Koningen zijn grillig en hun logica verschilt van die van gewone stervelingen; de kans bestond dat de heer van Ur een prijs voor zijn steun zou verlangen die hoger lag dan die van de ensi van Safran.
De zon scheen in al haar glorie over het okerkleurige land van Safran toen de schreeuw van een man het geroezemoes op de marktplaats tot zwijgen bracht.
Ili en Shamas keken elkaar ontsteld aan, in de wetenschap dat deze kreet dood en vernietiging aankondigde.
De schrijvers groepten samen in de poorten van de tempel, waar de soldaten inmiddels waren aangekomen, vastberaden binnen te dringen.
Het geluid van zinderende vlammen en huilende vrouwen steeg luid op, ondersteund door het geschreeuw van soldaten en mannen die hun huis en haard beschermden.
Shamas besefte dat ze niets anders konden doen dan zich te buigen als het riet aan de oever van de Eufraat en af te wachten tot de storm zou gaan liggen. Zijn instinct was echter sterker dan zijn geest en hij stelde zich teweer tegen de soldaten, hoe Ili hem ook smeekte zich in te houden.
Hij wist dat alles wat hij deed nutteloos zou zijn, maar hij kon zich niet zonder meer neerleggen bij het onrecht dat zijn volk werd aangedaan.
Hoeveel tijd was er verstreken? Een seconde misschien, of wie weet waren het uren. Hij voelde zich uitgeput, zijn geest was verward.
Geen mens heeft het eeuwige leven, ook de koning niet. Ooit komt de dag dat iemand de vrede herstelt in deze tempel; hij zal het land, het vee en de woonsteden beheren van de mensen die vertrouwen op de goedheid van schrijvers zoals wij, die van zonsopgang tot zonsondergang werken opdat er orde en rechtvaardigheid heerst in de gemeenschap, dacht Shamas toen hij werd weggesleept.
Hij zag zijn meester Ili languit op de grond liggen, uit een wond aan zijn hoofd stroomde bloed. Andere schrijvers lagen dood om hem heen, evenals de dienaren van de tempel die de plaats hadden willen beschermen waar het leven tot dan toe vredig was voortgekabbeld.
Zijn hoofd brandde van pijn, de botten in zijn lichaam wogen zwaar, hij kon zijn arm met moeite optillen.
Ben ik stervende, evenals mijn vrienden? Ben ik misschien al dood?
Hij bedacht dat hij te veel pijn had om dood te kunnen zijn. Hoe lang had hij nog? En Lia, zou Lia nog leven? De soldaat trapte hem in zijn gezicht en liet hem voor dood achter.
Hij wilde niet sterven, maar wist niet hoe hij dit kon voorkomen. Waarom had God besloten dat hij zo aan zijn einde moest komen? Hij voelde dat er een glimlach om zijn mond speelde; Ili zou hem hebben verweten dat hij zelfs op een moment als dit nog vragen stelde, een vraag aan God. Zouden de anderen deze vraag aan Marduk stellen in hun laatste levensuur?
Was Abraham maar hier, dan zou hij hem kunnen vragen waarom God toestond dat wezens van Zijn schepping op zo'n wrede manier moesten sterven. Was dit einde noodzakelijk? Hij wist niet of hij zijn ogen gesloten of open hield, hij zag niets, het leven vloeide via een diepe schouderwond uit zijn lichaam. Hoe absurd. Waar was God? Zou hij Hem eindelijk mogen zien? Hij schrok bij het horen van een stem, de stem van Abraham die hem vroeg vertrouwen te hebben in God. Toen zag hij een helder wit licht; een stevige hand greep de zijne en hielp hem overeind. Hij voelde geen pijn meer en besefte dat hij de Eeuwigheid was in gegaan.
27
Clara! Clara?'
Miranda wekte haar uit een diepe droom waarin ze dicht bij Shamas was geweest. Ze voelde een stekende pijn op de borst en snakte naar adem. Alles deed zeer en ze kon geen woord uitbrengen tegen Miranda, die haar bezorgd aankeek.
Daniël legde zijn camera op een lemen muurtje en boog zich over de trillende vrouw heen.
'Gaat het wel goed met haar?'
De soldaten haastten zich om te zien wat de journalisten gevonden hadden en schrokken hevig bij het zien van Clara, languit op de grond en met weggedraaide ogen.
De commandant schreeuwde zijn mannen bevelen toe, waarop een van hen wegholde om een deken te halen.
Clara bleef onbeweeglijk liggen en vreesde even dat ze verlamd was geraakt. Ze begreep niet waarom de woorden in haar keel bleven steken en haar armen en benen niet reageerden op de opdracht van haar geest in beweging te komen.
Ze voelde dat Daniël een arm om haar heen sloeg, haar overeind hielp en een beker water tegen haar lippen drukte.
Miranda nam bezorgd haar polsslag op, onder de ontzette blik van de commandant. Als die vrouw iets was overkomen, was dat zijn verantwoordelijkheid.
'Haar pols is traag, maar ik geloof niet dat ze gewond is,' zei Miranda. 'Ze moet naar het kamp, we moeten haar naar de dokter brengen,' antwoordde Daniël.
Op dat moment arriveerde de soldaat met een deken en Daniël wikkelde haar erin. Clara voelde de warmte terugvloeien in haar lichaam.
'Het gaat wel,' fluisterde ze. 'Het spijt me, ik denk dat ik in slaap ben gevallen.'
'Je bent half bevroren,' knikte Daniël. 'Hoe kom je erbij om hier te gaan liggen pitten?'
Clara kon zo snel geen antwoord verzinnen, dat was veel te ingewikkeld zoals ze er nu aan toe was.
'We brengen haar naar het kamp,' besloot Miranda.
'Nee, niet doen, ik wil opa niet laten schrikken. Het gaat wel, dank je,' stamelde Clara hees.
'Dan moet je koffie hebben om warm te worden. Commandant, kunt u voor koffie zorgen?'
Miranda's verzoek klonk als een bevel, waar de commandant zonder tegensputteren aan voldeed. Enkele minuten later zat Clara ondersteund door Miranda en Daniël in de tent die dienstdeed als soldatenkeet. De koffie bracht weer kleur in haar gezicht en ze had haar stem terug.
'Wat is er gebeurd?' wilde Miranda weten.
'Ik ben naar buiten gegaan om wat langs de ruïnes te wandelen. Dat doe ik wel vaker, om m'n gedachten helder te krijgen. Ik ben hier gaan zitten en toen ben ik in slaap gevallen.'
'Je zou wat voorzichtiger moeten zijn, het is 's nachts ijskoud.' Daniels vaderlijke vermaning bracht een flauwe glimlach op Clara's gezicht.
'Maak je geen zorgen, ik ben hooguit een beetje verkouden geworden. Maar zouden jullie alsjeblieft niets tegen de anderen willen zeggen, want ik... ik loop 's nachts graag in m'n eentje rond, dan kan ik beter nadenken, maar ik ben bijna nooit alleen, mijn grootvader is altijd bang dat me iets overkomt. Met het oog op de politieke situatie wemelt het hier van de soldaten, dus probeer ik er af en toe stiekem tussenuit te knijpen.'
'Je bent ons geen verklaring schuldig, hoor,' stelde Daniël haar gerust. 'We zijn ons alleen lam geschrokken toen we je daar op de grond zagen liggen.'
'Ja, sorry... ik was in slaap gevallen. Ik ben ook doodmoe, we werken ons kapot,' probeerde Clara uit te leggen.
'We zijn vroeg opgestaan om de ruïnes bij het eerste daglicht te filmen, dan hebben we net een andere invalshoek dan onze collega's. Ik ben blij dat we dat gedaan hebben, want wat is het mooi!' zei Miranda.
'Als je het goed vindt, ga ik van het licht profiteren om opnamen te maken. Blijf jij maar bij Clara, Miranda,' stelde Daniël voor.
De twee vrouwen bleven alleen achter. Miranda had er geen bezwaar tegen, want Clara intrigeerde haar. Die vrouw had iets heel bijzonders, hoewel ze niet precies wist wat het was.
'Je zou niet zeggen dat je Irakese bent,' begon Miranda voorzichtig.
'Ik ben Irakese... niemand hier zou denken dat ik het niet was.' 'Je hebt zulke blauwe ogen en je huid... nou ja, je ziet er anders uit dan je landgenoten.'
'Mijn familie komt ergens anders vandaan, ik ben van gemengd bloed.'
Miranda vatte meteen sympathie op voor Clara, nu ze wist dat ze iets met elkaar gemeen hadden.
'Vandaar die ogen en dat uiterlijk. Vertel, hoe hou je het uit om hier te leven?'
Clara was onmiddellijk op haar qui-vive, met het angstige vermoeden dat ze de journaliste niet zo makkelijk om de tuin kon leiden. 'Wat bedoel je?'
'Hoe kan een hoogopgeleide, verstandige vrouw als jij leven onder een regime als dit?'
'Ik heb me nooit met de politiek bemoeid, dat interesseert me niet,' antwoordde Clara koeltjes.
Miranda keek haar scherp aan en besloot dat ze Clara toch een stuk minder sympathiek vond dan ze aanvankelijk dacht.
'De politiek beïnvloedt iedereen; mensen kunnen wel zeggen dat het ze niet interesseert, maar niemand ontkomt eraan.'
'Ik heb alleen maar gestudeerd in mijn leven, verder niets.'
'Ik neem toch aan dat je tijdens je studie wel begrepen hebt in wat voor wereld je leefde,' bracht Miranda geërgerd naar voren.
'Ik zal je vertellen in wat voor wereld ik leefde: in een van de weinige seculiere regimes van het Midden-Oosten, een samenleving met het begin van een middenklasse vóór het embargo, een zekere welvaart en een vredig bestaan voor het merendeel van de Irakezen.'
'De Irakezen die het regime steunden. Wat vind je van de mensen die verdwenen zijn, de vele moorden, de gif aanval op de Koerden en alle andere wreedheden uit naam van Saddam?'
'En wat vind jij van de steun van de Verenigde Staten aan Pinochet of aan de Argentijnse junta? Of van de steun aan Saddam zolang het ze uitkwam? Gaan jullie alle landen bombarderen die niet denken zoals jullie? Ik durf hier met jou te wedden dat ze geen vinger zullen uitsteken naar de Saoedi's, de Emiraten, China of Korea. Ik word doodziek van de dubbele moraal van het Westen.'
'Dat geldt ook voor mij en juist daarom voel ik me vrij om hardop te zeggen wat ik denk. En dit is een van de ergste dictaturen die er zijn.'
'Je zou momenteel iets voorzichtiger moeten zijn met het uiten van je mening.' 'Wou je me soms aangeven?' vroeg Miranda smalend. 'Nee, natuurlijk niet. Doe niet zo raar.'
'Ik ben het niet eens met de oorlog tegen Irak, ik ben er vierkant tegen, maar ik zou wel graag willen dat de Irakezen zich ontdeden van Saddam.'
'En als ze dat nu eens niet willen?'
'Schei toch uit, je weet best dat ze dat niet kunnen.'
'Dit land moet met harde hand geregeerd worden.'
'Daar spreekt een enorme minachting uit voor je landgenoten.'
'Dat is geen kwestie van minachting, het is de realiteit. Als het Saddam niet is, is het wel een ander, maar zonder harde hand gaat dit land naar de haaien, zo ligt het nu eenmaal.'
'Hoe zit het met mensenrechten, vrijheid van meningsuiting, democratie en solidariteit? Hoe denk je daarover?'
'Net zoals jij, maar je moet niet vergeten dat dit het Midden-Oosten is. Je kunt ons niet langs dezelfde meetlat leggen als het Westen.'
'Mensenrechten zijn mensenrechten, hier en overal ter wereld.'
'Jij kent de Arabische wereld niet.'
'Ik geloof in de vrijheid en waardigheid van de mens, het kan me niet schelen waar ze geboren zijn.'
'Prima, ik zal je niet tegenhouden. Jij bekijkt Irak met vreemde ogen, daarom zie je de realiteit niet.'
'Een jaar geleden, tijdens mijn vorige reis, leerde ik een verslaggever kennen van een lokaal radiostation. Toen ik hier een paar maanden geleden aankwam belde ik hem, maar er werd niet opgenomen. Ik ben naar het radiostation gegaan en daar hoorde ik dat hij "verdwenen" was. Op een dag viel de Mukharabat het station binnen en ze namen hem mee. Sindsdien heeft niemand meer iets van hem gehoord. Zijn vrouw heeft alles verkocht wat ze had omdat ze getipt werd door corrupte functionarissen dat ze door te betalen bericht zou krijgen over haar man. Ze verkocht haar huis, de auto, alles wat ze had en gaf het geld aan die klootzak, die haar zodra hij zijn centen in de zak had verraadde. Ook zij is intussen verdwenen. Hun kinderen wonen nu bij hun grootmoeder.'
Clara knikte maar wat. Ze wist nooit wat ze moest zeggen als iemand met een dergelijk verhaal kwam over Irak, dus hield ze haar mond maar. Zij was hier gelukkig, meer kon ze er niet over zeggen. Dat, plus het feit dat ze altijd hartelijk was ontvangen in het paleis van Saddam. Nee, ze wilde Saddam Hoessein niet afvallen, dat zou haar grootvader nooit tolereren en zelf kon ze het ook niet.
'Je weet toch dat die dingen aan de lopende band gebeuren?' vroeg Miranda.Clara's stilzwijgen begon haar mateloos te irriteren. 'Het Midden-Oosten heeft een revolutie nodig, een ware revolutie, die afrekent met criminele regeringsleiders, met middeleeuwse regimes die geen enkel respect hebben voor de individu. De dag waarop de mensen beseffen dat de kanker hun vanbinnen opvreet en besluiten het met wortel en tak uit te roeien, is de dag waarop het Midden-Oosten zich ontpopt tot een ware macht,' betoogde Miranda fanatiek.
'Heeft iemand er belang bij als dat gebeurt?' vroeg Clara ironisch.
'Nee, natuurlijk niet. Ze hebben er belang bij dat jullie slaaf blijven van jullie corrupte regimes en denken dat het Westen, met al die ongelovigen, overal de schuld van heeft en dat de oplossing is ze allemaal aan het mes te rijgen. Ze houden de mensen dom en onwetend om ze te gebruiken en het ergste van alles is dat mensen zoals jij met de armen over elkaar blijven zitten en zich distantiëren van alles wat er om hen heen gebeurt omdat het ze aan niets ontbreekt.'
'Aan wiens kant sta jij eigenlijk?' vroeg Clara.
'Ik? Denk maar niet dat ik aan de kant sta van Bush of een voorstander ben van deze oorlog, maar ik ben ook niet zo'n zogenaamde progressieveling waar er zoveel van zijn in het Westen, die besloten hebben dat het politiek correct is om te zeggen dat alles wat islam is geweldig is en dat je iedereen moet respecteren, met al zijn eigenaardigheden. Ik respecteer niemand of niets die zich uiteindelijk niet houdt aan de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens en in dit deel van de wereld is er niemand die dat doet.'
'Nogal tegenstrijdig, vind je niet?'
'Je vergist je. Ik ben geen hypocriet, het enige wat je me kunt verwijten is dat ik niet politiek correct ben.'
'Je praat al net als Yves,' mopperde Clara. 'Yves? Ach, professor Picot. Een geweldige man.' 'Dat is hij ook, al heeft hij z'n eigenaardigheden.'
Clara keek Miranda aan en besefte met een schok dat Picot inderdaad zo snel mogelijk moest vertrekken, niet alleen vanwege de oorlog, maar ook omdat hij nooit mocht weten wat de journaliste nu had geraden.
Een archeologische expeditie duurde nooit zo lang, in elk geval niet zonder onderbreking en zelfs dan was het altijd een komen en gaan van archeologen en assistenten. Zij zaten inmiddels een halfjaar begraven in Safran, wat voor Picot en zijn vrienden ongetwijfeld veel te lang was.
'Je bent een bijzondere vrouw,' zei Miranda.
'Ik? Hoezo? Ik ben gewoon een archeologe die ervan overtuigd is dat hier onder de grond ergens de Stenen Bijbel verborgen ligt.'
'Marta Gómez heeft me verteld dat het niet zeker is dat aartsvader Abraham werkelijk heeft bestaan.'
'Als we de tabletten vinden, kunnen we bewijzen dat Abraham geen legende is geweest. Ik ben ervan overtuigd dat hij heeft bestaan, dat hij Ur heeft verlaten om naar Kanaan te gaan en dat hij om een bepaalde reden monotheïst is geworden en vanaf dat moment de kiem van Gods leer overal heeft gezaaid waar hij kwam. Daarom moeten we die tabletten vinden waarop Shamas het idee van de schepping volgens Abraham heeft opgeschreven.'
