5

'Gehandicapten takelen scheidrechter toe

nijmegen - Een 32-jarige scheidsrechter is zaterdagmiddag in Nijmegen tijdens een voetbalwedstrijd voor gehandicapten ernstig mishandeld. De scheidsrechter kende een van de partijen een strafschop toe. Daar was de andere club het niet mee eens. Verschillende spelers schopten en sloegen de scheidsrechter, die daardoor diverse kneuzingen opliep. De wedstrijd is gestaakt.'

Alleen kneuzingen. Het zou mooier zijn geweest als die scheidsrechter zo ernstig gewond was dat hij op z'n minst gedurende de tijd van zijn genezing tot een rolstoel was veroordeeld. En die gehandicapten moesten hem dan rondrijden. Als taakstraf.

Schrijven, dat was haar eigen taakstraf, zichzelf opgelegd.

Als het erop aankwam, was ze zo masochistisch als de pest. Hans: Als je het zo verschrikkelijk vindt, waarom doe je het dan?' Hans: 'Niemand dwingt je om te schrijven, het is je eigen keus.' Hans: 'Nou zit je alweer de gekwelde kunstenaar uit te hangen, de gefrustreerde creatieveling.'

Ze las verder in de krant. Een stuk over 'Eroticon 2004' meldde dat de recessie geen negatieve gevolgen had voor de seksbeurs, maar de meeste handelaren konden er niet van leven. Een van de standhouders was naast verkoper van massagegel begeleider in een dagcentrum voor geestelijk gehandicapten. 'Ook meester Excalibur,' las Yoka, 'die alleen met zijn sm -naam in de krant wil, kan van het maken van metalen versieringen op leren kleding zijn brood niet verdienen. "Daarnaast zit ik in de waterglijbanen.'" Zij kon zelf niet leven van de krant lezen op zoek naar curieuze of interessante berichten. Er moest verdomme gewerkt worden, geschreven: letters, woorden, zinnen, tekst, en uiteindelijk een verhaal.

'Ik ben nog niet veel verder.'

'Daar betaal ik je niet voor.' Houtenbosch stak een sigaret op. 'Ik ben een zakenman. Als ik je geld geef, dan moet je ook leveren. Zo simpel zit het in elkaar.'

Ik had geen zin om hem opnieuw te wijzen op het feit dat ik niet volgens het no cure, no pay- principe werkte. We hadden een contract: hij betaalde een vast bedrag plus onkosten en bij resultaat zou hij dat moeten verdubbelen. Een simpele vorm van risicospreiding. 'Was dat een vriendinnetje?' vroeg ik.

Houtenbosch haalde zijn massieve schouders op.

'Van Shana of van u?'

'Probeer nou eerst maar 's Shana te vinden. Dan mag je daarna misschien wat bijdehante vragen gaan stellen.'

Ik vroeg me af waarom Houtenbosch zo ontwijkend deed. 'Als ze Shana goed kende, weet ze misschien waar ze nu is. Misschien heeft ze een hint of een aanwijzing waar ik verder mee kan komen.'

'Nee, dat heeft ze niet, ze weet niks.' Het klonk zeer definitief. 'Maar waar kom je voor?'

We stonden nog steeds, een meter of twee van elkaar af. Ik antwoordde niet meteen, maar keek even om me heen. Hier had Shana dus gewoond, een zestienjarig meisje, in de laatste klas van het vmbo, tussen veel kinderen van wie de ouders het veel minder breed hadden. Ik dacht aan de Kraaipanstraat en de witte menagerie voor het raam.

'Het gaat mij om zoveel mogelijk achtergrondinformatie. Wie was Shana, wat was haar thuis, wie kende ze, met wie kon ze goed opschieten, aan wie had ze een hekel... alles kan belangrijk zijn als u tenminste uw dochter terug wilt vinden.' De laatste woorden sprak ik nadrukkelijk uit.

'Of ik mijn dochter terug wil vinden? Wat denk je eigenlijk? Natuurlijk wil ik dat!' Houtenbosch liet zich zonder achter zich te kijken op een van de immense leren banken vallen.

Ik nam tegenover hem op een stoel plaats. 'Dat meisje zonet... zij woont hier?'

Houtenbosch schudde zijn hoofd.

'Maar u heeft wel een relatie met haar?'

'Min of meer.'

'Ze is van de leeftijd van Shana?'

'Iets ouder.'

