Proloog 

Die avond hing er dichte mist over de stad. Het verkeer stond vanaf de rotonde bij Lea Bridge stil tot aan Hackney Central. Toen de bus die voor haar Peugeot reed opnieuw stopte, sloeg Jawinder Newton vertwijfeld met haar handen op het stuur. Het was al bijna elf uur. Zoals gewoonlijk was de maandelijkse bijeenkomst met aandeelhouders van het ziekenhuis behoorlijk uitgelopen, en tegen het eind van de vergadering had ze maar met moeite haar ogen kunnen openhouden. Ze was advocaat en maakte sinds kort deel uit van een maatschap die zich specialiseerde in de juridische problemen van immigranten. De maatschap was succesvol en ze hadden het erg druk, maar de veeleisende baan was niet de voornaamste reden dat Jawinder zo moe was. Ze was nog maar zes weken terug van zwangerschapsverlof.
Met grote tegenzin liet ze haar zoontje Raul 's morgens achter. Hij was bijna acht maanden, en ze voelde nu al dat hun band niet meer zo nauw was als voorheen. Zij en Steven waren de hele dag aan het werk. Gelukkig had haar moeder het op zich genomen om overdag op de kleine man te passen. Ze begreep niet hoe mensen de zorg voor hun kinderen aan vreemden konden toevertrouwen. Het verkeer op de rotonde kwam eindelijk weer in beweging. Bij Clapton Ponds sloeg ze rechtsaf en ze parkeerde tegenover hun huis in Thornby Road. Ze pakte haar handtas en bekeek zichzelf in de achteruitkijkspiegel. Wat zag ze er belabberd uit! Haar korte zwarte haar zat door de war, en haar ogen waren bloeddoorlopen. Eerlijk gezegd kon het haar geen moer schelen. Nog even en ze zou bij haar kind zijn. Ze sloot de auto af en rende met de huissleutel in haar hand naar de overkant van de verlaten straat. Toen ze het trappetje naar de voordeur op liep, hoorde ze Raul huilen. Hoewel de kinderkamer op de eerste verdieping achter in het huis lag, drong het geluid tot buiten door.
Onmiddellijk raakte ze in paniek. Met kloppend hart stak ze de sleutel in het slot. Waarom deed Steven niets? Hij kon onmogelijk voor de televisie in slaap zijn gevallen. Van dit kabaal zou zelfs Sneeuwwitje wakker worden. Ze opende de voordeur en smeet haar handtas en attachékoffertje in de gang op de grond. 'Steven!' riep ze. De huiskamerdeur stond open. Ze keek door de kier naar binnen en ze zag het hoofd van haar echtgenoot, dat ontspannen op de rugleuning van de bank rustte. Op de televisie ondervroeg Jeremy Paxman een of andere regeringswoordvoerder. 'Steven!' riep ze weer. 'Waar ben je in vredesnaam mee bezig? Hoor je Raul dan niet?' Buiten adem vloog ze de trap op. Het schrille gehuil van haar zoon ging door merg en been. De haartjes in haar nek stonden rechtop. Ze rende de kinderka- mer binnen. 'Wat is er, mijn lieverdje?' vroeg ze. Ze tilde de baby uit zijn wiegje. Zijn gezichtje was rood en zijn wijd opengesperde ogen stonden vol tranen. Naar adem happend schreeuwde hij zo luid dat ze de indruk kreeg dat hij doodsbang was. Ze had hem nog nooit zo overstuur meegemaakt.
