VIERDE BEDRIJF
Een van mijn kennissen is op bezoek.
Sedert enige tijd heeft ook hij een onverklaarbare aandoening: van
duizeligheid moet hij voortdurend languit op de grond gaan liggen.
Alles heeft hij al geprobeerd om er vanaf te komen, tot en met
vreemde behandelingen door een paranormaal genezer bij wie er
'laserstralen' uit de vingertoppen flitsen. Enthousiast vertelt hij
me nu dat hij iemand heeft gevonden die wonderen bereikt met
speciale brillen, waarin een geheimzinnig persoonlijk prisma wordt
geslepen. 'Zou hij het zelf geloven?' denk ik nog net als de
telefoon ons gesprek onderbreekt. Het is iemand met een
spectaculair nieuwtje: zij heeft gehoord van een vent in Indonesie
die 'mediteert op eieren die zieken hem zenden. Als je nadien zo'n
ei rauw nuttigt, ben je in een klap overal vanaf. '
'Fantastisch, ' zeg ik dankbaar. 'Heb je zijn adres?'
Nederlanders achten zich een nuchter volk, wars van malle praatjes
en bijgeloof, maar niettemin is er op zowat elke straathoek in dit
land een helderziende, een kruidenvrouwtje of een alternatieve
piskijker gevestigd. Zij houden meestal praktijk in een speciaal
daartoe ingerichte slaapkamer van hun eengezinswoning, ze hebben
bijna altijd wachtlijsten als voor een harttransplantatie en hun
genezende krachten kennen doorgaans geen limiet. Onder hen bevinden
zich ongetwijfeld ook strenge holisten met hun waanideeen, maar
Caroline en ik kunnen niet al te kieskeurig zijn. Met onze klachten
kunnen wij nergens anders terecht dan bij de obscurantistische
hulpverleners; wij behoren tot de dolende massa patienten die door
de reguliere geneeskunde is verbannen, in ons geval omdat onze
ziekte nog te kort bestaat om onderdeel te zijn van de medische
opleiding.
Laten we onze aura's dus maar eens stevig om ons heen trekken en
afdalen in de wereld waarin het onzegbare en het onzichtbare aan de
macht zijn.
Vrij kort voordat ik ziek werd, moest ik de toenmalige minister van
Emancipatiezaken in het openbaar een interview afnemen. Ik hoefde
niet lang na te denken over het onderwerp van ons gesprek. Ik wilde
het graag met de minister hebben over de explosieve toename van
kinderporno op de o6-telefoonlijnen. Iedere week openden er nieuwe
nummers met bandjes waarop tienjarige meisjes opgewonden
fluisterden: 'Oh, alstublieft meneer, naai me dan, zo hard als u
kunt, ram me met die stijve knots, spuit me vol, dieper, dieper in
mijn geile poesje. '
Nu gun ik iedereen een knallend seksleven, ook de kinderen uit
groep zes, maar het leek me toch dat we hier een probleem hadden.
Bij de wet was kinderporno dan wel verboden, maar verbale
kinderporno mocht blijkbaar gewoon op ons telefoonnet, aangezien de
rijkskas daar wel bij voer: de revenuen van het telefoonverkeer
belandden via de voormalige ptt namelijk nog regelrecht in de
nationale schatkist. We hadden dus een overheid die geld verdiende
aan het uitbaten van de meest weerzinwekkende van alle natte
dromen: kleine meisjes die erom smeken door grote mannen
overweldigd te worden. Zo'n overheid was in mijn ogen niet minder
dan een pooier.
Of de bewuste bandjes echt door minderjarige meisjes dan wel door
schnabbelende hoorspelactrices werden ingesproken, deed wat mij
betreft niet zoveel ter zake. Het ging erom dat hier een seksuele
droom werd verkocht die de seksuele werkelijkheid van minderjarigen
nog onveiliger maakte dan die al was. De minister, tot wiens
portefeuille de bestrijding van seksueel geweld behoorde, zou
moeten begrijpen dat harde maatregelen vereist waren.
Zo belandden wij gezamenlijk op het podium. Ik stak van wal met het
voorstel om eerst maar eens een toneelstukje op te voeren. Zijne
excellentie moest net doen alsof hij een 06-nummer draaide en dan
zou ik uitkraaien wat de jeugdige Evelientjes en Debbies ten beste
gaven. Terstond kreunde ik al van oeh en ah. 'Neuk mij, laat me die
stijve pik voelen, ' hijgde ik tegen de minister, die vastberaden
meteen een ander onderwerp aansneed.
Na afloop vernam ik van een van zijn medewerkers dat de bewindsman
tot op het laatste moment had geaarzeld of hij mij wel te woord zou
staan. Kort tevoren had ik namelijk in Opzij een stuk gepubliceerd
waarin ik stelde dat het een schandaal was dat hij deze vorm van
kinderporno gedoogde. Het eindigde met de woorden: 'Evelien-tje zou
zeggen: "Jeetjemina, wat een enoooorme lui, zeg'", en dat zat de
minister niet lekker. De minister was op zijn dinges getrapt. Met
een mevrouw die zo'n onfatsoenlijk columnpje over hem had
geschreven, wilde hij eigenlijk niet praten.
En geef hem eens ongelijk. Vrijwel geen man in dit land wenst
immers, in welke bewoordingen dan ook, aangesproken te worden op
het bestaan van seksueel geweld -laat staan dat je een minister,
eerst in geschrifte en daarna nog eens in een zaaltje, te verstaan
kunt geven dat hij zijn verantwoordelijkheden op dit terrein
verwaarloost. Zoals bijna elke andere man negeert hij de ernst van
de kwestie, en doet alsof zijn persoonlijke eer op het spel staat,
in plaats van die van ontelbare vrouwen en meisjes. En zo iemand is
bewindspersoon. In zo iemand stellen wij ons vertrouwen.
Maar laten we reeel blijven. We stellen ons vertrouwen heus niet
alleen in snel gekwetste ijdeltuiten, we laten het schip van staat
tenslotte ook met een gerust hart over aan diverse andere idioten:
godsdienstfanatici, openlijke leugenaars en bewezen oplichters. We
vinden alles best. We kijken allang nergens meer van op. We
verblikken noch verblozen als een burgemeester of notaris corrupt
blijkt te zijn, een chirurg ten onrechte tonnen bij de verzekering
declareert, een bankdirecteur met voorkennis op de beurs
speculeert: we leven in een wereld waarin het najagen van
eigenbelang tot in de hoogste kringen de hoogste prioriteit heeft,
waarin dubieuze zaken zowat tot norm verheven zijn, en waarin de
zogenaamde geile praatjes van kinderen geld voor de staatskas
opbrengen. Zo'n wereld mag met recht een omgekeerde heten, temeer
daar we dit alles nog doodgewoon vinden ook. Maar stel je je
vertrouwen in een homeopatisch druppeltje of in een magnetiseur met
helende handen, dan kijkt iedereen je meewarig aan.