'Toch is het vreemd dat tijdens jouw verblijf in Rome niet één hoge kerkvader contact met je heeft opgenomen, al was het maar om die tabletten te bekijken die in je bezit zijn.'
'Nee, dat is niet gebeurd, maar dat had ik ook niet verwacht. De Kerk trekt het bestaan van de aartsvaders niet in twijfel. Als we de tabletten vinden is dat prettig, maar als we dat niet doen blijft dat voor hen hetzelfde, het tast de fundamenten van de godsdienst niet aan.'
'En die priester, Gian Maria, waarom is hij hier eigenlijk?'
'Hij is ons komen helpen, meer niet. Het is een schat van een man en hij is steengoed.'
'Maar hij is een priester, hij heeft hier niets te zoeken.'
'Wie heeft jou ooit verteld dat een priester geen archeoloog kan zijn? Gian Maria is een deskundige op het gebied van dode talen, zijn bijdrage aan deze expeditie is van essentieel belang.'
'Wat ga je doen als Picot en zijn team vertrekken?'
'Afzien en graven.'
'Bommen maken geen uitzonderingen.'
Clara haalde haar schouders op. Die hele oorlog zou haar een zorg zijn, ze geloofde nog steeds niet dat hij werkelijk zou uitbarsten en als dat wel gebeurde, had zij er niets mee te maken.
Het geronk van de terreinwagens doorbrak de stilte van de vroege ochtend. Het team archeologen was in aantocht. Een van de auto's stopte voor de tent waarin de vrouwen zaten te praten. Ayed Sahadi sprong uit de wagen en richtte zich woedend tot Clara.
'Nu heb je ons voor de zoveelste keer een streek geleverd! Je grootvader heeft opdracht gegeven de mannen te geselen die verantwoordelijk zijn voor jouw veiligheid en wat denk je dat er met mij gebeurt? Geniet je er soms van ons allemaal in het ongeluk te storten?'
'Hoe durf je zo tegen me te praten!'
Miranda keek gefascineerd toe.
De woede van deze man paste totaal niet bij de functie van opzichter, zoals hij zich de vorige dag aan haar had voorgesteld. Hij leek wel een militair.
Clara en Ayed Sahadi stonden als kemphanen tegenover elkaar, het scheelde weinig of ze waren elkaar aangevlogen. De seconden leken uren te duren, maar Miranda zag dat Ayed Sahadi diep inademde en zijn zelfbeheersing hervond.
'Stap in de auto. Je grootvader wil je onmiddellijk spreken.'
Ayed Sahadi beende de tent uit en ging achter het stuur zitten wachten tot Clara besloten had of ze in zou stappen of niet.
Clara dronk met kleine teugjes haar koffie op en keek naar Miranda.
'Goed, we zien elkaar straks.'
'Denk je dat je grootvader die kerels echt laat geselen?'
Miranda's vraag trof Clara als een mokerslag. Het was voor haar een natuurwet dat haar grootvader haar beschermde, ze was er van kindsbeen aan gewend dat hij mensen liet geselen als een van zijn vele regels overtreden was.
'Ayed zegt maar wat, zo is hij nu eenmaal.'
Ze stapte de tent uit, vloekend op de opzichter die haar grootvader in het bijzijn van de journaliste in diskrediet had gebracht. Ze hoopte dat de woorden van Ayed geen gevolgen zouden hebben, maar als dat wel zo was zou ze zelf opdracht geven hem te geselen tot hij smeekte om genade.
Miranda keek de wagen peinzend na. Ze geloofde Clara niet, ze wist zeker dat Ayed de waarheid had gesproken. Ze besloot terug te keren naar het kamp en een poging te doen kennis te maken met Clara's grootvader en uit te zoeken of er iemand gegeseld werd. De rillingen liepen haar over de rug bij de gedachte.
Clara was de auto nog niet uit of Salam Najeb, de arts, schoot op haar af. 'Ik moet u spreken.' 'Wat is er?' vroeg ze geschrokken.
'Uw grootvader gaat hard achteruit, we moeten hem overbrengen naar Caïro, want hier... hier sterft hij.' 'Kunt u niets meer voor hem doen?'
'Jawel, ik kan hem opereren, maar ik heb de juiste middelen niet tot mijn beschikking en ook dan kan hij onder mijn handen sterven.'
'Wat heb ik aan u als chirurg? Wat doet u hier dan?'
'Dat was in geval van nood... uw grootvader is echter verslechterd, hij zou het niet overleven.'
'U wilt de verantwoording niet nemen, begrijp ik dat goed?'
'Inderdaad. Dit is gekkenwerk. Hij heeft leverkanker met uitzaaiingen naar andere organen en we zitten hier midden in een godverlaten dorp in de woestijn, het is onverantwoord. Aan u de beslissing.'
Zonder antwoord te geven ging ze het huis binnen. Fatima stond snikkend bij de deur van haar grootvaders kamer.
'Kindje, het gaat niet goed met meneer.'
'Ik heb het gehoord, maar hou onmiddellijk op met janken. Daar kan hij niet tegen en ik ook niet.'
Ze duwde de vrouw opzij en liep de halfduistere kamer in, waar Samira, de verpleegster, over hem waakte.
'Clara?' Tannenbergs stem was nauwelijks hoorbaar.
'Ja opa, ik ben bij je.'
'Jij verdient ook een geseling.'
'Sorry, ik wilde je niet laten schrikken.'
'Dat heb je wel gedaan. Als jou iets zou overkomen... ik zou ze allemaal laten doden, ik zweer het.'
'Rustig nou maar, opa. Hoe voel je je?' 'Ik ben stervende.'
'Zeg niet van die akelige dingen. Je gaat niet dood en nu helemaal niet; we staan op het punt de Stenen Bijbel te vinden.' 'Picot wil weg.' 'Hoe weet je dat?' 'Ik weet alles wat hier gebeurt.'
'We hebben nog tijd zat om de kleitabletten te vinden en als hij weggaat, gaan wij door. Maak je daar nu maar niet druk over.' 'Ik heb Achmed laten roepen.' 'Naar Safran?'
'Ja. Hij moet me vertellen of alles in orde is met die grote transactie waar we mee bezig zijn en ik moet het een en ander met hem doorspreken over jouw vertrek.'
'Ik ga niet weg.'
'Je doet wat ik zeg. We blijven hier geen van tweeën. Als ik dood ben, kan het me niet schelen waar je me begraaft, maar zolang ik leef, zolang me nog één laatste ademtocht rest, klamp ik me eraan vast en laat ik me door de bommen van niemand ter wereld afslachten. Dus we vertrekken: of je gaat mee naar Cairo, of je gaat met Picot mee.'
'Met Picot? Waarom?'
'Omdat ik het zeg. Laat me nu alleen, ik moet rusten en ik heb nog veel om over na te denken. Yasir arriveert vanmiddag en ik wil hem zittend in een stoel ontvangen. Hij is nog steeds bang voor me, maar als hij me als een slappeling in bed ziet liggen, helpt hij me om zeep.'
Clara kuste haar grootvader op zijn voorhoofd en verliet de kamer. Ze had Sahadi's brutaliteit niet met hem besproken om hem nog meer woede te besparen. Haar grootvader had gelijk, hij moest in orde zijn of dat in elk geval lijken en zij wilde hem daar zo veel mogelijk in steunen.
Ze liep Salam Najeb tegen het lijf in het geïmproviseerde veldhospitaal naast het huis. De arts ordende methodisch zijn chirurgische instrumenten.
'Mijn grootvader moet blijven leven.' 'We willen allemaal blijven leven.' 'Zorg dat hij blijft leven, doe iets.'
'Als we in Cairo waren, kon ik misschien nog een poging wagen.' 'We zijn echter hier en dit is de plek waar u werkt; we betalen u uitstekend, dus doe wat ik zeg en zorg dat hij erdoorheen komt.' 'Ik ben God niet.'
'Daar ben ik van overtuigd, maar u weet absoluut wel een manier om het leven te rekken van een oude man die ten dode is opgeschreven. Zorg dat hij geen pijn lijdt, geef hem wat u maar heeft om te zorgen dat hij alert is en rechtop kan zitten, zodat iedereen denkt dat hij in goede gezondheid verkeert. Ik zie nog wel of en wanneer we terugkeren naar Cairo, maar zolang we hier zijn is het uw taak om te zorgen dat mijn grootvader overkomt als de krachtige man die hij is.'
'Dat is onmogelijk.'
'Dan doet u het onmogelijke.'
'Wat u vraagt betekent dat ik hem medicijnen moet geven die zijn dood kunnen bespoedigen.' 'Doe wat ik heb gezegd.'
Clara's kille stem liet geen ruimte voor twijfel. Salam Najeb keek de vrouw aan, maar in plaats van het lieve gezicht met de transparantblauwe blik zag hij een bevroren glimlach en ogen zonder een enkele uitdrukking. Ze leek ineens sprekend op haar grootvader.
Miranda stond buiten het hospitaal op haar te wachten, ze stak net een sigaret op.
'Ik zou graag je grootvader willen spreken.'
'Hij kan op het moment niemand ontvangen,' sprak Clara koeltjes. 'Waarom niet?'
'Omdat hij oud is en niet in goede gezondheid verkeert. Het laatste wat ik hem nu wil aandoen is een onderhoud met de pers.'
Clara ging haar huisje binnen en sloeg de deur voor Miranda's neus dicht. Ze wierp zich op haar bed en begon te huilen. Daar was ze hard aan toe.
Toen Fatima een halfuur later binnenkwam, trof ze haar met rood behuilde ogen en trillende lippen aan. 'Kindje, je moet sterk zijn.' 'Dat ben ik wel, maak je geen zorgen.'
'Yasir komt vanmiddag aan; je moet tegen die dokter zeggen dat je grootvader er sterk en gezond uit moet zien.' 'Dat heb ik al gedaan.'
'Mannen hebben enkel en alleen respect voor kracht.' 'Zolang mijn grootvader leeft zal iedereen hem respecteren.' 'En zo hoort het ook. Waar ga je naartoe?'
'De verslaggevers vertrekken in het begin van de middag, ik moet afscheid van ze nemen. Ik wil Picot spreken en moet nog allerlei zaken regelen voordat Yasir arriveert.'
Fatima besefte dat Clara het afgelopen uur harder was geworden. Ze zag de verbeten vastberadenheid van haar grootvader in haar ogen en begreep dat iets of iemand de sterkste karaktertrekken van de Tannenbergs in haar wakker had gemaakt.
Yves Picot stond met de pers te praten; de blikken die hij met Miranda wisselde logen er niet om.
Ze vinden elkaar leuk, dacht Clara. Ze voelen zich tot elkaar aangetrokken. Daarom wil hij zo snel mogelijk vertrekken, hij heeft er genoeg van hier te zijn; zodra hij thuis is, gaat hij achter haar aan.
Fabian en Marta stonden erbij te kletsen, evenals Gian Maria en Lion Doyle.
'Hallo, hoezo is er niemand aan het werk?' vroeg Clara, in de hoop dat ze zorgeloos overkwam.
Marta Gómez keek haar tersluiks aan en zag dat ze gehuild had.
'We nemen afscheid van onze vrienden,' verklaarde Fabian.
'Ik hoop dat het interessant voor jullie was,' zei Clara in het algemeen, zonder zich speciaal tot iemand te richten.
De verslaggevers knikten en bedankten haar voor de gastvrijheid en het gesprek ging verder over koetjes en kalfjes, hoewel Clara zich bekeken wist door Miranda en Marta. Ze had wat oogdruppels gebruikt om de sporen van haar tranen te wissen, maar ze wist dat de verslaggeefster en de professor konden zien dat ze gehuild had.
Het leek een eeuwigheid te duren voordat alle journalisten in de helikopters waren geklommen. Fabian leek het jammer te vinden dat ze vertrokken, wat haar irritatie verder aanwakkerde.
Miranda kwam naar haar toe. De twee vrouwen keken elkaar ernstig in de ogen in een wederzijds begrip dat de anderen totaal ontging, behalve Marta Gómez, die het tweetal nauwlettend in het oog hield.
'Ik ben blij dat ik je heb leren kennen,' zei Miranda. 'Ik hoop dat we elkaar ooit zullen weerzien. Ooit kom je toch wel terug naar Bagdad en ik blijf daar de hele oorlog, als ik het tenminste overleef.'
'Blijf je in Bagdad?'
'Ja, met een stel andere lui van de pers.' 'Waarom?'
'Omdat iemand moet vertellen wat er gebeurt, omdat het enige wat je kunt doen tegen het geweld is erover te vertellen. Als we weggaan, wordt het alleen maar erger.'
'Erger voor wie?'
'Voor iedereen. Kom je ivoren toren uit, kijk om je heen en dan zal je het begrijpen.'
'Wanneer hou je eens op met preken? Ik begin er genoeg van te krijgen dat ik als een klein kind word toegesproken.' 'Het spijt me, dat was niet mijn bedoeling.' 'Goede reis.'
'Zoek je me op als je weer in Bagdad bent?' 'Wie weet.'
Picot kwam naar ze toe en trok Miranda lachend weg, want de helikopter stond op punt van vertrek.
'Blijf dan hier tot wij ook vertrekken,' zei hij.
'Ik vind het een prima idee, maar ik denk niet dat mijn opdrachtgever het daarmee eens is.'
Ze kusten elkaar op de wang, hij hielp haar de helikopter in en stak zijn hand op toen het toestel opsteeg en aan de horizon verdween.
'Je kunt het opperbest vinden met Miranda, zo te zien,' merkte Clara zuur op.
'Een geweldige meid, ja. Ik ben blij dat ik haar heb leren kennen, hopelijk zie ik haar nog eens terug.'
'Ze blijft voorlopig in Bagdad.'
'Ik weet het, ze is net zo onverstandig als jij. Jullie geloven in een zaak en zijn bereid je leven ervoor te wagen.'
'We hebben niets met elkaar gemeen.' Clara werd steeds bozer.
'Afgezien van jullie koppigheid, maar volgens mij is dat een punt dat alle vrouwen met elkaar gemeen hebben.'
'Wil je ons erbuiten houden?' lachte Marta.
'Kom, we gaan aan het werk. Die lui hebben ons vreselijk opgehouden en zolang we hier zijn wil ik zo veel mogelijk naar boven halen,' zei Fabian.
'Fabian heeft gelijk; hoe zit het eigenlijk, heb je nog met Bagdad gesproken?' wilde Marta weten.
'Ja, Achmed komt deze kant op. Volgens mij komt hij vanmiddag aan, dus laten we afwachten wat hij voor nieuws heeft en daarna een besluit nemen. Ik zou Lion Doyle willen vragen of hij alles fotografeert wat we gevonden hebben en waar. Hij moet het heel nauwkeurig doen, want als die jongens van Uncle Sam eenmaal hier zijn en met bommen gaan smijten is alles verdwenen. Ik wil niet alleen foto's, maar ook videobeelden, ik hoop dat Lion dat kan.'
'Zoals gewoonlijk heeft Yves aan alles gedacht,' grapte Fabian bewonderend.
'Was het maar waar dat ik aan alles dacht, maar het moment dat we hier weg moeten komt met rasse schreden naderbij en ik wil dat we er klaar voor zijn, voor het geval we halsoverkop weg moeten.'
'Prima, Yves. Lion verricht uitstekend werk. De reportage voor Scientific Archeology zag er goed uit.'
'Jij stond ook beeldschoon op die foto's, Marta,' antwoordde Picot.
'Kunnen we misschien het werkplan bespreken, of jullie nu vertrekken of niet?' vroeg Clara kil.
'Ons werk zit erop. Het enige wat we nog moeten vinden is de Stenen Bijbel, maar voor de rest hebben we de tempel blootgelegd, ruim tweehonderd tabletten gevonden in goede staat, resten van keramiek, beelden... deze expeditie is een groot succes. Ik heb er geen spijt van, wat vinden jullie ervan? Marta, Fabian?'
'Dat hoef je niet te vragen. Het was een bijzondere ervaring om onder deze omstandigheden te werken. We waren veranderd in machines, de verslaggevers hebben ons wakker geschud en doen beseffen dat er nog een andere werkelijkheid is. Ik zou graag verder willen zoeken, maar ik kan niet zeggen dat ik het heel erg vind als ik hier weg moet. En jij, Marta?'
'Tja, ik verlang naar een echt bad en naar mijn eigen bed, maar eerlijk gezegd zou ik het vreselijk vinden als ik hier weg moest terwijl de Stenen Bijbel nog niet is gevonden.'
Clara keek Marta dankbaar aan. Ze had sympathie opgevat voor de serieuze professor die op een natuurlijke manier haar wil wist op te leggen, zelfs aan Picot.
'We zijn op zoek gegaan naar een legende en troffen de werkelijkheid aan. Vind je dat niet voldoende?' informeerde Fabian.