Terwijl ze hem stevig tegen zich aan drukte, legde ze haar handpalm op zijn voorhoofd. Zo te voelen had hij geen koorts. Die arme schat had vast een afschuwelijke droom gehad. Konden baby's eigenlijk nachtmerries krijgen? Ze fluisterde geruststellende woordjes in zijn oor en streek net zo lang met haar hand over zijn rug tot ze voelde dat het trillende lichaampje langzaam kalmeerde. 'Alles komt goed, m'n engeltje.' Ze pakte een dekentje uit de wieg en sloeg dat om hem heen. 'Mama is thuis en zij zal voor haar kleine mannetje zorgen.' Met betraande ogen keek hij haar aan. Hij gromde even goedkeurend en lachte toen breeduit. 'Mijn schattebout,' zei ze vertederd. Ze vond zijn flesje en duwde de speen voorzichtig tussen zijn lippen. 'Zo, dat is beter. Rare papa. Zullen we eens gaan kijken wat hij beneden aan het doen is?' Terwijl ze het kind, uit het slaapkamertje droeg, vernauwden haar ogen zich tot spleetjes. Ze was woedend en ze zou Steven precies vertellen wat ze van zijn pedagogische kwaliteiten dacht. Bij de openstaande huiskamerdeur keek ze over het zwarte haar van haar zoon naar de tv. 

Het geluid stond veel harder dan gewoonlijk. Steven had er een hekel aan als het te hard stond. Hij klaagde altijd dat haar moeder stokdoof moest zijn omdat ze het volume altijd op zijn luidst zette. 'Steven?' sprak ze op strenge toon. 'Hoorde je je zoon niet huilen?' De afstandsbediening lag op de televisie. Dat was ook ongewoon. Normaal gesproken propte hij het ding tussen zijn benen. Jawinder was ervan overtuigd dat hij dit deed om haar moeder op stang te jagen. Nadat ze met de afstandsbediening het geluid zachter had gezet, draaide ze zich om. 'Steven?' Ze liet Raul bijna vallen. Met moeite kon ze de schreeuw van afschuw die in haar keel opwelde onderdrukken. Maar ze kon niet voorkomen dat haar zoon weer zachtjes begon te huilen. Ze draaide hem om zodat hij niet langer naar de bank kon kijken. 'Steven?' herhaalde ze. Haar stem was niet meer dan een hees gefluister. Haar man antwoordde niet. Hij kon geen antwoord geven. Een rode sjaal was heel strak voor zijn mond gebonden, waardoor zijn wangen boven de stof waren opgezwollen. Vijf jaar eerder hadden ze elkaar ontmoet bij de bank waar hij werkte. Ze was daar om te onderhandelen over een lening voor de oprichting van de maatschap.
Toen hij haar aankeek, was ze meteen gevallen voor zijn diepblauwe ogen. Maar nu waren die ogen niet meer dan een parodie van wat ze ooit geweest waren. Met hun gezwollen oogballen, die uit hun kassen dreigden te barsten, leken ze meer op die van een octopus. Haar lichaam verkrampte, en ze boog zich met knikkende knieën voorover. Raul schrok van deze onverwachte beweging en zijn zacht klagerige gejammer ging over in luid gebler. Jawinder probeerde de naam van haar echtgenoot uit te spreken, maar ze kon geen geluid uitbrengen. Steven Newton hing wijdbeens op de bank. Hij had de salontafel omver geschopt, en op het tapijt was een omgevallen blikje bier leeggelopen. Ze vond dat drank afschuwelijk stonk, maar haar maag kromp niet samen vanwege de alcoholgeur die in de kamer hing. Haar misselijkheid werd veroorzaakt door een andere penetrante lucht. De stank kwam uit het middenrif van haar echtgenoot. Zijn overhemd was opengescheurd en zijn buik was opengesneden, waardoor zijn ingewanden met een golf van bloed naar buiten waren gestroomd. Ze lagen over zijn kruis gedrapeerd. Ze strompelde naar de deur, waarbij ze ervoor zorgde dat Raul zijn vader niet kon zien. Ze trok de huiskamerdeur achter zich dicht en wilde de telefoon pakken die in de gang op een tafeltje stond. De draagbare handset lag niet op zijn plaats in het oplaadstation. Ze kon zich er niet toe zetten om in de huiskamer naar het ding op zoek te gaan. Wanhopig grabbelde ze in haar handtas en vond daar gelukkig haar mobieltje. Met trillende vingers drukte ze op het voorgeprogrammeerde knopje voor het alarmnummer van de politie. Haar zoontje begon weer te huilen toen ze met een hoge hysterische stem haar naam en adres opgaf. Ze kon niet over haar lippen krijgen wat er met Steven was gebeurd. Maar ze wist zeker dat deze verschrikking voor de rest van haar leven op haar netvlies gebrand zou staan. 'Godallemachtig!' 'Rustig aan,' zei Karen Oaten. 'Diep inademen. Het stinkt hier al erg genoeg.'
