13

De camera zoemde in op een motorboot die tussen andere plezierboten voor anker lag. Van In hoefde niet te wachten tot hij de naam op de achtersteven kon lezen, hij herkende de boot Big Brother, waarmee ze amper een week geleden naar het privé-eiland in de Golf van Morbihan waren gevaren. De camera zwenkte. Pierre Pieters en een andere man zaten achter in een kleine rubberboot met buitenboordmotor. Het beeld ging op en neer en viel daarna even uit toen ze aan boord van de Big Brother klommen. Wat ogenschijnlijk als een onschuldig vakantiefilmpje begon, ontaardde na tien minuten in een walgelijke pornofilm. De meisjes die erin meespeelden, waren zichtbaar minderjarig. Een van hen had amper borsten. Deckmyn lag op bed met twee meisjes die hem beurtelings pijpten. De beelden waren statisch en er werd niet ingezoomd, wat deed veronderstellen dat Deckmyn de camera op een statief had geplaatst. De film duurde ruim anderhalf uur.

‘We weten nu zeker dat alles om kinderprostitutie draait’, zei Van In. ‘Het probleem is dat we niets kunnen aanvangen met het bewijsmateriaal. De dader is dood.’

‘Is de film dan niet voldoende om de onderzoeksrechter ervan te overtuigen dat de andere buren er ook bij betrokken waren?’

‘Ik denk het niet, Sas.’

‘Heeft Jan dan al die moeite voor niets gedaan?’

Het had haar vriend twee lange avonden gekost om de gewiste gegevens op de harde schijf van Deckmyns laptop terug te halen.

‘Voor niets is misschien overdreven’, reageerde Versavel.

‘Waarom denk je dat?’

‘Omdat ik me moeilijk kan voorstellen dat Lieven Deckmyn de gegevens zelf heeft gewist.’

Van In knikte. De conclusie was logisch. Deckmyn had de opnamen gemaakt om er later nog van te kunnen genieten.

‘Dan komen we weer bij de vrouwen uit’, zei hij. ‘Vergeet niet dat Roos en Silvia vriendinnen zijn en dat ze elkaar een alibi hebben verschaft.’

Van In stond op en liep naar het bord waarop alle belangrijke informatie over de moorden stond genoteerd. Wat wisten ze eigenlijk? Pierre Pieters was hoogstwaarschijnlijk vermoord omdat hij De Nul, Snoeck, Demaeght en Deckmyn chanteerde. Het lag bijgevolg voor de hand dat een van hen Pieters had vermoord, maar het was ook mogelijk dat ze hadden samengespannen. Maar wie had Deckmyn dan vermoord? En waarom? Roos had een motief om haar man te vermoorden, maar ze had niets te maken met Pieters. Silvia had zelfs helemaal geen motief.

‘Ik zal Verbiest de beelden laten zien’, zei Van In. ‘Wie weet kunnen we hem ermee overtuigen.’

Hij liep terug naar zijn bureau, zette de laptop af en stak een sigaret op.

‘Kunnen we die andere kerel niet proberen te identificeren?’

‘Dat kunnen we inderdaad proberen, Guido’, zei Van In.

Als de andere pedofiel bij Pieters te gast was geweest, zou het niet veel moeite kosten hem te identificeren. Ze hoefden alleen de gastenlijst op te vragen. Het probleem was dat ze nooit zouden kunnen bewijzen dat hij aan de orgie had deelgenomen omdat er geen beelden beschikbaar waren. Vijftig jaar geleden was het allemaal gemakkelijker verlopen. Toen werd een verdachte opgepakt en hardhandig verhoord tot hij bekende. Tegenwoordig moest je een crimineel op heterdaad betrappen voor je hem kon laten berechten. Het was allemaal bijzonder frustrerend.

‘En ik vraag me af hoe de vrouw van Demaeght zal reageren als we haar met de realiteit confronteren. Vergeet niet dat zij denkt dat haar man haar met een volwassen vrouw heeft bedrogen.’

Saskia had een punt. Erachter komen dat je man het met kinderen heeft gedaan, kon bij de vrouw van Demaeght de stoppen doen doorslaan. En dan zou het best kunnen dat ze zozeer van hem walgde, dat ze hun toestemming gaf om het huis te doorzoeken.

