VIERDE BEDRIJF

Een van mijn kennissen is op bezoek. Sedert enige tijd heeft ook hij een onverklaarbare aandoening: van duizeligheid moet hij voortdurend languit op de grond gaan liggen. Alles heeft hij al geprobeerd om er vanaf te komen, tot en met vreemde behandelingen door een paranormaal genezer bij wie er 'laserstralen' uit de vingertoppen flitsen. Enthousiast vertelt hij me nu dat hij iemand heeft gevonden die wonderen bereikt met speciale brillen, waarin een geheimzinnig persoonlijk prisma wordt geslepen. 'Zou hij het zelf geloven?' denk ik nog net als de telefoon ons gesprek onderbreekt. Het is iemand met een spectaculair nieuwtje: zij heeft gehoord van een vent in Indonesie die 'mediteert op eieren die zieken hem zenden. Als je nadien zo'n ei rauw nuttigt, ben je in een klap overal vanaf. '
'Fantastisch, ' zeg ik dankbaar. 'Heb je zijn adres?'
Nederlanders achten zich een nuchter volk, wars van malle praatjes en bijgeloof, maar niettemin is er op zowat elke straathoek in dit land een helderziende, een kruidenvrouwtje of een alternatieve piskijker gevestigd. Zij houden meestal praktijk in een speciaal daartoe ingerichte slaapkamer van hun eengezinswoning, ze hebben bijna altijd wachtlijsten als voor een harttransplantatie en hun genezende krachten kennen doorgaans geen limiet. Onder hen bevinden zich ongetwijfeld ook strenge holisten met hun waanideeen, maar Caroline en ik kunnen niet al te kieskeurig zijn. Met onze klachten kunnen wij nergens anders terecht dan bij de obscurantistische hulpverleners; wij behoren tot de dolende massa patienten die door de reguliere geneeskunde is verbannen, in ons geval omdat onze ziekte nog te kort bestaat om onderdeel te zijn van de medische opleiding.
Laten we onze aura's dus maar eens stevig om ons heen trekken en afdalen in de wereld waarin het onzegbare en het onzichtbare aan de macht zijn.
Vrij kort voordat ik ziek werd, moest ik de toenmalige minister van Emancipatiezaken in het openbaar een interview afnemen. Ik hoefde niet lang na te denken over het onderwerp van ons gesprek. Ik wilde het graag met de minister hebben over de explosieve toename van kinderporno op de o6-telefoonlijnen. Iedere week openden er nieuwe nummers met bandjes waarop tienjarige meisjes opgewonden fluisterden: 'Oh, alstublieft meneer, naai me dan, zo hard als u kunt, ram me met die stijve knots, spuit me vol, dieper, dieper in mijn geile poesje. '
Nu gun ik iedereen een knallend seksleven, ook de kinderen uit groep zes, maar het leek me toch dat we hier een probleem hadden. Bij de wet was kinderporno dan wel verboden, maar verbale kinderporno mocht blijkbaar gewoon op ons telefoonnet, aangezien de rijkskas daar wel bij voer: de revenuen van het telefoonverkeer belandden via de voormalige ptt namelijk nog regelrecht in de nationale schatkist. We hadden dus een overheid die geld verdiende aan het uitbaten van de meest weerzinwekkende van alle natte dromen: kleine meisjes die erom smeken door grote mannen overweldigd te worden. Zo'n overheid was in mijn ogen niet minder dan een pooier.
Of de bewuste bandjes echt door minderjarige meisjes dan wel door schnabbelende hoorspelactrices werden ingesproken, deed wat mij betreft niet zoveel ter zake. Het ging erom dat hier een seksuele droom werd verkocht die de seksuele werkelijkheid van minderjarigen nog onveiliger maakte dan die al was. De minister, tot wiens portefeuille de bestrijding van seksueel geweld behoorde, zou moeten begrijpen dat harde maatregelen vereist waren.
Zo belandden wij gezamenlijk op het podium. Ik stak van wal met het voorstel om eerst maar eens een toneelstukje op te voeren. Zijne excellentie moest net doen alsof hij een 06-nummer draaide en dan zou ik uitkraaien wat de jeugdige Evelientjes en Debbies ten beste gaven. Terstond kreunde ik al van oeh en ah. 'Neuk mij, laat me die stijve pik voelen, ' hijgde ik tegen de minister, die vastberaden meteen een ander onderwerp aansneed.
Na afloop vernam ik van een van zijn medewerkers dat de bewindsman tot op het laatste moment had geaarzeld of hij mij wel te woord zou staan. Kort tevoren had ik namelijk in Opzij een stuk gepubliceerd waarin ik stelde dat het een schandaal was dat hij deze vorm van kinderporno gedoogde. Het eindigde met de woorden: 'Evelien-tje zou zeggen: "Jeetjemina, wat een enoooorme lui, zeg'", en dat zat de minister niet lekker. De minister was op zijn dinges getrapt. Met een mevrouw die zo'n onfatsoenlijk columnpje over hem had geschreven, wilde hij eigenlijk niet praten.
En geef hem eens ongelijk. Vrijwel geen man in dit land wenst immers, in welke bewoordingen dan ook, aangesproken te worden op het bestaan van seksueel geweld -laat staan dat je een minister, eerst in geschrifte en daarna nog eens in een zaaltje, te verstaan kunt geven dat hij zijn verantwoordelijkheden op dit terrein verwaarloost. Zoals bijna elke andere man negeert hij de ernst van de kwestie, en doet alsof zijn persoonlijke eer op het spel staat, in plaats van die van ontelbare vrouwen en meisjes. En zo iemand is bewindspersoon. In zo iemand stellen wij ons vertrouwen.
Maar laten we reeel blijven. We stellen ons vertrouwen heus niet alleen in snel gekwetste ijdeltuiten, we laten het schip van staat tenslotte ook met een gerust hart over aan diverse andere idioten: godsdienstfanatici, openlijke leugenaars en bewezen oplichters. We vinden alles best. We kijken allang nergens meer van op. We verblikken noch verblozen als een burgemeester of notaris corrupt blijkt te zijn, een chirurg ten onrechte tonnen bij de verzekering declareert, een bankdirecteur met voorkennis op de beurs speculeert: we leven in een wereld waarin het najagen van eigenbelang tot in de hoogste kringen de hoogste prioriteit heeft, waarin dubieuze zaken zowat tot norm verheven zijn, en waarin de zogenaamde geile praatjes van kinderen geld voor de staatskas opbrengen. Zo'n wereld mag met recht een omgekeerde heten, temeer daar we dit alles nog doodgewoon vinden ook. Maar stel je je vertrouwen in een homeopatisch druppeltje of in een magnetiseur met helende handen, dan kijkt iedereen je meewarig aan.