De iriscopist die me door een alternatief geinspireerde kennis is
aangeraden, heeft aan de muur geen verantwoorde kunst in
wissellijsten, zoals mijn internist, noch staan er in zijn
praktijkruimte leren stoelen, zoals bij de neuroloog. In de
oorspronkelijke opzet van het huis zal de architect dit vertrekje
als logeerkamer hebben bedoeld, schat ik. Ik besluit de kaalheid
ervan functioneel te vinden. En nu ter zake. Maak mij beter.
Eerst moet er een met de hand gestencild formuliertje worden
ingevuld. Dan wordt me verzocht strak voor me uit te kijken terwijl
de iriscopist, een laconieke jongeman in een sportief geruit
colbertje, me diep in de ogen blikt. Hij mompelt duister van
'vlokken en draden' en zegt na enkele ogenblikken: 'Maar u bent
ernstig ziek!'
Dat zulke woorden nog eens ware balsem voor mijn ziel zouden zijn.
Ernstig ziek! Vlokken en draden! Nu zullen er eindelijk spijkers
met koppen worden geslagen. Vreemd alleen dat laboratoriumonderzoek
dit niet eerder aan het licht heeft gebracht.
De iriscopist schokschoudert: er is volgens hem zoveel dat bij
conventioneel onderzoek niet wordt ontdekt. Onder een microscoop
ziet men altijd maar een deel van de werkelijkheid. 'Maar uw ogen
zijn de spiegel van uw totale constitutie, ' zegt hij.
Deze spiegel vertelt ons, na een tweede, intensieve schouw, dat
mijn darmen als de bron van alle misere moeten worden aangemerkt.
Mijn stofwisseling is een heidense bende, en daar krijg je allerlei
vitamine- en mineralen-tekorten en rare vergiftigingen van, die hun
weerslag hebben op het gehele lichamelijke functioneren: een ziek
orgaan, een zieke mens.
Ik gaap mijn redder aan. Hebben we, hier op de logeerkamer, de lang
gezochte oorzaak van me te pakken? Ja, nee, dat kan hij niet met
zekerheid zeggen, trouwens, what's in a name, maar in elk geval
staat vast dat ik dit mankeer.
Ter reiniging van de vervuilde kanalen krijg ik een grote
hoeveelheid plantaardige medicijnen mee naar huis. Met rituele
aandacht slik ik ze driemaal daags. Wat mij betreft bevatten ze
vloeibaar goud.
Mijn minnaar beziet me met een blik vol twijfel. 'Zou het niet
minstens evenveel helpen als je om te beginnen eens ophield met
roken?' vraagt hij. Zijn dochtertje en hij hebben een mopje over
me. Vraag: wat is het verschil tussen Renate en een schoorsteen?
Antwoord: een schoorsteen rookt alleen 's winters.
'Daar heeft de iriscopist niets over gezegd, man, ' snauw ik. Des
iriscopists woord is mijn enige wet geworden. Ik heb de wondere
wereld van de handel in hoop ontdekt.
Na enkele maanden vol pillen, poeiers, druppels, korrels en
herhaalde consulten, tijdens welke mijn ogen zorgvuldig worden
gefotografeerd en als pompoenen zo groot op de muur worden
geprojecteerd, beslist de iriscopist dat mijn vooruitgang 'te
gering' en mijn conditie 'te zorgwekkend' is. Hij trekt zijn handen
van me af.
Het schijnt dat er mensen bestaan die na een verbroken
liefdesrelatie reeds de volgende dag de krant ter hand nemen om de
kennismakingsadvertenties door te vlooien op zoek naar vervangend
instant-geluk. Zoals zij terugdeinzen voor de troosteloze krater
van de eenzaamheid die ineens aan hun voeten gaapt, zo kan ik de
vrije val van het ziek zijn zonder enig vooruitzicht op herstel,
niet aan. De enige manier om verbetering in het verschiet te
houden, is meteen een andere alternatieve geneeswijze te proberen.
Als ik niets onderneem, gebeurt er zeker niets. Al moet ik achter
een goeroe aan, al moet ik op een dieet van
onze-lieve-vrouwebedstro, al moet ik, gelijk het meisje uit het
sprookje, hemden van brandnetelvlas weven totdat er blaren op mijn
vingers staan, als ik maar weer gewoon 's ochtends wakker kan
worden zonder meteen te wensen dat ik deze dag mag overslaan.
Gelukkig heeft Caroline al veel voorwerk in het alternatieve
circuit verricht. Van acupunctuur, heilzame modderbaden en speciale
massages hoeft, op grond van haar ervaringen, geen blijvende
verbetering te worden verwacht. Ook gebedsgenezing moet bij nader
inzien worden afgeraden: op het moment dat verre achternichten van
mijn vriendin op een avond hun vroom en helend gebed voor haar
hadden aangeheven, was er een storm losgebarsten die in het hele
land de pannen van de daken had geslagen; overal waren bejaarden en
kinderen in grachten en sloten geblazen en de kerktoren van Hoorn
was omgewaaid. We moesten het maar liever met Bach-flowers
proberen.
Een deskundige is snel gevonden. Zij is geheel behangen met
geneeskrachtige stenen en mengt op het inmiddels bekende
zijkamertje bloemtincturen met feeerieke namen: Sweet Chestnut,
Star of Bethlehem, Cherry Plum, Water Violet. Ze beveelt er een
begeleidende aromatherapie bij aan. Slikken en snuiven, is haar
motto. Er komt een batterij levenskracht schenkende essentiele
olien op tafel, ter verdamping en inhalering, die het lichaam weer
in balans zullen brengen. En lavendeldruppels voor op het
bedde-goed en in bad. Ik voel me geheel Laura Ashley, maar volgens
mij kan het grondiger.