'Neem me niet kwalijk, guv.' Rechercheur John Turner zat al acht jaar bij de politie, maar bij dit soort zaken had hij nog steeds moeite om zijn maag in bedwang te houden. Het lukte hem maar net om het bittere vocht dat in zijn keel omhoog kwam weer door te slikken. Inspecteur Oaten had weinig geduld voor mensen met een zwakke maag. Ze kon trouwens ook niet tegen mensen die meenden haar anders te moeten behandelen vanwege het feit dat ze een vrouw was. Ze was hard als staal en wilde absoluut niet dat er onderscheid werd gemaakt tussen haar en haar mannelijke collega's. Het was uit den boze om haar met ma'am aan te spreken, en dus noemde iedereen haar guv. Turner kwam uit Cardiff, waar de rivier de Taff doorheen liep. Dit had hem de bijnaam Taff opgeleverd, en hoewel hij daar niet blij mee was, wist hij donders goed dat hij het nooit zou kunnen tegenhouden. Wat denkt u?' vroeg hij. 'Jamaicanen? Of Turken misschien?' De inspecteur keek hem met een ondoorgrondelijke blik aan. In haar witte overal met bijpassende laarzen zag ze er verleidelijk uit. Maar ze straalde ook uit dat ze alles en iedereen onder controle had. Haar blonde haar was strak naar achteren gebonden. Ze was superslim, en ze was ongetwijfeld met een sneltreinvaart op weg naar een prachtige carriëre. Turner was ervan overtuigd dat ze binnen afzienbare tijd naar de afdeling Moordzaken zou worden gepromoveerd. Hij hoopte dat ze nog even zou blijven, zodat hij zoveel mogelijk van haar zou kunnen leren. 'Het ziet er wel naar uit dat er drugs in het spel waren.' Oaten wees op het zakje cocaïne dat onder de omgevallen salontafel was gevonden. 'Volgens zijn vrouw gebruikte hij geen verdovende middelen. Hij was manager bij een bank.'
'Dat zullen we na de autopsie wel te weten komen.' Oaten ging op haar knieën voor de dode man zitten en trok een stofmasker voor haar mond en neus. 

Zorgvuldig bekeek ze de wonden. 'Wat is uw eerste indruk?' vroeg ze aan de patholoog-anatoom, die naast haar zijn tas stond in te pakken. 'De doodsoorzaak is shock of bloedverlies.' De magere, kalende arts keek op zijn horloge. 'Het is nu kwart over één. Ik zou zeggen dat hij tussen acht en tien uur vanavond is overleden.' Ze leunde iets dichter naar het lichaam. 'Wapen?'
'Scherp, tweesnijdend en het lemmet was niet gekarteld. Een van de wonden is vrij diep. Boven de linkernier zit een gat in de rug van het slachtoffer. Het lemmet moet dus minstens dertig centimeter lang zijn geweest.'
'Dat klinkt meer als een klein zwaard dan als een mes,' zei Turner. De inspecteur hoorde die opmerking kennelijk niet. 'Ik zie dat er ook een bloeduitstorting op zijn voorhoofd zit.'
'Dat klopt, maar aan de grote van de bult te zien, is hij daar niet hard genoeg geslagen om bewusteloos te raken.' Turner slikte een paar maal hevig. 'Dus hij was bij bewustzijn toen hij... toen hij werd opengesneden?' De patholoog-anatoom knikte. 'Afschuwelijk. Echt afschuwelijk.'