'We waren op zoek naar de Stenen Bijbel en vonden een tempel. Dat is niet mis, maar toch... ik zou hier best wat meer tijd door kunnen brengen,' hield Martavol.
'Tijd doorbrengen kunnen we hier allemaal wel, maar de Amerikanen staan op het punt het land binnen te vallen, dat heb je net zo goed gehoord als wij, en ik ben niet van plan mijn leven of dat van wie dan ook in de waagschaal te stellen. We hebben een grote groep mensen hiernaartoe gebracht, studenten die hun hele leven nog voor zich hebben. We kunnen niet van hen verlangen dat ze onder deze omstandigheden in Safran blijven om op zoek te gaan naar die kleitabletten,' protesteerde Picot.
'Yves, ik weet dat je gelijk hebt, maar dat neemt niet weg dat ik graag zou willen blijven.'
'Het zou waanzin zijn. Je snapt dat het hier afgelopen is zodra de oorlog is uitgebroken, de mannen worden opgeroepen voor het leger en dan begint het spel waar de mens zo goed in is: red je eigen hachje.'
'Ik weet het, Fabian. Ik zeg je alleen wat ik voel, dat is alles. Als we teruggaan, gaan we allemaal tegelijk, ik ben heus geen avonturierster met zelfmoordneigingen.'
'Hoe dan ook, Clara, het lijkt me het beste dat we de balans opmaken van wat we gedaan hebben en bepalen wat we willen doen in de korte tijd die ons nog rest. Als je het goed vindt, doe ik dat het liefst nadat ik je man heb gesproken.
Hij arriveert toch vanmiddag, nietwaar?'
Clara knikte alleen maar.
Ze had geen alternatief
28
Robert Brown verliet het kantoor van George Wagner, zijn mentor. De voorzitter van de stichting Mundo Antiguo was tevreden over het verloop van het onderhoud. Nu zat er niets anders op dan afwachten tot Paul Dukais het plan tot een goed einde had gebracht en bovenal, dacht hij, hopen dat die gek van een Alfred Tannenberg de operatie niet het mislukken door de schuld van zijn stomme kleindochter.
Hij hield zichzelf niet voor de gek. Hij wist dat de operatie zonder Tannenberg geen kans van slagen had, dat alles afhing van die oude, zieke man waar zoveel mensen nog altijd bang voor waren.
Hij belde Paul Dukais op zijn mobiel en maakte een afspraak op zijn kantoor, voor over een uur. Operatie Adam stond in de startblokken. Hij had de operatie zelf zo genoemd, een verwijzing naar Gods schepping van de eerste mens uit de klei van Mesopotamië.
Tezelfdertijd sprak zijn mentor telefonisch met een man op duizenden kilometers afstand. Enrique Gómez wachtte al dagen op dit telefoontje van zijn vriend.
'Goed, dus het wordt de twintigste...' zei Enrique Gómez. 'Juist. 20 maart, het is me zojuist bevestigd.' Is Dukais er klaar voor?' 'Volgens Robert wel. En jij?'
'Geen enkel probleem. Als de zending arriveert, neem ik hem in ontvangst, net zoals ik bij eerdere gelegenheden heb gedaan.'
Ditmaal wordt het spul vervoerd in militaire vliegtuigen.'
'Dat weet ik, de contactpersoon op de basis is doorgelicht en heeft een deel van zijn honorarium opgestreken. Hij weet dat het slecht met hem afloopt als hij het in zijn hoofd haalt ons te belazeren of problemen te veroorzaken.'
'Heb je hem gesproken?'
Ik? Nee, ik maak nog steeds gebruik van een man die me trouw is sinds ik hier ben aangekomen. Ik heb je meen ik wel eens verteld over Francisco...'
'Je moet nooit iemand vertrouwen.' 'Francisco's trouw wordt goed betaald.' 'Heb je contact gelegd met de afnemers?'
'De vaste klanten zijn op de hoogte, maar ik wil de lading eerst bekijken, Hoe wil je het verdelen?'
'Robert Brown schijnt een of ander mannetje te hebben, Ralph Barry, voormalig hoogleraar aan Harvard en deskundig op dit gebied. Hij is in Koeweit als het materiaal daar aankomt, Achmed Hoesseini heeft een voorlopige lijst opgesteld.'
'Goed idee. Weet je, George, volgens mij moesten we zo zoetjes aan eens aan onze pensionering gaan denken. We worden hier te oud voor.'
'Te oud? Niks, hoor. Ik ben niet van plan met een plaid over m'n knieën, voor het raam te gaan zitten wachten tot ik doodga. Maak je geen zorgen, Enrique, alles gaat goed, nog even en je kunt voortaan stil gaan leven in Sevilla. Ik heb altijd van die stad gehouden en ik heb bewondering voor de: manier waarop je je daar hebt weten te integreren.'
'Zonder Rocio was dat nooit gelukt.'
'Dat is waar, je hebt geluk gehad met je vrouw.'
'Was jij ook maar getrouwd...'
'Nee, nee, dat had ik nooit kunnen verdragen, dat is het enige wat ik nooit had kunnen veinzen.' 'Zelfs dat went, weet je dat?'
'Ik zou er nooit aan kunnen wennen altijd het lichaam van een vrouw naast me te hebben.'
De mannen zwegen enkele seconden en lieten hun geest afdwalen. 'Dus op 20 maart breekt de oorlog uit.' 'Ja, de twintigste. Ik ga Frank bellen.'
Frank Dos Santos was met zijn dochter Alma aan het paardrijden.
'Ik ben blij dat je me hebt overgehaald met je mee te gaan. Het is al veel te lang geleden dat ik heb gereden.'
'Je begint lui te worden, pap.'
'Nee kindje, ik heb het gewoon te druk.'
Het schrille geluid van de mobiele telefoon maakte een eind aan hun gesprek. Alma fronste haar wenkbrauwen, ze vond het vervelend dat hun rust verstoord werd nu haar vader eindelijk eens tijd voor haar had.
'Hallo, George. Waar ik ben? Paardrijden met Alma, maar ik word oud, alles doet me pijn.'
Frank Dos Santos zweeg en luisterde naar zijn vriend, die herhaalde hij Enrique Gómez had verteld: de oorlog begon op 20 maart.
'Goed, ik ben er klaar voor. Mijn cliënten kijken reikhalzend uit naar de producten. Denk je dat Achmed uit de voeten kan met de lijst objecten die ik je heb gestuurd? Als dat lukt is de deal rond. Mooi, ik bel je, mijn mensen zijn klaar voor D-Day.'
Hij borg zijn telefoon weg en haalde diep adem, wetend dat zijn dochter hem observeerde.
'In wat voor handeltje heb je je nu weer gestort, pap?'
'Hetzelfde als anders, kindje.'
'Je zult me er toch ooit iets over moeten vertellen.'
'Hou jij je nu maar bezig met geld uitgeven, ik verdien het wel.'
'Maar pap, ik ben je enige dochter.'
'Daarom ben je ook m'n lievelingetje,' lachte Dos Santos. 'Kom, we gaan naar huis.'
Robert Brown wachtte samen met Ralph Barry de komst van Paul Dukais af. De baas van Planet Security was zoals gewoonlijk te laat. 'Toe Robert, wind je niet op, hij komt er zo aan.'
'Die vent komt altijd te laat. Hij denkt dat hij over andermans tijd kan beschikken; ik ben het zat!'
'Hij is de beste in zijn vak, we hebben geen keus.'
'Niemand is onvervangbaar, Ralph. Niemand, ook Paul niet.'
Toen Paul Dukais grijnzend het kantoor binnenstapte, knapte Robert Brown bijna van woede.
'Wat valt er verdomme te lachen?'
'M'n vrouw belt me net om te zeggen dat ze migraine heeft, dus kunnen we vanavond niet naar de opera. Bof ik even.'
Ralph Barry kon een glimlach niet onderdrukken. Hij hield zichzelf niet voor de gek wat Paul Dukais betrof, hij wist dat achter zijn wat ordinaire houding een intelligente man schuilging, met een consciëntieuze instelling en meer raffinement dan je zo op het eerste gezicht zou zeggen en bovendien was hij tot alles in staat.
'De jongens van het Pentagon hebben een datum geprikt voor de invasie van Irak. Het wordt 20 maart,' beet Robert Brown hem toe.
'Invasie? Oké, dus we beperken ons niet tot wat bombardementen.'
'Invasie, ja. We vallen Irak binnen en gaan er nooit meer weg.'
'Dat is goed voor de handel. Hoe eerder onze soldaten er zijn, hoe eerder we geld gaan verdienen.'
'Ralph gaat naar Koeweit. Neem contact op met die kolonel Fernandez van je om een ontvangstcomité voor te bereiden.'
'Hij is geen kolonel, het is een oud-kolonel en Mike zit daar al ergens. Ik bel hem wel, maak je niet dik. Maar we moeten eerst Yasir op de hoogte brengen, want hij vertrekt vandaag met Achmed naar Safran, in opdracht van Alfred. Die ouwe blijft de boel dirigeren.'
'Goed, bel hem maar. We moeten het Alfred toch laten weten.'
'Yasir kan het hem wel doorgeven,' stelde Dukais voor.
'Wij kunnen hem niet bellen. Je weet beter dan wie ook dat alle telefoonverkeer wordt onderschept.'
'Ik doe het via mijn gebruikelijke contactpersoon, de neef van Yasir die in Parijs woont, het is een mannetje van Alfred. Alles wat hij is heeft hij aan hem te danken.'
'En z'n oom dan?' informeerde Ralph.
'Yasir mag dan zijn oom zijn, maar de neef blijft Tannenberg trouw; hij is hem veel verschuldigd, dus in geval van twijfel zet hij z'n kaarten op Alfred.' 'Over twee weken al,' mompelde Ralph Barry.
'Ja, maar we zijn er klaar voor. Ik heb alle vertrouwen in Mike Fernandez en als hij zegt dat de operatie gesmeerd loopt, dan is dat zo,' verzekerde Dukais.
'Ik stel vooral vertrouwen in Alfred. Hij weet hoe je dit soort dingen moet opzetten. Speld jezelf voorlopig maar geen medailles op. Het enige probleem met Alfred is die kleindochter, nu hij zich in z'n hoofd heeft gehaald dat hij haar een erfenis wil schenken die niet van hem is.'
'We hebben mensen in het kamp van de archeologen. Dat meisje hoeft geen probleem te zijn.'
'Als we haar ook maar een haar krenken, kunnen we de hele operatie op onze buik schrijven, dan ken je Alfred nog niet,' waarschuwde Robert Brown.
'Jij was toch degene die zei dat we moesten ingrijpen als het nodig was?'
'Alleen als het nodig is, onvermijdelijk... Wat dat betreft, niets of niemand mag deze operatie verknallen, laat dat duidelijk zijn.'
'De mannen bepalen hun strategie ter plekke. We kunnen alleen maar hopen dat ze Alfred en zijn kleindochter te vlug af zijn.'
'Laat ze hun werk doen, als ze blunderen hangen ze. Goed, heb je verder nog iets nodig of wil je zelf met onze contacten in het Pentagon spreken?'
'Wat mij betreft is het in orde, ik regel de operatie verder zelf Ralph, je moet zo snel mogelijk naar Koeweit.'
'Ik vertrek morgen.'
'Mooi zo. Dus we vallen de twintigste aan. Het zou tijd worden. We zullen die klootzak van een Saddam een poepie laten ruiken.'
'Bewaar dat soort ordinaire taal voor je vriendjes, alsjeblieft,' protesteerde Robert Brown.
'Kom Robert, niet zo teergevoelig, we zitten in jouw kantoor, niemand kan ons horen.'
'Ik kan je horen, dat is genoeg.'
'Gaan jullie ruzie maken?' informeerde Ralph.
'Nee, we maken geen ruzie, we gaan aan de slag. Ik ga ervandoor, ik heb nog het een en ander te doen.'
Paul Dukais wandelde het kantoor uit zonder afscheid te nemen. Die gozer van Mundo Antiguo kwam hem de neus uit met zijn verfijnde maniertjes. Per slot van rekening was hij net zo'n crimineel als hij en niks anders, dacht Dukais bij zichzelf. Deals op hoog niveau zijn vaak weinig meer dan grote, georganiseerde misdaden. Het hing er maar van af wie ze uitvoerde en hoe, en vooral dat je niet werd betrapt.
Nee, Brown was geen haar beter dan hijzelf, al was hij cum laude afgestudeerd aan een van de beste universiteiten van Amerika.
Achmed Hoesseini en Yasir zaten in de helikopter, voorzien van helmen tegen het geluid, toen een soldaat naar het toestel holde en gebaarde dat hij niet mocht opstijgen.
Ze keken nieuwsgierig naar de soldaat die hijgend en rood aangelopen een gesloten envelop overhandigde aan Yasir.
'Dit komt van uw kantoor, ze zeiden dat het uiterst dringend was.'
Yasir nam de envelop aan zonder de soldaat te bedanken, scheurde hem open en haalde er een vel papier uit dat aan één kant was beschreven:
Geachte heer, ik heb zojuist een e-mail ontvangen van de neef van uw echtgenote, degene die in Rome woont. Hij laat weten dat hij en zijn vrienden u op 20 maart komen opzoeken en wil dat u hiervan onverwijld op de hoogte wordt gesteld; uw echtgenote of andere familieleden mogen het niet weten, want hij wil ze verrassen, maar hij verzoekt u het wel door te geven aan zijn vrienden. Hij drong erop aan u onmiddellijk te verwittigen.
Hij stopte het briefje weer in de envelop en borg het weg in de zak van zijn jasje, waarop hij de piloot een teken gaf dat hij kon vertrekken. Dukais had hem de datum doorgegeven waarop de oorlog zou beginnen. Hij moest het Achmed vertellen en uiteraard ook Alfred. In feite was dit bericht bedoeld voor de oude heer, niet voor hem. De mannen ontvingen slechts orders van Alfred Tannenberg. Zelfs nu hij stervende was waren ze bang voor hem. Ze hadden reden om hem te vrezen. Dat wist hij als geen ander.
Tegen de avond landde de helikopter op enkele honderden meters van Safran. De lichtjes in de huizen fonkelden als glimwormen en de lucht voelde fris aan.
Ayed Sahadi en Haydar Annasir stonden hen op te wachten met een terreinwagen.
'Wat is er, Haydar? Je kijkt zo bedrukt,' vroeg Achmed aan de vertrouwenspersoon van Tannenberg.
'Het leven is onverdraaglijk in dit gehucht. Ik ben hier al veel te lang.'
'Iemand moet de boekhouding voeren van deze archeologische missie en de heer Tannenberg vertrouwt je,' antwoordde Achmed.
'Je echtgenote wacht op je in de kamer van de heer Tannenberg, samen met Picot en zijn belangrijkste teamleden. Ze zijn nerveus want de verslaggevers die je ons hebt gestuurd hebben gezegd dat de oorlog onvermijdelijk is en dat Bush een dezer dagen gaat aanvallen,' verklaarde Haydar Annasir.
'Ja, ik vrees dat ze gelijk hebben. In heel Europa worden protestacties gehouden, zelfs in Amerika, maar president Bush heeft de oorlogsmachine in stelling gebracht en is niet van plan bakzeil te halen.'
'Hij gaat dus toch aanvallen,' concludeerde Ayed Sahadi, die er tot dusver het zwijgen toe had gedaan.
'Het lijkt er wel op,' antwoordde Achmed laconiek, 'maar jij blijft hier. De kolonel heeft me laten weten dat je voorlopig beschikbaar blijft voor ons.'
Ayed Sahadi meldde dat hij Yasir had ondergebracht in het huis van het dorpshoofd. Achmed trok bij zijn echtgenote en haar grootvader in.
Clara en Achmed begroetten elkaar opgelaten. Plotseling wisten ze niet meer wat ze tegen elkaar moesten zeggen en hoe ze met elkaar om moesten gaan.
'Je moet bij mij in de kamer slapen, we hebben een veldbed voor je neergezet. Het spijt me, maar ik kon moeilijk zeggen dat je ergens anders moest gaan slapen; ik heb liever niet dat er over ons gekletst wordt.'
'Het maakt niet uit, het spijt me dat ik je op deze manier tot last moet zijn.' 'We moeten het maar zien te rooien. Tot wanneer blijf je?'
'Ik weet het nog niet, eigenlijk moet ik weg zodra ik je grootvader heb gesproken, ik heb dringende zaken af te handelen. Hij zal wel zeggen wat ik moet doen.'
'Natuurlijk, daar betaalt hij je voor.'
Clara had onmiddellijk spijt van haar woorden, maar kon ze niet meer ongedaan maken. Daarbij wilde ze dat hij wist dat hij haar niet meer voor de gek kon houden.
'Waar heb je het over?'
'Dat je voor opa werkt, dat je hem assisteert bij een van z'n deals en dat je daarvoor wordt betaald. Niet dan?' 'Jawel.'