Ik maakte een paar notities. Houtenbosch ging overeind zitten en keek nieuwsgierig toe, alsof hij bevreesd was dat ik allerlei incriminerende feiten noteerde. Alles wat u zegt, kan tegen u worden gebruikt! 'Minderjarig?' vroeg ik.

Houtenbosch zuchtte diep. 'Gaan we moeilijk doen?'

Ik keek hem aan met mijn ontwapenendste glimlach. 'Natuurlijk niet. Zie ik er soms moeilijk uit? Nee toch? Heeft Shana haar hier wel 's gezien?'

'Zou kunnen.' Houtenbosch drukte zijn sigaret uit en pakte meteen een nieuwe uit het pakje Marlboro dat voor hem op tafel lag. De antirookcampagne had kennelijk niet veel vat op hem gekregen. Ik begon weer zin in een sigaret te krijgen. Als ik diep inademde, kon ik lekker meeroken.

'Ik neem aan dat ze dat niet leuk vond, dat u een vriendin had van haar leeftijd.'

Houtenbosch verkoos het om mijn opmerking te negeren. Hij keek de andere kant op en zoog met overgave aan zijn sigaret. Net of hij bang was dat elk moment de minister van Volksgezondheid binnen kon komen om hem verder nicotinegebruik krachtdadig te verbieden.

'Iets anders,' ging ik door. 'Was Shana misschien zwanger?'

'Zwanger? Ben je nou helemaal besodemieterd?'

In de supermarkt twijfelde Yoka: wel of niet een gezamenlijke maaltijd met Hans. Het was tegenwoordig onvoorspelbaar. Ze kocht een diepvriespizza, sla, komkommer, tomaten, een potje gedroogde tomaten in olijfolie, champignons en een blikje artisjokkenharten om de pizza mee op te leuken. Ze had het niet bijgehouden, maar kon zich niet aan de indruk onttrekken dat Hans vroeger - ooit, toen de tijden nog bladstil waren, zijzelf mooi, beloftevol en barstend van de energie en de ideeën... - regelmatiger thuis at. In haar hoofd ging ze de laatste weken na: misschien vier of vijf keer hadden ze samen de maaltijd gebruikt. Met het werk hetzelfde. Voorheen zat hij vaak thuis achter de computer, maar sinds enige tijd leek hij liever op de krant te werken. 'Die werkcellen zijn heerlijk rustig. Ik kan me er beter concentreren dan thuis.' Ze had gevraagd of dat door haar kwam, of ze hem misschien afleidde. 'Niet meteen dat schuldgevoel.' Werkcellen... het deed aan nijvere bijen denken, hoewel die natuurlijk moesten uitvliegen. Ze zag Hans zitten zoemen in zijn cel.

Bij de tijdschriftenrekken bleef ze staan. In de Elle stond een interview met actrice Anita Drijver, van wie Yoka nooit eerder had gehoord, maar die kennelijk belangrijk genoeg was voor een gesprek met Elle. Over haar kledingstijl verklaarde ze: 'Ik ben een echte bewaarmuts.' Mannen die een vrouw 'muts' noemden waren al erg, maar een vrouw die zelf die term gebruikte, moest voor eeuwig het zwijgen worden opgelegd. Staande voor de rijen met bladen las ze nog een stukje uit het artikel 'Gek van liefde': 'Het is nu officieel: verliefdheid is een ziekte. Dat beweert de Amerikaanse psycholoog Frank Tallis in zijn nieuwe boek Love Siclc. Love as a Mental Illness. 'Volgens de dokter is verliefdheid een psychische stoornis. Tallis deed uitgebreid onderzoek naar het fenomeen en ontdekte dat heftige verliefdheid kan leiden tot obsessieve gedachten, gebrek aan eetlust, slapeloosheid, achterdocht, stemmingswisselingen, impulsief gedrag, dwangneuroses, extreme roekeloosheid, concentratieproblemen en, last but not least, waanideeën.' Ze schoof het blad terug op het rek. Alsof vrouwen die juist niet verliefd waren, diezelfde symptomen niet zouden kunnen vertonen. Vanochtend was ze eerder dan Hans wakker geworden, om een uur of zeven. Zijn enigszins duffe, maar ook zoetig sensuele slaapgeur drong haar neusgaten binnen. Hij lag op zijn rug en maakte af en toe een blazend geluidje, waarbij zijn bovenlip iets opbolde. Op een gegeven moment had ze haar hand op zijn geslacht gelegd, dat langzaam omhoog kwam. Het was onduidelijk of hij wakker werd, wat het juist spannend maakte. Voorzichtig begon ze hem af te trekken. Hij kreunde licht, leek te zeggen 'niet doen', maar ze ging door. Zo had ze hem al lang niet meer gevoeld. Ze sloeg het dekbed weg en ging op haar knieën zitten, terwijl ze haar ritmische handbeweging niet onderbrak, zelfs enigszins intensiveerde, tot hij met een schokkend onderlijf was klaargekomen. Hij zei niets. Met een paar papieren zakdoekjes had ze zijn buik schoongemaakt.