Misschien moeten we eens een dieet aanvatten. Er zijn diverse
scholen op dit gebied. Twee weken vasten is een must; twintig
glazen water per dag hebben menigeen nog van het doodsbed doen
opveren, en anders het kauwen op citroenpitten wel. Een
helderziende in een stacaravan instrueert me veel waterkers te
eten. Alleen dat zal de schade kunnen herstellen die zij waarneemt
aan mijn derde en vierde chakra. Caroline dient voortaan een blauw
sjaaltje te dragen om haar keel-chakra te activeren. De
helderziende raadt ons aan elke ochtend bij het ontwaken tegen
onszelf te zeggen: 'Ik wil een mooie, rechte, sterke levens-as. '
Bij het vertrek roept ze ons nog na dat elke dag een schijf ananas
een zegen voor de ontlasting is.
Ter herinnering bellen Caroline en ik elkaar 's ochtends op: 'Heb
jij al aan je levensas gedacht?' Volgens weer andere bronnen is het
bovendien zaak bij wijze van positieve affirmatie onophoudelijk vol
overtuiging tegen onszelf te mompelen: iedere dag word ik in elk
opzicht stukken en stukken beter. ' Ter ondersteuning daarvan doen
we de Meditatie van het Ei, planten we rozestruiken rondom ons aura
en proberen we woe-wei te bereiken, de taois-tische staat van het
absolute niet-handelen en niet-willen. We laten ons aura lezen en
vernemen dat we onze gezondheid zullen herwinnen zodra we onszelf
maar hebben geaccepteerd - nadat we eerst onze ontelbare
karakterfouten hebben gecorrigeerd, uiteraard.
Dan horen we van een betrouwbare kennis dat er in Frankrijk een
wonderdoener zit die opzienbarende genezingen bewerkstelligt
middels haarlokken. We sturen enveloppen vol haar naar de tante van
onze kennis, eveneens te Frankrijk woonachtig, plus een kist
Hema-worsten als dank voor haar bemiddeling. De harenmagier laat al
snel via tante weten dat onze maladie lelijk huishoudt en dat wij
op het punt staan tenonder te gaan aan de depressies die daar het
gevolg van zijn. Keer op keer verzenden we enkele tressen en
envelopjes met geld, en wachten op heilzame vibraties vanuit het
zuiden. Het is onbegrijpelijk, maar die blijven uit.
We strompelen zo veel mogelijk door bos en beemd om kosmische
energie op te doen. We schaffen barnstenen aan, de draagsters van
energie, die eerst in water en dan in vuur gezuiverd moeten worden
en vervolgens drie dagen in de aarde begraven blijven, waarna ze op
de blote huid gedragen worden. Ik leer de tarot leggen en blijk een
ware meesteres in het trekken van The Hanged Man, het symbool van
complete stagnatie. De kaarten manen mij tot geduld en
acceptatie.
'Go with the flow, ' bevestigt Caroline, die het inmiddels in
healing heeft gezocht. Volgens haar healer hangen er 'zwarte wolken
om haar heen' en verkeert zij nog immer onder de banvloek van een
kwaadaardige tovenaar, die het in een vorig leven op haar had
gemunt. 'Dat heb ik nou altijd al gedacht, ' zegt haar man. Ook ik
exploreer onder therapeutische begeleiding het verleden, we moeten
immers alles proberen, en kom er via Touch for Health achter dat
voor mij de narigheid begonnen moet zijn op het moment van mijn
conceptie - 'Dat zouden we tegenwoordig verkrachting binnen het
huwelijk noemen' - met als resultaat dat er veel agressie en
walging in mij zijn samengebald. Ook zou ik allergisch zijn voor de
adrenaline die ik zelf produceer, en moet ik elke vijfenveertig
minuten een glas heet water drinken. Jammer, ik had liever ontdekt
dat ik in een vorig leven minstreel aan een of ander hof was
geweest.
In het heden wordt het trouwens de hoogste tijd voor een dubbele
portie pijnbestrijding. Of ik mij maar op mijn buik wil uitstrekken
bij de volgende deskundige, een bespeler van Tibetaanse
klankschalen. Hij plaatst een bronzen slabak op de Machu Picchu van
mijn Andes, te weten mijn achterste, en slaat er enige malen
dreunend op. Terwijl er een melodieus gegons uit de schaal
opstijgt, voel ik hoe de vibraties intern de verste uithoeken van
mijn zere lijf bereiken. Maar ik adem verkeerd, ik kruip er niet
voldoende in, en dan kan men de klok luiden tot men een ons
weegt.
Niet alleen de ademhaling blijft onder de maat, ook op andere
gebieden manifesteren zich problemen: Caroline heeft ergens gelezen
dat chronisch zieken over een meetbaar verminderde huidweerstand
beschikken. Wij zijn als het ware zo poreus dat andermans invloeden
ongevraagd bij ons naar binnen razen, en dat moeten wij niet
hebben, bij wat wij allemaal al hebben. We dienen nog wel zes keer
zo hard te mediteren om ons te vrijwaren van inbreuken op ons
breekbare zelf en daarnaast veel vitamines en mineralen te slikken
en de meridianen regelmatig te activeren. En intussen gaan we elke
week naar de chiro-practor, die ons kraakt op blokkades in het
vegetatief zenuwstelsel. Hij is een opgewekte man met een groot
porseleinen bloemstuk op zijn bureau en een fris blauw
kruideniersjasje aan, die onder het wringen en ploeteren ineens
verzaligd voor zich uit kan mijmeren: 'Wat is het toch een heerlijk
vak. ' Hij vindt dat we de zaak 'niet ba-gataal moeten aanpakken',
en als het regent, spreekt hij van 'pathologisch weer. ' Omdat het
chiropractors zo'n mooie taal blijkt te zijn, wordt deze kraker
mijn favoriet van alle helers. Volgens hem wordt mijn ziekte mede
ingegeven door een 'posturaal probleem': ik laat mijn kopje te veel
hangen. Geen wonder dat die mooie, rechte levens-as maar uitblijft.
Snel werp ik mijn hoofd in de nek, waarop de chiropractor getergd
uitroept: 'Nee mevrouw, nee, zo is het leven ook weer niet! Gewoon
naar de horizon kijken. ' En als dat me uit eigener beweging niet
lukt, dan raadt hij me aan maar eens hypnotherapie te proberen.
'Een hypnotherapaal, ' zeg ik tegen Caroline, 'die hebben we nog
niet in onze verzameling. Word jij vandaag trouwens nog door iemand
genezen?'
Cliches zijn altijd waar, anders waren het geen cliches geworden.
'Hoop doet leven', welnu, zo is het maar net. En baat het niet, dan
schaadt het niet, je weet maar nooit, en je hebt immers niets te
verliezen. Bovendien was mijn nuchterheid toch al nooit
spreekwoordelijk.