De iriscopist die me door een alternatief geinspireerde kennis is aangeraden, heeft aan de muur geen verantwoorde kunst in wissellijsten, zoals mijn internist, noch staan er in zijn praktijkruimte leren stoelen, zoals bij de neuroloog. In de oorspronkelijke opzet van het huis zal de architect dit vertrekje als logeerkamer hebben bedoeld, schat ik. Ik besluit de kaalheid ervan functioneel te vinden. En nu ter zake. Maak mij beter.
Eerst moet er een met de hand gestencild formuliertje worden ingevuld. Dan wordt me verzocht strak voor me uit te kijken terwijl de iriscopist, een laconieke jongeman in een sportief geruit colbertje, me diep in de ogen blikt. Hij mompelt duister van 'vlokken en draden' en zegt na enkele ogenblikken: 'Maar u bent ernstig ziek!'
Dat zulke woorden nog eens ware balsem voor mijn ziel zouden zijn. Ernstig ziek! Vlokken en draden! Nu zullen er eindelijk spijkers met koppen worden geslagen. Vreemd alleen dat laboratoriumonderzoek dit niet eerder aan het licht heeft gebracht.
De iriscopist schokschoudert: er is volgens hem zoveel dat bij conventioneel onderzoek niet wordt ontdekt. Onder een microscoop ziet men altijd maar een deel van de werkelijkheid. 'Maar uw ogen zijn de spiegel van uw totale constitutie, ' zegt hij.
Deze spiegel vertelt ons, na een tweede, intensieve schouw, dat mijn darmen als de bron van alle misere moeten worden aangemerkt. Mijn stofwisseling is een heidense bende, en daar krijg je allerlei vitamine- en mineralen-tekorten en rare vergiftigingen van, die hun weerslag hebben op het gehele lichamelijke functioneren: een ziek orgaan, een zieke mens.
Ik gaap mijn redder aan. Hebben we, hier op de logeerkamer, de lang gezochte oorzaak van me te pakken? Ja, nee, dat kan hij niet met zekerheid zeggen, trouwens, what's in a name, maar in elk geval staat vast dat ik dit mankeer.
Ter reiniging van de vervuilde kanalen krijg ik een grote hoeveelheid plantaardige medicijnen mee naar huis. Met rituele aandacht slik ik ze driemaal daags. Wat mij betreft bevatten ze vloeibaar goud.
Mijn minnaar beziet me met een blik vol twijfel. 'Zou het niet minstens evenveel helpen als je om te beginnen eens ophield met roken?' vraagt hij. Zijn dochtertje en hij hebben een mopje over me. Vraag: wat is het verschil tussen Renate en een schoorsteen? Antwoord: een schoorsteen rookt alleen 's winters.
'Daar heeft de iriscopist niets over gezegd, man, ' snauw ik. Des iriscopists woord is mijn enige wet geworden. Ik heb de wondere wereld van de handel in hoop ontdekt.
Na enkele maanden vol pillen, poeiers, druppels, korrels en herhaalde consulten, tijdens welke mijn ogen zorgvuldig worden gefotografeerd en als pompoenen zo groot op de muur worden geprojecteerd, beslist de iriscopist dat mijn vooruitgang 'te gering' en mijn conditie 'te zorgwekkend' is. Hij trekt zijn handen van me af.
Het schijnt dat er mensen bestaan die na een verbroken liefdesrelatie reeds de volgende dag de krant ter hand nemen om de kennismakingsadvertenties door te vlooien op zoek naar vervangend instant-geluk. Zoals zij terugdeinzen voor de troosteloze krater van de eenzaamheid die ineens aan hun voeten gaapt, zo kan ik de vrije val van het ziek zijn zonder enig vooruitzicht op herstel, niet aan. De enige manier om verbetering in het verschiet te houden, is meteen een andere alternatieve geneeswijze te proberen. Als ik niets onderneem, gebeurt er zeker niets. Al moet ik achter een goeroe aan, al moet ik op een dieet van onze-lieve-vrouwebedstro, al moet ik, gelijk het meisje uit het sprookje, hemden van brandnetelvlas weven totdat er blaren op mijn vingers staan, als ik maar weer gewoon 's ochtends wakker kan worden zonder meteen te wensen dat ik deze dag mag overslaan.
Gelukkig heeft Caroline al veel voorwerk in het alternatieve circuit verricht. Van acupunctuur, heilzame modderbaden en speciale massages hoeft, op grond van haar ervaringen, geen blijvende verbetering te worden verwacht. Ook gebedsgenezing moet bij nader inzien worden afgeraden: op het moment dat verre achternichten van mijn vriendin op een avond hun vroom en helend gebed voor haar hadden aangeheven, was er een storm losgebarsten die in het hele land de pannen van de daken had geslagen; overal waren bejaarden en kinderen in grachten en sloten geblazen en de kerktoren van Hoorn was omgewaaid. We moesten het maar liever met Bach-flowers proberen.
Een deskundige is snel gevonden. Zij is geheel behangen met geneeskrachtige stenen en mengt op het inmiddels bekende zijkamertje bloemtincturen met feeerieke namen: Sweet Chestnut, Star of Bethlehem, Cherry Plum, Water Violet. Ze beveelt er een begeleidende aromatherapie bij aan. Slikken en snuiven, is haar motto. Er komt een batterij levenskracht schenkende essentiele olien op tafel, ter verdamping en inhalering, die het lichaam weer in balans zullen brengen. En lavendeldruppels voor op het bedde-goed en in bad. Ik voel me geheel Laura Ashley, maar volgens mij kan het grondiger.