Ze was afwachtend tegen hem aan gaan liggen, haar hoofd op zijn schouder. Hij had zijn hand tussen haar dijen gelegd, maar ondernam verder geen actie.

Verderop, bij de drank, stond een man met een pluizige baard en een vervuild spijkerjack aan, die de dop van een fles drank schroefde, waarschijnlijk sherry of port, en de fles aan zijn mond zette. Yoka liep in zijn richting. Toen ze bijna bij hem was, zette hij de halflege fles weer terug, nadat hij de dop er weer op had gedraaid. 'Hè, hè,' zei hij, 'dat had ik effe nodig.' Zo'n scène kon ze altijd gebruiken in een boek.

Ze bracht de tas naar huis en ruimde de boodschappen in. Daarna nam ze de tram naar het Centraal Station. Bij de uitgang op het stationsplein wachtte ze op geschikte mensen. Enkele runners voor hotels probeerden toeristen te strikken. Een giechelend groepje meiden, ongeveer van de leeftijd van Shana, dwarrelde over het plein. Timmerlieden waren bezig een stelling op te trekken in verband met de renovatie van het station. Een rafelige man zwaaide met een paraplu die hij bij de punt vasthield. 'I'm just as good as Tiger Woods,' bleef hij herhalen, terwijl hij steeds weer een imaginair golfballetje wegsloeg, waarbij hij een haastige voetganger bijna raakte.

Verder, in de buurt van de metro-ingang en het vvv-kantoor hielden zich de junks en kleine dealers op. Voor haar eerste boek met Anouk, Stuff (aanvankelijke werktitel: Dope), had ze zich daar met kloppend hart tussen gewaagd. Uiteindelijk was ze het meeste te weten gekomen van een verslaafde jongen, die ze via een medewerker van de Jellinek-kliniek had weten te bereiken. Vijftig gulden had het haar gekost. De jongen, die zat te trillen en te wippen op de stoel in het café waar ze hadden afgesproken, rende weg zodra ze hem zijn honorarium had overhandigd. Anouk had samen met een man diens zoon moeten opsporen in het drugsmilieu. De jongen, zelf een junk, handelde ook, maar een keer had hij zijn inkomsten niet doorgegeven aan de grote bazen, met bijna rampzalige gevolgen.

Eerst volgde Yoka een keurig geklede man met een attachékoffertje, die met haastige pas in de richting van het Damrak liep, langs Oost-Europees ogende straatmuzikanten met een viool en een accordeon. Het voetgangersstoplicht sprong net op rood. De man met het koffertje wachtte gedisciplineerd. Ze kwam naast hem staan en nam hem op. Ongeveer veertig, vijf-dagenbaard, wilskrachtige kin, licht krullend, kort, donkerblond haar. Oogkleur vooralsnog onbekend. Zijn vrouw en kinderen (gegarandeerd één meisje en één jongen) bedacht ze erbij. Hij zag er gebruind uit. Deze zomer waren ze naar een Grieks eiland geweest, misschien ook Zuid-Turkije. Een appartement in een complex met een zwembad, een restaurant en allerlei sportfaciliteiten. Ja, een sportieve familie. 's Avonds, als de kinderen naar bed waren, bedreven ze de liefde. Eén keer zelfs op het balkon, maar toen was het al één uur 's nachts. Bang, maar ook opgewonden dat anderen hen zouden kunnen zien, zoals zij zelf ooit met Hans... die keer in de duinen...

Ze wilde dichter bij de man komen, zo dicht mogelijk. Het was moeilijk om hem niet aan te raken. Toen het licht weer op groen sprong, veegde ze eerst voorzichtig langs de stof van zijn jas, schoof daarna met haar arm langs de zijne.