Niettemin blijft het een interessante vraag waarom iemand bereid is
door alle esoterica en dwaasheid ter wereld te waden om maar niet
ziek te hoeven blijven. Is dat dan werkelijk zo ondraaglijk? In
mijn jeugd heb ik ten gevolge van een botafwijking een tijdje niet
goed kunnen lopen. Aan die jaren van vervelende operaties bewaar ik
levendige herinneringen, maar wat ik me apert niet heug is dat ik
toen ooit de moed zo diep liet zakken als nu. Ik geloof zelfs dat
ik op een morbide manier wel genoot van de tragiek om als
zestienjarige op krukken bij het hockeyveld te moeten staan of mijn
rolstoel smartelijk pal naast de dansvloer te parkeren. Dat had
ontegenzeglijk compenserende waarde. Zo jong en reeds zo diep
getroffen - ik zag het de omstanders denken. Maar inmiddels ben ik
domweg te oud om glamour te ontlenen aan lek en gebrek: ik loop al
tegen de veertig, nog even en ik ben van middelbare leeftijd, en
het is bekend dat menigeen dan gaat sukkelen. Was ik destijds een
dramatische uitzondering die zich in ieders liefdevolle aandacht
mocht verheugen, nu ben ik gewoon de zoveelste oude brekelaar.
Bovendien was mijn leven mijn verantwoordelijkheid niet toen ik
zestien was. Ouders en leraren beschikten over me, waakten over
mijn gangen en namen beslissingen voor mijn zogeheten bestwil. Het
hele bestaan, inclusief de ongemakken ervan, was iets wat me van
hogerhand overkwam. Dat maakte me flexibel in het ondergaan van
onprettige eventualiteiten: ik kon immers toch nergens invloed op
uitoefenen, ik had niets in te brengen. Ik zat het wel uit. Pas na
het bereiken van een zekere leeftijd wordt je leven het canvas dat
je zelf beschildert, en dan verlies je die inschikkelijke
lijdzaamheid snel. Men is nu een handelende instantie geworden die
vorm geeft, beslist, stuurt en bepaalt. Hoe het schilderij van je
leven eruitziet, wordt dan een kwestie van je eigen inbreng.
Om maar een voorbeeld te noemen: als kind hoefde ik van mezelf
bepaald niet gelukkig te zijn. Dat was immers een onmogelijke staat
zolang ik nog door anderen werd beknot in alles wat ik wilde. Geluk
leek me iets voor later, voor als je eigen baas was en alles naar
je hand kon zetten. Maar nu is het inmiddels 'later', en nu is mijn
penseel me zogezegd uit de vingers gevallen en kan ik niet verder
met mijn schilderij. Uit het niets zijn daarop dikke zwarte
klodders verschenen, als neergesmeten door een boosaardige hand die
er totaal geen rekening mee houdt dat ik de verplichting op me heb
genomen om nu eindelijk niet alleen gelukkig te zijn, maar ook
verstandig, interessant, vol durf en visie, en zo nog het een en
ander. Hoezeer ik ook probeer me te houden aan de opdracht die ik
me heb gesteld, het penseel gehoorzaamt niet meer aan mijn wil. Als
een klein kind heb ik opeens weer een volkomen onbestuurbaar leven,
terwijl ik daar als volwassene allang niet meer de souplesse voor
bezit.
Misschien is dit wel de belangrijkste reden waarom langdurig ziek
zijn zo vaak aanvoelt als een perverse vorm van verkleutering, van
regressie: je bent hulpeloos overgeleverd aan krachten machtiger
dan jezelf. Een gezonde kan nog illusies koesteren over de
bestuurbaarheid van het bestaan, maar een zieke is die illusie
ontnomen. Die weet hoe het werkelijk zit, namelijk dat het leven
stampend en zwalkend en maaiend en link geheel zijn eigen loop
neemt en dat je maar wat wordt heen en weer geslingerd op het tij
der gebeurtenissen. Dit is geen sensatie die de levensvreugde
dient. Wie wil er graag achter de ware aard van het bestaan komen?
Geef mij maar liever een paar illusies, hoe onzinniger, hoe beter.
Zij zijn de vonken in mijn accu, ik denk niet dat ik zonder kan.
Het is voor mij van vitaal belang om te geloven dat ik het lot in
elk geval ten dele de baas ben.
Gelukkig blijkt dat zelfs nog goed voor de gezondheid te zijn ook.
De medisch psycholoog J. Vercoulen, die in het Nijmeegse Radboud
Ziekenhuis onderzoek onder me- patienten doet, heeft geconstateerd
dat mensen die geloven dat ze hun klachten zelf op de een of andere
manier kunnen beinvloeden, er doorgaans werkelijk beter aan toe
zijn dan degenen die hun ziekte alleen maar lijdzaam ondergaan. Dat
is andere koek dan gemekker over psychische gebreken of oude
trauma's die eerst opgelost moeten worden, dit klinkt zinnig, dit
is precies het verband tussen lichaam en geest waarin ik
geloof.
En daarom wend ik mij tot elke genezer uit de telefoongids. Want
zolang ik dat doe, geef ik er blijk van dat ik mijn toestand niet
als onoplosbaar beschouw. Het is slechts een kwestie van de juiste
methode. En die zal ik vinden, al moet ik ervoor op mijn kop gaan
staan. Ik zal de meest meedogenloze waarheid van het leven aan mijn
laars lappen door te genezen: als ik erin slaag de smetten van mijn
bedorven schilderij te verwijderen en het oude beeld te herstellen,
dan zal ik weer triomferen over het lot. Het zal zich als vanouds
naar mijn wil moeten schikken, in plaats van andersom.
Vandaar dat we maar eens een magnetiseur opzoeken. Jammer genoeg
wonen de wonderdoeners nooit om de hoek, met het openbaar vervoer
zijn ze niet altijd te bereiken, en de zelfstandige verplaatsing
van twee me -ers heeft enige voeten in de aarde. Eerst moet worden
vastgesteld wie van ons tweeen, Caroline of ik, vandaag achter het
stuur het minst gevaarlijk zal zijn. We vergelijken hel derheid en
draaibaarheid van hoofd, spierkracht, ausdauer. We pakken leeftocht
in ('Zit jij nog aan die citroen-pitten vast?' 'Nee, ik mag nu
alleen maar sla') en proppen onze tassen vol met de momenteel
vigerende pillen en capsules. We bestuderen met suffe koppen de
kaart: op welke locaties kan gepleisterd worden, waar zullen we
even kunnen bijkomen van de onvermijdelijke appelflauwtes. Brillen
mee, truien mee voor het altoos verkleumde corpus. Hannibal was nog
sneller met zijn olifanten de Alpen over dan wij erin slagen
Utrecht te bereiken.