‘Geen slecht idee’, mompelde Van In. ‘Neem zo snel mogelijk contact met haar op en vraag haar of ze hiernaartoe wil komen. Alleen uiteraard.’

Hij deed zijn sigaret uit en stak onmiddellijk een nieuwe op. De zaak schoot nauwelijks op en dat maakte hem zenuwachtig.

Silvia installeerde zich op het terras van een brasserie aan het Walplein en bestelde een glas witte wijn. In haar handtas zat een bruine envelop met belastende informatie over Snoeck. Deckmyn had de straf gekregen die hij verdiende, Snoeck verdiende het om eerst vernederd te worden voor hij stierf.

‘Ik neem aan dat u mevrouw Moerman bent?’

Een man van een jaar of veertig keek haar vragend aan. Hij was sportief gekleed, zijn keurig getrimde stoppelbaard gaf hem iets intellectueels.

‘Dan bent u Jacques Cortekaas.’

‘Inderdaad, mevrouw.’

Silvia vond Jacques een knappe kerel met een warme, aangename stem, maar was hij ook keurig? Ze wist bijna zeker dat hij nu aan andere dingen dacht. De manier waarop hij haar bekeek sprak voor zich. Alle mannen waren eender. Ze dachten maar aan één ding. Hij droeg een trouwring en hij had waarschijnlijk ook kinderen, toch was ze er zeker van dat ze hem met een vingerknip kon verleiden.

‘U bent stipt’, zei ze. ‘En ik hou van stipte mensen. Ga zitten. Ik trakteer.’

Ze had met opzet een jurk met een diep decolleté aangetrokken, het soort decolleté dat mannen fascineerde. Cortekaas ging recht tegenover haar zitten. Hij had zichtbaar moeite om zijn blik niet van haar gezicht te laten afdwalen.

‘Wat kan ik u aanbieden?’

Ze wenkte de kelner, die in de deuropening was blijven staan. De kelner, die haar eveneens aan het begluren was, reageerde onmiddellijk.

‘Doe mij maar een pilsje’, zei Cortekaas.

Hij glimlachte naar Silvia. Zij deed alsof ze het niet merkte. Het had maanden gekost om achter de code van de kluis te komen, ze kon eindelijk de vruchten plukken van haar volgehouden speurwerk. Het was allemaal begonnen toen Snoeck op een dag bezoek kreeg van een bevriende minister en ze een paar flarden van het gesprek had opgevangen. Na afloop van het gesprek had de minister hem documenten overhandigd en ze had gezien dat hij die documenten in zijn kluis had gelegd. Omdat ze de inhoud van het gesprek kende, wist ze bijna zeker wat er in de documenten stond. Vanaf toen had ze alles in het werk gesteld om achter de code van de brandkast te komen. Het toeval had haar een handje geholpen. Drie weken geleden, toen ze in de kamer aan het stofzuigen was, had ze hem eerst een blik in zijn agenda zien werpen voor hij de kluis openmaakte, en hij had haar ooit toevertrouwd dat hij geen telefoonnummers kon onthouden. Ze had eruit afgeleid dat hij dan waarschijnlijk ook de code van zijn kluis niet uit het hoofd kende en die voor alle zekerheid ergens had opgeschreven. Haar gevolgtrekking bleek juist toen ze drie dagen later de hand op zijn agenda had weten te leggen.

‘Ik mag er toch op rekenen dat u de informatie integraal publiceert?’ zei ze.

‘Alleen als u de aantijgingen tegen meneer Snoeck hard kunt maken.’

Cortekaas legde de nadruk op ‘hard’ en keek haar daarbij recht in de ogen. De smeerlap dacht weer aan iets anders. Ze haalde de envelop uit haar handtas en overhandigde ze hem. Hij maakte het klepje los, haalde de documenten eruit en begon ze aandachtig te lezen. Zijn gezicht verstrakte naarmate de lectuur vorderde.

‘Wat vindt u ervan?’ vroeg ze.

Cortekaas stak de documenten weer in de envelop en haalde diep adem. Als het klopte wat hij net gelezen had, kon meneer Snoeck een kruis maken over zijn politieke carrière en hij zou een goede advocaat in de arm moeten nemen, wilde hij niet voor een paar jaar in de gevangenis belanden.