'Nou dan, dat bedoel ik.' 'Maar je zei het op een manier...'
'Ik heb het op mijn eigen manier gezegd, ik heb geen zin meer om diplomatiek te zijn.'
'We hebben ons tot nu toe hoffelijk tegen elkaar gedragen, ik wil niet dat we met ruzie uit elkaar gaan.'
'We krijgen geen ruzie, want ik heb geen zin in ruzie met jou. Laat nu maar, opa wil jullie zo snel mogelijk spreken.'
'Geef me twee seconden om me op te frissen, dan kom ik eraan.'
'Je moet toch nog op Yasir wachten, hij wil jullie allebei spreken. Als jullie klaar zijn, moeten jullie Fatima waarschuwen.'
Clara liep door naar de kamer van haar grootvader. De arts had hem zojuist een injectie gegeven. Hij had hem tien minuten geleden een bloedtransfusie toegediend, waardoor de ingevallen wangen van
Alfred Tannenberg wat kleur hadden gekregen.
Salam Najeb keek Clara aan en gebaarde dat ze naderbij mocht komen.
'Ik hoop dat uw grootvader opknapt van de transfusie en de medicijnen, zodat hij de komende dagen zijn werk kan doen. Maar zoals ik u al gezegd heb, we moeten hem elke dag een bloedtransfusie toedienen, dat is de enige manier waarop... wel, waarop hij goed kan functioneren.'
'Dank u,' mompelde Clara.
'Ik voel me stukken beter,' zei Alfred Tannenberg monter. 'De verbetering is van tijdelijke aard,' waarschuwde dokter Najeb voor de zoveelste maal.
'Ik weet dat je mijn leven niet met een paar jaar kunt verlengen, maar zorg dat ik blijf leven tot ik je zeg dat je ermee op moet houden.' 'Ik doe alles wat in mijn macht ligt, meneer.'
Mijn kleindochter zal je goed belonen als het je lukt.' 'Absoluut, grootvader.'
Clara boog zich naar haar grootvader toe en kuste hem op zijn voorhoofd. Hij rook naar zeep.
Salam Najeb had gedaan wat ze hem gevraagd had en alles uit de kast gehaald om te zorgen dat Alfred er gezond en fit uitzag, opdat niemand zijn leiderschap in twijfel zou trekken. De arts had aan de opdracht voldaan. Met het geld dat hij daarmee verdiende kon hij de komende jaren in luxe leven.
'Goed dokter, denkt u dat mijn grootvader zijn slaapkamer uit kan en een uurtje een gesprek kan voeren in de woonkamer?' 'Jazeker, als het niet te lang duurt.'
Er werd op de deur geklopt en zonder een reactie af te wachten kwam Fatima binnen.
'De heren Yasir en Achmed wachten op u in de woonkamer, meneer.' 'Opa, kun je opstaan? Pak mijn arm maar.'
'Ik loop er zelf naartoe, ik wil je arm niet. Die hyena's denken dat ik stervende ben. Dat mag dan wel waar zijn, maar dat hoeven zij voorlopig niet te weten.'
Clara opende de deur voor hem. Toen ze de kamer binnenkwamen, stonden Yasir en Achmed gelijktijdig op, 'Meneer...'wist Yasir uit te brengen. 'Alfred...' was alles wat Achmed zei.
Alfred Tannenberg nam de twee mannen op. Hij wist dat ze niet verwacht hadden dat hij er zo goed uitzag. Hij keek ze minachtend aan en lachte luid.
'Waren jullie m'n begrafenis al aan het regelen? De lucht in Safran doet me goed en nu ik herenigd ben met Clara krijg ik nieuwe levenskracht, ik heb er weer zin in.'
Zonder antwoord te geven wachtten ze glimlachend af tot Tannenberg zou gaan zitten, maar deze verkoos door de kamer heen en weer te lopen, terwijl hij zijn bezoek openlijk opnam.
'Opa, zal ik iets te drinken halen?'
'Voor mij alleen een glaasje water alsjeblieft, maar onze gasten zullen wel trek hebben. Laat Fatima iets te eten brengen, we hebben heel wat te bespreken.'
Ze liet de drie heren alleen. Alfred Tannenberg had de overhand, simpelweg door zijn aanwezigheid. Hij wist dat Achmed en Yasir hadden gedacht hem veel slechter aan te treffen dan hij leek en lachte in zijn vuistje om hun nauwelijks verholen verbijstering.
Yasir overhandigde Alfred het bericht over zijn neef. Hij las het in de zak van zijn jasje.
'Wel, de oorlog begint dus op 20 maart. Mooi, hoe eerder, hoe beter, mijn mannen zijn er klaar voor. Heb je alles geregeld wat ik je heb opgedragen?' vroeg hij aan Achmed.
'Ja. Het was vrij ingewikkeld. Hoe ongelooflijk het ook lijkt, de musea hebben niet al ons erfgoed gecatalogiseerd. Ik heb meer aan steekpenningen moeten uitgeven dan voorzien om vertrouwenspersonen ertoe te bewegen in kaart te brengen wat de belangrijkste kunstwerken zijn in elk museum. Ik heb de lijsten inmiddels overgedragen aan Yasir, zoals je me had gevraagd.'
'Ik weet het. Enrique en Frank hebben contact opgenomen met hun cliënten en een aantal kopers bereid gevonden de schatten van dit land over te nemen. George heeft zijn cliënten op de hoogte gesteld via Robert Brown, dus aan die kant is de deal gesloten. Hoe zit het met die Groene Baret van Dukais?'
Yasir schraapte zijn keel. 'Mike Fernandez is paraat. Zijn mannen bevinden zich op de afgesproken plaatsen. Het transport van de handelswaar zal geen problemen opleveren; het is nu slechts een kwestie van afwachten.'
'Dit is de grootste kunsthandel die ooit is opgezet,' bevestigde Tannenberg. 'In feite verlenen we de mensheid een gunst, we redden het artistieke erfgoed van Irak. Als we het hier niet weghalen, wordt het vernietigd door
bommenwerpers en daarbij, als de oorlog eenmaal is uitgebroken slaan Jan Rap en z'n maat aan het plunderen en die lui weten het verschil nog niet tussen een kleitablet en een Soemerische cilinderrol.'
Yasir noch Achmed reageerde op het betoog van Tannenberg. Dat ze plunderaars waren wisten ze, maar ze waren niet zo opportunistisch dat ze zich wilden voordoen als weldoeners.
'Om hoeveel stukken gaat het ongeveer?' vroeg Tannenberg aan Achmed.
'Als alles goed gaat ruim tienduizend. Ik heb lijsten opgesteld, waarin precies staat wat de mannen uit welk museum moeten meenemen. Ze hebben uitgebreide plattegronden gekregen, waarop de belangrijkste stukken zijn aangemerkt. Ik hoop dat ze geen ravage aanrichten...'
'Tjonge, wat sentimenteel. We gaan uit stelen, we beroven dit land en laten het berooid achter, zonder een stuk dat nog enige waarde heeft. Ga jij je er druk over maken als onze mannen een kleitabletje of twee kapot laten vallen?' Tannenberg moest er smakelijk om lachen.
Achmed klemde vernederd zijn kaken op elkaar. Het was des te erger dat Tannenberg hem uitlachte waar Yasir bij zat.
'Zodra de eerste bommen vallen, dringen onze mannen de musea binnen. Ze moeten de waardevolle stukken zo snel mogelijk buitmaken en dan wegwezen. Koeweit hoeft geen problemen op te leveren, ik neem aan dat die Groene Baret weet wat hij doet,' zei Tannenberg dreigend.
'Wat gaat u doen? Tot wanneer blijft u hier?'
Tannenberg had deze vraag van Yasir verwacht, hij kende het ongeduld van deze man.
'Dat zijn jouw zaken niet, maar maak je vooral niet druk, Yasir, ik sterf niet door de bombardementen van onze vrienden. Tegen die tijd bevind ik me op een veilige plek, ik ben nog niet van plan dood te gaan.'
'En Clara?' vroeg Achmed.
'Clara gaat hier weg, maar ik twijfel nog of ik haar met het team van Picot meestuur of naar Caïro.'
'Er is niet veel tijd meer, nog maar een paar weken tot 20 maart,' drong Achmed aan.
'Je hoort het als en wanneer ik vind dat je het moet weten. Voorlopig hebben we nog enkele dagen om die Stenen Bijbel te vinden.'
'Maar daar is geen tijd meer voor!' riep Achmed uit.
'Wat weet jij daarvan? Heeft iemand naar jouw mening gevraagd? Jij doet wat ik je zeg, beperk je ertoe je centen op te strijken en levend dit land te verlaten.'
Tannenberg schonk zich een glas water in en dronk dat kalmpjes leeg. Achmed noch Yasir had het voedsel aangeraakt dat Fatima had opgediend. Gespannen als ze waren konden ze hun aandacht op niets anders richten dan op de oude Tannenberg.
'Goed, wat de operatie betreft, zijn we eruit. Ik zal Haydar Annasir laten komen om de financiële kant door te nemen. We gaan veel geld verdienen, maar het heeft enorme investeringen gevergd. Voor elke medewerker moest er een gegarandeerd voorschot bij de bank liggen; ze verzetten geen poot als ze niet zeker weten dat hun familie hun deel opstrijkt in geval van onvoorziene tegenslagen.'
Fatima bewaakte de deur als een Cerberus en liet alleen Haydar Annasir en later Ayed Sahadi binnen. Tannenberg had haar duidelijke instructies gegeven: zelfs Clara mocht hen niet storen. Ook de arts niet, tenzij hij hem zelf liet roepen.
Clara dineerde met Picot en de anderen. Ze was geïrriteerd. De aanwezigheid van Achmed maakte haar onrustig. Het zou niet gemakkelijk zijn met hem in één kamer te slapen, al was het maar voor één nacht. Erger nog, hij leek wel een vreemde.
'Wanneer stel je ons voor aan je echtgenoot?' vroeg Fabian.
'Morgen, denk ik. Hij heeft nu een onderhoud met mijn grootvader en dat kan nog wel even duren.'
'Blijft hij in Irak of probeert hij weg te komen voordat de oorlog uitbreekt?' wilde Marta weten.
'Niemand weet wanneer de oorlog uitbreekt. De journalisten konden er ook alleen maar naar raden. Ze vermoeden dat oorlog onvermijdelijk is, maar in feite weet niemand zeker wat er gaat gebeuren,' antwoordde Clara.
'Dat vind ik geen antwoord,' vond Marta.
'Ik kan je niets anders zeggen. Hoe het ook zij, ik blijf hier tot... nou ja, tot ik niet meer kan blijven. Daarna zie ik wel. Als het oorlog wordt, zie ik wel waar ik ben en hoe ik het overleef.'
'Waarom kom je niet met ons mee?'
De uitnodiging van Picot bracht haar van haar stuk, maar uit zijn plagende toon meende ze op te maken dat haar lot hem geen zier interesseerde.
'Dank je, ik zal het in overweging nemen. Verleen je me politiek asiel?' vroeg ze ironisch.
'Ik? Tja, als het niet anders kan, zorgen we wel dat je dat krijgt. Fabian, denk je dat we haar mee kunnen smokkelen?'
'Ik vind niet dat jullie hier grapjes over kunnen maken,' zei Marta ernstig. 'Als Clara in nood zit, moeten we haar helpen.'
Er viel een nadenkende stilte, waarvan Lion Doyle profiteerde om Clara een verzoek te doen.
'Je weet dat Yves wil dat ik een uitgebreide reportage maak over alles wat hier is aangetroffen. Morgen begin ik met de foto's, ook van alle groepsleden. Denk je dat je grootvader voor me wil poseren? Het zal niet veel tijd kosten, maar ik vind wel dat degene die dit alles teweeg heeft gebracht... nou ja, hij verdient de eer die hem toekomt.'
'Mijn grootvader is zakenman, hij financiert een deel van de expeditie. Ik denk niet dat hij mee wil werken aan een reportage, maar ik zal het hem in elk geval vragen.'
'Dank je. Ik weet dat hij zich het liefst op de achtergrond houdt, maar wie weet wil hij samen met jou poseren.'
'Ik heb je al gezegd dat ik het zal vragen, je hoeft niet zo aan te dringen.'
'Ik zou graag hier willen blijven.' De bedeesde stem van Gian Maria maakte een eind aan hun gekibbel. Clara schonk hem een warme blik. Ze had een diepe vriendschap opgevat voor de priester, die haar volgde als een waakhond. Gian Maria leed eronder als ze ontsnapte of wanneer hij haar uit het oog verloor. Hij was haar zo toegewijd dat het haar ontroerde, al begreep ze niet waaraan ze dit had verdiend.
'Zolang we Achmed niet hebben gesproken, nemen we geen beslissing,' zei Picot met nadruk.
'Kan zijn, maar zolang Clara hier blijft graven, blijf ik ook.'
'Praat niet zo dom. Je kunt hier niet blijven. Denk je nu heus dat je kunt doorwerken als de oorlog eenmaal is uitgebroken? Dan zijn er geen arbeiders om jullie te helpen, iedereen wordt gemobiliseerd en trouwens, geen mens is zo stom om in de aarde te wroeten als de bommen om z'n oren fluiten.'
Picot duldde geen verdere tegenspraak. Ook hij had vriendschap opgevat voor Gian Maria. Hij voelde zich verantwoordelijk voor hem. 'Je hebt gelijk, maar als Clara blijft, blijf ik ook,' hield Gian Maria vol. 'Gian Maria, niet zo koppig,' vermaande Marta.
Clara wist niet wat ze moest zeggen. Gian Maria was ineens zo resoluut; de priester legde een trouw aan de dag die nieuw voor haar was.
De discussie liep hoog op, want alle teamleden gingen zich ermee bemoeien en probeerden Gian Maria te overtuigen dat hij mee terug moest, maar wat ze ook zeiden, hij hield voet bij stuk.
Na het eten ging Gian Maria op de stoep van het huisje zitten dat hij deelde met Ante Plaskic en Lion Doyle. Hij had geen zin om naar bed te gaan, hij genoot van de stilte in het kamp als iedereen sliep.
Hij stak een sigaret op en keek omhoog naar de hemel, die bezaaid was met sterren. Hij was hier nu al maanden en vroeg zich af wie hij was, wie hij was geweest en wat er van hem moest worden.
Hij geloofde nog altijd rotsvast in God. Dat was het enige dat onveranderd was gebleven. Ook over zijn roeping als priester had hij geen twijfels, hij wilde niets liever zijn dan priester, maar de gedachte dat hij terug moest naar de stilte en rust van het kloosterhuis waar hij sinds zijn inwijding had gewoond leek een offer dat hij niet meer kon brengen. Voordat hij Rome verliet kabbelde zijn leven rustig voort. Het was een grote verrassing voor hem geweest toen zijn superieur hem naar de Sint Pietersbasiliek zond om daar de biecht af te nemen. In eerste instantie had de verantwoordelijkheid zwaar op zijn schouders gedrukt en twijfelde hij of hij wel voldoende was voorbereid om de biecht af te nemen van de pelgrims die van overal ter wereld naar Rome kwamen, maar zijn superieur had hem verzekerd dat hij daar de Kerk het beste kon dienen: 'Het Vaticaan heeft jongeren nodig, jonge priesters die in contact staan met de seculiere wereld en wat dat betreft is er geen betere plek dan de biechtstoelen in de Sint Pieter.'
En daarom luisterde hij in de uren dat hij niet studeerde of lesgaf naar de getroebleerde zielen die voor hem neerknielden, in de hoop dat ze in het Vaticaan dichter bij de genade Gods waren.
Hij zou terugkeren als een ander mens. Hij zou het leven in de buitenlucht missen, de kameraadschap die hij had gevonden in dit gemêleerde gezelschap.
Elke dag stond hij op voordat het kamp ontwaakte en nadat hij gebeden had droeg hij de mis op. Een mis waarin hij alleen was met God, want niemand voelde de behoefte de mis bij te wonen en hij had het aan niemand gevraagd. Als hij terug was in Rome zou hij het gevoel van vrijheid missen dat deze maanden een wezenlijk deel van zijn bestaan was geworden.
Hij dacht aan Clara en hoeveel hij van haar was gaan houden. In zijn pogingen haar te beschermen was hij haar gaan zien als een zus, zij het een wat onhandelbare zus.
Misschien werd het tijd haar te vertellen dat hij hier was om haar het leven te redden, of in ieder geval om te voorkomen dat iemand haar kwaad zou doen. Maar dat mocht hij niet doen, dat kon hij niet doen zonder een geheim te verraden, zonder God te verraden en de man die bij hem te biecht was gegaan.
Het biechtgeheim was heilig, hij kon haar nooit vertellen hoe hij wist dat iemand het op haar leven en dat van haar grootvader had voorzien.