Misschien moeten we eens een dieet aanvatten. Er zijn diverse scholen op dit gebied. Twee weken vasten is een must; twintig glazen water per dag hebben menigeen nog van het doodsbed doen opveren, en anders het kauwen op citroenpitten wel. Een helderziende in een stacaravan instrueert me veel waterkers te eten. Alleen dat zal de schade kunnen herstellen die zij waarneemt aan mijn derde en vierde chakra. Caroline dient voortaan een blauw sjaaltje te dragen om haar keel-chakra te activeren. De helderziende raadt ons aan elke ochtend bij het ontwaken tegen onszelf te zeggen: 'Ik wil een mooie, rechte, sterke levens-as. ' Bij het vertrek roept ze ons nog na dat elke dag een schijf ananas een zegen voor de ontlasting is.
Ter herinnering bellen Caroline en ik elkaar 's ochtends op: 'Heb jij al aan je levensas gedacht?' Volgens weer andere bronnen is het bovendien zaak bij wijze van positieve affirmatie onophoudelijk vol overtuiging tegen onszelf te mompelen: iedere dag word ik in elk opzicht stukken en stukken beter. ' Ter ondersteuning daarvan doen we de Meditatie van het Ei, planten we rozestruiken rondom ons aura en proberen we woe-wei te bereiken, de taois-tische staat van het absolute niet-handelen en niet-willen. We laten ons aura lezen en vernemen dat we onze gezondheid zullen herwinnen zodra we onszelf maar hebben geaccepteerd - nadat we eerst onze ontelbare karakterfouten hebben gecorrigeerd, uiteraard.
Dan horen we van een betrouwbare kennis dat er in Frankrijk een wonderdoener zit die opzienbarende genezingen bewerkstelligt middels haarlokken. We sturen enveloppen vol haar naar de tante van onze kennis, eveneens te Frankrijk woonachtig, plus een kist Hema-worsten als dank voor haar bemiddeling. De harenmagier laat al snel via tante weten dat onze maladie lelijk huishoudt en dat wij op het punt staan tenonder te gaan aan de depressies die daar het gevolg van zijn. Keer op keer verzenden we enkele tressen en envelopjes met geld, en wachten op heilzame vibraties vanuit het zuiden. Het is onbegrijpelijk, maar die blijven uit.
We strompelen zo veel mogelijk door bos en beemd om kosmische energie op te doen. We schaffen barnstenen aan, de draagsters van energie, die eerst in water en dan in vuur gezuiverd moeten worden en vervolgens drie dagen in de aarde begraven blijven, waarna ze op de blote huid gedragen worden. Ik leer de tarot leggen en blijk een ware meesteres in het trekken van The Hanged Man, het symbool van complete stagnatie. De kaarten manen mij tot geduld en acceptatie.
'Go with the flow, ' bevestigt Caroline, die het inmiddels in healing heeft gezocht. Volgens haar healer hangen er 'zwarte wolken om haar heen' en verkeert zij nog immer onder de banvloek van een kwaadaardige tovenaar, die het in een vorig leven op haar had gemunt. 'Dat heb ik nou altijd al gedacht, ' zegt haar man. Ook ik exploreer onder therapeutische begeleiding het verleden, we moeten immers alles proberen, en kom er via Touch for Health achter dat voor mij de narigheid begonnen moet zijn op het moment van mijn conceptie - 'Dat zouden we tegenwoordig verkrachting binnen het huwelijk noemen' - met als resultaat dat er veel agressie en walging in mij zijn samengebald. Ook zou ik allergisch zijn voor de adrenaline die ik zelf produceer, en moet ik elke vijfenveertig minuten een glas heet water drinken. Jammer, ik had liever ontdekt dat ik in een vorig leven minstreel aan een of ander hof was geweest.
In het heden wordt het trouwens de hoogste tijd voor een dubbele portie pijnbestrijding. Of ik mij maar op mijn buik wil uitstrekken bij de volgende deskundige, een bespeler van Tibetaanse klankschalen. Hij plaatst een bronzen slabak op de Machu Picchu van mijn Andes, te weten mijn achterste, en slaat er enige malen dreunend op. Terwijl er een melodieus gegons uit de schaal opstijgt, voel ik hoe de vibraties intern de verste uithoeken van mijn zere lijf bereiken. Maar ik adem verkeerd, ik kruip er niet voldoende in, en dan kan men de klok luiden tot men een ons weegt.
Niet alleen de ademhaling blijft onder de maat, ook op andere gebieden manifesteren zich problemen: Caroline heeft ergens gelezen dat chronisch zieken over een meetbaar verminderde huidweerstand beschikken. Wij zijn als het ware zo poreus dat andermans invloeden ongevraagd bij ons naar binnen razen, en dat moeten wij niet hebben, bij wat wij allemaal al hebben. We dienen nog wel zes keer zo hard te mediteren om ons te vrijwaren van inbreuken op ons breekbare zelf en daarnaast veel vitamines en mineralen te slikken en de meridianen regelmatig te activeren. En intussen gaan we elke week naar de chiro-practor, die ons kraakt op blokkades in het vegetatief zenuwstelsel. Hij is een opgewekte man met een groot porseleinen bloemstuk op zijn bureau en een fris blauw kruideniersjasje aan, die onder het wringen en ploeteren ineens verzaligd voor zich uit kan mijmeren: 'Wat is het toch een heerlijk vak. ' Hij vindt dat we de zaak 'niet ba-gataal moeten aanpakken', en als het regent, spreekt hij van 'pathologisch weer. ' Omdat het chiropractors zo'n mooie taal blijkt te zijn, wordt deze kraker mijn favoriet van alle helers. Volgens hem wordt mijn ziekte mede ingegeven door een 'posturaal probleem': ik laat mijn kopje te veel hangen. Geen wonder dat die mooie, rechte levens-as maar uitblijft. Snel werp ik mijn hoofd in de nek, waarop de chiropractor getergd uitroept: 'Nee mevrouw, nee, zo is het leven ook weer niet! Gewoon naar de horizon kijken. ' En als dat me uit eigener beweging niet lukt, dan raadt hij me aan maar eens hypnotherapie te proberen.
'Een hypnotherapaal, ' zeg ik tegen Caroline, 'die hebben we nog niet in onze verzameling. Word jij vandaag trouwens nog door iemand genezen?'
Cliches zijn altijd waar, anders waren het geen cliches geworden. 'Hoop doet leven', welnu, zo is het maar net. En baat het niet, dan schaadt het niet, je weet maar nooit, en je hebt immers niets te verliezen. Bovendien was mijn nuchterheid toch al nooit spreekwoordelijk.