‘Het is inderdaad explosief materiaal, mevrouw’, zei hij. ‘En ik verzeker u dat het gepubliceerd zal worden. Eén ding is me echter niet duidelijk. Waarom doet u zoiets? Iemand anders zou er munt uit proberen te slaan. En u vraag niets in ruil.’

‘Dat zijn mijn zaken, meneer Cortekaas.’

‘Heeft hij u misschien lastiggevallen?’

Snoeck had een slechte naam wat vrouwen betrof. En zij was zo verdomd knap dat hij haar ook had proberen te pakken als hij daartoe de kans kreeg.

‘Ik heb uw vraag beantwoord’, zei ze streng. ‘Publiceer het verhaal en laat me verder met rust.’

Cortekaas schrok van haar vastberadenheid, hij dronk zijn pils op en nam afscheid met een knikje. Zij bestelde nog een glas witte wijn. Morgen zou de bom barsten en dan bleven ze nog maar met hun tweeën over.

Mevrouw Demaeght bekeek de film op een laptop. In het begin met een zekere verbazing, omdat ze wist dat Eddy eveneens een trip naar het privé-eiland van Pieters had gemaakt en ze zich afvroeg waarom hij haar de beelden die ook hij toen had gemaakt nooit had laten bekijken. De verbazing sloeg echter snel om in verbijstering toen ze de rest te zien kreeg. Na een halfuur vroeg ze huilend om de vertoning stop te zetten. Van In gaf haar de tijd om te bekomen van de emotie.

‘We kunnen niet bewijzen dat uw man hetzelfde heeft gedaan’, zei hij. ‘Maar het is zeer waarschijnlijk dat hij ook aan iets dergelijks heeft deelgenomen.’

‘Dat kan ik niet geloven’, snikte ze. ‘Eddy houdt van kinderen en we hebben zelf een dochter.’

‘De gevangenissen zitten vol met getrouwde mannen die kinderen hebben misbruikt’, zei Van In zacht, om haar niet nog meer te choqueren. ‘En hij zal het in alle toonaarden ontkennen als u het hem vraagt. Daarom verzoek ik u om toestemming om uw huis en zijn computer te doorzoeken.’

De gedachte dat Eddy haar met een prostituee had bedrogen, was nog enigszins draaglijk, de beelden die ze net had bekeken, vervulden haar met zoveel afschuw dat ze nooit nog een aanraking van hem zou kunnen verdragen als hij zich aan dergelijke perverse handelingen schuldig had gemaakt.

‘Denk aan de slachtoffers die hij nog zal maken, mevrouw. Het is wetenschappelijk bewezen dat pedofielen nooit ophouden.’

‘Mijn man is geen pedofiel, commissaris.’

Ze stond op van haar stoel en wilde de kamer uit lopen. Van In hield haar tegen met zachte dwang, met als gevolg dat ze weer begon te huilen. Hij gaf Saskia een teken dat ze zich over de arme vrouw moest ontfermen. Hij vond het zelf een vreemde zaak omdat hij moeilijk kon geloven dat de vier buren ook alle vier pedofiel waren.

‘Dat is best mogelijk’, zei Van In voorzichtig. ‘U moet echter toegeven dat hij iets te verbergen heeft. Anders had hij zich niet laten chanteren.’

Rita Demaeght keek hem met betraande ogen aan. Eddy zou razend zijn als hij erachter kwam dat ze de politie toestemming had gegeven hun huis te doorzoeken. Zij vond het eerlijk gezegd ook niet prettig dat vreemde mannen in haar lingerie zouden snuffelen. Niet op het verzoek ingaan was ook geen optie omdat ze zelf wilde weten wat er op het eiland gebeurd was. Het beste scenario was dat ze niets vonden en hen daarna met rust lieten.

‘Oké’, zei ze. ‘Jullie hebben mijn toestemming om het huis te doorzoeken.’

‘Kunt u dat ook schriftelijk bevestigen?’

‘Alleen als het echt moet.’

‘Het moet’, zei Van In.

Ze maakte geen bezwaar. Saskia handelde de formaliteiten af. Ze stelde een document op en liet het ondertekenen. Versavel reed ondertussen de auto voor.