Clara kuierde naar het huisje van Gian Maria en ging naast hem zitten. Ook zij stak een sigaret op en staarde naar de flonkerende sterren.
'Je moet hier niet blijven, professor Picot heeft gelijk.'
'Ik weet het, maar ik blijf toch. Ik zou geen moment rust hebben als ik wist dat jij hier nog in je eentje zat.'
'Misschien wil mijn grootvader wel dat ik naar Cairo ga.'
'Naar Cairo?'
'Ja, je weet dat mijn familie daar vandaan komt. We hebben er een huis, je bent er altijd welkom.'
'Ga je hier dan weg?' Gian Maria was er niet gerust op.
'Ik wil zo lang mogelijk blijven, maar ik denk dat mijn grootvader me Wegstuurt zodra de oorlog uitbreekt. Jij bent de goedheid zelve, kun jij niet aan God vragen of Hij ons helpt die kleitabletten te vinden?'
'Ik zal het Hem vragen, maar dat kun je zelf ook doen. Bid je wel eens?'
Nee, nooit.' 'Ben je moslima?' 'Nee, ik ben niks.'
'Ook zonder te praktiseren zal je toch wel ergens in geloven?'
'Mijn moeder was christen, ik ben gedoopt, maar ik ben nog nooit een kerk of een moskee binnen geweest, behalve om ze te bezichtigen.'
'Waarom ben je dan zo geobsedeerd door die Stenen Bijbel? Is dat enkel een kwestie van ego?'
'De meeste kinderen groeien op met sprookjes over feeën en betoverde prinsen, maar ik luisterde naar de verhalen van mijn grootvader over de Stenen Bijbel. Hij zei altijd dat hij wachtte tot ik hem zou vinden en vertelde me verhaaltjes waarin ik de heldin was, een archeologe die een schat ontdekte, de grootste schat ter wereld, de Stenen Bijbel.'
'En je wilt dat die kinderdroom uitkomt.'
'Jij gelooft nog steeds niet dat vader Abraham het scheppingsverhaal aan een schrijver heeft verteld.'
'Er staat niets over in de Bijbel, hoewel de geschiedenis van de aartsvaders uitgebreid beschreven wordt...'
'Je weet ook dat enkele bijbelse steden nooit zijn gevonden en het is zelfs niet zeker of bepaalde personen werkelijk hebben bestaan, en toch geloof je alles wat in de Heilige Schrift staat.'
'Clara, ik zeg niet dat er geen Stenen Bijbel zou zijn. Abraham heeft in dit gebied geleefd, hij kende de legenden over de schepping van de wereld, over de zondvloed; natuurlijk is het mogelijk dat hij deze aan iemand heeft verteld, of wie weet heeft God hem de Waarheid ontsluierd... ik weet het niet; eerlijk, ik weet niet wat ik ervan moet denken.'
'Toch ben je hier, je werkt net zo hard als de anderen en nu wil je ook nog blijven. Waarom dan toch?'
'Als de Stenen Bijbel bestaat, wil ik ook dat hij gevonden wordt. Het zou een ongelooflijke ontdekking zijn voor het christendom.'
'Het zou net zo belangwekkend zijn als de ontdekking van Troje, Mycene of de graven van de farao's in de Koningsvallei. Degene die de Stenen Bijbel vindt, gaat de geschiedenisboeken in als een held.'
'Is dat wat je wilt?'
'Ik wil die tabletten vinden voor mijn grootvader, ze zijn voor hem, ik wil zijn droom waarmaken.' 'Je houdt veel van hem.'
'Ja, heel veel. En ik denk... ik denk dat hij van niemand heeft gehouden, behalve van mij.'
'De mannen zijn bang voor hem, Ayed Sahadi incluis.'
'Ik weet het, mijn grootvader is nogal veeleisend, alles moet perfect zijn’.
Gian Maria wilde haar niet wijzer maken dan ze was, maar de mannen vertelden dat Alfred Tannenberg een satanisch genoegen schepte in de pijn van zijn medemens, hij vernederde zijn minderen en strafte degenen die hem tegenspraken met een sadistisch genoegen.
Gian Maria had Alfred Tannenberg slechts eenmaal ontmoet, een paar dagen geleden, toen hij aan het eind van de middag Clara opzocht om haar de vertalingen te geven van de laatst gevonden kleitabletten.
Tannenberg zat in de kamer te lezen en verzocht hem binnen te komen. Hij had hem een kwartier lang ondervraagd, tot het hem begon te vervelen; toen werd hij zonder pardon de deur uit gezet en moest hij buiten wachten tot Clara klaar was. Gian Maria verliet het huis in de wetenschap dat hij in Tannenberg de duivel zelf had herkend, de man was het Kwaad in eigen persoon.
'Je lijkt niet op hem.'
'Ik vind van wel, mijn vader zei altijd dat ik al net zo koppig was als hij.'
'Nee, ik heb het niet over zaken als koppigheid, ik doelde op je ziel, je ziel is heel anders dan die van je grootvader.'
'Je kent mijn grootvader niet eens,' protesteerde Clara, 'je hebt geen idee hoe hij is.'
'Maar jou heb ik wel leren kennen.'
'En wat vind je van mij?'
'Je bent een slachtoffer. Je bent het slachtoffer geworden van een droom, de droom van je grootvader. Een droom die je heeft belet je eigen dromen te koesteren en die je leven op zo'n manier heeft bepaald dat je een gevangene bent geworden zonder het te weten.'
Clara keek hem strak aan en stond op. Ze kon niet boos op hem worden, want zijn woorden klonken waarachtig en daarbij had de priester liefdevol gesproken, zonder haar te veroordelen... het leek wel of hij haar de hand toereikte om haar door de mist te helpen.
'Dank je, Gian Maria.'
'Welterusten, Clara, slaap wel.'
Fatima wachtte haar op bij de voordeur en legde een vinger op haar lippen; toen leidde ze haar naar de slaapkamer van haar grootvader waar Samira hem een injectie gaf onder de toeziende blik van dokter Najeb.
'Het kon niet uitblijven, hij heeft zich veel te veel ingespannen,' fluisterde de arts.
'Heeft hij een terugval gehad?'
'Hij was nog niet terug in zijn kamer of hij kreeg een flauwte. Gelukkig zat Samira hier, anders was het nog slecht afgelopen,' verklaarde dokter Najeb.
Samira en Fatima hielpen de oude heer in bed, maar met een flauw gebaar wenkte hij Clara.
'Je hebt je te veel ingespannen, dat mag je niet meer doen,' zei ze verwijtend, terwijl ze zijn hand streelde.
'Ik voel me prima, alleen wat vermoeid. Die kerels zijn hyena's, ze kwamen kijken of ik al dood was en wilden niets liever dan zich te goed doen aan mijn lijk. Ik moest ze duidelijk maken dat ze beter uit m'n buurt konden blijven, wilden zij niet vroegtijdig sterven.'
'Opa, kun je me niet in vertrouwen nemen?'
'Jij bent de enige in de hele wereld die ik vertrouw.'
'Vertel me dan waar het om gaat bij die belangrijke operatie, vertel me waar jullie mee bezig zijn, dan zorg ik dat het wordt uitgevoerd. Dat kan ik heus wel.'
Alfred Tannenberg sloot zijn ogen en drukte de hand van zijn kleindochter. Een secondelang had hij de neiging Clara alles uit de doeken te doen over Operatie Adam, om zichzelf rust te gunnen, maar hij beheerste zich. Als hij zijn kleindochter aan het hoofd van de onderneming zou zetten, zou vriend en vijand het opvatten als een teken van zwakte. Daarbij, zei hij bij zichzelf, was Clara niet opgewassen tegen deze mannen, voor wie leven en dood slechts door een dunne draad van elkaar gescheiden waren, zolang het tenminste om de dood van anderen ging.
'Dokter, laat me alleen met mijn kleindochter.'
'Moet u niet rusten...'
'Eruit.'
Fatima opende de deur, vast van plan aan Tannenbergs eis te voldoen. Samira verliet de kamer als eerste, gevolgd door dokter Najeb, waarop Fatima de deur achter zich sloot.
'Opa, je mag je niet vermoeien...'
'De Amerikanen vallen op 20 maart ons land binnen. Je hebt nog een paar weken om de Stenen Bijbel te vinden.'
Clara nam het schokkende nieuws zwijgend in ontvangst. Ze had wel gedacht dat er oorlog zou komen, maar het was heel wat anders nu ze precies wist wanneer.
'Dus het is een voldongen feit.'
'Ja, en we gaan er een hoop geld aan verdienen.'
'Opa toch!'
'Clara, je bent een volwassen vrouw, je zou zo langzamerhand moeten weten dat geen handel zo lucratief is als oorlog. Ik heb mijn hele leven aan oorlogen verdiend. We hebben ons fortuin vergaard over de domme ruggen van anderen. Ik zie aan je ogen dat je dit liever niet wilt horen, dus laat maar, ik hou erover op. 20 maart dus, maar vertel het aan niemand.'
'Picot wil weg.'
'Hij mag ophoepelen, maar ik zorg wel dat hij hier niet weg kan voor de zeventiende of de achttiende... tot die tijd kunnen jullie in alle rust doorwerken.'
'Stel dat we de tabletten niet vinden?'
'Dan hebben we verloren. Dan verlies ik de enige droom die ik in mijn leven heb gehad. Ik praat morgen met Picot. Ik wil hem een voorstel doen opdat al dat werk hier niet voor niets is geweest, maar met name om jou te redden.'
'Gaan we naar Cairo?'
'Ik laat het je weten. O, en wees voorzichtig met die man van je. Laat je niet inpalmen.'
'Achmed en ik zijn uit elkaar.'
'Zal best, maar er staat jou een enorme erfenis te wachten en ik ben stervende. Het kan zijn dat hij zich met je wil verzoenen. Mijn vrienden vertrouwen hem, ze weten dat hij een capabele vent is, dus van hen mag hij me
vervangen als hoofd van de zaak als ik dood ben.'
'Mijn god, opa!'
'We moeten het erover hebben, kindje, we hebben geen tijd voor vals sentiment. Laat me nu slapen. Ik zal de mannen laten weten dat ze vanaf morgen dubbel betaald krijgen, mits ze zich voor duizend procent inzetten. Ze moeten die verdomde tempel uitgraven tot de Stenen Bijbel is gevonden.'
Clara liep zijn kamer uit en trof Samira en Fatima bij de deur aan.
'De dokter heeft gezegd dat ik vannacht de wacht moet houden,' legde de verpleegster uit.
'Ik zeg je dat ik vannacht hier blijf,' zei Fatima boos.
'Jij bent geen verpleegster,' zei Clara op zachte toon.
'Ik weet hoe ik voor hem moet zorgen, dat doe ik al vijftig jaar.'
'Kom, Fatima, ga slapen. Dit huis functioneert niet zonder jou en als je geen slaap krijgt, loopt alles in het honderd.'
Ze gaf de oude dienstmeid een kus en gebaarde Samira dat ze naar de patiënt kon gaan. Daarna ging ze haar slaapkamer in.
Achmed zat op zijn veldbed te lezen. Hij had zijn pyjama nog niet aan en droeg een korte broek en een T-shirt.
'Dag, Clara.' 'Dag.'
'Je ziet er moe uit.' 'Ben ik ook.'
'Ik zocht je nog, maar ze zeiden datje met de priester zat te praten.' 'We hebben een sigaretje gerookt met z'n tweeën.' 'Zijn jullie bevriend geraakt?'
'Ja, hij is een schat van een man. Daar heb ik er tot nu toe weinig van leren kennen.'
'Het gaat niet zo goed met je opa, hè?' 'Valt wel mee, hoor. Waarom denk je dat?' 'We horen wel eens wat in Cairo, weet je.'
'Yasir zal de klokkenluider wel zijn, maar de berichten zijn vals. Het gaat helemaal niet zo slecht, als je het echt wilt weten.'
'Nou ja, met z'n hoofd is niks mis, maar hij ziet er zo... zo breekbaar uit, zo mager.'
'Als jij het zegt... de laatste onderzoeken waren veelbelovend, dus geen moeite is ons te veel om dat zo te houden.' 'Waarom ga je zo in de verdediging?'
'In de verdediging? Nee, hoor. Maar jij ziet hem liever vandaag dan morgen verdwijnen en dat genoegen gun ik je niet.' 'Clara!'
'Achmed, we kennen elkaar langer dan vandaag. Het heeft even geduurd voordat ik het inzag, maar het is duidelijk dat je mijn grootvader haat. Het zal je wel verschrikkelijk irriteren dat je in de grond der zaak niets anders bent dan een lid van zijn personeel.'
Achmed Hoesseini stond met een ruk op en balde zijn vuisten. Clara keek hem uitdagend aan, wetend dat hij het niet zou wagen haar met een vinger aan te raken. Daarmee zou hij zijn eigen doodvonnis tekenen.
'Ik dacht dat we als vrienden uit elkaar konden gaan, zonder elkaar pijn te doen.' Achmed liep naar de koelkast voor een fles mineraalwater.
'Onze scheiding staat los van de realiteit.'
'Wat is de realiteit, Clara?'
'Dat je bij mijn grootvader in dienst bent, dat je in Irak moet blijven omdat hij je goed betaalt voor je inzet in deze laatste deal met Enrique, Frank en George.'
'Ik werk al jaren voor je grootvader, dat is geen nieuws voor je. Wat verwijt je me nu eigenlijk?' 'Ik verwijt je niets.'
'Ja, dat doe je wel, maar je wilt het niet toegeven. Nou ja, we zijn allemaal wat gespannen vanwege de oorlog.' 'Waarom ben je nog niet vertrokken?' 'Wil je de waarheid horen?' 'Ja.'
'Goed, misschien wordt het tijd dat we de dingen eindelijk eens hardop uitspreken. Ik ben niet vertrokken, omdat je grootvader het verbood. Hij dreigde me te laten inrekenen door de Mukhabarat. Dat had hij zonder pardon gedaan, hij hoefde de telefoon maar op te pakken om me regelrecht de hel in te sturen. Alfred Tannenberg heeft veel macht in dit land. Dus heb ik zijn condities aanvaard. Ik heb het niet om het geld gedaan, vergis je niet, maar om te overleven.'
Clara hoorde hem aan zonder een spier te vertrekken. Ze besefte dat Achmed vastbesloten was haar te vertellen wat hij jarenlang voor haar verborgen had gehouden. De woede gloeide in zijn ogen en hij zou niet rusten voordat hij het voetstuk waarop ze haar grootvader had gezet met de grond gelijk had gemaakt.
'Weet je wat die laatste deal inhoudt? Ik zal het je vertellen, want je grootvader zal het niet doen en ook jij doet je best zo min mogelijk te horen en te zien. Je doet liever of je neus bloedt, uit angst dat het je liefde voor hem zou vertroebelen.
Je grootvader heeft fortuin gemaakt in de kunst. Hij is de grootste plunderaar van de schatten van het Midden-Oosten.'
'Je bent niet goed wijs.'
'Dat kan kloppen, maar dit is de waarheid. Sommige archeologische missies die hij op touw heeft gezet hadden maar één doel: de meest waardevolle objecten inpikken die gevonden werden. Tevens hadden ze er weinig problemen mee ambtenaren om te kopen die nauwelijks genoeg verdienen om een gezin te onderhouden en welwillend de andere kant uit keken als rovers bepaalde waardevolle voorwerpen uit musea meenamen. Verbaast je dat? Het is een lucratieve business, er gaan miljoenen dollars in om en je grootvader en zijn respectabele vriendjes zijn er multimiljonair mee geworden. Zij verkopen unieke stukken aan unieke cliënten. Je grootvader houdt zich bezig met dit deel van de wereld, Enrique met het oude Europa en Frank doet Zuid-Amerika. George is de spil van de zaak. Hij verkoopt net zo makkelijk een paneel in Romaanse stijl, ontvreemd uit een afgelegen kapel in Castilië, als een schildering uit een Zuid-Amerikaanse kathedraal. De wereld is vol mensen zonder scrupules die willen bezitten wat ze gezien hebben of waar ze van dromen en dan is het slechts een kwestie van geld.
De groep kunstliefhebbers is niet groot, maar ze zijn goed van betalen. Wat zie je wit, wil je een slokje water?'
Achmed pakte de fles mineraalwater en schonk Clara een glas in. Hij genoot van de situatie. Al jaren hield hij zijn woede in toom over de infantiele houding van zijn vrouw, die niet wilde horen of zien wat er om haar heen gebeurde. Clara leefde haar rijkeluisleventje, schoof alles opzij wat haar in de weg zat en nam wat haar beviel vanuit een berekenende naïviteit, waardoor ze in zalige onwetendheid bleef over de smerige handeltjes van Alfred Tannenberg.