De magnetiseuse bewoont een herenhuis in een sombere stadswijk. Het
is van verre herkenbaar aan de speciale opgang voor rolstoelen.
Binnen voegen we ons, in de woonkamer ditmaal, bij de overige
lijdenden, die net als wij zijn bepakt alsof zij de ervaring hebben
dat het hier vaak een knap dagje wil duren. Temidden van deze
epileptici, verlamden en bezetenen zijn wij duidelijk maar lichte
gevallen. Stil wachten we onze beurt af. Er is genoeg te zien, want
men wordt voor het helende werk niet apart genomen, het gebeurt en
groupe , recht onder ieders neus, tussen de fuchsia's.
Ondanks haar gevorderde leeftijd trippelt de magnetiseuse kwiek op
dodelijke naaldhakken van de een naar de ander. Haar grijze hoofdje
knikt ernstig terwijl zij klachten aanhoort. Dan strekt ze haar
magische handen, sluit de ogen en straalt er intens op los. Soms
steunt en kreunt ze even, alsof ze de kwalen van haar patient zelf
aan den lijve voelt. Ze biedt in haar knalblauwe mantelpakje met
wijd uitstaande rokken zo'n overrompelende aanblik, dat we helemaal
vergeten erop te letten of de behandelden na gedane arbeid wel
verkwikt vertrekken.
Als wij eindelijk aan de beurt zijn, hoeven we niet veel woorden
aan onze conditie te spenderen. Meteen nadat ze de lucht om ons
heen even heeft afgetast, verklaart de magnetiseuse al dat wij
beiden 'net vergieten zijn': de levenskrachten sijpelen bij ons
onstuitbaar naar buiten. Helaas, daaraan kan zij niets doen. Ze kan
ons niet helpen. Vergieten liggen buiten haar competentie.
Maar wacht, ze krijgt een boodschap door. Onwillekeurig houden ook
wij onze adem even in. We verwachten bijna zelf iets te horen. Dat
gebeurt niet. Maar dat doet er niet toe. We moeten, zo luidt het
bericht dat onze ge-nezeres ontvangt, ons in een zeker ziekenhuis
te Bilthoven vervoegen waar men ons heilzame injecties zal kunnen
geven.
Als we even over dit bovenaardse advies hebben heen en weer gepraat
(ik weet ook niet waar het vandaan komt hoor, ik vang het gewoon
op. '), volgt nog de aanwijzing dat het hier om een antroposofische
kliniek zou gaan. Welnu, daarvan zijn er niet veel. We betalen
dertig gulden en gaan er vol nieuwe hoop en inspiratie vandoor: nu
weten we tenminste waar men ons kan voorzien van een mooie, rechte
levensas.
Gelukkig is mijn huisarts een man tegen wie je best kunt zeggen dat
een niet nader geidentificeerde stem uit het Al zojuist
antroposofische injecties te Bilthoven heeft voorgeschreven, en of
hij daarvoor nu maar een verwijsbriefje wil geven. Tijdens mijn
ronde door de alternatieve sector blijkt hij zelf trouwens ook niet
te hebben stilgezeten. Hij heeft er iets bijgeleerd. 'Volgens mij
lijdt u al die tijd al aan het chronisch-moeheidssyndroom, ' zegt
hij gul.
'Juist, ' zeg ik, hoewel ik nogal een hekel heb aan deze aanduiding
van me . In mijn omgeving zeggen mensen weieens met matte stem: ik
ben op het moment toch zo moe. Ik ben gewoon kapot. Ik weet nu
precies wat jij doormaakt. ' Dan denk ik slechts: Vader, vergeef
hun hunne zonden. Was ik maar louter moe, daar deed ik het met
liefde voor.
Maar wat zal ik met mijn huisarts strijden over een naam? Ik kan
beter dankbaar zijn voor het feit dat hij inmiddels tot dit punt
gevorderd is. Dat maakt hem al tot een verlichte arts. Bovendien
heb ik voor de verzekering zijn verwijzing nodig. De kans nu
eindelijk eens een behandeling te kunnen declareren, zal ik niet
laten lopen. Op naar de door de kosmos aanbevolen injecties.
Overigens zijn het niet alleen beroepsmatige magnetiseurs die
belangrijke boodschappen met betrekking tot mijn genezing
doorkrijgen. In heel Nederland en Belgie blijken ontelbare
amateurs-in-het-obscurantisme eveneens te zijn geroepen om mij te
helen. Nadat ik in een radioprogramma voor het eerst over mijn
situatie heb gesproken, ontvang ik stapels brieven waarin
wildvreemden beweren dat zij, van een nooit nader genoemde
instantie, 'de opdracht' hebben gekregen, mij terug te helpen naar
mijn knollentuin. Ze waren gewoon bezig met dit of dat, en pats,
daar kwam 'de boodschap', als waren zij de maagd Maria die door de
engel Gabriel werd bezocht. Een van hen zat bijvoorbeeld net in een
cafe frieten te eten, toen hem 'zijn roeping' gewerd. Na zijn
laatste hap zoude hij zich voortaan nog slechts aan 'deze taak'
mogen wijden. En of ik mij maar snel met hem in verbinding wil
stellen om van deze buitenkans te profiteren.
Nu had ik mijn omstandigheden na ampel beraad juist openbaar
gemaakt om verlost te raken van de dagelijkse portie postale
dwingelandij en de eindeloze verzoeken om dit of om dat, die me tot
zoveel leugens dwongen. Schoon schip maken was mijn opzet, maar nu
blijk ik een draconische toestand over mezelf te hebben afgeroepen.
De ene briefschrijver zegt 'hete handen' te hebben, de volgende is
aankomend sjamaan, er zit een internationaal gediplomeerde heks
bij, een reiki-bezetene, iemand die net een basis-initiatiecursus
van vier dagen achter de rug heeft in een verder niet omschreven
maar ongetwijfeld hoogst heilzame techniek, en menig gevorderde
liefhebber in shi-hatsu en voetzool-reflexologie. Een mens zijn
lust is een mens zijn leven. Alleen ga je je wel afvragen of er
nog
ergens personen zonder bijzondere gaven bestaan.