Nog geen kwartier later stopten ze bij het huis van Demaeght. Jan Bonte, de vriend van Saskia, was al gearriveerd. Hij zou zich met de computer bezighouden.

‘We kunnen misschien het best met zijn werkkamer beginnen’, zei Van In. ‘Kent u het wachtwoord van zijn computer?’

Rita Demaeght hoefde niet lang na te denken. Eddy hield niet van ingewikkelde toestanden. Het wachtwoord was gewoon ‘Eddy’. Jan Bonte fronste de wenkbrauwen. Hij wist uit ervaring dat mensen die een voor de hand liggend wachtwoord kozen, meestal niets te verbergen hadden.

‘Kunt u ons ook vertellen om hoe laat uw man ongeveer thuiskomt?’

‘Nooit voor halfzeven’, zei Rita.

‘Dan hebben we even de tijd.’

De werkkamer was ruim en beantwoordde perfect aan wat Van In zich van de werkkamer van een boekhouder had voorgesteld. Metalen kasten, ordners, stapels papieren, twee desktops en boeken over fiscaliteit.

‘Ik neem aan dat uw man ook over een laptop beschikt.’

‘Ja’, zei ze. ‘Die neemt hij overal met zich mee.’

‘Brengt hij hier veel tijd door?’

Eddy was een hardwerkende man. Na het avondmaal sloot hij zich op in zijn werkkamer en hij kwam zelden voor elf uur naar beneden. Rita besefte plotseling dat ze een eenzaam leven leidde.

‘Hebt u me verder nog voor iets nodig?’

Het antwoord was negatief. Ze liep met hangende schouders naar beneden. Waarom zou iemand haar nog nodig hebben? Ze leefde haar hele leven al in de schaduw van Eddy. Het grootste deel van wat ze samen hadden opgebouwd, kwam van hem. Het geld dat zij verdiende als schoonheidsspecialiste ging hoofdzakelijk naar de kapper en dure merkkleding. Wat zou er van haar worden als er hem iets overkwam? Hij was meestal lief voor haar en hij zeurde nooit over haar koopgedrag. Integendeel, hij stopte haar af en toe een extraatje toe. Het kon toch niet dat een man als hij onoorbare dingen met kinderen had gedaan. Ze liep naar de barkast en schonk zich een glas port in. Rita dronk vaak stiekem als ze zich moedeloos voelde en het was de laatste jaren alleen erger geworden. Soms dronk ze meer dan een fles per dag. Ze was er zo aan gewend geraakt dat niemand nog merkte dat ze dronken was, zelfs Eddy niet. Arme Eddy. Ze hoopte dat hij niet zou merken dat de flikken zijn werkkamer hadden doorzocht, wat bijna onmogelijk was. Hij wist exact waar alles lag. Ze had hen nooit mogen binnenlaten.

Wenduine was waarschijnlijk een van de rustigste badplaatsen aan de kust. Zelfs in het hoogseizoen was het er zelden razend druk zoals in het naburige Blankenberge. Dat was dan ook de reden waarom Albert Snoeck er regelmatig een portie frisse zeelucht kwam opsnuiven. De mensen die hem herkenden vielen hem niet lastig, hij kon rustig een paar uur op een terras doorbrengen zonder dat iemand hem aanklampte of over politiek begon te lullen. Hij had er ook zijn stamcafé, De Markt, op de hoek van de Markt en de Pauwaerstraat. Normaal kwam hij er om zich te ontspannen en rustig van een Brugse Zot te genieten. Vandaag was een uitzondering. Hij had een afspraak met hoofdinspecteur Vermeersch, zijn tipgever bij de Brugse politie, die het onderzoek naar de moord op Pieters en Deckmyn op de voet volgde. Het had tot dusver nog niet veel opgeleverd. Het onderzoek vorderde traag, de kans was klein dat Van In de moordenaar, die volgens hem ook de afperser was, wist te identificeren. Hij had lang over die kwestie nagedacht en was tot de conclusie gekomen dat hij de zaak beter alleen kon afhandelen. De moord op Deckmyn had hun alle drie de stuipen op het lijf gejaagd en de verwarring compleet gemaakt, want als de moordenaar en de afperser een en dezelfde persoon was, waarom had hij Deckmyn dan vermoord? Politici werden regelmatig met ondoorzichtige problemen geconfronteerd die ze toch op een of andere manier moesten zien op te lossen. Dan zat er niets anders op dan een beslissing te nemen, ongeacht de gevolgen ervan. Snoeck zag hoofdinspecteur Vermeersch de Markt oversteken. Hij stak zijn hand op en wenkte hem.