'Sorry,' zei ze, maar hij leek het niet op te merken.

Samen met hem stak ze over, maar voorbij Hotel Victoria, tegenover de Febo-snackbar, keerde ze op haar schreden terug. Vermoedelijk zou de man in een kantoorpand verdwijnen waaruit hij pas na uren weer te voorschijn kwam. Ze nam afscheid van hem; hij had er geen benul van dat hij even van haar was geweest, dat ze een ultrakorte, intieme relatie hadden gehad. Ze keek naar de duiven die bij de Febo naar binnen vlogen en door een klant met nog een halve kroket in zijn hand naar buiten werden gejaagd.

Voor het station pikte ze een man en een vrouw op. Een jaar of dertig waren ze, gestoken in vrijetijdskleding. Ondanks het mooie weer had de man een paraplu bij zich. Een dagje Amsterdam, gokte Yoka. Ze bleef een meter of vijf achter het duo, van wie de vrouw een keer de hand van de man pakte, maar al snel weer losliet. Op verschillende plekken op het Damrak hielden ze even halt, zoals voor het Seks Museum. Ze deden zelfs enkele stappen naar de ingang, overlegden met elkaar, maar liepen toen door. De man liet zijn ogen een keer om zich heen dwalen, bijna of hij iets zocht, en Yoka meende zijn blik te vangen. Bij de Bijenkorf gingen ze naar de andere kant van het Damrak, waarbij ze bijna aangereden werden door een fietser, die vloekend omkeek, vervolgens een met een buggy overstekende vrouw maar net wist te ontwijken en ten slotte ten val kwam. Yoka vergrootte de afstand tot zo'n tien meter.

In de Bijenkorf namen ze plaats in de koffiebar. Yoka overwoog de mogelijkheden: daar positie kiezen of iets verderop in de winkel wachten, ondertussen allerlei herenkleding keurend? Ze koos voor de koffiebar en bestelde een cappuccino, waarmee ze in een hoekje van de ruimte ging zitten, zodat ze het geheel in het oog kon houden. De man en de vrouw zaten voor het raam met hun koffie en appelgebak, allebei met slagroom. De vrouw had kort haar, geblondeerd. Yoka hoorde haar enigszins schel lachen. De man legde een hand op haar schouder en ze keek hem aan. Hij had vrij genomen voor een dagje uit; zij misschien ook. Ze woonden in een huis in een nieuwbouwwijk, type Vinex, hadden geen kinderen, maar die kwamen zeker. Veel speelruimte, de kids konden zo de straat op, vriendjes in de buurt, heel wat beter dan in de stad.

Dit waren de mensen waar Nederland op kon bouwen, de steunpilaren van onze maatschappij, 's Avonds keken ze naar een spelletjesprogramma, een politieserie en Hart van Nederland. Als het in de zomer mooi weer was, barbecueden ze in de tuin, misschien wel met de buren erbij, hoewel, die aan de linkerkant, dat waren rare lui, die lieten hun tuin uitgroeien tot een halve wildernis. De schutting en het meubilair in hun eigen tuin kwamen van Gamma. Daar had Yoka laatst een paar mensen gevolgd die bezig waren allerlei spullen voor hun badkamer uit te kiezen. Doodzonde dat ze daar geen microfoon bij had kunnen houden, net zoals hier, trouwens. De vrouw legde de man kennelijk iets uit en hij knikte begrijpend. Toen keek hij om en leken zijn ogen opnieuw te blijven rusten op Yoka, die snel haar blik afwendde. Nog een derde keer en de man zou zich zeker afvragen wat er aan de hand was met die vrouw die hen kennelijk volgde. Soms zou Yoka dat inderdaad willen laten gebeuren.