Sommige van mijn correspondenten verklaren op afstand maar vast aan
de behandeling te zijn begonnen. In onbekende dorpen en steden
wordt voor mij 'in toverke-tels geroerd' en worden uit mijn naam
'oeroude rituelen opgevoerd', terwijl ik thuis nietsvermoedend op
de bank lig met poes en thee. Zouden die Messiassen dan geen van
allen een arme stakker in hun eigen omgeving hebben op wie ze hun
bovennatuurlijke krachten kunnen botvieren? Ik kan zelf wel een
reiki-meester vinden als ik daar om verlegen zit. Ik heb niets
tegen reiki, noch tegen de rest, ik heb alleen iets tegen mensen
die mij zo dringend moeten bijstaan. Even benauwd krijg ik het van
de onbekende weldoeners die me schrijven wel bij me te willen komen
inwonen om me te verzorgen. Hoe zien zij dat voor zich? Zullen zij
hun intrek nemen in mijn scheefgezakte schuurtje? Een Belg, naar
eigen zeggen geschoold in 'verschillende vormen van Yoga, het
klassieke Boeddhisme, Zen en meditatie', somt vlijtig op: 'Wat wil
ik voor u doen? Iedere morgen, middag en avond de tafel dekken,
daarna afruimen en de vaat doen. Boodschappen voor u doen, naar het
postkantoor gaan, om iets af te halen of te betalen. ' Punt. Het
huishouden in kaart gebracht. Het verbaast me niet als in de
laatste regel van zijn brief de volgende aap uit de mouw komt: 'In
1988 heeft mijn vrouw me al eens voorgesteld om een jaar uit elkaar
te gaan. Daarom doe ik dit voorstel aan u. ' En passant suggereert
hij ook nog dat ik tijdens zijn verblijf een boek zou kunnen
schrijven met de titel Zes maanden een Belg in buis.
Dan lees ik eigenlijk toch liever deze verontwaardigde brief: ik
dacht meteen toen ik het verhaal over uw ziekte hoorde: waarom zij
nou net weer? Waarom nou niet bijvoorbeeld Harry Mulisch?'
Persoonlijk denk ik er eerlijk gezegd precies hetzelfde over.
Waarom is het, verder alles terzijde, niet gewoon een ander die
ondertussen alweer een half jaar lang zonder enig resultaat
driemaal per week een ampul openbreekt, een spuitje voltrekt, en
zichzelf de fameuze antroposofische arnica-injectie toedient?
Het zal nog eens zes maanden duren voordat blijkt dat ook deze
aanpak vergeefse moeite is geweest: mijn vervlogen etherlichaam
laat zich niet met arnica lokken, het weigert zich weer in mij te
nestelen en me van de benodigde levenskracht te voorzien. Nu ja,
als ik mijn etherlichaam was, hield ik me momenteel ook liever
elders op.
Dan belt, op een bleke, natte winterdag, een Engelse vriendin van
Caroline op met de ongelooflijke mededeling dat een collega van
haar voor de volle honderd procent van me genezen is en sedert
enige maanden weer fulltime werkt. Wij spreken telefonisch met de
collega in kwestie. Wij bellen de bio-energeticakliniek waar hij zo
succesvol is behandeld. Wij kopen stante pede twee vliegtickets
naar Londen.
In de bio-energetica heerst de opvatting dat een levend organisme
in de allereerste plaats een energetisch continuum is, bestaande
uit atomen en moleculen die constant in beweging zijn. Ziekte
treedt op zodra de vrije doorstroming van energie door welke
oorzaak dan ook wordt verhinderd, en zogeheten negatieve energie
zich achter blokkades ophoopt. Deze verstoppingen moeten door een
healer worden opgeheven, waarna de negatieve energie dient te
worden vervangen door positieve, net zolang totdat er een gezond
evenwicht ontstaat. Aangezien er bij me sprake is van grote
energiedepletie, zou dit bij uitstek een ziekte zijn waarbij een
bio-energetische behandeling baat biedt. De Londense kliniek
beroept zich op een suc-cess score van meer dan tachtig procent.
Dat zal ze geraden zijn, want een sessie kost hier PS 55, zij het
inclusief liters kruidenthee en versgeperst wortelsap, en men heeft
er gemiddeld tien nodig.
'Als we genezen, ' zegt Caroline dromerig op Heathrow, 'dan hoeven
we nooit meer aan zelfverbetering te doen. Dat lijkt me nog het
heerlijkste. '
'En geen dieten meer, ' zeg ik, met een blik vol verlangen op de
Hollandse kazen die we hebben meegezeuld om iedereen voor ons in te
nemen. Houd van ons. Help ons. Een oud nummer van The Who maalt
onophoudelijk door mijn hoofd: see me, feel me, touch me, heal me.
Toch klinkt, vergeleken met de overige therapieen waaraan ik me de
laatste tijd heb overgegeven, zo'n bio-energetica-behandeling nog
behoorlijk beta. Maar tegen mijn vriendinnen heb ik alleen maar
gezegd dat ik naar 'een kliniek' ga. Ze kijken me de laatste tijd
al zo raar aan.
Als we ons vier keer, ondergedompeld in new age-muziek, de hand
hebben laten opleggen door een healer die met rinkelende armbanden
huishoudt in onze energiebanen, is de eerste week in Londen bijna
om en bedraagt het rendement van de behandeling nog altijd nul.
Onze blokkades zijn kennelijk van tropisch hardhout. Lusteloos
blader ik in de wachtkamer in tijdschriften totdat Caroline ook
klaar zal zijn. Net als ik me aan sombere gedachten wil gaan
overgeven, komt mijn vriendin binnenwankelen. Ze ziet spierwit en
houdt haar ogen als van schrik of verbijstering opengesperd. Haast
zonder stem stamelt ze: 'Ik heb nergens pijn meer. '
Het duurt zeker drie volle tellen voordat ik besef wat ze zegt.