‘Ga zitten’, zei hij bijna gebiedend. ‘Wat drink je?’

‘Een pilsje.’

De hoofdinspecteur voelde zich opgelaten in het gezelschap van de politicus. En hij hoopte vurig dat Van In het onderzoek zo snel mogelijk kon afronden en hij van zijn weinig benijdbare taak werd ontheven.

‘Heb je nieuws voor mij?’

‘Ze hebben een film teruggevonden op de laptop van Deckmyn. Kinderporno op een eiland in de Golf van Morbihan.’

‘Verdomme.’

Het ondenkbare was gebeurd. Snoeck sloeg uit pure frustratie zijn benen over elkaar, raakte daarbij de onderkant van de tafel, waardoor zijn glas omver viel en het bier over zijn dijen stroomde. Vermeersch keek lijdzaam toe terwijl een kelner de natte broek van Snoeck met een vaatdoek probeerde droog te deppen.

‘Heb jij de film gezien?’ vroeg Snoeck toen de kelner een nieuwe vaatdoek ging halen.

‘Een stukje maar.’

Vermeersch had niet langer dan een kwartier durven te kijken uit angst om betrapt te worden. Dat hij op dezelfde verdieping als Van In werkte gaf hem niet het recht om in de dossiers van de recherche te gaan snuffelen. Als Van In hem daarop betrapte, kon hij de rest van zijn carrière parkeerboetes uitschrijven.

‘Weet je zeker dat er maar één film is?’

‘Nee’, zei Vermeersch.

‘Ik wil dat je zo snel mogelijk alle bestanden wist.’

‘Dat gaat niet, meneer Snoeck.’

Snoeck kreeg bijna een woedeaanval. Hoe durfde die stomme flik hem tegen te spreken? Maar hij besefte ook dat de man uitkafferen geen oplossing was.

‘Ook niet als ik je een bonus betaal?’

Vermeersch legde Snoeck uit dat het niet veel zin had de film te wissen. Iemand had de film al een keer gewist.

‘Tegenwoordig zijn we in staat gewiste gegevens terug te halen.’

‘Gooi het ding dan weg.’

‘Dat kan ik echt niet doen, meneer Snoeck.’

Nu kon Snoeck zich niet langer beheersen. Hij rechtte zijn rug en stak dreigend zijn wijsvinger uit naar de aangeslagen hoofdinspecteur.

‘Ik zal het nog één keer zeggen, stomme flik. Je laat dat ding verdwijnen of ik sta niet in voor de gevolgen. Heb je dat goed begrepen?’

Vermeersch beet op zijn onderlip. Hij had geen keuze. Het was kiezen tussen de pest en de cholera.

‘Misschien is dit iets’, zei Versavel.

Hij had in de onderste lade van een van de archiefkasten een doosje met twee usb-sticks aangetroffen. Bonte nam er een tussen duim en wijsvinger en stak hem in een poortje van een desktop. Het vermoeden van Versavel werd bewaarheid. De titel van de eerste film sprak voor zich: Virgin fucked by older man. In tegenstelling tot het filmpje dat ze op de laptop van Deckmyn hadden gezien, waren de meisjes duidelijk geen kinderen meer, maar ze waren wellicht ook niet meerderjarig.

‘Je kunt het niet echt kinderporno noemen’, zei Van In. ‘Tegenwoordig zie je amper nog het verschil tussen een meisje van vijftien en een van twintig.’

Ze bekeken een stuk of vijf filmpjes voor ze ermee ophielden. Het ging telkens om tienermeisjes, maar Van In had er een eed op durven doen dat de meeste minderjarig waren.

‘Zijn vrouw had toch een beetje gelijk. Demaeght is wellicht geen pedofiel, maar hij heeft waarschijnlijk de wet overtreden.’