'Je grootvader liet me niet gaan, omdat hij me nodig had voor deze laatste klapper. Zonder mij zou het verdomd lastig worden, vandaar dat hij me geen keus het. Ik zal je zeggen waar het om gaat. Herinner je je de Golfoorlog? Je grootvader wist lang van tevoren op welke dag de Amerikanen hun aanval hadden gepland en bedacht een ingenieus plan. Bij de eerste bommen drongen zijn mannen de musea binnen om diverse waardevolle stukken te ontvreemden.
Hij stelde een nauwkeurige lijst op van bepaalde voorwerpen in het Museum van Bagdad. Het waren er niet veel, een twintigtal, maar van grote waarde. Het was een lucratief zaakje, vandaar dat hij en zijn vrienden zich opmaakten voor een nog grotere operatie. Ze beschikken over alle informatie, George weet precies wat er speelt in het Pentagon. Tenslotte is hij een van de haviken met belangrijke connecties binnen de Amerikaanse regering. Hij kent iedereen. Het was een fluitje van een cent om de exacte datum van het begin van de oorlog te achterhalen. Weet je wat de bedoeling is van deze operatie?'
Achmed zweeg en wachtte af tot Clara hem verzocht door te gaan. Maar ze bleef hem zwijgend aankijken, zonder zelfs maar met haar ogen te knipperen.
'Het betreft roof op grote schaal. Alfred Tannenberg plundert alles van waarde in dit land. Zijn mannen dringen alle musea van belang binnen in heel Irak, niet alleen in Bagdad. Wil je weten wie de lijst voor ze heeft opgesteld met unieke stukken van onschatbare waarde? Ik. Ik heb die lijst opgesteld van voorwerpen die... die het erfgoed zijn van de mensheid. Maar ze eindigen in de geheime kunstcollecties van een paar lichtzinnige miljardairs die het leuk vinden een wijntje te drinken uit dezelfde beker als Hammoerabi. Om die stukken is het hen te doen, beelden, tabletten, zegels, bekers, fresco's en zelfs obelisken, ze profiteren van de oorlog om alles mee te nemen waar ze de hand op kunnen leggen. Laten we zeggen dat Lk twee lijsten heb gemaakt, een met unieke voorwerpen en een met stukken van belang.'
'Onmogelijk,' wist Clara uit te brengen.
'Zo moeilijk is het anders niet. De oorlog begint op 20 maart, heeft je grootvader je dat niet verteld? Goed, op 20 maart dringen zijn mannen de musea binnen en gaan er zo snel mogelijk met de buit vandoor. Elke groep gaat op een andere plek de grens over en trekt Koeweit, Turkije of Jordanië in, waar andere teams klaarstaan om de lading naar hun plaats van bestemming te brengen. Enriques clientèle heeft al diverse opties genomen en dat geldt uiteraard eveneens voor de gewaardeerde klanten van George en Frank. Andere stukken worden achtergehouden en gaan van de hand volgens de wet van vraag en aanbod. Ze hebben geen haast... hoewel ze alle vier op hoge leeftijd zijn, welbeschouwd.'
'Maar midden in de bombardementen...'
'Dat maakt het juist zo gemakkelijk. Zodra de oorlog begint, houdt geen mens zich meer bezig met het bewaken van de musea, iedereen wil z'n eigen huid redden. De mannen van Alfred zijn professionals, het zijn de beste dieven en moordenaars van het Midden-Oosten.'
'Hou je kop.'
'Schreeuw niet zo, Clara, je hoeft niet hysterisch te worden,' antwoordde Achmed kil.
Clara stond op en begon door het kamertje te ijsberen. Ze was het liefste hard weggehold, maar ze beheerste zich. Ze was niet van plan ook maar iets te doen wat Achmed van haar verwachtte of misschien zelfs hoopte. Ze keek hem vol haat aan, omdat hij haar wereld had vertrapt, de onwerkelijke en valse wereld waarin ze vanaf haar kindertijd had geleefd.
'Zei je dat de oorlog op 20 maart uitbreekt?'
'Ja, dat heeft George ons laten weten. Zorg dat je die dag vertrokken bent, als je leven je lief is.'
'Wanneer moeten we hier weg?'
'Geen idee, dat heeft je grootvader niet gezegd.'
'Hoe kom jij Irak uit?'
'Je grootvader heeft beloofd me eruit te halen, hij is de enige die dat kan.'
Ze zeiden niets meer. Clara was in één klap jaren ouder geworden en haatte Achmed. Ze vroeg zich af hoe het mogelijk was dat ze ooit van deze man gehouden had, die nu met een zelfvoldane grijns op zijn gezicht haar reactie afwachtte.
Ze had zijn woorden niet weerlegd, omdat ze maar al te goed wist dat hij de waarheid sprak. Daarom had ze geluisterd zonder een woord te zeggen en zoog ze alle informatie op die altijd voor haar neus had gelegen, hoe de liefde voor haar grootvader haar ook verblind had.
Het kon haar niets schelen wat haar opa deed of had gedaan. Ze hield nog evenveel van hem; ze verweet hem niets en besloot dat ze alles zou doen wat in haar vermogen lag om hem te beschermen tegen mensen als Achmed en Yasir, die zouden dansen op zijn graf.
Achmed keek hoe ze door de kamer beende en verwachtte dat ze elk moment zou instorten om in tranen uit te barsten. Het verbaasde hem dat Clara zich wist te beheersen, ze toonde geen enkele emotie, behalve woede.
'Ik hoop dat jullie je naar behoren van de opdracht van mijn grootvader zullen kwijten, Yasir en jij. Ik zal er persoonlijk op toezien dat jullie geen seconde buiten je boekje gaan; gebeurt dat wel...'
'Ga je nu dreigen?' vroeg Achmed verbijsterd.
'Ja, ik ga dreigen. Ik neem aan dat je dat niet vreemd vindt van een Tannenberg.'
'Ga je je plaats innemen op het met goud geplaveide boevenpad?'
'Hou op met dat sarcastische gebabbel en pas op dat je geen spelletjes speelt. Ik denk dat je me niet kent, Achmed. Onderschat me niet, want dat kon je weleens duur komen te staan.'
Hij keek haar ontzet aan. De vrouw met wie hij de laatste jaren het bed had gedeeld was een volslagen vreemde voor hem geworden. Maar hij geloofde haar, dat wel; zoals ze er nu uitzag, was ze tot alles in staat.
'Het spijt me dat ik je verdriet heb gedaan, maar het werd tijd dat je het wist.'
'Niet zo cynisch, alsjeblieft. Ga nu maar slapen, ik ga naar de kamer van Fatima. Het stinkt hier, het stinkt naar ongedierte zoals jij. Zorg dat je hier zo snel mogelijk opdondert en zodra de operatie afgehandeld is, hoop ik je nooit meer te zien. Ik ben een stuk minder vergevingsgezind dan mijn grootvader.'
Clara liep de kamer uit en trok de deur zachtjes achter zich dicht. Ze voelde niets meer voor Achmed, helemaal niets, ze betreurde alleen dat ze zoveel jaren aan hem had verspild.
Fatima schrok zich wezenloos van de klop op haar deur. Ze stond op en opende de deur op een kier.
'Clara! Wat is er?'
'Kan ik bij jou slapen?'
'Neem mijn bed maar, ik ga wel op de vloer.'
'Je hoeft alleen maar op te schuiven, we passen er best met z'n tweetjes in.'
'Nee, het is een heel smal bed.'
'Niet zeuren, Fatima, ik kom gewoon naast je liggen, het spijt me dat ik je wakker heb gemaakt.' 'Heb je ruzie gehad met Achmed?' 'Nee.'
'Wat is er dan?'
'Achmed wilde me kwetsen door me te vertellen... hij heeft me verteld waar opa zich mee bezighoudt. Diefstal, moord... Dacht hij nu heus dat ik dan niet meer van opa zou houden? Kent hij me zo slecht?'
'Kindje, je moet je nooit met mannenzaken bemoeien, zij weten wat ze doen.'
'Wat een onzin. Ik hou veel van je, Fatima, maar ik heb nooit begrepen waarom je je volledig ondergeschikt maakt aan elke man. Was jouw man een dief of een moordenaar?'
'Mannen doden, zij weten waarom.'
'Maakt het jou niet uit om met een moordenaar te leven?'
'Vrouwen zorgen voor hun man en we baren hun zonen, we zorgen dat de sfeer in huis goed is en voor de rest zien we niets, horen we niets en praten we niet, anders zouden we een slechte echtgenote zijn.'
'Is het zo simpel? Niet zien, horen, spreken...'
'Zo hoort het. Sinds het begin der tijden vechten mannen. Om land, om voedsel, om hun zonen... ze sterven en ze doden. Zo gaan de dingen en jij noch ik kan daar iets aan veranderen en daarbij, waarom zou je dat willen?'
'Jouw zoon is dood, ze hebben hem vermoord en ik heb je zien huilen.'
'Ik huil nog elke dag om hem, maar zo is het leven.'
Clara viel op het bed neer en sloot haar ogen. Het gesprek met Fatima had haar tot bedaren gebracht. De oude dienstmeid leek in het reine te zijn met de tragiek van het leven.
'Wist je dat mijn grootvader zaken doet... waarbij er wel eens doden vallen?'
'Ik weet niets. Meneer doet wat hij moet doen, hij weet beter dan wij wat er moet gebeuren.'
Overmand door vermoeidheid vielen ze in slaap tot de eerste zonnestralen door de luiken piepten.
Fatima stond op en kwam even later terug met een dienblad voor Clara.
'Je moet snel ontbijten, professor Picot wil je spreken.'
Toen ze op de vindplaats arriveerde, waren de andere leden van de expeditie al uren aan het werk. Marta kwam naar haar toe en liet haar een handje klei zien.
'Bekijk dit eens, er moet brand zijn geweest. We hebben resten aangetroffen die erop wijzen dat de tempel in brand heeft gestaan, ik weet niet of het aangestoken is of dat het een ongeluk was. Het is vreemd, we lijken geluk te hebben deze ochtend, we hebben de omtrek van de andere patio blootgelegd, enkele traptreden vrijgemaakt en wapens, schilden en gebroken lansen aangetroffen, half verrot door de aarde. Ik heb het vermoeden dat de tempel aangevallen en verwoest is tijdens een strijd.'
'Normaal gesproken respecteerden ze de tempels,' weifelde Clara.
'Ja, maar soms dreef geldgebrek de koningen tot een confrontatie met de religieuze macht. Tijdens de regeringsperiode van Nabonidus bijvoorbeeld leidde zijn hang naar geld tot wijzigingen in de relaties tussen de koninklijke en de religieuze macht. Hij verdreef de schrijver uit de tempel en verving hem door een koninklijke administrateur, de resh sharri, die hoger in rang was dan de priester-administrateur van de tempel, de qipy, en de shatammu, de verantwoordelijke voor de handelsactiviteiten.
Ook kwam het voor dat tijdens een invasie of oorlog tussen koningen, de tempel hetzelfde lot beschoren was als andere forten of steden.'
Clara luisterde aandachtig naar de uitleg van Marta, voor wie ze veel bewondering had, niet alleen vanwege haar kennis, maar ook om wie ze was. Ze was jaloers op het respect dat ze genoot van alle medewerkers, zelfs van Picot, die haar altijd behandelde als een gelijke.
Ze dacht eraan dat zij het niet verdiende om net als Marta gerespecteerd te worden, omdat er in haar biografie geen enkele merite was vermeld, helemaal niets, behalve haar achternaam, Tannenberg, een naam die in het Midden-Oosten zowel werd gerespecteerd als gevreesd. Het respect en de vrees golden echter haar grootvader, zij profiteerde alleen van het feit dat ze zijn kleindochter was.
'Heb je professor Picot al gesproken?'
'Yves? Ja, tuurlijk, we hebben besloten meer mankracht op deze sector te zetten en we gaan vandaag nog langer door dan anders; we willen elke minuut die ons rest zo goed mogelijk besteden.'
Fabian liet zich onder toezicht van Picot en geholpen door een aantal stevige mannen aan een touw naar beneden zakken, een diepe schacht in die naar een nieuwe ruimte leidde, waar het aardedonker was.
'Voorzichtig, het is hartstikke diep,' waarschuwde Picot.
'Het gaat goed, laat het touw langzaam vieren, ik wil zien waar dit naartoe gaat.'
'Doe je zaklamp aan. Als er genoeg ruimte is, laat ik me ook zakken.' Fabian werd langzaam naar beneden getakeld tot hij verdween in de diepte van een donker gat dat een lagere verdieping van de tempel leek te zijn; of misschien was het louter een put, dat wisten ze pas als de archeoloog weer boven was. Picot was bezorgd en ging op zijn buik boven de schacht liggen om Fabian te roepen. 'Hoe gaat-ie?'
'Laat me nog iets verder zakken, ik ben nog steeds niet op de bodem,' klonk de holle stem van Fabian uit de diepte.
Ze hoorden een dof geluid en toen niets meer. Picot bond een touw rond zijn middel, klaar om naar beneden te gaan.
'Wacht even tot we weten wat Fabian daar heeft aangetroffen,' zei Marta.
'Ik wil hem niet alleen laten.'
'Ik ook niet, maar hij redt zich nog wel een paar minuten. Als we geen signalen meer opvangen, gaan we naar beneden.' 'Ik ga naar beneden, niet jij.'
Marta gaf geen antwoord; voor dit soort impulsieve beslissingen was geen overleg mogelijk, dus hield ze wijselijk haar mond.
Kort daarna werd het touw strakgetrokken, het afgesproken teken dat Fabian in orde was. Yves Picot stak zijn hoofd in de schacht en zag diep in de tunnel het flauwe schijnsel van de zaklamp.
'Alles goed?' Hij hoopte dat Fabian hem kon horen.
Er werd wederom aan het touw getrokken.
'Ik ga naar beneden. Laat me zakken en stuur iemand naar het dorp om fakkels te halen om wat het ook is daarbeneden te verlichten.'
‘We hebben geen fakkels,' meldde een van de arbeiders.
'Lampen dan, zaklantaarns, wat we maar hebben...' antwoordde Picot geïrriteerd, terwijl hij checkte of alle knopen goed vastzaten. 'Marta, jij bent de baas hierboven.'
'Ik ga ook naar beneden.'
'Geen denken aan. Stel dat ons iets overkomt, wie moet hier dan de leiding nemen?' 'Ik.'
Clara klonk zo venijnig dat Marta en Picot verbouwereerd opkeken.
'Mag ik u eraan herinneren, professor, dat dit een gezamenlijke missie is? Ik ga ervan uit dat jullie niets overkomt, maar mocht dat wel gebeuren, dan ben ik er ook nog.'
Yves Picot nam Clara nog eens goed op en overwoog of hij haar de leiding kon toevertrouwen; toen knikte hij en gaf Marta een teken dat ze hem kon volgen. Hij ging voorop.
Tien meter lager kregen ze vaste grond onder de voeten; Fabian zat op zijn hurken een stukje muur schoon te schrapen.
'Gezellig dat jullie er zijn,' zei hij, zonder op te kijken.
'Mag ik weten wat je aan het doen bent?' vroeg Picot.
'Volgens mij zit hier een deur of zo, misschien ligt er nog een ruimte achter. Maar er zitten ook verfresten. Kijk maar. Een gevleugelde stier, zo te zien een schitterend exemplaar.'
'Wat is dit?' wilde Marta weten.
'Een kamer, denk ik. Er zijn restanten van houten schappen, bekijk die muur maar eens, dus waarschijnlijk lagen hier ooit kleitabletten opgeslagen. Ik weet het nog niet, geef me even de tijd.'
Marta zette de twee lantaarns op de grond die ze aan haar riem had gehaakt. Picot deed hetzelfde. In het zwakke schijnsel kwam een rechthoekige ruimte in zicht waar, zoals Fabian al had aangegeven, restanten van houten planken te zien waren die veel weg hadden van de schappen waarin in een ver verleden kleitabletten werden opgeslagen.
De grond lag bezaaid met brokken klei, hout en glasachtige porselein-scherven.
Picot hielp Fabian met het schoonmaken van de muur waarop de resten tevoorschijn kwamen van een schildering van een stier en intussen bestudeerde Marta de vloer van de ruimte, waar ze restanten aantrof van vloertegels met bas-reliëfs die stieren, leeuwen, valken, en eenden voorstelden.
'Kom eens gauw kijken!'
'Wat heb je gevonden?' vroeg Picot.
'Basreliëfs of wat ervan over is, naar wat ik ervan kan zien zijn ze schitterend.'
De mannen trokken zich niets van haar aan en gingen door met hun werk.
'Waarom komen jullie niet kijken?'
'Omdat hier iets zit. Naast het reliëf van de stier is de muur hol, alsof er nog een ruimte achter zit,' antwoordde Fabian.
'Oké, maar we moeten de mensen boven wel laten weten dat alles in orde is.'
