliteit stukje bij beetje inperken. Als ze zeker wisten in welk gebouw hij zich bevond, konden ze de poort van de binnenplaats forceren en de specifieke ruimte waarin hij zich had verschanst omsingelen. Hun onzekerheid was zijn enige bondgenoot.
Janson tijgerde naar de keuken en zorgde ervoor dat hij niet werd ontdekt. Waar zou de vrouw de patronen hebben bewaard? Op zich zouden ze nutteloos zijn als wapen tegen zijn achtervolgers. Maar misschien was er wel een andere manier om ze te gebruiken. Hij was tot nu toe alleen maar in leven gebleven omdat ze niet zeker wisten waar hij zich precies ophield, maar dat was niet voldoende. Hij kon het alleen maar winnen als hij die onzekerheid in een fout kon omzetten.
Hij probeerde een paar laden in de keuken van de vrouw. In de ene zat bestek, in een andere potjes specerijen en kruiden. In een kleine voorraadkamer naast de keuken vond hij eindelijk was hij zocht, en nog overvloediger dan hij had gehoopt. Tien dozen Biro Super 10-patronen van twintig stuks per doos. Hij trok een paar dozen weg en kroop weer terug naar de huiskamer.
Buiten hoorde hij kreten in een taal die hij niet kon onderscheiden. Maar de algemene betekenis kon hem niet ontgaan: er arriveerden meer mannen om posities om het huis in te nemen.
Janson legde een handvol lange patronen met het koperen houdertje aan weerskanten en daartussen de bruine, geribbelde plastic huls in de ijzeren pan boven het vuur waarin de vrouw eerder op de dag kastanjes had gepoft. Daarin zat de loden hagel en het kruit, en hoewel ze waren gemaakt om te worden afgeschoten door een slagpin, zou voldoende hitte een soortelijk effect hebben.
Het was een laag vuur dat langzaam uitging en de pan hing er ruim een halve meter boven. Kon hij ervan op aan?
Janson legde nog een blokje op het vuur en ging weer naar de keuken. Daar zette hij een ijzeren koekenpan op een tientallen jaren oud elektrisch fornuis en gooide er nog een handvol patronen in. Hij zette de pit op half. Het zou ongeveer een minuut duren voordat het plaatje de bodem van de zware pan had verhit.
Vervolgens zette hij de oven aan en legde de resterende vijftig patronen op het rooster, dertig centimeter onder het bovenste gloei-element. Hij zette de oven op de hoogste stand. Het zou de meeste tijd kosten om de oven voor te verwarmen. Hij wist dat zijn berekeningen op z'n best ruw waren. Hij wist ook dat hij geen keus had.
Hij kroop over de binnenplaats, langs de stallen en klom weer via de trap naar de hooizolder.
En hij wachtte.
Een tijdje hoorde hij niets anders dan de stemmen van de mannen die steeds dichterbij kropen, veilig buiten het schootsveld van de ramen positie innamen en communiceerden met gespannen commando's en geflikker van hun zaklantaarn. Opeens werd de stille lucht uiteengereten door een klap, snel gevolgd door vier andere. Daarna hoorde hij het terugschieten van een automatisch geweer en het geluid van brekend glas. De oude, kromgetrokken kozijnen van het raam aan de voorkant moesten nu zijn gereduceerd tot scherven en zaagsel.
In Jansons oren was de akoestische sequentie een nauwkeurig verhaal. De patronen in de open haard waren het eerst ontploft, zoals hij had gehoopt. De schutters trokken de logische conclusie: geweerschoten vanuit de huiskamer wezen erop dat ze onder vuur werden genomen. Ze hadden wat ze zochten, een precieze locatie.
Maar precies de verkeerde.
Gejaagde kreten riepen de andere schutters op om mee te doen aan het vuurgevecht voor de boerderij.
Een reeks gedemptere explosies meldde dat de patronen in de koekenpan op het fornuis door de hitte tot ontploffing waren gebracht. Daaruit zouden de schutters afleiden dat hun prooi zich in de keuken had teruggetrokken. Door een kier in de planken van de schuurwand zag hij dat een eenzame schutter met zijn automatisch wapen op zijn elleboog achterbleef. Zijn partners snelden naar de andere kant van het complex om zich bij de aanval van de rest te voegen.
Janson trok zijn kleine Beretta en richtte deze door hetzelfde gat op de potige man in camouflagetenue. Maar hij kon nog niet vuren; hij mocht niet het risico lopen dat het schot werd gehoord door de rest, zodat de list aan het licht zou komen. Hij hoorde het gestamp van zware laarzen uit het voorhuis. De anderen, op zoek naar Jansons schuilplaats, waren bezig het huis met hun schoten te vernielen. Janson wachtte tot hij de ontzagwekkende klap zou horen van de vijftig patronen die in de oven explodeerden voordat hij de trekker overhaalde. Het geluid zou volkomen verloren gaan in de explosie en de bijbehorende verwarring.
Hij schoot op exact hetzelfde moment.
Langzaam tuimelde de potige man voorover. Zijn lichaam maakte weinig geluid toen het de humuslaag raakte.
Die positie was nu onbemand. Janson maakte de deur open en liep naar de gevallen man in de wetenschap dat niemand hem zou zien. Even overwoog hij te verdwijnen in de duisternis van de struiken op de heuvel. Dat kon hij wel. Hij was wel vaker bij andere gelegenheden op soortgelijk terrein verdwenen. Hij had er alle vertrouwen in dat hij zijn achtervolgers te slim af kon zijn en veilig en wel over een dag of twee in een van de andere dorpen in de heuvels kon opduiken.
Daarna herinnerde hij zich de vermoorde vrouw en haar beestachtig verminkte lichaam, en alle gedachten aan vluchten verdwenen als sneeuw voor de zon. Zijn hart ging tekeer en zelfs de schaduwen van de avond leken zich door een rood waas af te tekenen. Hij zag dat zijn kogel de schutter vlak boven zijn haargrens had getroffen. Slechts een dun streepje bloed van zijn kruin naar de bovenkant van zijn voorhoofd verried de dodelijke inslag. Hij verwijderde het machinepistool en de patroongordel van de dode man en sloeg de riem om zijn eigen schouder.
Er was geen seconde te verliezen.
Het team belagers had zich nu in het huis verzameld en ze stampten zwaar rond terwijl ze hun wapens afvuurden. Hij wist dat hun kogels in kasten en bergruimten vlogen en in alle andere mogelijke verstopplaatsen, metalen projectielen die hout versplinterden op zoek naar mensenvlees.
Maar nu zaten zij in de val.
Geruisloos maakte hij een omtrekkende beweging naar de voorkant van de boerderij en sleepte de dode man achter zich aan. In de ronddwalende lichtbundels herkende hij een gezicht, een tweede en een derde. De rillingen liepen hem over de rug. Het waren harde koppen met wrede trekken. De gezichten van mannen met wie hij lang geleden bij Consular Operations had samengewerkt en die hij toen al niet had gemogen. Het waren bruten, niet wat hun manier van doen, maar wat hun ongevoeligheid betrof. Het waren lui voor wie bruut geweld geen laatste maar een eerste toevlucht was, voor wie cynisme niet het gevolg was van gefrustreerd idealisme, maar van onverdunde inhaligheid en roofzucht. Volgens Janson hadden ze in overheidsdienst niets te zoeken. Janson was van mening dat alleen al hun aanwezigheid hun morele geloofwaardigheid verminderde. De technische vaardigheid die ze in hun werk aan de dag legden, werd tenietgedaan door gewetenloosheid en het feit dat ze de legitieme doelstellingen die ten grondslag lagen aan een soms dubieuze strategie niet begrepen.
Hij hing zijn jasje om de dode man en zette hem vervolgens achter een enorme kastanjeboom. Met zijn veters bond hij de zaklantaarn aan zijn levenloze onderarm. Van een dode tak trok hij kleine splinters waarmee hij de oogleden van de man van elkaar hield, zodat zijn ogen glazig staarden. Zijn werk verdiende geen schoonheidsprijs en maakte de man tot een soort karikatuur van zichzelf. Maar in het schemerdonker van de avond kon het er op het eerste gezicht mee door. Vervolgens vuurde Janson een maaiend salvo af door het reeds verbrijzelde raam van de huiskamer. De drie zichtbare schutters schokten wild toen de kogels hun middenrif, darmen, aorta en longen perforeerden. Tegelijkertijd waarschuwde het onverwachte salvo de anderen.
Janson rolde naar de verwaarloosde kastanje, knipte de zaklantaarn die aan de pols van de dode zat aan en dook geruisloos achter een kei op drie meter afstand, waar hij in het donker afwachtte.
'Daar!' riep een van hen. Het kostte even tijd voordat de pop hun aandacht had getrokken. Het enige dat ze konden zien was het schijnsel van de zaklantaarn op het donkergrijze jasje en misschien, heel vaag, de starende ogen van de hurkende man. De conclusie zou vrijwel meteen worden getrokken: daar was de bron van het dodelijke salvo.
De reactie was precies zoals hij had verwacht. Vier commando's richtten hun automatische wapen op de gehurkte figuur. Het gelijktijdige gesnater van hun krachtige wapens, die op automatisch vuren stonden, was bijna oorverdovend. De mannen pompten honderden kogels in hun voormalige kameraad.
Het kabaal en de furieuze concentratie van de schutters werkten in Jansons voordeel. Hij vuurde snel vier welgemikte schoten af. De afstand was maar tien meter. De nauwkeurigheid was subliem. Stuk voor stuk vielen ze levenloos op de grond en hun automatische wapens deden er abrupt het zwijgen toe.
Er was nog één man over. Janson zag de schaduw van zijn profiel op de gordijnen van de bovenverdieping. Hij was groot, had kortgeknipte krullen en een rigide houding. Hij was een van de gezichten die Janson had herkend, en nu kon hij hem domweg herkennen aan zijn manier van lopen en de harkerige, besliste efficiëntie van zijn bewegingen. Hij was een leider. Hij was hun leider, hun commandant. Door het beetje dat Janson eerder van hun acties had gezien, was dat tenminste duidelijk geworden.
Er kwam ook een naam bij het gezicht: Simon Czerny. Een Cons Ops-agent die zich specialiseerde in clandestiene operaties. Hun paden hadden elkaar halverwege de jaren tachtig meer dan eens gekruist in El Salvador, en toen al had Janson hem een gevaarlijke gek gevonden die zich niet bekommerde om burgerlevens.
Maar Janson zou hem niet doden. Althans niet voordat hij hem had gesproken.
Maar zou de man het zover laten komen? Hij was gewiekster dan de rest. Hij had Jansons list iets vlugger doorzien dan de anderen, had de afleidingsmanoeuvre het eerst herkend en zijn manschappen gewaarschuwd. Zijn strategisch instinct was zeer ontwikkeld. Zo iemand zou zich niet onnodig aan risico's blootstellen, maar geduld oefenen tot hij zijn kans schoon zag.
Janson gunde hem die luxe niet.
Nu was de commandant onzichtbaar, buiten schootsveld. Janson holde naar de verwoeste huiskamer, zag overal glasscherven, zag de roetvlekken van de ontplofte hagelpatronen om de schoorsteenmantel, zag de hagel en het vernielde glas van het dressoir.
Uiteindelijk zag hij de vierliterkan met brandewijn, de giftige palinka. Er zat een verticaal barstje in het glas, ongetwijfeld van verdwaalde hagel, maar de kan was niet verbrijzeld. Janson wist wat hem te doen stond. Hij fouilleerde snel een van de dode schutters en haalde een Zippo-aansteker te voorschijn. Daarna sprenkelde hij de brandewijn met zijn vijfennegentig procent alcohol door de kamer en de gang naar de keuken en stak de explosieve drank aan met de aansteker. Binnen enkele seconden laaide er een blauw spoor door de kamer op. Weldra werden de blauwe vlammen gevolgd door gele toen gordijnen, kranten en rotan stoelen vlamvatten. Binnen de kortste keren stond ook het zwaardere meubilair in brand, en de plankenvloer, het plafond en de bovenverdieping.
Janson zag hoe het vuur om zich heen greep. Vlammen dansten en voegden zich samen in een stijgende zee van blauw en geel. Wolken rook werden door het smalle trapgat naar boven gezogen.
Commandant Simon Czerny moest een keus maken, alleen had hij niet veel keus. Blijven waar hij was betekende verast worden in een vuurzee. Hij kon ook niet via de achterkant naar de binnenplaats ontsnappen zonder zich bloot te stellen aan een muur van vuur. De enige uitweg was de trap af en de voordeur uit.
Maar Czerny bleef een door de wol geverfde prof. Hij zou verwachten dat Janson hem buiten opwachtte en zijn voorbereidingen treffen.
Janson hoorde zijn zware voetstappen nog eerder dan hij had verwacht. Maar zodra Czerny op de drempel stond, loste hij een maaiend spervuur van schoten in een veld van bijna honderdtachtig graden. Iedereen die buiten op de loer had gelegen zou zijn getroffen door het wild snaterende machinepistool. Janson bewonderde Czerny's efficiëntie en vooruitziende blik terwijl hij 's mans zwenkende bovenlijf volgde - van achteren.
Hij kwam overeind uit zijn schuilplaats bij de trap op de vloer van de brandende huiskamer, gevaarlijk dicht bij de groeiende vlammenzee, de enige plek waar de schutter hem niet had verwacht.
Toen Czerny opnieuw een maaiend salvo op het terrein buiten loste, nam Janson een snoekduik, sloeg een arm om zijn nek, griste naar de trekkerbeugel en rukte het wapen uit zijn handen. Czerny maaide wild om zich heen, maar de woede maakte Janson onstuitbaar. Hij stootte zijn rechterknie in Czerny's nier en rukte hem op de stenen van het portaal. Hij sloeg zijn benen om het middel van zijn tegenstander en dwong zijn nek in een pijnlijke kromming naar achteren.
Janson bracht zijn lippen dicht bij Czerny's oor en zei: 'Jij en ik gaan wat quality time beleven samen.'
Met een bijna bovenmenselijke inspanning richtte Czerny zich op en wierp Janson van zich af. Hij holde over het erf, weg van het brandende huis. Janson racete achter hem aan en wierp hem met een krachtige schoudertackle op de rotsgrond. Czerny liet een grom horen toen Janson een van zijn armen scherp naar achteren en omhoog wrong waardoor hij zowel de arm uit de kom draaide als de man op zijn rug wentelde. Hij verstevigde zijn greep op 's mans keel en bracht zijn gezicht dicht bij het zijne.
'Goed, waar was ik gebleven? O ja: als je me niet vertelt wat ik wil weten, zul je nooit meer spreken.' Janson rukte het gevechtsmes uit de schede aan Czerny's riem. 'Ik schil de huid van je gezicht tot je eigen moeder je niet meer herkent. En nu stort je je hart uit. Werk je nog steeds voor Consular Operations?'
Czerny lachte bitter. 'Dat waren niet meer dan een stelletje uit hun krachten gegroeide padvinders. Die hadden huis aan huis koekjes moeten verkopen, zo weinig hebben ze uitgericht.'
'Maar jij richt nu wel wat uit?'