‘Alles hangt af van wat hij in Frankrijk heeft uitgevreten’, zei Versavel. ‘Zolang we niet over het materiaal van Pieters beschikken, zijn we daar niet zeker van.’

‘Hoe pakken we dit verder aan?’ vroeg Jan.

‘Ik vind dat we open kaart moeten spelen’, zei Versavel.

‘Met hem of met zijn vrouw?’

‘Met allebei.’

‘Ik ga niet akkoord’, kwam Van In tussenbeide. ‘Ik stel voor dat we hem oppakken en de druk een beetje opvoeren. Demaeght lijkt me niet echt een stoere bink. Geef me vierentwintig uur en hij bekent.’

‘Ik wil je grif geloven’, zei Versavel. ‘Het is alleen de vraag of de onderzoeksrechter het aanhoudingsbevel zal ondertekenen.’

‘Dat moet Hannelore dan maar regelen’, snoof Van In. ‘Ik zeg dat we hem vandaag oppakken en verhoren.’

Versavel wilde het uitschreeuwen. Het leed geen twijfel dat Verbiest het verzoek van Hannelore zou inwilligen. Van In wist echter niet dat ze het hem niet op kantoor zou vragen, maar tussen de lakens.

‘Kunnen we echt geen dag wachten, Pieter?’

‘Nee, Guido. Ik ben het wachten beu.’

Hij draaide zich om en stormde de trap af als een nukkige stier. Rita keek verschrikt op toen ze het gestommel op de trap hoorde.

‘Scheelt er iets?’ vroeg ze benepen.

‘Ik wil weten waar uw man nu is.’

Ze was nog zo onder de indruk van wat ze net op de laptop van Deckmyn had gezien dat ze automatisch antwoordde.

‘Hij is op kantoor’, zei ze.

Als succes evenredig was aan de infrastructuur van een bedrijf, dan had Demaeght goed geboerd. Het gebouw waar zijn kantoren waren ondergebracht, telde drie verdiepingen. Het was modern en lag in een groene oase aan de rand van de stad. Versavel reed het terrein op en parkeerde recht voor de hoofdingang. Een tweede politiewagen ging dwars op de oprijlaan staan. Van In stapte uit, stak een sigaret op.

‘Zijn auto staat er in ieder geval.’ Versavel wees naar de beige Range Rover die op een voorbehouden plaats onder een afdak stond.

‘Oké.’

Van In nam haastig nog een paar trekken voor ze naar binnen gingen. Een jonge man van een jaar of vijfentwintig met blond sluik haar keek verbaasd op van zijn scherm.

‘Kan ik u helpen?’

‘We komen voor Eddy Demaeght.’

De man glimlachte. Het kantoor stelde veertig accountants te werk, maar iedereen wilde per se de baas spreken.

‘Meneer Demaeght zit momenteel een vergadering voor’, zei hij vriendelijk. ‘Maar ik weet zeker dat een van zijn medewerkers u graag verder zal helpen. Kunt u me ook zeggen waarover het gaat?’

Van In haalde zijn politiekaart uit zijn achterzak en duwde ze onder de neus van de verbouwereerde medewerker.

‘We komen hem arresteren. En hij mag kiezen: hij komt zelf of we gaan hem halen. Een arrestatieteam wacht op mijn teken om het gebouw binnen te vallen en uw baas in de boeien te slaan. Als ik u was zou ik hem bellen en uitleggen wat er aan de hand is.’

De man pakte zonder nog langer na te denken de hoorn van de telefoon en toetste onhandig een nummer in.

‘Excuseer dat ik u stoor, meneer Demaeght. Politie. Ze vragen of u onmiddellijk hierheen wilt komen.’

Van In zag de jonge man knikken. Hij kon niet horen wat er gezegd werd, maar hij had de indruk dat Demaeght tegensputterde.

‘Momentje, ik vraag het hun.’

De man bedekte het mondstuk met zijn hand en keek naar Van In met een blik van ik-kan-er-echt-niets-aan-doen.

‘Meneer Demaeght heeft het zeer druk, hij vraagt of jullie niet in de loop van de dag kunnen terugkomen.’