Niettemin blijft het een interessante vraag waarom iemand bereid is door alle esoterica en dwaasheid ter wereld te waden om maar niet ziek te hoeven blijven. Is dat dan werkelijk zo ondraaglijk? In mijn jeugd heb ik ten gevolge van een botafwijking een tijdje niet goed kunnen lopen. Aan die jaren van vervelende operaties bewaar ik levendige herinneringen, maar wat ik me apert niet heug is dat ik toen ooit de moed zo diep liet zakken als nu. Ik geloof zelfs dat ik op een morbide manier wel genoot van de tragiek om als zestienjarige op krukken bij het hockeyveld te moeten staan of mijn rolstoel smartelijk pal naast de dansvloer te parkeren. Dat had ontegenzeglijk compenserende waarde. Zo jong en reeds zo diep getroffen - ik zag het de omstanders denken. Maar inmiddels ben ik domweg te oud om glamour te ontlenen aan lek en gebrek: ik loop al tegen de veertig, nog even en ik ben van middelbare leeftijd, en het is bekend dat menigeen dan gaat sukkelen. Was ik destijds een dramatische uitzondering die zich in ieders liefdevolle aandacht mocht verheugen, nu ben ik gewoon de zoveelste oude brekelaar.
Bovendien was mijn leven mijn verantwoordelijkheid niet toen ik zestien was. Ouders en leraren beschikten over me, waakten over mijn gangen en namen beslissingen voor mijn zogeheten bestwil. Het hele bestaan, inclusief de ongemakken ervan, was iets wat me van hogerhand overkwam. Dat maakte me flexibel in het ondergaan van onprettige eventualiteiten: ik kon immers toch nergens invloed op uitoefenen, ik had niets in te brengen. Ik zat het wel uit. Pas na het bereiken van een zekere leeftijd wordt je leven het canvas dat je zelf beschildert, en dan verlies je die inschikkelijke lijdzaamheid snel. Men is nu een handelende instantie geworden die vorm geeft, beslist, stuurt en bepaalt. Hoe het schilderij van je leven eruitziet, wordt dan een kwestie van je eigen inbreng.
Om maar een voorbeeld te noemen: als kind hoefde ik van mezelf bepaald niet gelukkig te zijn. Dat was immers een onmogelijke staat zolang ik nog door anderen werd beknot in alles wat ik wilde. Geluk leek me iets voor later, voor als je eigen baas was en alles naar je hand kon zetten. Maar nu is het inmiddels 'later', en nu is mijn penseel me zogezegd uit de vingers gevallen en kan ik niet verder met mijn schilderij. Uit het niets zijn daarop dikke zwarte klodders verschenen, als neergesmeten door een boosaardige hand die er totaal geen rekening mee houdt dat ik de verplichting op me heb genomen om nu eindelijk niet alleen gelukkig te zijn, maar ook verstandig, interessant, vol durf en visie, en zo nog het een en ander. Hoezeer ik ook probeer me te houden aan de opdracht die ik me heb gesteld, het penseel gehoorzaamt niet meer aan mijn wil. Als een klein kind heb ik opeens weer een volkomen onbestuurbaar leven, terwijl ik daar als volwassene allang niet meer de souplesse voor bezit.
Misschien is dit wel de belangrijkste reden waarom langdurig ziek zijn zo vaak aanvoelt als een perverse vorm van verkleutering, van regressie: je bent hulpeloos overgeleverd aan krachten machtiger dan jezelf. Een gezonde kan nog illusies koesteren over de bestuurbaarheid van het bestaan, maar een zieke is die illusie ontnomen. Die weet hoe het werkelijk zit, namelijk dat het leven stampend en zwalkend en maaiend en link geheel zijn eigen loop neemt en dat je maar wat wordt heen en weer geslingerd op het tij der gebeurtenissen. Dit is geen sensatie die de levensvreugde dient. Wie wil er graag achter de ware aard van het bestaan komen? Geef mij maar liever een paar illusies, hoe onzinniger, hoe beter. Zij zijn de vonken in mijn accu, ik denk niet dat ik zonder kan. Het is voor mij van vitaal belang om te geloven dat ik het lot in elk geval ten dele de baas ben.
Gelukkig blijkt dat zelfs nog goed voor de gezondheid te zijn ook. De medisch psycholoog J. Vercoulen, die in het Nijmeegse Radboud Ziekenhuis onderzoek onder me- patienten doet, heeft geconstateerd dat mensen die geloven dat ze hun klachten zelf op de een of andere manier kunnen beinvloeden, er doorgaans werkelijk beter aan toe zijn dan degenen die hun ziekte alleen maar lijdzaam ondergaan. Dat is andere koek dan gemekker over psychische gebreken of oude trauma's die eerst opgelost moeten worden, dit klinkt zinnig, dit is precies het verband tussen lichaam en geest waarin ik geloof.
En daarom wend ik mij tot elke genezer uit de telefoongids. Want zolang ik dat doe, geef ik er blijk van dat ik mijn toestand niet als onoplosbaar beschouw. Het is slechts een kwestie van de juiste methode. En die zal ik vinden, al moet ik ervoor op mijn kop gaan staan. Ik zal de meest meedogenloze waarheid van het leven aan mijn laars lappen door te genezen: als ik erin slaag de smetten van mijn bedorven schilderij te verwijderen en het oude beeld te herstellen, dan zal ik weer triomferen over het lot. Het zal zich als vanouds naar mijn wil moeten schikken, in plaats van andersom.
Vandaar dat we maar eens een magnetiseur opzoeken. Jammer genoeg wonen de wonderdoeners nooit om de hoek, met het openbaar vervoer zijn ze niet altijd te bereiken, en de zelfstandige verplaatsing van twee me -ers heeft enige voeten in de aarde. Eerst moet worden vastgesteld wie van ons tweeen, Caroline of ik, vandaag achter het stuur het minst gevaarlijk zal zijn. We vergelijken hel derheid en draaibaarheid van hoofd, spierkracht, ausdauer. We pakken leeftocht in ('Zit jij nog aan die citroen-pitten vast?' 'Nee, ik mag nu alleen maar sla') en proppen onze tassen vol met de momenteel vigerende pillen en capsules. We bestuderen met suffe koppen de kaart: op welke locaties kan gepleisterd worden, waar zullen we even kunnen bijkomen van de onvermijdelijke appelflauwtes. Brillen mee, truien mee voor het altoos verkleumde corpus. Hannibal was nog sneller met zijn olifanten de Alpen over dan wij erin slagen Utrecht te bereiken.