'Je moet me eens wat vertellen: hoe kun jij in godsnaam met jezelf leven? Je bent een schoft, en dat ben je altijd geweest. Ik heb het over heel lang geleden. De gore streken die jij hebt geflikt, smerige verrader die je bent. Iemand heeft jou ooit geprobeerd te helpen, een echte oorlogsheld, en wat is zijn dank? Je hebt hem erin geluisd, gevangen laten zetten en voor een vuurpeloton gezet. Jij had daar in Mesa Grande moeten staan, gore schooier. Ze hadden jóu moeten neerknallen!'
'Gestoorde klootzak,' raasde Janson, misselijk en duizelig. Hij drukte het lemmet van het mes tegen de stoppels op zijn wang. Het was geen loos dreigement. 'Zit jij in een of ander wraakteam van Da Nang?'
'Je maakt zeker een geintje.'
'Voor wie werk je?' blafte Janson. 'Godverdomme! Voor wie werk je?!'
'Voor wie werk jij?' hoestte de man. 'Dat weet je niet eens. Je bent net zo geprogrammeerd als een godvergeten laptop.'
'Tijd voor spijkers met koppen,' zei Janson met een diepe, bikkelharde stem. 'Anders gaat je gezicht eraan.'
'Ze hebben je hersens zo vernacheld dat je van voren niet weet dat je van achteren leeft, Janson. Je zult het nooit weten.'
'Freeze!' Het plotselinge bevel kwam van boven hem. Janson keek op en zag de dikke herbergier met wie ze eerder op de dag hadden gesproken.
Het witte schort had hij afgelegd. En in zijn grote, rode handen hield hij een dubbelloops jachtgeweer.
'Zeggen ze dat niet altijd in die goedkope Amerikaanse politieseries? Ik heb je gezegd dat je niet welkom bent,' zei de man fronsend. 'Nu zal ik je moeten laten zien hoe weinig welkom je bent.'
Janson hoorde iemand rennen, over keien en takken springen en door het struikgewas stormen. Maar zelfs van een afstand zag hij wie de slanke, springende gestalte was. Even later verscheen Jessie Kincaid met haar sluipschuttersgeweer op haar rug.
'Laat dat stuk antiek vallen, verdomme!' riep ze. Ze had een pistool in haar hand.
De Hongaar keek niet eens in haar richting, maar spande behoedzaam het jachtgeweer uit de Tweede Wereldoorlog.
Jessie vuurde een welgemikte kogel op zijn hoofd af. De dikke man smakte naar achteren als een omgehakte boom.
Janson greep het jachtgeweer en krabbelde overeind. 'Mijn geduld is op, Czerny. En jouw bondgenoten zijn op.'
'Ik begrijp het niet,' riep Czerny uit.
Kincaid schudde haar hoofd. 'Die klojo's daarboven heb ik doorzeefd.' Ze spoog op de grond naast Czerny. 'Dat waren jouw jongens zeker? Dat dacht ik al. Ik mocht ze niet.'
Er flitste iets van angst in Czerny's ogen.
'En moet je die barkeeper eens zien die plotseling ten tonele verschijnt. We hadden hem eigenlijk meteen moeten omleggen.'
'Goed geschoten,' zei Janson, en hij wierp haar het jachtgeweer toe.
'Padvinder,' zei Czerny. 'Verzamelt haar insignes terwijl de wereld in brand staat.'
'Ik vraag het je nog één keer: voor wie werk je?' vroeg Janson.
'Voor dezelfde voor wie jij ook werkt.'
'Geen raadseltjes.'
'Iedereen werkt nu voor hem. Maar een handjevol weet het.' Hij liet een droog, onaangenaam lachje horen. 'Je denkt dat je gewonnen hebt. Mooi mis!'
'Daag me maar uit,' zei Janson. Hij zette zijn schoen op Czerny's hals. Hij oefende nog geen druk uit, maar maakte wel duidelijk dat hij zijn keel ieder moment kon verpletteren.
'Stomme idioot! Hij heeft de hele Amerikaanse regering in zijn zak. Hij trekt nu aan de touwtjes! Je bent alleen te stom om dat te begrijpen.'
'Waar heb je het in godsnaam over?'
'Je weet toch hoe ze jou altijd hebben genoemd? De machine. Alsof je niet echt een mens bent. Maar er is nog iets met machines: die doen waarvoor ze geprogrammeerd zijn.'
Janson trapte hem hard in zijn ribben. 'Je moet één ding goed begrijpen: dit is geen tv-quiz. Wij spelen De waarheid, of anders.'
'Jij lijkt wel zo'n Japanse soldaat in een Filippijnse grot die niet weet dat de oorlog voorbij is en dat zij hebben verloren,' zei Czerny. 'Het is afgelopen, oké? Je hebt verloren.'
Janson bukte zich en drukte de punt van het mes tegen Czerny's gezicht en trok een onregelmatige kerf onder zijn linkerwang. 'Voor. Wie. Werk. Je.'
Czerny knipperde moeizaam met zijn ogen en ze vulden zich met tranen van pijn toen hij besefte dat niemand hem te hulp zou komen.
'Geef hem van katoen, man,' zei Jessie.
'Je gaat het ons vroeg of laat toch vertellen,' zei Janson. 'Dat weet je. Jij kunt nog bepalen of dat... zonder gezichtsverlies gaat gebeuren.'
Czerny deed zijn ogen dicht en er verscheen iets van berusting op zijn gezicht. Met een plotselinge beweging greep hij het heft van het mes en draaide het met een krachtige ruk uit Jansons greep. Janson deinsde terug, buiten het bereik van het lemmet, en Jessie deed een stap naar voren met het pistool in aanslag, maar geen van beiden had verwacht wat de man vervolgens zou doen.
Met sidderende spieren dreef hij het mes omlaag en kliefde met een diepe haal zijn eigen keel door. Binnen twee seconden had hij de aderen en slagaderen doorgesneden die bewustzijn mogelijk maakten. Het bloot spoot vijftien centimeter omhoog en ebde vervolgens weg toen de shock het pompende orgaan zelf stil had gelegd.
Czerny had zelfmoord gepleegd. Hij had zichzelf liever de keel afgesneden dan zich bloot te stellen aan een verhoor.
Voor het eerst sinds een uur loste de harde knoop van woede die Janson in zijn greep hield op, om plaats te maken voor ongelovige ontsteltenis. Hij begreep de betekenis van het spektakel waarvan hij zojuist getuige was geweest. De dood genoot de voorkeur boven datgene wat Czerny boven het hoofd hing bij een compromis. Dat deed een waarachtig angstaanjagende discipline onder die schurken vermoeden. Een leiderschap dat voor een groot deel de scepter zwaaide via terreur.
Miljoenen op een rekening op de Caymaneilanden. Een eliminatiebevel van Consular Operations. Een Peter Novak die nooit had bestaan, die was gestorven en weer herrezen. Als een groteske parodie op de Messias. Als een Magyaarse Christus.
Of antichrist.
En dan deze mannen. Die voormalige leden van Consular Operations. Janson had hen maar vaag gekend. Maar er trok iets aan zijn geheugen. Wie waren deze belagers? Waren het wel voormalige agenten van Consular Operations? Of waren het juist actieve?
-28-
Het was maar twee uur rijden naar Sarospatak, maar die twee uur stonden wel bol van spanning. Janson lette goed op of ze werden gevolgd. In de stad aangekomen, reden ze langs het kolossale Arpad Gimnazium met zijn barokke, gewelfde gevel, dat deel uitmaakte van de plaatselijke universiteit. Uiteindelijk stopten ze voor een kastély szalloda, of villahotel, een buitenhuis van de voormalige landadel dat voor dat doel was omgebouwd.
De receptionist, een man van middelbare leeftijd met een ingevallen borst en vooruitstekende boventanden, wierp amper een blik op hen of hun papieren. 'We hebben nog één kamer voor u,' zei hij. 'Met twee bedden. Schikt dat?'
'Prima,' zei Janson.
De receptionist overhandigde hem een ouderwetse hotelsleutel met een koperen gewicht met een rubberen ring eraan. 'Het ontbijt is van zeven tot negen,' zei hij. 'Veel plezier in Sarospatak.'
'U hebt een schitterend land,' zei Jessie.
'Dat vinden wij ook,' zei de receptionist met een werktuiglijke glimlach, alleen met zijn lippen. 'Hoelang blijft u?'
'Eén nacht maar,' zei Janson.
'Dan moet u een bezoekje brengen aan kasteel Sarospatak, mevrouw Pimsleur,' zei hij alsof hij haar voor het eerst zag. 'Het bolwerk is heel indrukwekkend.'
'Dat zagen we al toen we aankwamen,' zei Janson.
'Van dichtbij is het anders,' zei de receptionist.
'Dat geldt voor veel dingen,' zei Janson.
In de spaarzaam gemeubileerde kamer bracht Jessie twintig minuten aan zijn mobiele telefoon door. In haar hand had ze een papier met namen van de vier voormalige agenten van Consular Operations die Janson had herkend en opgeschreven. Toen ze de verbinding verbrak, keek ze uitgesproken beduusd.
'En,' zei Janson. 'Wat zegt je vriendje over hun status? Buiten dienst of actief?'
'Vriendje? Als je hem ooit ziet, ben je vast niet jaloers. Hij heeft een grote draaicirkel, nou goed?'
'Jaloers? Maak jezelf maar niets wijs.'
Jessie maakte een wuivend gebaar en rolde met haar ogen. 'Hier komt het. Ze zijn niet actief.'
'Buiten dienst.'
'Nee, ook niet buiten dienst.'
'Pardon?'
'Volgens alle officiële documenten zijn ze al bijna tien jaar dood.'
'Dood? Hebben ze je dat wijsgemaakt?'
'Herinner je je de Qadal-ontploffing in Oman nog?' Qadal was een basis van de Amerikaanse mariniers in Oman en het centrum van de Amerikaanse inlichtingendienst voor de Perzische Golf. Halverwege de jaren negentig brachten terroristen er een bom tot ontploffing, die aan drieënveertig Amerikaanse soldaten het leven kostte. Een tiental 'analisten' van Buitenlandse Zaken was ook ter plaatse en was eveneens omgekomen.
'Een van die "onopgeloste tragedies",' zei Janson uitdrukkingsloos.
'Nou, de officiële lezing is dat al die gasten die jij hebt genoemd bij die bomexplosie om het leven zijn gekomen.'
Janson probeerde fronsend de informatie tot zich door te laten dringen. Het terroristische incident in Oman moest een dekmantel zijn geweest. Het stelde een heel contingent agenten van Consular Operations in staat om handig te verdwijnen - alleen maar om waarschijnlijk weer op te duiken op de loonlijst van een andere werkgever. Maar wie? Voor wie werkten ze? Wat voor geheim zou een harde jongen als Czerny ertoe brengen om zichzelf de keel af te snijden? Was zijn laatste handeling een daad van angst of van overtuiging geweest?
Jessie ijsbeerde een tijdje op en neer. 'Ze zijn dood, maar niet dood, hè? Bestaat de kans, hoe klein ook, dat de Peter Novak die we op CNN hebben gezien de echte Peter Novak van altijd is geweest, hoe hij ook bij zijn geboorte geheten mag hebben? Is het voorstelbaar dat hij... Ik weet niet... op de een of andere manier niet in het toestel heeft gezeten dat is ontploft? Dat hij misschien wel aan boord is gegaan maar op de een of andere manier voor vertrek is ontglipt?'
'Ik was erbij. Ik heb alles gezien... Ik zie domweg niet hoe.' Janson schudde langzaam zijn hoofd. 'Ik heb het allemaal weet ik hoe vaak de revue laten passeren. Ik kan het me niet voorstellen.'
'Onvoorstelbaar is niet onmogelijk. Er moet een manier zijn om te bewijzen dat het dezelfde man is.'
Op de gefineerde tafel spreidde Jessie een stapel Novak-foto's van het afgelopen jaar uit, gedownload van internet in het buitenhuisje van Alasdair Swift in Lombardije. Een daarvan was van de website van CNN en toonde de filantroop op de prijsuitreikingsceremonie ter ere van de vrouw in Calcutta, die ze op tv hadden gezien. Ze haalde de liniaal en de juweliersloep te voorschijn die ze had gekocht om de streekkaarten met de Bükk-heuvels te analyseren en gebruikte ze op de foto's die voor haar op tafel lagen.
'Wat probeer je te doen?' vroeg Janson.
'Ik weet wat je gezien meent te hebben. Maar het moet mogelijk zijn om jou te bewijzen dat we met precies dezelfde man te maken hebben. Plastische chirurgie heeft zijn beperkingen.'
Tien minuten later verbrak ze een lange, ongebroken stilte.
'Jezus op de wolken!' zei ze binnensmonds.
Ze keek hem bleek aan.
'Je moet wel rekening houden met de vertekening van de lens,' zei ze, 'en aanvankelijk dacht ik dat dit het enige was dat ik zag. Maar er is iets anders aan de hand. Afhankelijk van welke foto je bekijkt, blijkt de man een tikje van lengte te verschillen. Subtiel, niet meer dan anderhalve centimeter. Hier staat hij naast de president-directeur van de Wereldbank. En hier is hij weer, bij een andere gelegenheid, naast dezelfde vent. Het ziet ernaar uit dat iedereen op beide foto's dezelfde schoenen draagt. Want het kan met de hakken te maken hebben, nietwaar? Maar subtiel, heel erg subtiel, is de afmeting van zijn onderarmen ook anders. En de verhouding tussen zijn onderarm en dijbeen...' Ze tikte op een van de foto's waarop hij naast de premier van Slovenië liep. De omtrek van een gebogen knie was zichtbaar tegen zijn grijze broek, net zoals de lijn van de bovenkant van zijn dij die bij de heup draaide. Ze wees op een soortgelijke pose op een andere foto. 'Zelfde gewrichten, andere verhoudingen,' zei ze, en ze haalde diep adem. 'Ergens klopt hier geen mallemoer van.'
'Wat wil dat zeggen?'
Ze bladerde door het fotoboek dat ze in Boedapest had gekocht en boog zich weer over de liniaal. Uiteindelijk sprak ze weer. 'Verhouding van de lengte van de ringvinger tot de wijsvinger: niet constant. Foto's kunnen vertekenen, maar hij zal niet de hand waaraan zijn trouwring zit verwisselen.'
Janson kwam bij de foto-uitstalling staan. Hij tikte op verschillende onderdelen van de foto's. 'Verhouding handwortelbeentje tot middenhandsbeentje. Dat is nog een aanwijzing. Controleer maar. Het ventraaloppervlak van het schouderblad, dat zich aftekent in zijn overhemd. Laten we die verhoudingen ook maar bekijken.'
Met loep en liniaal bleef ze naar kleine fysieke verschillen zoeken en die vond ze ook. De lengte van de wijsvinger in verhouding tot de middelvinger, de exacte lengte van elke arm, de precieze afstand van kin naar adamsappel. De scepsis verdween als sneeuw voor de zon naarmate de voorbeelden zich ophoopten.
'De vraag is: wie is die man?' Ze schudde mistroostig haar hoofd.
'Volgens mij bedoel je: wie zijn deze heren?'