Mijn hart mist een slag. Mijn keel wordt droog. 'Ga zitten, ' breng
ik uit. 'Beweeg je niet. '
Caroline laat zich in een stoel zakken. Ze zucht diep en sluit haar
ogen. Ik zie haar hele lichaam los en slap worden. Er komt langzaam
kleur op haar wangen, ik voel niets. Ik heb nergens pijn, '
herhaalt ze onthutst. Ze springt op (ze springt op? Ik was vergeten
hoe dat eruit zag, ik heb jarenlang de motoriek van een bejaarde
gezien) en begint zich met een gezicht vol ongeloof te rekken en te
strekken. Haar metamorfose is zo compleet, dat ik aan alle kanten
in haar moet knijpen. Ze is het nog, maar ze is het niet meer, of
beter gezegd: ze is het weer. Mijn verstand staat er bij stil. We
roepen van alles door elkaar: we moeten meteen naar huis bellen, we
moeten op onze blote knieen dankgebeden zeggen, we moeten taartjes
gaan eten om het te vieren. Met fladderende jaspanden holt Caroline
de trap van de kliniek af (holt Caroline de trap af?). Ik volg haar
langzaam, mijn onwillige voeten behoedzaam neerzettend om niet te
struikelen.
's Avonds ijsbeer ik heen en weer in de flat waar we logeren, niet
tot slapen in staat. Ik ben alleen: Caroline is uit, eten bij haar
vriendin en vervolgens naar het theater, nadat ze eerst de hele
middag heeft gewinkeld, ze heeft Londen leeggekocht, is taxi's in-
en uitgesprongen, het is fenomenaal, ze heeft op een halve dag meer
gedaan dan anders in twee maanden. Er is, zegt ze, in haar hele
leven nog nooit eerder iets gebeurd waarmee ze zo gelukkig was als
met dit mirakel, niets, niet in de liefde, niet in haar werk - ze
heeft nog nooit eerder iets meegemaakt dat zo helemaal louter van
haar alleen en voor haar alleen was. Haar ogen glanzen.
'Het kan dus, ' zeg ik tegen de muren, 'het kan dus echt. ' Hoop
('Morgen ik!') en paniek ('Waarom ik nog niet?') strijden om
voorrang. Bittere afgunst doet me meermalen naar adem snakken. Wat
moet ik mijn tanden op elkaar zetten om mijn vriendin dit te
gunnen, om blij voor haar te zijn. Ze ligt lange, miserabele jaren
op me voor. Dit komt haar toe. O Satan, ga toch achter mij! Ik huil
als ik eindelijk mijn tanden poets. Nu blijf ik in mijn eentje
achter, nu ben ik voortaan alleen met die onbeschrijflijke
plaag.
In de kliniek blijkt Carolines populariteit de volgende dag niet
weinig te zijn toegenomen. Alternatieve genezers zijn in dit
opzicht niet anders dan reguliere artsen: ze zien graag resultaten.
Dat mijn vorderingen nihil zijn, zo wordt me te verstaan gegeven,
ligt niet aan de bio-energetica. We moeten op zoek naar externe
oorzaken die een spaak in het wiel steken. Waarschijnlijk, want de
ervaring heeft geleerd dat dat meestal het geval is bij het
uitblijven van succes, wordt mijn huis geteisterd door geopathic
stress.
Geopathische spanningen? Nu dat weer. En wat mogen dat dan wel
zijn? Ik zit in de wachtkamer en pieker. Geo-pathisch, schat ik,
zal wel net zoiets zijn als psychopathisch, maar dan op geografisch
niveau. Dat klinkt beroerd. Ontzet ga ik op zoek naar iemand die
opheldering kan verschaffen. Men kijkt me ongelovig aan. Heb ik dan
werkelijk nog nooit gehoord van dit natuurkundige fenomeen dat het
oog weliswaar niet vermag te zien, maar dat daarom nog niet voor de
poes is?
'Ze denken dat ik thuis op een aardstraal lig, ' leg ik ellendig
aan Caroline uit.
Gelukkig komt er de volgende dag juist een internationaal vermaarde
wichelaar uit Birma in de kliniek op bezoek, toeval bestaat niet,
die de gave bezit aan iemand te kunnen zien of diens leefomgeving
geopathisch in de haak is. Deze Mrs Wan kijkt me een tijdje borend
aan. Vervolgens bestudeert ze mijn voeten. Dan meldt ze dat mijn
woning aan de andere kant van Het Kanaal massa's dead energy
bevat.
Ik krijg te verstaan dat ik onmiddellijk handelend zal moeten
optreden, want niets is zo belastend voor het gestel als de
narigheid die ik onwetend in huis heb. 'Dode energie' zou het
residu zijn van heftige emoties: verdriet, ruzie, verwijten en
angsten produceren een onzichtbare vervuiling, die, eenmaal ergens
gedeponeerd, daar blijft liggen om mens en dier te ondermijnen. Mrs
Wan raadt me aan de zaak ter controle maar eens grondig te pendelen
en er dan een deskundige bij te halen, bij voorkeur haarzelf. Het
vliegticket, by the way, is niet inbegrepen in haar honorarium.
Dus gaan Caroline en ik naar een esoterische winkel en kopen we
voor drie pond een pendel in een plastic zakje.
Terug in de flat laten we hem aan het draadje bungelen en vragen
bij wijze van proef met holle stem hoe het in deze ruimte met de
geopathische stress zit. Maar volgens de gebruiksaanwijzing moeten
we eerst bepalen welke draaiingen van het instrumentje 'ja' en
'nee' betekenen. Aangeraden wordt de pendel hiertoe boven een kopje
thee te hangen en dan eenvoudig te vragen: 'Is this a cup of tea?'
Voor alle zekerheid, zo vervolgen de instructies, vra-ge men daarna
nog eens: 'Or is this a dinosaur?'
Wij houden de pendel boven de hete thee. 'Is dit een kopje thee?'
vraagt Caroline geconcentreerd. Er gebeurt geen zier, roerloos
hangt de pendel aan zijn touwtje. 'Maar het is ook een beker, '
valt mij in. 'Is dit een beker thee?' vraagt mijn vriendin meteen
vol vertrouwen. Weer niets. Vragend kijken we elkaar aan, twee
vrouwen die het leven ernstig nemen. Want wat zit er in die beker?
Beslist geen thee van een Javaanse plantage! Om dietaire redenen
drinken wij immers louter kruidenthee. Juist. Is dit een beker
kruidenthee? We slaken een getergde zucht. Misschien moet het in
het Engels. Is this a mug of herbal tea?
Als ik al half op de bank in slaap gesukkeld ben, hoor ik Caroline
in de verte nog onverzettelijk doorgaan met haar
derdegraadsverhoor. Is this a hot drink of any kind? Or is this a
herbal dinosaur?