De magnetiseuse bewoont een herenhuis in een sombere stadswijk. Het is van verre herkenbaar aan de speciale opgang voor rolstoelen. Binnen voegen we ons, in de woonkamer ditmaal, bij de overige lijdenden, die net als wij zijn bepakt alsof zij de ervaring hebben dat het hier vaak een knap dagje wil duren. Temidden van deze epileptici, verlamden en bezetenen zijn wij duidelijk maar lichte gevallen. Stil wachten we onze beurt af. Er is genoeg te zien, want men wordt voor het helende werk niet apart genomen, het gebeurt en groupe , recht onder ieders neus, tussen de fuchsia's.
Ondanks haar gevorderde leeftijd trippelt de magnetiseuse kwiek op dodelijke naaldhakken van de een naar de ander. Haar grijze hoofdje knikt ernstig terwijl zij klachten aanhoort. Dan strekt ze haar magische handen, sluit de ogen en straalt er intens op los. Soms steunt en kreunt ze even, alsof ze de kwalen van haar patient zelf aan den lijve voelt. Ze biedt in haar knalblauwe mantelpakje met wijd uitstaande rokken zo'n overrompelende aanblik, dat we helemaal vergeten erop te letten of de behandelden na gedane arbeid wel verkwikt vertrekken.
Als wij eindelijk aan de beurt zijn, hoeven we niet veel woorden aan onze conditie te spenderen. Meteen nadat ze de lucht om ons heen even heeft afgetast, verklaart de magnetiseuse al dat wij beiden 'net vergieten zijn': de levenskrachten sijpelen bij ons onstuitbaar naar buiten. Helaas, daaraan kan zij niets doen. Ze kan ons niet helpen. Vergieten liggen buiten haar competentie.
Maar wacht, ze krijgt een boodschap door. Onwillekeurig houden ook wij onze adem even in. We verwachten bijna zelf iets te horen. Dat gebeurt niet. Maar dat doet er niet toe. We moeten, zo luidt het bericht dat onze ge-nezeres ontvangt, ons in een zeker ziekenhuis te Bilthoven vervoegen waar men ons heilzame injecties zal kunnen geven.
Als we even over dit bovenaardse advies hebben heen en weer gepraat (ik weet ook niet waar het vandaan komt hoor, ik vang het gewoon op. '), volgt nog de aanwijzing dat het hier om een antroposofische kliniek zou gaan. Welnu, daarvan zijn er niet veel. We betalen dertig gulden en gaan er vol nieuwe hoop en inspiratie vandoor: nu weten we tenminste waar men ons kan voorzien van een mooie, rechte levensas.
Gelukkig is mijn huisarts een man tegen wie je best kunt zeggen dat een niet nader geidentificeerde stem uit het Al zojuist antroposofische injecties te Bilthoven heeft voorgeschreven, en of hij daarvoor nu maar een verwijsbriefje wil geven. Tijdens mijn ronde door de alternatieve sector blijkt hij zelf trouwens ook niet te hebben stilgezeten. Hij heeft er iets bijgeleerd. 'Volgens mij lijdt u al die tijd al aan het chronisch-moeheidssyndroom, ' zegt hij gul.
'Juist, ' zeg ik, hoewel ik nogal een hekel heb aan deze aanduiding van me . In mijn omgeving zeggen mensen weieens met matte stem: ik ben op het moment toch zo moe. Ik ben gewoon kapot. Ik weet nu precies wat jij doormaakt. ' Dan denk ik slechts: Vader, vergeef hun hunne zonden. Was ik maar louter moe, daar deed ik het met liefde voor.
Maar wat zal ik met mijn huisarts strijden over een naam? Ik kan beter dankbaar zijn voor het feit dat hij inmiddels tot dit punt gevorderd is. Dat maakt hem al tot een verlichte arts. Bovendien heb ik voor de verzekering zijn verwijzing nodig. De kans nu eindelijk eens een behandeling te kunnen declareren, zal ik niet laten lopen. Op naar de door de kosmos aanbevolen injecties.
Overigens zijn het niet alleen beroepsmatige magnetiseurs die belangrijke boodschappen met betrekking tot mijn genezing doorkrijgen. In heel Nederland en Belgie blijken ontelbare amateurs-in-het-obscurantisme eveneens te zijn geroepen om mij te helen. Nadat ik in een radioprogramma voor het eerst over mijn situatie heb gesproken, ontvang ik stapels brieven waarin wildvreemden beweren dat zij, van een nooit nader genoemde instantie, 'de opdracht' hebben gekregen, mij terug te helpen naar mijn knollentuin. Ze waren gewoon bezig met dit of dat, en pats, daar kwam 'de boodschap', als waren zij de maagd Maria die door de engel Gabriel werd bezocht. Een van hen zat bijvoorbeeld net in een cafe frieten te eten, toen hem 'zijn roeping' gewerd. Na zijn laatste hap zoude hij zich voortaan nog slechts aan 'deze taak' mogen wijden. En of ik mij maar snel met hem in verbinding wil stellen om van deze buitenkans te profiteren.
Nu had ik mijn omstandigheden na ampel beraad juist openbaar gemaakt om verlost te raken van de dagelijkse portie postale dwingelandij en de eindeloze verzoeken om dit of om dat, die me tot zoveel leugens dwongen. Schoon schip maken was mijn opzet, maar nu blijk ik een draconische toestand over mezelf te hebben afgeroepen. De ene briefschrijver zegt 'hete handen' te hebben, de volgende is aankomend sjamaan, er zit een internationaal gediplomeerde heks bij, een reiki-bezetene, iemand die net een basis-initiatiecursus van vier dagen achter de rug heeft in een verder niet omschreven maar ongetwijfeld hoogst heilzame techniek, en menig gevorderde liefhebber in shi-hatsu en voetzool-reflexologie. Een mens zijn lust is een mens zijn leven. Alleen ga je je wel afvragen of er nog
ergens personen zonder bijzondere gaven bestaan.