‘Nee, jongen. Zeg hem dat we hem komen halen.’

Het dreigement werkte niet. Demaeght weigerde naar beneden te komen. Versavel wachtte niet op een teken, hij riep het arrestatieteam op over de mobilofoon. Nog geen minuut later stapten vier potige inspecteurs in gevechtskledij de hal binnen. Hun gezichten zaten verborgen achter bivakmutsen.

‘Vooruit’, zei Van In tegen de man. ‘Breng ons naar hem toe.’

Het kantoor van Demaeght bevond zich op de derde verdieping. Van In deed geen moeite om aan te kloppen. Hij stapte gewoon naar binnen. Demaeght zat aan zijn laptop.

‘Wat heeft dit in godsnaam…’

‘U staat onder arrest wegens het bezit van kinderporno’, snauwde Van In. ‘U gaat vrijwillig met ons mee of we nemen u mee. Is dat duidelijk, meneer Demaeght?’

Twee mannen van het arrestatieteam zetten een stap naar voren, maar ze hoefden geen actie te ondernemen. Demaeght stond op, zette zijn laptop af en kwam met gebogen hoofd van achter zijn bureau. Hij was zo onder de indruk dat hij geen vragen stelde. Ze namen zwijgend de lift naar beneden. Een medewerker die het allemaal zag gebeuren, vluchtte schichtig het kantoor van een collega in. Het nieuws van de arrestatie ging als een lopend vuurtje door het gebouw. Toen Demaeght op het parkeerterrein in de politiewagen stapte, keek het gros van de medewerkers achter het raam toe.

Twee inspecteurs leidden Demaeght naar de verhoorkamer en vatten daarna post voor de deur. Van In en Versavel lieten hem bewust een uur wachten voor ze zelf ten tonele verschenen. Het was een oude truc om een verdachte onzeker en kwetsbaar te maken.

‘Speel jij de slechte flik, of doe ik het?’

‘Doe jij het maar’, zei Versavel.

Ze gingen de verhoorkamer binnen en namen allebei plaats aan de andere kant van de tafel. De korte quarantaine had blijkbaar vruchten afgeworpen. Demaeght zat ineengezakt op zijn stoel en leek plotseling jaren ouder.

‘We zullen er geen doekjes om winden, meneer Demaeght. Uw vrouw heeft ons toestemming gegeven uw werkkamer te doorzoeken en we hebben het doosje met usb-sticks gevonden. Wat hebt u daarop te zeggen, oude viespeuk?’

Demaeght boog het hoofd nog dieper. Niet omdat hij zich schaamde of zich schuldig voelde, hij was doodsbang voor wat hem eventueel te wachten stond. Rita en de kinderen zouden hem laten vallen, klanten zouden massaal bedanken voor zijn diensten, het netwerk dat hij in de loop der jaren zorgvuldig had opgebouwd, zou hem uitspuwen. Het leven had geen enkele zin meer.

‘En u mag blij zijn dat we in de eenentwintigste eeuw leven, anders had ik eigenhandig uw ballen afgesneden. Gelukkig zijn rechters tegenwoordig minder laks als het om dit soort smeerlapperij gaat. Ik weet nu al zeker dat u minstens voor vijf jaar de cel ingaat en ik zal er persoonlijk voor zorgen dat u de eerste weken niet van de andere gevangenen afgezonderd wordt. Ik verzeker u dat die kerels er ook niet om kunnen lachen. Geloof me, als ze met u klaar zijn, zal uw sluitspier nooit meer functioneren als voordien. Ik geef u echter één kans om uw lot in de gevangenis wat te verzachten. Beken en vertel de waarheid over wat er op het eiland van Pieters gebeurd is.’

Demaeght mocht een angsthaas zijn, hij was niet dwaas. Hij kon niet ontkennen dat hij op jonge meiden kickte, maar zij konden niet bewijzen dat hij zich daadwerkelijk aan minderjarigen had vergrepen.

‘Ik wil een advocaat.’

Versavel keek naar Van In. Als Demaeght zich door een advocaat liet bijstaan, zou het verhoor anders verlopen dan Van In gepland had. Maar ze hadden geen keus. De Salduzwet was duidelijk. Als ze Demaeght de bijstand van een advocaat weigerden, zou iedere rechter verplicht zijn het bewijsmateriaal nietig te verklaren en hem buiten vervolging te stellen, maar hij besefte ook dat dit niet het moment was om Van In daarop attent te maken.