Ze drukte haar vingertoppen tegen haar slapen. 'Oké, probeer deze eens. Stel, je wilt alles inpikken wat die vent heeft. Je vermoordt hem en neemt zijn plaats in, want op de een of andere manier heb je ervoor gezorgd dat je er vrijwel identiek uitziet. Nu is zijn leven het jouwe. Wat van hem is, is van jou. Geniaal. Om ervoor te zorgen dat je niet gesnapt wordt, doe je een paar publieke optredens waarop je je voor die vent uitgeeft, zoiets als een generale repetitie.'
'Maar zou de echte Peter Novak daar geen lucht van krijgen?'
'Misschien, misschien ook niet. Maar stel dat je die ook op de een of andere manier in de tang hebt, dat je op de hoogte bent van een geheim dat hij heeft geprobeerd te begraven... zodat je hem kon chanteren. Zou dat niet logisch zijn?'
'Als je geen goede verklaring hebt, gaan slechte er al gauw steeds beter uitzien.'
'Waarschijnlijk wel,' verzuchtte Jessie.
'Laten we een andere benadering proberen. Ik kan Peter Novak, althans de man die zich zo noemt, niet bereiken. Wie kennen we nog meer die misschien van de hoed en de rand weet?'
'Misschien niet de mensen die proberen je in de wielen te rijden, maar wel degene die de lakens uitdeelt.'
'Juist. En ik heb zo'n donkerbruin vermoeden wie dat is.'
'Je hebt het over Derek Collins,' zei ze. 'De directeur van Consular Operations.'
'Het Lambda Team wordt er niet zonder zijn rechtstreekse goedkeuring op uitgestuurd,' zei hij. 'Laat staan de andere teams die we aan het werk hebben gezien. Ik denk dat het tijd wordt dat ik de man een bezoek breng.'
'Luister,' zei ze gejaagd. 'Je moet ver uit de buurt van die man blijven. Als Collins jou dood wil, reken er dan maar niet op dat je daar levend vandaan komt.'
'Ik ken hem,' zei Janson. 'Ik weet wat ik doe.'
'Ik ken hem ook. Je wilt je hoofd in de muil van de leeuw steken. Besef je niet hoe idioot dat is?'
'Ik heb geen keus,' zei Janson.
Zuchtend vroeg ze: 'Wanneer gaan we?'
'Er is geen sprake van "wij". Ik ga alleen.'
'Vind je me niet goed genoeg?'
'Je weet best dat het daar niet om gaat,' zei Janson. 'Wil je bevestiging? Je bent goed, Jessie. Eersteklas. Wil je dat horen? Nou, het is waar. Je bent razend slim, je bent snel, je kunt je goed aanpassen, je bent nuchter, en waarschijnlijk ben je de beste schutter die ik ooit ben tegengekomen. Wat niet wegneemt dat wat ik nu ga doen, ik alleen moet doen. Je kunt niet mee. Dat is geen risico dat jij hoeft te nemen.'
'Het is geen risico dat jij hoeft te nemen. Je gaat het hol van de leeuw in zonder ook maar een stoel en een zweep.'
'Neem maar van mij aan dat het net zo makkelijk is als een wandeling door het park,' zei Janson met een flauwe glimlach.
'Je bent toch niet nog steeds boos over Londen, hè? Want...'
'Jessie, jij moet echt eens gaan rondsnuffelen bij het hoofdkwartier van de Liberty Foundation in Amsterdam. Daar treffen we elkaar weer, zo gauw mogelijk. We mogen niet de mogelijkheid over het hoofd zien dat daar binnenkort iets, of iemand, opduikt. Maar wat Derek Collins betreft, dat kan ik zelf wel af. Het komt wel goed.'
'Ik denk dat je bang bent om mij risico te laten lopen,' zei Jessie. 'Dat zou ik onprofessioneel noemen, jij niet?'
'Je weet niet waar je het over hebt.'
'Godsamme, misschien heb je ook wel gelijk.' Ze zweeg even en wendde haar blik af. 'Misschien ben ik nog niet zover.' Opeens zag ze een rood bloedspatje op de rug van haar rechterhand. Toen ze het wat beter bekeek, leek ze ietwat beroerd te worden. 'Wat ik vandaag heb gedaan, daar in die heuvels...'
'Dat was wat je moest doen. Het was doden of gedood worden.'
'Weet ik,' zei ze met een holle stem.
'Je wordt niet geacht het leuk te vinden. Wat je voelt is geen schande. Andermans leven nemen is de ultieme verantwoordelijkheid. Voor die verantwoordelijkheid ben ik de afgelopen vijf jaar weggehold. Maar je mag ook een andere waarheid niet vergeten: soms is dodelijk geweld het enige dat dodelijk geweld kan keren, en hoeveel kwezels en krankzinnigen dat uitgangspunt ook ten eigen bate aanwenden, het blijft waar. Je hebt gedaan wat je moest doen, Jessie. Je hebt de dag gered. Je hebt mij gered.' Hij wierp haar een geruststellende glimlach toe.
Ze probeerde hem met gelijke munt terug te betalen. 'Die dankbare blik staat je niet. We hebben eikaars leven gered. We staan quitte.'
'Ben je nou een sluipschutter of een boekhouder?'
Ze lachte melancholisch, maar haar blik viel weer op het droge bloedspatje. Ze was even stil. 'Ik moest er alleen opeens aan denken dat... je weet wel... dat die knapen ook vaders en moeders hadden.'
'Je zult leren daar niet bij stil te staan.'
'En dat is goed, hè?'
'Soms,' zei Janson, en hij moest stevig slikken. 'Soms is het noodzakelijk.'
Jessie verdween in de badkamer en Janson hoorde de douche een hele poos lopen.
Toen ze terugkwam, had ze een badstof ochtendjas om haar slanke, zachte vormen gedrapeerd. Ze liep naar het bed dat het dichtst bij het raam stond. Janson schrok er bijna van hoe broos en vrouwelijk de agente nu leek.
'Dus morgen ga je me in de steek laten?' zei ze even later.
'Zo zou ik het niet willen stellen,' zei Janson.
'Ik vraag me af hoe groot de kans is dat ik je ooit weerzie,' zei ze.
'Kom op, Jessie. Zo moet je niet denken.'
'Misschien kunnen we maar beter de dag plukken. Of de nacht. Gather ye rosebuds, of hoe heet het ook weer?' Hij merkte wel dat ze zich zorgen maakte over hem. En over zichzelf. 'Aan mijn ogen mankeert niets, dat weet je. Maar ik heb geen sluipschutterstelescoop nodig om te zien wat vlak voor mijn neus is.'
'En dat is?'
'Ik zie heus wel hoe je naar me kijkt.'
'Ik weet niet waar je het over hebt.'
'O, kom nou toch. Actie, soldaat. Nu is het tijd om me te vertellen hoe ik je aan wijlen je vrouw doe denken.'
'In werkelijkheid kon je niet minder op haar lijken.'
Ze zweeg. 'Ik geef je een ongemakkelijk gevoel. Ontken het maar niet.'
'Ik dacht het niet.'
'Je hebt anderhalf jaar martelingen en verhoor van de Vietcong doorstaan, maar je schrikt terug als ik te dichtbij kom.'
'Nee hoor,' zei hij, maar zijn mond was droog.
Ze stond op en kwam naar hem toe. 'Je ogen worden groter en je loopt rood aan en je hart begint sneller te kloppen.' Ze pakte zijn hand en drukte die tegen haar hals. 'Dat heb ik nou ook. Voel je het?'
'Een goede agente moet niets zomaar aannemen,' zei Janson, maar hij voelde de hartenklop onder haar warme, zijdezachte huid, en die leek synchroon te lopen met de zijne.
'Ik herinner me iets wat je ooit hebt geschreven over de samenwerking van inlichtingendiensten van verschillende landen: Voor de goede samenwerking tussen bondgenoten is het van belang dat alle onopgeloste spanningen door een vrije en openhartige uitwisseling uit de wereld worden geholpen.' Haar ogen lachten. En daarna blonk er iets zachters in, iets van warmte. 'Doe maar gewoon je ogen dicht en denk aan het vaderland.'
Hij kwam wat dichter bij haar staan en deed haar ochtendjas open. Haar borsten waren twee volmaakt gevormde bollen, de tepels hard van spanning. Ze boog zich naar hem toe en nam zijn gezicht tussen haar handen. Haar blik was warm en kalm. 'Ik ben klaar voor de ontvangst van uw diplomatieke gezant.'
Janson begon zijn overhemd uit te trekken en zei: 'De voorschriften verbieden verbroedering.'
Ze drukte haar lippen op de zijne om zijn halfslachtige protest te smoren. 'Noem je dit verbroederen?' vroeg ze terwijl ze haar badjas afschudde. 'Kom nou toch! Iedereen kent je als een agent die tot geweldig diepe penetraties in staat is.'
Hij werd zich bewust van de delicate geur van haar lichaam. Haar lippen waren zacht, gezwollen en vochtig. Ze streelden over zijn gezicht naar zijn mond en openden zich om de zijne. Haar vingers gingen zachtjes over zijn wangen, kaak en oren. Hij voelde haar zachte en toch stevige borsten tegen zijn borstkas en haar benen tegen de zijne gedrukt om zijn kracht met de hare te meten.
Toen begon ze opeens over haar hele lichaam te trillen en er rezen krampachtige snikken op uit haar keel, terwijl ze hem nog dichter tegen zich aan drukte. Voorzichtig trok hij haar hoofd naar achteren en hij zag dat haar gezicht overdekt was met tranen. Hij zag de pijn in haar ogen, pijn die nog erger werd door haar angst en de vernedering dat hij die nu zag.
'Jessie,' zei hij zacht. 'Jessie.'
Ze schudde hulpeloos haar hoofd en vlijde het vervolgens tegen zijn gespierde borst. 'Ik heb me nog nooit zo alleen gevoeld,' zei ze. 'En zo bang.'
'Je bent niet alleen,' zei Janson. 'En angst houdt ons in leven.'
'Jij weet niet hoe het is om bang te zijn.'
Hij drukte een tedere kus op haar voorhoofd. 'Je vergist je. Ik ben altijd bang. Zoals ik al zei: daarom ben ik er nog. Daarom zijn we hier samen.'
Ze trok hem heftig tegen zich aan. 'Vrij met me,' zei ze. 'Ik wil voelen wat jij voelt. Ik wil het nu voelen.'
Twee verstrengelde lichamen, doortrokken van een bijna radeloze hartstocht, rolden op het nog opgemaakte bed en kronkelden sidderend naar het moment van vleselijke vereniging. 'Je bent niet alleen, lieveling,' mompelde Janson. 'Dat zijn we geen van beiden. We zijn niet meer alleen.'
-
Oradea, in het uiterste westen van Roemenië, was drie uur rijden van Sarospatak, en net als bij veel Oost-Europese steden was de schoonheid van de plaats een balsem op zijn na-oorlogse armoede. De schitterende negentiende-eeuwse minerale bronnen en schilderachtige stadsgezichten waren bewaard gebleven omdat er geen geld was geweest om ze af te breken en te vervangen met de moderne voorkeur van het communistische blok. Om een idee te krijgen wat de stad bespaard was gebleven, hoefde je alleen maar de karakterloze, saaie industriestijl van het vliegveld te zien, een luchthaven zoals er op het vasteland van Europa dertien in een dozijn gingen.
Maar voor wat er nu moest gebeuren, voldeed het prima.
Bij terminal vijf drukte de man in het geelblauwe uniform zijn klembord tegen zijn lichaam om te voorkomen dat de documenten zouden wapperen in de bries. Het vrachttoestel van DHL - een omgebouwde Boeing - bereidde zich voor op een rechtstreekse vlucht naar Dulles en de inspecteur vergezelde de piloot naar het toestel. Hij had een lange checklist: zaten de oliedoppen goed vast? Was het motorcompartiment zoals het moest zijn? Zat er geen troep op de intakeschoepen? Zaten de splitpennen op de wielen van het landingsgestel goed? Was de bandenspanning normaal? Werkten de ailerons, de flappen en roerophanging goed?
Uiteindelijk werd de laadruimte geïnspecteerd. De andere leden van het grondpersoneel richtten hun aandacht op een propellertoestel voor de korte afstand dat werd gebruikt om pakketten uit de provincies naar Oradea te brengen. Toen de piloot toestemming kreeg om op te stijgen, zag niemand dat de man in het geel-blauwe uniform aan boord bleef.
En pas toen het toestel op kruishoogte was, trok Janson zijn inspecteursjasje van vilt en nylon uit en maakte hij het zich gemakkelijk voor de vlucht. De gezagvoerder, die naast hem in de cockpit zat, schakelde de automatische piloot in en wendde zich tot zijn oude vriend. Twintig jaar geleden was Nick Milescu straaljagerpiloot bij de Amerikaanse Special Forces geweest, maar de omstandigheden waaronder Janson en hij elkaar hadden leren kennen hadden een krachtige en duurzame loyaliteit opgeleverd. Janson had geen verklaring gegeven voor zijn list, en Milescu had er niet naar gevraagd. Het was een voorrecht om Janson een dienst te bewijzen, wat voor dienst ook.
Als wederdienst stelde het niets voor, maar iets was beter dan niets.
Geen van tweeën had de man met het brede gezicht in de cateringtruck gezien die onder een van de laadtrappen stond, en ze konden hem ook niet hebben gezien. Zijn harde, waakzame ogen pasten niet goed bij zijn quasi-verveelde en uitgebluste manier van doen. Ze konden ook niet hebben gehoord dat de man haastig iets in zijn mobiel zei op het moment dat het toestel zijn landingsgestel introk en met een wijde bocht wegvloog. Visuele identificatie: bevestigd. Vluchtplan: ingediend en gevalideerd. Bestemming: gecontroleerd.
'Als je wilt gaan pitten, is er een slaapstoel hier vlak achter,' zei Milescu tegen Janson. 'Als we met een copiloot vliegen, wordt die wel eens gebruikt. Van Oradea naar Dulles is het tien uur vliegen.'
Maar van Dulles zou het maar een kort ritje naar Derek Collins worden. Misschien had Jessie gelijk en zou hij de ontmoeting niet overleven. Dat risico moest hij dan maar nemen.
'Wat slaap inhalen zou ik niet verkeerd vinden,' bekende Janson.
'Hier zijn alleen jij, ik en een paar duizend bedrijfsmemo's. We verwachten geen storm. Niets om je dromen te verstoren.' Milescu glimlachte naar zijn oude vriend.
Janson glimlachte terug. De piloot had geen idee hoe zeer hij ernaast zat.
-
Die bewuste ochtend dacht de Vietcong-cipier dat de gevangene misschien al dood was.
Janson lag ineengezakt op de grond en zijn hoofd hing in een rare hoek. Er zat een klont vliegen rond zijn neus en mond zonder dat de gevangene ook maar de geringste reactie vertoonde. Zijn oogleden stonden op een kiertje, zoals je wel vaker bij kadavers zag. Hadden ondervoeding en ziekten dan eindelijk hun trage werk voltooid?
De bewaker maakte de kooi open en porde de gevangene hard met zijn schoen. Geen reactie. Hij bukte zich om een hand tegen de hals van de gevangene te leggen.