Sommige van mijn correspondenten verklaren op afstand maar vast aan de behandeling te zijn begonnen. In onbekende dorpen en steden wordt voor mij 'in toverke-tels geroerd' en worden uit mijn naam 'oeroude rituelen opgevoerd', terwijl ik thuis nietsvermoedend op de bank lig met poes en thee. Zouden die Messiassen dan geen van allen een arme stakker in hun eigen omgeving hebben op wie ze hun bovennatuurlijke krachten kunnen botvieren? Ik kan zelf wel een reiki-meester vinden als ik daar om verlegen zit. Ik heb niets tegen reiki, noch tegen de rest, ik heb alleen iets tegen mensen die mij zo dringend moeten bijstaan. Even benauwd krijg ik het van de onbekende weldoeners die me schrijven wel bij me te willen komen inwonen om me te verzorgen. Hoe zien zij dat voor zich? Zullen zij hun intrek nemen in mijn scheefgezakte schuurtje? Een Belg, naar eigen zeggen geschoold in 'verschillende vormen van Yoga, het klassieke Boeddhisme, Zen en meditatie', somt vlijtig op: 'Wat wil ik voor u doen? Iedere morgen, middag en avond de tafel dekken, daarna afruimen en de vaat doen. Boodschappen voor u doen, naar het postkantoor gaan, om iets af te halen of te betalen. ' Punt. Het huishouden in kaart gebracht. Het verbaast me niet als in de laatste regel van zijn brief de volgende aap uit de mouw komt: 'In 1988 heeft mijn vrouw me al eens voorgesteld om een jaar uit elkaar te gaan. Daarom doe ik dit voorstel aan u. ' En passant suggereert hij ook nog dat ik tijdens zijn verblijf een boek zou kunnen schrijven met de titel Zes maanden een Belg in buis.
Dan lees ik eigenlijk toch liever deze verontwaardigde brief: ik dacht meteen toen ik het verhaal over uw ziekte hoorde: waarom zij nou net weer? Waarom nou niet bijvoorbeeld Harry Mulisch?' Persoonlijk denk ik er eerlijk gezegd precies hetzelfde over. Waarom is het, verder alles terzijde, niet gewoon een ander die ondertussen alweer een half jaar lang zonder enig resultaat driemaal per week een ampul openbreekt, een spuitje voltrekt, en zichzelf de fameuze antroposofische arnica-injectie toedient?
Het zal nog eens zes maanden duren voordat blijkt dat ook deze aanpak vergeefse moeite is geweest: mijn vervlogen etherlichaam laat zich niet met arnica lokken, het weigert zich weer in mij te nestelen en me van de benodigde levenskracht te voorzien. Nu ja, als ik mijn etherlichaam was, hield ik me momenteel ook liever elders op.
Dan belt, op een bleke, natte winterdag, een Engelse vriendin van Caroline op met de ongelooflijke mededeling dat een collega van haar voor de volle honderd procent van me genezen is en sedert enige maanden weer fulltime werkt. Wij spreken telefonisch met de collega in kwestie. Wij bellen de bio-energeticakliniek waar hij zo succesvol is behandeld. Wij kopen stante pede twee vliegtickets naar Londen.
In de bio-energetica heerst de opvatting dat een levend organisme in de allereerste plaats een energetisch continuum is, bestaande uit atomen en moleculen die constant in beweging zijn. Ziekte treedt op zodra de vrije doorstroming van energie door welke oorzaak dan ook wordt verhinderd, en zogeheten negatieve energie zich achter blokkades ophoopt. Deze verstoppingen moeten door een healer worden opgeheven, waarna de negatieve energie dient te worden vervangen door positieve, net zolang totdat er een gezond evenwicht ontstaat. Aangezien er bij me sprake is van grote energiedepletie, zou dit bij uitstek een ziekte zijn waarbij een bio-energetische behandeling baat biedt. De Londense kliniek beroept zich op een suc-cess score van meer dan tachtig procent. Dat zal ze geraden zijn, want een sessie kost hier PS 55, zij het inclusief liters kruidenthee en versgeperst wortelsap, en men heeft er gemiddeld tien nodig.
'Als we genezen, ' zegt Caroline dromerig op Heathrow, 'dan hoeven we nooit meer aan zelfverbetering te doen. Dat lijkt me nog het heerlijkste. '
'En geen dieten meer, ' zeg ik, met een blik vol verlangen op de Hollandse kazen die we hebben meegezeuld om iedereen voor ons in te nemen. Houd van ons. Help ons. Een oud nummer van The Who maalt onophoudelijk door mijn hoofd: see me, feel me, touch me, heal me. Toch klinkt, vergeleken met de overige therapieen waaraan ik me de laatste tijd heb overgegeven, zo'n bio-energetica-behandeling nog behoorlijk beta. Maar tegen mijn vriendinnen heb ik alleen maar gezegd dat ik naar 'een kliniek' ga. Ze kijken me de laatste tijd al zo raar aan.
Als we ons vier keer, ondergedompeld in new age-muziek, de hand hebben laten opleggen door een healer die met rinkelende armbanden huishoudt in onze energiebanen, is de eerste week in Londen bijna om en bedraagt het rendement van de behandeling nog altijd nul. Onze blokkades zijn kennelijk van tropisch hardhout. Lusteloos blader ik in de wachtkamer in tijdschriften totdat Caroline ook klaar zal zijn. Net als ik me aan sombere gedachten wil gaan overgeven, komt mijn vriendin binnenwankelen. Ze ziet spierwit en houdt haar ogen als van schrik of verbijstering opengesperd. Haast zonder stem stamelt ze: 'Ik heb nergens pijn meer. '
Het duurt zeker drie volle tellen voordat ik besef wat ze zegt. Mijn hart mist een slag. Mijn keel wordt droog. 'Ga zitten, ' breng ik uit. 'Beweeg je niet. '
Caroline laat zich in een stoel zakken. Ze zucht diep en sluit haar ogen. Ik zie haar hele lichaam los en slap worden. Er komt langzaam kleur op haar wangen, ik voel niets. Ik heb nergens pijn, ' herhaalt ze onthutst. Ze springt op (ze springt op? Ik was vergeten hoe dat eruit zag, ik heb jarenlang de motoriek van een bejaarde gezien) en begint zich met een gezicht vol ongeloof te rekken en te strekken. Haar metamorfose is zo compleet, dat ik aan alle kanten in haar moet knijpen. Ze is het nog, maar ze is het niet meer, of beter gezegd: ze is het weer. Mijn verstand staat er bij stil. We roepen van alles door elkaar: we moeten meteen naar huis bellen, we moeten op onze blote knieen dankgebeden zeggen, we moeten taartjes gaan eten om het te vieren. Met fladderende jaspanden holt Caroline de trap van de kliniek af (holt Caroline de trap af?). Ik volg haar langzaam, mijn onwillige voeten behoedzaam neerzettend om niet te struikelen.