‘En hoe wilt u uw advocaat. Met of zonder slagroom?’

Van In liet zijn vuist met een daverende dreun op het tafelblad neerkomen. Het was een onderdeel van zijn rol als slechte flik. Zich opwinden en daarna woedend de kamer uit lopen. Daarna zou Versavel het vertrouwen van de verdachte proberen te winnen. Nog geen twee minuten later was het zover. Van In sloeg de deur achter zich dicht, Versavel nam het verhoor van hem over.

‘U moet mijn collega begrijpen’, suste hij. ‘Hij heeft zelf kinderen en…’

Versavel probeerde gedurende anderhalf uur het vertrouwen van Demaeght te winnen, hij ving bot. De verdachte bleef beweren dat hij geen strafbare feiten had gepleegd op het eiland en hij ontkende met klem dat hij op de hoogte was van de opnamen die Deckmyn had gemaakt. Hij bleef ook volhouden dat hij niets met de moord op Pieters te maken had, dat hij zich nooit door hem had laten chanteren en dat hij met het geld dat hij destijds van zijn rekening had gehaald iemand in het zwart had betaald.

Van In speelde nadien nog twee keer het spel van slechte flik voor hij het opgaf, en hij moest toegeven dat hij zich vergist had. Demaeght was sterker dan hij had gedacht.

Saskia zat al in haar auto toen ze merkte dat ze haar zonnebril vergeten had. Het was niet de eerste keer dat ze iets vergat op kantoor en meestal ging ze ook niet terug om het te halen. Dit keer deed ze het wel omdat ze het niet zag zitten om met dit weer zonder zonnebril naar huis te rijden. Ze stapte uit, stak de straat over en ging het politiebureau binnen.

‘Iets vergeten, Sas?’

De collega die aan de informatiebalie zat, drukte glimlachend op de zoemer die het slot van de toegangsdeur ontgrendelde. Saskia stak haar hand op en liep haastig de trap op. Ze hoefde niet door de gang te lopen, kamer 204 bevond zich vlak naast de traphal. Ze deed voorzichtig de deur open en liep door het territorium van Van In en Versavel naar haar eigen kantoortje dat zich ernaast bevond. Waar had ze haar zonnebril toch weer gelaten? Hij lag niet op haar bureau en ook niet op de vensterbank, waar ze hem gewoonlijk legde. Het ding kon toch niet weg zijn? Ze probeerde zich te herinneren waar ze hem voor het laatst had gezien. Het schoot haar te binnen. Ze had hem vanochtend gereinigd met een vochtig doekje en daarna in een lade gelegd om te vermijden dat hij weer onder het stof kwam te zitten. Een klik deed haar opschrikken. Iemand kwam kamer 204 binnen. En dat was vreemd omdat Van In en Versavel nog steeds in de verhoorkamer zaten. Ze schuifelde voorzichtig naar de deur van haar kantoor en gluurde door het sleutelgat. Iemand trok systematisch de laden van alle kasten open. Hij ging haastig te werk en hij probeerde zo weinig mogelijk lawaai te maken. Saskia bleef gespannen door het sleutelgat turen. Ze had natuurlijk de deur kunnen opengooien en vragen wat er aan de hand was, haar instinct zei dat ze beter kon wachten. Haar geduld werd even later beloond toen ze de indringer weer in haar gezichtsveld kreeg en hem herkende. Ze wilde het eerst niet geloven, maar er was geen twijfel mogelijk. De man die kamer 204 aan het doorzoeken was, werkte op dezelfde verdieping als zij. Wat kwam Vermeersch hier in godsnaam zoeken? Ze legde haar hand op de deurkruk en duwde ze voorzichtig naar beneden, maar ze bedacht zich net op tijd. Zolang Vermeersch niet gevonden had wat hij zocht, kon ze hem van niets beschuldigen. Hij zou zich met een smoes proberen te redden en dan zouden ze er nooit achter komen wat hij hier was komen uitspoken. Van In zou er in ieder geval niet om kunnen lachen.