De doodschrik tekende zich af op het gezicht van de cipier toen de gevangene, die zo mager was als de Dood van Pierlala, opeens als een amoureuze minnaar zijn benen om zijn middel sloeg, zijn pistool uit zijn holster rukte en hem met de kolf een oplawaai op zijn hoofd gaf. De dode was herrezen. Opnieuw, en nu met meer kracht, ramde hij de kolf op het hoofd van de bewaker, en deze keer zakte hij slap in elkaar. Janson kroop de rimboe in. Hij berekende dat hij een voorsprong van een kwartier kon krijgen voordat ze alarm zouden slaan en de honden los zouden laten. Misschien zouden de honden het oerwoud ondoordringbaar vinden. Dat vond hij zelf bijna ook toen hij met de bewegingen van een robot door het dichte struikgewas kliefde. Hij wist niet hoe hij het klaarspeelde om te blijven bewegen, hoe hij het flikte om niet in te storten, maar zijn geest weigerde domweg zijn lichamelijke aftakeling te erkennen.
De ene voet voor de andere.
Hij wist dat het Vietcong-kampement zich ergens in de streek Tri-Hien in Zuid-Vietnam bevond. In de vallei naar het zuiden wemelde het van de guerrilla's. Aan de andere kant was het een streek waar het land erg smal was. De afstand van de grens met Laos in het westen naar de zee in het oosten was hoogstens vijfentwintig kilometer. Hij moest bij de kust zien te komen. Als hij bij de kust kon komen, bij de Zuid-Chinese Zee, kon hij zijn weg terug naar de veiligheid vinden.
Dan kon hij naar huis.
Kleine kans? Maakte niet uit. Niemand kwam hem bevrijden. Dat wist hij inmiddels wel. Hijzelf was de enige die zijn hachje kon redden.
Het land onder hem rees en daalde tot hij zich, ergens in de loop van de volgende dag, op de oever van een brede rivier bevond. De ene voet voor de andere. Hij begon door het bruine, warme water te waden en merkte dat zijn voeten houvast vonden op de bodem, zelfs in het diepst van de rivier. Toen hij bijna halverwege was, zag hij een Vietnamees jongetje aan de overkant. Janson deed uitgeput zijn ogen dicht en toen hij ze weer opende, was het jongetje verdwenen.
Een hallucinatie? Ja, dat moest het zijn geweest. Hij moest zich het jongetje hebben ingebeeld. Wat verbeeldde hij zich nog meer? Was hij echt ontsnapt, of droomde hij en takelde zijn geest tegelijk met zijn lichaam af in die ellendige bamboekooi? En als hij droomde, wilde hij dan wel wakker worden? Misschien was de droom de enige toevlucht die hij ooit zou hebben. Waarom zou hij er een eind aan maken?
Een waterwesp kwam neer op zijn schouder en stak hem. Hij schrok ervan hoe pijnlijk het was, en het bracht ook een merkwaardig gevoel van opluchting met zich mee, want als hij pijn voelde, dan droomde hij toch niet. Hij deed zijn ogen dicht, en toen hij ze weer opendeed en naar de overkant keek, zag hij twee mannen - nee, drie, en een van hen was gewapend met een AK-47. Het modderige water voor zijn neus spatte op door een waarschuwingssalvo. De uitputting spoelde als een golf over hem heen en hij hief langzaam zijn handen omhoog. In de ogen van de schutter lag geen medelijden, zelfs geen nieuwsgierigheid. Hij keek als een boer die een rat heeft gevangen.
-
Als passagier op de rondvaart van de Museumboot zag Jessie Kincaid eruit als alle andere toeristen - althans, dat hoopte ze. Zeker, de boot met zijn doorzichtige dak zat er vol mee. Ze babbelden, keken hun ogen uit en lieten hun videocameraatjes draaien terwijl ze soepel door het troebele water van de Amsterdamse grachten gleden. In haar hand had ze de schreeuwerige brochure van de Museumboot, 'die u naar de belangrijkste musea, winkelstraten en vermaakscentra van het Amsterdamse centrum brengt'. Kincaid had natuurlijk weinig belangstelling voor winkelen of museumbezoek, maar ze had gezien dat de route van de boot ook over de Prinsengracht ging. Hoe kun je beter een heimelijke surveillance uitvoeren dan door op te gaan in een menigte die aan openlijke surveillance doet?
De boot ging door de bocht en het grachtenpand kwam in beeld: het herenhuis met de zeven erkers, het hoofdkwartier van de Liberty Foundation. Het zag er heel onschuldig uit. En toch werd die plek op de een of andere manier als door industrieel afvalwater vervuild door het kwaad.
Met tussenpozen bracht ze iets naar haar ogen wat eruitzag als een gewone 35mm-camera, uitgerust met de omvangrijke zoomlens van de amateurfotograaf. Dit was natuurlijk maar een eerste poging. Ze moest een manier zien te vinden om dichterbij te komen zonder ontdekt te worden. Maar voorlopig was ze alleen maar op verkenning.
Vlak achter haar zat een tweetal weerbarstige tieners die bij een Koreaans stel hoorden dat er uitgeput uitzag, en die af en toe tegen haar op botsten. De moeder had een boodschappentas met zonnebloemen erop bij zich, waarin buit zat uit de toeristenwinkel van het Van Gogh-museum. Haar man had met fletse ogen zijn oortelefoontje ingedaan, ongetwijfeld afgesteld op de Koreaanse versie van de automatische gids. Links zien we... Rechts ziet u... De tieners, een jongen en een meisje, waren verwikkeld in zo'n broer-zusgevecht dat deels voor de lol, deels gemeend was. Als ze elkaar probeerden te stompen, botsten ze af en toe tegen Jessie op en hun giechelende verontschuldiging was hoogstens plichtmatig. De ouders leken te moe om zich te generen. Ondertussen negeerden de kinderen opgewekt haar boze blikken.
Ze vroeg zich af of ze zich niet beter had kunnen opgeven voor een rondvaart van Rederij Lovers, waarvan de passagiers 'een onvergetelijke avond met een voortreffelijk vijf gangenmenu' werd beloofd. Die keus was misschien wat minder opportuun geweest voor een vrouw alleen, maar ze kon dan ook niet hebben geweten dat de keus ging tussen lastig gevallen te worden door vreemde mannen en lastig gevallen worden door vreemde kinderen. Ze dwong haar ogen zich weer te concentreren.
-
Wat ze niet zag, was een man die een stukje verschoof op zijn post op het dak hoog boven de drukke straten rond de Prinsengracht. Hij had lang moeten wachten, bijna om gek van te worden, maar nu had hij reden om aan te nemen dat het geen verspilde moeite was. Ja, daar stond ze, in de rondvaartboot met zijn doorzichtige dak. Ze was het. Toen hij de telescoop van zijn sluipschuttersgeweer scherpstelde, maakte zijn vermoeden plaats voor zekerheid.
Het gezicht van de Amerikaanse vrouw was nu precies in het midden van zijn vizier. Hij zag zelfs haar bruine stekeltjeshaar, haar hoge jukbeenderen en sensuele lippen. Hij ademde half uit en hield zijn adem vervolgens in toen de kruisdraden op het bovenlijf van de vrouw kwamen te rusten.
Zijn concentratie haperde niet toen zijn vinger de trekker streelde.
-29-
Nog geen uur rijden van het vliegveld Dulles bevond Janson zich op kleine slingerweggetjes die hem door een van de stilste gebieden aan de oostkust voerden. Bedrieglijk stil. Hij moest aan Jessies waarschuwing denken. Als Collins jou dood wil, reken er dan maar niet op dat je daar levend vandaan komt. Jessie geloofde dat hij een groot risico nam door een dodelijke tegenstander onder ogen te komen. Maar Janson werd gedreven door een bolbliksem van pure woede. Bovendien vaardigde Collins bevelen uit, hij voerde ze niet zelf uit. Dat zou infra dignitatem zijn, beneden zijn waardigheid. Hij zou de handen met die lange vingers niet bevuilen. Niet als er anderen waren die dat voor hem konden doen.
Chesapeake Bay besloeg drieënhalfduizend kilometer kust, en nog veel meer als je de honderdvijftig zijrivieren, alle inhammen, kreken en getij denrivieren meetelde. De baai zelf was ondiep, drie tot tien meter. Janson wist dat er allerlei waterdieren welig tierden: muskus- en beverratten, zwanen, ganzen, eenden en zelfs visarenden. De zeearend zelf broedde in het laagland van Dorchester County, net als de grote ransuil. Door de overdaad aan wild was het ook een aantrekkelijk gebied voor jagers.
En Janson was op jacht.
Hij reed in Cambridge de Choptank River over, Highway 13 op en door naar het zuiden, weer een brug over en uiteindelijk de langwerpige landtong op die bekendstond als Phipps Island. Toen hij de gehuurde Camry over de smalle weg stuurde, zag hij het water tussen het gras in het zoutmoeras en de zon die op het oppervlak blikkerde. Visserssloepen bewogen zich traag over de baai om netten vol blauwe krabben, haring en zeebaars binnen te halen.
Een paar kilometer verderop reed hij het eigenlijke Phipps Island op. Hij begreep wel waarom Derek Collins daar zijn tweede huis had gekozen: om te vluchten voor de spanning van zijn bestaan in Washington. Hoewel het betrekkelijk dicht bij Washington was, was het geïsoleerd en vreedzaam. De ligging maakte het ook veilig. Toen Janson het buitenhuisje van de onderminister aan de baai naderde, voelde hij zich uitgesproken onbeschut. Een lang, smal strookje land verbond het met het schiereiland, waardoor het moeilijk was om het stiekem over land te benaderen. Een aankomst over het water zou worden gehinderd door het ondiepe water dat het land omringde, waarvan een groot deel pas de laatste jaren was opgeëist door de geleidelijke erosie van de zee. De houten aanlegsteigers staken ver in zee, waar de diepte voldoende was om veilig te navigeren. En ook de lengte van die steigers maakte potentiële indringers zichtbaar en kwetsbaar. Zonder te hoeven terugvallen op kostbare elektronica had Collins een plek gekozen waar de natuur zelf hem de voordelen van eenvoudige surveillance en de bijbehorende veiligheid garandeerde.
Reken er maar niet op dat je daar levend vandaan komt. De directeur van Consular Operations was een dodelijke en vastberaden man. Dat wist Janson uit ervaring. Nou, dan waren ze met z'n tweeën.
De autobanden deden stof - zand van het strand en opgedroogd zout - opvliegen van het lichtgrijze wegdek, dat zich voor hem uitstrekte als een uitgerekte slangenhuid. Zou Collins proberen hem te doden voordat ze een woord hadden gewisseld? Vast, als hij vond dat Janson een dodelijke bedreiging voor hem vormde. Het was waarschijnlijker dat hij versterking zou laten komen. Het Oceana Naval Air Station bij Virginia Beach kon binnen een kwartier een ste lH-3 Sea King-helikopters naar Phipps Island sturen. Een eskader F-18 Hornets zou nog sneller paraat zijn.
De belangrijke elementen die gepeild moesten worden, hadden met karakter te maken, niet met technologie. Derek Collins was een plannenmaker. Dit was Jansons opvatting over zulke lui: mensen die in een kantoor met airconditioning zaten om manschappen in te zetten voor operaties die gedoemd waren te mislukken, en dat alles ten behoeve van een spelletje schaak dat ze strategie noemden. Er werd een pion gezet, er werd een pion geslagen. Vanuit het perspectief van lieden als Collins waren zijn personeelsleden niet meer dan pionnen. Maar nu had Janson het bloed van vijf voormalige Cons Ops-agenten aan zijn handen en hij was vastbesloten de confrontatie aan te gaan met de man die ze had aangenomen, getraind, geleid en gestuurd, de man die had geprobeerd zijn bestemming te bepalen als een stukje bewerkt hout op een schaakbord.
Jawel, Collins was een vastberaden iemand. Maar Janson ook, die een weerzin voor hem koesterde die opmerkelijk onverdund en intens was. Collins was de reden dat hij bij Consular Operations weg was gegaan. Collins was een hardnekkige, kille schoft, maar hij had één geweldige voorsprong: hij wist precies wie hij was. Hij had weinig illusies, althans over zichzelf. De klootzak was een meesterlijke bureaupoliticus en een doortastende eeropstrijker, en dat soort lui zou het altijd overleven in de marmeren rimboe die de hoofdstad van het land was. Dat zat Janson allemaal niet dwars. Hij vond hem bijna menselijk. Wat Janson razend maakte, was de zelfgenoegzame zekerheid van de man dat het doel de middelen altijd heiligde. Janson had gezien waar dat toe leidde. Hij had het zelfs bij tijd en wijle bij zichzelf gezien. En hij werd er misselijk van.
Hij verliet de weg en zette de auto tussen een aantal uitzonderlijk weelderige laurierbesstruiken en moeraswilgen. De resterende vijftienhonderd meter zou hij te voet gaan. Als Jessies contactpersonen haar de juiste informatie hadden gegeven, zou Collins nu in zijn buitenhuisje zijn, en nog wel alleen. Collins was weduwnaar en had een voorkeur voor alleen-zijn. En hier openbaarde zich een andere waarheid over hem: dat hij diep vanbinnen niet sociaal was, maar niettemin bedreven in het voorwenden van het tegendeel.
Janson liep door het gras naar het strand, een scherpgetande bruine strook rotsen, zand en gehavende schelpen. Ondanks zijn schoenen met dikke zolen liep hij met lichte tred over het klamme strand en maakte hij zo weinig mogelijk geluid. Collins huisje was een laag geval, wat het een iets lastiger doelwit maakte voor iemand met oneerbare bedoelingen. Maar aan de andere kant zorgde het er ook voor dat Janson onzichtbaar zou blijven zolang hij op het strand bleef.
De zon brandde in zijn nek en zijn lichte katoenen overhemd zat al gauw onder de vlekken van het zweet en van het zout dat op de bries van de baai meekwam. Als de lichte branding zich af en toe zachtjes terugtrok, zag hij het silhouet van een fijn netwerk op het water. Hij besefte dat er vlakke netten vanaf het strand een eindje het water in liepen, drijvend gehouden door kleine boeien. De veiligheidsmaatregelen waren discreet maar niet onaanzienlijk, want op de netten waren ongetwijfeld sensoren bevestigd. Een landing met een amfibievoertuig zou vrijwel met geen mogelijkheid ongemerkt kunnen plaatsvinden.
Hij hoorde het geluid van zware laarzen op het houten voetpad een meter of zeven verderop, waar het land een soort kroon aan het eind van het strand vormde. Een jongeman in een groen-zwart camouflage-uniform, een vastgegespte broek en een koppelriem -het standaardtenue van de National Guard. Zijn tred op het voetpad was de regelmatige roffel van hard rubber op hout; hier deed een bewaker zijn voorgeschreven ronde en niet iemand die een indringer in de gaten had gekregen.
Janson liep kalmpjes over het natte zand van het strand verder.
'Hé!' De jonge bewaker had hem in het oog gekregen en kwam op hem af. 'Hebt u de bordjes niet gelezen? U mag hier niet zijn. Niet vissen, geen schelpen zoeken, helemaal niets.' Het gezicht van de man was rood van de zon, niet gebruind. Het was duidelijk dat hij zijn functie net had gekregen en nog niet gewend was aan de lange uren dat hij aan de elementen was blootgesteld.