's Avonds ijsbeer ik heen en weer in de flat waar we logeren, niet tot slapen in staat. Ik ben alleen: Caroline is uit, eten bij haar vriendin en vervolgens naar het theater, nadat ze eerst de hele middag heeft gewinkeld, ze heeft Londen leeggekocht, is taxi's in- en uitgesprongen, het is fenomenaal, ze heeft op een halve dag meer gedaan dan anders in twee maanden. Er is, zegt ze, in haar hele leven nog nooit eerder iets gebeurd waarmee ze zo gelukkig was als met dit mirakel, niets, niet in de liefde, niet in haar werk - ze heeft nog nooit eerder iets meegemaakt dat zo helemaal louter van haar alleen en voor haar alleen was. Haar ogen glanzen.
'Het kan dus, ' zeg ik tegen de muren, 'het kan dus echt. ' Hoop ('Morgen ik!') en paniek ('Waarom ik nog niet?') strijden om voorrang. Bittere afgunst doet me meermalen naar adem snakken. Wat moet ik mijn tanden op elkaar zetten om mijn vriendin dit te gunnen, om blij voor haar te zijn. Ze ligt lange, miserabele jaren op me voor. Dit komt haar toe. O Satan, ga toch achter mij! Ik huil als ik eindelijk mijn tanden poets. Nu blijf ik in mijn eentje achter, nu ben ik voortaan alleen met die onbeschrijflijke plaag.
In de kliniek blijkt Carolines populariteit de volgende dag niet weinig te zijn toegenomen. Alternatieve genezers zijn in dit opzicht niet anders dan reguliere artsen: ze zien graag resultaten. Dat mijn vorderingen nihil zijn, zo wordt me te verstaan gegeven, ligt niet aan de bio-energetica. We moeten op zoek naar externe oorzaken die een spaak in het wiel steken. Waarschijnlijk, want de ervaring heeft geleerd dat dat meestal het geval is bij het uitblijven van succes, wordt mijn huis geteisterd door geopathic stress.
Geopathische spanningen? Nu dat weer. En wat mogen dat dan wel zijn? Ik zit in de wachtkamer en pieker. Geo-pathisch, schat ik, zal wel net zoiets zijn als psychopathisch, maar dan op geografisch niveau. Dat klinkt beroerd. Ontzet ga ik op zoek naar iemand die opheldering kan verschaffen. Men kijkt me ongelovig aan. Heb ik dan werkelijk nog nooit gehoord van dit natuurkundige fenomeen dat het oog weliswaar niet vermag te zien, maar dat daarom nog niet voor de poes is?
'Ze denken dat ik thuis op een aardstraal lig, ' leg ik ellendig aan Caroline uit.
Gelukkig komt er de volgende dag juist een internationaal vermaarde wichelaar uit Birma in de kliniek op bezoek, toeval bestaat niet, die de gave bezit aan iemand te kunnen zien of diens leefomgeving geopathisch in de haak is. Deze Mrs Wan kijkt me een tijdje borend aan. Vervolgens bestudeert ze mijn voeten. Dan meldt ze dat mijn woning aan de andere kant van Het Kanaal massa's dead energy bevat.
Ik krijg te verstaan dat ik onmiddellijk handelend zal moeten optreden, want niets is zo belastend voor het gestel als de narigheid die ik onwetend in huis heb. 'Dode energie' zou het residu zijn van heftige emoties: verdriet, ruzie, verwijten en angsten produceren een onzichtbare vervuiling, die, eenmaal ergens gedeponeerd, daar blijft liggen om mens en dier te ondermijnen. Mrs Wan raadt me aan de zaak ter controle maar eens grondig te pendelen en er dan een deskundige bij te halen, bij voorkeur haarzelf. Het vliegticket, by the way, is niet inbegrepen in haar honorarium.
Dus gaan Caroline en ik naar een esoterische winkel en kopen we voor drie pond een pendel in een plastic zakje.
Terug in de flat laten we hem aan het draadje bungelen en vragen bij wijze van proef met holle stem hoe het in deze ruimte met de geopathische stress zit. Maar volgens de gebruiksaanwijzing moeten we eerst bepalen welke draaiingen van het instrumentje 'ja' en 'nee' betekenen. Aangeraden wordt de pendel hiertoe boven een kopje thee te hangen en dan eenvoudig te vragen: 'Is this a cup of tea?' Voor alle zekerheid, zo vervolgen de instructies, vra-ge men daarna nog eens: 'Or is this a dinosaur?'
Wij houden de pendel boven de hete thee. 'Is dit een kopje thee?' vraagt Caroline geconcentreerd. Er gebeurt geen zier, roerloos hangt de pendel aan zijn touwtje. 'Maar het is ook een beker, ' valt mij in. 'Is dit een beker thee?' vraagt mijn vriendin meteen vol vertrouwen. Weer niets. Vragend kijken we elkaar aan, twee vrouwen die het leven ernstig nemen. Want wat zit er in die beker? Beslist geen thee van een Javaanse plantage! Om dietaire redenen drinken wij immers louter kruidenthee. Juist. Is dit een beker kruidenthee? We slaken een getergde zucht. Misschien moet het in het Engels. Is this a mug of herbal tea?
Als ik al half op de bank in slaap gesukkeld ben, hoor ik Caroline in de verte nog onverzettelijk doorgaan met haar derdegraadsverhoor. Is this a hot drink of any kind? Or is this a herbal dinosaur?