'Doe jij dat maar,' commandeerde Picot.
Marta ging naar de plek waar ze zich hadden laten zakken en trok driemaal aan het touw om aan te geven dat ze veilig waren. Toen keerde ze terug naar waar ze zat en onderwierp de vloer aan een nauwkeurig onderzoek.
Een uur later stonden ze alle drie weer boven, besmeurd met vuil maar met een voldaan gezicht.
'Vertel, wat hebben jullie gevonden?' wilde Clara weten.
'Meer tempelkamers. We hebben tot nu toe de twee bovenste verdiepingen uitgegraven, maar er zijn er meer, ik weet niet of het er vier of vijf zijn maar in elk geval meer dan twee. Het probleem is dat we de boel beneden moeten stutten, anders stort het in. Dat is een hele klus en nu we nog maar zo weinig tijd hebben...' Picot zuchtte gefrustreerd.
'Ik kan wel voor meer mankracht zorgen,' stelde Clara voor.
'Dan nog... ik weet het niet, het is lastig, het kan wel maanden duren, jaren misschien en die rotoorlog...' Ook Fabian fronste zorgelijk.
'Clara, we moeten echt met Achmed en je grootvader spreken. Gisteravond had je man het te druk en vanmorgen sliep het hele huis nog toen ik aanklopte.'
'Zodra we vanavond terug zijn, zorg ik dat jullie hem kunnen spreken. Maar wat doen we nu met die kamers daar beneden?'
'We moeten zo veel mogelijk naar boven halen. Als dat maar lukt, het wordt een gevecht tegen de tijd.'
Clara moest eerder dan de anderen terug naar het kamp, want Fatima had haar laten roepen. In het huis heerste een diepe stilte, waardoor ze gealarmeerd meteen de slaapkamer van haar grootvader binnen liep. Dokter Najeb noch Samira merkte dat ze was binnengekomen, zelfs Fatima niet, wier ogen verblind waren door de tranen.
Stilletjes keek ze toe hoe de dokter een zuurstofmasker aanlegde, terwijl de verpleegster het infuus verving. Pas toen zagen ze haar staan.
De arts fluisterde tegen Samira dat ze bij Tannenberg moest blijven en wenkte Clara mee naar de gang. Clara liep door naar het kamertje dat was ingericht als haar grootvaders kantoor.
'Mevrouw, ik maak me ernstig zorgen, ik geloof niet dat ik de situatie nog langer onder controle kan houden.'
'Wat is er gebeurd?'
'De heer Tannenberg is vanochtend buiten kennis geraakt ten gevolge van een lichte hartaanval. Gelukkig was ik op dat moment juist bezig hem te onderzoeken en kon ik meteen ingrijpen. Ik heb getracht hem over te brengen naar het veldhospitaal, maar dat heeft hij geweigerd; hij wil niet dat zijn toestand bekend wordt en dus heeft hij me opgedragen hem in zijn kamer te behandelen. Zoals u ziet heb ik een deel van de apparatuur hiernaartoe laten brengen, maar zoals het er nu voor staat, moet hij per direct borden overgebracht naar een volledig geoutilleerde kliniek.'
'Hij gaat dood.' Ze was zo kalm dat de arts haar opmerkzaam aankeek.
'Ja, hij is stervende, dat weet u, maar hier wordt het proces versneld.'
'We respecteren de wens van mijn grootvader.'
Salam Najeb wist niet wat hij hierop moest zeggen. Hij voelde zich machteloos tegenover de onredelijke eisen van de oude Tannenberg en zijn kleindochter, excentrieke wezens met een gedragscode die hij niet begreep.
'Neemt u de verantwoording?' vroeg de arts.
'Ik neem de volledige verantwoording. Kan ik mijn grootvader spreken?' 'Hij is bij kennis, maar ik zou u willen aanraden hem te laten rusten.' 'Ik moet hem spreken.'
De arts had er meer dan genoeg van en trok een gezicht of het hem verder koud liet: wat hij ook zei, tegen deze vrouw kon hij niet op.
'Samira, mevrouw wenst de heer Tannenberg te spreken. Ga maar naar de gang en wacht tot ze klaar is.'
Clara stuurde ook Fatima de kamer uit en nam plaats naast het bed. Ze nam zijn hand in de hare en wist een glimlach tevoorschijn te toveren, ondanks de akelige aanblik van het zuurstofmasker op zijn gezicht.
'Opa, hoe voel je je? Nee, je hoeft niet te praten, je moet rustig aan doen. Hoor eens, opa, we hebben zo'n geluk gehad vandaag, de tempel bleek nog een verdieping te hebben. Picot is erin afgedaald, samen met Fabian en Marta en ze kwamen dolenthousiast weer boven.'
Alfred Tannenberg gaf aan dat hij iets wilde zeggen, maar Clara legde hem het zwijgen op.
'Je moet alleen naar me luisteren, je mag je niet inspannen. Opa, ik wil dat je me in vertrouwen neemt. Ik heb gisteravond met Achmed gesproken en hij heeft me alles verteld.'
De oude man richtte zich met bovenmenselijke kracht op en rukte het zuurstofmasker van zijn gezicht. De woede blonk in zijn ogen.
'Wat heeft hij je verteld?' vroeg hij met krakende stem.
'Wacht even, ik haal eerst Samira. Je moet dat zuurstofmasker ophouden. Ik wil met je praten, maar die zuurstof...'
'Hier blijven!' blafte hij. 'Eerst praten, daarna haal je die zuster maar of wie dan ook, maar ik wil eerst weten wat die stommeling heeft gezegd.'
'Hij heeft me verteld over de operatie die nu loopt, de samenwerking met je vrienden, George, Enrique en Frank; hij zei dat het een grote operatie was.'
Alfred Tannenberg sloot zijn ogen en hield Clara's hand stevig vast om te voorkomen dat ze op zoek zou gaan naar de verpleegster of de arts. Toen hij zijn ademhaling enigszins onder controle had, deed hij zijn ogen weer open en keek Clara strak aan.
'Bemoei je niet met de business.'
'Wie kun je anders vertrouwen dan mij? Alsjeblieft, opa, je beseft toch wel wat een precaire situatie dit is? Achmed zei ook dat de oorlog op 20 maart uitbreekt, dat is al over een paar weken. Jij... jij voelt je niet lekker en ik denk dat je me nodig hebt. Ik heb je vaak genoeg horen zeggen dat je trouw moet kopen om een deal te laten slagen en als ze weten dat je ziek bent, nou, dan heb je kans dat een paar van je mensen zich laten omkopen door de hoogste bieder.'
Hij sloot wederom de ogen en dacht na. Hij verwonderde zich over de kille afstandelijkheid waarmee zijn kleindochter sprak, alsof het de gewoonste zaak van de wereld was dat ze bezig waren met een coup om het Iraakse historische erfgoed te plunderen. Zijn kleindochter, die zielsveel van haar land hield, die er altijd van had gedroomd verloren steden te ontdekken en elk voorwerp uit een ver verleden koesterde, was plotseling uitgegroeid tot een vrouw die bereid was de teugels van een zakenimperium in handen te nemen dat zich bezighield met niets anders dan pure kunstroof.
'Wat wil je precies, Clara?'
'Ik wil voorkomen dat Achmed en Yasir misbruik maken van de situatie. Ik wil dat je me vertelt wat ik kan doen, hoe ik ze moet aanpakken, wat hun orders zijn.'
'We beroven Irak van zijn verleden.'
'Dat weet ik.'
'Vind je dat dan niet erg?'
Clara aarzelde een fractie van een seconde voordat ze antwoord gaf Natuurlijk vond ze het erg, maar trouw aan haar grootvader stond boven alles en ze was ervan overtuigd dat Alfreds mannen niet alles konden meenemen. Je haalt niet zomaar even een museum leeg en zo te horen waren ze van plan er meerdere te plunderen.
Ik zal er niet omheen draaien, toen Achmed me uitlegde waaruit de operatie bestond wilde ik hem niet geloven, ik wou dat het niet waar was, maar ik kan de dingen niet veranderen, ik kan jou niet veranderen, dus hoe eerder dit alles voorbij is, hoe beter. Ik maak me ernstig zorgen over je gezondheid en ik ben bang dat ze je belazeren, dat zou ik pas echt erg vinden.'
'Nu je toch alles weet, moet je de verantwoording maar nemen. Maar vergis je niet, ik tolereer geen fouten.'
'Wat moet ik doen?'
'De operatie loopt. Ik heb Achmed en Yasir haarfijn uitgelegd wat ik van ze verwacht en...'
Hij kon niet verder praten. Zijn ogen draaiden weg en Clara voelde zijn ijskoude hand levenloos in de hare. Ze slaakte een gil die klonk als een sirene.
Dokter Najeb en Samira stormden de kamer binnen en schoven haar opzij.
Fatima volgde hen op de hielen en sloot Clara in haar armen.
Direct daarop stormden twee bewakers met getrokken pistool de kamer in. Ze dachten dat Tannenberg werd aangevallen.
'Allemaal eruit,' commandeerde de arts. 'U ook,' zei hij tegen Clara.
Fatima herstelde zich als eerste en nam het over, want Clara stond te trillen op haar benen. In de gang botsten ze tegen rennende bewakers aan die met de wapens in de aanslag de kamer binnen wilden.
'Ze is alleen geschrokken, het gaat goed met meneer,' zei Fatima zo overtuigend als ze kon.
Eindelijk wist Clara zich te vermannen en wendde zich tot de bewakers die besluiteloos stonden te kijken.
'Alles is in orde, ik heb alleen een ongelukje had; ik struikelde en heb me bezeerd. Het spijt me dat ik zo'n toestand heb veroorzaakt.'
Ze keken haar ongelovig aan; de gil die ze hadden gehoord was niet die van een hysterische vrouw die pijnlijk gestruikeld was. Daarbij zag Clara er helemaal niet uit of ze ergens pijn had, dus het kon niet anders of ze loog.
Clara strekte haar rug in het besef dat wat er op dit moment gebeurde bepalend was voor de reactie van de mannen in een later stadium, als de omstandigheden anders waren.
'Ik heb gezegd dat er niets aan de hand is. Vooruit, aan het werk jullie. En denk erom dat ik geen kletspraatjes tolereer. Iemand die z'n mondje roert en z'n fantasie laat werken zal de gevolgen voelen. Jullie tweeën blijven hier,' commandeerde ze de twee bewakers die als eersten Tannenbergs kamer waren binnengestormd.
Fatima werkte de anderen naar buiten en deed de deur op slot om te voorkomen dat Clara zag hoe verontrust Alfreds lijfwachten waren.
'Geen woord over wat jullie hier zojuist hebben gezien.'
'Nee, mevrouw.'
'Denk erom, dat komt je duur te staan.'
'Mevrouw, we zijn al jaren in dienst van meneer, hij vertrouwt ons,' protesteerde een van de lijfwachten.
'Trouw heeft een prijs, dus bega niet de stommiteit om informatie te verkopen over hetgeen in dit huis plaatsvindt. Ga nu voor de deur staan en zorg dat er niemand binnenkomt.'
'Ja, mevrouw.'
Clara keerde terug naar de slaapkamer van haar grootvader en ging zo zachtjes mogelijk naar binnen. Dokter Najeb stond bezorgd naast zijn bed.
'Wat is er gebeurd?'
'Dat wilde ik eerlijk gezegd aan u vragen.'
'Hij had het zuurstofmasker afgedaan. We zaten te praten en ineens draaiden z'n ogen weg en kreeg hij een stuiptrekking.'
'Ik zeg het u voor de laatste maal: of we halen uw grootvader hier weg en hij leeft, of hij blijft hier om te sterven.'
'Hij blijft hier. Hoe is hij eraan toe?'
'Zijn toestand is kritiek. Hij heeft weer een hartstilstand gehad. We moeten wachten op de uitslag van de onderzoeken die ik zojuist heb uitgevoerd. De echografie van de lever wijst op nieuwe tumoren. Maar nu is het vooral zijn hart dat me zorgen baart.'
'Is hij bij kennis?'
'Nee. Laat me mijn werk doen. Gaat u weg, ik hou u op de hoogte. Ik blijf aan zijn zijde.'
'Doe wat u moet doen, maar laat hem niet sterven.'
'Ik doe mijn best, u bent degene die hem belet te leven.'
Zijn woorden troffen haar als een vuistslag, maar ze gaf geen antwoord.
Achmed stond buiten de deur te wachten, woedend omdat Fatima hem niet binnen wilde laten.
'Wat is er gebeurd? De mannen zijn hevig verontrust, het schijnt dat je gegild hebt en ze denken dat er iets met Alfred is gebeurd.'
'Ik gilde omdat ik struikelde. Met opa is alles in orde, hij is hooguit een beetje moe.'
'Ik moet hem spreken, ik ben vandaag in Basra geweest.' 'Je zult het met mij moeten doen.'
Achmed kneep zijn ogen tot spleetjes en keek haar onderzoekend aan, in de hoop aan haar gezicht te kunnen aflezen wat er werkelijk was gebeurd.
'Ik vertrek morgen en ik wil hem voor die tijd spreken. Voor zover ik weet staat Alfred aan het hoofd van de operatie, ik ben niet op de hoogte gebracht van eventuele wijzigingen. Niemand accepteert orders van jou en ik zeker niet.'
Clara overwoog zijn woorden en besloot er op dat moment niet tegenin te gaan, want ze zou de strijd zeker verliezen. Als hij zich zou verlagen door met haar te praten, zou Achmed weten dat het niet goed ging met haar grootvader en ze wist niet wat dat zou ontketenen, dus besloot ze zich te gedragen als de oude Clara, waar bitter weinig van over was.
'Goed dan, maar het moet tot morgen wachten. En o ja, zoek een andere slaapplaats, alsjeblieft. Ik heb er geen zin meer in om net te doen alsof.'
'Vind je het wel slim dat iedereen weet dat we uit elkaar zijn?
Dat kan je weleens duur komen te staan. De mannen hebben geen enkel respect meer voor je als ze weten dat je je man niet hebt kunnen behouden, vooral nu je grootvader op sterven ligt.'
'Mijn grootvader ligt niet op sterven, hoe graag je dat ook zou willen,' siste Clara hem toe.
'Ik hoef ook niet in jouw kamer te slapen, ik slaap wel in de woonkamer, dan heb je geen last van me.'
Achmeds onverzettelijkheid irriteerde haar, ze wist dat hij niet weg wilde omdat hij op de hoogte wilde blijven van het wel en wee in de familie. Als ze meer druk uitoefende, zouden zijn vermoedens over wat hij toch al wist nog sterker worden, maar ze moest hem echt kwijt.
'Ik wil niet dat je onder hetzelfde dak slaapt als wij, omdat je ons kwaad toewenst, mijn grootvader en mij. Je moet hier weg.'
'Ik wens je geen kwaad toe.'
'Achmed, jouw gezicht is een open boek, wist je dat? Ik weet niet wanneer onze liefde is omgeslagen in minachting, maar het is duidelijk gebeurd. Ik wil geen vreemden in mijn huis en jou ken ik niet meer.'
'Goed, waar wil je dat ik heen ga?'
'Er staat een bed in het veldhospitaal, daar kun je terecht.'
'Hoe laat kan ik morgen je grootvader spreken?'
'Ik zal het je laten weten.'
'Picot wil met ons praten. Kom je ook?'
'Ja, hij heeft een bijeenkomst belegd om te overleggen wanneer ze er een punt achter zetten. Hij wil weten of je een vast omlijnd plan hebt voor de evacuatie van het team in geval van oorlog. Volgens die verslaggevers is de oorlog onvermijdelijk en kan Bush elk moment het startsein geven.'
'Dat gebeurt op 20 maart, zoals je weet, maar dat hoef je hun niet te vertellen.'
'Dat begrijp ik, ja.'
'Goed, ik ga m'n spullen pakken en zet alles in het hospitaal.' 'Heel graag.'
Clara draaide zich om en liep langzaam terug naar haar grootvaders kamer. Ze ging behoedzaam naar binnen en leunde tegen de muur terwijl ze toekeek hoe dokter Najeb en Samira haar grootvader een cardiogram afnamen. Toen hij klaar was draaide de arts zich kregelig om.
'Ik heb u gezegd dat u beter weg kon blijven.'
'Ik maakte me ongerust.'
'Daar hebt u alle reden toe, zijn toestand is kritiek.'
'Kan hij praten?' Ze durfde het nauwelijks te vragen. Salam Najeb had
inmiddels echter begrepen dat het zinloos was door te hameren op de slechte gezondheidstoestand van zijn patiënt. 'Morgen wellicht, als hij deze crisis doorstaat.'
'De mannen moeten zien... nou ja, dat hij in orde is, dat hij een gesprek kan voeren, al is het kort.'
'Ik kan geen wonderen verrichten.'
'Ik wil niet dat de droom van mijn grootvader in rook op gaat.'