Janson draaide zich om, liet zijn schouders ietsje hangen en dwong zichzelf ertoe ouder en zwakker over te komen. Een liefhebber van de zee, iemand uit de buurt. Hoe zou iemand uit de buurt reageren? Hij herinnerde zich gesprekken met een dergelijk persoon van lang geleden, een medehengelaar. 'Heb jij enig idee wie ik ben, jongeman?' Hij liet zijn gezichtsspieren slap hangen en zijn stem kreeg iets trillerig bejaards. Hij sprak met het accent van de oostkust. 'Ik, mijn familie woonde hier al toen jij nog aan de zuigfles lag. Ik heb de slechte tijden gekend, ik heb de goede tijden gekend. Het strand is van iedereen. Mijn schoondochter zit al vijf jaar bij de Lower Eastern Shore Heritage Committee. Als jij soms denkt dat je me kunt vertellen dat ik niet mag lopen op een plek waar ik volgens de wet wel mag lopen, zal ik je eens een poepie laten ruiken. Ik ken mijn rechten.'
De wacht trok een spottend gezicht, half geamuseerd door de tirade van de oude zeerot en niet ondankbaar voor de onderbreking van zijn saaie routine. Maar zijn opdracht was duidelijk. 'Feit blijft dat dit verboden gebied is, en er staan wel tien borden waar dat op staat.'
'Ik zal je eens vertellen. Mijn voorouders waren hier al toen de troepen van de Unie in Salisbury waren, en...'
'Hoor eens, opa,' zei de wacht terwijl hij de rode, vervellende brug van zijn neus masseerde. 'Als het moet duw ik je met een pistool in de rug naar een federale gevangenis.' Hij kwam vlak voor Janson staan. 'Heb je klachten, schrijf dan maar een brief aan je vertegenwoordiger in het Congres.' Hij blies zijn borst op en bracht een hand naar het wapen in zijn zijholster.
'Kijk nou toch eens, je bent de kakschool amper ontgroeid.' Zwakjes maakte Janson een achteloos handgebaar van berusting. 'Ach, jullie boswachters ook. Je weet niet eens het verschil tussen een buffelkopeend en een smient.'
'Boswachter?' snierde de wacht hoofdschuddend. 'Denk je dat wij boswachters zijn?'
Opeens besprong Janson hem. Hij sloeg zijn rechterhand voor zijn mond en zijn linker in zijn nek. Ze vielen samen op de grond en het geluid van de val werd gedempt door het zand, een zacht geknars dat werd overstemd door het gekrijs van de meeuwen en het geritsel van het taaie helm op de zoutweide. Maar nog voordat ze de grond raakten, had Jansons hand al een omtrekkende beweging gemaakt om het M9-pistool van de man uit zijn holster te grissen.
'Niemand houdt van wijsneuzen,' zei hij kalm en accentloos, terwijl hij het pistool tegen de man z'n strot duwde. De ogen van de jongen werden groot van paniek. 'Je hebt nieuwe bevelen, en die kun je maar beter gehoorzamen. Eén kik en je bent er geweest, groentje.'
Met snelle bewegingen maakte Janson de koppelriem los en gebruikte hij hem om zijn polsen aan zijn enkels te binden. Vervolgens scheurde hij smalle repen stof van het camouflagepak en propte die in de mond van de wacht, en ten slotte maakte hij de prop vast met de schoenveters van de jongeman. Hij stak diens M9 en de bandy-talky van Motorola in zijn zak, tilde hem op als een zak aardappels en verstopte hem tussen dikke pollen helmgras.
Janson liep snel door en toen het strand ophield, liep hij verder het gras op. Er zou op z'n minst nog een bewaker patrouilleren. Het huis van de onderminister stond duidelijk te boek als een federale instelling, maar de kans was groot dat de Motorola Talk-About T6220 hem zou waarschuwen als er onregelmatigheden waren ontdekt.
Na vijf minuten lopen bevond Janson zich uiteindelijk aan de zuidkant van een schaars begroeide duin. Het huisje was net buiten beeld. Zijn snelheid nam af toen zijn schoenen bij elke stap dieper wegzakten in het losse, zilte zand, maar zijn bestemming was niet ver meer.
Hij keek nog een keer uit over het kalme water van Chesapeake Bay. Het was bedrieglijk kalm, want hij wist dat het er wemelde van het onzichtbare leven. In het felle licht in de verte kon hij nog net de omtrekken van Tangier Island onderscheiden, een paar kilometer naar het zuiden. Tegenwoordig had het zichzelf tot zachtmoedige hoofdstad van de wereld uitgeroepen, maar in 1812, tijdens de enige oorlog in de geschiedenis van het land waarbij buitenlandse soldaten op Amerikaanse bodem waren ingezet, was het de uitvalsbasis van de Britse campagnes geweest. Vlakbij waren de scheepswerven van St. Michaels; een kring van blokkadebrekers omgaf de haven. Janson herinnerde zich een brokje militaire geschiedenis: in St. Michaels haalden de kustbewoners een van de klassieke listen van de negentiende eeuw uit. Toen de burgerij vernam dat de Britten dreigden aan te vallen, doofden ze de lantaarns. Daarna hesen ze die hoog in de bomen en staken ze opnieuw aan. De Engelsen vuurden op de stad, maar mikten te hoog, misleid door de plaatsing van de lantaarns, en de granaten bleven doelloos in de boomtoppen hoog boven de stad steken.
Dat was de oostkust. Achter al die serene rust school veel bloed. Drie eeuwen Amerikaanse strijd en Amerikaanse vrede. Het was uitermate toepasselijk dat Derek Collins hier zijn privé-oase had.
'Mijn vrouw Janice was dol op die plek.' De bekende stem klonk zonder waarschuwing, en toen Janson zich met een ruk omdraaide, keek hij Derek Collins recht in het gezicht. Janson testte behoedzaam de spanning op de trekker van de M9 in zijn zak en nam zijn tegenstander van top tot teen op.
Het enige dat hem niet vertrouwd voorkwam was de uitdossing van de bureaucraat. Hij had hem altijd in drieknoopspakken van donkerblauw of grijs kamgaren gezien, maar nu droeg hij een kakibroek en een hemd met een madrasruit.
'Dan zette ze haar ezel precies op die plek waar jij nu staat, haalde haar waterverf te voorschijn en probeerde het licht te vangen. Ze zei altijd dat ze dat deed: proberen het licht te vangen.' Zijn ogen waren dof en zijn gebruikelijke heldere en gretige samenzweerderigheid had plaats gemaakt voor iets ernstigs en zorgelijks. 'Ze had polycythemie, zoals je weet. Of misschien wist je dat niet. Een ziekte van het beenmerg waardoor haar lichaam te veel bloedlichaampjes aanmaakte. Janice was mijn tweede vrouw. Waarschijnlijk weet je dat wel. Een nieuw begin en zo. Toen we een paar jaar getrouwd waren, kreeg ze overal jeuk als ze een bad had genomen, en dat bleek het eerste symptoom. Raar, hè? De ziekte ontwikkelt zich heel langzaam, maar uiteindelijk kwamen de hoofdpijnen en de duizeligheid, en domweg een uitgeput gevoel. Toen werd de diagnose gesteld. Tegen het einde bracht ze de meeste tijd hier door, op Phipps. Dan kwam ik van mijn werk en zat ze daar achter haar ezel en probeerde ze met haar waterverf de zonsondergang te schilderen. Ze worstelde met de kleuren. Ze vond dat ze te vaak iets van bloed weg hadden. Alsof er iets vanbinnen zat dat wild gebaarde om vrijgelaten te worden.' Collins stond maar drie meter van Janson af, maar zijn stem klonk ver weg. Hij stond met de handen in zijn zakken uit te kijken over de baai, die langzaam donkerder werd. 'Ze mocht ook graag naar de vogels kijken. Ze geloofde dat ze ze niet kon schilderen, maar vond het heerlijk om naar ze te kijken. Zie je die daar bij de oranjeappel? Parelgrijs, witte onderkant, met dat zwarte masker om de ogen als een wasbeer?'
Hij was ongeveer zo groot als een roodborstje en sprong van de ene tak naar de andere.
'Dat is een maskerklauwier,' zei Collins. 'Een van de vogels van de streek. Zij vond hem mooi. Lanius ludovicianus.''
'Beter bekend als de butcher bird; zei Janson.
De vogel liet zijn tweetonige roep horen.
'Een toepasselijke bijnaam,' zei Collins. 'Buitengewoon, hè? Want hij jaagt op andere vogels. Maar moet je kijken: hij heeft geen klauwen. Dat is het mooie. Hij maakt gebruik van zijn omgeving. Hij prikt zijn prooi op een doorn of op prikkeldraad voordat hij hem verscheurt. Hij heeft geen klauwen nodig. Hij weet dat de wereld wemelt van de surrogaatklauwen. Hij gebruikt wat voorhanden is.' De vogel stiet een hard geluid uit als van een spotlijster en fladderde weg.
Collins draaide zich om en keek Janson aan. 'Heb je geen zin om binnen te komen?
'Moet je me niet fouilleren?' vroeg Janson onverschillig. Hij keek ervan op hoe bedaard Collins was en was vastbesloten net zo rustig over te komen. 'Om te kijken wat voor wapens ik misschien bij me heb?'
Collins lachte, en zijn ernst was even geweken. 'Janson, jij bént een wapen,' zei hij. 'Wat zou ik moeten doen? Al je ledematen amputeren en je in een vitrine zetten?' Hij schudde zijn hoofd. 'Je bent vergeten hoe goed ik je ken. Bovendien zie ik iemand die onder zijn jasje zijn armen over elkaar heeft geslagen en de bobbel dertig centimeter onder zijn schouder is hoogstwaarschijnlijk een pistool dat op mij is gericht. Ik denk dat je dat van Ambrose hebt afgepakt. Jonge knaap, redelijk getraind, maar geen licht.'
Janson zei niets, maar hield zijn vinger aan de trekker. De M9 zou gemakkelijk door de stof van zijn jasje schieten. Collins was maar een zenuwtrekje van de dood verwijderd, en hij wist het.
'Kom,' zei Collins. 'We gaan samen. Een vreedzame, wederkerige kwetsbaarheid. Een tweemansdemonstratie van wederzijds verzekerde vernietiging en de enorme ontspanning die dat machtsevenwicht kan brengen.'
Janson zei niets. Collins was geen agent. Op zijn manier was hij niet minder dodelijk, zij het meer via-via. Samen liepen ze over een looppad van zilverkleurig verweerd cederhout en gingen naar binnen. Het was een klassiek vakantiehuisje aan zee uit het begin van de twintigste eeuw, met verweerde dakspanen en op de eerste verdieping kleine dakkapellen. Niets dat veel aandacht zou trekken, althans niet op het eerste gezicht.
'Je hebt je weekendhuis tot federale instelling weten te verheffen,' zei Janson. 'Mooi werk.'
'Het is een veilige, klasse A4-faciliteit, geheel volgens het boekje. Na het John Deutch-debacle wilde niemand er meer op worden betrapt werk mee naar huis te nemen zodat er geheime dossiers op een onbeschermde pc in de slaapkamer te vinden zijn. Mijn oplossing was van dit huis een kantoor te maken. Een buitenlocatie.'
'Vandaar de National Guard.'
'Een paar broekies lopen patrouille. Vanmiddag zijn het Ambrose en Bamford. Ze zorgen er voornamelijk voor dat er niet wordt gehengeld waar dat niet mag.'
'Ben je alleen?'
Collins glimlachte vermoeid. 'Een argwanende geest zou dat een dreigende vraag vinden.' Hij liep naar zijn keuken, die blonk van de roestvrij stalen werkbladen en elektrische apparaten. 'Maar inderdaad, daar geef ik tegenwoordig de voorkeur aan. Zo kan ik beter denken.'
'Hoe meer lui als jij denken, des te meer problemen ze scheppen, is mijn ervaring,' zei Janson kalm maar sarcastisch. Hij had de Beretta nog steeds in zijn rechterhand, de kolf rustte op het aanrecht. Toen Collins achter de afvoer van zijn Viking-fornuis verdween, nam hij ongemerkt een andere positie in. Collins was geen moment buiten het schootsveld van het 9mm-pistool.
Collins zette een beker koffie voor Janson neer. Ook zijn bewegingen waren bestudeerd, bestudeerd niet-bedreigend. Een beker gloeiend hete koffie kon een wapen zijn, dus schoof hij de bekers voorzichtig over het werkblad. Hij wilde niet eens dat Janson de mogelijkheid zou overwegen dat de inhoud in zijn gezicht gegooid zou worden en tegenmaatregelen zou nemen. Het was een manier om zijn gast met respect te behandelen en om zichzelf voorbarig geweld te besparen. In enkele tientallen jaren was Collins naar de top van een elitaire geheime dienst geklommen zonder ook maar een vingernagel te beschadigen. Het was duidelijk dat hij geen smet op zijn cv wilde.
'Toen Janice dit allemaal liet doen,' zei Collins met een gebaar om zich heen naar de losse en vaste keukenelementen, 'geloof ik dat ze dit een "hoekje" noemde. Eethoek of ontbijthoek of zoiets.' Ze zaten allebei op een hoge kruk van metaal en leer aan het aanrecht van glanzend zwart graniet. Collins nam een slokje koffie. 'Janices superautomatische koffiezetmachine van Faema. Een roestvrij stalen monster van vijfendertig kilo met meer computervermogen dan een maanlandingsvoertuig, alleen maar om een paar kopjes koffie te zetten. Dat klinkt als iets wat het Pentagon had kunnen verzinnen, hè?' De grijze ogen achter de dikke bril stonden zowel nieuwsgierig als geamuseerd. 'Waarschijnlijk ben je verbaasd dat ik nog niet heb gevraagd of je dat pistool wilt wegstoppen. Dat zeggen mensen toch altijd in dit soort situaties? "Stop dat pistool weg, dan kunnen we praten", of zoiets.'
'Jij hebt altijd de slimste van de klas willen zijn, hè?' Jansons ogen stonden hard toen hij een slok koffie nam. Collins had de koffie in het zicht ingeschonken, zodat hij hem stilzwijgend liet zien dat er niets in zat. Zo liet hij Janson ook zijn eigen beker kiezen toen hij ze naar het aanrecht had gebracht. Janson kon niet anders dan bewondering hebben voor de nauwgezetheid waarmee de bureaucraat iedere paranoïde gedachte van zijn ex-werknemer voor was.
Collins sloeg geen acht op de spottende opmerking. 'Eigenlijk heb ik liever dat je dat pistool op me gericht houdt. Dat zal je geteisterde zenuwen kalmeren. Ik ben ervan overtuigd dat het je rustiger zal maken dan wat ik ook kan zeggen. Met het gevolg dat de kans kleiner is dat je iets ondoordachts zult doen.' Hij haalde zijn schouders op. 'Ik maak je alleen maar deelgenoot van mijn gedachten, zie je. Hoe openhartiger we ons opstellen, des te kalmer je zult zijn.'
'Een boeiende berekening,' gromde Janson. De onderminister had blijkbaar besloten dat hij een grotere kans maakte om aan zwaar lichamelijk letsel te ontsnappen als hij heel duidelijk maakte dat zijn leven in handen van de agent lag. Als je me kunt doden, zul je me geen pijn doen, was Collins' redenering.