Eefje probeerde zich te concentreren op het nieuwe Convenant Schoolwisselaarsbeleid. Ze moest zorgen dat ze haar werk afkreeg, want Hans kwam misschien vanmiddag langs. Hij was bezig met een laatste aflevering over het Horizon College. 'Scholen dienen voor opstromers en afstromers bij voorkeur een plaats te vinden binnen de eigen schoolgemeenschap,' las ze. Werken met leerlingen en het oplossen van praktische problemen vond ze fantastisch, maar aan deze bureaucratische rimram zou ze nooit helemaal kunnen wennen. Hans had een afspraak met twee vakleerkrachten. Het zou vooral gaan over de opleiding tot beroepen als loodgieter en timmerman en de geringe belangstelling die jongens daar tegenwoordig voor vertoonden. Ze bladerde verder door de notitie en probeerde haar ogen aan de tekst te laten hechten. 'De verwijzende school dient met de kandidaat schoolverlater een zorgvuldige exitprocedure te doorlopen...' Exit... exit... dan was alles afgelopen. Over en sluiten. Nee, Hans en zij waren pas begonnen. Yoka weg door de deur waar exit boven

stond. Eerder had ze daar nooit zo over gedacht, maar de laatste dagen begon dat idee langzaam vorm te krijgen.

Misschien was Hans nu al in de school, liep hij door de gangen, en niemand wist het. Was er niet zo'n soort tijdschriftje met onbenullig romantische verhaaltjes, Mijn Geheim? Ze pakte uit de bovenla van haar bureau een spiegeltje en bestudeerde haar gezicht. Ze tuitte haar lippen, sperde haar ogen wijd open, daarna haar mond. Voorzichtig werkte ze haar oogschaduw een beetje bij. Kom, Hans, kom, kom bij me.

Ze stond op en liep naar het raam. Er was niets te zien. De wereld ging gewoon door met mensen die hun hond uitlieten, vrouwen met boodschappentassen, een oud echtpaar dat voorzichtig een klein wandelingetje maakte, de man moeizaam iets achter de vrouw schuifelend, auto's, fietsers, niemand had ook maar ergens benul van. Toen zag ze zijn auto. Hij was er, ze wist het.

Ze ging weer achter haar bureau zitten, maar schoof de notitie van zich af en veegde met haar hand over het bureau alsof ze zelfs de indruk van het dorre proza wilde wegwerken.

Elk moment kon hij binnenkomen. Hij klopte op de deur, zoals iedere willekeurige bezoeker. Ja! Daar stond hij. Ze zou blijven zitten, wachten tot hij naar haar toe kwam. Pas als hij naast haar stond, kwam ze overeind. Enkele decimeters tussen hen, de spanning die te hevig werd.

Onzichtbaar volgde ze hem door de gangen van het gebouw. Ze zag hoe hij liep, even stilstond, een praatje maakte met een leerkracht of een leerling. Niemand was op de hoogte. Opnieuw: Mijn Geheim.

Ze verplaatste enkele stapeltjes op haar bureau, deed het nietapparaat in een la, keek voor de zoveelste keer of ze e-mail had, gooide een directiemededeling over de bekendmaking van toetscijfers in de prullenmand, zette een boek in de kast en

bestudeerde haar gezicht nogmaals in haar handspiegeltje. Toen begon ze te twijfelen en liep weer naar het raam. De auto was weg! Ze hield zich krampachtig vast aan de vensterbank. Hans was vertrokken zonder dat hij bij haar was langsgekomen, zonder dat ze hem had kunnen aanraken - eventjes maar, een lichte toets van haar vingers op zijn wang, zijn hand. Maar ze wist het. Nooit ergens op rekenen, dat had ze zich tientallen, misschien wel honderden keren voorgehouden.

Misschien belde hij aan het eind van de middag. Had onverwachts weg gemoeten naar de krant. Sorry, niets aan te doen. Nee, hij verontschuldigde zich nooit. Dat was ook nergens voor nodig, het mocht zelfs niet eens, omdat ze immers geen wederzijdse verplichtingen kenden. Ze hadden er wel over gepraat, rustig, de vleesgeworden kalmte. Dit behoorde tot de regels van het spel. De vraag was of ze er op de lange duur tegen opgewassen was. Hij kon naar huis zijn gegaan, naar zijn vrouw, naar Yoka, die tenslotte het bijna wettelijke recht had op zijn aanwezigheid, zijn belangstelling, zijn liefde en genegenheid. Voor de ambtenaar van de burgerlijke stand moest hij dat ooit hebben bevestigd, gretig misschien wel, en er ten volle van overtuigd dat hij de huwelijkse trouw moeiteloos zou blijven respecteren.

Ze staarde naar buiten, haar handen nog altijd om de vensterbank geklemd. Een groepje leerlingen slenterde naar de overkant. Verdomd, de auto stond er nog wel. Toch was ze er niet meer zeker van of het die van hem was. Een ouder model bmw , donker gekleurd, bijna zwart. Hoeveel waren er daar van? Ze kon vanaf haar positie het kenteken niet ontcijferen. Even overwoog ze naar buiten te lopen om het te controleren, maar toen ging de telefoon.