Thuis laat ik er geen gras over groeien. Enige navraag brengt me in contact met een man in een tochtige nieuwbouwwijk, die een magnetische plaat heeft ontwikkeld die 'de energetische rotzooi zo het raam uit rolt. ' Voor tachtig gulden kan ik er een van hem kopen. Deze kartonnen badkamertegel hoef ik alleen maar een paar uur in ieder vertrek neer te zetten, en weg zijn de ongewenste vibraties. Zo gezegd, zo gedaan. En dan snel terug naar Londen.
Nergens staat geschreven dat je niet hemel en aarde zou moeten bewegen. Nergens staat geschreven dat het vanzelf zal gaan. Maar in mijn omgeving begint men mij zo langzamerhand openlijk op te nemen alsof ik niet goed snik ben. Zelf vind ik ook dat geopathic stress zich absoluut bevindt op het hellende vlak van things that go 'bump' in the nigbt, en anders magnetische platen wel waarmee je op kosmisch niveau grote schoonmaak houdt - maar mijn ziekte zelf is niet minder spookachtig of omstreden dan de methodes waarmee ik haar te lijf ga. Niets van wat ik onderneem heeft enig bestaansrecht binnen het traditionele medische paradigma, maar me zelf al evenmin. Ik bestrijd het ongrijpbare met het ongrijpbare, ongeveer zoals binnen de homeopathie ziekte met ziekte wordt bestreden.
En tijdens de tweede van een nieuwe serie behandelingen in Londen daalt er plotseling een vrede op me neer die zijn weerga niet kent. Sereen en ontspannen lig ik op mijn rug, tot in mijn tenen tevreden met het leven. Pas als ik opsta besef ik dat ook ik nu vrij ben van pijn. Ik kom overeind in een andere wereld, een nieuwe, vriendelijke, milde wereld, waarin geen brandende, kloppende, bonkende spieren meer bestaan. Geen razende benen meer die me 's nachts zo vaak uit de slaap hebben gehouden, geen krampen meer, geen tintelingen, geen onbeheersbare volksdansen die het hele spierstelsel op eigen houtje uitvoert.
Voorzichtig ga ik naast de behandeltafel staan. Langzaam richt ik me op. Het is alsof ik me ontrol, na jaren in een slakkehuis opgesloten te zijn geweest. Ik herneem mijn eigen lengte, ik herwin mijn breedte en diepte, ik strek me en ik kan nog verder, ik ben voor het eerst weer groter dan mijn zere lichaam, ik rek me uit tot aan het plafond en verwacht half dat het open zal splijten om mij toegang te verschaffen tot de blauwe hemel, die ik, hoger en hoger torenend, zal doorboren als een raket op weg naar Mars. Oh, heel de kosmos is binnen mijn bereik! Alles flonkert! Het moet tot in elke uithoek van het heelal te voelen zijn dat er ergens in een zonnestelsel genaamd Melkweg, op een van de planeten, genaamd Aarde, een vrouwtje buiten zinnen op en neer springt in een stadje, genaamd Londen.
Mist het in Londen? Druilt het in Londen? Zoals de wereld voor alle verliefden altijd verbluffend mooi is en tot in alle details klopt, zo zie ik plotseling niets dan schoonheid om me heen en ruik ik in de uitlaatgassen de frisse, vage geur van zomergras. Schreeuwend van plezier hol ik door plassen, zonder gelijk de kleine zeemeermin op een tweesnijdend zwaard te stappen. Alles aan mij wil bewegen, alles aan mij kan bewegen.
Nooit meer die vermoeiende afwegingen of ik zus of zo zal moeten doen of juist moet laten om mezelf te sparen, nooit meer dat gevoel dat ik werkelijk niet meer weet waar ik mijn lichaam nu weer eens zal laten, nooit meer zelfs te beroerd om alleen maar doodstil te kunnen liggen wachten op niets, nooit meer tegen een trap opzien, een draaideur, een helling! Een auto in en uit te stappen! Een tas te kunnen dragen! Niet het gewicht van mijn jas als lood op mijn schouders te voelen drukken! Mijn God, de lijst is zonder einde! Elke minuut brengt een nieuwe verrassing, als duveltjes uit een doosje schieten er vergeten gebaren en handelingen tevoorschijn. 'Kijk dan, ' roep ik onophoudelijk als een klein kind, 'kijk dan Caroline, kijk dan wat ik kan!'
Tot zover het goede nieuws.
Want net als mijn vriendin moet ik eigenlijk al binnen een week erkennen dat euforie bijzonder veel adrenaline produceert en dat pas met het wegebben van de opwinding helaas blijkt dat mijn energie zich nog altijd gewoon diep beneden het nulpunt bevindt. Onontkoombaar glijd ik terug naar de staat van flensje. Terug naar de cel waaruit ik dacht net ontsnapt te zijn. De gratie is ingetrokken. Ik ben nu een pijnvrij flensje, dat wel. Maar de afwezigheid van pijn is na een week of wat weer zo gewoon, dat je dat met de beste wil van de wereld niet eeuwig als bijzonder kunt beleven. Om er dankbaar voor te blijven is een grote en louter verstandelijke inspanning vereist. Jippie: vandaag doet er niets zeer. Wat onhebbelijk van mij dat ik allang niet meer de hele dag juich en dans. Maar net zoals geluk niet hetzelfde is als de afwezigheid van ongeluk, zo staat het feit dat je nergens pijn hebt nog niet gelijk aan een blakende gezondheid. Mijn brein beseft wel dat deze nieuwe ontwikkeling hoe dan ook een immense verlichting is en dat de ondermijning op dit punt nu tenminste is stopgezet. Maar de rest van mij ervaart alleen de nu ondraaglijke last van alles waarvan ik eveneens had gehoopt te worden verlost. Er komen dagen dat ik niet eens meer probeer 's ochtends op te staan. Opgerold lig ik in bed en wens het leven weg. Al die duizenden guldens voor niets uitgegeven - ik voel me een complete idioot. Ik pak een boek en leg het weer weg omdat de letters over de pagina hossen. Ik bestudeer het plafond. Ik wentel me op mijn zij en sluit mijn ogen. Nou, daar liggen we dan weer.
Maar er schijnen op het moment heel goede resultaten te worden bereikt met een nieuwe methode: je kunt je een liter bloed laten afnemen die dan met ozon wordt behandeld en vervolgens weer in je donder wordt teruggespoten. Het effect zou opzienbarend zijn.
Het moet te achterhalen zijn wie dat doet, en waar.