'Beheerst of in woede?' vroeg Oaten. 'Ik zou zeggen het eerste.' De patholoog-anatoom wees op de opengesneden ingewanden. 'Daar zit een opvallend regelmatig patroon in. Tien gelijkvormige sneden die van beneden naar boven lopen. De aanvaller is ongetwijfeld erg sterk.' Oaten bekeek de polsen van de dode man. 'Er zit hier bloed. Hij was vastgebonden.'
'Inderdaad,' bevestigde de patholoog-anatoom. 'Heel strak vastgebonden. Met een dun touw.' Ze keek om zich heen. 'Touw dat later is verwijderd. Wat maak jij daaruit op, Taff?'
'Dat de dader altijd kalm blijft, zelfs onder hoge druk.' Zijn gezicht versomberde. 'En dat hij volgens een strak schema werkt.' Ze knikte. 'Hij heeft het lichaam echt tentoongesteld. Ik vraag me af wat hij daarmee bedoelde.' Ze wendde zich tot de arts. 'Bedankt voor uw hulp. Ik wil bij de autopsie aanwezig zijn.'
'Ik zal ervoor zorgen dat ze u tijdig vertellen wanneer die plaatsvindt.' Hij pakte zijn tas op en liep naar de deur. 'Goed, Taff, tijd voor een korte pauze.' Samen liepen ze naar de gang. De forensisch experts waren bezig met hun onderzoek, maar tot nu toe hadden ze geen duidelijke vingerafdrukken of andere sporen gevonden. Op de huiskamer na was nergens in het huis bloed aangetroffen, en het slot van de voordeur was niet geforceerd. 'Zou het kunnen dat die Newton zelf een drugsdealer was?' vroeg Turner. 'En dat hij in een of andere bendeoorlog verstrikt is geraakt?' Oaten haalde haar schouders op. 'Wie weet. Jij moet morgen maar eens met de buren en met zijn collega's gaan praten. Dan kun je een indruk krijgen hoe waarschijnlijk dat is.' Hij zuchtte vermoeid. 'Wat zei zijn vrouw eigenlijk?' Oaten had Jawinder Newton maar tien minuten ondervraagd, voordat de vrouw naar het huis van haar moeder zou gaan dat pal om de hoek lag. In het begin was Jawinder nog erg overstuur geweest, maar al gauw had ze zich vermand. Als een echte advocaat had ze met goed oog voor detail koel en zakelijk verteld wat ze wist. Helaas was dat niet veel. 'Ziet het er volgens jou naar uit dat het hier om een beroving gaat, Taff?' Oaten staarde naar het lege oplaadstation van de telefoon. 'Niet echt, nee. Het lijkt meer op een of andere seriemoordenaar. Jack the Ripper zou hier jaloers op geweest zijn.'
'Gebruik het s-woord nooit!' beet ze hem streng toe. 'We hoeven de media echt niet aan te moedigen om hier een sensatieverhaal van te maken.'
'Neem me niet kwalijk, guv.' Verlegen wendde hij zijn blik af. 'Nee, het ziet er niet naar uit dat het hier om een mislukte inbraak gaat.'
'Dan is die aansluiting voor een laptop die op het bureau lag je zeker niet opgevallen? Dat is niet zo best, rechercheur Turner.'
'Heeft zijn vrouw gezegd dat er een laptop weg is?' 'Inderdaad. En de telefoon.'
'De draagbare handset?'
'Twee handsets om precies te zijn. Eén hier uit de gang en de andere uit de slaapkamer.' Ze keken elkaar aan. 'Interessant, niet?' vervolgde Oaten. 'Waarschijnlijk stonden er dingen op de harde schijf die belastend waren voor de moordenaar.'
'En die telefoons?'
'Nummers in het geheugen. We zullen bij het telefoonbedrijf de gegevens opvragen.' Ze gaf hem een por in zijn ribben. 'Het begint er toch wel naar uit te zien dat Mr. Steven Newton zich met meer zaken bezighield dan louter hypotheken en leningen aan kleine bedrijven.' Turner probeerde nog steeds wanhopig de aanblik van de verwoeste ingewanden van het slachtoffer uit zijn geheugen te wissen. Het lukte hem niet.