Wat er gebeurde 2
Hijgend stapte hij in de auto. De hele wereld bewoog, duizelde en leek besmet door een of ander virus. Ziek, alles was ziek. Hij kon niets doen, niets denken. Elke gedachte vervloog voordat ze vorm kreeg. Zijn lichaam was gevoelloos en ongelooflijk pijnlijk tegelijk. Voor hem lag een diep, zwart gat, waarin hij zo kon verdwijnen en misschien ook wel wilde verdwijnen.
Zoals zij nu was verdwenen. Voorgoed, voor altijd. Alles was kapotgemaakt, doorgesneden, vernietigd. En eigenlijk deed niets er meer toe. Hij kon hier eeuwig blijven zitten. Dat had hij moeten doen, met haar naast zich.
Nee, nee. Hij beet op de knokkels van zijn handen, voelde de pijn, proefde zelfs zijn eigen bloed en natuurlijk zand. Hij kauwde en slikte alsof hij iets weg moest zien te werken. Het zand knarste tussen zijn tanden.
Alles was nu verpest, die hele zogenaamde toekomst was naar de verdommenis, en dat was zijn eigen schuld. Of niet? Als zij zich anders had opgesteld, als zij had willen luisteren, redelijk was geweest, dan had er voor hem geen enkele reden bestaan om zichzelf te verliezen. Uit alle macht probeerde hij zijn hoofd weer op orde te krijgen. Rustig nadenken, dat was belangrijk. Alle gevaren, alle valkuilen, maar ook alle ontsnappingsmogelijkheden moest hij in kaart brengen. Toen zag hij haar mobieltje op de grond liggen. Stom dat hij dat vergeten was. Hij stak het bij zich. Straks ergens in het water gooien.
Bijna een halfuur staarde hij voor zich uit. Toen wilde hij de auto starten, maar de motor sloeg af. Shit, stel je voor dat hij hier niet meer weg kwam en dat er mensen verschenen. Misschien waren er van die gekken die 's avonds laat of 's nachts in de duinen gingen wandelen. Of een stelletje dat hier kwam om stiekem te vrijen.
Met een onzekere hand probeerde hij het opnieuw. Even leek het of de motor hortend en stotend op gang zou komen, maar toen sloeg hij weer af.
Hij leunde op het stuur, zijn hoofd op zijn armen. Ze kwam terug, natuurlijk kwam ze terug. Ze legde haar vingers tegen zijn wang en veegde zijn tranen weg. Een voorzichtige glimlach brak door in haar gezicht. Zo kon het toch ook? Hij had het altijd al geweten. Maar daarna voelde hij weer aan zijn handen en keek naar de donkere plek op het dashboard. Hij wreef erover en voelde het plakkerige vocht. Daarna proefde hij aan zijn handen en sloot zijn ogen.
Eindelijk sloeg de motor aan, eerst voorzichtig en twijfelend, maar daarna klonk het vertrouwde, ronkende geluid. Hij keerde en reed weg. Als hij straks op het asfalt was, zou hij stoppen, uitstappen en zo goed mogelijk de sporen van zijn banden uitwissen.