De mentor van 3D. Twee jongens uit die klas waren betrapt toen ze in de supermarkt chips en cola probeerden te jatten. Hij meldde het alvast maar. 'Jeffrey Mooiwerf en Frank van

Rijn, geen lieverdjes, je kent ze wel...' Eefje had ze hier alletwee eerder gehad voor een of ander geintje binnen de school; ze wist niet meer precies wat. 'Alleen, ze zijn niet echt in de winkel betrapt, maar ze zijn door twee medewerkers achtervolgd...' Eefje meende dit verhaal eerder te hebben gehoord. 'Die hebben die jongens gegrepen en behoorlijk in elkaar geslagen. Politie erbij en zo. Ze zijn alletwee naar het ziekenhuis. Ik ga daar nu naartoe. Als ik meer weet, bel ik je wel.'

Het had niet veel opgeleverd. Yoka had haar duo gevolgd naar Madame Tussaud en was zelfs met ze mee naar binnen gegaan. De man had geen enkele keer meer omgekeken. Ze was met ze mee gelopen van Michael Jackson via André van Duin naar Pim Fortuyn, waar de vrouw in ogenschijnlijk bijna religieuze eerbied voor was blijven staan. Het was haar een raadsel wat mensen hier zochten. Net echt! Ja, het leven was ook net echt. Af en toe klonk er een opgewonden gilletje. Ze had zelf zin om tussen de wassen beelden te gaan staan en de mensen aan zich voorbij te zien trekken in hun onbeschrijflijk kinderlijke bewondering, soms met een domme, licht openhangende mond.

Alsof ze er nog geen genoeg van hadden, waren de man en de vrouw daarna op de Dam bij een paar levende standbeelden gaan kijken. De man had zelfs een foto gemaakt van zijn vrouw bij een 'beeld' van een volledig zilver gespoten figuur in een eveneens zilverkleurig pak met vleugels die hij - zelf doodstil staand - heen en weer kon laten bewegen in rustige cadans. Yoka zag hem al opstijgen, het luchtruim kiezend boven het Paleis.

De man en de vrouw liepen door de Kalverstraat. Bij verschillende winkels bleven ze staan, maar alleen bij h&m gingen ze naar binnen. De neiging om hen te waarschuwen dat ze werden gevolgd, kon Yoka maar met de allergrootste moeite onderdrukken. De vrouw ging langs de rekken met bloesjes en truitjes, terwijl de man op een afstandje bleef toekijken, net zo sullig en ontheemd als alle mannen in alle winkels die toekeken terwijl hun vrouw of vriendin hebberig de kleding keurde.

Plotseling had Yoka er genoeg van. Ze stapte naar buiten en liep naar het café waar ze laatst ook was geweest, De Schutter, waar Hans zogenaamd met studenten had gepraat over die examenfraude. De leugenaar: fraude over fraude, daar kwam het op neer. Er moest iets achter zitten en ze zou ontdekken wat dat was.

Dezelfde jongen stond achter de bar. Hij leek haar te herkennen. 'Witte wijn?'

'Daar is het een beetje vroeg voor. Doe maar een rooie Spa.'

Ze stak een sigaret op terwijl hij een glas en een flesje voor haar neerzette, een schijfje citroen in de rand van het glas.

'Alsjeblieft... eh?'

'Yoka.'

'Omar,' zei hij, terwijl hij zijn hand uitstak, die ze voorzichtig schudde. Een zachte, warme hand, die ze het liefst iets langer had vastgehouden.

'Marokkaans?'

'Nee.'

Ze nam een slokje Spa. 'Turks?'

'Amsterdams.' Hij glimlachte.

Hij maakte nog wat glazen schoon in de spoelbak en posteerde zich weer tegenover haar, zijn ellebogen op de bar. 'En?'

Ze wist wat hij bedoelde, maar hield zich toch van de domme. 'En wat?'

'Heb je al iets ontdekt?'

'Ontdekt?' Hij moest het zelf zeggen.

'Ja, over je man, dat-ie... nou ja, je weet wel.' Hij keek haar vertrouwelijk aan: een knipoog zonder te knipogen.

Ze haalde haar schouders op en nam een slokje water. Bah, water.