'Wat voor droom mag dat wel zijn?' vroeg de arts berustend.
'U weet wat we hier aan het doen zijn. We zijn op zoek naar kleitabletten die een revolutie teweeg zullen brengen in de wereld van de archeologie en de geschiedenis van de mensheid. Die tabletten vormen samen een bijbel, een Stenen Bijbel.
'Veel mensen sterven voordat ze hun dromen hebben waargemaakt.'
'Mijn grootvader houdt vol tot het bittere eind, hij geeft niet op, nooit.'
'We zullen het morgen bekijken, als hij dan nog leeft, tenminste. Laat hem nu met rust. Als er iets in zijn toestand verandert, laat ik u meteen roepen.'
'Wilt u dat heel discreet doen, alstublieft?'
'Een van de redenen waarom uw grootvader me hier heeft laten komen is mijn vermogen tot zwijgen.'
29
Picot was tot een besluit gekomen. In feite hadden Fabian en Marta hem op het idee gebracht. Nu ze hun terugkeer niet langer konden uitstellen, moesten ze in elk geval zorgen dat ze zo veel mogelijk voorwerpen met zich meenamen: de basreliëfs, tabletten, zegels, bulla's en calculi... het was een rijke oogst.
Wat Marta voor ogen had was een grote tentoonstelling met steun van de een of andere universiteit, bij voorkeur de Complutense in Madrid, in samenwerking met een particuliere stichting die bijvoorbeeld de opbouwkosten op zich wilde nemen.
Fabian vond dat ze hun werk wereldkundig moesten maken, gezien de grote kans dat er niets van de tempel over zou blijven vanwege de oorlog. Daarom dacht hij, evenals Marta, dat ze hun ontdekkingen een meerwaarde moesten toekennen, niet alleen door middel van een expositie, maar ook door het uitbrengen van een boek, verlucht met foto's van Lion Doyle, tekeningen, kaarten en verklarende teksten van alle expeditieleden.
Om de ideeën van zijn vrienden te realiseren moest Picot Achmed ervan zien te overtuigen dat het een goede zaak was de vondsten mee te nemen, Irak uit. Dat kon weleens lastig worden, ze maakten tenslotte deel uit van het historisch erfgoed van het land; onder deze omstandigheden zou geen functionaris van Saddam het wagen toestemming te geven ook maar het kleinste klompje klei uit te lenen aan de landen die hem de oorlog hadden verklaard.
Hij vermoedde dat Tannenberg zijn invloed wellicht kon aanwenden om Saddam zover te krijgen de schatten zolang in bewaring te geven aan het team. Hij was bereid alles te ondertekenen wat nodig was om te garanderen dat alle voorwerpen uiteindelijk naar het land zouden terugkeren zodra het veilig was.
Het was duidelijk dat Alfred Tannenberg en zijn kleindochter hun doel niet hadden bereikt: de Stenen Bijbel was niet gevonden. Derhalve zou hij zijn hulp kunnen weigeren, of alleen toestemmen mits ze wilden doorwerken, maar je moest wel gek zijn wilde je in een land blijven waar elk moment de oorlog uit kon breken.
Toen de leden van het team zich na het avondeten over het kamp verspreidden, nodigden Picot, Marta en Fabian Lion Doyle en Gian Maria uit om aanwezig te zijn bij het onderhoud met Achmed en Clara.
Hij had een diepe genegenheid opgevat voor de priester en ook Lion Doyle mocht hij graag. Hij was altijd goedgehumeurd en bereid een handje te helpen waar het nodig was. Daarbij was hij intelligent, iets wat Picot altijd wist te waarderen.
Het viel hem op dat Clara nerveus en afwezig was en Achmed leek gespannen. Hij vermoedde dat het echtpaar ruzie had gehad en zich groot wilde houden tegenover de teamleden, die in feite vreemden voor hen waren.
Achmed, we zouden graag van jou willen horen hoe de zaken ervoor staan; de verslaggevers waren ervan overtuigd dat de oorlog elk moment kon uitbreken.'
Achmed Hoessein! gaf niet direct antwoord. Hij stak kalm een Egyptische sigaret op, blies de rook genietend uit en koos toen zorgvuldig zijn woorden.
'Tja, wij zouden ook heel graag willen weten of jullie ons gaan aanvallen en vooral wanneer.'
'Toe Achmed, draai er niet omheen, dit is een serieuze kwestie. Wanneer denk je dat we hier weg moeten en welk evacuatieplan heb je voor ons opgesteld bij een verrassingsaanval,' drong Picot aan. Hij begon zich ongemakkelijk te voelen.
'Ik weet dat diverse landen zich sterk maken om een gewapend conflict te voorkomen. Wat ik niet weet, beste vrienden, is of hen dat gaat lukken. Wat jullie betreft... ik kan niet voor jullie beslissen wat jullie moeten doen. Jullie zijn even goed op de hoogte van de politieke situatie als ik. Jullie geloven me misschien niet, maar we beschikken over weinig meer informatie dan jullie zelf, afgeleid uit de westerse communicatiemiddelen. Ik kan niet bevestigen dat er oorlog komt, het tegenovergestelde evenmin. Je begrijpt dat vanuit mijn standpunt bezien Bush de zaak te veel op de spits drijft en dus... wel, naar mijn bescheiden mening is de kans dat die oorlog er komt zeer groot. Wat het tijdstip betreft... dat hangt af van het moment waarop zeer klaar voor zijn.'
Yves en Fabian wisselden een blik van verstandhouding over dit negatieve betoog van Achmed. In deze cynische, gladde man herkenden ze niets van de efficiënte, intelligente archeoloog waarmee ze enkele maanden
geleden te maken hadden gehad. Ze hadden sterk het gevoel dat hij hen voorloog.
'Wil je er alsjeblieft niet omheen draaien?' drong Picot geïrriteerd aan. 'Ik wil weten wanneer jij denkt dat we hier weg moeten.'
'Zodra je weg wilt, zal het me een genoegen zijn jullie vertrek uit Irak te bespoedigen.'
'Wat gebeurt er als de oorlog uitbreekt, stel dat het vannacht gebeurt? Hoe haal je ons hier dan uit?' vroeg Fabian.
'Dan zal ik proberen helikopters te regelen, maar het is niet zeker dat we daarover kunnen beschikken als we onder vuur liggen.'
'Je adviseert ons dus te vertrekken,' constateerde Marta.
'Volgens mij is de situatie kritiek, maar ik kan niet voorzien wat er gaat gebeuren. Als jullie mijn raad willen horen, zal ik je die geven: zorg dat je weg bent voor het niet meer kan.'
'Hoe denk jij erover, Clara?' wilde Marta weten.
'Ik wil niet dat jullie vertrekken; ik denk dat we de Stenen Bijbel hier zullen vinden, ik heb het gevoel dat we er vlakbij zijn, maar we hebben meer tijd nodig.'
'Clara, het enige waar we niet over beschikken is tijd,' zei Picot. 'Het gaat nu om de realiteit, niet om onze wensen en dromen.'
'Beslissen jullie maar, het doet er toch niet toe wat ik ervan vind.'
'Yves, doet het ertoe wat ik ervan vind?' vroeg Lion Doyle.
'Ja, natuurlijk. Ik heb je hierbij uitgenodigd omdat ik je mening wil horen, dat geldt ook voor Gian Maria.'
'We moeten hier weg. Je hoeft geen doorgewinterde journalist te zijn om te weten dat de Verenigde Staten gaan aanvallen. De informatie van mijn vrienden van de pers laat er geen twijfel over bestaan. Frankrijk, Duitsland en Rusland hebben de strijd verloren bij de Verenigde Naties en Bush bereidt al maanden een gewapend conflict voor. De militaire staf van het Pentagon weet dat dit de beste periode is om een oorlog in zo'n land als dit te beginnen. Het klimaat is een bepalende factor, dus ik weet vrijwel zeker dat het elk moment kan losbarsten; het moet een kwestie van weken zijn, op z'n hoogst een maand.
Het kan zijn dat Clara gelijk heeft en dat jullie die tabletten, die Stenen Bijbel, wellicht hier kunnen vinden, maar jullie hebben geen tijd meer om ernaar te zoeken, dus ik raad jullie aan het kamp zo snel mogelijk af te breken en te vertrekken. Als de bombardementen eenmaal begonnen zijn, zijn wij het minste probleem van Saddam. Hij laat ons aan ons lot over, ik denk ook niet dat hij helikopters stuurt om ons hieruit te halen, maar zelfs al deed hij dat wel, dan zou het levensgevaarlijk zijn, met Amerikaanse bommenwerpers in de lucht. Ook een tocht over de weg staat dan gelijk aan zelfmoord. Wat mij betreft, ik maak me op voor vertrek, hier kan ik toch niet zo gek veel meer uitrichten.'
Lion stak een sigaret op. Ze hadden hem zwijgend aangehoord en niemand reageerde op zijn betoog. Uiteindelijk nam Gian Maria het woord.
'Lion heeft gelijk... ik denk ook dat jullie beter kunnen vertrekken.'
'Jullie? Wat bedoel je? Wil jij blijven?' wilde Marta weten.
'Ik blijf hier zolang Clara blijft. Ik wil haar helpen.'
Achmed keek de priester onderzoekend aan. Hij wist dat hij Clara overal volgde en als een trouwe hond in haar buurt bleef, maar dat hij bij haar wilde blijven in een land dat op het punt van oorlog stond was op zijn zachtst gezegd verwarrend. Hij wist zeker dat er niet meer tussen zijn vrouw en de jonge priester was dan vriendschap, maar wat Gian Maria dan wel bewoog was hem een raadsel.
'We zullen je raad opvolgen, Lion. Morgen beginnen we met opruimen, we zenden alles naar Bagdad en van daaruit vliegen we naar huis. Wanneer denk je dat je ons hier weg kunt halen?' vroeg Picot aan Achmed.
'Laat het me weten zodra jullie klaar staan.'
Fabian schraapte zijn keel en keek Marta aan, op zoek naar steun. Hij wilde niet zonder meer opstappen, maar Picot leek vergeten te zijn wat hij wilde voorstellen: de vondsten van de expeditie in Safran meenemen naar het buitenland.
'Yves, misschien moet je Achmed vragen wat de mogelijkheden zijn om een expositie samen te stellen van de tabletten, de basreliëfs... enfin, alles wat we gevonden hebben.'
'Ja, dat is waar ook. Achmed, Fabian en Marta hadden het idee dat we de vondsten in Safran onder de aandacht moeten brengen van de wetenschap. Je weet dat hetgeen we hier hebben aangetroffen van onschatbare waarde is. We dachten aan een reizende, internationale tentoonstelling. We gaan op zoek naar fondsen bij universiteiten en particuliere instellingen. Jij zou ons kunnen helpen de tentoonstelling op poten te krijgen, samen met Clara, uiteraard.'
Achmed dacht koortsachtig na. De Fransman vroeg hem in feite of hij alles wat ze gevonden hadden mocht meenemen, simpel als wat. Er ging een steek van verbittering door hem heen. Veel van de gevonden kunstvoorwerpen waren al verkocht aan particuliere verzamelaars, die reikhalzend uitkeken naar de aankomst van hun nieuwe bezit. Clara wist dat natuurlijk niet, zelfs Alfred Tannenberg was er niet van op de hoogte, maar Paul Dukais van Planet Security, was er zeer uitgesproken over geweest in zijn laatste onderhoud met Yasir. Dankzij de uitgebreide reportages in Scientific Archeology waren verzamelaars goed op de hoogte van de objecten die naar boven waren gehaald; ze hadden contact opgenomen met hun tussenpersonen en waren uiteindelijk doorverwezen naar het kantoor van Robert Brown van de stichting Mundo Antiguo, de schijnfirma waarachter de smerige handel schuilging van George Wagner, Frank Dos Santos en Enrique Gómez, Alfreds handlangers.
'Dat is onmogelijk,' stelde Achmed Hoesseini beslist.
'Ik weet dat het moeilijk is, zeker gezien de huidige situatie, maar jij bent archeoloog, je weet hoe belangrijk de ontdekking van deze tempel is. Als we de vondsten hier achterlaten... wel, dan heeft al ons werk, al die maanden die we erin geïnvesteerd hebben, geen enkele zin gehad. Als je ons wik helpen begrip te kweken bij je superieuren over het belang deze opgraving wereldwijd bekendheid te geven, zal dit land daar als eerste van profiteren. Alles komt uiteraard weer terug naar Irak, maar laat de wereld er eerst kennis van nemen, middels een reizende expositie die Parijs, Madrid, Londen, New York en Berlijn aandoet. De regering zou jou kunnen aanstellen als commissaris van de expositie namens Irak. We willen niets stelen, we willen alleen dat de wereld ziet wat we gevonden hebben. We hebben hard gewerkt, Achmed.'
Picot zweeg, hij begreep uit een gebaar van Achmed dat hij wilde reageren, maar voordat hij iets kon zeggen, nam Clara het woord. 'Professor Picot, waar blijf ik in dit verhaal?'
'Neem me niet kwalijk, zonder jou waren we nooit zover gekomen. Zonder jou was deze hele expeditie niet mogelijk geweest. Ik zie je echt niet over het hoofd, hoe zou ik dat kunnen?
We zijn hier dankzij jou, Clara. Daarom wil ik je vragen de opgravingen te staken en met ons mee te komen. Jij maakt een fundamenteel deel uit van onze plannen, we hebben je nodig om de tentoonstelling voor te bereiden, lezingen te geven, deel te nemen aan seminars en de expositie te begeleiden waar hij ook naartoe gaat. Maar we kunnen niets doen als je echtgenoot niet voor elkaar krijgt dat de regering toestemming verleent de vondsten Irak uit te halen.'
'Misschien krijgt mijn echtgenoot het niet voor elkaar, maar mijn grootvader wel.'
Clara's stelling verbaasde niemand. Picot had zich al voorgenomen met Alfred Tannenberg van gedachten te wisselen als Achmed te veel tegenstand bood. De lange maanden in Irak hadden hem geleerd dat er maar één man was die alles naar zijn hand kon zetten in dit land en dat was Alfred Tannenberg.
'Het zou geweldig zijn als Achmed en jouw grootvader de regering ervan konden overtuigen dat het van groot belang is dat we de schatten die de grond van Safran eeuwenlang bewaard heeft aan de hele wereld laten zien,' zei Picot diplomatiek.
Het leek Achmed niet slim de strijd aan te binden met Clara en al helemaal niet met Picot. Hij kon beter proberen tijd te winnen door te zeggen dat hij alles zou doen wat in zijn macht lag en veinzen dat hij het een wereldidee vond. Daarbij was dit misschien zijn kans om Irak uit te komen. Picot wierp hem onverwacht de perfecte dekmantel in zijn schoot. Het probleem was dat veel van de aangetroffen kunstvoorwerpen het
Midden-Oosten nooit zouden verlaten, noch met hem, noch met Picot.
'Ik zal alles in het werk stellen om de minister van het belang hiervan te overtuigen,' verklaarde Achmed.
'De minister is niet voldoende, je moet met Saddam praten. Hij is de enige die toestemming kan geven voor het meenemen van kunstvoorwerpen uit Irak, zeker als het oudheden betreft,' zei Clara.
'Ga je dan met ons mee?' vroeg Marta verheugd.
'Nee, voorlopig niet, maar ik vind het een geweldig idee de wereld te laten zien wat we in Safran naar boven hebben gehaald. Ik blijf hier, ik weet dat die kleitabletten hier ergens liggen. Bovendien krijgen jullie niets mee voordat er een contract is opgesteld waarin duidelijk staat vermeld hoe en door wie deze expeditie mogelijk is gemaakt,' zei Clara snibbig.
Ze bleven nog een tijdje zitten om te bespreken wat prioriteit had voor hun vertrek uit Irak en maakten hoopvolle plannen voor de inrichting van hun tentoonstelling.
Er heerste diepe stilte in het kamp toen Clara, vergezeld door Gian Maria, naar haar huisje liep, wetende dat Fatima daar op haar zat te wachten. Achmed was ongemerkt het veldhospitaal in geglipt waar hij de nacht zou doorbrengen.
'Heb je slaap?' vroeg ze aan Gian Maria.
'Nee. Ik ben wel moe, maar op dit moment zou ik geen oog dicht kunnen doen.'
'Ik hou van de nacht, ik geniet van de stilte, het is het beste moment van de dag om na te denken. Ga je mee naar de vindplaats?' Nu?' Gian Maria keek haar verbouwereerd aan.
'Ja, nu. Het is vervelend dat ik altijd twee lijfwachten bij me heb zoals je ^eet, maar daar ben ik van jongs af aan gewend, dus als ik niet aan ze kan ontsnappen, vergeet ik ze gewoon.'
'Goed dan, als je wilt, ga ik met je mee. Nemen we de auto?'