Thuis laat ik er geen gras over groeien. Enige navraag brengt me in
contact met een man in een tochtige nieuwbouwwijk, die een
magnetische plaat heeft ontwikkeld die 'de energetische rotzooi zo
het raam uit rolt. ' Voor tachtig gulden kan ik er een van hem
kopen. Deze kartonnen badkamertegel hoef ik alleen maar een paar
uur in ieder vertrek neer te zetten, en weg zijn de ongewenste
vibraties. Zo gezegd, zo gedaan. En dan snel terug naar Londen.
Nergens staat geschreven dat je niet hemel en aarde zou moeten
bewegen. Nergens staat geschreven dat het vanzelf zal gaan. Maar in
mijn omgeving begint men mij zo langzamerhand openlijk op te nemen
alsof ik niet goed snik ben. Zelf vind ik ook dat geopathic stress
zich absoluut bevindt op het hellende vlak van things that go
'bump' in the nigbt, en anders magnetische platen wel waarmee
je op kosmisch niveau grote schoonmaak houdt - maar mijn ziekte
zelf is niet minder spookachtig of omstreden dan de methodes
waarmee ik haar te lijf ga. Niets van wat ik onderneem heeft enig
bestaansrecht binnen het traditionele medische paradigma, maar me
zelf al evenmin. Ik bestrijd het ongrijpbare met het ongrijpbare,
ongeveer zoals binnen de homeopathie ziekte met ziekte wordt
bestreden.
En tijdens de tweede van een nieuwe serie behandelingen in Londen
daalt er plotseling een vrede op me neer die zijn weerga niet kent.
Sereen en ontspannen lig ik op mijn rug, tot in mijn tenen tevreden
met het leven. Pas als ik opsta besef ik dat ook ik nu vrij ben van
pijn. Ik kom overeind in een andere wereld, een nieuwe,
vriendelijke, milde wereld, waarin geen brandende, kloppende,
bonkende spieren meer bestaan. Geen razende benen meer die me 's
nachts zo vaak uit de slaap hebben gehouden, geen krampen meer,
geen tintelingen, geen onbeheersbare volksdansen die het hele
spierstelsel op eigen houtje uitvoert.
Voorzichtig ga ik naast de behandeltafel staan. Langzaam richt ik
me op. Het is alsof ik me ontrol, na jaren in een slakkehuis
opgesloten te zijn geweest. Ik herneem mijn eigen lengte, ik herwin
mijn breedte en diepte, ik strek me en ik kan nog verder, ik ben
voor het eerst weer groter dan mijn zere lichaam, ik rek me uit tot
aan het plafond en verwacht half dat het open zal splijten om mij
toegang te verschaffen tot de blauwe hemel, die ik, hoger en hoger
torenend, zal doorboren als een raket op weg naar Mars. Oh, heel de
kosmos is binnen mijn bereik! Alles flonkert! Het moet tot in elke
uithoek van het heelal te voelen zijn dat er ergens in een
zonnestelsel genaamd Melkweg, op een van de planeten, genaamd
Aarde, een vrouwtje buiten zinnen op en neer springt in een stadje,
genaamd Londen.
Mist het in Londen? Druilt het in Londen? Zoals de wereld voor alle
verliefden altijd verbluffend mooi is en tot in alle details klopt,
zo zie ik plotseling niets dan schoonheid om me heen en ruik ik in
de uitlaatgassen de frisse, vage geur van zomergras. Schreeuwend
van plezier hol ik door plassen, zonder gelijk de kleine zeemeermin
op een tweesnijdend zwaard te stappen. Alles aan mij wil bewegen,
alles aan mij kan bewegen.
Nooit meer die vermoeiende afwegingen of ik zus of zo zal moeten
doen of juist moet laten om mezelf te sparen, nooit meer dat gevoel
dat ik werkelijk niet meer weet waar ik mijn lichaam nu weer eens
zal laten, nooit meer zelfs te beroerd om alleen maar doodstil te
kunnen liggen wachten op niets, nooit meer tegen een trap opzien,
een draaideur, een helling! Een auto in en uit te stappen! Een tas
te kunnen dragen! Niet het gewicht van mijn jas als lood op mijn
schouders te voelen drukken! Mijn God, de lijst is zonder einde!
Elke minuut brengt een nieuwe verrassing, als duveltjes uit een
doosje schieten er vergeten gebaren en handelingen tevoorschijn.
'Kijk dan, ' roep ik onophoudelijk als een klein kind, 'kijk dan
Caroline, kijk dan wat ik kan!'
Tot zover het goede nieuws.
Want net als mijn vriendin moet ik eigenlijk al binnen een week
erkennen dat euforie bijzonder veel adrenaline produceert en dat
pas met het wegebben van de opwinding helaas blijkt dat mijn
energie zich nog altijd gewoon diep beneden het nulpunt bevindt.
Onontkoombaar glijd ik terug naar de staat van flensje. Terug naar
de cel waaruit ik dacht net ontsnapt te zijn. De gratie is
ingetrokken. Ik ben nu een pijnvrij flensje, dat wel. Maar de
afwezigheid van pijn is na een week of wat weer zo gewoon, dat je
dat met de beste wil van de wereld niet eeuwig als bijzonder kunt
beleven. Om er dankbaar voor te blijven is een grote en louter
verstandelijke inspanning vereist. Jippie: vandaag doet er niets
zeer. Wat onhebbelijk van mij dat ik allang niet meer de hele dag
juich en dans. Maar net zoals geluk niet hetzelfde is als de
afwezigheid van ongeluk, zo staat het feit dat je nergens pijn hebt
nog niet gelijk aan een blakende gezondheid. Mijn brein beseft wel
dat deze nieuwe ontwikkeling hoe dan ook een immense verlichting is
en dat de ondermijning op dit punt nu tenminste is stopgezet. Maar
de rest van mij ervaart alleen de nu ondraaglijke last van alles
waarvan ik eveneens had gehoopt te worden verlost. Er komen dagen
dat ik niet eens meer probeer 's ochtends op te staan. Opgerold lig
ik in bed en wens het leven weg. Al die duizenden guldens voor
niets uitgegeven - ik voel me een complete idioot. Ik pak een boek
en leg het weer weg omdat de letters over de pagina hossen. Ik
bestudeer het plafond. Ik wentel me op mijn zij en sluit mijn ogen.
Nou, daar liggen we dan weer.
Maar er schijnen op het moment heel goede resultaten te worden
bereikt met een nieuwe methode: je kunt je een liter bloed laten
afnemen die dan met ozon wordt behandeld en vervolgens weer in je
donder wordt teruggespoten. Het effect zou opzienbarend zijn.
Het moet te achterhalen zijn wie dat doet, en waar.