'Om te vieren dat het zaterdag is, maak ik een Irish Coffee van de mijne,' zei Collins. Hij pakte een fles bourbon en deed een scheut in zijn koffie. 'Jij?' Janson fronste en Collins zei: 'Dat dacht ik al. Jij hebt dienst, hè?' Hij deed ook een kwak room in zijn beker.
'Als jij in de buurt bent, heb ik altijd dienst.'
Een flauwe, berustende glimlach. 'Die klauwier die we daarnet zagen. Dat is een havik die denkt dat hij een zangvogel is. Ik denk dat we ons allebei wel een eerder gesprek herinneren dat we in die sfeer hebben gevoerd. Een van je ontslaggesprekken. Ik zei toen dat jij een havik was. Dat wilde je niet horen. Volgens mij wilde je een zangvogel zijn. Maar dat was je niet, en dat zul je ook nooit zijn. Je bent een havik, Janson, want dat is nu eenmaal je aard. Net als bij die gemaskerde klauwier.' Hij nam nog een slokje koffie. 'Ik kwam een keer thuis en Janice zat achter haar ezel. Ze had geprobeerd te schilderen. Ze zat te huilen. Tranen met tuiten. Ik dacht: misschien... Ik weet niet wat ik dacht. Bleek ze gezien te hebben dat die zangvogel - want zo beschouwde ze hem - een vogeltje op een haagdoorn had gespiest en daarna gewoon was weggevlogen. Een poosje later kwam die klauwier terug om hem met zijn kromme snavel te verscheuren. Een butcher bird die doet wat een butcher bird gewend is, en de bloedrode ingewanden van de andere vogel hingen druipend aan zijn snavel. Zij vond dat gewoon afgrijselijk. Verraad. Op de een of andere manier had ze nog nooit het memo ontvangen dat de natuur wreed is. Zo zag zij de wereld niet. Een Sarah Lawrence-meisje, nietwaar? En wat kon ik zeggen? Dat een havik met een lied nog steeds een havik was?'
'Misschien is het wel beide, Derek. Geen zangvogel die doet alsof hij een havik is, maar een havik die ook een zangvogel is. Een zangvogel die in een havik verandert als dat nodig is. Waarom moeten we kiezen?'
'Omdat we moeten kiezen.' Hij zette zijn beker met een klap op het granieten aanrecht en de tik van het keramiek op het steen markeerde de verandering van toon. 'En jij zult moeten kiezen. Aan wiens kant sta jij?'
'Aan wiens kant sta jij?'
'Ik ben nooit veranderd.'
'Je hebt geprobeerd me te vermoorden.'
Collins hield het hoofd schuin. 'Ja en nee,' antwoordde hij, en zijn achteloosheid verbijsterde Janson meer dan welke verhitte, nadrukkelijke ontkenning had kunnen doen. Er was geen verstrakking, geen defensiviteit. Collins had het evengoed over de elementen kunnen hebben die bijdragen aan de erosie van de kust.
'Ik ben blij dat je er zo gezapig over doet,' zei Janson met een ijzige zelfbeheersing. 'Vijf van jouw trawanten die hun loopbaan in de Tisza-vallei hebben beëindigd leken me minder filosofisch.'
'Die waren mét van mij,' zei Collins. 'Moet je horen, dit is echt pijnlijk.'
'Ik zou niet graag willen dat je het gevoel krijgt dat je me een verklaring schuldig bent,' zei Janson met ingehouden woede. 'Over Peter Novak. Over mij. Over de reden dat je me dood wilde.'
'Dat was een vergissing, snap je, de inzet van het Lambda Team, en we betreuren die hele eliminatie-oekaze. Dat bevel is geheel herroepen. Enorme vergissing. Fout, fout, fout. Maar de vijandigheden waarmee je in Hongarije te maken hebt gekregen... Nou ja, die lui waren niet van ons. Ooit wel, misschien, maar nu niet meer. Meer kan ik je niet vertellen.'
'Dus waarschijnlijk is alles nu in het reine,' zei Janson sarcastisch.
Collins zette zijn bril af en knipperde een paar keer met zijn ogen. 'Begrijp me niet verkeerd. Ik weet zeker dat we hetzelfde gedaan zouden hebben als we het over moesten doen. Ik heb geen initiatief voor het bevel gegeven, ik heb het alleen niet tegengehouden. Iedereen bij Operaties - om maar te zwijgen over de hoogste jongens van de CIA en andere winkeltjes - dacht dat je in de fout was gegaan, zestien miljoen dollar aan steekpenningen had aangenomen enzovoort. Ik bedoel, de bewijzen spraken voor zich. Een poosje vond ik dat ook.'
'Vervolgens hoorde je de ware toedracht.'
'Alleen kon ik het bevel niet herroepen zonder verklaring. Anders zou men aannemen dat ik de zaak niet meer in de hand had, of dat iemand ook mij onder druk had gezet. Dat was domweg niet haalbaar. En de moeilijkheid was: ik kon het niet verklaren. Niet zonder een geheim op het allerhoogste niveau in gevaar te brengen. Het enige geheim dat nooit ofte nimmer gevaar mocht lopen. Jij zult dit niet objectief kunnen bekijken, want nu hebben we het over jouw eigen overleving. Maar mijn functie heeft alleen maar met prioriteiten te maken, en als je prioriteiten hebt, zul je offers moeten brengen.'
'Jij offers brengen?' viel Janson hem in de rede, en zijn stem droop van het sarcasme. 'Je bedoelt dat fk een offer moest brengen. Ik was het offer, godverdomme.' Hij boog zich naar voren en zijn gezicht was verdoofd van razernij.
'Je kunt je snavel uit mijn kapotte darmen halen, ik zal er niets tegen inbrengen.'
'Denk jij dat ik Peter Novak heb vermoord?'
'Ik wéét dat je dat niet hebt gedaan.'
'Laat me je een simpele vraag stellen,' begon Janson. 'Is Peter Novak dood?'
Collins zuchtte. 'Nou, dan moet ik opnieuw "ja en nee" zeggen.'
'Godverdomme!' ontplofte Janson. 'Ik moet antwoorden hebben!'
'Vuur maar af,' zei Collins. 'Liever gezegd; vraag maar raak.'
'Laten we beginnen met een nogal onthutsende ontdekking die ik heb gedaan. Ik heb tientallen foto's van Peter Novak tot in de kleinste details bestudeerd. Ik ga de gegevens niet interpreteren, ik ga je ze gewoon voorleggen. Er zijn subtiele maar meetbare afwijkingen in lichamelijke afmetingen. Verhouding van wijsvinger tot ringvinger. Middenhandsbeentje tot handwortelbeentje. De lengte van de onderarmen. Het ventraaloppervlak van de schouderbladen die zich ander zijn overhemd aftekenen op foto's die met een tussenpoos van maar een paar dagen zijn gemaakt.'
'Conclusie: dit zijn geen foto's van een en dezelfde man,' zei Collins effen.
'Ik ben naar zijn geboorteplaats gegaan. Er was wel sprake van een Peter Novak, de zoon van Janós en Illana Ferenczi-Novak. Die is ongeveer vijf jaar na zijn geboorte gestorven, in 1942.'
Collins knikte, en opnieuw was zijn gebrek aan reactie huiveringwekkender dan enige andere reactie geweest kon zijn. 'Uitstekend werk, Janson.'
'Zeg me de waarheid,' zei Janson. 'Ik ben niet gek. Ik héb iemand dood zien gaan.'
'Dat klopt,' zei Collins.
'En niet zomaar de eerste de beste. We hebben het over Peter Novak, een levende legende.'
'Bingo.' Collins maakte een klakkend geluid. 'Je zegt het zelf: een levende legende.'
Janson voelde zijn maag samentrekken. Een levende legende. Een geesteskind van inlichtingenbonzen.
Peter Novak was een legende van de diensten.
-30-
Collins gleed van zijn kruk. 'Ik wil je iets laten zien.'
Hij liep naar zijn kantoor, een grote ruimte met uitzicht op de baai. Op rustieke houten schappen stonden rijen oude exemplaren van Studies in Intelligence, een geheim vaktijdschrift voor Amerikaanse clandestiene diensten. Monografieën over internationale conflicten werden afgewisseld door populaire romans en beduimelde exemplaren van Foreign Affairs. Een werkstation van Sun Microsystems UltraSPARC was verbonden met hele rijen servers in rekken.
'Herinner je je The Wizard of Oz? Ik wil wedden dat ze je ernaar hebben gevraagd toen je krijgsgevangene was. Ik heb begrepen dat de Noord-Vietnamese ondervragers geobsedeerd waren door de Amerikaanse volkscultuur.'
'Het is niet ter sprake gekomen,' zei Janson kortaf.
'Nee, je was waarschijnlijk veel te taai om te verklappen hoe het afliep. Je zou onze nationale veiligheid niet op die manier in de waagschaal willen stellen... Sorry. Dat was ongepast. Er is één ding dat ons scheidt: wat er ook gebeurt, jij zult altijd een verrekte oorlogsheld zijn en ik zal altijd een burgerlijke pennenlikker blijven, en voor sommige mensen maakt dat jou tot een beter mens. De ironie is dat ik een van die "sommige mensen" ben. Ik ben jaloers. Ik ben zo'n knaap die graag geleden zou hebben zonder ooit een seconde te willen lijden. Dat is zoiets als een boek geschreven willen hebben in plaats van daadwerkelijk een boek willen schrijven.'
'Kunnen we ter zake komen?'
Ik heb altijd gedacht dat we op zo'n moment onze onschuld verliezen. Daar boven is het grote en machtige Oz en hier beneden zit de schlemiel achter het gordijn. Maar het gaat niet alleen om hem, maar ook om het hele godvergeten apparaat, de machine, de blaasbalgen, hendels, stoomventielen, de dieselmotor of wat dan ook. Dacht je dat dat eenvoudig te bouwen was? En toen het eenmaal op gang was gebracht, maakte het niet zoveel uit wie er achter het gordijn zat - althans, dat dachten we. Het is het apparaat dat ertoe doet en niet die man.'
De directeur van Consular Operations babbelde erop los. De zorgelijkheid die hij anders nooit aan de dag legde maakte hem op een bizarre manier praatziek.
'Je stelt mijn geduld op de proef,' zei Janson. 'Ik zal je een tip geven: stel nooit het geduld van de man met het pistool op de proef.'
'We komen alleen in de buurt van la gran scena, en ik wil niet dat je de draad kwijtraakt.' Collins gebaarde naar de zacht zoemende computerapparatuur. 'Ben je er klaar voor? Want we komen in de buurt van het gebied van nu-je-het-weet-moet-ik-je-vermoorden.'
Janson richtte de M9 precies tussen Collins' ogen en de directeur van Consular Operations voegde er haastig aan toe: 'Niet letterlijk. Dat hebben we achter ons. Ik bedoel diegenen van ons in het programma. Momenteel spelen wij een ander spel. Aan de andere kant: hij ook.'
'Nu iets begrijpelijks,' zei Janson tandenknarsend.
'Geen gemakkelijke opdracht.' Collins maakte weer een hoofdbeweging naar het computersysteem. 'Je zou kunnen zeggen dat dit Peter Novak is. Deze, en een paar honderd samenwerkende, superbeveiligde computersystemen elders. Peter Novak is in wezen een samenstel van bytes en bits en digitale overboekingsleutels zonder oorsprong of bestemming. Peter Novak was geen persoon. Hij is een project. Een uitvinding. Een legende, ja. En heel lang is hij de meest succesvolle legende aller tijden geweest.'
Jansons brein betrok alsof hij midden in een vreselijke stofstorm zat, en even plotseling daalde er een bovennatuurlijk helderheid over hem neer.
Het was waanzin, een waanzin die tegelijkertijd een verschrikkelijk soort logica was. 'Ga door, alsjeblieft,' zei hij kalmpjes tegen de bureaucraat.
'Het is beter als we ergens anders gaan zitten,' zei Collins. 'Het systeem heeft zoveel elektronische verzegelingen en boobytraps dat het al automatisch aan het wissen slaat als je er te hard op ademt. Er is een keer een mot tegen het raam gevlogen en toen was ik uren werk kwijt.'
Het tweetal nam plaats in de huiskamer. Het meubilair was bekleed met gebloemd chintz dat blijkbaar in de jaren zeventig wettelijk was voorgeschreven voor weekendhuizen aan zee.
'Luister, het idee was briljant. Het was zo'n briljant idee dat er heel lang werd geruzied over de vraag wie het had geopperd. Je weet wel, zoals wie de uitvinder van de radio of wat dan ook is.
Alleen het aantal mensen dat ervan wist was gering, uiterst gering. Dat moest wel. Het was duidelijk dat mijn voorganger Daniël Congdon er veel mee te maken had. En Doug Albright, een protégé van David Abbott.'
'Van Albright heb ik gehoord. Maar Abbott?'
'De man die eind jaren zeventig het hele Caine-gambiet heeft ontworpen in een poging om Carlos uit te roken. Eenzelfde soort strategisch denken is in Mobius gegaan. Asymmetrische conflicten zetten staten op tegen individuen. Ongelijke grootheden, maar anders dan je het je zou voorstellen. Denk maar aan een olifant en een mug. Als die mug drager van hersenvliesontsteking is, kan hij een olifant doden en dan kan jumbo daar weinig aan doen. Abbotts grote inzicht was dat je in wezen niet zoiets logs als een staat tegen slechteriken van dit type in stelling kunt brengen. Die moest je te lijf gaan met een overeenkomstige strategie. Je schept individuele handelende elementen die binnen een breed mandaat een vrij grote mate van autonomie hebben.'
'Mobius?'
'Het Mobius-program. In feite heb je het over iets wat is begonnen als een groepje bij Buitenlandse Zaken. Weldra moest het zich verder uitstrekken, want het moest iets van de gemeenschappelijke diensten worden wilde het van de grond komen. Dus was er een dikzak die vroeger bij het Hudson Institute zat en verantwoordelijk was voor de afdeling Operaties bij de militaire inlichtingendienst, die jongens "van de bovenste plank". Na zijn dood neemt zijn rechterhand het over, en dat is Doug. Een computergoochelaar van de CIA. De liaison tussen het Witte Huis en de Nationale Veiligheidsraad. Maar zeventien jaar geleden was het slechts een klein groepje bij Buitenlandse Zaken. Ze zitten wat te brainstormen, en op de een of andere manier komen ze op het volgende scenario. Stel dat ze een klein, geheim team analisten en deskundigen samenstellen om een buitenlandse miljardair te scheppen? Hoe meer ze met het idee spelen, des te meer het ze bevalt. Het bevalt hun, want hoe langer ze erover nadenken, des te haalbaarder het lijkt. Ze kunnen het voor elkaar krijgen. Ze kunnen het flikken. En als ze erover na beginnen te denken wat ze er allemaal mee kunnen doen, wordt het een onweerstaanbaar idee. Ze kunnen goede dingen doen. Ze kunnen de belangen van Amerika dienen op een manier die Amerika zelf gewoon niet voor elkaar krijgt. Ze kunnen de wereld verbeteren. Een winst-en-verliesrekening zonder verlies. Zo is het Mobius-program geboren.'
'Mobius,' zei Janson. 'Zoals in een lus waar de binnenkant buiten zit.'
'In dit geval is de buitenstaander een insider. Deze mogul wordt een onafhankelijke figuur in de wereld, zonder wat voor banden dan ook met de Verenigde Staten. Onze tegenstanders zijn niet zijn tegenstanders. Die kunnen zelfs zijn bondgenoten worden. Hij kan situaties oplossen waar wij onze neus niet eens kunnen laten zien. Maar eerst moet je een "hij" zien te scheppen, en helemaal vanaf het allereerste begin. De achtergrond was een ware uitdaging. De lui van het program kozen een klein Hongaars dorpje dat in de jaren veertig van de kaart was geveegd.'
'Juist omdat het hele gemeentearchief was vernietigd en bijna alle dorpelingen waren gedood.'
'Molnar was een geschenk uit de hemel. Ik bedoel, die massamoord en zo was vreselijk, maar voor het doel van het program was het perfect, vooral als je daar de korte, tragische loopbaan van graaf Ferenczi-Novak bij optelde. Het was volkomen logisch dat onze jongen maar een vage vroege jeugd had gehad. Al zijn leeftijdgenoten gesneuveld, en zijn vader als de dood dat zijn vijanden zijn kind gaan afpakken. Dus verbergt hij hem en geeft hem privé-onderricht. Misschien wel excentriek, maar vrij geloofwaardig.'
'Je zou ook een cv moeten hebben,' zei Janson, 'maar dat was waarschijnlijk het makkelijkste onderdeel. Je beperkt zijn loopbaan tot een paar mantelorganisaties waar je een vinger in de pap hebt.'
'Als er iemand inlichtingen inwint, is er altijd wel een afdelingshoofd met wit haar, misschien wel gepensioneerd, dat kan zeggen: "O, ja, ik herinner me de jonge Peter wel. Een tikje verwaand, maar een briljant financieel analist. Zijn werk was zo goed dat ik het niet erg vond dat hij thuis werkte. Hij had een tikje pleinvrees, maar vind je het gek met zo'n traumatische achtergrond?" Enzovoort.'
Dat soort heren en dames, wist Janson, zou rijkelijk worden beloond voor een leugentje tegen een nieuwsgierige verslaggever zo af en toe, en misschien nooit. Ze zouden zich niet bewust zijn van wat de overeenkomst nog meer inhield: al hun communicatie zou vierentwintig uur per dag en levenslang bespioneerd worden, maar wat niet weet, wat niet deert.
'En die spectaculaire opkomst? Hoe kon je die ensceneren?'
'Nou, daar wordt het allemaal een beetje link. Maar zoals ik al zei, was het Mobius-program in handen van een briljant stelletje deskundigen. Zij - wij, moet ik zeggen, hoewel ik er pas zeven jaar geleden bij ben gekomen - hadden een aantal keren bijzonder veel geluk. En voila, je hebt een man aan het hoofd van een eigen rijk. Een man die wereldgebeurtenissen kon manipuleren op een wijze die wijzelf nooit konden klaarspelen.'
'Manipuleren? Hoezo?' wilde Janson weten.
'Dat weet je wel, denk ik. De Liberty Foundation. Die hele conflictbemiddelingsagenda. "Geleide democratie." De hele mikmak.'
'Dus die grote humanitaire financier, die "vredestichter"...'
'Oorspronkelijk kreeg hij dat predikaat door een item in het tv-programma 60 Minutes, en het is blijven hangen. Met reden. De vredestichter heeft een stichting met kantoren in bijna alle regionale hoofdsteden ter wereld.'
'En al die ongelooflijke humanitaire hulp?'
'Is dit land niet het beste dat er is? En is het niet krankjorum dat zoveel mensen over de hele wereld de pest aan ons hebben, hoeveel goed we ook doen? Jawel, het was balsem op de brandwonden van de wereld. Kijk, de Wereldbank verstrekt leningen als laatste toevlucht. Deze man verstrekt leningen als éérste toevlucht. Wat ertoe heeft geleid dat hij een geweldige invloed heeft bij regeringen over de hele wereld. Peter Novak, uw reizende ambassadeur voor vrede en stabiliteit.'
'Olie op de golven.'
'Dure olie, vergis je niet. Maar Novak kon bemiddelen en conflicten oplossen waarbij wij nooit openlijk in de buurt konden komen. Hij is in staat geweest om effectief en vertrouwelijk te onderhandelen met regimes die ons als de Grote Satan zien. Hij is een eenmans buitenlandse politiek. En wat hem zo godvergeten effectief maakte, was nou precies het feit dat hij geen enkele binding met ons leek te hebben.'
Janson suizebolde en zijn brein weergalmde van de stemmen: ontboezemend, waarschuwend en dreigend. Nikos Andros: Jullie Amerikanen hebben anti-amerikanisme nooit kunnen begrijpen. Jullie willen zo graag aardig gevonden worden dat je niet kunt begrijpen waarom er zo weinig genegenheid voor jullie is. Iemand draagt enorme laarzen en vraagt zich vervolgens af waarom de mieren onder zijn voeten hem vrezen en haten. Fielding: Er is één ding dat jullie Amerikanen maar nooit helemaal willen begrijpen, en dat is hoe diep het anti-amerikanisme zit... De Serviër met de gouden bril: Jullie Amerikanen verlangen altijd dingen die niet op het menu staan, hè? Jullie kunnen nooit genoeg keuze hebben. Een Hongaarse barkeeper met een dodelijke hobby: Jullie Amerikanen klagen over drugskoeriers in Azië en ondertussen overspoelen jullie de wereld met het elektronische equivalent... Waar je ook gaat, vinden jullie je eigen sporen. Het slijm van de slang vind je overal.
Een kakofonie die tot één enkel refrein werd gedestilleerd.
Jullie Amerikanen.
Jullie Amerikanen.
Jullie Amerikanen.
Jullie Amerikanen.
Janson onderdrukte een huivering. 'Maar wie is - of was - Peter Novak?' vroeg hij.
'Het had iets weg van de De Man van Zes Miljoen. "Heren, we kunnen er nog een maken, we beschikken over de technologie. We zijn in staat om hem beter te maken dan hij was. Beter. Sterker. Sneller."' Hij zweeg even. 'Nou ja, in elk geval rijker. In feite hebben drie agenten de rol toebedeeld gekregen. Qua postuur en lengte zagen ze er stuk voor stuk om te beginnen al eender uit. En vervolgens heeft plastische chirurgie hen vrijwel identiek gemaakt. Daarbij zijn allerlei gecomputeriseerde micrometers gebruikt, een uitputtende procedure. Maar we moesten replica's bij de hand hebben. Gezien onze investering konden we het ons niet veroorloven dat onze man door een bus werd overreden of dood zou vallen door een beroerte. Drie leek ons een veilig aantal.'
Janson keek Collins bevreemd aan. 'Wie zou er ooit met zoiets instemmen? Om zijn hele identiteit te laten wissen, om iedereen die hij kende te verliezen, om zijn hele voorkomen te laten transformeren...'
'Iemand die geen keus had,' antwoordde Collins cryptisch.
Janson voelde één klomp woede. Hij wist dat Collins' koelbloedigheid maar schijn was, maar de harteloosheid van 's mans redeneringen vatte alles samen: de vervloekte arrogantie van de strategen. Die verrekte strategische elite met zijn keurig geknipte nagels en opgewekte zekerheid dat wat op papier werkte ook in de echte wereld zou werken. Ze beschouwden de wereld als een schaakbord en zagen over het hoofd dat mensen van vlees en bloed de gevolgen van hun grootste complot moesten dragen. Hij kon de aanblik van de bureaucraat tegenover hem amper verdragen en zijn blik dreef naar de fonkelende baai, naar een vissersboot die in beeld was gekomen, keurig buiten de veiligheidszone die achthonderd meter uit de kust begon, aangegeven door waarschuwingsboeien.
'Iemand die geen keus had?' Hij schudde zijn hoofd. 'Je bedoelt zoals ik geen keus had toen je de moordaanslag op mij beraamde?'
'Daar gaan we weer.' Collins rolde met zijn ogen. 'Zoals ik al zei, zou het herroepen van het eliminatiebevel te veel vragen hebben opgeroepen. De cowboys bij de CIA hadden betrouwbare rapporten gekregen dat Novak was vermoord en dat jij er iets mee te maken had. Cons Ops kreeg dezelfde informatie. Het was wel het laatste dat wie dan ook bij Mobius van de daken geschreeuwd wilde hebben, maar je speelt met de kaarten die je krijgt. Op dat moment heb ik gedaan wat me het beste leek.' Het waren woorden die sadisme noch spijt tot uitdrukking brachten.
Even kwam er een rood waas voor Jansons ogen. Hij vroeg zich af welke belediging groter was: als verrader geëxecuteerd worden, of opgeofferd worden als een pion? Opnieuw viel zijn oog op de vissersboot, maar nu werd het beeld vergezeld van een beklemmend gevoel van gevaar. Hij was te klein voor een krabbenvisser en te dicht bij de kust voor baars.
En de dikke staaf die uit een flapperend zeildoek stak was geen hengel.
Janson zag de mond van de bureaucraat bewegen, maar hoorde hem niet meer, want zijn aandacht was volledig gericht op een onmiddellijke en dodelijke dreiging. Jawel. Collins' huisje stond op een smalle landtong van ruim drie kilometer, maar nu besefte Janson dat het gevoel van veiligheid dat door het isolement werd opgeroepen een illusie was.
Een illusie die aan stukken vloog door de eerste granaat die in Collins' huiskamer ontplofte.
-
Een vloedgolf adrenaline vernauwde Jansons bewustzijn tot een laserfocus. De granaat vloog door het raam en boorde zich door de tegenoverliggende muur, vergezeld van een regen splinters, brokken pleisterwerk en glasscherven. De klap was zo intens dat hij via de oren eerder als pijn dan als geluid werd geregistreerd. Er verschenen kolkende zwarte rookwolken en Janson begreep dat ze alleen door puur toeval nog leefden. Een houwitsergranaat maakte meer dan driehonderd omwentelingen per seconde en het gevolg van zijn wentelkracht was dat de granaat zich diep in de constructie van hout en pleisterwerk begroef alvorens te exploderen. Alleen daardoor waren ze ontkomen aan de dodelijke granaatscherven. Janson was zich schijnbaar van elke milliseconde bewust toen hij besefte dat de artillerist de eerste paar granaten afvuurde om scherp te stellen op zijn doel. De tweede granaat zou niet drie meter boven hun hoofd overvliegen. Als ze bleven waar ze waren, zou de tweede granaat hun geen gelegenheid meer bieden om na te denken over rotatiesnelheden en ontstekingstijden.
Het oude houten huis zou geen enkele bescherming bieden.
Janson sprong van de divan en snelde naar de aangebouwde garage. Het was zijn enige hoop. De deur was open en Janson sprong de paar treden af naar de betonnen vloer waar de kleine cabriolet stond. Een gele, nieuwe Corvette.
'Wacht even!' riep Collins buiten adem. Zijn gezicht zat onder het roet van de explosie en het was duidelijk dat hij buiten adem was van de sprint achter Janson aan. 'Dat is mijn Z-six. Hier heb ik de sleutels.' Hij hield ze veelzeggend omhoog om aan te geven dat hij als eigenaar de eerste rechten had.
Janson griste ze uit zijn hand en sprong achter het stuur. 'Je laat vrienden nooit dronken rijden,' antwoordde hij, terwijl hij de geschrokken onderminister opzij duwde. 'Je kunt mee of niet.'
Collins haastte zich naar de zijkant, drukte op een knop om de garagedeur te openen en schoof naast Janson, die de auto in z'n achteruit liet loeien en de garage uit schoot met maar een paar millimeter ruimte tussen de logge roldeur en de auto.
'Je rijdt wel een tikje wild, niet?' vroeg Collins. Zijn gezicht was nat van het zweet.
Janson zei niets.
Hij gebruikte met de souplesse van een organist in razendsnelle opeenvolging de handrem, het stuur en het gaspedaal om een perfecte achterwaartse J-bocht uit te voeren en spoot weg over de smalle asfaltweg.
'Volgens mij was dit niet zo'n slimme zet,' zei Collins. 'Dit wordt prijsschieten.'
'Die vlakke netten, die reiken toch helemaal om de punt van het eiland?'
'Ongeveer achthonderd meter in zee, ja.'
'Gebruik dan je hersens. In die netten zou elke boot die erdoorheen zou proberen te varen verstrikt raken. Dus als die kanonneerboot een nieuwe schootshoek op ons wil krijgen, moet hij een grote omweg maken. Het is een traag voertuig, dus daar heeft het de tijd niet voor. Ondertussen houden wij het huis tussen ons en die schuit in: zo blijven we uit beeld en beschermd.'
'Ik snap het,' zei Collins. 'Maar nu wil ik dat je afslaat naar de kleine jachthaven een eindje verderop rechts. Daar zijn we uit het zicht. Bovendien kunnen we een speedboot naar het vasteland nemen als het nodig is.' Zijn stem klonk beheerst en bazig. 'Zie je dat weggetje rechtsaf? Afslaan, nu.'
Janson reed erlangs.
'Godverdomme, Janson!' raasde Collins. 'Die jachthaven was onze beste kans.'
'Onze beste kans om opgeblazen te worden. Geloof je nou echt je dat ze daar niet aan gedacht hebben? Ze hebben daar vast al een tijdbom geplaatst. Denk als zij!'
'Draaien!' schreeuwde Collins. 'Godverdomme, Paul, ik ken het hier, ik woon hier en ik zeg je...'
Zijn woorden verdronken in een harde explosie achter hen. De jachthaven was opgeblazen. Een deel van een rubberboot werd hoog de lucht in geslingerd en kwam neer aan de zijkant van de weg.
Janson gaf plankgas en scheurde sneller over de smalle weg dan doorgaans veilig zou zijn. Het hoge gras en de doornstruiken flitsten met honderddertig kilometer per uur in zijn achteruitkijkspiegeltje voorbij. Het gebrul van de motor leek wel steeds harder te worden, alsof de uitlaat het begaf. Het leek alsof ze over de baai zweefden toen de landtong zich vernauwde tot amper meer dan twintig meter, wat strand, wat lage, schrale vegetatie en de weg die half met stuifzand was bedekt. Jansons wist dat zand de tractie verminderde als een olievlek en minderde vaart.
Het gebrul van de motor werd niet minder.
Het geluid kwam helemaal niet van zijn motor.
Janson keek naar rechts en zag de hovercraft. Een amfibisch militair model.
Hij scheerde over de oppervlakte van de baai, omhooggehouden door een krachtige ventilator, een halve meter boven het water en de vlakke netten die eronder lagen uitgestrekt. Hij was niet te stuiten.
Janson had het gevoel alsof hij ijs had ingeslikt. Het laagland om Chesapeake Bay was geknipt voor wat de hovercraft kon. Het land zou ze geen bescherming bieden. In tegenstelling tot een boot kon de hovercraft bijna net zo makkelijk over droge als over natte oppervlakten scheren. En de machtige motor stelde hem in staat om de Corvette met gemak bij te houden. Het was een gevaarlijkere vijand dan de kanonneerboot, en nu begon hij in te lopen! Het lawaai van de ventilator was oorverdovend en de kleine cabriolet zwaaide precair in de mechanische storm.
Janson wierp nog een snelle blik op de hovercraft. Van opzij leek hij een beetje op een jacht met een kleine kajuit met een raampje voorop. Achterop stond een sterke verticale ventilator. Op de boeg zaten zware antiploegschotten. Zoals het voertuig over het kalme water scheerde, wekte het een indruk van vloeibare moeiteloosheid.
Janson gaf weer plankgas, maar besefte met een misselijk gevoel dat de hovercraft hen niet alleen bijhield, maar ook inhaalde. En links vlak onder het huis van de ventilator zat iemand met oorbeschermers aan iets wat op een M60-mitrailleur leek te friemelen.
Janson richtte met één hand zijn M9 en schoot het magazijn leeg. Maar zowel de beweging van de auto als die van zijn doel maakte goed richten uitgesloten. De kogels ketsen gewoon af op de zware stalen rotors van de ventilator.
En nu had hij geen munitie meer.
De M6O danste lichtelijk op zijn tweepoot en produceerde een grommend geluid. Janson herinnerde zich waarom hij als 'het varken' bekend had gestaan toen hij in Vietnam was. Hij dook zo ver mogelijk omlaag zonder de macht over het stuur te verliezen, en de carrosserie van de auto schokte als een drilboor toen een kogelregen van tweehonderd 7,62 mm-patronen per minuut de gele Corvette teisterde en zich in zijn metalen omhulsel boorde.
Er viel een korte pauze. Was de patroonband blijven steken? Een oververhitte loop? Het was de gewoonte de loop om de honderd tot vijfhonderd kogels te vervangen, en misschien had de overijverige schutter niet beseft hoe snel zo'n loop verhit raakte. Het was een schrale troost. De piloot van de hovercraft gebruikte de onderbreking om van richting te veranderen. Het vaartuig minderde ondanks de voortsnellende Corvette een tikje vaart. Opeens was het boven het strand, en daarna gleed het de schuinte van de weg zelf op.
Het was maar een paar meter van hen vandaan en de machtige, zuigende propellers leken wel boven de nietige sportwagen te zweven. Hij hoorde nog een ander geluid, een suizend, zwaar, ritmisch gestamp. Dat kon maar één ding betekenen: ze hadden een extra Rotex-motor en een voortstuwingsventilator ingeschakeld. Verbijsterd zag Janson in zijn spiegeltje de bloezende pvc-flappen verder uitzetten. Het hele toestel, dat ongeveer dertig centimeter boven de grond had gevlogen, verhief zich opeens hoger en hoger! Het gebrul van de Rotex-motoren vermengde zich met het gehuil van de wind toen vlak achter hen een zandstormpje ontstond.
Ademhalen ging steeds moeilijker zonder te stikken in het rondvliegende gruis. De hovercraft zelf ging gedeeltelijk schuil in het kolkende zand, maar toch zag Janson achter de voorruit het gezicht van een stevig gebouwde man met een stofbril.
Hij zag ook dat de man grijnsde.
De hovercraft leek zich met een sprongetje nog een eindje in de lucht te verheffen, en opeens steigerde en bokte hij als een paard. Toen de antiploegschotten de achterbumper van de auto raakten, daagde bij Janson een afgrijselijk besef: het toestel probeerde over hen heen te klimmen.
Hij wierp een blik naar rechts en zag Collins voorovergebogen in zijn stoel met zijn handen tegen zijn oren in een poging ze tegen het immense lawaai te beschermen.
De hovercraft stuiterde, hing weer schuin en de malende schoepen joegen de lucht op tot iets wat veel van een harde substantie weg had, als water uit een waterkanon. In zijn spiegeltje ving Janson door het kolkende zand heen een glimp op van de rondtollende schoepen van de extra motor die onderop gemonteerd zat. Als het spervuur van opzij niet had volstaan, wilden de moordenaars hun laten weten dat het een koud kunstje was om de machtige rotors van de propeller aan de onderkant over hen heen te laten zakken, als een kolossale maaimachine die de auto zou verwoesten en zijn inzittenden zou onthoofden.
Toen de grote hovercraft tegen de achterkant van de auto botste, gaf Janson een ruk aan het stuur naar links en de auto vloog in een bocht van het asfalt, de wielen tolden door het zand en de struiken, en de wagen verloor snel aan tractie en snelheid.
De hovercraft zoefde voorbij, even moeiteloos als een ijshockeypuck die door de lucht zeilt, kwam vervolgens tot stilstand en keerde terug zonder te hoeven keren.
Het was een briljante manoeuvre. Voor het eerst had de man met deM6O chauffeur en passagier recht in het vizier. Janson zag de man achter de mitrailleur een nieuwe patroonband in het mechanisme van de M6O leggen, en tegelijkertijd hoorde hij het geluid van nog een vaartuig: een speedboot die met volle vaart in een bocht op de kust af stoof.
O, jezus, nee!
En in de speedboot lag een gestalte met een geweer voorover. Het was op hen gericht.
-31-
De speedboot moest zijn uitgerust met een vliegtuigturbine, want hij had een snelheid van een kleine tweehonderdvijftig kilometer per uur. Hij scheerde over het water en trok een scherp kielzog van schuim. Het bootje werd snel groter. Het was een hypnotiserend doodsspektakel. Drie kilometer van het weekendhuis was er geen beveiligingsnet meer. Niets beschermde hen tegen de aanstormende schutter. Niets.
Waar kon hij naartoe? Waar was het veilig?
Janson draaide de wielen van de Corvette weer het wegdek op en hoorde het chassis over de grond schrapen toen de auto van de natte grond het harde wegdek op schoot. Als hij nu eens probeerde de hovercraft te rammen door plankgas te geven om na te gaan of de polyester constructie opgewassen was tegen de stalen kooiconstructie van de Corvette? Maar de kans was niet groot dat hij op tijd bij het toestel was, voordat de M60 de motor - en hem -had doorzeefd.
De schutter die onder de ventilator gehurkt zat, grijnsde boosaardig. De patroonband zat op zijn plek en de mitrailleur stond op volautomatisch vuren. Het was nog maar een kwestie van seconden voordat hij een dodelijk salvo lood op hen los zou laten. Opeens zakte de man slap voorover en viel zijn voorhoofd als een dood gewicht tegen zijn wapen op twee poten.
Dood.
Er klonk een weergalmend geluid over het water van Chesapeake Bay. Het klonk gek genoeg als een knallende kurk. En toen weer een, en de hovercraft kwam op nog geen meter voor de auto tot rust, half op de weg, half in de berm. Dat was niet de manier waarop je zo'n toestel hoorde te parkeren.
De besturing moest, net als bij veel andere militaire voertuigen en apparaten, zo zijn ontworpen dat die continu actieve druk vereiste. Eenvoudig gezegd: een menselijke hand aan het roer. Anders zou de bestuurder in een gevechtssituatie gedood kunnen worden en zou een stuurloos voertuig als een onbemand automatisch wapen onbedoeld schade aan de eigen gelederen kunnen toebrengen. Nu lag het toestel stil, de motoren gingen uit, de wentelende schoepen draaiden steeds langzamer en de steunen plaatsten zich stevig op de grond. Terwijl het toestel op de grond zakte, zag Janson dat ook de bestuurder slap tegen de voorruit hing.
Twee schoten, allebei in de roos.
Er klonk een stem over het water van de baai toen de motor van de speedboot sputterend tot bedaren kwam. 'Paul! Alles goed met je?'
Een stem uit de speedboot.
De stem van een vrouw die hun leven had gered.
Jessica Kincaid.
-
Janson sprong uit de auto en holde naar de waterkant. Hij zag Jessie in de boot die maar drie meter verderop lag. Ze kon niet verder zonder vast te lopen.
'Jessie!' riep hij.
'Vond je me niet geweldig?' vroeg Jessie triomfantelijk.
'Twee schoten in het hoofd vanuit een voortsnellende boot? Dat moet goddomme in de recordboeken!' zei Paul. Opeens voelde hij zich absurd uitgelaten. 'Natuurlijk had ik alles onder controle.'
'Ja, dat zag ik,' antwoordde ze droog.
Derek Collins kwam met zwoegende tred naderbij. Hij was buiten adem en op zijn bezwete gezicht lag een laagje zand en zout, waardoor hij er als gebalsemd uitzag.
Janson draaide zich langzaam om en keek zijn tegenstander aan. 'Was dat jouw idee van een feestje?'
'Wat?'
'Waren dat ook jouw trawanten? Of was dit weer zo'n episode van ik-had-er-niets-mee-te-maken ?'
'Godverdomme, hier had ik ook niets mee te maken! Hoe kun je dat nou denken? Ze hadden mij ook bijna vermoord, goddomme! Ben je te blind en te veel met jezelf bezig om de waarheid te zien, ook al staat hij vlak voor je neus? Ze wilden ons allebei om zeep helpen!'
Zijn stem sloeg over van de onverdunde doodsangst die zijn hele lichaam uitstraalde. Waarschijnlijk sprak hij de waarheid, dacht Janson. Maar zo ja, wie zat er dan wél achter deze laatste aanslag?
Iets in Collins' manier van doen zat Janson dwars. Ondanks al zijn openhartigheid hield hij te veel achter. 'Misschien. Maar je schijnt wel te weten wie die overvallers waren.'
Collins wendde zijn hoofd af.
'Godverdomme, Collins. Heb je iets te zeggen, zeg het dan nu!' Toen Janson de bange maar gevoelloze bureaucraat bekeek, de man met een rekenmachine op de plek waar een brein moest zitten, voelde hij weer grote weerzin. Hij kon niet vergeten wat hij te weten was gekomen; dat Collins niets had gedaan toen het eliminatiebevel werd uitgevaardigd, en zich er niet druk om had gemaakt een pion op te offeren voor zijn grootse spel. Hij wilde niets meer met die vent te maken hebben.
'Je hebt verloren,' zei Janson rustig. 'Alweer. Je zult wat beter je best moeten doen als je mij dood wilt hebben.'
'Dat heb ik je al gezegd, Janson. Dat was toen. Dit is nu. Het spelplan is gewijzigd. Daarom heb ik je goddomme over het programma verteld - het grootste, gevaarlijkste geheim van de hele Verenigde Staten. En er is nog een heleboel dat ik je niet persoonlijk mag vertellen.'
'Nog meer van dat gelul,' snauwde Janson.
'Nee, echt. Ik kan je niet vertellen wat, maar er is een nog een heleboel dat je móét weten. Godallejezus, je moet met me mee naar Washington om het Mobius-team te ontmoeten. We moeten jou aan boord hebben, nou goed?' Hij legde een hand op Jansons arm, maar die schudde hem af.
'Jij wilt mij "aan boord" hebben? Ik zal je eerst een vraag stellen, en je kunt me maar beter eerlijk antwoord geven, want als je liegt, heb ik dat meteen door.'
'Ik heb al gezegd dat ik niet in de positie ben om onthull...'
'Deze vraag gaat niet over het grote geheel. Hij gaat over het kleine plaatje, een detail. Je hebt me verteld over een eersteklas chirurgisch team dat drie agenten onder het mes heeft gehad. Ik vraag me gewoon af waar die leden van dat chirurgische team nu zijn.'
Collins knipperde driftig met zijn ogen. 'Verdomme, Janson, je vraagt me iets waar je het antwoord al op weet.'
'Ik wil het je gewoon horen zeggen.'
'De beveiliging van deze operatie was kolossaal. Het aantal mensen dat ervan wist kon je op de vingers van twee handen tellen. Stuk voor stuk hadden ze de goedkeuring van het hoogste niveau, betrouwbaarheid bewezen, het zijn profs uit de wereld van de inlichtingendienst.'
'Maar je moest gebruik maken van de diensten van plastisch chirurgen van de bovenste plank. Per definitie een team buitenstaanders.'
'Waarom hebben we het hierover? Je begrijpt de logica best. Je hebt het zelf al gezegd: ze waren stuk voor stuk nodig voor het welslagen van het programma. Stuk voor stuk betekenden ze een inherent veiligheidsrisico. Dat was domweg onverdedigbaar.'
'Ergo, het Mobius-program volgde het protocol. Jullie strategen hebben hen laten ombrengen. Stuk voor stuk.'
Collins zweeg met gebogen hoofd.
Iets in Janson vatte vlam, hoewel Collins alleen maar zijn vermoedens had bevestigd. Waarschijnlijk hadden ze zichzelf een periode van twaalf maanden gegund voor de schoonmaakoperatie. Die zou geen problemen hebben opgeleverd. Een auto-ongeluk, een geval van verdrinking, misschien een dodelijke botsing op een supermoeilijke skipiste; topchirurgen zijn dikwijls fanatieke sportlieden. Nee, dat zou niet moeilijk zijn geweest. De agenten die ermee belast waren, zouden ieder sterfgeval hebben beschouwd als een volbrachte taak, een kruisje op hun checklist. De menselijke realiteit - de rouw van echtgenoten, broers en zussen, zonen en dochters, de verpletterde gezinnen, kinderen met een overschaduwde jeugd, de traumatische gevolgen van eenzaamheid en troosteloze wanhoop - dat was geen realiteit waarmee rekening werd gehouden, of die zelfs maar werd erkend door degenen die de dodelijke directieven uitvaardigden.
Jansons ogen boorden zich in die van Collins. 'Kleine offertjes voor het grotere goed, nietwaar? Dat dacht ik al. Nee, Collins, ik kom niet aan boord. Niet bij jóu althans. Zal ik je eens wat vertellen, Collins? Jij bent geen zangvogel, en ook geen havik. Jij bent een slang, en dat zul je altijd zijn.'
Janson keek naar het water en zag Jessie Kincaid in het pruttelende vaartuig. Hij zag de wind door haar korte haar spelen, en opeens had hij het gevoel alsof zijn hart bijna barstte. Misschien sprak Collins wel de waarheid over het aandeel van Consular Operations in wat er was gebeurd. Misschien ook niet. De enige verifieerbare waarheid was dat Janson hem niet kon vertrouwen. Er is een hoop dat je móét weten... Ga met me mee. Dat was nou precies het soort zinnetje dat Collins zou gebruiken om hem naar zijn dood te lokken.
Janson keek weer naar de zacht deinende speedboot een paar meter uit de kust. Het was geen moeilijke keus. Plotseling holde hij zonder om te kijken over het strand, waadde door het ondiepe water en zwom vervolgens met krachtige slagen naar Jessies boot. Het water spoelde door zijn kleren en koelde zijn lichaam af.
Toen hij aan boord klom, nam Jessie zijn hand in de hare.
'Wat grappig, ik dacht dat jij in Amsterdam zat,' zei Janson.
'Laten we maar zeggen dat ik een beetje uitgekeken raakte. Vooral nadat een paar rotkinderen me bijna omver hadden gelopen en per ongeluk mijn leven hadden gered.'
'Pardon?'
'Lang verhaal. Dat vertel ik nog wel eens.'
Hij sloeg zijn armen om haar heen en voelde de warmte van haar lichaam. 'Oké, mijn vragen kunnen wel wachten. Je zult zelf wel het een en ander willen weten.'
'Ik zal met de belangrijkste vraag beginnen, zei ze. 'Zijn we partners?'
Hij drukte haar dicht tegen zich aan. 'Ja,' zei hij. 'We zijn partners.'